 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
23-01-2015 |
Houthulst. Guido Gezelle |
Aan pastoor K. Goemare
De landse lucht, zo vrij en vrank,
is wel gepast voor ons gezang,
en ver van huis en thuis gereden,
zo komen wij hier toegetreden,
en groeten, blij van hart en taal,
eerwaarde vriend, uw vrij onthaal.
Hier in die oude hulst waranden,
de werkstee van uw priesterhanden,
hebt moed en troost, hebt zorgeloze vreugd,
en waar gij leeft, daar leeft vrij de deugd.
Dat Jezus hart hier in uw hart herleeft,
dat Jezus hand u zijn kroon geeft,
die gij verdient,
eerwaarde vriend.
De vrede woont niet in de stad voorwaar,
de blijdschap huist niet onder zielsgevaar,
maar ver van de onwijze wereldlingen,
daar kan de deugd in vrede en blijdschap zingen.
En welgemoed in Vlaamse taal,
herzeggen met de nachtegaal,
de lof des Heren aller tijden,
vrij van verdriet en 's werelds lijden.
God zij gedankt dat wij voortaan,
die ware blijdschap wel verstaan,
en mogen vrij van 's werelds kwade wegen,
verzoeken u de priesterlijke zegen.
1879
23-01-2015, 17:29
Geschreven door André 
|
|
 |
22-01-2015 |
Te Merelbeke. Guido Gezelle |
Uit volle longen,
wat hebt gij toch schoon de mis gezongen,
die morgenstond,
dat ik aan uw altaar stond,
te Merelbeke. Zelden
hoorde in in zulke een taal de lof vermelden,
van God de opperheer. Gij toch verstaat het goed,
het grootse van de dienst dat de edele priester doet.
Gij weet wat gij zingt in wat gij doet om het even,
dat hoort men in uw taal, als uit een orgel beven.
Uw Sursum Corda hief mijn luisterend hart omhoog,
en als het amen van de mensen krank naar voren toog,
dan speet het mij dat niet een kathedraal vol tonen,
uw enkele priesterstem kwam duizendmaal bekronen.
Gij moet een dichter zijn, en zag men het niet,
men hoort het aan uw lied.
22-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-01-2015 |
Ik schreef een gedichtje. Guido Gezelle |
Ik schreef een gedichtje en zond het u,
een week of drie geleden,
ik vond het gedichtje en kom het nu
een tweede maal te lezen.
Aan de ene kant, gij schreef het uit,
daar staat het gedichtje, en even
aan de andere kant van het blaadje juist,
kom ik uw wederverzen tegen.
En dank is het eerste woord daarvan,
en dank is het tweede woord, en weder
het derde is dank en het vierde dank.
O deugd van dankbaarheden, die veel
schoner en liever zijt, als zij die valse
leugen is, en zegt: ik ben dankbaarheden.
21-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-01-2015 |
Niet. Guido Gezelle |
Daar wandelde op een zomerdag,
een wijsneus achter het land,
daar hij twee kleine meisjes zag,
die speelden in het zand.
Zei wijsneus: Wat doet gij daar,
gij meisjes allebei,
wat doet gij daar blond van haar,
gij meisjes in de mei?
En een van de meisjes zei:
wel heer, zoals ge ziet,
wij zitten hier, wij zitten blij,
wij zitten en doen niet.
Niet, zo de wijsneus zei,
dat is een ding gewis,
dat is een ding dat gij
niet weet, wat niet is.
Ik wel, zei de oudste boos,
ik weet er alles van,
"niet" is een kous voeteloos,
en zonder been eran.
20-01-2015, 00:02
Geschreven door André 
|
|
 |
19-01-2015 |
De timmerman. Guido Gezelle |
God maakte eens een timmerman,
en timmerde er vele jaren aan,
niet flauw van leden,
niet al te vet,
van lichaam en verstand alert,
en hij zei tot de timerman,
ga zien wat hout u passen kan.
Zo ging hij en hij zag rondom,
van alle soorten, recht en krom,
op een alleen,
zo was er geen,
zij hart viel en zijn oog meteen,
en hij zei: ik bouw een ark ervan,
waarin mijn hartje rusten kan.
Hij sprak en deed lijk Noë, maar
timmerde er aan geen honderd jaar,
het was eer gedaan,
hij voortaan,
zo vast getimmerd en voldaan,
dat, alsof de wereld weeral zwom,
hij in zijn ark erdoor komt.
19-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-01-2015 |
Het klooster van Bethel. Guido Gezelle |
Het is een wonder hoe de Brugse stad,
bijna heel het Heilig Land bevat,
hier heet een kerk Jeruzalem,
of Nazareth of Bethlehem.
Bethaniën ligt niet ver van daar,
Sarepta ziet men nog voorwaar,
en Sion, met zijn oud convent,
was eertijds heel de stad bekend.
Van aan de Carmer, hoog bekroond,
alwaar de Carmelieter woont,
tot op de Burg, waar het Heilig Bloed,
Calvarieberg herdenken doet,
het brengt Brugge, aan elke kant,
gedachten bij van het Heilig Land.
Maar zeker de oudste plaats van
het oude land van Chanaan,
was Bethel, het huis van God, alwaar
geleden menig duizend jaar,
aartsvader Jacob slapend lag,
en in een visioen de hemel zag.
Ook Bethel staat in Brugge, en het is
der Zwartzusters erfenis,
en het schijnt o wonder werk,
dat deze morgen in de kerk,
het drievoud patriarchental,
aldaar te zien was, heel en al.
De drie aartsvaders zijn verwacht,
te Bethel bij hun nageslacht,
zijt welkom dan op deze dag,
wij hopen dat hij wezen mag,
zo blij als toen bij Abraham,
het drie Engelental te noenmaal kwam.
Zo geestig als toen Isaak,
met Rebecca ter bruiloft trok,
zo heilig en zo zalig zoet,
als wanneer Jacob aan de voet,
van de hoge ladder dromend lag,
en de hemelpoort open zag.
Het zij een voorsmaak en fatsoen,
van hetgeen wij zullen eeuwig doen,
in Bethel in het huis Gods, dat is
de wens van onze erkentenis.
18-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-01-2015 |
Gewijde klok. Guido Gezelle |
O avond, middag en morgenmaat,
ik ben vrij op uw klank verlaat,
gewijde klok.
Uw hart is van metaal gegoten,
toch blijft het voor geen mens gesloten,
gewijde klok.
Gij hangt zo hoog, ik ga zo laag,
och help de mensen krank en klaag,
gewijde klok.
En dat uw klank in het ronde vliegt,
zij lief en leed aan sponde en wieg,
gewijde klok.
De akker en het veld verwekt,
en al dat hoort tot welzijn strekt,
gewijde klok
Gij zegt aan elk het lang verleden,
de mede en tegen spoedigheden,
gewijde klok.
Gij troost mij op de dag van huiden,
en zult wel eens mijn uitvaart luiden,
gewijde klok.
Nog zult gij waken lang na deze,
en ongeboren bedeklank wezen,
gewijde klok.
Dan zal mijn taal geen mens meer horen,
maar God zal ze eeuwig toebehoren,
gewijde klok.
Ik wou dat om mijn ziel te laven,
zij ook dan een gebed mij gaven,
gewijde klok, gewijde klok.
17-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-01-2015 |
Goedendag.Guido Gezelle |
Goedendag klinkt eerlijk en vriendelijk,
het Vlaamse groetwoord, hier en daar,
of het een grote man is of een klein kind,
of de koning zelve waar.
Goedendag, dat geve God u,
zei men eertijds, vroomgezind,
en het kind zei het zijn vader,
en de vader zei het zijn kind.
Goedendag is het woord van de vrede,
het woord van de vriendschap overal,
maar wee hem die het valshartig,
tot de Vlamingen zeggen zal.
Goedendag dat wordt een wapen,
en hij voegt raad bij daad,
het altijd moedig Vlaamse hart,
dat naar recht en vrijheid staat.
16-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-01-2015 |
Nu of nooit. Guido Gezelle |
Nu of nooit,
zo spreekt de boze,
Nu of nooit,
gij Christen kind,
Nu of nooit,
plukt de roos,
eer gij roos,
noch blad meer vindt.
Nu of nooit,
eens man geworden,
Nu of nooit,
eens werk gedaan.
Elke stap
kunt gij gestorven,
en Gods recht
zijn binnen gegaan,
Nu of nooit.
15-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-01-2015 |
's Avonds. Guido Gezelle |
Het wordt al sterren wat men ziet,
in dat hoog en blauw verschiet daar,
blijde sterren, anders niet,
in dat hoog en blauw verschiet.
Het wordt hier altijd al verdriet,
van dat oud en zwart verdriet daar,
het wordt hier altijd anders niet,
als dat oud en zwart verdriet.
Laat mij, laat mij in het verdriet,
vliegen naar dat hoog verschiet daar,
waar men al die sterren ziet,
al die sterren, anders niet.
14-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-01-2015 |
Het laatste. Guido Gezelle |
Hoe zoet is het om te gedenken dat,
terwijl ik rust misschien,
een ander, ver van hier, mij onbekend,
en nooit gezien,
u lezen kan, mijn gedichten, mijn
geliefde, en niets weet,
van al het droeve falen, van
uw vader de poeet.
Hoe blij is het gedacht niet, als
ik neerzit en peis,
u volgend waar gij loopt op uw
gezwinde wereldreis,
dat, zondig en ellendig als
ik ben, geliefde kroost,
uw stem, waarin geen zonde in zit,
misschien een ander troost.
Uw stem kan verblijden,
schoon hij droef zij die u miek,
uw stem kan genezen, zij
uw dichter nog zo ziek,
uw stem misschien doet bidden,
wijl ik zucht, en biddensmoe,
versteend zit, en mijn hart
noch mijn ogen opendoe.
O gedichten, die ik gedragen, die ik
gebaard heb, in pijn
van de gedichten, en gekoesterd aan
dit arm harte mijn,
mijn gedichten, die ik zo dikwijls
herschreven heb, opnieuw gekleed,
bedauwd met mijn tranen, en
besproeid met mijn zweet.
O spreek voor mij, mijn gedichten, als
God eens mij te reden vraagt,
is het een zaak dat gij, klankgeborenen,
het arme leven draagt,
tot verder als mijn grafstede, en
niet sterft aleer ik sterf:
en weze het dan om u niet, dat
ik daar het leven derf.
13-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-01-2015 |
Eerste communie. Guido Gezelle |
De eerste stap heeft wel gesteld,
op 's werelds wijde stronkelveld,
hand in hand met ouders beiden,
bij God de eerste communie zeiden.
De eerste stap herstelt men nooit,
zo dient hij vast en onverstrooid,
gesteld te zijn, op God geleund,
met kracht van leer en les gesteund.
De eerste stap onthoudt hem wel,
want later zal het donderen fel,
en donker zijn al langs de baan,
waar zullen dan uw stappen staan?
De eerste stap gelijk, die wens
ik u, teer en reisbeminnend mens,
zo mogen al uw stappen zijn,
vast, recht, getrouw, in vreugd en pijn.
12-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-01-2015 |
Oneindig goed. Guido Gezelle |
Oneindig goed is God,
oneindig krank de mensen,
die zuchtend op de aarde,
de weg naar de hemel gaan.
Hoe kon ik zonder troost,
de zware last van wensen
verdragen, die ik mijn hart
voel dwingen langs de baan.
Een spijs is mij gegund,
Een kelk is mij geschonken,
vol kracht van de Heilige Geest,
vol goddelijk voedend licht.
Ik heb dat brood genut,
Ik heb die kelk gedronken,
en hopend ga ik voort,
mijn oog op God gericht.
11-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-01-2015 |
Wie zijt gij? Guido Gezelle |
Wie zijt gij, pinkelende sterrenheer,
die aan de hemel staat,
zijt gij de kroon van God de Heer,
zijn diamanten sieraad?
Zijt gij de wachters trouw en goed,
die Zijn troon bewaart,
zijt gij het zand waarop Zijn voet,
al wandelend henenvaart?
Dient gij aan zielen duizendvoud,
tot woning en verblijf,
zijt gij uit goud, of wat, gebouwd,
en welk is uw bedrijf?
Ik weet het niet, en hoe klein ik ben
op deze wereldbal,
een zandeken of een punteken,
in 's hemels wijd heelal.
Ik benijd u niet, o sterren daar,
tenzij wat gij zijt of doet,
ik benijd u niet, al heb ik maar,
mijn arme Jezus zoet.
Zijn tabernakel bouwt Hij niet,
noch zijn zetel zal,
Hij zetten in het sterrengebied,
maar in dit tranendal.
10-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-01-2015 |
Rammentati. Guido Gezelle |
Rammentati, onthoudt het wel,
de wereld is een zee,
met baren, rotsen, winden fel,
en nog veel ander wee.
Men geeft u wel voor reisgezel,
het genoegen en het beheer,
van al dat kan, de ziekte ervan,
verzachtend de zeer.
Betrouw ze niet, geen kort verdriet,
maar wel een korte vreugd,
alzo gewis de wereld is,
vol met al wat niet deugd.
Maar gaat gij, en verwijdert men,
u ver van mijn verscheen,
dan gaat mijn kind, en laat mijn kind,
voortaan mij hier gans alleen.
Wij scheiden met dit laatste gebed,
maak dat ik u nog zie, oh,
onthoudt het wel, mijn kind vaarwel,
Rammentati, Addio
09-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-01-2015 |
Gij dichter die de leeuwerik bezong. Guido Gezelle |
Gij dichter die de leeuwerik bezong,
die brandend van verlangen,
met hem tot in de wolken drong,
en schouwend daar bleef hangen.
Gij keert node op de aarde weer,
in God altijd verslonden,
zet uw ontwende voetstap weer,
om ijdelheid en zonden.
Wanneer God zelve uw ziel bespeelt,
en Hem in u doet klinken,
wanneer Hij u aan u zelve steelt,
en u in Hem laat zinken.
O zeg mij, wat is het genot,
wat is het ondervinden,
wanneer gij u, sprankel Gods, aan God
en God aan u moogt binden?
Wat is de straal die blinkt in uw oog,
en het pinkelen op die kaken,
wanneer ik u ten Heere toog,
en gij Hem zult genaken?
Wat voor taal spreekt uw ziel dan,
zijn het woorden, zijn het gezangen,
ontroert gij als men het horen kan,
of blijft gij roerloos hangen?
Verdwijnt gij stil, in het morgenkleed
van de witbedompte weiden,
verdwijnt wanneer de zon heet,
haar goud daarop komt spreiden?
Of helmt gij lijk het vogelenkoor,
bij het vroegste aurorablinken,
die duizenden en duizenden bellen, door
door de ruisende bossen doen klinken?
O taal, zo ik u leren kan,
of in uw diepten dringen,
en wist ik er maar één woordje van,
ik zou het heel mijn leven zingen.
O Jezus mocht dit harte mijn,
en hij die dit leest te samen,
een gedicht en Gij de Dichter zijn,
in aller eeuwen Amen.
08-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-01-2015 |
Een druppel poëzie. Guido Gezelle |
Hoe blij is de arme vogel, toen
hij lang lang geboeid,
weerom zijn vleugels mag opendoen,
en naar de hemel roeit?
En hoe is het arme visje blij,
dat in mijn net gepakt,
halfdood gesparteld, los van mij,
weerom in het water smakt?
Het gouden vliegje, hoe blijde ruist
het, werken moe en worstelen moe,
wanneer ik zijn gevangenis, mijn vuist,
ontluikend opendoe.
Zo zo blij is mijn ziel niet,
maar zevenmaal zo blij,
wanneer ik, moe en mat, geniet
van een druppel poëzie.
In het vrij bewind van de vogels, en
in het koele ruim daarvan,
ik weet niet waar ik ben,
wanneer ik dichten kan.
Mijn gedachten springen als een vis, die zeer
in het water kristallijn
blank blinkt, en weerom blinkt, aleer
ik hem wel gewaar kan zijn.
Bepareld als de vlieg, licht
en schitterend in de zon,
zo vliegt en lacht het los gedicht,
met zijn dichter ton.
Neen, blij is mijn ziel dan niet,
maar iets meer als blij,
wanneer zij, God zij dank, geniet
van een druppel poëzij.
07-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-01-2015 |
Aan de voorgaande. Guido Gezelle |
Ik heb u als kind gekend,
u knaap en man zien worden,
ik heb u het woordenzwaard,
laten zien en helpen omgorden.
Het verrast mij niet, het verheugt mij,
dat is met lauwerblaan,
uw zegepralend beeld,
gekroond zie voor mij staan.
Gekroond, niet met wat
snelkronende andere vlechten,
gekroond met hetgeen gij zelf,
gewonnen hebt met vechten.
Gekroond met eigen moed,
volharding, en hetgeen
dat gij zijt, dichter, gij
mijn kind, gij zelf, alleen.
1874
06-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-01-2015 |
Die avond en die roos. Guido Gezelle |
Ik heb menig menig uur bij u,
gesleten en genoten,
en nooit heeft een uur met u,
mij een enkele stond verdroten.
Ik heb menig menig bloem voor u,
gelezen en geschonken,
en gelijk een bij met u met u,
er honing uit gedronken.
Maar nooit een uur zo lief met u,
zo lang zij duren kon,
maar nooit een uur zo droef met u,
wanneer ik scheiden moest.
Als het uur wanneer ik dicht bij u,
die avond neergezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u,
wat onze zielen weten.
Noch nooit een bloem zo schoon van u,
gezocht, geplukt, gelezen,
als die avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen.
Ofschoon voor mij ofschoon voor u,
zo lief en uitgelezen,
die roos, al was het een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen.
Toch lang bewaart, dat zeg ik u,
ten ware ik het al verloos,
mijn hart drie dierbare beelden: u
die avond en die roos.
05-01-2015, 11:01
Geschreven door André 
|
|
 |
04-01-2015 |
Een bonken keersen kind. Guido Gezelle |
Een bonken keersen kind,
Een bonken keersen kind,
gegroeid in de glans,
en in het gouden licht,
van de zomer.
Vol spannend sap,
Vol zoet,
Vol zuur,
Vol sijpelend sap,
Vol zoetheid.
Zij blonken aan de stam,
Zij spraken waar zij stonden,
plukt ons, plukt ons, plukt ons,
plukt en laaft uw dorst,
rijp zijn wij en schoon.
Neigend hingen zij,
wiegelend in de wind,
de lauwe wind van de zomer,
plukt ons, plukt ons, plukt ons,
riepen zij, en ik plukte ze.
En zij wogen zo zwaar, de zegen
van de Heer woeg op hen,
neem en dank de Heer, die ze
gemaakt heeft en deed worden,
dankt Hem, dankt Hem, dankt Hem.
04-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|