Is haar in het hart de passiebloem ontloken, zo wordt de vrouw aan het martelkruis geklonken, de bittere beker wordt haar volgeschonken, haar hoofd gebogen en haar kracht gebroken.
Doch de alsem wordt haar wijn en lijdensdronken, wordt haar, wanneer het woord van liefde is uitgesproken, de doornkroon, van parels bloed omblonken, en een diadeem, in het vorstelijk haar gestoken.
Laat vrij de schaar der zedig vrome vrouwen, voor het schoon gebed de handen samenvouwen, heb dank, o Heer, dat ik niet ben als deze, heb dank, o Heer, dat u mij de weg wees.
Vol lage lust, om met ons lijden te spotten, maar wie lijdt om Liefde's wil, kent geen vrees.
De slanke arm om het hoofdje rondgebogen, als jonge meisjes bij het rusten plegen, ligt in het gras, waar daarnet haar voetjes vlogen, het rooswangig kind, slaapdronken, neergezegen.
Door het lover lacht, met liefdestralende ogen, de blauwe hemel het sluimerende meisje tegen, en zachtjes bengelen, door de wind bewogen, haar welkom wuivend, trossen gouden regen.
Haar lokkenweelde, uit zonnegloed geweven, versiert een krans van rozerode klokjes, waarop hel flonkerend, parels dauw nog beven.
Dartele koelte streelt de lichte lokjes, die zacht, als zijde, haar langs het voorhoofd glippen, en het kersenrood van de halfgeloken lippen.
De kleine villa's met hun bloemenhoven, zijn voor mijn oog, dat voorwaarts blikt, verdwenen, hier blauwt een wijde vijver, waar omhenen, de bomen, vol verlangen, nader schoven.
Een kleurloze avondhemel welft zich boven, het stille water door de maan beschenen, rondom het blanke brugje, witbestoven, hoor ik in het lover, koele winden wenen.
Twee blanke sterren fonkelen, rein en teder, twee blanke zwanen drijven op en neder, bevallig zwenkend langs de gladde spiegel.
Daar bloeit de maan, een witte waterroos, haar kelk ontplooiend tussen het golfgewiegel, een schoon tafereel, daarvoor zwijg ik een poos.
Door woud en weide woelen weeldestromen, en lenteadem is door het land gevaren, in het luchtmeer wiegelen goudgetopte bomen.
In wondere weemoed weggezonken dromen, langs stille kronkelwegen, jonge paren, die, terwijl zij elkanders blik te ontmoeten, schromen, naar bloemen zoeken tussen de eerste bladeren.
In het hart van jonge meisjes leven liefdewoorden, mochten zij eeuwig ongefluisterd blijven, reeds zoekt een mannehand haar vingertoppen.
Doch luimig is de aprilzon in het noorden, wellicht waait morgen over alle knoppen, een ijswind die alle leven doet verstijven.
1884
03-09-2012, 09:04
Geschreven door André
02-09-2012
Olympische Spelen Londen 2012 4. wielrennen
1.Danielle King, Laura Trott, Joanna Rowsell Engeland 2.Lauren Tamayo, Sarah Hammer, Dotsie Bausch, Jennie Reed USA 3.Tara Whitten, Gillian Carleton, Jasmin Glaesser Canada 4.Miriam Welte, Kristina Vogel Duitsland 5.Trixi Worrack, Judith Arndt, Charlotte Becker, Ina Teutenberg Duitsland 6.Nicole Cooke, Emma Pooley, Elizabeth Armistead, Lucy Martin Engeland 7.Marianne Vos Nederland 8.Jolien D'Hoore België
02-09-2012, 15:19
Geschreven door André
Schaduw. Alice Nahon
Ik heb de liefde liefgehad, daarom wellicht heeft zij mij niet bemind, zo doet de mooie minnaar, met een zeer verliefd kind.
Ik heb de zon te lief gehad, en beu van beelden, aan de deuren van de dagen, ben ik geworden als een varenblad, dat liever in het lommer leeft, dan de zon te dragen,
En daarom bouwt mijn kommer aan een huis, waar lamp- en zonnelicht, getemperd zijn voor de ogen, en waar de sobere lijn van een gelaat, en waar de vrede van een vriendschap staat, lijk schaduw van een boom, over mijn hoofd, gebogen.
02-09-2012, 08:07
Geschreven door André
01-09-2012
Ochtend. Alice Nahon
Zilver zijn de wegen, zilver zijn de weiden, zilver van parel dauw, die de feeën verspreiden.
Zingen doet de stilte, zingen doen de psalm akkoorden, zingend naar elkander gaan, met al onze liefdewoorden.
Zoenen doen onze zielen, zoenen ongebonden, zoenen als de zon, die, zoent de bloemen monden.
Zalig zijn je armen, zalig zijn je ogen, zalig is de oneindigheid, onder de zilverbogen.
01-09-2012, 08:29
Geschreven door André
31-08-2012
Drie bloemen. Alice Nahon
Kennen jullie ook dat stekelig kruid, distel genoemd, geen sterveling roeit het uit, het is het kruid van de wegen, het kruid van de gracht. maar zacht is de bloem die paars er op lacht.
Zo groeit onuitroeibaar de struik van uw taal, met bloemen van dons en met bladeren van staal, ik had graag wat zachters voor Vlaanderen gekozen.
En ik ween, maar ik vond geen rozen, geen één.
Geen volk van verlangen, dat zingt en schalmeit, hoog boven uw armoe, hoog boven de tijd, dat lijdend en lachend ons Vlaanderen lieft, al heeft men er nimmer uw hart gegriefd.
Mijn ziel heeft in stite u een bloem gewijd, die, rood van illusie, in het wilde gedijt, de vonken van Vlaanderens korens en klavers.
Die ik noem, scharlaken papavers, uw roem.
Papavers uw dromen, en distels de daad, gij moogt ze niet scheiden, zaait het zaad, op Vlaamse wegen, al zijn zij beslijkt, tot boven onze gouwen een regenboog prijkt.
Het mag u niet deren, wat laf men u zegt, wij weten uw liefde, uw lijden, uw recht, wij lieven onze mannen, de stoeren, de koenen.
De trouwen, wij,Vlaamse pioenen, wij, vrouwen.
31-08-2012, 10:05
Geschreven door André
30-08-2012
Maskers. Alice Nahon
De mensen doen hun maskers af, zij kijken vreemd elkander aan, verwonderd dat zij naast elkaar, lijk vreemden staan.
Nochtans zij stonden zij aan zij, in zelfde strijd, voor zelfde brood, sleepten zij niet dezelfde sleur van zorg en nood?
Viel niet dezelfde klacht en scherts, van uit hun bitter blije mond? Was het niet of men de hele dag, elkaar verstond?
De mensen gaan zover vaneen, wanneer de schemering is nabij, zij worden er niet triestig om, of ook niet blij.
Zij speelden immers maar een spel, waarin de ziel geen teken gaf, zij deden enkel met elkaar, wat lief, wat laf.
En met een gauw vergeten groet, een scheiding zonder lach of leed, gaat ieder naar zijn eigen huis, dat stilte heet.
Daar zijn er die te dromen gaan, langs paden mul van schemering, naar het land dat 's avonds schoner wordt, herinnering.
En velen worden stil devoot, om een rein profiel van lief gelaat, dat in de voorhal van hun ziel, gebeeldhouwd staat.
Ik weet er ook die sprakeloos, en moede van de ondankbare strijd, de avond danken om zijn uur, van eenzaamheid.
De mensen doen hun maskers af, het mooie spelen moe gedaan, arme mensen, zij die levenslang, gemaskerd gaan.
Gemaskerd door hun eigen trots, vergulde lach of kranke lust, zij krijgen van geen enkele dag, wat avondrust.
Zij gaan lijk zwervers altijd door, langs dageraad en avondrood, zij vinden nergens het eigen huis, dan in de dood.
30-08-2012, 08:46
Geschreven door André
29-08-2012
Onder uw handen. Alice Nahon
Onder uw handen, die veilige haven, word ik weer de stille, de zachte, de lieve, die vredig de ogen kan laten varen, over de herfst en de verloren jaren.
Onder uw handen, mij binnen halen, in de kleine portiek van de zeer hoofse zalen, waar ik hoor zingen, dat verre, ijle lied, als gij mijn naam zegt, of zacht naar mij ziet.
Onder uw handen, de droom herwinnen, glimlachen en goed zijn, herboren worden naar binnen, uw polsen nat schreien van gesmolten trots, en wonen en gaan slapen in die schone haven Gods.
29-08-2012, 13:37
Geschreven door André
28-08-2012
De kinderen van de Soetewey. Alice Nahon
Zij trekken naar de school om half acht, het dorpje ligt ver van het gehucht, om het even, of liefelijk het zonnetje lacht, voor wind noch voor regen beducht.
Met blauw baaien rokken, (1) de blinkende blokken, van 's zaterdags vers gevernist.
Zo trekken zij zwijgend, de hoofden nijgend, door regen, door sneeuw of door mist.
Dan spreken die Soetewey kinderen geen woord, de groten trekken de kleinen voort, klikkerdeklakker zo kloefen de rijen, op blokken voorbij langs de grauwe kasseien.
Op grootmoeders neusdoek, met kopspeld gehecht, en kleurig met bloemen bestikt, de strogele haren, heel stevig gevlecht, met vuurrode lintjes gestrikt.
Bolrode gezichtjes, en ogen als lichtjes, de handen fris en gezond.
Hoe lief en hoe gekjes, die kinderbekjes, met koffierandjes rond.
Zo stappen zij fier, als waren zij rijk, hun neusdoek sleept met de tippen door het slijk, klikkerdeklakker zo kloefen de rijen, op blokken voorbij langs de grauwe kasseien.
's Zomers dan lopen de jongens voorop, ze knabbelen aan een raap of aan een pee (2), de meisjes die leren hun lessen luidop, de kleintjes die zeggen ze mee.
Soms doen zij hun blokken, en lichtgrijze sokken, aan het oud kapelletje uit,
Dan klinkt langs de wegen, het joelen u tegen, en het plifplef voetjesgeluid.
Maar zien zij in het deurgat hun moeder staan, gauw schieten sokken en blokken weer aan, klikkerdeklakker zo kloefen de rijen, op blokken voorbij langs de grauwe kasseien.
(1) baaien: dikke wollen stof (2) pee: wortel
28-08-2012, 10:33
Geschreven door André
27-08-2012
Avondliedje. Alice Nahon 1896-1933 Antwerpen
's Avonds worden mijn gepeinzen, een hofje van geheimenis, waar bloemen naar het westen wijzen, waar iedere vogel slapen is.
's Avonds wordt de wereld kleener, en dichter alle ver verleden, die eenzaam zijn worden alleener, en die beminnen meer bijeen.
's Avonds weegt er op mijn zwijgen, die schone menselijke pijn, de drang een innig woord te krijgen, en zelf voor iemand lief te zijn.
Daar ligt erbarmen in de avond, een goedheid die geen grenzen weet, wie 's avonds zijn hart geeft en zijn handen, vergeet zo goed zijn eigen leed.
Daar ligt vergiffenis in de avond, o gij, die ik 's morgens heb gehaat, ik voel dat gij ter schemeruren, weer schoon door mijn gedachten gaat.
Er ligt liefde in de avond, zoveel, dat ik de wrede man, die het schoonste van mijn droom ontwijdde, 's avonds weer beminnen kan.
Het is goed in eigen hart te kijken, nog even voor het slapen gaan, of ik van dageraad tot avond, geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik geen ogen heb doen schreien, geen weemoed op een wezen legde, of ik aan liefdeloze mensen, een woordje van liefde zegde.
En vind ik in het huis mijns harten, dat ik één droefenis genas, dat ik mijn armen heb gewonden, rondom een hoofd dat eenzaam was.
Dan voel ik op mijn jonge lippen, die goedheid als een avondzoen, het is goed in eigen hart te kijken, en zo zijn ogen toe te doen.
27-08-2012, 09:37
Geschreven door André
26-08-2012
Olympische Spelen Londen 2012 3a schoonspringen
1.Katie Bell USA 2.Melissa Wu Australië 3.Julia Prokopchuk Oekraïne 4.Maria Kurjo Duitsland
Onder hun zonnehoeden, zo liggen zij in het vlas, boos is de zon hierboven, en zo heet als een oven.
Rood is hun aangezicht, als ongepijnd was, kwaad is de zon hierboven, en zij blaakt als een oven.
Schaduwt hun hoofden, gij, hoeden van stro, strekt u, zo ver als gij kunt, op hun leden.
Zij blijven maar wieden, en zij rusten nooit, zij snakken naar adem, hun zonnehoed schaduwt beneden.
's Avonds zal het branden, gedaan zijn, en dan, laat de avond vrij, frisheid en koelte om te slapen.
Verlost van, de arbeid en van de grote zonnehoed, gaan zij in de koelte slapen.
1897 de XIV stonden
26-08-2012, 12:50
Geschreven door André
25-08-2012
Wolkensneeuw.Guido Gezelle
Geen zwanendons, geen witte zaan, (1) op versgemolken melk ontstaan, geen sneeuw, geen lammervel, blinkt als wolkensneeuw zo fel.
Het is de sneeuw die bloeit, zo zegt het volk, onbevlekt, alwit gewolk, dat is wolkensneeuw, geen sneeuw groeit, zo wit als witte sneeuw die bloeit.
Er blinkt daarin een helderheid, zo wit wordt geen wol bereid; zo wit kan, dat weet ik vast, dat weet hij die een lijndoek wast.
O wolkensneeuw zo wit als schuim, van zuivel of van zilver, het ruim des hemels schijnt één weefgewaad, van zonlicht en zijden draad.
Er ligt ook witte wolkensneeuw in het hemelsblauw des levens, sneeuw en wolken, hopelijk altijd zomerwit, daar waar dikwijls het duister zit.
(1) zaan: room 1897 VIII korenmaand
25-08-2012, 10:14
Geschreven door André
24-08-2012
Het klokkengebed.Guido Gezelle
Hoe helder klinkt de klokkentaal de toren uit, tot negenmaal, herhaalt, herhaalt, de klepel, op de ronde boord, zijn gebedsklop.
De landman laat zijn paarden staan, naar huis zal hij rusten gaan, maar eer hij een stap naast het veld zet, bidt hij eerst nog zijn klokkengebed.
Een engel naar Maria kwam, een boodschap van het Boetelam meegebracht, en negenmaal begroet haar nu de klokkentaal.
Gods eeuwig woord het licht des hemels verliet, en Maria heette moeder te zijn van Hem, die aan een boom voor ons heeft boete gedaan.
De landman na de laatste klop stopt met bidden, houdt met werken op, zijn paarden staan op stal weerom, en moeder wenst hem welkom.
1897 Rijmsnoer VII hooimaand
24-08-2012, 09:08
Geschreven door André
23-08-2012
Twee paarden. Guido Gezelle
Zij stappen, terwijl overal de bellen klinken, de twee sterke paarden, zij staan steeds klaar, zij zwoegen en zweten, en blinken doet het blonde gelijm van hun haar.
Zij stappen over stenen, zij stijven de stringen, het ronde gareel, het spant op hun spannende lijven, de voerman beweegt ze aan een zeel.
De wagen komt achter, de rossen, gelaten in het lastig geluid, schokkend, schuddend en botsend, zij gaan stil en gestadig vooruit.
Geen zweep hoort er te zinken, geen snoer raakt er één haar, zo stappen zij, terwijl overal de bellen klinken, de twee sterke paarden, zij staan steeds klaar.
1897 Rijmsnoer
23-08-2012, 09:56
Geschreven door André
22-08-2012
Marialied. Guido Gezelle
O Maria die daar staat, gij zijt goed en ik ben kwaad, wilt gij mijn arme ziel gedenken, ik zal u een Ave Maria schenken.
O Maria gij die weet, dat mijn hart u is besteed, wilt gij mijn arme ziel gedenken, ik zal u een Ave Maria schenken.
O Maria die mij ziet, gij hebt alles, ik heb niet, wilt gij mijn arme ziel gedenken, ik zal u een Ave Maria schenken.
O Maria, voluit, spreek ik mijn beloften uit, wilt gij mijn arme ziel gedenken, ik zal u een Ave Maria schenken.
O Maria, in onze harde strijd, toont dat gij onze Moeder zijt, wilt gij mijn arme ziel gedenken, ik zal u een Ave Maria schenken.
1865-1870 Liederen, eergedichten en reliqua
22-08-2012, 00:00
Geschreven door André
21-08-2012
Morgenstond. Guido Gezelle
O Morgenstond, uw blij gelaat, na lang gepeins, mij hopen laat, dat ik eindelijk deze enkele dag, u vrij en vrolijk groeten mag.
Komt hier en straalt mijn hart en zin, mijn lijf en ziel uw blijdschap in, en duwt mij, bedroefd en moe, de diepe en duistere wonden toe.
O zoet genot, zaligheid en kracht, zo lang gevoeld, zo lang gewacht, o morgenstond, vol hemeldrank, blijft hier, ook al is het eeuwen lang.