 |
We zijn de 36de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
09-11-2014 |
Liefde in haar ogen. Jacqueline Van der Waals |
Mijn liefste draagt de liefde in haar ogen,
al wat haar blik aanschouwt wordt rein en goed,
zij trekt het oog van al die haar ontmoet,
en wie zij groet voelt zich het hart bewogen.
Door heilige schroom die het hoofd gebogen
doet houden, en in deemoed zuchten doet,
want trots en toorn ontvluchten het gemoed,
help vrouwen mij haar liefelijkheid verhogen.
Een stille ootmoed en een blij vertrouwen,
vervult het hart waar zij de mond ontsluit,
welzalig die haar voor het eerst hoort spreken.
Er komt een glimlach de ernst der trekken breken,
geen geest beseft, geen woorden spreken het uit,
dit wonder, lief, als bij het eerst aanschouwen.
09-11-2014, 10:17
Geschreven door André 
|
|
 |
08-11-2014 |
Sonnetten zijn vol liefde. Jacqueline Van der Waals |
Sonnetten zijn vol van liefde, dus ik zal
mijn hoogste liefde ook in sonnetvorm uiten,
niets weet ik dan die liefde, niets staat buiten
niets boven haar, zij is mij het een en het al.
Zo liefde zwijgt, waar zij in de enge hal
van aardse min de liefste aan het hart mag sluiten,
of stijgend, waar gedachten en woorden stuiten,
verstommen voor Gods stille woordenval.
Daar waar de liefde liefdes doel verloor,
of waar de liefde twijfelt aan zichzelven,
daar spreekt haar stem en vult de luchtgewelven
met klank, en klaagt de hoge hemel door.
Sonnetten zijn vol liefde en liefdesverlangen,
hoe dieper de droefenis, hoe zoeter de zangen.
08-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-11-2014 |
Langs de weiden. Jacqueline Van der Waals |
Laat mij langs de weiden rijden,
op het wiel,
laat mij glijden langs de wegen,
nu de regen,
die sinds dagen nederviel,
opgehouden heeft te stromen,
en de zon is doorgekomen,
stralende tot mijn ziel.
Beide mijn ogen, van dijken
reiken tot de horizont,
waar de wolken henen wijken,
die hun schaduwen doen strijken,
langs de grond,
naar de blauwe bomenranden,
als van verre dromenlanden,
nevelig bezond.
Tot de haven komt verschijnen,
van het kleine
zeegehucht,
waar de dichte schepenmasten,
fijne lichte strepen krasten,
in de reine lucht,
waar de parelmoere vlakte,
onder bleke hemelstrakte,
rustig openglanst,
en de blanke schitterschijn van de
zon, een pad schiep naar de einder,
waar het licht al deinend danst.
07-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-11-2014 |
Thuiskomst. Jacqueline Van der Waals |
Aan het stille water van de duisterende grachten,
staat ordelijk gerijd,
het langgesteelde licht, dat bevend op het zachte
gerimpel nedergijdt,
van het zwak bewogen water, en met rustig schijnen,
glans in het duister brengt,
waar het welbehagelijk tot lichtend brede lijnen
zich uitstrekt en verlengt.
Maar op de brug, van lampen die bewegen,
en licht dat stille staat,
slaat mij zo feestelijk een schijnsel tegen,
uit de overvolle straat,
waar het uit de deuren en verlichte winkelruiten,
alom te voorschijn straalt,
en rustig uit de hoge stille lampen buiten,
van boven nederdaalt,
dat ik, voor mijn ontvangst zo schitterend in orde
scheen mij mijn goede stad,
wel vergenoegd om zoveel stralend licht moest worden,
als men ontstoken had.
06-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-11-2014 |
Het licht dat op de daken valt. Jacqueline Van der Waals |
Zal het licht dat op de daken valt,
en geluwt op het groen,
mijn hart weer blijde maken, zal het
mijn mond weer zingen doen?
Ik heb gezwegen maanden lang,
of ik nooit meer zingen zou,
gaat nu mijn zang weer aan de gang,
door één klein plekje blauw?
Is met één vlekje zonneschijn,
dat op de duinrand ligt,
dat aanstonds zal verwonnen zijn,
gaan weer de wolken dicht?
Een enkel vleugje zonnegoud,
dat geluwt op het groen,
de vreugde alreeds begonnen, zou't
mijn mond weer zingen doen?
05-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-11-2014 |
Stadsimpressie. Jacqueline Van der Waals |
Boven is duisternis, het licht is beneden,
over het asfalt is schijnsel gegleden
uit de ballonnen, die hoog aan hun paal,
blinken als zonnen op kleinere schaal.
Over het glanzende, glimmende plein,
huppelt het dansende, keilende schijn,
tramlichtgeflikker van plasje tot plas,
of het gekikker van de lichtgeesten was.
Haastelijk stappende, zwarte gedaanten
gaan, en vertrappen de lichtjes al gaande,
of hen een duistere, sombere plicht,
dreef de luister van al dit licht.
04-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-11-2014 |
Avondliedje. Jacqueline Van der Waals |
Nu moeten de oogjes zich sluiten,
die ik weer open zag,
we hebben de ganse dag
door weiden en bossen, daar buiten
gelopen, of worden misschien
die voetje niet moede van het stappen,
die lachende lipjes van het snappen,
die kijkertjes niet van het zien?
Daar buiten bij bossen en varen,
daar heb ik je sprookjes verhaald,
daar speelde we, dat wij verdwaald,
als Hans en Grietje waren,
daar hebben wij beiden verrukt,
de vlugge konijnen zien spelen,
we hebben de holle stelen
van paardebloemen geplukt,
en heel lange slingers gemaakt,
en bloemenkransjes gewonden,
maar niet aan de eitjes geraakt.
Maar nu beginnen alree,
de blinkende sterren de schijnen,
nu rusten de kleine konijnen,
op hun legerstee,
en knikkebollend staan
in het gras de witte margrietjes,
en blauwe vergeet mij nietjes,
en willen niet slapen gaan.
Nu zingt de zorgzame wind,
"Madeliefje, mijn engeltje,
val niet van je stengeltje,
ga toch naar bed, mijn kind,"
en slapen dan bloem en kruid,
dan vaart de wind door de landen,
waar paardebloemkaarsjes nog branden,
blaast hij de lichtjes uit.
Maar nu is zijn lieveling moede,
en moet ze slapen gaan,
er komen nog vele goede,
heerlijke dagen aan,
maar nu komt er eerst een nacht,
reeds is het donker daar buiten,
nu moeten de oogjes zich sluiten,
mijn kind, slaap zacht, slaap zacht.
03-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-11-2014 |
Aan een kind. Jacqueline Van der Waals |
Leg je handje in mijn hand,
ik breng je naar het bloemenland,
het land, waar het hoge pijpkruid groeit,
en waar de witte meidoorn bloeit.
Daar zijn bloemen in overvloed,
boven het hoofd en onder de voet.
Met bloemen bekranst, met bloemen beladen,
zullen wij door de bloemen waden,
langzaam aan, dat onze hakken,
niet de stelen zouden knakken.
02-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-11-2014 |
Kastanjes. Jacqueline Van der Waals |
Het is een heldere dag in mei,
de wind waait lustig, de zon schijnt blij,
op bloeiende paarse seringen,
en gouden regens in gele tooi,
en alles is zo mooi, zo mooi,
en alle vogels zingen.
En zie hoe blauw de hemel blauwt,
boven de weiden geel als goud,
de zonnige, bloeiende landen,
en zie de kastanjebomen daar staan,
daar groeien witte kaarsjes aan,
wat zullen die kaarsjes aardig staan,
wanneer ze vanavond branden.
01-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
31-10-2014 |
Acaciabosje. Jacqueline Van der Waals |
Klein fris plekje,
groen gras in bronzen heide,
teergroen bosje,
van lichte acacia's,
omringd door donker dennenhout,
hoe slaat mijn hart zo blijde,
hoe slaat mijn hart zo lustigjes,
zo jolig en zo dwaas?
Ben ik een kind,
mijn jeugd moest lang voorbij zijn,
mat ik mijn ouderdom,
naar mijner jaren tal,
bij grijzend haar,
hoe kan het hart zo blij zijn,
met zulk een kleinigheid,
een niets, een niemendal?
Lief klein bosje,
van jong acacialover,
lief blij weitje,
omringd door sombere hei,
hoe wordt mijn hart zo stil, zo blij,
zo dwaas gelukkig over
een bosje groene acacia's,
een kleine groene wei?
31-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-10-2014 |
Zomerdag. Jacqueline Van der Waals |
Nu, voor het eerst van de hele lange zomer,
ligt op de velden zomerzonneschijn,
en zomerschoonheid doet de ogen lomer,
trager tot scheiden zijn.
Nu voor het eerst op maaiensrijpe landen,
ligt vol de zonneweelde uitgestort,
tot blauw en geel en zwart van dennenranden,
één effen vreugde wordt.
Zou nu ook mij de weelde nog gebeuren,
van zomerschoonheid vol en onverwacht,
of komt alreeds de gouden najaarspracht,
met stervenstint mijn lenteverlangen kleuren?
Eer nog in zoelheid van de zonnelach,
mijn al te ijle zang zal rijpen mogen,
en door mijn lied de volheid komt getogen,
van zulk een zomerdag.
30-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-10-2014 |
Sneeuwval. Jacqueline Van der Waals |
Al
dalen de vlokken
dalen de luchtige vlokken, en lokken
mijn ziel met geruisloze vreugde in stille, onhoorbare val.
Dicht
sneeuwt aan de hemel,
sneeuwt aan de loodgrauwe hemel, gewemel
van volle, van koelblijde blankheid in feestelijk, zachtgedemt licht.
Traag
reikt mijn begeren,
reikt mijn groot begeren te keren,
in de sneeuwkoele, diepe, volkomen ruste omlaag.
29-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-10-2014 |
De beuken. Jacqueline Van der Waals |
Ik keek naar het huis, het oude huis,
dat stil in het licht lag te dromen,
ik hoorde het fluisterend bladergeruis,
van de oude beukenbomen,
die bevend wakker staan geschrikt,
en nieuwe jammer vrezen.
Ik heb de bomen toegeknikt,
ze met een glimlach toegeknikt,
opdat ze niet bang zouden wezen.
28-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-10-2014 |
Meimorgen. Jacqueline Van der Waals |
Hoe ligt de aarde nu zo blij
in stille voorjaarsvreugd,
zo vredig, als verheugde zij
zich in har eigen deugd.
De witte wolken glijden in
het hemelblauw, en doen
hun schaduw zachtjes weiden in
het goud doorspikkeld groen.
Het gladgestreken water, dat
het blauwe luchtgewelf
weerkaatst, zo effen en zo glad,
als het blauw van de hemel zelf.
Het vee dat in de weiden graast,
de kleine boerenhof,
roodstralend door het gelig waas,
van vers ontsproten lof.
De sneeuwig witte appelboom,
die in bruidsgewaad,
een blijde Mei reinheidsdroom,
verrukt te blozen staat.
De boterbloemen op de grond,
de gouden waterkant,
het is of alles slechts bestond,
tot sieraad van het land.
Maar hemelblauw en dakenrood,
en het vee en het groene gras,
en het stille water in de sloot,
en bloem en boomgewas.
En alles dat zo wonderbaar
mijn hart ontroeren doet,
weet zelve niet, nog vraagt er naar,
of het liefelijk is en goed.
Zo dan dat schoon zichzelve niet
verheugt, waartoe ontstaan
in het hart, dat vrede en vreugde ziet,
en heeft geen deel daaraan.
27-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-10-2014 |
De Lethe. Jacqueline Van der Waals |
Hoort gij de nachtegaal klagen,
zingen in het lage geboomt?
Neen, maar het lokkende, trage
lied van de lethestroom.
Klotsend en kabbelend tegen
de oever, het water dat loom,
zacht ruisend doet bewegen,
het riet langs de lethezoom.
Maar hoort gij het droomzoete treuren,
van het nachtegalenlied,
en ruikt gij de rozengeuren,
en ziet gij de maneschijn niet?
Ach, zingen de nachtegalen
nog immer het lied uit mijn droom?
En glanzen de manestralen,
nog steeds in de zilveren stroom?
En geuren nog immer de rode,
de vurige rozen zo zoet?
Maar dood zijn mijn dromen: een dode
verlangt van een dode geen groet.
Maar geef mij één dronk uit de Lethe,
de stille vergetelheidsstroom,
opdat ik de geuren vergete,
de kleur en de klank van mijn droom.
26-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-10-2014 |
Silhouetten. Jacqueline Van der Waals |
In het toevend licht, dat later
dan de zon blijft
wijlen bij het stille water,
waar ons bootje drijft,
schuiven zwart en zonder zwaarte,
fijn gelijnd en strak,
fietsertjes voorbij de klaarte,
van het hemelvlak.
Hun fijne silhouetten,
schaduwen gelijk,
zeer geleidelijk en netjes,
langs de Amsteldijk.
Met gestadig beenbewegen,
gaan zij fijn en stil,
na elkaar, elkander tegen,
ieder naar zijn wil.
Komen twee elkaar te ontmoeten,
glijden ze meteen,
zonder botsen, zonder groeten,
door elkander heen.
Wordt het donker, wordt het later,
met gebogen rug,
gaan zij haastig langs het water,
naar de stad terug.
25-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-10-2014 |
Julinacht. Jacqueline Van der Waals |
Ik stond bij het open venster, en ik zag
de maanschijf, die aan de hemel stond,
zo stil en glanzend, dat het mijn verstand
te boven ging. Ik zag op blauwe grond
de wolken in het maanlicht heenglijden,
ik zag de witte nevels op de weiden,
en op de vijvers voor het huis, ik zag
de vrede glanzen van dat verre land,
waar maanlicht één is met gevoel en klank.
Indien de zoete blijheid van dat blanke
mysterielicht tot vrede werd in mij,
en niet tot onrust, hoe ik zou verklanken
die julinacht in liederen zo blij,
dat ieder, na mij luisterend, zou trillen
van onrust, bevende van droefenis
en onbegrepen heimwee naar het stille,
vredige land, waar geen verlangen is.
24-10-2014, 09:22
Geschreven door André 
|
|
 |
23-10-2014 |
Het oude huis. Jacqueline Van der Waals |
Nu zou ik willen slapen in een stille,
heel donkere kamer diep en droomloos,
hoe kan ik slapen in dit felle licht,
terwijl mijn ziel, ook met de ogen dicht,
het maanlicht voelt, dat buiten staat en wacht,
hoe kan ik slapen in zo klaar een nacht,
terwijl mijn ziel verlangt naar duisternis?
Wie heeft dit oude huis zo vreemd gebouwd,
dat boven alle woonvertrekken zijn,
de slaapvertrekken in het onderhuis,
laag zijn de vensters, en de ramen slaan
wijd open, in de maanbeglansde nacht,
waarom is niets gedaan tot veiligheid,
van wie dit huis bewonen, waarom zijn
de vensters niet, als het kelderraam getralied?
De dwaze bouwer, zo hij hier gestaan had
in zulk een nacht als deze bij het raam,
vanwaar men 's nachts niet slapend, onbemerkt
het slapend water bereiken kan,
hij had het hoofd verborgen in de handen,
hij had gebeden, vurig gebeden,
dat nooit een moede, nooit een slapeloze,
die wonderbare vreugde aanschouwen mocht.
23-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-10-2014 |
Maanlicht. Jacqueline Van der Waals |
Mijn kamer, waar ik argeloos
daarstraks kwam binnenlopen,
verlangende alleen te zijn,
waar ik mij veilig dacht,
was mij door het felle maanlicht
ontvreemd, dat door het open-
geslagen venster binnenkwam,
uit klare zomernacht.
O, dat gewetenloze licht,
dat rustig lag te slapen,
op het koele bed, waar ik zo graag,
mijn hoofd verbergen ging,
en dat mijn lieve kamer in
een lichtgrot had herschapen,
waar ieder ding mij vreemd en koud,
en zwijgend ontving.
22-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-10-2014 |
Avondheide. Jacqueline Van der Waals |
Ik heb de avond rijk gezien,
in zwart fluweel gekleed,
ze schoof haar gouden zonnemunt,
door de open wolkenreet.
Onder haar hoge koningstent,
van gele en purperen zij,
daar schreed zij, het hoofd met goud gekroond.
Daar stond zij, toen het gouden licht
van de hemel was geblust,
ik heb de zwart fluwelen zoom,
van haar gewaad gekust.
21-10-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|