Zacht luidt de eenvoudige, oude melodie, Waarmee moeder haar lieve kindje sust, Bij elke stroof zijn melkwit koontje kust, Hem zoetjes wiegend, op die oude melodie.
Lief zingt dat lied van vrede en rust, Door het stil vertrek, niemand die luistert of ziet, Naar het blanke groepje, dan vader die zich opricht van de sponde waar hij rust.
Zo zingt moeder haar lieve kindje in slaap, heel zacht, Slaap, zoet kindje, slaap maar zacht. En zeer eentonig klinkt haar wiegelied.
Niemand luistert in de donkere nacht, Naar de oude wijs, vol tedere weemoed, dan Mijn lief, lief kindje, dat niet slapen kan.
1888
01-09-2011, 09:29
Geschreven door André
31-08-2011
Hoor, het is de wind. Guido Gezelle
Hoor, het is de wind, de wind, de wind, en zoekende zucht hij, om rust te vinden, overal rond, en hij vindt er geen, nooit, of hij de daken van de huizen verstrooit, of hij de vliegende bladeren doet ruisen, of hij de bomen daarboven doet buisen,(1) of hij de torens hun toppen afwaait, of hij de malende molens draait, of hij de zee in de wolken doet botsen, of hij haar slaat op de zuchtende rotsen, of hij de schepen daarbinnen begraaft, of hij door het schuimbekkend zeewater draaft, nimmer vindt hij rust, de wind, de wind, en nimmer zal hij nog rust vinden, maar één keer rustte hij, toen Jezus sprak: Ik wil. En hij rustte.
1859 Gedichten, Gezangen, Gebeden (1)buisen: met veel lawaai te keer gaan
31-08-2011, 12:59
Geschreven door André
30-08-2011
De mijnwerkers. Arnold Sauwen
Zwart stofrand om de ogen, met hun wezen stoer en stug, komen zij van het werk gereden, grauwe schoftzak op de rug.
Hunkerend naar lucht en zon, in der mijnen donkere schacht, stegen ze op naar het blijde daglicht, als uit een sombere kerkernacht.
Als kabouters onder het welfsel, van hun duistere rotsspelonk, stonden zij daar, schatten delvend, zwarte kolen, bonk bij bonk.
Zij weten het, helse nachten, huizen in der aarde schoot, het grauwvuur sluimert in de lagen, in de gangen loert de dood.
Thans heeft het uur der rust geslagen, langs de landweg, in de kroeg, jankt het orgel, vrolijk lokkend, en het werk gaf dorst genoeg.
Het bier schuimt, de glazen klinken, blijdschap uit zich in gezang, moeheid, angsten zijn vergeten, bij de frisse, koele drank.
Stoere wroeters om den brode, duur hebt ge uw vreugde gekocht, gij, die in de nacht der mijnen, voor de mensen welzijn wrocht.
30-08-2011, 10:41
Geschreven door André
29-08-2011
De herberg.Arnold Sauwen
Herbergzaam huis, dat wel een eeuw daar ligt, de landweg langs die leidt naar verre steden, hoe velen hebt ge, als tot een gastvrij sticht, uw uitgesleten dorpel op zien treden?
Wie moede zijn stap de avond tegenricht, en loomheid zwaar voelt wegen in zijn schreden, groet blijderhart van wijdt uw lampelicht, waar zoete nachtrust wacht zijn matte leden.
Wel hem, die eens langs zijn levensbaan, het huis van zijn verlangen in mag gaan, waar tedere zorgen zijn komst verbeiden.(1)
Waar op de drempel Liefde wacht, en de waardin, het welkom spreekt bij dis en haard en zacht, haar blanke handen het warme bed spreiden.
(1)verbeiden: afwachten 1857-1938. geboren te stokkem.
29-08-2011, 11:43
Geschreven door André
28-08-2011
Kleingedichten 2.Guido Gezelle
4.Jezus wijs en wondermachtig, wees mij, arme man, indachtig, leer mij spreken Uw naam, maak mij, ofschoon onwaardig, voor Uw lof mijn tong vaardig, en voor Uw eer mijn lied bekwaam.
5.Was ik een bij en de bijenkorf mijn woning, dan zou ik mijn leven lang zingen en werken blij, maar ik ben een dichter en Gij de koning, van heel de schepping en van mij.
6.Maria zoet, aan het hoofd van de maagdenstoet, de sterkste vrouw van al, en het eerbaar vrouwental.
1859 Deze kleingedichten zijn echte gebeden, maar ook een brokje poëzie.
28-08-2011, 14:27
Geschreven door André
Het spookhuis.Vertelling
In mijn stad hebben we een echt spookhuis. Het is leeg. Niemand wilt erin wonen.Want regelmatig wordt het spook nog gezien. Het is een droeve geschiedenis. Eeuwen geleden was het een koopmanshuis. Op een dag was de koopmansdochter alleen thuis. De koningszoon was het huis binnengedrongen en had het meisje vermoord. Sindsdien doolt het meisje als spook rond op zoek naar haar moordenaar. De moordenaar werd nooit gevonden en is nu reeds lang dood. Daarom zal het meisje moeten blijven spoken tot het einde der tijden. Ik vond dat een interessant verhaal en zo een jong spookje zou ik wel eens willen ontmoeten. Ik kocht het huis en richtte het in. Ik had een bordje geplaatst met "welkom spook" en ik had de tafel reeds klaargezet. Een zachte zetel en wat drankjes, een haardvuur en mooie spookmuziek. Het spook mocht gerust afkomen. Maar ineens was het spook daar. Ik schrok geweldig. Gelukkig had ik mij super geheim anti spookwapen bij. En dat is...een waterslang. Ik opende de kraan en spoot het spook kletsnat. Toen hoorde ik een lief stemmetje:"wat doe je nu?" en het natte hoofdje van mijn buurmeisje kwam van onder het laken te voorschijn. Was dat nu de oplossing van een eeuwenoud spookverhaal? Mijn buurmeisje met een wit laken rond haar lichaam? Dan begon mijn buurmeisje nog te wenen. En iets waar ik niet tegen kan is een lief meisje dat weent. Ik voelde met slecht en schuldig. Ik gaf haar mijn mooiste handdoeken om haar tranen te stelpen en ook om haar nat spookkleedje wat te drogen. En zij vertelde mij het verhaal. De moordenaar van het koopmansmeisje had wroeging gekregen en was gaan biechten bij de abt van het klooster buiten de stadspoorten. En de abt had hem een penitentie gegeven. Hij moest het spook om vergiffenis gaan vragen. Hij is vergiffenis gaan vragen en het spook heeft hem streng gestraft. Zo was het spook bevrijd en kon naar de hemel gaan. Maar nu hadden wij geen spookhuis meer. De buurvrouw die toen leefde verzon een plan. Je moet weten, onze twee huizen zijn met mekaar verbonden door een onderaardse gang.Vroeger gebeurde dat veel. Zo kan je bij mekaar komen zonder buiten te gaan. Gemakkelijk he. Die buurvrouw had een spookkleed gemaakt en ging regelmatig spoken. Zo bleef het spook bestaan. Zij gaf het door aan haar dochter en zo ging dat van moeder op dochter voort. Ik leerde het van mijn moeder en ik zou...en weer een huilbui. Ik was radeloos en zocht iets om het meisje te helpen. En ik vond het. Weet je, zei ik tegen het meisje, je gaat je zondagse spookkleed aantrekken, je komt spoken en ik maak enkele prachtige foto's. Zo hebben we een bewijs dat het spook bestaat. Mijn buurmeisje huilde niet meer en ze glimlachtte. Ze vond het een goed idee. Even later verscheen mijn zondagse spook en ik maakte verschillende zeer goede foto's. Ik ging de foto's ontwikkelen en bekeek het resultaat. Toen kreeg ik de schok van mijn leven. Mijn haren zijn grijs geworden. Ik ben veel ernstiger geworden en ik hou me nu bezig met de vraagstukken van het leven. Op de foto's zag je ons zondagse spookje. Maar daar in de hoek... zag ik het echte spook dat even naar haar collega was komen kijken. Vele jaren geleden heeft een oude man mij het verhaal verteld.Ik heb alles netjes opgeschreven.
28-08-2011, 10:56
Geschreven door André
27-08-2011
Een doosje. Free Souffriau. Lied
Ik wou dat ik een doosje had Waarin ik af en toe eens wat Momenten kon verzamelen voor later.
En in dat mooi en magisch ding De schatkist der herinnering Bewaarde ik de uren dat we praatten.
Ik sluit mijn ogen, zie dat beeld De dromen die ik heb gedeeld De warme haard werd geen seconde kouder.
Ik herinner me nog elke geur Een bord met "Welkom" op de deur De warme glimlach van mijn lieve ouders.
Ik wou dat het weer bedtijd was De boeken die je me toen las De stemmetjes bij al die mooie plaatjes.
Die vader uitvond keer op keer En moeder hield het plots niet meer We lachten samen, veegden onze traantjes.
Want ik herken mijn eigen lach Nu ik mijn kinderen elke dag De liefde die ik van jullie kreeg, kan geven.
En ik herken mij eigen lach Nu ik mijn kinderen elke dag De liefde die ik van jullie kreeg, kan geven.
27-08-2011, 09:24
Geschreven door André
26-08-2011
Zij.Free Souffriau.Lied
De wekker gaat ik kruip uit bed Gisteren veel te laat gewerkt Eerst een diner nadien een concert Dan hoor ik haar stem en ze zegt "mama" En ik herleef
Zij is het allermooiste dat me in Mijn leven overkomen is Zij is mijn reden voor bestaan Zij geeft aan elke dag betekenis Een vlinder fladdert voor het eerst Niets is er altijd al geweest Een bloem gaat open voor de eerste keer En haar verbazing raakt mij telkens weer Mijn kind, alles begint
Zij is het mooiste op aarde, Niemand is ooit zo mooi geweest Zij is het mooiste op aarde Ik zie de wereld voor het eerst Zij laat me plots het leven zien Zoals ik het nooit zag voordien Voor haar is elke nieuwe dag een feest Zij is het mooiste op aarde Niemand is ooit zo mooi geweest
Zij is mijn nu, zij is mijn straks Zij is mijn wat-er-ooit-nog-komen-mag De wereld ademt met haar mee Zij is de ochtend van een nieuwe dag Alles is mooi, alles is jong Alsof het gisteren pas begon Zij kijkt me met die grote ogen aan Alleen mijn hart dat even stil blijft staan Mijn kind, alles begint, alles begint
Zij is het allerliefste op aarde Niemand is ooit zo lief geweest Zij is het allerliefste op aarde Ik zie de wereld voor het eerst Zij laat me nu het leven zien Zoals ik het nooit zag voordien Voor haar is elke nieuwe dag een feest Zij is het allerliefste op aarde Niemand is ooit zo lief geweest
Zij laat mij nu mijn leven zien Zoals ik het nooit zag voordien Van haar hou ik het allermeest Zij is mij grootste schat op aarde Niemand is ooit zo mooi geweest Niemand is ooit zo lief geweest
Uit vale velden rijst omhoog mijn grijze stad, Eerwaarde stad van kerken en prelaten, Vervallen stad van lang verlaten straten, Met een bruinverweerde huizenschat.
Kazerne en klooster, priester en soldaten, De vesten langs, die houden het stadje omvat, Stroomloze vaart en landschap boomloos plat, Met zwart omhuifde vrouwen, dof gelaten.
Stugge stad waar ik zo lang leefde en leed, Hoe kunt gij nog zo zoet mijn weemoed lokken, Als ik uw reuzenpoort weer binnentreed.
Wanhoopsstad, ik zal om je verleden niet wrokken, Zij het voor de harten die ik daar kloppen weet, Dode stad, vol met klank van sombere doodsklokken.
1895
25-08-2011, 11:18
Geschreven door André
24-08-2011
Tot de maan.Guido Gezelle
Hoe schoon vaart gij daar, helderblauwe maan zo klaar, hoog boven veld en wee, zwemmend in een wolkenzee.
Ik denk dat gij weet en ziet, al wat hier beneden geschiedt, en wilde ik of wenste ik kwaad, ik werd al benauwd van uw gelaat.
Leidt al wie goedwillig is, door deze wereldwildernis, en verlicht hem langs de baan, waar ik u schoon beeld zie staan.
Schoon, wel zeker duizendmaal, is al dat nachtelijke gestraal, van de sterren en van de maan, die hier diep in het donker staan.
1873 Gedichten, Gezangen, Gebeden
24-08-2011, 10:39
Geschreven door André
23-08-2011
Wals van kwart voor middernacht. Paul Van Ostayen
Alsof zij iets zingen ging trilt de luit en de lieve luit achterna hinkepinkt de piano hinkepoot linkepoot ik denk niet dat de luit iets zeggen zal kwart voor middernacht al trilt, zij trilt toch?, de luit nu weer Eer de luit daarover heeft nagedacht of zij zingen zal kwart voor middernacht is het reeds lang kwart na middernacht Waarom trilt de luit dan zo klokje kwart voor middernacht Wist maar iemand dat dat trillen van de luit Lieveke dieveke doderideine do en deinen de luit heeft zich bedacht en zwijgt
Heb ik dat van dat trillen wel verwacht
23-08-2011, 12:25
Geschreven door André
22-08-2011
Iris.Jacques perk
Ik ben geboren uit zonnegloren, en een zucht van de ziedende zee, die omhoog is gestegen, op wieken van regen, gezwollen van wanhoop en wee. Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven, als dauw aan de roos, die ontlook, wanneer de dagbruid zich baadt en voor het schuchter gelaat, een waaier van vlammen ontplook.(2)
Met tranen in het oog, uit de diepten omhoog, buig ik ten kus naar beneden, mijn lichtende haren befloersen de baren,(3) en mijn tranen lachen tevreden. Want diep in de zee, splijt de bedding in twee, als mijn kus de golven doet gloren,(4) en de aarde is gekloofd en het lokkig hoofd, van Zefir komt lachend naar voren.(5)
Hij lacht, en zijn zucht jaagt mij, arme, in de lucht, en een boog van tintelende kleuren, is mijn spoor als ik wijk naar het dromerige rijk, waar ik eenzaam om Zefir kan treuren. Hij mint me als ik hem, maar zijn lach, zijn stem, zijn kus is een zucht, wij zwerven omhoog, omlaag, wij willen gestaag,(6) maar wij kunnen noch kussen, noch sterven.
De sterveling ziet mijn aanschijn niet, als ik uitschrei hoog boven de wolken, en de regenvlagen met ritselend klagen, mijn onsterfelijke weedom vertolken. Dan drenkt mijn smart het dorstende hart, van de bloem, die smacht naar mijn leed,(7) en met dankbare blik naar mij opziet, als ik van weedom het wenen vergeet.
En dan verschijn ik door het nevelgordijn, dat mijn Zefir verscheurt, als hij vliegt, somber gekromd, tot de zonneschijn komt, en op het rag mijner wieken zich wiegt.(8) Dan zegt op aarde, wie mij ontwaarde, de gouden Iris lacht, en stil oversprei ik de vale vallei, met een gloed van zonnig smaragd.
Mijn handen rusten op de uiterste kusten, der aarde, als in roerloos peinzen, één bonte gedachte, ik mijn liefde verwachtte, die mij achter de zon zal doen deinzen. Ik zie 's nachts door mijn armen de sterren zwermen, en het donzige wolkengewemel, en de maan die mij haat, en zich koestert en baadt, in de zilveren lach van de hemel.
Mijn pauwenpronk is de dos, die mij schonk, de zon, om de sterveling te sparen, wanneer mijn lichtloze blik zou bleken van schrik, en mijn droeve gestalte vervaren. Nu omspan ik de trans met mijn armen van glans, tot mij lokt Zefirs wapperend gewaad, de lokkende zon mij verlaat.
Ik ben geboren uit zonnegloren, en een vochtige zucht van de zee, die omhoog is gestegen op wieken van regen, gezwollen van de wereldse wee. Mij is gemeenzaam, wie even eenzaam, het leven verlangende slijt, en die in tranen zijn vreugde zag tanen, doch liefelijk lacht als hij lijdt.
1859-1881
(1) Iris: regenboog(als godin) (2) ontplook: ontplooide (3) floers: bedekken als een sluier (4) gloren: stralen (5) Zefir: zachte, aangename, zuidwestelijke zeewind (6) gestaag: onafgebroken (7) de regen (8) rag: weefsel Het gedicht beschrijft de onmogelijke liefde tussen de regenboog en de zeewind.
22-08-2011, 21:52
Geschreven door André
21-08-2011
Kleingedichten 1.Guido Gezelle
1. Met het kruis in de top, zo varen wij, door het wereldtij, de hoge Hemel op.
2. Hoger als mijn ogen dragen, verder als de winden jagen, dieper als de diepste zee, over alles heerst God alleen.
3. Blank papier, wat schrijft men op uw glad geglimde banen al niet, dat gij, schuldloos ding moet harden, wilt ge of wilt ge niet?
Schande, die ooit de pen durfde roeren, en op uw blank papier, de stroom uitgieten van zijn hart, al kende hij u niet.
(kleingedichten zijn korte gebeden en korte bezinningsmomenten.Deze kleingedichten zijn geschreven rond 1858.)
21-08-2011, 16:17
Geschreven door André
De schatkist.Vertelling
Mijn stad is beroemd om zijn oninneembare vesting. Zijn de stadspoorten gesloten, dan geraakt niemand nog binnen. Eenmaal heeft een leger uit een ver land het geprobeerd. Nu nog versieren de buitgemaakte gulden sporen onze kerken. En het belfort op het marktplein is ook oninneembaar. Als een stoere waker bewaakt hij de stad. Het is dan ook de beste plaats om onze schatkist te bewaren. Je moet binnengaan langs een onzichtbare poort beschermd met drie sloten. Langs een wenteltap ga je tot de tweede verdieping en je gaat binnen langs een onzichtbare deur beschermd met zes sloten. In de schatkamer staat een onzichtbare kast beschermd met twaalf sloten. Daarin bevindt zich de schatkist. Volledig veilig. De roem van onze stad strekt zich uit tot ver buiten de stadsgrenzen. In een nabijgelegen stad zocht men naar een veilige plek om hun schatkist te bewaren. En er was niets dan in aanmerking kwam. Daarom besliste het stadsbestuur om hun schatkist veilig te laten bewaren in onze stad. De schatkist werd geplaatst in de schatkamer op de eerste verdieping. Zo kon er geen verwarring onstaan met onze schatkist op de tweede verdieping. En de schatkist zat ook in een onzichtbare kast beschermd met twaalf sloten, in een zaal die je betreedt langs een onzichtbare deur beschermd met zes sloten. Maar na enkele jaren kwam de nabijgelegen stad in de greep van het Kwaad. De nabijgelegen stad sloot een verbond met het Hoogste Kwaad. En daartegen kan je niets doen. Daardoor geraakten de ridders van de nabijgelegen stad door onze stadspoorten. De koningin en de kroonprinses vluchtten in de kerk gelegen bij de stadspoorten en baden om bescherming. Maar de ridders van het Hoogste Kwaad reden met hun paarden naar het belfort. Langs de onzichtbare poort beschermd met drie sloten geraakten ze binnen. Even later kwamen zij buiten met de schatkist en reden de stad uit. Wat een ramp voor onze stad. Maar Onze Lieve Vrouw van de kerk gelegen aan de stadspoorten had het gebed van de koningin en de kroonprinses verhoord. Even later geraakte het bekend. De ridders van het Kwaad waren tot de eerste verdieping gegaan. En daar hadden ze een schatkist gezien. En die schatkist hadden ze meegenomen. Maar de schatkist op de eerste verdieping was de schatkist van de nabijgelegen stad. Zo hadden de ridders van het Kwaad hun eigen schatkist gestolen. De schatkist van onze stad stond nog veilig en wel op de tweede verdieping. In processie ging iedereen naar de kerk gelegen aan de stadspoorten om God te danken. Het stadsbestuur, de koningin en de kroonprinses offerden een grote kaars ter ere van Onze Lieve Vrouw. En nu nog gaan de inwoners van onze stad jaarlijks in processie naar de kerk gelegen aan de stadspoorten om drie grote kaarsen te offeren.
Door mijn woning, speelt een zonnig licht. Ik voel me een kleine koning, in mijn gouden plicht. Vrouw en kind te schragen, op mijn sterke jeugd. En ze hoog te dragen, in mijn vreugd. En ze hoog te dragen, in mijn vreugd.
Daar op het schouwtje, prijkt mijn enig kruis. Wees mijn engel,vrouwtje, wees mijn hemelhuis. Wees mijn stoutste roemen, wees mijn zoetste troost. Frisse levensbloemen, krachtige kroost. Frisse levensbloemen, krachtige kroost.
O mijn kinderen, graag gebroken brood. Zal het geluk verminderen, als de last vergroot? Gaat men armoe lijden, om een mondje meer? Waar twee mensen strijden, helpt de Heer. Waar twee mensen strijden, helpt de heer,
20-08-2011, 12:01
Geschreven door André
19-08-2011
Egidius.Oud lied.
Egidius, waer bestu bleven? Mi lanct na di, gheselle myn, Du coors die doot, du liets me tleven, Die gheselscap was goet ende fyn.
Het sceen si moeste ghestorven syn, Nu bestu in den troon verheven, Claerrer dan die sonnescijn, Alle vrucht es die gegheven.
Nun bidt for myn, ic moet nog leven, En inde weirelt lyden pyn, Bewaer myn stede hier bineden, Ic moet nog singhen een liedekyn.
In de oude straat, waar vreemd de voetstap klinkt, En welig gras voortwoekerend ongestoord, In een groene lijst de grauwe keien vat, Staat, droef vervallen, het lang verlaten huis.
De ruiten blinken blauw, in het licht der maan, En staren, stil en strak, met glazen blik, De blik van ogen, die geen licht meer zien, De blik van iemand, die zich heeft blindgeweend.
Droef zingt de klok van de middeleeuwse kerk, Hoog boven het stadje, een oude melodie, En wanneer alles zwijgt alom, Weeklaagt een vedel, smeltend zacht, In de sombere nacht.
1886 (1859-1941)
18-08-2011, 00:00
Geschreven door André
17-08-2011
O ruisen van het ranke riet.Guido Gezelle
O ruisen van het ranke riet, wist ik toch uw droevig lied, wanneer de wind voorbij u voert, en buigend uw halmen roert. Gij buigt ootmoedig nijgend neer, staat op en buigt ootmoedig, weer, en zingt al buigend het droevig lied, dat ik bemin, o ranke riet.
O ruisen van het ranke riet, hoe dikwijls zat ik niet, nabij de stille waterboord, alleen en van geen mens gestoord. Ik lonkte het rimpelend water na, en sloeg uw zwakke stengels ga, en luisterde naar het lieve lied, dat jij mij zong, o ruisend riet.
O ruisen van het ranke riet, hoe menig mens aanschouwt u niet, en hoort uw zingende harmonij, doch luistert niet en gaat voorbij. Voorbij alwaar het hart hem jaagt, voorbij alwaar het klinkend goud hem plaagt, maar uw geluid verstaat hij niet, o mijn beminde ruisend riet.
Nochtans, o ruisend ranke riet, uw stem is zo verachtelijk niet, God schiep de stroom, God schiep uw stam, God zei: "Waait", en de wind hij kwam, en de wind woei, en wabberde om (1) uw stam die op en neder klom, God luisterde, en uw droevig lied, behaagde God, o ruisend riet.
O neen, mijn ranke ruisend riet, mijn ziel misacht uw eigen taal niet, mijn ziel die van dezelfde God, het gevoel ontving, op zijn gebod. Het gevoel dat uw geruis verstaat, wanneer gij op en neder gaat, o neen, o neen, mijn ranke riet, mijn ziel misacht uw eigen taal niet.
O ruisen van het ranke riet, weergalmt in mijn droevig lied, en klagend kom ik u te voet, gij die ons beiden leven doet. Gij die zelf de taal bemint, van het ruisende, ranke riet, verwerp dan ook mijn eigen taal niet, ik, arme, kranke, klagende, riet.
1857 dichtoefeningen. Guido Gezelle is te Brugge geboren op 1 mei 1830 (gestorven 1899) (1) wabberen:lichtjes waaien
17-08-2011, 21:25
Geschreven door André
16-08-2011
Singer.Paul Van Ostaijen
Singer Singer naaimasjien Hoort Hoort Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht Wat Wat jawel Jespers Singer naaimasjien hoe zo jawel ik zeg het u Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht Waarom waardoor wat wil hij Jawel hij zal hoe zo circulez want
SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE
de beste waarom hoe kan dat wie weet alles is schijn Singer en Sint-Augustinus Genoveva van Brabant bezit ook een Singer die Jungfrau van Orleans Een Singer? jawel jawel jawel jawel ik zeg het u een Singer versta je geen Nederlands mijnheer Circulez Bitte auf Garderobe selbst zu achten ik wil een naaimasjien iedereen heeft recht op een naaimasjien ik wil een Singer iedereen een Singer Singer zanger meesterzanger Hans Sachs heeft Hans Sachs geen Singermasjien waarom heeft Hans Sachs geen Singer Hans Sachs heeft recht op een Singer Hans sachs moet een Singer hebben jawel dat is zijn recht Recht door zee Leve Hans Sachs Hans Sachs heeft gelijk hij heeft recht op
SINGERS NAAIMASJIEN IS DEBESTE
alle mensen zijn gelijk voor Singer Circulez een Singer Panem et Singerem
Panem et Singerem Panem et Singerem Panem et Singerem et Singerem et Singerem
Ik wil een Singer wij willen een Singer wij eisen een Singer wat wij willen is ons recht ein Fester Burg is unser Gott
Panem et Singerem Panem et Singerem Panem et Singerem et Singerem et Singerem
Waarom hoe zo wat wil hij wat zal hij Salvation Army Bananas atque Panama de man heeft groot gelijk hij heeft gelijk gelijk heeft hij jawel jawel jawel waarom wie zegt dat waar is het bewijs jawel hij heeft gelijk
Panem et Singerem Panem et Singerem Panem et Singerem Singerem Singerem
SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE
1896-1928 (Paul Van Ostaijen spot met de reklame die gemaakt werd voor Singer door zelf een reklamespot te maken. Heb je nu geen zin in een Singer?)