 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
29-01-2015 |
Zon, o heerlijk. Guido Gezelle |
Zon, o heerlijk handgedaad,
van hoogst eerwaarde handen,
o zon, ziende alom,
doorpeilende alle landen,
doorwerkende, allerfijnst,
de fijnste wasdomwanden,
met leven, licht en groei.
Gegroet zijt gij, wanneer
gij, priemende in de morgen,
het mensdom ontwaken doet,
in blijdschap en in zorgen,
of zendt alwaar gij zinkt,
in paarse doom geborgen,
uw laatste avondgloei.
O diepheid, ongekend,
o rijkheid, onbeschreven,
o wondere weldaadbron,
o schoot, nooit uitgegeven,
vol levenwekkend licht,
vol lichtontwekkend leven,
vol lichaamsgenot en zielsgenot.
Ik zou u aanbidden, waart gij niet,
zoals ik en mijns gelijken,
hetzij sterren, die ik alom
zie aan de hemel prijken,
hetzij vogel, vis of dier,
die land en zee bereiken,
één enkele bloem van God.
29-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-01-2015 |
De blijde zon. Guido Gezelle |
O gulden hoofd van de blijde zon,
volheerlijke, altijd nieuwe bron
van levenskracht,
wie heeft u in die blauwe streken,
het brandend voetspoor uitgesteken,
en voorgedacht?
Gij staat 's morgens op, beneden
het bereik van sterfelijke ogenleden,
en rijzend dan,
verblijdt gij mens en dier en bomen,
en 's avonds laat gij los de tomen,
van uw gespan.
O edele zon, o machtig wezen,
o zienlijke afgezant van Dezen,
die het al beveelt,
wat ben ik, of wat zijt gij, schone,
als, in des Heren schild en kroon,
een wapenbeeld?
Zo kent men aan de ridders wapen,
zijn hofgezin, zijn huis, zijn knapen,
zijn heerlijk slot,
zo kan men aan uw pronksieraden,
o zon, uw edele ridder raden,
zijn naam is God.
28-01-2015, 08:27
Geschreven door André 
|
|
 |
27-01-2015 |
De zon rijst. Guido Gezelle |
De zon rijst,
gaan als balken licht,
dwars door het koor, ze malen
op wand en vloer,
Gods heiligen, in
rode, blauwe en paarse stralen.
Hoe heerlijk is
de kerk nu,
en waard het huis te wezen,
van Hem, die als
de bron wordt
van liefde en licht geprezen.
Van Hem die de zon
en de maan maakte,
die kruid en loof liet groeien,
van Hem, die wij,
vol schoonheid, in
elke bloem zien bloeien.
Verrukkend is het,
de wierookwalm,
in het morgenvuur der vensteren,
te volgen, op
zijn hemelbaan,
doorlaaid van duizend gensteren.
Daar huivert, on-
weerstaanbaar, iets
in 's mensen merg en midden,
dat hemelwaards,
de ziele haalt,
dat knielen doet en bidden.
27-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-01-2015 |
Weerom licht en vuur gestoken. Guido Gezelle |
Weerom licht en vuur gestoken,
blank en blij,
dat het spijts de donkere weken,
helder zij.
Dapper dult en danst, in de oude
schouw het vuur,
en gij boze winterkoude,
vaart ver van hier.
Snel, de moor op het vuur, vaardig
maar gestookt,
het vroegmaal zij de wakkere waardig,
als hij kookt.
Edel vocht, de zinnen sterken
zal het wellicht,
en in het brein twee wondere werken,
vuur en licht.
26-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-01-2015 |
Het is kerstdag. Guido gezelle |
Het is kerstdag, koud en winter,
en de sneeuw ligt hemelbreed,
verkledend alle plaatsen,
in een vers communiekleed.
Gij ook in het wit gedoken,
en herworden helemaal,
zijt gij bezig aan het altaar,
en gij spreekt een wondere taal.
Het is kerstdag, ik hoor het en ik weet het,
aan uw woorden, het Jezuskind
komt neder, en gij aanbidt het,
herboren en teerbemind.
Het is kerstdag, gij zijt nu priester,
en gij hebt nu het zoet genot,
door u aan God zelf te offeren,
aan de driemaal heilige God.
Het is kerstdag. In den hoge
is het lof aan God gezeid,
en vrede aan al de mensen,
van goede wil, in de eeuwigheid.
25-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-01-2015 |
De trommels slaan. Guido Gezelle |
De trommels slaan,
de trompetten gaan,
het volk versiert de wegen,
wij dragen fier,
ons gildebanier,
de blijde welkom tegen.
De trommels slaan,
vrienden al, groot getal,
zo één, zo al genegen,
ons vaandel trouw,
in rampen en rouw,
in blijdschap en in zegen.
De trommels slaan,
vooruit, wij gaan
Gods zegen vrij gaan vragen,
en op die vaan,
van nu voortaan,
hem ongeschonden dragen.
De trommels slaan,
op stap gegaan,
de sterke stap, fanfaren,
de vaan vereerd,
triomf vermeerd,
en duchtloos doorgevaren.
24-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-01-2015 |
Houthulst. Guido Gezelle |
Aan pastoor K. Goemare
De landse lucht, zo vrij en vrank,
is wel gepast voor ons gezang,
en ver van huis en thuis gereden,
zo komen wij hier toegetreden,
en groeten, blij van hart en taal,
eerwaarde vriend, uw vrij onthaal.
Hier in die oude hulst waranden,
de werkstee van uw priesterhanden,
hebt moed en troost, hebt zorgeloze vreugd,
en waar gij leeft, daar leeft vrij de deugd.
Dat Jezus hart hier in uw hart herleeft,
dat Jezus hand u zijn kroon geeft,
die gij verdient,
eerwaarde vriend.
De vrede woont niet in de stad voorwaar,
de blijdschap huist niet onder zielsgevaar,
maar ver van de onwijze wereldlingen,
daar kan de deugd in vrede en blijdschap zingen.
En welgemoed in Vlaamse taal,
herzeggen met de nachtegaal,
de lof des Heren aller tijden,
vrij van verdriet en 's werelds lijden.
God zij gedankt dat wij voortaan,
die ware blijdschap wel verstaan,
en mogen vrij van 's werelds kwade wegen,
verzoeken u de priesterlijke zegen.
1879
23-01-2015, 17:29
Geschreven door André 
|
|
 |
22-01-2015 |
Te Merelbeke. Guido Gezelle |
Uit volle longen,
wat hebt gij toch schoon de mis gezongen,
die morgenstond,
dat ik aan uw altaar stond,
te Merelbeke. Zelden
hoorde in in zulke een taal de lof vermelden,
van God de opperheer. Gij toch verstaat het goed,
het grootse van de dienst dat de edele priester doet.
Gij weet wat gij zingt in wat gij doet om het even,
dat hoort men in uw taal, als uit een orgel beven.
Uw Sursum Corda hief mijn luisterend hart omhoog,
en als het amen van de mensen krank naar voren toog,
dan speet het mij dat niet een kathedraal vol tonen,
uw enkele priesterstem kwam duizendmaal bekronen.
Gij moet een dichter zijn, en zag men het niet,
men hoort het aan uw lied.
22-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-01-2015 |
Ik schreef een gedichtje. Guido Gezelle |
Ik schreef een gedichtje en zond het u,
een week of drie geleden,
ik vond het gedichtje en kom het nu
een tweede maal te lezen.
Aan de ene kant, gij schreef het uit,
daar staat het gedichtje, en even
aan de andere kant van het blaadje juist,
kom ik uw wederverzen tegen.
En dank is het eerste woord daarvan,
en dank is het tweede woord, en weder
het derde is dank en het vierde dank.
O deugd van dankbaarheden, die veel
schoner en liever zijt, als zij die valse
leugen is, en zegt: ik ben dankbaarheden.
21-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-01-2015 |
Niet. Guido Gezelle |
Daar wandelde op een zomerdag,
een wijsneus achter het land,
daar hij twee kleine meisjes zag,
die speelden in het zand.
Zei wijsneus: Wat doet gij daar,
gij meisjes allebei,
wat doet gij daar blond van haar,
gij meisjes in de mei?
En een van de meisjes zei:
wel heer, zoals ge ziet,
wij zitten hier, wij zitten blij,
wij zitten en doen niet.
Niet, zo de wijsneus zei,
dat is een ding gewis,
dat is een ding dat gij
niet weet, wat niet is.
Ik wel, zei de oudste boos,
ik weet er alles van,
"niet" is een kous voeteloos,
en zonder been eran.
20-01-2015, 00:02
Geschreven door André 
|
|
 |
19-01-2015 |
De timmerman. Guido Gezelle |
God maakte eens een timmerman,
en timmerde er vele jaren aan,
niet flauw van leden,
niet al te vet,
van lichaam en verstand alert,
en hij zei tot de timerman,
ga zien wat hout u passen kan.
Zo ging hij en hij zag rondom,
van alle soorten, recht en krom,
op een alleen,
zo was er geen,
zij hart viel en zijn oog meteen,
en hij zei: ik bouw een ark ervan,
waarin mijn hartje rusten kan.
Hij sprak en deed lijk Noë, maar
timmerde er aan geen honderd jaar,
het was eer gedaan,
hij voortaan,
zo vast getimmerd en voldaan,
dat, alsof de wereld weeral zwom,
hij in zijn ark erdoor komt.
19-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-01-2015 |
Het klooster van Bethel. Guido Gezelle |
Het is een wonder hoe de Brugse stad,
bijna heel het Heilig Land bevat,
hier heet een kerk Jeruzalem,
of Nazareth of Bethlehem.
Bethaniën ligt niet ver van daar,
Sarepta ziet men nog voorwaar,
en Sion, met zijn oud convent,
was eertijds heel de stad bekend.
Van aan de Carmer, hoog bekroond,
alwaar de Carmelieter woont,
tot op de Burg, waar het Heilig Bloed,
Calvarieberg herdenken doet,
het brengt Brugge, aan elke kant,
gedachten bij van het Heilig Land.
Maar zeker de oudste plaats van
het oude land van Chanaan,
was Bethel, het huis van God, alwaar
geleden menig duizend jaar,
aartsvader Jacob slapend lag,
en in een visioen de hemel zag.
Ook Bethel staat in Brugge, en het is
der Zwartzusters erfenis,
en het schijnt o wonder werk,
dat deze morgen in de kerk,
het drievoud patriarchental,
aldaar te zien was, heel en al.
De drie aartsvaders zijn verwacht,
te Bethel bij hun nageslacht,
zijt welkom dan op deze dag,
wij hopen dat hij wezen mag,
zo blij als toen bij Abraham,
het drie Engelental te noenmaal kwam.
Zo geestig als toen Isaak,
met Rebecca ter bruiloft trok,
zo heilig en zo zalig zoet,
als wanneer Jacob aan de voet,
van de hoge ladder dromend lag,
en de hemelpoort open zag.
Het zij een voorsmaak en fatsoen,
van hetgeen wij zullen eeuwig doen,
in Bethel in het huis Gods, dat is
de wens van onze erkentenis.
18-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-01-2015 |
Gewijde klok. Guido Gezelle |
O avond, middag en morgenmaat,
ik ben vrij op uw klank verlaat,
gewijde klok.
Uw hart is van metaal gegoten,
toch blijft het voor geen mens gesloten,
gewijde klok.
Gij hangt zo hoog, ik ga zo laag,
och help de mensen krank en klaag,
gewijde klok.
En dat uw klank in het ronde vliegt,
zij lief en leed aan sponde en wieg,
gewijde klok.
De akker en het veld verwekt,
en al dat hoort tot welzijn strekt,
gewijde klok
Gij zegt aan elk het lang verleden,
de mede en tegen spoedigheden,
gewijde klok.
Gij troost mij op de dag van huiden,
en zult wel eens mijn uitvaart luiden,
gewijde klok.
Nog zult gij waken lang na deze,
en ongeboren bedeklank wezen,
gewijde klok.
Dan zal mijn taal geen mens meer horen,
maar God zal ze eeuwig toebehoren,
gewijde klok.
Ik wou dat om mijn ziel te laven,
zij ook dan een gebed mij gaven,
gewijde klok, gewijde klok.
17-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-01-2015 |
Goedendag.Guido Gezelle |
Goedendag klinkt eerlijk en vriendelijk,
het Vlaamse groetwoord, hier en daar,
of het een grote man is of een klein kind,
of de koning zelve waar.
Goedendag, dat geve God u,
zei men eertijds, vroomgezind,
en het kind zei het zijn vader,
en de vader zei het zijn kind.
Goedendag is het woord van de vrede,
het woord van de vriendschap overal,
maar wee hem die het valshartig,
tot de Vlamingen zeggen zal.
Goedendag dat wordt een wapen,
en hij voegt raad bij daad,
het altijd moedig Vlaamse hart,
dat naar recht en vrijheid staat.
16-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-01-2015 |
Nu of nooit. Guido Gezelle |
Nu of nooit,
zo spreekt de boze,
Nu of nooit,
gij Christen kind,
Nu of nooit,
plukt de roos,
eer gij roos,
noch blad meer vindt.
Nu of nooit,
eens man geworden,
Nu of nooit,
eens werk gedaan.
Elke stap
kunt gij gestorven,
en Gods recht
zijn binnen gegaan,
Nu of nooit.
15-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-01-2015 |
's Avonds. Guido Gezelle |
Het wordt al sterren wat men ziet,
in dat hoog en blauw verschiet daar,
blijde sterren, anders niet,
in dat hoog en blauw verschiet.
Het wordt hier altijd al verdriet,
van dat oud en zwart verdriet daar,
het wordt hier altijd anders niet,
als dat oud en zwart verdriet.
Laat mij, laat mij in het verdriet,
vliegen naar dat hoog verschiet daar,
waar men al die sterren ziet,
al die sterren, anders niet.
14-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-01-2015 |
Het laatste. Guido Gezelle |
Hoe zoet is het om te gedenken dat,
terwijl ik rust misschien,
een ander, ver van hier, mij onbekend,
en nooit gezien,
u lezen kan, mijn gedichten, mijn
geliefde, en niets weet,
van al het droeve falen, van
uw vader de poeet.
Hoe blij is het gedacht niet, als
ik neerzit en peis,
u volgend waar gij loopt op uw
gezwinde wereldreis,
dat, zondig en ellendig als
ik ben, geliefde kroost,
uw stem, waarin geen zonde in zit,
misschien een ander troost.
Uw stem kan verblijden,
schoon hij droef zij die u miek,
uw stem kan genezen, zij
uw dichter nog zo ziek,
uw stem misschien doet bidden,
wijl ik zucht, en biddensmoe,
versteend zit, en mijn hart
noch mijn ogen opendoe.
O gedichten, die ik gedragen, die ik
gebaard heb, in pijn
van de gedichten, en gekoesterd aan
dit arm harte mijn,
mijn gedichten, die ik zo dikwijls
herschreven heb, opnieuw gekleed,
bedauwd met mijn tranen, en
besproeid met mijn zweet.
O spreek voor mij, mijn gedichten, als
God eens mij te reden vraagt,
is het een zaak dat gij, klankgeborenen,
het arme leven draagt,
tot verder als mijn grafstede, en
niet sterft aleer ik sterf:
en weze het dan om u niet, dat
ik daar het leven derf.
13-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-01-2015 |
Eerste communie. Guido Gezelle |
De eerste stap heeft wel gesteld,
op 's werelds wijde stronkelveld,
hand in hand met ouders beiden,
bij God de eerste communie zeiden.
De eerste stap herstelt men nooit,
zo dient hij vast en onverstrooid,
gesteld te zijn, op God geleund,
met kracht van leer en les gesteund.
De eerste stap onthoudt hem wel,
want later zal het donderen fel,
en donker zijn al langs de baan,
waar zullen dan uw stappen staan?
De eerste stap gelijk, die wens
ik u, teer en reisbeminnend mens,
zo mogen al uw stappen zijn,
vast, recht, getrouw, in vreugd en pijn.
12-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-01-2015 |
Oneindig goed. Guido Gezelle |
Oneindig goed is God,
oneindig krank de mensen,
die zuchtend op de aarde,
de weg naar de hemel gaan.
Hoe kon ik zonder troost,
de zware last van wensen
verdragen, die ik mijn hart
voel dwingen langs de baan.
Een spijs is mij gegund,
Een kelk is mij geschonken,
vol kracht van de Heilige Geest,
vol goddelijk voedend licht.
Ik heb dat brood genut,
Ik heb die kelk gedronken,
en hopend ga ik voort,
mijn oog op God gericht.
11-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-01-2015 |
Wie zijt gij? Guido Gezelle |
Wie zijt gij, pinkelende sterrenheer,
die aan de hemel staat,
zijt gij de kroon van God de Heer,
zijn diamanten sieraad?
Zijt gij de wachters trouw en goed,
die Zijn troon bewaart,
zijt gij het zand waarop Zijn voet,
al wandelend henenvaart?
Dient gij aan zielen duizendvoud,
tot woning en verblijf,
zijt gij uit goud, of wat, gebouwd,
en welk is uw bedrijf?
Ik weet het niet, en hoe klein ik ben
op deze wereldbal,
een zandeken of een punteken,
in 's hemels wijd heelal.
Ik benijd u niet, o sterren daar,
tenzij wat gij zijt of doet,
ik benijd u niet, al heb ik maar,
mijn arme Jezus zoet.
Zijn tabernakel bouwt Hij niet,
noch zijn zetel zal,
Hij zetten in het sterrengebied,
maar in dit tranendal.
10-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|