Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
27-06-2013
De zon. Jan Veth
De zon, de al zegenende koningin, die teer gesponnen goud in garven deelde, wekte, waar lachend zij de velden streelde, stromen van voorjaarsgeur en kleurgewin.
Verjongd in het kleed van bloesemweelde, die het paradijs eens tooide, en vogels kweelden hun lied de blije blauwe hemel in.
Maar tussen rozenhaag en rijpend graan, lag een jonge man door wonden wreed geschonden, grimmig verslagen de dood ingegaan.
En boven het schendend beeld van Kaïns zonde, met mensenleed noch dood of rouw begaan, vierde de zon haar soevereine ronde.
27-06-2013, 07:16
Geschreven door André
Gebed van de soldaat. Jan Veth
Heer, als ik morgen in de slag moet vallen, laat mij dan gaan gelijk een paladijn, die dient en offert. Laat dit mogelijk zijn: dat ik de hoorns nog triomfantelijk hoor schallen, terwijl ons vaandel reeds op gindse wallen, hoog staat te blinken in de zonneschijn.
Heer, laat mij niet vergeefs in broeders rijen, ter dood zien weggevaagd bij duizendtallen, doch laat mij zelf de lauweren hunner zegen, niet dragen moeten. Laat mijn aardse wegen, langs zoveel stromen bloed in, opwaarts gaan.
Laat mij alleen mijn eigen jonge leven, voor hun overwinning mogen geven, en Heer, neem dan mijn ziel in deernis aan.
27-06-2013, 07:16
Geschreven door André
26-06-2013
Herfst. Jan Veth
Chroom gele lindebladeren dwarrelen schuin, op zucht en tocht van vochtige najaarsdagen, en spetteren vonken in flonkerende donkere lagen, van barne brons en broos kastanjebruin.
Over de stoepen van verweerd arduin, vol roest van het mos dat sarcofagen dragen, langs goud en wingerdrood omrankte hagen, huivert de koortskleur door mijn tovertuin.
Wringend staan zwart berooide beukenstammen, tussen die wervelbrand van okervlammen, een dodenzang, verschroeiend, schoon en bang.
Zo dus: als zomers die in herfstpracht gingen, het rosse rouwfeest zijn van het eind der dingen, het begin van de wereldondergang.
26-06-2013, 07:41
Geschreven door André
Wolkenspel. Jan Veth
De wondere wolkenkaravanen deinen, als vrije zeilers door het luchtruim, en doen de vlokken van haar kuivend kruim, fantomen uit fiere droomtornooien schijnen.
Zie, wimpelend wijd omlijnde paladijnen, rijden op rossen met schabrak en pluim, naar gindse burcht, die blank uit krinkelend schuim, ontgloeit in glans van kostbare porseleinen.
Zo jaagt in de eeuwige wisseling van de natuur, een godengril het opstuifsel van de zeeën, als vedervachten over het verre azuur, tot beeldenaard van gigantische cameeën,
Vierend een vurig schoonheidsavontuur, hoog boven het murw geween van mensenweeën.
1915
26-06-2013, 07:40
Geschreven door André
25-06-2013
Sorbes. Jan Veth
Schalt lustig uit, scharlaken lijsterbessen, de zomergaarde lachte niet luid genoeg, zolang haar groen nog rijpe vruchten vroeg, als luchters tussen beuken en cipressen.
Nu druipt uw top van triomfante tressen, zo schel alsof het lover vonken sloeg, en heel uw kroon stijf staande snoeren droeg, van kralen voor zwart glanzende prinsessen.
O ik weet het, zo schoon mag dit felrood niet daveren, als het gloeiend deel van anjers en papavers, maar bloemen kunnen het wimpelen van hun kleuren, zo vogellokkend en zo hoog niet beuren.
En welkom is het soms als brutale branden, verbeelding tronen naar barbaarser stranden.
25-06-2013, 07:46
Geschreven door André
Raad. Jan veth
Geniet de dagen als de slanke ranken, zich opwaarts slingerend, blij in bloemen monden, die bij de zuivere praal der middagstonden, zich wijden onder het hemelblauw, het blanke.
Geniet het stoeien van smaragden spranken, in het kibbelend zomergroen, het hoog bezonde, en het deinen van het met graan begroeide gronden, die glinsteren als gespeel van citerklanken.
O drink het licht in zijn volmaakte stralen, straks zal het weke floers der schemering nederdalen, dan komt de nacht, die diep en grondeloos is.
Dan zwijgt wat blonk, geen bloem die kleur meer ademt, en zelfs de geur die nog door het venster wasemt, nijpt bitterzoet als dierbare heugenis.
25-06-2013, 07:46
Geschreven door André
24-06-2013
Delft. Jan Veth
Uw torenklok heeft wisselende geslachten, luid uitgeluid, en hel verwelkoomt, en hun gedachten hangen bleek verdroomd, nog onder het lommer van uw grijze grachten.
Ja soms, als het licht uit heldere stralenschachten, langs muur en poort en raamkozijnen stroomt, spiegelt een plek waarachter jong geboomt, Fabritius en De Hooch te peinzen plachten.
Maar toch waar eens uw rij van wallen lag, een gordel snoerend om die kleurige vesten, die Johannes Vermeer in glorie glanzen zag, bleef thans een schemerspel van schamele resten.
Want wat wij van die eeuwen schoonheid erven, is louter schittering van superbe scherven.
24-06-2013, 07:48
Geschreven door André
Herinnering. Jan Veth
Aan hoeveel kaden heb ik al gemeerd, voor hoeveel poorten bleef ik vragend staan, langs hoeveel wegen ben ik uitgegaan, van al wat zwervens moede weergekeerd?
Hoe tal van goden heb ik stil geëerd, wat zag ik hopend op naar menige vaan, hoe doolde ik voort in telkens nieuwe waan, en hoeveel schoons heb ik vergeefs begeerd?
En thans bij het denken aan die drift van jaren, is het of een wilde en onafwendbare droom, mij weerloos voortjoeg op een blinde stroom, doch mij nooit stuurde waar ik heen wou varen.
En of dan hij die mijn lijfs leven leidde, nauw deel aan het wit had, waar mijn ziel naar streefde.
1913 Dordrecht 1864- Amsterdam 1925
24-06-2013, 07:45
Geschreven door André
23-06-2013
Moeder en kind in oude prenten 1
Prenten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.
23-06-2013, 14:10
Geschreven door André
Vragen. Gentil Antheunis
Als de sterren rein geflikker, in het blauw des hemels beeft, kunt gij zeggen waar de laatste, en waar de eerste ster dan zweeft?
Als bij woelige regenvlagen, het water uit de wolken bruist, kunt gij zeggen waar de laatste, en waar de eerste bron dan ruist?
En vermoogt gij op te lichten, het raadsel dat al de anderen kroont, zeg mij dan ook waar des harten, de eerste en laatste liefde woont.
23-06-2013, 07:35
Geschreven door André
Kousvoeteling. Gentil Antheunis
Kousvoeteling liep een jongetje fijn, dat deed het zo graag, al mocht het niet zijn, zijn moeder riep: kom naar mij toe, dat ik uw blinkende schoentjes aandoe.
Kousvoeteling gaan, staat kinderen aan, maar stoppen en breien komt achteraan.
Kousvoeteling liep het snaakje maar voort, als had het moeders bevel niet gehoord, zijn moeder riep: gij kleine guit, ik werp straks uw schoentjes het venster uit.
Kousvoeteling gaan, staat kinderen aan, maar stoppen en breien komt achteraan.
Kousvoeteling liep nog een rapper kind, en het zwaaide en draaide zo vlug als de wind, zijn moeder riep: ik krijg u wel, al springt gij schuw en al loopt gij zo snel.
Kousvoeteling gaan, staat kinderen aan, maar stoppen en breien komt achteraan.
Kousvoeteling kwam het nu met gevlei, naar moeder in de armen allebei, moeder lachte: gij engel lief, gij snaakje, gij guitje, gij hartendief.
Kousvoeteling gaan, staat kinderen aan, maar stoppen en breien komt achteraan.
23-06-2013, 07:35
Geschreven door André
22-06-2013
Wat is de wereld. Gentil Antheunis
Er liep een diertje op mijn hand, zo klein, zo klein. Hoe was het daar wel aangeland? Waar wilde en kon het heen?
Het liep onder boven, hier en daar, en het stropte dikwijls aan een haar, en het weerde en het woelde zich half dood, dan riep hij eindelijk in zijn nood:
God o God, wat is de wereld, wat is de wereld toch groot, zo groot.
22-06-2013, 08:28
Geschreven door André
Oud deuntje. Gentil Antheunis
Soms in mijn hart daarbinnen, trilt een half vergeten lied, het deuntje zweeft mij in de zinnen, maar de woorden ken ik niet.
Vader zaliger zat in een hoekje, in een hoekje bij de haard, en wij kinderen waren allen, dicht rondom hem heen geschaard.
En met zijn gebroken stem, neuriede hij het eenvoudig lied, het sprak van minnen en van paren, en van bloemen langs de vliet.
En van het nestje in de bomen, En van het kindje in de wieg, ja zo klonk het oude deuntje, als ik mij wel niet bedrieg.
Moeder zaliger kwam dan tussen, en zij sprak: wel beste man, zei ze, het schoonste rijmpje, het schoonst van al vergeet gij er van.
En zij zong dan ook van minnen, En dat de liefde breekt noch plooit, dat de trouwe, mooie vrouwen, bloemen langs het leven strooit.
Vader knikte, knikte luisterend, en als moeder had gedaan, wiste hij met zijn vinger, uit zijn oog een zoete traan.
Vrienden, in mijn hart daarbinnen, zo trilt soms het oude lied, het deuntje zweeft mij in de zinnen, maar de woorden ken ik niet.
22-06-2013, 08:28
Geschreven door André
21-06-2013
Boven ons hoofd. Gentil Antheunis
Als de lente wederkomt, Als het bijtje op de bloempjes bromt, Als het zonnetje lacht en streelt, Als het vogeltje springt en kweelt, boven ons hoofd in de blaren,
op ons lieve plekje dan, zitten wij weer als vrouw en man, waar wij als verliefden gezeten waren.
Dan o liefste vrouwtje mijn, onder de hemelse blauwe schijn, wisselen wij nog eens de gouden ring, dan lacht hoop en herinnering, boven ons hoofd in de blaren.
21-06-2013, 08:36
Geschreven door André
Van een bloempje. Gentil Antheunis
Veel bloempjes stonden in het veld, en lachten naar de dalende zon, een kind door moeder vergezeld, kwam daar, en liep zo veel het maar kon.
Maar hemel, zie hoe het lopen kan, riep het madeliefje, zie het eens aan, wat vreugde, mijn bladje trilt er van, o mocht ik mee, met het kindje gaan.
En allen riepen, het zal geschien, wij willen ook eens de wereld zien, en klein en groot, en rood en blauw, zij trokken allen hun wortelen uit.
En trip en trap, en traag en gauw, zij gingen heen door gras en door kruid, de kleinsten vielen onderweg, maar toch men kwam voor het kindje zijn huis, men bleef even staan voor overleg, en slopen dan binnen, stil als een muis.
De zon daalde en stond ze af te spien, en zei er bij pinkend, we zullen zien, en het één voor, en het ander na, zij kwamen al rond zijn bedje staan, de moeder zong van tralala, terwijl was het zonnetje ondergegaan.
En bloempjes die verstandig zijn, zij sluiten dicht hun blaadjes toe, zo deed zelfs het kleinste bloemekijn, en elk dan sliep van het wandelen moe, en slaapt ons kindje nu misschien, het zal morgen de bloempjes wakker zien.
21-06-2013, 08:36
Geschreven door André
20-06-2013
Wiegeliederen 4. Gentil Antheunis
Een engeltje lief met goudblond haar, din don dijne, maakt het kindje haar blanke wiegje klaar, troetelt en lacht, schommelt zo zacht, dat het kindje rustig blijft.
En gonzend komt een kleine vlieg, din don dijne, en dringt maar stout tot in de wieg, kittelt terstond, neusje en mond, dat het kindje onrustig wrijft.
Er vliegt een duifje over het veld, din don dijne, en het komt bij het kindje heen gesneld, streelt hem de wang, koost het zolang, dat het kindje gapen moet.
Er vloeit een beekje door het riet, din don dijne, en het zingt ons kindje een ruisend lied, zingt het zo graag, zingt het zo traag, dat het kindje slapen doet.
20-06-2013, 05:43
Geschreven door André
Wiegeliederen 3. Gentil Antheunis
Het kamertje waar het wiegje gong, een muisje uit zijn holletje sprong, hippelend, trippelend ding, het draaide het kopje rechts en links, en het wipte voorwaarts, vlug en flinks.
Muisje, muisje, maakt geen lawijt, of anders ons kindje ontwaakt en krijt.
Het liep rechts en links, het liep hier en daar, en het kwam bij het wiegje nader en naar, hippelend, trippelend ding, het richtte zich op en het rook en zag, of daar geen kruimelkoek meer lag.
Muisje, muisje, maakt geen lawijt, of anders ons kindje ontwaakt en krijt.
Er lagen veel kruimeltjes op de grond, neem maar muisje, het kindje heeft ze u gejond, hippelend, trippelend ding, en het peuzelde en het at zijn buikje vol, en in één twee drie was het weer in zijn hol.
Muisje, muisje, zonder geluid, mijn kindje slaapt nu, en mijn liedje is uit.
20-06-2013, 05:42
Geschreven door André
19-06-2013
Wiegeliederen 2. Gentil Antheunis
En als ons kindje braaf wilt zijn, dan zullen wij zondag gaan wandelen, dan kopen wij een schip van marsepein, en suikerbonen met amandelen.
Ja, wandelen gaan wij dan in het veld, vol met bloemen en korenaren, waar het water kronkelend henensnelt, met babbelende kabbelende baren.
Ons scheepje steken wij zacht in het zand, wij zullen er ons kindje in zetten, twee engeltjes vliegen aan beider kant, om op het scheepje te letten.
O wat een heerlijke wandeling, de vogels ook zullen niet zwijgen, zij zullen roepen: ik zing, ik zing, om van het suiker te krijgen.
Suiker zo zoet, engeltjes zo goed, vogeltjes zo fijn, scheepje van lekkere marsepein.
Krakende, smakende, amandelen, en als ons kindje braaf wilt zijn, dan zullen wij zondag gaan wandelen.
19-06-2013, 07:32
Geschreven door André
Wiegeliederen1. Gentil Antheunis
En over de weide, daar blonk de zon, di da de li don, zo blijde.
De vogeltjes wipten en vlogen rond, en maakten het aan bomen en bloemen kond,
Zij sprongen en zongen: het is gewis, dat een lief kindje geboren is.
La, la, la, la, la, dan kwamen gelopen, de schaapjes blank, klink klank klink klank, met hopen.
Door het venstertje keken zij vrank en vrij, en huppelden weer naar de malse wei.
Zij kreten en bleetten, het is gewis, dat een lief kindje aan het lachen is.
La, la, la, la, la, dan kwamen ook lonken, de bijtjes vroom, zoom-zoom-zoom-zoom, en ronken.
Zij wemelden langzaam het wiegje rond, en maakten het aan vogels en schapen kond.
Zij kruisten, en ruisten: het is gewis, dat een lief kindje, aan het slapen is.
19-06-2013, 07:29
Geschreven door André
18-06-2013
Komen en keren. Gentil Antheunis
Hij kwam voorbij haar venster, zij keek hem vrank in het oog, maar het scheen haar dat een genster, zijn klare blik ontvloog.
Hij kwam weldra weer weder, zij keerde half zich om, en blikte blozend neder, en wist toch niet waarom.
Hij dacht: wat mag het wezen, zo dikwijls zag ik haar, ik voelde niets voor dezen, en nu...., het is wonderbaar?
Zij dacht: wat moet hij denken, de blik ontzegd door mij, wou ik zo graag hem schenken, nu is hij lang voorbij?
Maar het was de wil des Heren, na twijfel en berouw, na komen, gaan en keren, zij werden man en vrouw.
Zo is de gang der minne, en ieder heeft zijn lot, een blik in de beginne, en iedereen kent het slot.