John Ronald Reuel Tolkien (Bloemfontein, Zuid-Afrika, 3 januari 1892 Bournemouth, Engeland, 2 september 1973) was hoogleraar Angelsaksisch van 1925 tot 1945 en hoogleraar in de Engelse taal- en letterkunde[1] van 1945 tot 1959 aan de Universiteit van Oxford en schrijver van verschillende bekende werken. Met zijn boeken De Hobbit (The Hobbit) en In de Ban van de Ring (The Lord of the Rings) is hij vooral bekend geworden als de vader van de moderne high fantasy.
Afkomst
Tolkiens voorvaders van zijn vaders kant waren voornamelijk ambachtslieden. De familie had zijn wortels in het Duitse Koninkrijk Saksen, maar woonde in Engeland sinds de 18de eeuw. De naam Tolkien is verengelst van Tollkiehn, van het Duitse tollkühn, wat roekeloos of overmoedig betekent.
Tolkiens grootouders van zijn moeders kant, John en Edith Jane Suffield, waren baptisten, die woonden in Birmingham (Engeland), en hadden een winkel in de stad. De familie Suffield had meerdere winkels gerund vanuit hetzelfde gebouw, genaamd Lamb House, sinds het begin van de 19de eeuw. Sinds 1812 had Tolkiens betovergrootvader William Suffield er een boekenwinkel van gemaakt; Tolkiens overgrootvader, ook John Suffield, had er een kledingwinkel van gemaakt.
Jeugd
John Ronald Reuel Tolkien werd geboren als zoon van Arthur Reuel Tolkien (1857-1896), een Engelse bankmanager, en zijn vrouw Mabel Suffield (1870-1904). Het stel was vertrokken uit Engeland toen Arthur was gepromoveerd tot het hoofd van de Britse bank in Bloemfontein. Tolkien had een jongere broer, Hilary Arthur Reuel, geboren op 17 februari 1894.
Als kind was Tolkien gebeten door een grote baboon spider (een Afrikaanse vogelspin) in de tuin, deze gebeurtenis heeft zijn sporen achtergelaten in zijn verhalen. Toen hij drie jaar oud was, ging Tolkien met zijn moeder en broertje naar Engeland op een wat langer familiebezoek. Zijn vader stierf echter in Zuid-Afrika aan acute reuma, voordat hij ook naar Engeland kon komen. Hierdoor zat het gezin zonder inkomen, dus gingen ze wonen bij hun grootouders in Birmingham. Kort daarna, in 1896, verhuisden ze naar Sarehole (nu in Hall Green), daarna naar een dorp in Worcestershire. Hij genoot van het ontdekken van de molen in Sarehole en van Moseley Bog (een natuurreservaat) en de Clent Hills en Malver Hills. Deze dingen hebben hem geïnspireerd in zijn boek, samen met de dorpjes in Worcestershire, zoals Bromsgrove, Alcester en Alverchurch. En ook zijn tantes boerderij genaamd Bag End, wat als naam is gebruikt in zijn verhalen.
Mabel gaf zelf les aan haar twee zonen, en Ronald (zo stond hij bekend in de familie), was een slimme leerling. Ze leerde hem veel over plantkunde, wat bij hem de liefde voor planten deed ontwaken. De jonge Tolkien hield ervan om landschappen en bomen te tekenen, maar zijn favoriete lessen waren die van de talen, zijn moeder leerde hem de basisprincipes van het Latijn. Hij kon al lezen toen hij vier was en kort daarna kon hij ook vloeiend schrijven. Zijn moeder liet hem veel lezen. Hij vond Treasure Island en The Pied Piper niet leuk, en vond Alice in Wonderland van Lewis Carroll grappig maar verontrustend. Hij hield echter van indianenverhalen en van de fantasieverhalen van George MacDonald. Daarnaast waren de Fairy Books van Andrew Lang bijzonder belangrijk voor hem en hebben hem zichtbaar beïnvloed in zijn eigen werk.
Tolkien ging naar de King Edwards School in Birmingham, waar hij als leerling hielp bij het uitzetten van de route voor de kroningsparade van koning George V, waarbij hij net buiten de poorten van Buckingham Palace stond. Later ging hij naar de St. Philips School.
Mabel Tolkien werd in 1900 verwelkomd in de Rooms-katholieke kerk, ondanks de protesten van haar baptistenfamilie, die stopte met alle financiële ondersteuning aan haar. Ze stierf aan complicaties van diabetes (type 1) in 1904, toen Tolkien 12 was, in Fern Cottage in Rednal, waar ze toen woonden. Mabel Tolkien was toen ongeveer 34 jaar oud en destijds had men de behandeling met insuline nog niet uitgevonden. Voor de rest van zijn leven vond Tolkien dat zijn moeder een martelaar was geworden voor haar geloof.
Voor haar dood had Mabel Tolkien de voogdij over haar zonen toegewezen aan Fr. Fancis Xavier Morgan van het oratorium van Birmingham, die hen moest opvoeden als katholieken. Hij woonde daar in de schaduw van de Perrotts Folly en de victoriaanse toren van Edgbaston Waterworks, wat misschien heeft gezorgd voor het aspect van donkere torens in zijn verhalen. Ook de romantische middeleeuwse schilderingen van Edward Burne-Jones en de Prerafaëlieten in het museum en kunstgalerie van Birmingham.
Latere jeugd
In 1911, toen hij leerling was op de King Edwards School in Birmingham, vormde Tolkien met drie vrienden, Rob Gilson, Geoffrey Smith en Christopher Wiseman, een geheim genootschap, dat ze T.C.B.S. noemden. De initialen staan voor Tea Club and Barrovian Society. Dit verwees naar hun liefde voor theedrinken in de Barrows Stores bij hun school en in de bibliotheek van de school. Na school hielden de leden contact en in december 1914 hielden ze een Council-vergadering in Londen bij Wiseman thuis. Voor Tolkien was het resultaat van deze ontmoeting een hevige toewijding aan het schrijven van poëzie.
In de zomer van 1911 ging Tolkien op vakantie naar Zwitserland. De verhalen van Bilbos reizen door de Nevelbergen (inclusief de glijpartij van de glibberige stenen in het bos) zijn regelrecht gebaseerd op zijn eigen avontuur toen hun gezelschap van 12 wandelde van Interlaken naar Lauterbrunnen, en kampeerde in de morenen bij Mürren. Zevenenvijftig jaar later herinnerde Tolkien zich dat hij spijt had toen hij het uitzicht van de eeuwige sneeuw van Jungfrau en Silberhorn zag. Ze gingen langs de Kleine Scheidegg naar Grindelwald en langs de Grosse Scheidegg naar Meiringen. Ze gingen verder langs de Grimsel Pass en door de Valais naar Brig, van daaruit gingen ze naar de Aletsch glacier en Zermatt.
In oktober van datzelfde jaar, begon Tolkien aan Exeter College, een van de colleges bij de Universiteit van Oxford. Hij begon met het studeren van de de klassieken, maar veranderde van studie en ging Engelse taal studeren. Hij slaagde in 1915.
Relatie en huwelijk
Op zestienjarige leeftijd ontmoette Tolkien Edith Mary Bratt, die drie jaar ouder was, toen J.R.R. en Hilary Tolkien in hetzelfde pension gingen wonen. Volgens Humphrey Carpenter gingen Edith en Ronald regelmatig naar de theewinkeltjes van Birmingham, vooral naar degene die een balkon had waar je uitzicht had op de straat. Ze zaten daar zitten en gooiden suikerklontjes in de hoeden van voorbijgangers en gingen naar het volgende tafeltje als de suikerklontjes op waren. Met twee mensen met zon persoonlijkheid en zon positie was het niet gek dat er romantiek begon te bloeien. Ze waren beiden wezen die liefde nodig hadden en vonden dat bij elkaar. Tijdens de zomer van 1909 besloten ze dat ze verliefd waren, aldus Humphrey Carpenter[2].
Zijn voogd, Vader Francis Morgan, zag Edith als een afleiding van Tolkiens schoolwerk, vond het vreselijk dat Tolkien zo serieus was met een protestants meisje, en verbood hem haar te zien of te schrijven, totdat hij 21 was. Hij volgde Morgans wensen op, op één uitzondering na, waarna Vader Morgan had gedreigd met het stoppen van zijn studie aan de universiteit als hij niet stopte met het omgaan met Edith.
Op de avond van zijn 21ste verjaardag, schreef Tolkien een brief aan Edith, waarin hij haar zijn liefde verklaarde en vroeg haar ten huwelijk. Edith antwoordde dat ze al verloofd was met een andere man, maar dat had ze gedaan omdat ze dacht dat Tolkien niet langer om haar gaf. Ze ontmoetten elkaar onder een viaduct, waarna Edith haar verlovingsring teruggaf en vertelde dat ze met Tolkien ging trouwen. Edith bekeerde zich daarna tot het katholieke geloof op Tolkiens aandringen. Ze waren formeel verloofd in Birmingham, in januari 1913, en trouwden in Warwick in de Saint Mary Immaculate Catholic Church op 22 maart 1916.
Eerste Wereldoorlog
Het Verenigd Koninkrijk was betrokken bij de gevechten in de Eerste Wereldoorlog en Tolkien ging vrijwillig het Britse Leger in als tweede luitenant in de Lancashire Fusiliers. Hij trainde elf maanden lang met het 13de (reserve)bataljon bij Cannock Chase, Staffordshire. Toen werd hij overgeplaatst naar het 11de bataljon bij de British Expeditionary Force, die op 4 juni 1916 in Frankrijk aankwam.
Tolkien diende bij de Slag aan de Somme en de Slag bij Thiepval. Hij kreeg loopgravenkoorts, een ziekte dat overgedragen werd door luizen, die talrijk waren bij No Mans Land, op 27 oktober 1916. Tolkien werd terug naar Engeland gebracht op 8 november 1916. Veel van zijn naaste vrienden, waaronder Gilson en Smith van de T.C.B.S. kwamen om in de oorlog. Jaren later zei Tolkien, dat degenen die zochten naar overeenkomsten tussen zijn werk en de Tweede Wereldoorlog het compleet mis hadden:
- Men moet inderdaad persoonlijk onder de schaduw van oorlog vallen om zijn onderdrukken volledig te voelen; maar als de jaren verstrijken, lijkt men het wel vergeten te zijn dat gepakt te worden als jonge man in 1914, niet minder verschrikkelijk was dan betrokken te zijn bij de oorlog van 1939 en de jaren daaropvolgend. Tegen 1918 waren al mijn vrienden, behalve één, dood[3].
De zwakke en uitgemergelde Tolkien bracht de overige jaren van de oorlog door in ziekenhuizen, aangezien hij medisch gezien niet geschikt werd gevonden om te dienen. In deze tijd was Edith zwanger van hun eerste zoon, John Francis Reuel Tolkien.
Thuisfront
Tijdens zijn herstel in Great Haywood, Staffordshire, Engeland, begon Tolkien te werken aan wat hij The Book of Lost Tales noemde, waarmee hij begon met De val van Gondolin. In 1917 en 1918 kwam zijn ziekte steeds terug, maar hij was genoeg hersteld om in Engeland te dienen bij verscheidene kampen en hij werd gepromoveerd tot luitenant. Toen hij gestationeerd was bij Kingston upon Hull, gingen hij en Edith wandelen in de bossen vlakbij Roos en Edith begon voor hem te dansen in een opening.
- We wandelden in een bos waar scheerling groeide, een zee van witte bloemen[4].
Deze gebeurtenis was een inspiratie voor de ontmoeting van Beren en Lúthien en Tolkien noemde Edith vaak mijn Lúthien[5].
Academische en schrijfcarrière
Tolkiens eerste baan na de Eerste Wereldoorlog was bij de Oxford English Dictionary, waar hij voornamelijk werkte aan de geschiedenis en etymologie van woorden met een Duitse oorsprong beginnend met de letter W. In 1920 ging hij werken als lezer in de Engelse taal bij de Universiteit van Leeds en 1924 werd hij tot professor benoemd. In Leeds produceerde hij "A Middle English Vocabulary" en (samen met E. V. Gordon) en definitieve versie van Heer Gawein en de Groene Ridder. In 1925 ging hij terug naar Oxford als professor Angelsaksisch bij de colleges van Rawlinson, Bosworth en Pembroke. Tijdens zijn periode bij Pembroke, schreef Tolkien "De Hobbit (The Hobbit)" en de eerste twee delen van "In de Ban van de Ring (The Lord of the Rings)".
20 Northmoor Road, voormalige huis van J.R.R. Tolkien in
Oxford.
Van Tolkiens academische publicaties had de lezing van "Beowulf: the Monsters and the Critics" uit 1936, een langdurige invloed op het onderzoek naar Beowulf. Lewis E. Nicholson zei dat het artikel dat Tolkien schreef over Beowulf herkend is als een omwenteling in de kritiek van Beowulf. Daar voegde hij aan toe dat Tolkien de nadruk legde op de poëtische natuur van het werk in plaats van de taalkundige elementen. Destijds werd Beowulf gezien als kinderachtige gevechten met monsters in plaats van een realistische oorlog; Tolkien beargumenteerde dat de auteur van Beowulf het menselijke lot in het algemeen adresseerde, niet zo gelimiteerd als de volksstam-politiek, en daarom zijn de monsters essentieel voor het gedicht. In het essay laat Tolkien ook merken hoezeer hij respect had voor Beowulf: Beowulf is een van mijn meest waardevolle bronnen, en deze invloed kan worden gezien in "In de Ban van de Ring".
In 1945 verhuisde Tolkien naar het Merton College, bij de Universiteit van Oxford en werd daar de Professor van Engelse Taal- en Letterkunde, en daar bleef hij tot hij pensioneerde in 1959. Tolkien maakte "In de Ban van de Ring" af in 1948, bijna tien jaar nadat hij zijn eerste aantekeningen had gemaakt. Tolkien hielp ook met het vertalen van de "Jerusalem Bible", gepubliceerd in 1966.
Familie
J.R.R. en Edith Tolkien hadden vier kinderen: John Francis Reuel Tolkien (17 november 1917 22 januari 2003), Michael Hilary Reuel Tolkien (22 oktober 1920 27 februari 1984), Christopher John Reuel Tolkien (geboren op 21 november 1924) en Priscilla Mary Anne Reuel Tolkien (geboren op 18 juni 1929). Tolkien was erg toegewijd aan zijn kinderen en stuurde hun geïllustreerde brieven van de Kerstman, toen ze klein waren. Elk jaar kwamen er meer karakters bij, zoals de IJsbeer, het hulpje van de Kerstman, de Sneeuwman, de tuinman, Ilbereth de elf, zijn secretaresse en andere kleine karakters. De grote karakters speelden in de verhalen van de Kerstmans strijd tegen de aardmannen, die op vleermuizen vlogen en de grappen die de IJsbeer uithaalde.
Vriendschappen
C. S. Lewis, die Tolkien had ontmoet in Oxford, was wellicht zijn beste vriend en collega, hoewel hun contact afnam naarmate ze ouder werden. Ze deelden de liefde voor een goed gesprek, lachen en bier en in mei 1927 introduceerde Tolkien Lewis in de "Coalbiters club", die de sagen van IJsland las in het originele Oud Noors. Het waren Tolkien en Hugh Dyson die C. S. Lewis weer nader brachten tot het christendom. Tolkien was gewoon om passages uit "De Silmarillion", "De Hobbit" en "In de Ban van de Ring" voor te lezen aan Lewis, die zijn werken erg goed vond en Tolkien aanmoedigde bij de Inklingssamenkomsten in Lewis' grote zitkamer, en privé.
Het was de komst van Charles Williams, die werkte voor de Oxford University Press, die de relatie tussen Tolkien en Lewis veranderde. Lewis enthousiasme verplaatste zich bijna onmerkbaar van Tolkien naar Williams, vooral tijdens het schrijven van Lewis derde roman "That Hideous Strength".
Tolkien had zich lange tijd bezig gehouden met de vraag wat Lewis zich had doen afkeren van het christendom en zijn antikatholieke gedrag. In een brief aan zijn zoon Christopher zei hij:
- haat tegenover onze kerk is uiteindelijk het enige echte fundament van de Kerk van Engeland zo diep ligt het dat het overblijft als alle bovenbouw verdwenen lijkt (C.S.L. bijvoorbeeld keert het Heilige Sacrament om en bewonderd nonnen!) Toch, als een Lutheraan in de gevangenis wordt gestopt is hij gevechtsklaar; maar als katholieke priesters worden afgeslacht gelooft hij het niet (en ik geloof zeker dat hij denkt dat ze erom gevraagd hebben[6]).
Lewis groeiende reputatie als wedergeboren christen en zijn terugkeer bij de Anglisten irriteerde Tolkien, die een diepe afkeer had voor de Kerk van Engeland. Halverwege de jaren veertig vond Tolkien dat Lewis te veel publiciteit kreeg voor zijn eigen of onze bestwil.
Tolkien en Lewis hadden misschien hechter kunnen worden tijdens hun dagen bij Headington, maar dit werd verhinderd door Lewis huwelijk met Joy Davidman. Tolkien vond dat Lewis verwachtte van zijn vrienden dat zij haar het hof zouden maken en hoewel hij een vrijgezel van in de dertig was, negeerde hij vaak het feit dat zijn vrienden zelf vrouwen hadden om naar toe te gaan. Het hielp ook niet mee dat Lewis in eerste instantie Tolkien niet had verteld over zijn huwelijk met Davidman of zodra Tolkien het ontdekte, ontdekte hij ook dat Lewis was getrouwd met een eerder getrouwde vrouw en dit was een belediging tegen Tolkiens katholieke overtuiging. Hij beschreef het huwelijk ook als "erg raar".
Het einde van Tolkiens regelmatige ontmoetingen met Lewis in de jaren 50, betekende het eind van de clubjes voor Tolkien, wat begon met de T.C.B.S. op school en einde met de Inklings in Oxford. Zijn vriendschap met Lewis was desalniettemin enigszins hervat in hun latere jaren. Wat Tolkien vertelde in een brief aan Priscilla na Lewis dood in november 1963:
- Tot nu toe heb ik normale dingen gevoeld voor een man van mijn leeftijd als een oude boom die één voor één al zijn bladeren verliest: dit voelt als een bijlslag bij mijn wortels[7].
W. H. Auden, die les had gekregen van Tolkien, tijdens zijn bachelor, was ook correspondent en de twee hadden een vriendschap opgebouwd sinds halverwege de jaren 50 tot Tolkiens dood. De vriendschap was tot stand gekomen door Audens fascinatie voor "In de Ban van de Ring" en Auden was een van de eerste en meest belangrijke critici die het werk prezen. Tolkien schreef in een brief uit1971:
- Ik heb veel te danken gehad aan Auden de laatste jaren. Zijn steun aan mij en interesse in mijn werk zijn een van de meest belangrijke aanmoedigingen geweest. Hij gaf me goede recensies, opmerkingen en schreef brieven vanaf het begin, toen het absoluut geen lovend werk was. Hij werd, in feite, ervoor bespot[8].
Pensioen en latere leven
Graf van Edith ( 29 november 1971) en J.R.R. Tolkien ( 2 september 1973),
Wolvercote Cemetery in
Oxford
Tijdens zijn pensioen, van 1959 tot zijn dood in 1973, kreeg Tolkien langzamerhand steeds meer publieke aandacht en literaire faam. De verkoop van zijn boeken was zo winstgevend dat hij spijt had dat hij niet had gekozen om eerder met pensioen te gaan. Eerst schreef hij enthousiast brieven naar lezers die vragen hadden, maar hij vond het ontstaan van zijn fans steeds meer verdacht, vooral onder de hippie-beweging uit de Verenigde Staten. In een brief uit 1972 betreurt hij dat hij een idool is geworden, maar hij geeft het volgende toe:
-
zelfs de neus van een erg bescheiden idool [
] kan niet helemaal ongekieteld blijven door de zoete geur van wierook[9]!
De aandacht van fans werd zo intens dat Tolkien zijn telefoonnummer uit de telefoongids moest halen en uiteindelijk verhuisde hij met Edith naar Bournemouth aan de zuidkust.
Tolkien werd door Koningin Elizabeth II benoemd tot een commandant in de Order of the British Empire in de "New Years Honours List" van 1 januari 1972 en ontving een onderscheiding van de Order op Buckingham Palace op 28 maart 1972.
Dood
Edith Tolkien stierf op 29 november 1971, op 82 jarige leeftijd. Tolkien liet de naam Lúthien ingraveren op de steen in "Wolvercote Cemetery" in Oxford. Toen Tolkien stierf 21 maanden later op 2 september 1973, op 81 jarige leeftijd, werd hij begraven in hetzelfde graf, met Beren toegevoegd aan zijn naam. De opschriften luiden:
- Edith Mary Tolkien
- Lúthien
- John Ronald Reuel Tolkien
- Beren
Visies
Tolkien was een toegewijde rooms-katholiek, en in zijn religieuze en politieke visies was hij over het algemeen erg conservatief, in de zin van het prefereren van de vastgestelde orde en orthodoxie boven innovatie en modernisering. Tevens had hij een intense hekel aan de neveneffecten van de industrialisatie, waarvan hij vond dat dit het landschap van Engeland verscheurde. Bijna zijn hele volwassen leven minachtte hij automobielen en gaf de voorkeur aan fietsen. Dit gedrag kan ook in zijn werk worden teruggezien, het meest duidelijk voorbeeld is in de voorstelling van de geforceerde industrialisatie van De Gouw in In de Ban van de Ring.
Velen hebben commentaar geleverd op enkele potentiële overeenkomsten tussen Midden-aarde[10] en de gebeurtenissen in Tolkiens leven. Van In de Ban van de Ring wordt vaak gedacht dat het Engeland tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog moet voorstellen. Tolkien keurt deze mening vurig af in het openingswoord van de tweede editie van de roman, verklarend dat hij de voorkeur geeft aan de toepasselijkheid van uitgewerkte beeldspraak. Dit thema wordt nog verder uitgewerkt in zijn essay "On Fairy-Stories", waarin hij betoogd dat sprookjes zo juist zijn, omdat ze consequent zijn en soms de waarheid weergeven van de realiteit. Hij concludeert dat het Christendom zelf dit patroon volgt van innerlijke consequentie en uiterlijke waarheid. Zijn geloof in de fundamentele waarheden van het Christendom en hun plaats in de mythologie leiden sommige commentatoren tot het vinden van christelijke themas in In de Ban van de Ring, ondanks zijn opmerkelijke gebrek aan openlijke religieuze verwijzingen. Dit is niet verrassend, aangezien het fenomeen dat ons in onze wereld aanzet geeft tot religieuze impulsen in Midden-aarde een gewoon en verwacht deel zijn van de natuurlijke wereld. Het gebruik van religieuze verwijzingen was vaak een onderwerp in de meningsverschillen tussen Tolkien en C.S. Lewis, wiens werk vaak openlijk zinnebeeldig is. Toch sprak Tolkien vaak over het katholieke aspect van zijn werk en de openlijke katholieke aard van zijn werk. Zijn liefde voor mythes en toegewijde geloof kwamen samen in zijn bewering dat hij geloofde dat mythologie de goddelijke weerklank is van De Waarheid. Dit standpunt was uitgedrukt in zijn gedicht Mythopoeia, en zijn opvatting dat mythes fundamentele waarheden bevatten werd een centraal thema van de Inklings in het algemeen.
Religie
Tolkiens geloof was een aanzienlijke factoor in de verandering van C.S. Lewis van atheïst tot christen, maar Tolkien was erg teleurgesteld dat Lewis ervoor koos om zich aan te sluiten bij de Anglicaanse Kerk, die Tolkien een zielige en grimmige mengeling vond van half-onthouden tradities en verminkte geloofsopvattingen noemt, in tegenstelling tot de Rooms-katholieke Kerk. In de laatste jaren van zijn leven, was Tolkien erg teleurgesteld over de reformaties en veranderingen die plaatsvonden na het Tweede Vaticaanse Concilie, en zijn kleinzoon Simon Tolkien herinnert zich:
- Ik herinner me het nog goed dat ik met hem naar de kerk ging in Bournemouth. Hij was een toegewijde rooms-katholiek en kort daarna veranderde de Kerk de liturgie van het Latijn naar het Engels. Mijn grootvader was hier natuurlijk fel op tegen en gaf alle antwoorden heel luid in het Latijn terwijl de rest van de gemeente in het Engels antwoordde. Ik vond de hele gebeurtenis zeer pijnlijk, maar het maakte mijn grootvader niets uit. Hij moest doen wat hij geloofde dat goed was[11].
Volgens een recent artikel: [Tolkien] wist dat zijn fantasierijke en spirituele wortels lagen in de Oude Kerk en hij was verbijsterd door de theologische verwoesters die, zoals hij het noemde, een boom uit de grond trokken om zijn wortels te ontdekken. Hoe gechoqueerd hij was, hij bevestigde opnieuw zijn Geloof in de Kerk en de Paus omdat zij het Heilige Sacrament verdedigden en het in zijn voornaamste plaats hielden als het middelpunt van onze verering[12].
Politiek
Tolkiens standpunt werd geleid door zijn strenge katholicisme. Hij steunde Francisco Francos regime tijdens de Spaanse Burgeroorlog, nadat hij erachter kwam dat Republikeinse troepen kerken vernietigden en grote aantallen priesters en nonnen vermoordden. Hij bewonderde de Zuid-Afrikaanse dichter en mede-katholiek Roy Campbell na een ontmoeting in 1944. Aangezien er van Campbell vermoed werd dat hij steun had gegeven aan Francos leger in Spanje, zag Tolkien hem als de verdediger van het katholieke geloof, terwijl C.S. Lewis poëzie schreef waarin hij openlijk zijn afkeur voor Campbells "mengeling van katholicisme en fascisme " weergaf.
Over de vraag er of racistische elementen in Tolkiens opvattingen en werk zitten, is vaak gedebatteerd. Christine Chism onderscheidt de beschuldigingen in drie categorieën: opzettelijk racisme, onopzettelijk Eurocentrische vooroordelen en een evolutie van verborgen racisme in Tolkiens eerdere werk tot een bewuste afkeer of racistische neigingen in zijn latere werk. Tolkien beoordeelde de Nazi "rassendoctrine" en het antisemitisme als "geheel kwaadaardig en onwetenschappelijk". Hij sprak ook van rassenscheiding in Zuid-Afrika.
- De behandeling van kleurlingen schrikt bijna altijd iedereen af afkomstig uit Groot-Brittannië[13].
In 1968 maakte hij bezwaar tegen de beschrijving van Midden-aarde als "Noord-Europeaans", een term waaraan hij zegt een hekel te hebben aangezien die geassocieerd wordt met racistische theorieën. Tolkien voelde niets meer dan verachting voor Adolf Hitler, die hij beschuldigde van "het bederven
en het voor altijd vervloekt maken van de nobele noordelijke bezieling" die hem zo lief was. Maar in een brief uit 1944 aan zijn zoon Christopher schreef hij het volgende:
- Het is verontrustend om te zien dat de pers in de goot kruipt, [
] krijsend dat elke Duitse commandant die het uithoudt in een wanhopige situatie (wanneer, ook, de militaire behoefte van zijn kant baat hebben) een dronkenlap is en een zotte fanatiekeling. [
] Er was een plechtig artikel in de lokale krant, dat serieus het idee verdedigde dat systematisch de gehele Duitse natie uit te roeien, de enige goede oplossing was na militaire overwinning: omdat het ratelslangen zijn en het verschil tussen goed en kwaad niet weten! De Duitsers hebben even veel recht om de Polen en de joden te verklaren als ongedierte, onmenselijk, Untermenschen, als wij hebben om de Duitsers: in andere woorden, geen recht, wat ze dan ook hebben gedaan[14].
Hij was geschokt door de atoom bombardementen op Hirshima en Nagasaki en hij verwijst ook naar de bommakers als "deze gestoorde fysici" en "Babel-bouwers".
Schrijven
Beginnend met "The Book of Lost Tales", geschreven tijdens zijn herstel van de loopgravenziekte die hij opliep tijdens de Slag aan de Somme, bedacht Tolkien verscheidene themas die werden hergebruikt in verschillende concepten van zin "Legendarium". De twee meest vooraanstaande verhalen, de verhalen van Beren en Lúthien en die van Túrin, werden voorgedragen in lange verhalende gedichten (gepubliceerd in "The Lays of Beleriand".
Invloeden
Een van de grootste invloeden op Tolkien was de Arts and Crafts homo universalis William Morris. Tolkien wilde Morris proza en poëzie romances imiteren, evenals de algemene stijl en benadering. Hij nam elementen zoals de "Dode Moerassen (Dead Marshes]]" uit "In de Ban van de Ring" en "Demsterwoud (Mirkwood)" over. Edward Wyke-Smiths Marvelous Land of the Snergs, met zijn karakters van tafelhoogte, hebben de gebeurtenissen, themas en uitbeelding van Bilbos ras in De Hobbit sterk beïnvloed. Tolkien heeft geschreven dat hij als jongen onder de indruk was van S.R. Crocketts roman The Black Douglas en dat hij Sauron op zijn schurk, Gilles de Retz, heeft gebaseerd.
Germaanse inspiratie
J.R.R. Tolkien was ook erg geïnspireerd door de Germaanse talen, vooral door de Angelsaksische literatuur, poëzie en mythologie. Vooral de werken als Beowulf, Heer Gawein en de Groene Ridder (Sir Gawain and the Green Knight), Noorse sagen, zoals de Volsunga saga en de Hervarar saga, de poëtische Edda, het Nibelungenlied en andere cultuurgelijke werken.
Ondanks de overeenkomsten tussen zijn werk en de Volsunga saga en het Nibelungenlied, die de basis vormde voor Richard Wagners operas, vinden critici dat de directe overeenkomsten gering zijn. Zoals zijn uitgever zei: Beide ringen waren rond, en daar houd de gelijkenis op. Andere critici vinden dat Tolkien het idee van een Ring die de drager heerschappij over de wereld geeft te danken heeft aan Wagner. Twee karaktereigenschappen van de Ene Ring, de vijandige aard en corrumperende macht op gedachten en willen, waren niet aanwezig in de mythologische of historische bronnen, maar hebben wel een centrale rol in Wagners opera. Tolkien zelf gaf ook toe dat hij Homerus, Sophocles en de Finse Kalevala heeft gebruikt als inspiratie voor zijn verhalen of ideeën.
Keltische inspiratie Uit Tolkiens werk blijkt ook dat hij aspecten uit de Keltische geschiedenis en legendes heeft gehaald. Maar nadat het manuscript voor Silmarillion was afgewezen, onder andere door zijn Keltische namen, verwierp Tolkien hun Keltische oorsprong:
- Het is onnodig om te zeggen dat ze niet Keltisch zijn! De verhalen zijn dat evenmin. Ik ken Keltische dingen en voel een zekere afkeer ervoor: vooral vanwege hun fundamentele onlogica. Ze hebben heldere kleuren, maar zijn als een gebroken, aangetaste glazen ruit die weer slordig in elkaar is gezet. Ze zijn in feite gek, zoals jouw lezer zegt maar ik geloof niet dat ik dat ben[15].
De Silmarillion
J.R.R. Tolkien schreef een korte Schets over de Mythologie, waarin de verhalen van Beren en Lúthien en van Túrin onderdeel van waren. Uiteindelijk groeide de Schets uit tot de Quenta Silmarilion, een epische geschiedenis waar Tolkien drie maal aan was begonnen, maar nooit had afgemaakt en gepubliceerd. Hij hoopte het te publiceren samen met de In de Ban van de Ring trilogie, maar de uitgevers (beiden Allen & Unwin en Collins) durfden het niet aan. Bovendien waren de kosten voor het drukken van een boek erg hoog in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. Dit was tevens ook één van de redenen dat In de Ban van de Ring in drie delen werd gepubliceerd. Deze drie conceptverhalen zijn postuum uitgegeven onder de naam van De Geschiedenis van Midden-Aarde, door zijn zoon Christopher Tolkien, die zijn vaders concepten heeft bewerkt en toegelicht. Vanaf 1936 begon hij de geschiedenis uit te breiden door een nieuw verhaal toe te voegen, De Val van Númenor, een verhaal gebaseerd op de legende van Atlantis.
Kinderboeken
Naast het componeren van mythologische poëzie, hield Tolkien er ook van om fantasie verhalen te bedenken voor het vermaak van zijn kinderen. Hieruit was immers ook het boek De Hobbit uit voortgevloeid. Hij schreef ieder jaar brieven van de Kerstman voor hen, waarmee hij een reeks van korte verhalen opbouwde. Deze werden later samengevoegd en uitgegeven. Andere verhalen waren Mr. Bliss, Roverandom, De smid van Groot-Wolding en Boer Gilles van Ham. Voor deze verhalen gebruikte hij, net als voor De Hobbit ideeën uit zijn Legendarium
De Hobbit
Tolkien had nooit verwacht dat zijn verhalen zo populair werden, maar door toeval trok het boek dat hij jaren geleden voor zijn kinderen had geschreven, genaamd De Hobbit, in 1936 de aandacht van Susan Dagnall, een medewerker van de Londense uitgeverij George Allen & Unwin, die hem overhaalde het te laten publiceren. Het boek trok echter ook de aandacht van volwassenen en het werd zo populair dat de uitgever Tolkien vroeg om een vervolg te schrijven.
In de Ban van de Ring
Hoewel hij zich in eerste instantie niet geïnspireerd voelde voor zon onderwerp, zorgde dit verzoek ervoor dat Tolkien begon aan zijn meest beroemde werk: het epische, driedelige roman In de Ban van de Ring (gepubliceerd 1954-1955). Tolkien deed er meer dan tien jaar over om de achtergrond te creëren voor de trilogie. Tijdens deze periode kreeg J.R.R. Tolkien steun van zijn vrienden van de Inklings, vooral van zijn beste vriend C. S. Lewis, de auteur van de De Kronieken van Narnia. De Hobbit en In de Ban van de Ring zijn beide gebaseerd op de verhalen uit De Silmarillion, maar spelen zich veel later af.
De bedoeling van Tolkien was dat In de Ban van de Ring een kinderverhaal zou worden in dezelfde stijl als De Hobbit, maar het werd al snel duisterder en serieuzer, qua schrijfstijl. Hoewel het een vervolg was op De Hobbit, was het gericht op een ouder publiek, breidde het voort op de enorme achtergrondverhalen van Beleriand, die Tolkien eerder had geschreven. Deze verhalen werden echter pas na Tolkiens dood gepubliceerd, onder andere in De Silmarillion. Tolkien heeft zelf ook een grote invloed achtergelaten op het Fantasy-genre, dat ontstond na het succes van In de Ban van de Ring.
In de Ban van de Ring werd enorm populair in de jaren 60 van de vorige eeuw en heeft deze status sindsdien behouden en werd tot een van de meest populaire fictie benoemd van de 20ste eeuw, beoordeeld door de verkoopcijfers en de meningen van de lezers.
- 1999: Boek van het Millennium, volgens een poll van Amazon.com
- 2003: In de Ban van de Ring is Naties-Meest-Gelievde-Boek, volgens een onderzoek van de BBC.
- 2004: Meest-Favoriete-Boek, volgens onderzoek door de Australian Broadcasting Channel.
- 2002: Tolkien is de Grootste Brit, volgens een poll van de BBC.
- 2004: Tolkien werd 35ste in de lijst van Grootste Zuid-Afrikanen en was daarmee de enige persoon die in beide lijsten verscheen.
De boeken zijn niet alleen enorm populair in Engelssprekende landen. In een poll uit 2004 vonden 250.000 Duitsers In de Ban van de Ring hun favoriete literaire werk.
Postume publicaties
J.R.R. Tolkien had zijn zoon Christopher aangewezen als literaire testamentuitvoerder en hij publiceerde (met hulp van Guy Gavriel Kay) in 1977 wat ongepubliceerd materiaal, genaamd De Silmarillion. Zijn vader had in 1937 geprobeerd een collectie Silmarillion-materiaal te publiceren, voordat hij In de Ban van de Ring had geschreven.
In 1980 bracht Christopher nog een collectie uit onder de naam Nagelaten vertellingen. In de opvolgende jaren (1983-1996) publiceerde hij een groot aantal van het resterende materiaal inclusief de aantekeningen van Tolkien zelf en aantekeningen in een serie van twaalf delen genaamd De Geschiedenis van Midden-aarde. Deze bevatten onafgemaakte, alternatieve en tegenstrijdige verhalen en feiten, aangezien ze nog niet af waren. Er is niet een volledige overloop tussen In de Ban van de Ring en De Hobbit, de meest gerelateerde werken, omdat Tolkien nooit helemaal de verhalen in elkaar heeft laten overlopen qua tradities en achtergrondinformatie. In 1965 zei Tolkien, terwijl hij bezig was met de derde editie van De Hobbit, dat hij het op prijs had gesteld om het hele boek te herschrijven vanwege de stijl van het proza.
In 2007 werd de collectie afgemaakt met de publicatie van De Kinderen van Húrin. De roman vertelt het verhaal van Túrin Turambar en zijn zus Nienor, de kinderen van Húrin Thalion. Het materiaal was samengesteld door Christopher Tolkien van De Silmarillion, Nagelaten vertellingen, De Geschiedenis van Midden-aarde en ongepubliceerd werk.
Het 'Departement van Speciale Collecties' en de bibliotheek van de Marquette University in Milqaukee bewaren veel van Tolkiens manuscripten. Ander origineel materiaal wordt bewaard in de Bodleian Library van de Universiteit van Oxford.
Talen en filologie
Taalkundige carrière
Tolkiens academische carrière en zijn literaire productie zijn onlosmakelijk verbonden met zij