 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
05-03-2015 |
Avondlied. Alice Nahon |
In de hagen, daar begon
zachtjes iets te spreken,
wat niets anders wezen kon,
dan een windgebedeken.
Over het oude hof viel,
wat geen zang kan zeggen,
wat een avond in uw ziel,
zelf moet nederleggen.
Over een wieg vlocht een vrouw,
zalige douwdidouwkens,
aan de hemelen verre gouw,
bloemden wat kersouwkens
05-03-2015, 09:21
Geschreven door André 
|
|
 |
04-03-2015 |
Mist. Alice Nahon |
Deze dag is lijk een moede man,
die langs een straat grijs en stil,
zijn droefenis niet kroppen kan,
maar toch niet schreien wil.
Over de mulle wegen zweeft,
een waas van onverschilligheid,
een vrouw die zich zonder liefde geeft,
en heengaat zonder spijt.
Daar zeeft wat zonne-lichternis,
door het miezerig mistgordijn,
een ziel die niet zo triestig is,
maar toch niet blij kan zijn.
Ik ben bang dat eens ik dezelfde word,
gelijk deze overtrokken dag,
een kind dat nimmer tegenmort,
maar nooit meer zingen mag.
04-03-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-03-2015 |
Het uur van de getijden. Alice Nahon |
Daar is in iedere zustercel,
bij het ronken van de wekkerbel,
een vaag gerucht begonnen,
het is het mompelen van gebeden,
de kloosterkerk wacht beneden,
haar stille, vroege nonnen.
Zij komen van de donkere trap,
in zwart habijt en witte kap,
een beetje voor de vieren,
daar hangt in menige vensterspleet,
van de gaanderijen diep en breed,
een kwaaie wind te gieren.
Zij slefferen op hun sloffen voort,
daar spreekt geen één een luttel woord,
hun paternosters rinkelen,
een vale schijn vergeelt hun wang,
aan het einde van de zwarte gang,
staat er een kaars te pinkelen.
Bij pozen kreunt er piepgezeur,
van de zware, antieke kerkedeur,
waardoor hun schimmen glijden,
daar roept door het huis een flauwe bel,
daar brandt een lamp in de kapel,
het is het uur van de getijden.
03-03-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-03-2015 |
Haar laatste vroegmis. Alice Nahon |
Langs de besneeuwde dennenlaan,
zie het gebogen oudje gaan,
het knikt en sjokt en frazelt stil,
in de kap van haar mantil:
"het is hoog tijd, het is al geluid,
overal de lampen uit".
"Ik kom te laat, de eerste keer
van heel mijn leven", zegt ze verontrust,
en telkens heeft zij als boete weer,
haar paternosterkruis gekust.
De mis is uit, een zwarte rij
van vrouwen, oud en stram als zij,
het lijkt een bedevaart iedere dag,
haar troost, dat zij eens sterven mag.
02-03-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-03-2015 |
Herfst. Alice Nahon |
Achter de oude kloosterwoning,
hing wat rode zon,
onder goud getinte linde,
bad een jonge non.
Haar gelaten ogen droomden,
onder het blanke doek,
naar de zwarte en rode letters,
van het getijdenboek.
Langs de wegen was geprevel,
van bladeren bruin,
aan haar voeten bogen schraal,
violieren schuin.
Als een dode illusie, die ze
lang vergeten had,
viel op haar jonge handen,
een verschrompeld blad.
01-03-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-02-2015 |
Avondwind. Alice Nahon |
Ik lief wat 's avonds in
de winden hangt te neuren,
die melodieën zonder zin,
die lachen noch en treuren.
Die liedjes tussen lach en leed,
waaruit ik voel gedijen,
wanneer mijn mond geen woorden weet,
gepeinzen om te schreien.
Want zelden zong gij, o winde-lied,
langs grijzende avondwegen,
dat ik van beide mijn wangen niet
iets blinkends weg moest vegen.
En toch ik weet niet, waarom
dat van mijn wimpers parelt,
maar zeg me, waarom schreit een bloem
als het avondt in de wereld?
28-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-02-2015 |
Regendag. Alice Nahon |
Grijs gewelf met grauwe vegen,
koepel van ons huis,
waarom stort gij uw tranen, tegen
het venster van mijn kluis?
Ziet gij niet in beide mijn ogen,
de tranen die ik schrei,
waarom zonder mededogen,
stort gij er de uwe bij?
Tranen lekken langs mijn wangen,
om mijn eigen wee,
zingen dan uw weemoedzangen,
druppels, met mij mee?
Tranen lekken langs de ramen,
van mijn kamerkijn,
druppelen droef, wij schreien samen,
om wat zonneschijn.
27-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-02-2015 |
Eenvoud. Alice Nahon |
Ik voel mijn ziel verwant met kleine simpele dingen,
die op onze wegen staan als bloemen op het veld,
verdoken in het gras, door weinigen geteld,
al dragen zij in hun kelk de zoetste zegeningen.
Ik vind schoonheid overal, maar dat wat zacht perelt
van uit uw moede mond, die luttel woorden vindt:
"goede avond, lieveke, goede nacht, mijn zielekind,"
dat maakt mij zaliger dan de weelde van de wereld.
Zo groeit in mijn gedacht een vrede niet te noemen,
mijn ziel, in schoonheidshuis, niet één mysterie vindt,
want al wat schoonheid is, met simpelheid begint,
en ik noem het liefde, zaad van alle schoonheidsbloemen.
26-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-02-2015 |
Avond zonnebloemen.Alice Nahon |
Gebogen op uw stengels,
wat staart gij diep en stil,
gij, grote koperen kijkers,
met bronzige pupil.
Wilt gij soms doorpeilen,
mijn leven dat vervliet,
en waar de tijd zijn dagen,
de dag zijn uren liet?
Ik huiver van uw staren,
het is of gij me doorgrondt,
of gij in mijn ziel wilt zoeken,
het zuchten van mijn mond.
Toch zult gij het nimmer vinden,
al wat leeft en lijdt,
het mysterie van de ziel,
het mysterie van de tijd.
Zo schittert iedere avond,
het gulden zon geblomt,
als klare vraag-tekens,
waarop geen antwoord komt.
25-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-02-2015 |
Deemstering. Alice Nahon |
Het deemstert ginder buiten,
een goedheid zonder naam,
ik tuur door regenruiten,
en vouw mijn handen saam.
O, ik droom en bidt en luister,
bij deemstering zo graag,
mijn kamertje wordt duister,
de vormen worden vaag.
Het deemstert in mijn ogen,
ik voel ze minder klaar,
heel zacht bewaasd, bewogen,
alsof een traan er waar.
Toch welt, door wee en grief,
een woordeloze bede,
ik peins aan u, mijn lief,
ginds in de dode stede.
Mijn hoofd hangt gebogen,
mijn woning wordt zwart,
het deemstert in mijn ogen,
het deemstert in mijn hart.
24-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-02-2015 |
Avondklacht. Alice Nahon |
O, wat er in de avond ligt,
herdenken je bleek gezicht,
en de oude zangen,
dat maakt mijn lippen sprakeloos,
zoals bij het sterven van een roos,
mijn stem blijft hangen.
O, wat er in uw ogen ligt,
bij het fulpen, gazig schemerlicht,
van zucht doorzongen,
dat legt iets triestigs in mijn lied,
en schoonheid in mijn stil verdriet,
om u, mijn jongen.
O, wat er op mijn lippen ligt,
ik wou het u in het deemster licht,
zo gaarne zingen,
maar het is gaan slapen in mijn ziel,
wijl zachtjes het zwijgen viel,
op al de dingen.
23-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-02-2015 |
Rozen. Alice Nahon |
Terwijl door de enge, kale kamer,
zachtjes de schemering gleed,
lagen dicht bij mij wat rozen,
als een lachje door mijn leed.
Buiten zongen de winden liederen,
langs mijn oude vensternis,
"zalig is het een ziel te vinden,
die aan het schoon verbonden is."
Innig vroeg ik aan de hemel,
ik, die zelf uw ziele zocht,
aan de hemel, aan de rozen,
dat ik u vergeten mocht.
Gij, een kind van het vrije leven,
waar men kust en lieft en lacht,
ik, alleenig bij wat rozen,
die ik mag zoenen voor de nacht.
Zo, mijn lippen op die bloemen,
bleef ik toeven innig lang,
tot mijn hoofd zich nedervlijde,
op de marmeren vensterbank.
Daar, op hetzelfde klein plekje,
waar ik zo vaak gelaten bad,
schreide ik bitter bij die rozen,
die ik van u gekregen had.
22-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-02-2015 |
Nacht deuntje. Alice Nahon |
Om mijn kluis,
windgesuis,
onder het open raam,
bladgetril,
prevlend stil,
als een bede, uw naam.
Ginder hoog,
bloemenboog,
op mijn peluw licht,
bleke lijn,
weemoed schijn,
van het maangezicht.
Ik tuur weer,
iedere keer,
naar die zilveren stoet,
want ik weet,
liefdeleed,
dat mij bidden doet.
Wat doortrilt,
er de stilt,
van mijn kamerkijn,
het is het gerucht,
van een zucht,
om bij u te zijn.
21-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-02-2015 |
Aralia Japonica. Alice Nahon |
Aralia Japonica= Vingerplant
Mijnheer Van Orshoven komt straks,
hij kent de schone namen,
van de bomen in het Zoniënbos,
en de bloemen voor de ramen.
Hij geeft zijn les niet uit een boek,
wij luisteren daar zo gaarne naar,
hij griffelt rode rozen,
op een jonge kerselaar.
Mijnheer Van Orshoven spreekt schoon,
hij draagt ook schone kleren,
Aralia Japonica,
dat leert hij marcoteren.
Hij gaat met ons wijl in de hof,
of in de plezante serren,
dan klept het soms ineens voor het lof,
dat hebben wij niet gern.
En in mijn kerkboek zie ik dan,
over de letters komen,
Aralia Japonica,
de namen van de bomen
20-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-02-2015 |
Het poortje. Alice Nahon |
O God, wat wordt dar poortje klein,
daar in die grote muur, muur, muur,
de zotte wilde wijngaard,
die groeit daar op de duur,
zo helemaal, helemaal over,
daar schiet niets meer van over,
wat zit dat poortje daar alleen,
achter de wijngaard met zijn hart van steen.
Wanneer ik voor de landbouwles,
mijn arbeid heb verricht,
dan kom ik soms de bladeren,
wat wegdoen van zijn gezicht.
Dan knik ik soms: hela,
dag poortje, tot straks,
nu moet Alice naar boven,
gaan studeren in de klas.
Maar als de vakantie gedaan is,
dan gaat de wijngaard dood,
dan vallen al zijn bladeren,
dan komt weer het poortje bloot.
Dan zie ik weer mijn vriendje,
van op mijn bank in de klas,
o blauw, o schoon fijn poortje,
dat mij zo dierbaar was.
19-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-02-2015 |
Alfa-Laval. Alice Nahon |
De drie afromers staan als mensen,
in onze melkerij.
De eerste steekt zijn arm omhoog,
de andere lacht naar mij,
met zijn grote, blinkende kop.
De laatste is een kwade pop,
die schreeuwt het hele huis bijeen,
wanneer wij haar proberen.
Wij spreken haar al niet meer aan,
en Soeur Germain zegt: laat haar staan.
Alfa-Laval, gij kwaad orgaan,
gij zult naar het kapittel gaan,
gij moet manieren leren.
18-02-2015, 00:14
Geschreven door André 
|
|
 |
17-02-2015 |
Zuster Henriette. Alice Nahon |
Zuster Henriette leest in het latijn,
terwijl wij de melk ontleden,
hoe schoon toch kan somwijlen zijn,
een boek met nonnengebeden.
Wat zijn die letters schoon gedaan,
met krollen en met strikjes aan,
aan elk gebed, in het begin,
steekt overal een takje in.
Ik loer heel rap, ik loer heel rap,
over zuster Henriette haar kap,
zij is daarom op mij niet boos,
zij is zo lief, zo goed altoos.
Zij zegt alleen: Alice kindlief,
ga nu maar gauw naar uw melkgerief,
Zuster Henriette, o zustertje lief,
zuster Henriette, zij heeft ons lief.
Zij doet het schone boekje toe,
dat blinkt van in haar zak te steken,
en buiten op daar staat Ave,
een kruisje en een klein boekeetje.
17-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-02-2015 |
Muziek op het bord. Alice Nahon |
Op de draden van de telefoon,
zit een rij van mussen,
en van ieder musje daar,
staat de naam ertussen,
het is het geschrift van Soeur Cecile,
die de mussen doen zingen wil.
Eén mus zingt niet meer mede,
zij is gevallen naar beneden,
zij is van de draad getrapt,
daarom is zij uitgekrapt,
"do" wil zeker zeggen dood...
zij zal sterven in de goot.
Sterven in de goot van het bord,
bij het krijt en bij de vod,
musje lief, ge mocht nog leven,
waart gij op de draad gebleven,
maar misschien, ge kunt niet weten,
heeft men u daaraf gesmeten,
musje lief, hoe droef voor u,
musje lief, ik denk aan u.
Antwerpen 1986- 1933
16-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-02-2015 |
De nachtegaal. Guido Gezelle |
Ach moeder, is dat nu
de nachtegaal,
waarvan gij moeder, mij zo
menigmaal
vertelde, dat hij voor
de zon zingt,
en na de zon, zoetjes
avondklinkt?
Dat hij bruin is van kleur, en
eieren legt,
in leeg gebouwde nesten?
Moeder zegt,
wanneer hij vroeg of laat uit
minnen gaat,
is het waar, dat hem een loze
geur verraadt?
Dat menig slecht gemutste
speelman,
daar schielijk kreeg een kwade
keel?
Maar dat hij reuk, lucht, noch
liedjes geeft,
zodra hij eens zijn huis
vol kinderen heeft.
15-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-02-2015 |
Onschuldige bomen. Guido Gezelle |
Tu es ille vir = Gij zijt deze man
Hoe laat gij onschuldige bomen, de hand
omhoog in uw heerlijke kruinen gestegen, u
schenden door splierders? Hoe laat gij de tand
van kwetsende sporen, in de lenden geslagen,
u wondervol stampen? Hoe laat gij het staal,
u kappen en happen, dat het klakt in de verte,
hoe staan u de jeugdigste takken van het hart,
zo dwee allemaal.
Gij draagt die u leed doet, gij houdt die u kwelt,
de lijdende boezem omhoog. Waarom
verduldige bomen, dat nijdig geweld
niet nedergestort voor uw voeten? Gij domme
verdragers van hem, die gij weren kunt, ...op.
Laat scheuren die tak van het gewicht, hij breke
de hals op de grond, of versmoort in de beek
zijn roekeloze kop.
O Heer, Gij draagt mij, die kwellende U ben
zo dikwijls, Gij houdt mij omhoog geheven,
de afgrond beneden mij, en ik ducht niet, en,
ik sla die mij in het daglicht gedoogt, en in het leven.
Ik sla en Gij geneest, Gij bewaart, Gij voorziet
vol krachten de eerloze arm, die U kwetste.
O Heer, om uw Goddelijke liefde,
gramt u toch niet.
14-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|