 |
We zijn de 42de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
23-12-2014 |
De vuurbaken. Guido Gezelle |
Straal voort, klare baken,
straal helder en vrij,
van over de wolken,
op het wereldse tij,
waar het zielvoerend bootje,
ten hemelwaard stiert,
door het razen van het onweer,
dat beurelt en tiert.
De wind kan uw glans wel
met wolken beslaan,
maar toch blijft gij altijd
onherroepelijk staan,
hoog boven de wereld,
waar het onweer verscheen,
daar blinkt gij vol schoonheid,
voor eeuwig alleen.
Het diepste der hellen,
spuigt donder en dood,
naar het bevende lijf van
mijn eeuwigheidsboot,
geen ster in de hemel,
die pinkelt, 't en zij,
één enkel alleen, en
die ster dat zijt gij.
Doch vrees niet mijn schuitje,
wel mag het nog zijn,
dat het lieve eigen land haast,
van verre verschijn,
als de huilende stormen,
eens zwijgen gerust,
dan ankert ons anker,
en bijt het in de kust.
Maar het zieldragend bootje,
zo sprooi en zo schuw,
hoe zwakt en hoe plooit het en
hoe swanselt het nu,
op de hutsende baren,
die het smijten en slaan,
en was het ver van de baken,
het zou zeker vergaan.
1856
23-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-12-2014 |
't Is schoon. Guido Gezelle |
Principium a Jesu
't Is schoon bij het eerste zonopstaan,
als het blinkend oosten zwemt
in het licht, de leeuwerik gade te slaan,
die zingt en klemt en klemt.
't Is schoon wanneer de meie pronkt,
en de eerste roze rood,
door het groene van haar knopje lonkt,
en het pinkelend hertje ontbloot.
't Is schoon wanneer de wind opstaat,
en over het koolzaadveld,
al wandelend weg en weder gaat,
en al de bloemen telt.
't Is schoon wanneer de bedeklok klinkt,
en het smeltend stemgezucht
van de klokken, uit de toren zingt,
in het walmen van de lucht.
't Is schoon als het zaadje door de grond,
zijn eerste priempje toogt,
en tintelend in de morgenstond,
zijn dromend kopje droogt.
Hoe schoon is moeders tranenlach,
wanneer haar kindje teer
haar zoent, en stamelt: moeder. Ach,
de allereerste keer.
Doch schoner als dat blij geluid,
en al dat blinkt en bloemt,
wanneer de dichter zijn mond ontsluit,
en Jezus name noemt.
1856
Brugge 1830-1899
22-12-2014, 09:51
Geschreven door André 
|
|
 |
21-12-2014 |
Meinacht. Hélène Swarth |
Nachtkalm in het park met lanen lang verlaten,
de luwe lucht is een lauw geurenbad,
magnolias, roosblank, vlak aan het water, laten
bloembladen drijven op het vijvernat.
De bomen sluimeren droomloos en gelaten,
wat sneeuw van meidoorn vlokt van bosje op pad,
ik hoor in de verte een lam zachtklagend blaten,
is of het was verdwaald en droef om moeder bad.
Het vragend blaten wekt een slapend lijden,
rilt door de stille bomentaal,
de aanhef is ruisen, en om het lied te wijden,
tot triomfantelijke troost op aarde daal,
zingt luid zijn lied dat leert in smart verblijden,
tragisch en hoog, de heilige nachtegaal.
21-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-12-2014 |
Palmenzondag. Hélène Swarth |
Zo blij was onze intocht in onze eigen woning,
waar God alleen, geen wereld ons kan scheiden,
wijd spreiden wijdse rijkebebloemde weiden,
als feesttapijten voor een koningskroning.
In het blauw waar blank zich bolle wolken breidden,
als vlaggenpracht bij het komen van een koning,
vlogen veel vogels aan met vreugde-betoning,
om, welkom juichend, ons naar huis te leiden.
En in ons tuintje, in een knoppende kastanje
bleef ons een merel met zoet gefluit begroeten,
tot de avond smolt in purper en oranje.
En gouden palmen, strooiden ons voor de voeten
de zon, die wegvloeide achter populieren franje
voor Pamlenzondag; Heer, laat ons niet boeten.
20-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-12-2014 |
O slanke populier. Hélène Swarth |
O slanke populier met uw licht bewogen,
al sidderend en zingend een vlinderlover,
vol windmuziek en zonnelicht getover,
een droom voor de oren en een spel voor de ogen.
Aan flarden rijt gij uw kleed van bladerlover
die herfst heet, zwaar en kaal maar ongebogen,
rijst recht, een pijl in de aarde, uw stam ten hogen,
vrij zwijgt uw stem, uw streven blijft over.
O slanke populier, beeld van dichtersleven,
wil ook mijn ziel niet koen de hemel naderen,
en koelte en storm in zangen wedergeven.
Ik voel Gods adem trouw beven in mijn bladeren,
en trots zal nog mijn stam ten hemel streven,
als dor mijn lover rust op het graf van de vaderen.
19-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-12-2014 |
Berken. Hélène Swarth |
IJL reizen blanke berken, als boeketten
van trillend zilver, op een lucht die blauwt
uit blonde grond, vol groepjes eikenhout,
die tegen het blauw, roodbruine vlekken zetten.
En over het klaar kanaal, dat drijvend houdt
de berken beelden in onzichtbare netten
tint, zonder de ogen het ver-zien te beletten,
een levend tedere nevel avondgoud.
En even rilt de herfstwind door de bomen,
en, als een lentesneeuw van bloesem rein,
vlindert het zilver op de waterzomen.
En heel het tafereeltje is zo van stemming fijn,
en wazig helder als mijn najaarsdromen,
vol bladerval in avondzonneschijn.
18-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-12-2014 |
Herleven. Hélène Swarth |
Septemberzon, getemperd door het gordijn
van hoge windbewogen populieren, lekt
mijn kamer binnen, waar zij het leven wekt
in perzikrood en rozenkarmozijn.
Met wemeldans van bladerschaduw vlekt
mijn wand en meubels, strooit in gouden wijn
haar gouden vonken, die als de ogen zijn
van het verre lichtblauw, waar mijn ziel naar trekt.
Mijn lichaam licht in donzig blauwe rust,
indringend stil, tot denken nog te zwak,
het zachte zonlicht dat mij de ogen kust.
Het is of mijn ziel haar nevelban verbrak,
en zong een lied van nieuwe levenslust,
hoog met een vogel op een populierentak.
17-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-12-2014 |
Oktoberzee. Hélène Swarth |
Breed blinkt de zee, vaalgroen en zilverkil
in het bleke licht van de lucht, tot grijs verstijfd,
en over het leeggeveegde zeestrand drijft
een witte rei van meeuwen, schreiend schril.
Het ondoorzichtig hemelgrauw beschrijft
het rosbruin van een schip, dat trotseren wil
de oktoberzee, zijn lijnen bijna stil,
het is of de storm op een wenk wachten blijft.
De wilde golven tuimelen schuimbekroesd,
uitjuichend luid op het slanggeschubde strand,
of nu de zee haar rijk herroveren moest.
En zij overstemmen het windgeklaag in het want,
en het weegeschrei van de meeuwen, vreugdewoest,
wijl weer de zee ligt in mysterie hand.
16-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-12-2014 |
Wachten. Hélène Swarth |
Het laatste licht weerkaatst door de ijzeren lijnen,
kleurt de avondmist met tedere rozegloor,
op het groene en rode flonkeren van de seinen,
het komt mij schoner dan de pracht van de sterren voor.
Het weeklagend fluitgeluid van de treinen,
klinkt mij juichend als een feestfanfare in het oor,
karbonkelrood als reuzige robijnen,
vonkelend, komend, de ogen van het spoor.
Lief, de pluim van het ros dat u mocht dragen,
krult trots de rook die wappert als een vaan,
en uit een raam zie ik al uw aanschijn.
En wenken de arm die gij om mij heen zult slaan,
als blij uw ogen en uw lippen zullen vragen,
of ik met u wil naar het land van de liefde gaan.
15-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-12-2014 |
Zomeravond. Hélène Swarth |
De zomeravond strooide uit Gods warande,
een rozenregen over het zee-fluweel,
en het strand van heil waar blij mijn dromen landden,
was blozend blond, vol sneeuw van meeuwengespeel.
Als rozige engelenvleugels overspanden,
blinkende wolken het heerlijk strand geheel,
en zegenend op het verenigen van onze handen,
viel gouden glorie ons van God ten deel.
Wij traden licht als tredend niet op aarde,
de lichte zeelangs in een zee van licht,
en het is mij, o liefste, of al het licht bewaarde.
De avondklaarte van je stralend aangezicht,
of rond je liefde een heir van engelen waarde,
waarvoor mijn zachte weemoed dankbaar zwicht.
14-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-12-2014 |
In het duin. Hélène Swarth |
De zilveren wolken zijn als cherubijnen,
die spelemeien in de blauwe lucht,
in teder amethyst van mistgordijnen,
wijkt ver in zee de laatste meeuwenvlucht.
Ik lig in het duin en zie de zon verdwijnen,
en luister naar het ruisen, en de zucht
van de blanke zee, waar pareltinten kwijnen,
die nooit kan slapen, en die eeuwig ducht.
En ik voel de loomheid van mijn leden zinken,
in het weke zand, waar ik ze achteloos nederlei,
en stijgen hoog en licht, en schoonheid drinken.
Bevrijd van de aarde door engelen medelij,
mijn blijde ziel waar liederen in klinken,
zoals geen tong met woorden wederzei.
13-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-12-2014 |
Twee goden.Hélène Swarth |
Wij wandelden door de wereld als twee goden,
ons hullend in een wolk van heerlijkheid,
het mensenleven zien wij als het rijk van de doden,
wij zijn alleen in het land van zaligheid.
Als schimmen in de nevel zijn gevloden,
de zwaarste smarten eens mij opgeleid,
ik drink het licht mij door uw blik geboden,
mijn hart is krachtig door uw hand geleid.
Vergeet niet, wij zijn kinderen van deze aarde,
geen goden zijn wij, en ik weet wat ik al wist,
dat overmoed steeds de wraak van de goden baarde.
Twee kinderen zijn wij, dwalende in de mist,
vol blij vertrouwen, het mens zijn ook heeft waarde,
u zie ik alleen, al het andere is gewist.
1894
12-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-12-2014 |
Allerzielen. Hélène Swarth |
Alleen met mijn heimwee op Allerzielen,
heb ik naar het graf van mijn liefde gezocht,
ik kon het niet vinden, en mijn tranen vielen,
ik had haar in het donker naar het graf gebracht.
Ik had op het plekje als herkenningsteken,
het kruis van mijn lijden toch diep geplant,
geen sneeuw kon het deren, geen storm het breken,
geen knaap het ontwortelen met schendende hand.
Ik had met mijn bloed op het kruis geschreven,
"hier rust die mijn liefde en mijn leven is"
tot zij, rein en verheerlijkt zal opwaarts zweven,
op de heilige dag van de verrijzenis.
Met klimop van trouw had ik het kruis omwonden,
en nu bracht ik er bloemen van reinheid en trouw,
en toen ik ten laatste haar graf had gevonden,
toen was het mij te moede, of ik sterven zou.
Ik liet sneeuwen de leliën uit mijn handen,
Ik liet regenen de rozen als bloed zo rood,
en al sleep ik mijn lichaam naar vreemde landen,
wat zal ik er zoeken, zij is nu dood.
11-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-12-2014 |
Uw lach. Hélène Swarth |
Mild zaait uw lach, met dartel klaar geklater,
de parels van uw blijdschap rond u heen,
zo spuit en ruist en juicht een wellend water,
dat zonnig voortvliet over bonte steen.
O zuivere jeugd- en vreugdelach, hoorde een hater
uw fris geluid, vlug was zijn wrok verdwenen,
en toch mijn liefste, wilde ik stilletjes wenen,
al meng ik zacht mijn gelach in uw geschater.
Temper met scherts de plechtige ernst van het leven,
opdat wij niet de grijze tijd vervoegen,
maar laat mij ook tranen aan de smarten geven,
de scherpe voren door mijn voorhoofd ploegen.
Dat geen versteende druppels hartebloed kleven,
aan onze vreugd, maar louter rozen voegen.
10-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-12-2014 |
Voorboden. Hélène Swarth |
In het fris gelispel van de ritselende iepen,
kinderlijk blij klinkt vogelgekwetter,
mijn boek ligt open, maar ik lees geen letter,
in mijn eigen leven kan ik alleen maar mij verdiepen.
Daar klatert, koel als regen, hoefgekletter
de statige laan door, het is mij alsof stemmen riepen,
wekkend mijn wensen, die schijndood sliepen,
met triomfantelijk trompetgeschetter.
Hoor, windgestreel en vinkgekweel in de bomen,
zie, gevelgoud in juli, avondgloren,
dan heel de stoet van hoop- en liefdedromen.
Uit de donkere dag in de avondzon geboren,
zo zie ik de engelen als voorboden komen,
juichend, voor het aards verleden nu verloren.
1893
09-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-12-2014 |
Maart. Hélène Swarth |
Leiblauw moiré met zilveren pailletten,
golft in de zon het levend lentewater,
ik lig in het gras te kleuren op te letten,
en stil te luisteren naar het koel geklater.
In het zilveren netwerk van de grijze twijgen,
zit, hier en daar, een vogeltje al te zingen,
begint de vink, hoe kan de dichter zwijgen,
nu krokus en viooltje al de aarde ontspringen?
Ik lig in het gras, de lippen half open,
en drink de frisse weelde en wijdingsdroppen,
die blonde lente, om nieuw mijn ziel te dopen,
schudt van de bomen rossig blonde koppen.
Ik lig in het gras, de handen half open,
om het schoon geschenk van de lente blij te ontvangen,
en ik laat mij plechtig door haar tranen dopen,
en ik wijd de heilige lente met mijn nieuwe zangen.
08-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-12-2014 |
Januari. Hélène Swarth. |
Nu staan de zwart bomen als boeketten,
van git op een camelia roze lucht,
op het bouwland, bruin met een waas van violetten,
vlokt neer als sneeuw, een blanke duivenvlucht.
De winterzon heeft al de kalme sloten,
die weide en bouwland scheiden van elkaar,
met roze bloemenverf zo volgegoten,
alsof het water bloeide van rozen waar.
In het roze water gaan de vleugels dopen,
de blanke zwerm die God aan de aarde zond,
het is mij te moede al spleet de hemel open,
het is mij te moede alsof ik God verstond
07-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-12-2014 |
Slaap. Hélène Swarth |
Gij die draagt omkranst de zwarte lokken,
met nachtviolen en papaverbloemen,
o schone slaap, hoe zal mijn lied u lokken?
met welke namen zal mijn liefde u noemen?
In het lommer van uw wimpers, zijn uw ogen
zacht als fluweel, en diep als blauwe meren,
uw blank gelaat, van nachtvlinders omvlogen,
is kalm als van een god die dichters eren.
O sluip nu nader op uw lelievoetjes,
en kus mijn ogen die van moeheid branden,
en wikkel mij in uw blauwe mantel zoetjes,
en voer mij mee naar schone dromenlanden.
06-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-12-2014 |
In het rode boudoir. Hélène Swarth |
De schoot van het blank gewaad vol rode rozen,
ligt zij in de purperen weerschijn van de gordijnen,
een zilveren korf vol donzige frambozen,
staat bij een vaas, waar leliën verkwijnen.
In het pluche purper van de kalme kamer,
gelijkt ze een lelie: rijzig, blank en edel,
doch één gedachte klopt met staag gehamer,
in het moede hoofdje, en weeklaagt als een vedel.
Ver van het boudoir, in het koelgroen weeldenestje,
waar aan haar voeten lag de blonde dichter,
en spelde als knaap zijn eerste liefdelesje,
daar was haar jeugd, de lucht des levens lichter.
O godenzoon, die licht dronk uit haar ogen,
klinkt thans uw lied in overzeese landen?
Nooit keert de knaap hoopvol heengetogen,
een natte traan valt op haar stille handen.
05-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-12-2014 |
Schemering. Hélène Swarth |
In het slepend grijs fluweel, in het grijs vertrek,
de voeten diep in het blank van de berenvacht,
leunt zij in de hooggerugde stoel, en tracht
een droom te ontkomen, die haar liefde wekt.
Bleekroze en gele rozen geuren zacht,
op het blanke haardkleed aan haar voetenpaar,
wie bracht die hulde en legde die bloemen daar,
door al de ramen vloeit de grijze nacht.
Het boek ligt open waar zij in droomde en las,
haar lichtgrijze ogen staren in het verschiet,
en het kwijnende vuur verblijdt de kamer niet,
de vlam smeult weg in grijs fluweel van as.
Nu bukt ze zich en beurt de bloemen, één voor één,
en werpt ze in het vuur, met tragisch kalm gebaar,
grijs vlokt het licht op het zilverblonde haar,
dan wordt het donker, en ze is heel alleen.
04-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|