 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
20-02-2015 |
Aralia Japonica. Alice Nahon |
Aralia Japonica= Vingerplant
Mijnheer Van Orshoven komt straks,
hij kent de schone namen,
van de bomen in het Zoniënbos,
en de bloemen voor de ramen.
Hij geeft zijn les niet uit een boek,
wij luisteren daar zo gaarne naar,
hij griffelt rode rozen,
op een jonge kerselaar.
Mijnheer Van Orshoven spreekt schoon,
hij draagt ook schone kleren,
Aralia Japonica,
dat leert hij marcoteren.
Hij gaat met ons wijl in de hof,
of in de plezante serren,
dan klept het soms ineens voor het lof,
dat hebben wij niet gern.
En in mijn kerkboek zie ik dan,
over de letters komen,
Aralia Japonica,
de namen van de bomen
20-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-02-2015 |
Het poortje. Alice Nahon |
O God, wat wordt dar poortje klein,
daar in die grote muur, muur, muur,
de zotte wilde wijngaard,
die groeit daar op de duur,
zo helemaal, helemaal over,
daar schiet niets meer van over,
wat zit dat poortje daar alleen,
achter de wijngaard met zijn hart van steen.
Wanneer ik voor de landbouwles,
mijn arbeid heb verricht,
dan kom ik soms de bladeren,
wat wegdoen van zijn gezicht.
Dan knik ik soms: hela,
dag poortje, tot straks,
nu moet Alice naar boven,
gaan studeren in de klas.
Maar als de vakantie gedaan is,
dan gaat de wijngaard dood,
dan vallen al zijn bladeren,
dan komt weer het poortje bloot.
Dan zie ik weer mijn vriendje,
van op mijn bank in de klas,
o blauw, o schoon fijn poortje,
dat mij zo dierbaar was.
19-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-02-2015 |
Alfa-Laval. Alice Nahon |
De drie afromers staan als mensen,
in onze melkerij.
De eerste steekt zijn arm omhoog,
de andere lacht naar mij,
met zijn grote, blinkende kop.
De laatste is een kwade pop,
die schreeuwt het hele huis bijeen,
wanneer wij haar proberen.
Wij spreken haar al niet meer aan,
en Soeur Germain zegt: laat haar staan.
Alfa-Laval, gij kwaad orgaan,
gij zult naar het kapittel gaan,
gij moet manieren leren.
18-02-2015, 00:14
Geschreven door André 
|
|
 |
17-02-2015 |
Zuster Henriette. Alice Nahon |
Zuster Henriette leest in het latijn,
terwijl wij de melk ontleden,
hoe schoon toch kan somwijlen zijn,
een boek met nonnengebeden.
Wat zijn die letters schoon gedaan,
met krollen en met strikjes aan,
aan elk gebed, in het begin,
steekt overal een takje in.
Ik loer heel rap, ik loer heel rap,
over zuster Henriette haar kap,
zij is daarom op mij niet boos,
zij is zo lief, zo goed altoos.
Zij zegt alleen: Alice kindlief,
ga nu maar gauw naar uw melkgerief,
Zuster Henriette, o zustertje lief,
zuster Henriette, zij heeft ons lief.
Zij doet het schone boekje toe,
dat blinkt van in haar zak te steken,
en buiten op daar staat Ave,
een kruisje en een klein boekeetje.
17-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-02-2015 |
Muziek op het bord. Alice Nahon |
Op de draden van de telefoon,
zit een rij van mussen,
en van ieder musje daar,
staat de naam ertussen,
het is het geschrift van Soeur Cecile,
die de mussen doen zingen wil.
Eén mus zingt niet meer mede,
zij is gevallen naar beneden,
zij is van de draad getrapt,
daarom is zij uitgekrapt,
"do" wil zeker zeggen dood...
zij zal sterven in de goot.
Sterven in de goot van het bord,
bij het krijt en bij de vod,
musje lief, ge mocht nog leven,
waart gij op de draad gebleven,
maar misschien, ge kunt niet weten,
heeft men u daaraf gesmeten,
musje lief, hoe droef voor u,
musje lief, ik denk aan u.
Antwerpen 1986- 1933
16-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-02-2015 |
De nachtegaal. Guido Gezelle |
Ach moeder, is dat nu
de nachtegaal,
waarvan gij moeder, mij zo
menigmaal
vertelde, dat hij voor
de zon zingt,
en na de zon, zoetjes
avondklinkt?
Dat hij bruin is van kleur, en
eieren legt,
in leeg gebouwde nesten?
Moeder zegt,
wanneer hij vroeg of laat uit
minnen gaat,
is het waar, dat hem een loze
geur verraadt?
Dat menig slecht gemutste
speelman,
daar schielijk kreeg een kwade
keel?
Maar dat hij reuk, lucht, noch
liedjes geeft,
zodra hij eens zijn huis
vol kinderen heeft.
15-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-02-2015 |
Onschuldige bomen. Guido Gezelle |
Tu es ille vir = Gij zijt deze man
Hoe laat gij onschuldige bomen, de hand
omhoog in uw heerlijke kruinen gestegen, u
schenden door splierders? Hoe laat gij de tand
van kwetsende sporen, in de lenden geslagen,
u wondervol stampen? Hoe laat gij het staal,
u kappen en happen, dat het klakt in de verte,
hoe staan u de jeugdigste takken van het hart,
zo dwee allemaal.
Gij draagt die u leed doet, gij houdt die u kwelt,
de lijdende boezem omhoog. Waarom
verduldige bomen, dat nijdig geweld
niet nedergestort voor uw voeten? Gij domme
verdragers van hem, die gij weren kunt, ...op.
Laat scheuren die tak van het gewicht, hij breke
de hals op de grond, of versmoort in de beek
zijn roekeloze kop.
O Heer, Gij draagt mij, die kwellende U ben
zo dikwijls, Gij houdt mij omhoog geheven,
de afgrond beneden mij, en ik ducht niet, en,
ik sla die mij in het daglicht gedoogt, en in het leven.
Ik sla en Gij geneest, Gij bewaart, Gij voorziet
vol krachten de eerloze arm, die U kwetste.
O Heer, om uw Goddelijke liefde,
gramt u toch niet.
14-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-02-2015 |
Lentegroen.Guido Gezelle |
Er is lentegroen genoeg,
voor honderdduizend ogen,
helaas heb ik er,
o grondig groene zee,
maar twee,
wie kan er moedeloos,
de dwang mij doen gedogen,
van hetgeen mij tegenhoudt,
een tocht in al dat groen,
te doen?
Gij vlerkendragend volk,
gij allerhand gezwinde,
doorvliegers van de lucht,
de lieve lente lacht,
zo zacht,
en gij, gij vliegt haar
tegemoet, bij lork en linde,
in het nieuwgeboren gras,
in het onkruid en in het riet,
ik niet.
Gij bijen ongeteld,
gij tienmaal honderdduizend,
in het rood, in het geel, in het blauw,
gepinte vlinders, haait
en draait,
en drentelt op en neer,
eer het zonlicht, verhuizend
naar hier, u, het lieve groen,
en mij, de moede nacht,
ontkracht.
O grondig groene zee,
ik ben vissende op de baren,
van uw oneindigheid
van groen, en mijn gewin,
daarin,
verheugt mijn arm hart,
om hetgeen ik laat varen,
om hetgeen ik vangen kan,
en God gebenedijd,
mij zijt.
13-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-02-2015 |
Weldadig zonneweer. Guido Gezelle |
Weldadig zonneweer,
hoe lang heeft ons verlangen,
gewacht naar uw troost,
geveterd en gevangen,
in 's winters lastigheid,
zal het zomer zijn voortaan,
of zult gij, weder hier,
o zon, u duiken gaan.
De mensen danken u
volmondig, en de hoven,
in het eerst aanschouwde groen,
u dankbaarheid beloven,
de vogels vliegen los
en blij, het kweekvee,
ontdonkerd hier en daar,
de staldeur openstaat.
Daar davert dwars door
elk wezen, daar zijn stralen
van louter levendigheid,
die uit de hemel dalen,
of wat, ontdekt het mij,
wat is die gele stroom,
die alles blij zijn doet,
hetzij mensen, dier of boom.
Het is zonneweer, het is,
het is zomer, al het geleden,
al het uitgedroogde kwaad,
is weg uit lijf en leden,
de zon die lacht en laaft,
het hart is los en vrij
van kommer, alsof er ook
geen dag zonder zon zal zijn.
Wie zal de goedheid dan,
wie de eeuwig onbegonnen
milddadigheid van Hem,
de dageraad aller zonnen,
verstaande, ootmoedigheid
genoeg, op beide knieën
aanbidden? Wie de naam
vol lovend zijn van Hem?
Door de eeuwige eeuwen heen,
geloofd zij het eeuwig wezen,
zij het eeuwig licht geloofd,
zo nu ooit na dezen,
zij het eeuwig liefdevuur,
het leven van het heelal,
geloofd, zolang het is,
of ooit het wezen zal
12-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-02-2015 |
Lentedagen. Guido Gezelle |
O liefelijke lentedagen,
geen schoner dan het sappig groen,
dat de eerst ontwaakte bomen dragen,
dat de eerste lonken wassen doen,
van het ongeweldig zonnewezen,
dat nauwelijks nog de kim ontrezen,
ten avond ebt, al na de noen.
O kostelijke, o lieve stonden,
o vluchtig, o vergankelijk iets,
dat boodschapt en gaat verkonden,
de felle zomers hard gebied,
o mocht het altijd lente worden,
en lente zijn, en lente worden,
het volle jaar, en anders niets.
Doch neen, het kind laat zich niet bedijen,
zal jonkheid worden, onbejaard,
zal mannenkracht, zal vroomheid krijgen,
zal sterven gaan ten gravenwaard,
zo lijkt het al voorbij: dat even
geboren was zal morgen sterven,
ach sterven, wordt elkeen gebaard.
Gij ongeboren alleen, en vrij
van de oude dood, die het al verslindt,
Gij dien ik, neer in het stof, belijd,
dat mij te omarmen reeds begint,
Gij zijt de onvervalste lente, en het leven
dat Gij belooft, dat kunt Gij geven,
onsterfelijke Heer, uw sterfelijk kind.
11-02-2015, 00:16
Geschreven door André 
|
|
 |
10-02-2015 |
Het jonge jaar. Guido Gezelle |
Wie is het, dat blijde en blond gehaard
verschijnsel, dat in het groen getooid,
met lichte tred voorbij mij vaart,
en lover langs de lanen strooit?
Wie helpt er het lieve lentekruid,
dat wegzit en verdoken al,
ten boomgaard en ter graszoden uit,
op het hoge veld, in het lege dal?
Wie is het, die uit de akker haalt
het gepriemel van de korenaar,
die wakker wordt en zegepraalt?
Wie is het? Wie is het? Het jonge jaar.
10-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-02-2015 |
Maagdengroen. Guido Gezelle |
Niet lam en afgeleefd,
maar kroes, en in zijn kreuken,
zo is het loof mij lief,
en het groen van de groene beuken,
die in de zon staan,
en hagewijs geleed,
die nieuwe pracht aandoen,
nu van het lentekleed.
Hoe zuiver is dat groen,
hoe fris, hoe ongenaakt,
met vlugge dons bezet,
die het nog veel schoner maakt.
Dit heet ik maagdengroen,
en mocht het lang na dezen,
zo maagdelijk als nu,
van web en verven wezen.
Doch neen: het onedel stof,
hierboven onbekend,
geschonden hebben zal het,
eer nog de zomer endt.
09-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-02-2015 |
Abeelen 2. Guido Gezelle |
Edel volk, wanneer gij wachttende
langs de weg, en schaduw smeet
op die moe geganen, versmachtende
het zonnevuur, was er iemand die leed?
Iemand? Ach, laat mij het weten
wie het is, die afgemat,
heeft ondankbaar neergezeten,
in de schaduw, leer mij dat.
Meermaals mocht ik adem halen,
vluchten onder het groene dak,
als het zwaard van de zonnestralen,
scherp mij in de lenden stak.
Bomen, in uw loverlaan,
tellende één voor één u al,
's zomers zoete abeelenbaan,
waar ik zelden komen zal.
Het deert mij zo, de abeelenbomen
liggen langs de grachten heen,
die de oude zandweg zomen,
hals en handen afgesneen.
08-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-02-2015 |
Abeelen1. Guido Gezelle |
Versgevelde abeelenbomen,
liggen langs de grachten heen,
die de oude zandweg zomen,
hoofd en armen afgesneen.
Sterke stammen kon dat wezen,
gij die op en in de grond,
met uw voeten vastgevezen,
samen diep, ondelgbaar stond.
Gij die het zwaar geweld der winden,
kreunende op uw kruinen droeg,
die zo lang de boosgezinden,
wintervijand wedersloeg.
Het edel hoofd in twee gespleten,
knoken in de grond geboord,
wie heeft het al u afgebeten,
dat uw schoonheid toebehoort.
Spillen zie ik, en spaanders, dragen,
splinters uit uw hoofdgewaai,
takken uit uw toppen zagen,
kerven al uw tenen taai.
Elk komt hier en wondt en snijdt u,
raapt en rooft met volle hand,
nu dat rondom ver en wijd,
uw hoge kroon ligt in het zand.
Vijandschap aan alle zijden,
woedt om uw ellendigheid,
heeft u ooit in vroeger tijden,
vrede en vriendschap één ontzeid?
07-02-2015, 09:50
Geschreven door André 
|
|
 |
06-02-2015 |
Ware beek. Guido Gezelle |
O stille beek, o stemmenloze beek,
de dichter onbekend, die het
gewentel van uw lijze en loze
losbandigheid, daarhenen giet,
en ik hoor u niet, ofschoon de bazen,
geweldig van uw ratelen razen,
u ware beek, ik hoor u niet.
Ik zie u, vol ten boorde, varen
alhier, aldaar, in het lege land,
hetzij ginder ver, al waar uw baren
de zon leekt als diamant,
hetzij hier, beneden mij, neergekropen,
en doet gij beek, uw mond niet open,
geen stem stoort u, bekenkant.
Gij rept u voort, wijdomgaande,
voor staak en steen, die u de gang
beletten zou, en tegenstaande
u spreken doen, een stonde lang,
het belieft u dat ik waarheid spreek,
snelle beek en stille beek,
uw voeten vast, uw tong is krank.
06-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-02-2015 |
Winterstilte. Guido Gezelle |
Een witte sprei ligt overal,
gespreid over werelds akker,
geen mens is, men zeggen zou,
geen levend hart is wakker.
Het vogelvolk, verlegen en
verlaten,in de takken van de
perenboom te piepen hangt,
daar is niets te pakken.
Het is even stil en stom,
alhier, aldaar, en ondertussen,
hoor ik het kreunen maar,
en het piepen van de mussen.
05-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-02-2015 |
Winternacht. Guido Gezelle |
Hoe zwart staan al de bomen in
de witheid, onverwacht
van het overdadig sneeuwen, dat het
gedaan heeft van de nacht.
Ze staan daar als gekoolzwart, en
met tekenen geprent,
al zwarte en zware staven,
op een eindeloos perkament.
Ze roeren noch ze poeren, en
bij het nachtelijk gestraal,
men zweren zou dat het spoken zijn,
of reuzen allemaal.
De sterren staan en bliksemen
als ogen, ongeteld
van boven, uit de knoppen van
die reuzen vol geweld.
Ze groeien immer groter, en
de witheid van de sneeuw,
verzwaart de zwarte stammen.
Zie, één wordt er twee.
Ik versta nu dat gij van drollen,
en van droezen hebt gedroomd,
wanneer ge Noordse heiligen,
wederziet in het geboomt.
Bij het razen van de winter, en
bij het nijpen van de nacht,
is de oude grimmige reuzensage,
ontstaan in uw gedacht.
04-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-02-2015 |
Het vriest. Guido Gezelle |
Vast in het ijs staan al de beken,
effenboord en volgesneeuwd,
uitgeweerd twee wilgenreken,
weg is het al en witgesneeuwd,
al, dat nog mijn ogen zagen,
amper geleden twee winterdagen.
Weg, en weet ik waar te vinden,
pad en baan is doodgedaan,
snijden doen de snelle winden,
het vogelvolk moet schooien gaan,
mus en merel eten vragen,
zoekende in de dorenhagen.
Deerlijk is de zon aan het zinken,
het beste van de dag is om,
het avondt en de sterren pinken,
schielijk in de hemelkom,
scherpe en sterke ijzen vagen,
het rijspoor van de winterwagen.
Toe zijn al de deuren, dicht
dekt de sneeuw de daken al,
heinde en ver zie ik gezichten,
dat een goedendag mij bieden zal,
duister wordt de lucht, en er jagen
sneeuwvlagen weerom, en vlokkenvlagen.
Nacht en winter samenspannen,
heer zijn ze, en baas, getweeën,
vreugde is uit ons land gebannen,
donker is het, en koud meteen,
wee, nu mensen en dieren klagen,
's winters koude is tanden knagen.
03-02-2015, 08:31
Geschreven door André 
|
|
 |
02-02-2015 |
Lentemaand. Guido Gezelle |
Ik zal mij van te dichten zwichten
zo het mijn hart niet wel een gaat,
wie kan rijpe bezen lezen,
van een tak die droog staat?
Laat de lieve wonnebron,
laat het leutig zonnevuur,
laat de verse bloemen komen,
laat weerom de lente hier.
Dan ja, zal ik genezen wezen,
opstaan en gespannen fel,
of het een klare snare ware,
dichten en de deunen wel.
02-02-2015, 09:38
Geschreven door André 
|
|
 |
01-02-2015 |
Kinderen van de lucht. Guido Gezelle |
O kinderen van de lucht,
gesneeuwde bloemmigheden,
o sterrengepulver, fijn
gevijlsel van kristal.
Zo teer dat schaars gelijfd,
gij weg zijt en verleden,
zo haast ik, waar gij valt,
u volge en adem haal.
Te roekeloos winterdons,
die zichtbaar zijt in het spelen,
met de zonnekrachten, niets
evenaart u hier.
Tenzij, ik moet hoger op,
zal ik een beeld u stelen,
ik moet door de wolken heen,
tot in de hemel schier.
01-02-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|