 |
We zijn de 36de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
15-08-2014 |
Nieuwjaar. Omer Karel De Laey |
Langs de straat, door de maan,
toen de klok twaalf sloeg,
stapte een soldenier, die op zijn
buik een dikke trommel droeg.
Bij zijn linker heup, stak de
benen hecht uit van een priem,
en zijn essen trommelstokken,
zaten in zijn schouderriem.
En de zolen van zijn laarzen,
met verstaalde nagels rond,
stampten lijk een vollersmolen,
op de hard gevroren grond.
Met zijn rug naar de wind, die
huilend langs de gevels blies,
stond hij stil en sloeg zijn stokken,
over het spannend trommelvlies.
Het zwaar geroffel tussen de huizen,
rolde lijk een wagenvracht,
en de groene vensterruiten,
trilden in de koude nacht.
15-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-08-2014 |
Kerstnacht. Omer Karel De Laey |
Het sneeuwde. Voor het klooster brandde
een vette toorts, en het roodgestraal
spruitte gloeiend, langs de stenen
moerpiliaren van het portaal.
Binnen op een houten schraag,
deels bewimpeld, door het geplooi
van een resem gildevlaggen,
stond een kribbe, vol met hooi.
Al de paters knielden neder,
plat der aarde in het heiligdom,
en de lector zoekend, draaide
de zijden van de psalter om.
Lijk een afgezand van de hemel,
bij de kribbe een engel zat,
met papieren vlerken aan, en
zwaaide zijn walmend wierookvat.
En de kleine misdienaars,
zongen met hun heldere stem,
die schalmeide door de beuken,
voor het kind van Bethlehem.
14-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-08-2014 |
Schaakspel. Omer Karel De Laey |
's Avonds achter het linnen windschut,
zaten in een koude cel,
twee gestrenge paters,
bij een druipend waslicht aan het spel.
Tegen het schaakbord op de tafel,
lag een dik getijdenboek,
met een hoornen snuifdoek nevens,
en een rode zakneusdoek.
Het kampte. De elpenbenen stukken,
dreigend voor mekaar gesteld,
kruisten lijk een legerbende,
het wit en zwart gevierkant veld.
Een der paters zenuwachtig,
streelde rond zijn gladde kin,
met zijn lange magere vingers,
en misschoof zijn koningin.
Hij verloor, en monkelend gaf een
kopergroene slechte duit,
en de winnaar wedergunstig,
stak zijn hoornen snuifdoos uit.
13-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-08-2014 |
Boetvaardigheid. Omer Karel De Laey |
Op de tichels van zijn kluis,
lag een monnik neergeknield,
die zijn magere armen, rond
een stenen kruis gesloten hield.
Aan een nagel hing een gesel,
en er droop een warme vloed,
rode parels langs de knobbels,
lijk een rozenkrans van bloed.
Uit de bogen van het gewelf,
in naakte schorren toegeleid,
lijk de kelders op een kerkhof,
viel een natte killigheid.
Half gedoken stond een doodskop,
in de hoek en loerde scheel,
naar de snaakgeluwe tanden,
van zijn grimmig bekkeneel.
Lijk een hart dat benauwd is,
tikte het uurwerk in de gang,
en ter kerke zuchtte een slepend
koor, de Dies Irae zang.
12-08-2014, 09:13
Geschreven door André 
|
|
 |
11-08-2014 |
Aftocht. Omer Karel De Laey |
Uit de zeeslag deze nacht,
kwam een oorlogsschip gevlucht,
met gescheurde zeilen op,
die flapten langs de purperen lucht.
Lijk een afgekraakte spar,
hing de grootste mast geplet,
en de lege vaten buskruit,
waren rond de schans gezet.
In het geschemer van de maan,
lijk een beeld, stond de admiraal
boven op de brug, met zijn kolder
aan, van blinkend staal.
Al zijn mannen, zwart lijk duivels,
liepen barrevoets over het dek,
en van uit de diepe luiken,
woei een geur van brandend pek.
Twee geketende ijzeren ankers,
plofden neer met een zwaai,
lijk de klauwen van een valk,
en het schip lag vast langs de kaai.
11-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-08-2014 |
Uitval. Omer Karel De Laey |
Vaardig lag het vlot met gespannen
zeilen op de ree,
en een bende Spaanse ruiters,
reed ontstuimig langs de zee.
De ijzers van de paarden bokten,
op de dove zavelgrond,
en de mannen zwoeien tierend,
hun blote zwaarden rond.
Roodgegloeide bommen zoefden,
boven uit de vestingswal,
schuins omhoog en in de duinen,
schetterde er trompetgeschal.
Traag zwenkte een oorlogsschip,
en helde strandwaarts en schoot,
en in een wolk van zand en schelpen,
rolde een ruiter helemaal dood.
Ginder ver stortte het brandend
dak in van een kerkgebouw,
en de torennaald laaide, lijk
een toorts in het hemelblauw.
10-08-2014, 08:32
Geschreven door André 
|
|
 |
09-08-2014 |
Voor de slag. Omer Karel De Laey |
Het leger knielde. Een grijze priester
door een blauwe wierookwolk,
stak het zilveren toonstuk, kruisgewijs
op en neder, boven het volk.
En alleen een woud van pijken,
met vergulde troetels aan,
bleven op de kouter, blinkend
in de zon rechtstaan.
Uit de stramme kerktorens,
viel de zware klepelslag,
van de bronzen klokken, traag
gelijk op Allerzielendag.
In te verte stonden paarden,
en zij staken hun kop,
neiend door de zachte franjen,
van de zijden vaandels op.
Uit de sterkte sloeg een rook van
buskruid, met een rode vlam,
en de branding beukte langs
de wallen lijk een oorlogsram.
09-08-2014, 09:24
Geschreven door André 
|
|
 |
08-08-2014 |
Te wapen. Omer Karel De Laey |
Voor de tafel knielde een vrouw,
met haar wezen wit lijk krijt,
en de zon in het open venster,
sprong op het wollig vloertapijt.
Rond de pikkels van een zetel,
aan een welsteren zadelsnoer,
hing een versgeslepen dagge,
met een echt van parelmoer..
Buiten rilden al de klokken,
en een kloeke mannestap,
met geknars van stalen sporen,
dreunde langs de stenen trap.
Lijk een losgeschoten boog,
sprong de vrouw recht, en stond
door het venster in de zon,
neer te kijken naar de grond.
Zilte tranen puilden, in haar
lange wimpers plakkend nat,
en de trommels raasden, lijk
een dondervlaag door de stad.
08-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-08-2014 |
Schutters. Omer Karel De Laey |
In hun gildhof zaten schutters,
onder het laaiend zonnevier,
rond een tafel en zij dronken,
grote kroezen schuimend bier.
Hun koning die in het grasperk,
lijk een reus voor hen stond,
uit zijn lederen koker snakte,
een pijl met rode veren rond.
En de boog die gesloten,
in zijn taaie vuisten zat,
trok hij dat de buigers spanden,
lijk de hoepels van een vat.
In de zwarte schaduwstreep,
rond zijn hoed met gespen aan,
neep hij dicht een oogje toe, en
mikte en liet de snaren gaan.
Al de schutters keken scherrig,
hellend over hunnen stoel,
en de pijl met rode veren,
zat te daveren in het doel.
07-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-08-2014 |
Fakkeltocht. Omer Karel De Laey |
Al de gildemannen stonden,
op de kouter, en het licht
van hun vette fakkels striemde,
langs hun blozend aangezicht.
Door de groene bomen, puilde
dikke rook, en op het einde zat,
op een rilde mast met wimpels
aan, een dingelend terrevat.
Duizend kaarsen brandden, boven
in de sterkte, en hun geglans
glimde ronde de zwartgebekte
negge, lijk een parelskrans.
Ginder schoot een vlugge vuurpijl,
sissend uit de vestingswal,
in de lucht omhoog, en sprong in
stukken, met een knetterknal.
En een bui van vonken daalde,
en stortte neer in gouden gruis,
lijk gebarsten sterren, op het
schaliedek van het schuttershuis.
06-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-08-2014 |
De speelman. Omer Karel De Laey |
's Avonds op de markt, en in de
zoelte, met een volle kan van
gerstebier bezijds zijn voeten,
zat een vreemde speelman.
En hij vlocht zijn vlugge vingers,
door het spannig snarenspel,
dat zijn gulden harp bromde,
lijk een zware kerkebel.
Lustig zong hij, en zijn keel
zwolg en zwol, in het groen gestraal
van de volle maan, lijk de
gorgel van een nachtegaal.
Rond hem, op de lippen van de
mensen, speelde een blije lach
en de jongens klepten hun sandalen,
mee op mateslag.
Het lied was ten einde, en zijn harp
trilde stervend uit en zweeg,
dorstig greep hij naar de kan, en
smekkend traag dronk hij ze leeg.
1905
05-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-08-2014 |
De pelgrim. Omer Karel De Laey |
's Morgens vroeg, een grijze pelgrim,
moe van verre reizen, zat
op een stenen bank te slapen,
voor de poort van de stad.
Langs zijn uitgemergeld wezen,
bruingeweekt van het zilte zweet,
woei een witte baard tot
in de kap van zijn bovenkleed.
Knobbelig sleepte een geselkoord,
rond zijn kemelharen rok,
en in het mulzig zand gevallen,
lag zijn essen wandelstok.
Boven langs de dikke wallen,
overgroeid met ieftegroen,
blies een wachter, in de stille
morgen, op een schel klaroen.
Diep in het oosten rees de zon, en
verfde het mager wezen rood,
van de afgebeulde pelgrim,
die verwonderd wakker schoot.
04-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-08-2014 |
De waard. Omer Karel De Laey |
's Middags, voor zijn herberg, stond de
waard te zweten, slekkevet,
en hij had een kroes met bier in,
bij hem, op een stoel gezet.
Langs zijn dikke kropkeel,
stak de wollen voering uit,
van zijn open wambuis, lijk een
schaakbord, wit en zwart geruit.
Met zijn korte vingers greep hij,
het oor van de kroes, en stoop,
dat het mierelend bier gedurig,
op zijn lederen muilen droop.
Smakkend dronk hij, rond zijn neus,
purper lijk een rijpe pruim,
en gezwollen, bleef een natte, witte
ring van plakkend schuim.
Zuchtend liet hij dan zijn lichaam,
neerzakken op de stoel,
en hij wuifde met zijn muts,
langs zijn leutig Bacchussmoel.
03-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-08-2014 |
De ruiter. Omer Karel De Laey |
Voor het stadhuis reed een ruiter,
en zijn rilde stalen zwaard,
rammelde in de schede, en kletste
langs de zadel van het paard.
Zijn verniste spaanse laarzen,
met vergulde sporen aan,
bleven gapend, rond zijn rode
spanderkousen openstaan.
Langs zijn bruingebrande wezen,
leekten vette druppels zweet,
en bij schoten blies de wind,
de groene rug op van zijn kleed.
Met de teugel rond zijn vuisten,
snoerde hij zijn paard, en wrong
dat het schuim in witte vlokken,
langs het gebit te biggelen hong.
En de veder, die van achter
vastgestekt zat, op zijn hoed,
lijk de wimpel van een schuit,
wentelde in de zonnegloed.
02-08-2014, 09:25
Geschreven door André 
|
|
 |
01-08-2014 |
Koude. Omer Karel De Laey |
Langs de witgevrozen straat,
grijpt de wind het mager zand,
en hij jaagt het briesend op, in
een wervel over het blote land.
Lijk een dikke wijte, in het noorden,
hangt de hemel donkergrijs,
en er leken langs de daken,
lange kegels af van ijs.
In de koperrode zon,
zit een piepend mussenpaar,
tegeneengekrompen, op de
takken van een perelaar.
Het westen wemelt lijk een bron,
die vergulde stralen spruit,
en de scherpe maan, steekt haar
zilverwitte horens uit.
Het duimstert voort. De koude bijt,
en dicht langs de meersengrond,
door het groen geschemer, vliegt
een koppel watersnippen rond.
Niets verstoort de eeuwige stilte,
van de uitgedoofde dag,
buiten hier en daar in het stro,
een halfversmachte vlegelslag.
1904
01-08-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
31-07-2014 |
In de kerk. Omer Karel De Laey |
Het lof was haast gezongen, en de
kaarsklaarte viel versmacht,
hoog langs de zijbeuken,
in de heldonkere nacht.
Bij het koor, een misdienaar
met gezwollen kaken, zat
op een blokstoel, hard te blazen
in een laaiend wierookvat.
Uit de pijpen van het orgel,
kroop een schravelig gepiep,
dat lijk traag trompetgebibber,
langs de koude muren liep.
Het orgel zweeg. De mensen hoorden,
dat de stilte in hun ziel,
lijk een marmerwitte beeltenis,
van Gods grootheid nederviel.
Binst de laatste Benedictie,
stegen, langs de krullekop
van de misdienaar, sparren
bittere wolken wierook op.
Warme wierook, die bij vlokken
door de duisternis klom,
en lijk rode mist omhoog,
rond de witte kaarsen zwom.
31-07-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-07-2014 |
Middaglicht. Omer Karel De Laey |
Uit de meers, die langs de beek,
droog lag en vers gemaaid,
kwam van ver een zoete reuk,
van verwelkend gras gewaaid.
Op een strooien nest dat wiegelde,
in het water onder het groen,
van een truizel dikke biezen,
broeide een schuchter waterhoen.
In de kruin van een wilg,
door de kreveling van het hout,
vloog een blauwe naald, lijk een
pijl met vlerken aan van goud.
Boven het warme water, langs een
witte lelie, stak een puid,
het topje van zijn natte muil,
en zijn gezwollen ogen uit.
Op de groene oever stapte,
bij zijn kudde in het zachte gras,
door het middaglicht een schaper,
en hij zweette lijk een das.
Onder het water lag een snoek,
die met zijn grauwe rug bloot,
en met zijn vinnen sterk lijk lepels,
door de biezen henenschoot.
1903
30-07-2014, 09:02
Geschreven door André 
|
|
 |
29-07-2014 |
Macht. Omer Karel De Laey |
Uit de vuilberookte smidse,
lijk een duivel keek de smid,
en zijn ogen, onder hun zwarte
wimpers, blekten wit.
Opgezwollen gelijk een pad,
wrocht de blaasbalg en hij spoog,
dat de vlam in blauwe bekken,
door de wijde kave vloog.
Langs de straten half bedeesd, in
het zomerzand, op hun knieën,
zaten de jongens, naar de krinkels
van het dansend vuur te zien.
Met zijn armen taai lijk vlegels,
wonk de smid op hen, en stond
vast voor zijn stalen aambeeld,
lijk genageld aan de grond.
In zijn vuisten zat een tang,
die in gloeiend ijzer greep,
en het lijk een rode kreeft,
tussen haar benen neep.
En hij kleunde met een moker,
op de hoepel van een wiel,
dat het grijnsel door de daver,
van de zolderribben viel.
29-07-2014, 09:13
Geschreven door André 
|
|
 |
28-07-2014 |
Vernis. Omer Karel De Laey |
Toen ik rustig deze morgen,
nog in mijn bed lag en sliep,
hoorde ik een venditieroeper,
die gedurig hetzelfde riep.
Zijn stem dreunde, lijk
wonderbaar trompet geschal,
dat de doden eens, beteuterd
uit het graf wekken zal.
Ik zag in mijn gebuurte, dat er
met een massa mensen rond,
een versleten meubel Louis XV,
te kopen stond.
Op de stoelen en de tafels,
was er voor de omstandigheid,
boven het afgegaan verguld,
een nieuwe laag vernis geleid.
En omtrent het zuiden, zat de
winterzon koud en bleek,
die verduldig uit de verre verte,
dit bedrog bekeek.
Nu versta ik, hoe het gebruik van
zonneschijn en van vernis,
in de letterkunde zelve,
hier en daar te prijzen is.
1902
28-07-2014, 07:50
Geschreven door André 
|
|
 |
27-07-2014 |
Onweer. Omer Karel De Laey |
Het is donker nacht. De zoelte rijst
lijk uit een warme oven,
van de aarde, die te zweten ligt,
bij bressen op naar boven.
Er loopt en krinkelt links en rechts,
een schromelijk gewemel
van vlugge bliksemsprietels, langs
de kap van de hemel.
De wolken zijn met vlammenketens,
aan mekaar gebonden,
en in het gebuurte huilen er,
benauwdgeworden honden.
Ge ziet bezijds een elzenhaag,
in blauwverlichte vlekken,
van tijd tot tijd de naalden,
van de kerktorens blekken.
Het begint te regenen. De wilde wind
verschudt de strooien daken,
en doet geweldig al de spillen,
van de bomen kraken.
De donderslagen rollen diep,
en geven dompe schokken,
lijk zwaarbevrachte wagens,
over een kalsij getrokken.
In het moeras, op een troon van riet
gezeten, kwaken kikkers,
en al meteen, schiet er een hoeve
in brand, ver in het zuiden.
27-07-2014, 08:23
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|