Het reisverhaal dat je op dit blog vindt gaat over een trip met een huurauto vanuit Bangkok, langs de binnenlanden van Thailand helemaal tot in 't noorden, tot Chiang Mai. Onderweg komen we terecht in een tempel die dienst doet als tijgerweeshuis en mag ik met de tijgers in 't water spelen, we gaan baden met een olifant in een olifantenkamp, we bezoeken tal van oudheidkundige sites, rijden we met een trein over "de spoorweg des doods" aan de rivier Kwai, genieten van twee dagen fietsen door de ruïnes van de oude keizerlijke stad Sukhotai, mengen ons tussen de apen in Lop Buri, knuffelen de olifanten in 't ziekenhuis van "The Friends of the Asian Elephant", kuieren we door het dorp van de Langnekvrouwen en andere inheemse stammen, genieten van de vruchten van de eindeloze velden in de bergen, en bereiken we uiteindelijk via verschillende watervallen de top van de hoogste berg, de Doi Inthanon. Van dit alles kun je nu van op je bureaustoel meegenieten als je wil.
Mijn bedoeling is zoals steeds : een stukje van de wereld te laten zien bekeken door mijn ogen en impulsief beschreven op de manier waarop ik persoonlijk de reis aangevoeld en beleefd heb. Verwacht dus geen geschiedenisles of een literair reisverhaal. 't Is ook zeker geen "kunstfoto"-galerij, 't is gewoon een mengeling van goede en slechte foto's om beter te laten zien wat ik beschrijf.
Het verhaal is te lang om in 1 keer te lezen, vandaar dat ik alle hoofdstukken bereikbaar heb gemaakt via de links hiernaast in de zijkant van mijn blog, dan kan je steeds makkelijk terugvinden tot waar je 't al gelezen hebt. Dit blog is later altijd eenvoudig terug te vinden door www.laathi.be in te geven. Dan kom je op mijn home-site terecht waar de links naar al mijn reisverhalen in de zijkant staan. Met slechts één muisklik kan je dan weer opnieuw op reis vertrekken.
Veel plezier, ik hoop dat je even intens gaat genieten als wij gedaan hebben!
18-01-2009
1. Varkensvis.
Zondag, 18 januari 2009. In t vliegtuig.
1. Varkensvis.
Serendipity : "Néééé. Ik wil niet dat ge weg gaat! Ik woon zelf nog maar pas bij u en nu bolt gij 't af!!! "Verlatingsangst "noemde Freud dat! Nee, niet weggaan! Dan zet ik me in uw valies en neemt ge maar mee."
"En als ik nu héél lief kijk? Blijft ge dan niet thuis?.. Of ga ik een positievere respons krijgen door eens in de gordijnen te vliegen?... Ge kiest maar hé. Ik ben bereid tot alles."
Het vertrek was veel minder stressy dan vroeger toen we de winkel nog hadden. Het gaf ook een goed gevoel dat nu we twee poezen meer hebben - de roedel bestaat uit zes stuks - ze ook drie personeelsleden krijgen. Hun hofhouding zal bestaan uit maar liefst drie poespassers! Een halve dienaar per kat, niet écht een slechte service vind ik persoonlijk. Ik heb t in sjieke hotels al met veel minder moeten doen. t Feit dat betrouwbare mensen op mijn geliefden gaan letten geeft een goed gevoel om te vertrekken. China Airlines gaat dat gevoel niet zo echt geven...
"Poespassers! Poespassers! Hallo?! En wij? 't Is niet omdat wij in de minderheid zijn dat we geen recht hebben op een even goede verzorging! Wij zijn met 5, dus wij eisen 2 en een halve vispasser!"
De trein naar Schiphol viel reuze mee. Vorige keren was dat maar een akelige ervaring maar deze keer zaten er allemaal normale mensen op, weliswaar van allerhande rassen, maar de weirdos, junkies en griezels waren thuisgebleven. Omdat het voormiddag was? Omdat het zondag is? Geen idee maar ik zie die toch ook niet direct in de kerk zitten. Misschien steken die nog allemaal uitgeteld in bed? Laat ze daar maar blijven dan moet ik niet konstant met argusogen al de bagage in de gaten zitten te houden.
Op Schiphol laadden we onze zes stuks bagage uit als altijd 6 stuks om geen vergissingen te maken en niks te vergeten. Het Vergeten-Pandora-avontuur van enkele jaren geleden zit in onze genen geëtst. Op de roltrap ging het even mis, onze kar bleek geen remmen te hebben. Niet zo simpel om op een helling een kar met 60 kilo bagage proberen omhoog te houden zonder zelf naar beneden te glijden. Maar ook die opdracht hebben we volbracht, zij het niet zonder de slappe lach. We reden dartel rond tussen de winkeltjes, ik tikte nog een warme poncho op de kop in de solden want het witte vestje dat ik op de valreep wou inpakken zat vol vlekken, dus nu heb ik een waardige opvolger van mijn vuil vestje en dan nog in een veilig donkere kleur. Smos-proof.
Ik vond zelfs een supermodern rookhok : een Smoke and Go. Een modulair systeem in glas met allemaal statafeltjes en een suberbe afzuiging. Een rookkot een mens waardig. Ze zijn zeldzaam. Aangezien ge in Holland zelfs nergens meer in cafés moogt roken mag het in de drankgelegenheden van de luchthaven zeker niet. Ik stond buiten - in de wind, in de regen - te praten met een vrouw en die vertelde dat ze zelfs niet meer voor de deur van een discotheek mogen roken. Ze kunnen ook niet op de stoep gaan staan want dan krijgt de eigenaar van de zaak een boete. Dus gaan ze 20 meter verder, maar als ze dan hun pintje meenemen zijn ze ook weer strafbaar. Die vrouw had dus een boete wegens openbare dronkenschap aan haar been gewoon door op straat een sigaret te gaan roken met een glas bier in de hand Straf toch dat Nederland in dit geval nog bangelijker is dan België.
De ultramoderne "Smoke and Go" van Schiphol.
Ondertussen hangen we al volop in de lucht dus we mogen zeker nog niet klagen. Toch loert er ergens achter een vleugeltje een snuifje amateurisme. De bordjes om bij t boarden de weg te wijzen bleken zelfgemaakt, niet eens met een stift op een papierke geschreven, maar door met een stylo letteromtrekken vol te kleuren. God as a child trying to make a bordje. Met het eten gaan ze ook zeker niet in de Gault Millau komen. Ik had puree met kip, maar begin zon beest maar te snijden in een plastic bakske met een plastic mes Paul had een visgerecht waarbij op de verpakking duidelijk vermeld stond : Asian catfish. No pork!! Alsof er varkensvis zou bestaan De broodjes van de midnight snack waren echter niet te versmaden. En dat heb ik dan ook nadrukkelijk niet gedaan. Heb ze dan maar als ontbijt aanzien zodat ik kon ontsnappen aan de plastieken omelet. Maar tot mijn verbazing heb ik nu twee ontbijten binnen gespeeld! Want buiten het klassieke plastieken ei was er nog keuze uit een vermicelli met gedroogde champignons en stukjes beef, ge miste wel wat sausjes maar kom t was te eten. De eerste pogingen tot het naar beneden halen van de cholesterol van 320 en van het starten van een licht dieet om die 10 kilo die er t laatste jaar zijn bijgekomen er weer af te halen zijn dus enigszins mislukt. Elke eerste stap ik moeilijk.
De rest van de zombies begon vervolgens te genieten van een wazige sciencefiction film met Chinese ondertiteling maar ik heb een flink dutje gedaan. Meer dan vijf uur liggen knorren in een vrij comfortabele zetel met voetsteun. Ik voel me dus nog redelijk. Hoewel ik er zeker zo niet uitzie. Het was behaaglijk warm in t vliegtuig dus ik heb haast onmiddellijk 5 lagen kleding kunnen afpellen. Ze verkochten aan boord ook een bloeddrukmeter dus heb ik die maar ineens aangeschaft, dan weet ik tenminste op voorhand wanneer ik ga ontploffen.
19-01-2009
2. Kippevel in Bangkok.
Maandag, 19 januari 2009. Bangkok, Siam@Siam Hotel.
2. Kippenvel in Bangkok.
De aankomst op Suvarnabumi was een groot succes. Na de perfecte vlucht met t weldoend dutje, een goede landing, alle bagage die werd teruggevonden en zelfs de ontdekking van een rookkot kon het niet meer stuk. Maar deze keer was t hok van zon bangelijke kwaliteit dat ge eigenlijk de moeite niet meer moest doen om een eigen sigaret te verspillen. Eens goed diep inademen en ge had de lucht van 3 pakjes Johnson binnen. Weliswaar tweedehandslucht, of beter gezegd tweedelongslucht. Oprecht vies. Ik hoop en bid dat ik, zoals altijd op reis, morgen mijn pak sigaretten weer over de haag kan gooien.
In de hall onmiddellijk een bank gevonden en zelfs Thaïse GSM-kaarten kunnen kopen om tegen menselijke tarieven naar onze huis- en poespassers te kunnen bellen. Met wat vriendelijke hulp ook nog ons Pandorake (de laptop) in gang kunnen lopen en tot overmaat van vreugde voor 1000 baht een internetabonnement voor een maand op de kop getikt! De techniek staat hier voor niets. Als ge dit allemaal rond wil krijgen in Sri Lanka zijt ge toch wel een dag of vijf bezig.
De auto afhalen bij Avis ging ook supervlot. De Toyota 4x4 Fortuner 2 is groot, staat hoog op zijn pootjes en ziet er - op een dikke bluts na - fantastisch uit. Grappige naam toch weer : "Fortuner". Alle typenamen van auto's in 't Oosten zijn ofwel heel protserig en duiden op veel geld bezitten zoals "Big Saloon" ofwel refereren ze aan iets wat geluk brengt. Ik zie ons in België al rondrijden met een Audi "Big Spender" of een Volkswagen "Klavertje Vier". En toen begon het avontuur Gewapend met drie kaarten (kompleet verschillende...) en een pasgekochte Avis-wegenatlas, waar alle namen ook in Thais schrift in stonden, reden we Bangkok binnen... De GPS die we in België speciaal voor deze reis hadden aangeschaft kon nog niet gebruikt worden want daar moesten we hier eerst nog een kaartje met de wegen in Thailand voor gaan kopen. Dus was het nog de goede oude kaartleester die ons ter plaatse zou moeten brengen, zijnde... moi. Misschien zijn vanaf morgen mijn kaartlees-dagen wel geteld?... En ben ik vervangen door een Hollands-sprekende madame uit een bakske...
Ik had een heel makkelijke weg gevonden zodanig dat we vanaf de luchthaven bijna altijd maar rechtdoor moesten rijden. Heel eenvoudig, ik richtte mij op het Victory Monument. Het was een kleine omweg in kilometers, maar heel makkelijk te vinden. Op de duur zag ik een lijnbus die naar dat monument reed en konden we die zelfs gewoon volgen. Een beetje tegen de zin van mijn chauffeur want die vond dat traag... Alsof in een file niet iedereen even langzaam voortsukkelt? Overal ziet ge banen en autostrades, naast u, onder u, boven u. Het lijkt bij momenten zo grauw en grijs als Tokio. Jammer genoeg waren alle interessantste verkeersborden (die met de omleidingen) enkel in Thaise krulletjes geschreven. Desalniettemin schoten we goed op en hielden de zon netjes achter ons. Ik vind het altijd een heel geruststellend gevoel als de zon niet opeens aan een andere kant staat.
Twee poezen soezen op een electriciteitspaal.
Het liep allemaal perfect tot Paul mijn tamme en brave manier van op onze bestemming te geraken maar weinig sportief vond en eens zijn zin wou doen en ondanks mijn aanwijzingen en waarschuwingen een piepklein straatje in schoot. Zonder dit voorval waren we op 45 minuten op onze bestemming geweest. Dat klein straatje heeft ons echter de das omgedaan want het leidde naar nog kleinere straatjes zodanig dat we plots klem zaten in een doodlopende steeg waar iedereen op straat zat te eten. En daar stonden we dus, met onze dikke auto tussen de eenden - gekookte zowel als levende - en we geraakten niet meer gedraaid.
De mensen waren ontzettend behulpzaam, zetten hun plastic bordje even weg, en begonnen met hun armen, hun vorken nog in hun hand, te zwaaien om ons er uit te loodsen. Heerlijk vond ik dat. Telkens Paul aan zijn stuur kwam raakte hij zijn ruitewisser en schoot die in gang (béétje belachelijk want het is hier kurkdroog), vloekte, zette dat ding terug af, gaf terug een ruk aan zijn stuur, raakte zijn pinkers... Kortom ik vond het een schitterende ongevraagde demonstratie om eens te zien dat werkelijk álles aan die auto goed functioneerde en dat vond ik toch ook weeral heel geruststellend. Het is niet makkelijk om ineens (met een flinke portie jetlag dan nog) in een onbekende auto te stappen en dan direct links te moeten beginnen rijden natuurlijk. Ik zou het niet durven. Maar Paul plukt hier de vruchten van zijn jaarlijkse training in Sri Lanka. Dus uit deze negorij geraakten we ook moeiteloos uit. Paul ietwat roodaangelopen, ik met een Boedha-glimlach, van weliswaar een dikke Boedha. Na nog enkele eigenzinnige toertjes (al grommelend tussen zijn tanden) door nog wat kleine straatjes kon ik hem toch wijsmaken dat de stand van de zon een heel interessant gegeven was. Trouwens ik zag ondertussen ook de wolkenkrabber van ons hotel boven de daken opdoemen. Soms krijgt de kaartlezer nog wel eens hulp van hierboven.
Binnen de kortste keren waren we terug op de grote baan, die we nooit hadden mogen verlaten, en na nog 1 rood licht (die hier minutenlang duren, gelukkig ziet ge op borden de seconden aftellen tot het weer groen wordt) kwamen we aan het Siam@Siam Hotel. De check-in was uiterst sympathiek en voorkomend, en de kamer tof en het uitzicht vanop de 17de verdieping overweldigend.
Even opgefrist en dan besloten om eerst de shopping af te maken. Er moest nog dringend een kaart voor onze gps gevonden worden. Aangezien het hotel vlak naast een groot shoppingcenter ligt hadden we die kaart ook al binnen t half uur gekocht. En twee paar schoenen én twee olifanten én twee kleedjes. Die laatste zullen zeker na 1 wasbeurt ofwel verkleurd ofwel uiteen gevallen zijn, maar dat geeft niet. Het zijn buikverhullende kleren met grote bloemmotieven en dat is al wat telt op dit moment. Het was een modern grootwarenhuis met geplakte prijsetiketjes en toch kreeg ik ongevraagd de olifantjes opgesolferd aan zo maar even een derde van de prijs die op t etiketje stond! Vreemd. 1600 baht werd opeens 500, 600 nog maar 200 en dat allemaal op twee minuutjes tijd. Ze pingelen tegen zichzelf begot! Zo heb ik t graag, snel en efficiënt.
Onze buit in t hotel gaan droppen en dan een taxi genomen naar Wat Po om van daar met een ferry (voor 3 baht! Ongeveer 3 oude Belgische frankskes! Waar zoudt ge hier nog voor dat bedrag geraken? Nog niet tot in een café-toilet!) over te zetten naar Wat Arun.
Een heel speciale tempel versierd met potscherven. Heel geestig en we hadden hem nog nooit bezocht. We waren er bijna alleen dus t was nog makkelijk om te fotograferen ook. Alleen jammer dat hij 76 meter hoog was dus Paul heeft allemaal stukskes tempel getrokken. Hij kreeg hem met geen macht op 1 fotoke. Het tegenlicht was ook niet echt plezant. Maar kom, de fotos van de eerste dagen dienen toch maar om warm te lopen. En van warm lopen gesproken : de temperatuur is hier zalig!!! Amper 27° en heel droog. We zweten zelfs niet hoewel we die tempel weer moesten bezoeken in aangeklede toestand. Lange broek en aanverwanten. De lucht was een beetje bewolkt of zullen we t maar ineens smog noemen? t Resultaat was net als mijn vorige Bangkok-ervaring : binnen het uur een snotaanval. Maar een gewaarschuwde vrouw telt voor twee dus ik had deze keer mijn Cirrus-pillen bij de hand en ben geen WC-papier moeten gaan kopen om in mijn neus te steken. Ik had dan ook nog de chance van een prachtige rosse poes met gouden ogen te kunnen fotograferen die zich in de zon op de tempelstenen lag te koesteren. Ton sur ton. Op de duur bleek er een volledige familie rossen en half-rossen te zitten. Heel doodgemoedereerd en helemaal niet angstig. Fijn om straatdieren toch gelukkig te zien. Ik had onderweg ook al huisdierentoebehorenwinkels gezien, die waren er vroeger niet, en er lopen veel honden met een halsband, dus ze gaan hier duidelijk niet meer direct allemaal de pot in.
Na de beklimming van Wat Arun hebben we op de oever nog iets gedronken. Niet op een terrasje met een makkelijke stoel ofzo, dat is er op deze over niet, gewoon een colake uit de poot. Vervolgens gleden we terug met de ferry naar de overkant in het avondlicht. Best mooi en je hebt een uitzicht op de wolkenkrabbers van Bangkok gemengd met de tempelspitsen. De rivier is druk bevaren door vrachtboten en sampanachtigen die toeristen vervoeren. En ferrys. De oevers bestaan uit groezelige huizen met houten terrasen die boven t water op palen hangen. Er is totaal geen mooi waterfront hier. Wel jammer, ze laten een mooie kans voorbijgaan.
Op de overkant even gesnuisterd in de bangelbarangs (onze privé-term voor souvenirkraampjes met bangelijke inhoud) en dan helemaal rond het Koninklijk Paleis gelopen omdat Paul toch persé wou trachten het misgelopen twee kilo zware Ramayana-boek uit de Cambodja-reis alsnog voor me te kopen. Dat boek wordt stilaan een running gag. In hoeveel winkels is dat al gezocht heb... Het Paleis bleek trouwens gesloten want het was een feestdag. Toch heeft die wandeling nog een paar zeer speciale fotos opgeleverd van de ranke torenspitsen achter de omwalling, dus t was de pijnlijke voeten en de vermoeidheid best waard. We hebben maar flink ons best gedaan om in beweging te blijven en niet te gaan slapen zo worden we de jetlag nog t snelst de baas.
Een taxi genomen om terug naar 't Siam@Siam Hotel te rijden, waarvan de chauffeur vanzelfsprekend beweerde dat hij t kende. Hem toch maar t visitekaartje gegeven voor alle zekerheid. Paul viel als een blok in slaap maar ik hield een oogje in t zeil en dat was weer heel nuttig, want het eindigde er weer mee dat ik de man de weg moest wijzen.
Eerlijk gezegd, ik sta verstomd van mezelf. Hoe moe ik ook ben en hoe lastig de jetlag is, ik ben er vanmorgen toch maar in geslaagd om ons regelrecht en zonder omwegen t stad in te loodsen. Iets waar ik behoorlijk bang van was. Bangkok is big. Very big. Naar t schijnt meer dan 10 miljoen mensen. En ik denk dat ze voor hun Kerstmis allemaal een brommerke gekregen hebben.
Hoop en al een zinnige en heel nuttige dag, maar ik zal wel blij zijn morgen uit Stinkstad weg te zijn, en ons beider neuzen zeker. Ik snap niet hoe mensen in deze luchtvervuiling en dit lawaai überhaupt kunnen overleven..
Vanavond zijn we op t roofterrace van ons design-hotel gaan dineren. Helemaal op de 25ste verdieping! In openlucht! Een enig uitzicht op al de verlichte en flikkerende wolkenkrabbers. Een prachtig einde van een zinnige dag. t Eten was nog lekker ook hoewel er geen enkele Thaise schotel op t menu stond. Maar de jumbo praws waren heel geslaagd en lekker vers.
En nu is er een bedje. Een kamer vol rommel - en toch weer een half uitgepakte valies - maar orde wordt er niet geschept want morgen moet toch alles weer ingepakt. Er gaat geslapen worden in gestrekte houding. Eindelijk. Heerlijk.
--------------------------------------
Wil je meer foto's zien van Wat Arun?...
Mee over zijn terrassen wandelen?...
Zijn details bewonderen?...
De kleinste versieringen van dichtbij zien zoals ik ze zag?...
Morgen of overmorgen Hoofdstuk 3 : van Bangkok naar Kantchanaburi!
20-01-2009
3. Wie stopt er nu voor een stuk oud ijzer?
3. "Herberekenen. Herberekenen. Herberekenen."
Kanchanaburi, Felix River Kwai Hotel. Dinsdag, 20 januari 2009.
Afschuwelijk vroeg, om half vijf, werd ik wakker in mijn lekker hard bedje in Bangkok. De gewone gang van zaken tijdens de eerste reisdag, de innerlijke klok is dan nog meer van slag dan anders. Ik ben me beneden met mijn laptop aan t zwembad gaan nestelen, in een hemd met lange mouwen tegen de muggen, en heb daar een paar uur heerlijk genietend van de stilte zitten schrijven en mijn laatste sigaretten opgerookt. Tot de poolboy kwam kuisen dan was t ineens gedaan met de rust. Vlak naast mijn kop zette hij een waterval in gang, ik voelde mij ineens in Canada, en hij begon in de pikkendonkere te kuisen op t ritme van zijn gsm waar blikken kwek en kwak-muziekskes op jengelden als arbeidsvitaminen. Hoe moe ik ook nog altijd ben ik heb er enorm plezier in om weer te kunnen zitten schrijven zo heerlijk buiten in 23°. Ik heb ook mijn fotootjes van gisteren eens bekeken op 't scherm van onze Pandora en ze zijn gelukkig helemaal niet zo dramatisch als ik eerst gedacht had.
Twee uur later ontdekte Paul mijn schuilplaats en zijn we gaan ontbijten in ons loft-achtige design hotel. Het is speciaal, overal dat ruwe beton en hout, maar het geeft weinig gezelligheid, naar mijn normen is t veel te koel. Trouwens de ontbijtzaal ligt aan een van de drukste banen van Bangkok en wordt s avonds gebruikt als nachtclub met orkest. Heel hip allemaal. Zo hip dat het design onder andere bestaat uit een bibliotheek met boeken die nep zijn.
Electriciteitspaal... Hier hangt alles nog bovengronds.
Het uitrijden van Bangkok gebeurde onder leiding van mijn Hollandse opvolgster. t Is even wennen zon gps in de auto, maar t is niet echt slecht, want nu kan Paul met háár redetwisten en zij maakt zich niet kwaad. Ze komen oprecht goed overeen. Voor mij betekent het geen twee landkaarten en een atlas meer op mijn schoot en alle tijd om rond te kijken en te filmen of fotokes te maken. Maar 't is wel even wennen. En zelfs met een gps Bangkok uitgeraken is nog niet echt eenvoudig.
Chinatown.
Restaurantje op wielen.
De opritten van de autobanen liggen hier verscholen tussen de huisjes, ge merkt het verschil niet tussen de oprit van een kantoorgebouw, een inrit van een garage of een oprit van de verhoogde autostrade. Ge moet dus blind de Hollandse madam haar instructies opvolgen, haar t volste vertrouwen geven en onmiddellijk, en bij voorkeur zonder nadenken, uitvoeren wat ze zegt anders mist ge uw oprit. Aangezien Paul steeds met haar probeerde te discussiëren : Dat kán niet dat dat een autostrade is! Dat is gewoon een klein zijstraatje!, Maar allez, daar rij ik niet in zenne, ik ben gisteren al eens verloren gereden in zon straatje!, Ze moet zich vergissen, dat ziet ge toch zo?! Dat is zelfs geen straat!, Volgens mij gaat ze me proberen dat kantoorgebouw daar te laten binnenrijden maar dat ga ik niet doen, t zal wel een beetje verder zijn, ik ga maar doorrijden denk ik En ja, zo mist ge al eens een paar opritten natuurlijk Hoeveel keer dat wicht Herberekenen gezegd heeft, ik weet het niet. t Leek alleszins bij momenten of wij een spraakgestoorde stotterende GPS op de kop getikt hadden. Paul beweert dat ze constant Herberekenen zegt omdat de verbinding met de sateliet gestoord wordt door al die betonnen autostrades onder en boven ons en door al de zwevende treinsporen. Ik heb daar zo mijn bedenkingen over. Volgens mij is t vooral Paul die haar stoort. Maar ik zwijg. Ah ja, ik ben nu niet meer nodig. Iemand anders voert nu het hoge woord. Heerlijk wel.
Maar soit, we zijn uit Bangkok geraakt, hoewel het een enorme grote, grauwe stad is waar geen eind aan leek te komen. Tien miljoen inwoners, die hebben plaats nodig. Na een uur waren we echt aan t uitkijken naar wat natuur, maar zelfs geen boomke ziet ge. Ja, plastieken palmen in de middenberm, ter versiering van de triomfbogen over de weg waar de fermste photoshopsels van Koning Bhumibol en Koningin Sirikit op afgebeeld zijn. Die mensen zijn nu in de 80 en ze hebben ze zo gladgestreken als 30-ers.
Een meer dan stralende Koning en Koningin.
Bescheiden triomfboog.
Ze hebben hier ook iets met reuze reclamepanelen. Nú weet ik waar Sri Lanka de mosterd vandaan gehaald heeft. Hier dus. Een bord van 70 meter breed op 20m hoog dat torent bovenop een stelling van 30 meter is geen zeldzaamheid. Ja, t is hier wel het land van de grote boodschappen
Een medium-size reclamebord.
Maar het verkeer met Sri Lanka vergelijken is onbegonnen werk want dan moet ge de Bangkokolezen de hemel in gaan prijzen. Ze hadden ons wijsgemaakt dat het hier eveneens rijden was volgens het recht van de sterkste en dat iedereen de lichten en de reglementen aan zijn laars lapt, maar dat is helemaal niet waar. Ze toeteren niet, ze wachten geduldig en beleefd hun volle drie minuten aan een licht - de brommerkes laveren overal tussendoor, maar daarvoor dient een brommer - kortom naar Oosterse normen rijden die mensen hier echt voorkomend en gedisciplineerd. Er lopen zelfs geen dieren op de autostrades! Maar er zijn wel heel veel afslagskes en ge moogt ook U-turns maken, dus ge moet wel zien dat ge op elk moment kunt stoppen want als er een camion van de andere rijrichting wenst om te keren dan verspert die wel alle rijvakken van beide autostrades met zijn manoeuver. Zeker als t een dubbele camion is dan staat iedereen efkes stil. En dat is in t begin wel even wennen.
Iets anders dat even wennen is, maar toch heel griezelig blijft, is de akelige traditie van verplicht spookrijden". Ge weet zeker dat een baan enkele richting is, ge hebt dat de dag ervoor goed gezien en onthouden, en dan plots komen er een paar flikken en die dwingen u die lege rijstrook in omgekeerde richting te gebruken. Zo snel ge dan uit t zicht zijt van die flik voegt ge u rap terug in in het vertrouwde rijvak, maar al snel staat er een volgende agent die u wéér op die lege rijbaan dwingt. En dan opeens veranderen ze blijkbaar van gedacht en wordt die rijbaan terug voor de tegenliggers opengesteld!!! En dat wisselt om de 5 minuten. Maar die brommerkes laten zich niet dwingen, dus die blijven dat smal rijvak dan nog net iets langer gebruiken, die komen met ware doodsverachting de autos tegemoet en slibberen tussen twee rijen mekaar kruisende autos die krampachtige pogingen doen om in te voegen door te ritsen! Echte waanzin. Maar wel heel origineel gevonden. Bij ons zou het niet de goedkeuring van de verkeersveiligheidsspecialisten wegdragen vrees ik.
Apart is ook dat de telefoonhokjes die op de stoep staan stoeltjes hebben. Een rond krukje! Ge wordt dus verondersteld een uurke knus te zitten te bellen, stikkend in de benzinedampen van de duizenden brommers die u oorverdovend voorbijknallen. De gsm moet uitgevonden zijn voor Bangkok, dat kan niet anders. De politie draagt maskers, de wegenwerkers ook en de passagiers die in open laadbakskes vervoerd worden zijn ook volledig ingeduffeld op hun ogen na. Ge denkt elke keer dat Michael Jackson voorbijrijdt. t Moet warm zijn zon hele dag een stofmasker op uw gezicht, vandaag was t 34°, best heet eigenlijk. En dan alleen kunnen ademen door uw ogen...
Deel 2 : "Club Med voor paterkes."
Onderweg bleek in Nakhon Pathom het grootste en oudste boedhistische heiligdom van Azïe te staan (alwéér het grootste, het oudste Wat hebben Aziaten toch met hun voorliefde voor het super-superlatief?). We waren ondertussen stilaan aan een verkoelend drankje toe, dus zijn we daar maar naartoe gereden. t Is altijd plezant plots een doel uit uw duim te zuigen. De tempel bezat een chedi van 120 meter hoog. Groter dan onze kathedraal, maar dat viel helemaal niet op. Hij zag er zoals de meesten als een reusachtige staande bel met een steeltje uit, alleen dat dit exemplaar van kop tot teen in de stellingen stond wegens renovatie.
Om het project te bekostigen was er een tempelfestival aan de gang. Er werd geofferd dat het een lieve lust was. De manieren waarop ze hier aan geld proberen te komen zijn eindeloos. Ik moet hun echt bewonderen om zo'n inventiviteit. Ge kon tegeltjes aankopen en er uw naam op schrijven, ze offeren, en die worden dan in de verbouwing gebruikt. Ge kon een bel kiezen en de priester luidde die dan voor u, tegen betaling welteverstaan. Ik veronderstel dat die bel uw gebeden dan naar de juiste heilige begeleidde. Ik kon niks vragen, geen mens verstond een woord Engels. Ge kon de klassieke offergaven kopen : een echte bloem, die ellendige plastic bloemenslingers die overal de natuur liggen te vervuilen, of namaak bloemsteeltjes met geldbriefjes ertussen geklemd. Ge kon ook een kaars gaan branden voor uw favoriete boeddha aan een soort blikken kaarsenbranderij met allemaal offerblokken. Heel professioneel. Maar t strafste En dit krijgt voor mij de prijs voor het meest doordachte offer! Ge kon zelfs geld kopen! Een soepkom gevuld met muntjes die ge dan eigenhandig mocht gaan verspreiden over een veertigtal zilveren en gouden kommen!
Kaarsjes branden... aan een hypermoderne kaarsenbranderij.
Bloemetjes en wierook offeren...
Een tegeltje met je naam erop kopen...
Wijwater in witte plastic chedi's om als souvenir mee naar huis nemen... (Jaja, Lourdes en Scherpenheuvel met hun gevulde Lievevrouwkes liggen hier maar een kleine 10.000 km vandaan.)
Of sjieke dure bloemstukken van verse lotussen op een altaar gaan zetten...
Maar bloemenslingers of verse eitjes zijn ook welkom...
Of eventueel een schaal met verse vruchten doneren... Ook een priester moet eten.
En het geestigste offer van allemaal : muntjes kopen om ze te herverdelen! Ge moet er maar op komen... Het "Robin Hood"-offer!
Het grappigste, maar ook nuttigste, offer vond ik de in doorschijnend folie ingepakte plastic emmers. Ze waren tot boven de rand volgepropt met huishoudelijke produkten zoals toiletzeep, een spaarlamp, een pillamp, wasprodukt, plastic slippers, muggendoder, een opvouwbare paraplu en nog een boel andere nuttige zaken voor de gemiddelde huisvrouw. Als ge zon emmer kocht mocht ge die kado gaan doen aan een monnik. Dat resulteert er dan in dat er zon knaloranje kerel vol gratie in lotushouding op een rode troon naast het altaar zit - klaar om mensen te zegenen - en dat eindigt er dan heel stijlvol mee dat diezelfde vent daar parmantig tussen de oranje plastic emmers met kuisgerief zit. Van abt tot concierge van een sociaal appartementsgebouw in een paar uur tijd. Een oprecht grappige evolutie.
Een offeremmer. Vanzelfsprekend een oranje!
Nederig en vol eerbied wordt een emmer geofferd.
Zo'n tempelfestival vraagt natuurlijk wel wat onderhoud, het is uiteindelijk een georganiseerde chaos die ook wat afval meebrengt. Nouja, "afval"... Telkens de gouden en zilveren potten vol muntjes lagen, er teveel geldbloemen op de altaars stonden, op alle daktegeltjes een papiertje met een naam lag, werden alle offergaven terug afgeruimd en begon men opnieuw de munten, de geldbloemen, de plastic bloemenslingers,... netjes te sorteren en weer in de kraampjes te leggen. In ons aller Scherpenheuvel branden de kaarsen tenminste óp. Die recyclage van offergaven terwijl de gelovigen er op staan te kijken is toch een beetje vreemd. Ze kunnen dan toch evengoed ineens geld vragen aan hun parochianen zonder heel die Vlaamse Kermis eraan te verbinden? Enfin, ik vond het alleszins weer heel geestig en door het op deze olijke manier aan te pakken brengt het wel veel centjes op denk ik. Maar toch zie ik de restauratie van onze kathedraal nog niet op deze manier tot stand komen. Ik denk dat we er nog niet eens de kleine wijzer van zijn horloge mee zouden gerestaureerd krijgen.
Naar goede gewoonte moesten er ook weer flintertjes bladgoud gekocht worden om vervolgens op de boeddhabeelden gewreven te worden. Ik heb dat altijd een raar gebruik gevonden omdat op de duur de oorspronkelijke, en soms heel mooie, vorm van een beeld totaal verloren gaat. Een glad beeld wordt een puber vol acné. In 't beste geval... Sommige worden ook melaats, de vellen waaien eraf...
Velletjes goud op de beelden plakken...
... tot ze er echt niet meer uitzien...
Vooral in Birma heb ik zo van die godenbeelden gezien die verworden waren tot dikke, schilferige, gouden maar vormloze smoutebollen. En hier waren er ook een paar goden flink naar dat droeve lot onderweg. Vooral die dikke Chinese die naar t schijnt 1000 jaar oud was en in een grotje onder de grond zat. Zelfs 1000 jaar Weight Watchers krijgt die niet meer in een herkenbare vorm. Dat was echt God Patapoef.
Een zeer geëerd 1000-jarig beeld in een grotje onder de grond. Badend in de luxe van een ventilator en het licht van spaarlampen.
In de grote tempel bood Priester Emmer mij ook een velletje bladgoud aan om op een beeld te gaan wrijven. Maar omdat die flintertjes zo dun zijn en ik die handeling niet gewoon ben was mijn eerste schilfertje opeens spoorloos met de wind verdwenen, zelfs nog voor ik in de buurt van t beeld was stond ik daar al met lege handen. De priester wenkte mij geduldig terug naar zijn troon en ik kreeg een nieuw papiertje. Bij de Boedha plooide ik het voorzichtig open, drukte het gouden velletje tegen het beeld, maar het wou niet direkt kleven en floeps daar waaide mijn stuk goud alweer weg De monnik heeft het toen maar opgeven, die moet gedacht hebben dat hij met zon onhandige toerist later in zijn Nirwana toch niks zou kunnen aanvangen. Die zou zeker geen rijstpap kunnen koken met haar twee linkerhanden. Paul zijn vliesje plakte wél dus die zijn boeddhistische wensen zullen wel uitkomen denk ik. Achteraf bezien had ik misschien toch beter zon plastic emmer aan die monnik geofferd, dat zou waarschijnlijk veel goed gemaakt hebben. Och, al de goudplaksels waarmee ik de beelden destijds in Birma mee mee naar de bliksem geholpen heb zullen ook nog wel tellen zeker? Er zal toch geen houdbaarheidsdatum op de offergaven staan zoals op de katholieke "volle aflaten" die maar 1 dag vers blijven?
Ondertussen zaten in heel deze chaos ook nog mensen op de grond met kokers te schudden waarin de genummerde toekomstvoorspellende stokjes zitten. Na veel ratelend geschud valt er eentje uit en kan de betekenis van het nummer op een bord met papiertjes opgezocht worden. En dat alles in een bedwelmende geur van wierook, brandende kaarsen, bloemen, en tientallen schoenen en sandalen die voor de tempel op een hoop liggen te luchten en braaf op hun eigenaars te wachten.
Meisjes schudden hun toekomst uit een bamboekoker.
Enigszins chaos.
In tegenstelling met de rust van de binnenste cirkels van de tempel.
Het tempelcomplex bestond uit verschillende kringen gelegen rond de chedi. Al die mooi versierde galerijen - onder elk boogje staat een prachtig beeld - hadden hun eigen doel. Eén van de cirkelvormige galerijen diende als school voor de novicen. Oranje leerlingen aan oude houten banken. Mooi.
"Yes! Een vrij lesuur! De leraar moet een paar emmers in ontvangst gaan nemen!" "Juich niet te vroeg Tontakwat! Straks kunnen we gaan kuisen als er per toeval een spons en een aftrekkerke in een van zijn emmers zat..."
Schitterende, zij het alweer ietwat schilferige, Boedha onder Naga, de zevenkoppige slang.
De dieren offeren aan Boedha. Rechts het aapje, links de olifant.
De monniken woonden in deze tempel ook heel mooi. De oudsten hadden zelfs allemaal een heel klein eigen huisje! Het leek wel een soort Club Med voor paterkes die tegen de tempelwand aangroeide. Een mini-monnikendorp met enkele vijvertjes, palmbomen, wasplaatsen, galerijtjes, eettafels in openlucht Er was niet eens de - meestal onvermijdelijke - schurftige roedel honden te zien die gewoonlijk in symbiose met monniken schijnt te leven.
Op de flanken van de tempel, tussen de grotingangen, ontdekten we ook nog een heel klein Chinees tempeltje. Evengoed heel rijkelijk versierd met knalrode wimpels, lampionnen en kleine plastic beestjes en madammekes. Het had iets van een poppenhuis dat door teveel kinderen met een te verschillende smaak was ingericht. Er lagen ook weer de nodige toestanden om de toekomst mee te voorspellen, maar die zagen er nogal erg euh, beduimeld uit, en aangezien mijn toekomst er toch al niet te rooskleurig uit zal zien met mijn goud dat gaan vliegen is heb ik dat maar zo gelaten. Het is niet goed al te veel op voorhand te weten in dit leven.
Klein Chinees tempeltje met rode kokers waarzeggersstokjes.
En natuurlijk waren er ook in spleten en kieren en onder bomen kleine groezelige tempeltjes te vinden soms niet meer dan enkele wierookstokjes en kaarsjes voor een plastic beeldje op een plastic tafelkleedje van Mickey Mouse - duidelijk opgericht voor heiligen van een mindere god. Maar toch geliefd want steeds vol bloemen of andere offergaven.
Tja.
En ondanks de hele poespas blijven de monikken "monniken" en de schilders schilderen.
Kortom Phra Pathrom Chedi was een plezante tempel, en een geestig festival, maar niks op deze hele wereld zal ooit aan de grootsheid, de lieflijkheid en de charme, de ultieme betovering en magie van mijn geliefde Schwedagon van Rangoon in Birma kunnen tippen.
Omdat we er alweer in geslaagd waren deze wandeling op t heetst van de dag te maken liepen we er kletsnat bij, (hier valt niet eens meer te zeggen of 't van een vapeurke is of van de hitte. Makkelijk wel.) dus de op ijs gekoelde kokosnoot achteraf was meer dan welkom. Maar echt lang konden we niet blijven zitten genieten op ons houten krukje want me moesten nog ons hotel in Kantchanaburi zien te bereiken. Een van de weinige hotels die we gereserveerd hebben deze reis en die we dus toch wel zouden moeten zien te vinden én te bereiken... Maar ja, we hebben nu ons Trees die ons leidt, wat kan er nu nog mis gaan?...
Deel 3 : "Wie stopt er nu voor een stuk oud ijzer?!"
Madam GPS ging ons vervolgens verder naar Kanchanaburi leiden, naar ons hotel aan de River Kwai. Een mooi resort gelegen tussen de heuvels. Een uur later doorkruisten we een vruchtbaar landbouwgebied met koeien en eindeloze velden suikerriet. Voor elke huisje stond niet één maar wel twee geestenhuisjes. Ge hebt wel brute pech als ge op een stuk grond gaat wonen waar meerdere geesten huizen. Stel die maar allemaal tevreden Op de duur hebt ge meer plaats nodig voor al uw geestenhuizen dan voor uw eigen woning! Ze zouden dat best in een soort notariële akte kunnen vastleggen bij de verkoop. Gewoon vermelden voor hoeveel geesten ge geacht wordt onderdak te voorzien en als t er meer blijken te zijn dan officiëel vermeld dat het dan een verborgen verbrek is waar ge tegen verzekerd zijt en ge de verkoop kostenloos moogt ongedaan maken. Serieus, er waren hier boerkes die als ze ruzie kregen met hun boerin al evengoed in hun geestenhuis konden gaan slapen. Sommigen konden ook hun garage vergeten want hun geest had besloten dat hij pal voor het huis op de oprit wou wonen. Ge moet maar pech hebben.
Maar ik ben wel stapelverliefd op die geestenhuisjes. Al jaren droom ik ervan zoiets op mijn terras te zetten, jammergenoeg zijn ze loodzwaar... ze worden in beton gemaakt en dan beschilderd. Ik heb al zitten overwegen om er een containertje van te kopen en ze thuis in mijn lege winkel verder te verkopen. Er moet volgens mij een markt voor zijn, als is 't desnoods als poppenhuis, maar nee, dit plan ruikt véél te véél naar werken en zo stom ga ik nu ook niet meer worden. Toch heeft mijn nieuwsgierige ziel alvast de prijs eens gevraagd. Ik vond het duur! Een groot geestenhuisje kost 12.000 baht! Die geesten jagen die arme Thai wel op kosten want ze zetten meestal twee huisjes met elk een offertafel op hun stukje land. Dan is kaarsen gaan branden voor de H. Antonius toch een stuk goedkoper, temeer omdat ge zelf geen beeld in huis moet halen.
De showroom van een geestenhuisjes-familiebedrijfje op 't platteland.
Na nog een flink aantal pastorale kilometers gereden te hebben zei ons madam iets in de aard van : Hier aan de rechterkant is t! En wij staan daar, op een aarden weggetje, midden tussen de velden, geen heuvels te zien, nog niet in de verste verte, om van een rivier nog te zwijgen. (Het zwakke punt van het gps-systeem hebben we ondertussen ontdekt. De invoer van de namen gebeurt in onze lettertekens. En er bestaat geen officiële eenvormige vertaling van hun plaatsnamen. Aangezien wij geen krollekes kunnen lezen of intikken moeten wij de naam fonetisch ingeven. En dan gaat het mis. Ge tikt bijvoorbeeld Lopburi omdat het zo op de meeste landkaarten staat, maar er gebeurt niks Ah nee, want t is Lop Buri in t Thais Dus als zelfs een onnozel spatietje al problemen geeft kunt ge u indenken hoe ge zit te sukkelen met alle mogelijke schrijfwijzen van een stad als Kanchanaburi )
Gestrand in ons veldje heeft Paul dan geprobeerd om ons hotel via de "hotelafdeling" van de gps in te voeren, en dat had uiteindelijk resultaat. Hoewel dat ook verre van simpel was omdat die gps-madam zon Pietje Precies is dat zij vind dat t Felix River Kwai Hotel eigenlijk in een gehuchtje net áchter Kanchanaburi ligt en niet in de stad zelf Ja seg, als we zo gaan beginnen We zijn al zo blij als we eens een bord kunnen lézen!! Er was gezegd dat alle borden tweetalig gingen zijn maar daar klopt niks van. De grote groene van de autostrades ja, die wel! Maar op t platteland is er niks vertaald en de weg vragen moet ge niet proberen want de mensen verstaan ons niet omdat we onze klemtonen verkeerd leggen en wij verstaan hun niet omdat ze geen Engels kennen. Oefen maar een keer op t uitspreken van een simpele naam als Kanchanaburi. Vijf lettergrepen, dus 5 mogelijke lettergrepen om de klemtoon op te leggen. Vermenigvuldigd met nog eens 5 mogelijke toonhoogtes waarop ge de lettergreep kunt uitspreken. Voor de wiskundigen onder ons :10 faculteit mogelijkheden dus. Amuseer u.
Na een uur kwamen we aan de fameuze spoorweg van de River Kwai, waar ons hotel vlakbij moest liggen. We rijden onder die spoorweg door, Paul stopt niet maar slaat alweer een klein weggetje in (de GPS achterna. Vroeger liepen mannen iets anders na. Nu is 't hun GPS...), ik vraag hem : Maar we gaan toch efkes kijken hé?!! waarop die doodgemoedereerd antwoord : Voor zo'n aftandse spoorwegbrug gaan we toch niet stoppen? Oud ijzer gaan we toch niet bekijken?! (Een situatie die me heel erg deed denken aan een voorval van 20 jaar geleden : ons ma die in Amerika eindelijk voor t eerst in haar leven vanop een raam in de luchthaven in de verte de stad New York ziet liggen en heel serieus beweert dat dat in geen geval de wolkenkrabbers van New York kunnen zijn maar dat dat gewoon een beetje industrie is dat we daar zien liggen.) Uit de hele wereld komen mensen naar hier om die brug te bezien en onze Paul wil niet eens stoppen!!! Dezelfde man die in Birma 200 kilometers heeft afgelegd om de spoorwegbrug van de Gok Teik te kunnen zien! Er zelfs ambras met t leger heeft over gemaakt omdat hij niet tot bij de brug mocht! Diezelfde mens krijgt hier dus een historische brug op een bordje onder zijn neus geschoven en haalt er zijn neus voor op Uiteindelijk kon hij zich toch losmaken uit de betovering van zijn gps-madam en stapte hij mee met mij de auto uit. Ik denk dat ze hem beloofd heeft op hem te wachten...
Het smalspoor van de Doden-Spoorweg.
De brug is smal en lijkt gammel. Ze bestaat dan ook hoofdzakelijk uit gaten. Het is een heel gesukkel met al de mensen die er in beide richtingen over willen lopen terwijl er tussen de sporen maar plaats is voor 1 persoon. (t Is dan nog smalspoor ook ) Ik denk dat hier al heel veel toeristen in de Kwai gestort zijn door voor mekaar op onvoorzichtige wijze uit te wijken En iedereen maar rails en brug fotograferen tot we opeens een trein hoorden toeteren, de slagboomwachter op een fluitje blies en met een rode vlag waarschuwde dat de trein er aan kwam. Zoiets wordt heel simpel opgelost : op de brug zijn uitstulpingen, een soort ijzeren balkonnetjes, en daar kunt ge op gaan staan terwijl de trein rakelings aan uw neus voorbijtuft.
Op een van die balkonnetjes stond een violist het kenwijsje van de film Bridge over the river Kwai te spelen. Waarschijnlijk heeft die kerel dat al een miljoen keer gekrast, maar dat is er dan toch niet aan te horen. Mijn katten zouden het, zeker weten, toonvaster kwelen.
De violist...
Vanop de brug zagen we aan de bocht van de rivier ons hotel liggen en bij aankomst bleek het een mooi, groot en rustig ding te zijn, genesteld aan de rivieroever in een groot park, doorsneden met brede beken waar dikke kois in zwemmen. We kregen een grote mooie kamer met een terras dat uitkijkt op de Kwai (uitgesproken als Kwee zoals in kweepeer want als ge Kwai zegt is dat blijkbaar iets vies in t Thais. Weer oppassen geblazen dus).
Schrijven en staren naar de Kwai vanop ons kamerterras.
We waren zelfs te moe om de bagage uit te pakken, ik ben in bad gestapt, in t schuim in slaap gevallen, vervolgens wat op t terras in de zonsondergang gaan zitten typen maar toen begon ineens de grond te ademen, de aarde ging zachtjes op en neer, de rosten werden breed vervolgens smal, en de bloemen kregen fluo-kleuren heel mooi maar niet direkt een goed teken vreesde ik. Dus zijn we maar iets gaan eten - een lekkere groene curry - op t terras van t restaurant, met zicht op de verlichte palmbomen rond het zwembad. Het leek er een beetje op de serre van de Zoo van Antwerpen. Een maaltje opgevrolijkt door twee valse muzikanten. Van stem bedoel ik, t kunnen best eerlijke mensen geweest zijn. Kanchanuburi is blijkbaar de thuisstad van de valse muziek. Met onze allerlaatste krachten zijn we terug op onze kamer gesukkeld en letterlijk in ons bed gevallen. De pijp was uit. Het laatste dat ik mij herinnerde was een krassende viool en ons ma die in t Antwerps zong - op de wijs van t liedje van de River Kwai - Sjarel, ik heb uw gat gezien! Sjarel, ik heb uw gat gezien
Woensdag, 21 januari 2009. Kanchanaburi, Felix River Kwai Hotel.
Vanmorgen al een stuk langer geslapen, 't was half acht voor we opstonden. We hadden die extra uren slaap hard nodig gehad. 't Riant ontbijt was ook meer dan welkom. Paul heeft iets chinees gekozen dat zo vies rook (dooie vissen. Al lang dood.) dat ik blij was dat de wind de andere richting van mijn spek met eieren uitwaaide. Ik hou best van look maar om de dag nu te beginnen met twee bollen is van t goede toch wat teveel. Naderhand op 't prachtige terras van onze kamer gezeten. (Geen zinnig mens zou trouwens na dat chinees ontbijt nog met Paul in een gesloten kamer willen zitten.) Typen met uitzicht over de Kwai, bij 't gekwinkel van oneindig veel vogeltjes in 't hotelpark...
Rond den tienen zijn we te voet over de spoorwegbrug gestapt naar het klein stationnetje om met een trein over de "Spoorweg des Doods" te gaan rijden. Hij loopt vanaf hier nog een 70 kilometer verder richting Birma, een trip van een uur of twee. Met al het volk dat over die brug wandelde vond ik t al meer de Brug des Doods. Hoe het mogelijk is dat hier niet om t uur een toerist in t water ploft begrijp ik niet. Het loopvlak tussen t spoor is net breed genoeg voor 1 persoon, en naast de sporen liggen aan weerszijden twee smalle houten planken, met gaten dan nog. Op die kleine oppervlaktes staat iedereen dan te poseren en te fotograferen en willen ze mekaar voorbijsteken in beide richtingen. En ondertussen passeert er nog een trein ook Niet direkt een aanrader voor mensen met hoogte- of watervrees.
Iemand met een zeer gerust geweten,, die zich gelukkig niet bewust is van de gruwelijke taferelen die zich hier onder de oorlog hebben afgespeeld...
Gisteren had ik 't oude treintje al gezien en aangezien het uitgerust was met kale houten banken wou ik eerste klas rijden. Toen de ontvanger eindelijk plaats nam in zijn barakske (het stationsgebouw dus, twee vierkante meter groot) bleek er geen eerste klas te bestaan. Meer nog, er bleek niet eens een trein te komen, hij had maar liefst een uur vertraging... Zelfs tot hier zijn de moderne tijden doorgedrongen. Er zat dan niet veel anders op dan wat te gaan rondwandelen in de bangelbarangs die organisch gegroeid zijn tussen het stationnetje en de rivieroever tot ons treintje van zich liet horen. Ik wou dringend een elastiekje kopen om mijn haar op te binden tegen de hitte dus ik had alweer een doel gevonden. Echt álles verkochten ze in die bazarkes, van halfedelstenen tot eetwaar, behalve een haarspeld. Ik kreeg zelfs niet eens met gebaren - en met mijn haar in een staart in mijn handen - uitgelegd wat ik eigenlijk wou kopen! Op de langen duur heb ik dan toch de mottigste speld van Azië gevonden en de rest van de dag zou ik met twee plastieken purperen orchideeën op een fluo-fuchsia elastiekske op mijn kop rondlopen.
Plots floot de zogenaamde "-stoomtrein-die-eigenlijk-een-diesel-was" : "tuuuuuuuuuuuuuut!" en wij sjokten blij naar 't stationnetje! In de eerste wagons zag ik kussentjes op de banken liggen (de rest van de trein was kaal en zat ook onprettig overvol) dus ik stapte met gezwinde tred daar naar binnen. Om er direct terug uitgegooid te worden. Dit bleken de plaatsen voor de toeristen te zijn... Maar dan van die echte, die met een touroperator reizen en braaf excursies boeken. Ik wou natuurlijk mijn plaats met mijn kussen niet meer afgeven, ah nee, ik zal daar misschien wel drie uur op een houten bank gaan zitten als 't comfortabeler ook kan! Gelukkig mochten we, mits nieuwe tickets van 300 baht te kopen, blijven zitten dus dan hebben we dat maar gedaan. Ons ticket van in 't stationnetje bleek plots niets waard te zijn nu we in de sjieke tourist-class zaten. Maar ik geef eerlijk toe, 't was 't meer dan waard en ook nog heel plezant.
Vlak na 't vertrek kregen we al thee (probeer die maar te drinken uit een piepklein kartonnen kopje in een hobbelende trein! Gelukkig hadden de tafeltjes hoge opstaande randen en bleef het gesmos tot die zwembadjes beperkt...), bij de thee zaten koekjes, dan kwam er frisdrank en koel water, vervolgens kregen we diploma's omdat we, in luxueuze omstandigheden op kussentjes, de "Spoorweg des Doods" 'getrotseerd' hadden... Er werden t-shirts en petjes verkocht. Kortom 't was toeristisch maar 't stoorde niet want buiten was er toch niet veel te zien. We reden eindeloos door een vruchtbaar land vol maïs en suikerriet en langs weiden met buffels, wat ge nu niet bepaald spectaculair kunt noemen. We hebben ooit nogal eens koeien gezien. Op de langen duur kwamen we aan terug aan het water en werd het een beetje heuvelachtiger en daar moest de trein rakelings langs de rotsmuur rijden terwijl aan de andere kant, diep onder ons, de rivier vloeide. Dat was best indrukwekkend maar waarschijnlijk nog veel knapper om te zien als ge niet in de trein zit. De Kwai is trouwens een flinke rivier. Bruin, breed en snelstromend. Op de heuvels zagen we af en toe een gouden chedi of het gekrulde dak van een tempel schitteren als een pareltje in 't groen.
Onderweg stapten er toeristen op die een dagtrip vanuit Bangkok maakten naar "The Bridge on the River Kwai"! Ik mag er niet aan denken!!!! Dat moet bijna zoiets als een excursie naar Aboe Simbel zijn! Een hele dag auto en trein, onderweg niks zien, en als doel "een beetje oud ijzer" zoals Paul het zou zeggen én de waterval van Coo (alhoewel we dat toen nog niet wisten).
Omdat er onderweg toch al zo weinig te fotograferen viel was ik blij toen we aan een halte in de verte op de heuvelrug een dikke tempel zagen liggen. Vanuit het raam werd hij net bestopt door een boom dus besloot ik even uit te stappen. Snel, alleen met 't fotoapparaat in de hand. Buiten gekomen was de voorgrond weer verre van ideaal, dus nog maar 10 meter verder gelopen, en nog eens 10 meter, en nog eens 10 meter. Wel goed uitgekeken dat ik niet verder dan de laatste wagon liep. Opeens toeterde "de-stoomtrein-die-eigenlijk-een-diesel-was" maar mijn foto was nog niet goed... Dus maakte ik nog rap een andere instelling en daar vertrok de trein... Met een spurtje ben ik er naartoe gerend, gelukkig had ik gesloten sandalen aan en raakte ik goed vooruit en ben ik nog op de rijdende trein kunnen wippen (een beetje ongelukkig onelegant maar niet rampzalig). Ik zat nu wel opeens helemaal achteraan in de trein maar ik was tenminste mee. Eindelijk nog eens Indiana Janssens in aktie. Dat voelde goed.
Het fotograferen leverde tout court nooit veel op omdat er al weinig te zien was, er enorm tegenlicht was en als ge de trein al rijdend door 't raam wou fotograferen dan waren er vooral uitgestoken handjes die een camera vasthielden te zien. De raamkozijnen waren dan ook nog zo vuil dat we er echt als smeerpoezen begonnen uit te zien. Helemaal onder de zwarte strepen. Kortom, het was een excursie waar enige creativiteit vereist was om er iets plezants van te maken.
Aan boord was een toilet dat schreeuwde om eens uitgetest te worden. Iets wat ge met ware doodsverachting te lijf moest gaan : "De WC des Doods". Heel geestig dat ge op 40cm van de grond op twee blikken voetafdrukken gehurkt zit en u met beide armen uitgestrekt aan de wanden in evenwicht moet houden. Ondertussen wiegt en wobbelt die trein dus ge moet u goed concentreren om én te mikken én om te kunnen blijven zitten. Jammer genoeg had ik de gammele schuifdeur niet goed dicht gekregen (t slot was half kapot) dus begon tijdens de actie die deur van 't gedaver open te schuiven. Een ware uitdaging om u met nog maar één hand aan een muur in evenwicht te houden en met een andere hand een openschuivende deur krampachtig terug dicht te willen schuiven. Een act de Cirque du Soleil waardig en t is me nog gelukt ook. En ik heb ook weer t bestaan van nieuwe spieren ontdekt.
"De WC des Doods."
Drijvende hotels op de Kwai.
Op het einde van de rit was "de prijs", "het doel", "de attractie", of hoe ge het ook mocht noemen, dat ge een wandeling kon maken naar de waterval van Nam Tok Sai Yok Noi. Omdat ons treintje een uur te laat vertrokken was hadden we geen tijd om die tocht te voet te maken, we mochten de laatste trein terug niet missen Dus wipten we samen met twee nonnekes in een open bakske dat een taxi moest voorstellen. En toen kwamen we aan de waterval 't Is te zeggen aan een bos dat volstond met barakskes waar eten en schreeuwerige kleding verkocht werd en waar massageplatforms tussen de bomen gesjord waren... En als ge goed keek, ja inderdaad, dan liep daar een beekje tussen al dat gedoe en als ge dat volgde was er een "druppelvalletje". Ik wist wel dat noi in t Thais klein wou zeggen maar toch OK, 't is 't droge seizoen, t heeft hier al maanden niet meer geregend, dus die waterval kan er ook niet veel aan doen dat ze geen tranen meer over heeft om te huilen over haar nietigheid.
Ik vroeg me af of we niet beter met een bus terug zouden keren, 't zou veel sneller gaan en de trein hadden we nu echt wel bekeken, ik voelde me rijp voor een ander avontuur. En bussen, dat kennen ze hier wel!
Kinderen op schoolreis met super-de-luxe-autocars.
Ik stond wat te drentelen tussen de kramen en wou mijn cholesterol juist trakteren op een gefrituurd banaantje toen Paul riep dat hij een bus ging tegenhouden. Ik vond dat straffe kost want hij is momenteel ook wel vrij stevig gebouwd maar 't is toch nog geen John Massis. Maar ik liet hem doen, ik had dringendere besognes : mijn gefituurde banaan! Opeens hoor ik een bus toeteren, Paul roept me, ik zie hem kordaat zijn hand opsteken, en begot 30 meter verderop stopt die bus!! Ik denk er serieus over om met Paul aan Peking Express te gaan meedoen, hij heeft er duidelijk aanleg voor. Hij had dan nog een sjieke bus laten stoppen ook. Een met roze geplisseerde gordijntjes en airco!
Mijn cholesterol treurt nu nog altijd om die misgelopen banaantjes... Nu kon hij eens in een keer 100 punten scoren...
Zie hem daar zitten. Fier op zijn sjieke vangst!
Wij bolden in alle luxe naar huis. Jammer genoeg hadden we nu wel geen idee wanneer we moesten afstappen want vanaf die bus zouden we natuurlijk onze brug niet zien... Dus met de nodige moeilijkheden aan de chauffeur gevraagd ons te waarschuwen wanneer we er gingen zijn. Ze hadden een goed zwart centje aan ons verdiend dus dat zou wel lukken. Zestig kilometer verder nog altijd niks gehoord... Toch nog maar eens gaan vragen. En ja hoor, opeens zie ik de oorlogskerkhoven voorbijglijden (ik heb weer maar eens geprobeerd al rijdend een foto te nemen, dit wordt een reeks van de meest beweeglijke begraafplaatsen in Azië. Geen enkel graf staat stil) dus we waren véél te ver gereden, we zaten in Kanchanaburi zelf. Verdomme, daar ging onze tijdswinst. Niet veel later stopte de bus inderdaad pal in het centrum op een soort Rooseveltplein, de busterminus, en iedereen stapte uit. Heel beteuterd wilden wij dat dan ook maar doen tot de chauffeur ons zei te blijven zitten. Hij kreeg ons uitgelegd dat hij in de buurt van de brug woonde en ons zou thuisbrengen, dat we gewoon moesten blijven zitten en dat we nu eerst even gingen tanken. Een heel grappige situatie! Eerst gingen we dus met onze reuze bus naar een tankstation en dan reed hij naar zijn huis (hij nam het conductriceke wel mee ). Het leek wel of we een bus gekaapt hadden zoals we daar wel een meter hoog als enige passagiers boven de chauffeur zaten! En inderdaad toen hij ons dropte waren we maar een kilometer van de brug en die was simpel te vinden we moesten gewoon de treinsporen volgen. Aan 't stationnetje nog een paar zaken gaan kopen waar vanochtend ons oog al op gevallen was, een bewerkt stukje buffelvel, enkele gekke olifantjes en wat leuke heilige prullen voor Petit Pois zijn berenhuis, en vervolgens zwaarbeladen de terugtocht naar ons hotel aangevat. Het was weer een gewriemel aan 't begin van 't bruggeske...
Thuisgekomen heeft Paul eindelijk eens van 't zwembad genoten. Als enige. De laatste dagen werd hier een conventie van Microsoft gehouden en daardoor was er wel wat volk maar nu zijn die mensen vertrokken en is 't hier bijna uitgestorven. 's Avonds waren we alweer zo moe dat we haast met onze kop op tafel in slaap vielen maar Paul wou toch nog eens iets speciaals doen. Hij wou Tom Klong Pla Kang bestellen. Niet zozeer omdat hij dat lekker vond maar hij had dat toch zó graag eens hardop uitgesproken. Ik heb het hem dan maar een paar keer laten herhalen. Uiteindelijk heeft de sukkelaar het van de klank moeten hebben en niet van de smaak want het gerecht bestond hoofdzakelijk uit bundels oneetbare vezels.
Tijdens het eten nog wat plannen zitten maken voor morgen. Zoals altijd : hoe moe-er we zijn, hoe waanzinniger de plannen. Ik heb me nogal hoge doelen gesteld : ik wil gaan zwemmen met tijgers en olifanten gaan wassen. Ge kunt beter hoog mikken zeg ik altijd maar. Volgens mij moeten die dingen haalbaar zijn want ik heb er over horen spreken, alleen is 't heel moeilijk om hier aan zinnige informatie te geraken. Niemand weet van iets, zelfs aan de receptie van ons hotel niet. Waar ze eigenlijk voornamelijk getraind zijn om altijd maar nietszeggend te blijven glimlachen. Dat hangt dan ook op een bordje voor hun neus : "Always smile!" In 't Engels dan nog! En dat was nu juist eens één bord dat ze disreet in 't Thais hadden mogen schrijven...
Aan de rand van de baan staan massa's reclamebordjes over alles wat hier te beleven valt maar ze zijn allemaal in 't Thais... Dat is wel heel typisch voor de mentaliteit. Ze willen hun eigen gidsen en chauffeurs hun jobs beschermen, hoe minder toeristen op eigen kracht rondrijden hoe liever ze het hebben. Over loslopend wild hebt ge ook veel minder controle dan op mensen die onder begeleiding reizen. En in de Thaise regering zitten toch wel enkele controlefreaks, om t beleefd uit te drukken, en vooral zeer protectionistisch ingestelde mensen. Als buitenlander kunt ge hier zelfs geen grond noch een huis bezitten, nog niet eens een auto. Zelfs niet als ge hier als gepensioneerde komt rentenieren. Alhoewel ge alvorens ge als gepensioneerde hier móógt komen uw centen opdoen een gevulde bankrekening in Thailand moet kunnen voorleggen. Daar kan ik allemaal nog best begrip voor hebben maar wat ik echt gortig vind is dat bij de aankomst op de luchthaven de douaniers vragen hoeveel uw jaarinkomen is Van curieuzeneuze controlefreakskes gesproken...
En nu ga ik slapen en zal hoogstwaarschijnlijk dromen van een tijger met een badmuts op zijn kop en een olifant in de carwash. -------------------------
Beetje suf opgestaan. In plaats van een zakje suiker open te scheuren, een zakje met een tandenstoker in twee gebroken en dat in mijn thee gekwakt. Gelukkig drijft hout. Na een stevig ontbijt al veel fitter aan de inpak voor onze tijger- en olifantendag begonnen. Het bezoek aan die beestjes is uiteindelijk het enige vast doel dat ik in deze reis heb dus ik wil ik er ook zo georganiseerd mogelijk aan beginnen. Tot en met reservekleding wordt ingepakt want uiteindelijk hoe graag ik die beesten ook weer zal zien ik hoef nu niet de hele dat naar tijgerpis te stinken.
De naam van de tempel had Paul in de gps kunnen ingeven, dus het vinden werd een makkie. Maar vraag me niet hoeveel tijd hij er aan besteed heeft om Watpa Luangtabua Yannasampanno op de juiste manier in te tikken... Al vroeg in de ochtend stonden we er voor de poorten... en mochten niet binnen.
Het wicht aan de kassa gebaarde ongeïnteresseerd dat we om 12 uur moesten terugkomen. Joost mocht weten waarom. Meer uitleg kregen we echt niet losgepeuterd, ze sloot gewoon haar loketje voor onze neus, dus besloten we maar om een olifantenwasserij te gaan zoeken want het tijgerzwemmen en olifantenwassen is echt iets wat ik in mijn kop gestoken heb. t Is plezant een hoog doel na te streven. En een olifant is iets héél hoogs.
Grafmonumentjes voor overleden monniken verloren op het platteland...
Echt simpel om vinden is 't toch allemaal niet als ge geen namen weet. Zo staat er op de baan één bordje waarvan we vermoeden dat het een reclame van een olifantenkamp is omdat er een olifantje op afgebeeld staat maar van de bijhorende krulletjes begrijpen we natuurlijk geen snars. We sloegen die zijweg in in de hoop die borden te kunnen volgen maar op al de volgende plakkaten kwamen geen olifanten meer voor... En wij waren gezien natuurlijk. Stonden we daar in de pampa's met op elke hoek onleesbare aanwijzingen! We begonnen de boeren langs de weg dan maar aan te spreken, maar die mensen begrepen helemaal niet wat we zochten, hoeveel moeite we ook deden. Ik probeerde een olifant uit te beelden door met mijn wijsvinger voor mijn neus te kronkelen en tóóóóóót-tóóóóóót te roepen maar dat pakte geen verf. Paul pakte zijn pantomime kompleet anders aan. Als hij een boer aan de rechterkant van de auto aansprak (de chauffeur zit rechts want we rijden hier links) dan zoog hij zijn longen vol lucht, blies zich helemaal op, maakte zijn schouders breed, strekte zijn arm voor zich uit en bewoog die als een slurf door 't raampje. Buiten wat hoogstverbaasde blikken van boeren boekten we geen resultaat.
Tot Paul ineens op 't geweldige idee kwam dat op de bierflesetiketten een olifant afgebeeld staat en dat dat bier Chang heet! Dus misschien was olifant in Thaï wel "chang"?! 't Was alleszins 't proberen waard. In t ergste geval geraakten we aan een café in plaats van een elephantcamp. Op wel duizend manieren hebben we het woord chang over de velden laten weergalmen, de boeren bleven raar kijken, maar opeens, opeens moet er toch per ongeluk één keer een juiste intonatie uit onze kelen gekomen zijn! De boer begon te stralen, glimlachte breed, zong-riep "chAA-aaa-ââââng?", begon heel blij en vol begrip te knikken, stak zijn arm uit (niet als slurf) en wees rechtsaf. Oef. Zo zouden we dus echt wel aan de olifantenwasserij geraken, 't is misschien een beetje omslachtig om te proberen de juiste klank van het doodsimpele woordje chang voort te brengen maar alleszins veel makkelijker dan olifanten uit te beelden.
Alweer een stop aan een boerderij... Onder elke mand zit een vechthaan te relaxen in de schaduw. Elk gevecht kan zijn laatste zijn... Een trieste sport, maar vooral een gokmogelijkheid, waar de Thai door gefascineerd zijn.
Toen we eindelijk een kamp gevonden hadden moesten we natuurlijk nog duidelijk maken dat we helemaal niet geïnteresseerd waren in een ritje op de rug van zo'n beest maar dat we 't wilden wassen. "Wassen ja, omdat we dat op een poster gezien hebben die in ons hotel hant en dat we dus goed genoeg weten dat dat dus echt kán, en als ge me niet wil geloven dan zal ik op mijn fotoapparaat de foto die ik van die poster genomen wel eens als bewijs laten zien!" Ik was terdege voorbereid op een afwijzing of een ontkenning.
't Was dus vooral een kwestie een kamp dicht bij een rivier te vinden en dat was met het kamp waar we aanbeland waren het geval, dat viel dus al mee. We spraken af om 's avond tegen 5 uur terug te komen, wassen alleen mocht niet er moest ook gereden worden. OK, mij goed, zolang ik achteraf maar mag wassen wil ik voor mijn part eerst met die olifant een uur gaan wandelen, wil ik hem desnoods nog zelf dekken ook. Als ik maar mag wassen!!!
Nadat dit opgelost was reden we terug naar de Tiger Temple. Er zaten al een paar mensen te wachten tot de onvriendelijke kassierster haar loketje wou opendoen. De inkom bedtroeg 500 baht. (Baht rekenen makkelijk voor Belgen, 1 baht is bijna 1 oude frank.) 't Is voor 't goede doel dus 't mag best iets kosten maar ik zou er toch ook graag een beetje vriendelijkheid of desnoods elementaire beleefdheid voor in de plaats krijgen.
Met blote schouders mocht ge niet binnen, logisch want 't is uiteindelijk een tempel. Gele, roze, oranje of rode kleding mocht ook al niet. Een wikkelrok was verboden. Ik voelde mij al niet zo gelukkig met al die reglementjes. Voordat ge naar binnen mocht moest ge dan ook nog een papier ondertekenen dat ge zelf de volledige verantwoordelijkheid ging dragen voor eventuele beschadigingen aan uw spullen of uzelf. Veronderstel ik, want 't was in 't Thais geschreven. 't Kan ook zijn dat ik iets ondertekend heb waardoor ik na mijn dood heel mijn erfenis aan een mysterieuze tempel vermaak.
Eens binnen kregen we de tempel niet eens te zien en werden we onmiddellijk naar een grote vlakte geleid waar we de trainers met hun beesten zagen naderen. Wel indrukwekkend om tengere Thai met een forse tijger aan een leiband te zien komen aangewandeld alsof ze hun hond uitlaten... En er bléven er maar komen! Op de duur waren ze al met zijn zestienen!
Op deze foto zie je al een zevental dieren met hun trainers.
Het woord "slank" gaat deze reis niet dikwijls in de mond genomen worden...
De trainers bonden hun beesten allemaal aan bomen en dan mochten we achter één van de grotere dieren gaan poseren voor een foto. Zijzelf namen de foto's met uw eigen fotoapparaat. Dramatische foto's! OK, gij staat er op en de tijger ook, maar eveneens : veertien andere toeristen zonder koppen, wat rommel, wat onderdelen van Thaïse trainers en een grote blauwe vuilbak. Niet te doen. Na deze zielige fotosessie zouden de oppassers met de tijgers aan de lijn naar de canyon wandelen en daar zouden de zinnigere foto's gemaakt worden
Ondertussen kregen we nog een andere aanbieding. Ja, de tijgers worden in package deals verkocht : voor 1500 baht (alweer per persoon) mocht ge in groepjes van vier de vier baby's van drie en een halve maand oud in hun kooi bezoeken, er een half uur mee spelen om ze te helpen aan mensen te wennen en ze af te leren te bijten, en hen een papfles geven. De centen dienden integraal om de melk voor de tijgers te betalen. (Momenteel zitten hier al 36 tijgers en die verslinden wel wat pap. Wel vreemd dat volwassen tijgers nog altijd de zuigreflex hebben, bij een kat stopt dat onherroepelijk als ze enkele maanden oud zijn.) Paul vond het bezoek aan de kleintjes een leuk idee om op die manier uit de toeristengroep weg te geraken. Mij zei het niet zo veel, ik wou veel liever de grootste tijger op schoot, wat moet ge nu met een tijgerjong als ge zelf een kat als Mathurin in huis heb?
Een jong van drie en een halve maand speelt met een kokosnoot.
Broer en zus gebruiken de drinkbak voor oneigenlijke doelen.
Alvorens de kooi te betreden gaven enkele Europese trainers ons een beetje onderricht. We kregen strikte instructies om nooit onze rug naar een tijgerke te keren, alles wat kon bengelen uit te doen of weg te steken (het zijn uiteindelijk katten) en hen rigoureus verbieden te bijten. Als ze toch beten moesten we, zoals bij een kat of hond, het bekje openwrikken en daarna een tik op de neus geven.
De vier diertjes bleken al een pak groter dan volwassen poezen, vooral veel plomper en gelukkig ook trager, maar wel heel veel sterker. Ze voelen eigenlijk meer aan als dikke, veel te flink uit de kluiten gewassen, onhandige hondenpups. Hun pels is vrij ruig. Hun pootjes zijn reusachtig. Zelfs op deze leeftijd zijn die al zo breed als onze handen. En wat ik, net als bij honden, mis : ze spinnen niet als ze tevreden zijn, ze kunnen hooguit een soortgelijk geluid voortbrengen bij t uitademen. De vier diertjes trekken enorm op mekaar, de trainers onderscheiden hen door de tekening op hun kop maar toch vooral door de verschillend gekleurde halsbanden denk ik.
Opvoeder Paul in aktie...
't Was best gezellig om een half uurke met die nest kleine mannen te spelen. Het leren niet te bijten viel mee maar er staat toch al een flink bekje tanden in. Ze stoeien vooral met mekaar maar ook hun knuffelbeesten worden vinnig mishandeld en kokosnoten, autobanden en jutezakken blijken ook prima tijgerspeelgoed. Het papflesje was op minder dan een minuut leeg, en zo gauw dat binnen was gingen ze zoals voorspeld onmiddellijk liggen soezen. Ik vond dat prima want ik stond te popelen om naar de grote beesten te kunnen gaan die ondertussen al naar de canyon geleid waren.
Zie hoe breed die pootjes al zijn!
Tijgers hebben witte cirkels op de achterzijde van hun oren!
Na de pap... het dutje...
Nog een laatste aai aan de ingedommelde nest kleine beesten en dan op weg naar "the real stuff"! De volwassen (en dikwijls ook moddervette) dieren lagen allemaal apart vastgeketend aan bomen of ringen in de grond in t mooie decor van een geelbruine canyon waar achterin een vijvertje lag. Aan de inkom van de canyon werden de bezoekers alweer voor een keuze gesteld : 1 foto van uzelf met een tijger gratis, of een reeks sensationele foto's (liggend tussen de pootjes, kopje op de schoot,...) voor 1000 baht. Bij de laatste optie werd ge dan door een trainer bij de hand genomen en naar de liggende tijgers geleid waar een van de andere tientallen trainers foto's nam met uw eigen apparaat en nog een andere het gedoe filmde. Het was strikt verboden u tussen de tijgers in de canyon te begeven om zelf foto's te nemen van uw partner. Ergens was dat te begrijpen omdat het een oncontroleerbare zaak zou worden, het was nu al zon geharwar van jewelste. De trainers droegen roze shirts zodat ze goed herkenbaar waren (vandaar dat wij waarschijnlijk niet in gelijkende kleuren binnen mochten) en als ze tussen al dat volk en die tijgers dan ook nog loslopende toeristen zouden toelaten zou het in een totale chaos eindigen. Veiligheidsmaatregelen waren er niet te bekennen of t zouden de houten stokken moeten geweest zijn die sommige trainers in de hand hielden. Een takske waar zelfs onze Mathurin eens zou mee gelachen hebben.
De meeste mensen kozen voor de gratis foto, maar wij waren toch al van plan het goede doel fors te steunen (want ik ben oprecht van mening dat er iets moet gedaan worden om de tijgers te helpen, die beesten worden nu eenmaal zeer ernstig bedreigd in hun voortbestaan) en dus kozen we ook ineens maar eieren voor ons geld en kochten voor alweer 2000 baht de fotosessie.
De canyon van de photo-shoots...
Een flinke brok. Ik bedoel vooral de tijger.
Maar 't bleef een trieste en ook wat onbegrijpelijke bedoening. De vele Westerse vrijwilligers en trainers waren best vriendelijk, maar de meeste Thaise niet. En dat is onlogisch want Thai zijn normaal ontzettend lieve en uiterst behulpzame mensen (die van de toeristenkramen in overdrukke badplaatsen nu even buiten beschouwing gelaten ) Het leek wel of die mensen hier niet echt happy waren. Of dat ze onder strees stonden. Of 't gewoon beu waren om toeristen te zien. Of ik weet het niet. Maar het gaf geen fijn gevoel, t ging ook allemaal zo snel en onpersoonlijk.
Die grootte van dat pootje!...
Een Thai sleurde u mee aan uw pols, duwde u zonder een woord te zeggen naast een tijger neer, begon woordeloos aan uw lijf te duwen en te trekken tot ge in de juiste houding zat, waardoor ge bij momenten met uw benen over de ruwe rotsgrond geschuurd werd, dan werd rap enkele malen geklikt door zijn compagnon terwijl nummer drie het zaakje filmde. En hop naar de volgende tijger, voor de volgende pose. Er werd niet eens gekeken of er nog benen of gezichten van personeel op de achtergrond van de foto stonden of uw ogen wel open waren, kortom t moest vooruit gaan. Ge moest thuis de goede foto's maar uitzoeken, bijknippen en eventueel overtollige benen weg photoshoppen... Nog voor ge t dier waar ge bij zat tegoei had kunnen aaien of bekijken werd ge aan de hand rechtop getrokken en naar de volgende dikke das die eveneens vadsig lag te slapen gesleept. En dat allemaal zo bruut en slordig. En bovenal bijna niemand, ook de monnik niet, was vriendelijk of sprak een woord. De tijgers waren oneindig sloom en lieten zich alles welgevallen. De kop werd telkens op iemand zijn schoot gelegd en als ge dan zelf die (loodzware!!!) kop zachtjes terug op de grond wou leggen namen die Thai hem uit uw handen, trokken de kop aan de halsband weg en dumpten hem op de grond. En de tijger... hij sliep verder... Kortom, voor mij was het een teleurstelling en zwemmen met de tijgers zat er dus al helemaal niet in.
Sommige mensen vermoedden dat de dieren verdoofd waren. Rod, de Amerikaan die de leiding van de zaak heeft - en een van de weinigen is die hier betaald wordt, de meesten zijn vrijwilligers uit heel de wereld - beweert dat de dieren na hun eten altijd zo tam zijn en dat ze ook gewoon lekker moe zijn van t spelen in de ochtend. Trouwens alle katachtigen slapen 16 uur per dag. En dat klopt natuurlijk wel, dat kan ik getuigen aan de hand van mijn roedeltje slaapkoppen thuis...
Die man was eigenlijk de enige echt vriendelijke van het hele team en hij kon ook een zinnige uitleg geven. Hij was heel enthousiast over het project en wou ons overhalen voor een privé-sessie met de tijgers, volgens hem de enige écht toffe tijgerervaring. Alweer een nieuwe package-deal werd voorgesteld Voor 5000 baht, vanzelfsprekend per persoon , mocht ge een hele ochtend mee de tijgers komen "verzorgen" en dat gebeurde met een klein groepje van maximaal 10 bezoekers. Ik zag het niet zitten, ik vreesde voor alweer een teleurstelling. Ik vond het allemaal veel te commercieel, te onvriendelijk en te respectloos (zowel voor mens als dier) maar Paul was van mening dat we zo'n kans niet mochten missen. Waar ter wereld zouden we ooit nog eens een tijger kunnen aaien en van dichtbij fotograferen? En we deden er dan nog een goeie daad mee ook, we droegen bij aan 't voorbestaan van de tijgers, toch al zeker aan 't voorbestaan van hun melkboer... En we waren nu zo ver gekomen... En 't was toch mijn uiteindelijke doel van deze reis geweest... Enzovoort. Ergens moest ik hem daar wel gelijk in geven, maar mijn hart ging toch al meer uit naar die olifant die ging gewassen worden, dat leek me toch veel lolliger dan dit geduw en getrek aan mijn lijf en aan die tijgerkopkes. Ik vroeg wat bedenktijd, deze ervaring moest eerst wat kunnen bezinken, we zouden 's avonds wel iets per telefoon laten weten aan Rod. Eerst even afkoelen.
We wandelden terug naar de uitgang door het grote tempelterrein waar de andere, gewonere, weesdieren behaaglijk in volle vrijheid rondkuierden. Alles wat de omwonenden niet meer moeten hebben of wat gekwetst of verweesd uit de jungle komt aangewaggeld is welkom, mag blijven, wordt verzorgd en krijgt te eten. Het liep er vol herten, zwijnen, kippen, zelfs een dromedaris. Het geld dat binnenkomt dient dus ook om al deze sukkels een goede oude dag te bezorgen. De monikken helpen dus niet alleen mooie en zeldzame dieren maar ook de beestjes van een mindere god en dat vind ik toch wel lovenswaardig. Tonnen knollen en wortelen lagen er in zakken klaar. Hier wordt wel wat eten verzet. Om van al de gekookte kippen voor de tijgers nog te zwijgen...
Maar bij de behandeling van de bezoekers heb ik mijn twijfels. Waarom moet het nu toch allemaal zo machinaal, zo gevoelloos gebeuren? De mensen van de tempel zijn die magnifieke beesten gewoon, voor hen zijn het waarschijnlijk niet meer dan grote katten en is elke dag ongeveer dezelfde, maar ze zouden moeten inzien dat voor bezoekers dit echt wel een uniek moment in hun leven is en dat ge even tijd nodig hebt om het allemaal tegoei tot u door te laten dringen dat ge daar met een heuse tijgerkop in uw armen zit! Ze mogen zon moment niet door hun onvriendelijkheid en haast verpesten. Maar ja, aan de andere kant, bij 't buitenwandelen zagen we drommen toeristen aankomen, wij waren er hooguit met een 50-tal binnen geweest maar de grote massa scheen nu pas te arriveren. Misschien is de pijnlijke efficiëntie wel nodig om deze massa de baas te kunnen? Wie ben ik om daar over te oordelen na 3 uurtjes... Als ik jonger was dan 50 zou ik ook vrijwilliger kunnen worden en het allemaal eens zelf ondervinden. Jammergenoeg ben ik net een jaartje te oud...
In de tijgercanyon was het vlotjes 37° geweest dus we vonden dat we wel wat afkoeling verdienden. Een waterval leek ons het aangewezen plekje. We reden verder richting Birmese grens naar het natuurpark waar zich de Erawan Falls bevindt, een waterval in 7 niveaus. Ik verwachtte er niet al te veel van, droog seizoen weinig waterval had ik ondertussen bijgeleerd, maar het bleek een subliem woud te zijn en elk niveau van de waterval was anders. Het bos rond de kolkende poelen was meer dan feeëriek. Vissen speelden tussen het hout van omgevallen bomen die lang geleden in t water terecht waren gekomen. Een echt sprookjesbos beschenen door de schuine stralen van de zon waarin echt stofkorreltje oplichtte. Er groeiden nog van die echte reusachtige oerbomen met prachtige lianen doorslingerd. Het leek wel of zij het waren die de aarde vasthielden en alles met mekaar verbonden.
Jammer genoeg sloot het park reeds om 4 uur en konden we de drie bovenste watervallen niet meer bezoeken maar al bij al hadden we toch een heerlijke boswandeling van een paar kilometers gemaakt. Of zal ik het een bosklim noemen? Want 't was wel steil en hoog. Ik vrees dat de foto's van mijn bos in avondlicht mooier gaan zijn dan mijn tijgers zo pal in de volle middagzon. Zeker mijn dik wit-rode snuitwerk zal er op de tijgerfotos bangelijk uit zien vrees ik. Het lijkt wel of die bloeddrukpillen me met de dag meer opblazen.
De Nationale Parken worden hier zeer efficiënt uitgebaat, helemaal op Amerikaans wijze, met goede wandelwegen (gehandicapten kunnen zelfs met golfwagentjes vervoerd worden), een visitors center, nature trails, sorteer-vuilbakken, toiletten... En alles is kraakproper, net als de openbare wegen. Trouwens een ding dient gezegd over de tijgertempel, het was er smetteloos en geurloos. Thai zijn ofwel heel propere mensen ofwel poetsen ze graag. Zelfs in Bangkok valt het me altijd op hoe netjes de straten erbij liggen. Heel anders dan hoe de bermen op de op- en afritten van onze autostrades er soms uitzien
Aangezien Paul echt heel graag morgen eens grondig wil gaan tijgeren hebben we een compromis gesloten. Hij heeft me verleid door te zeggen dat ik dan wel niet kan zwemmen met tijgers maar dat ik er wel eentje ga mogen wassen en dat dat toch ook al niet min is. Tja. OK. Als ik maar kan wassen. Vreemd zou dat een bijverschijnsel van een menopauze zijn? Dat ge ineens alles wilt wassen? Soit, ons compromis bestaat er uit dat we morgen uitgebreid gaan tijgeren maar dat we dan wel een dag langer in Kantchanaburi blijven. Ik wil echt niet stinkend naar tijger onmiddellijk doorrijden naar de apenstad Lop Buri. Tussendoor wil ik toch nog graag even naar mezelf ruiken.
Een liaan een echte Tarzan waardig.
Omdat we nu toch opeens een dag extra hebben wilden we ons vandaag niet meer haasten om de olifantenwasserij te bereiken maar houden we dat ook voor morgen. Paul zijn tijgerkes, ik mijn olifanten, de monikken hun centen en nog lekker een nacht langer in de Felix slapen. Everybody happy. We zijn onze beslissing gaan vieren door aan een 7/Eleven-supermarktje te stoppen waar ze lekkere tuna-sandwiches verkopen. Op zeer Amerikaanse leest geschoeid weliswaar Witte sponzige boterhammen gevuld met tonijnpuree. Veel te zoet, maar alles is hier te zoet. En wat is 't verschil tussen Amerikaans zoet of Thais? Ge zult wel van allebei even mollig worden zeker? En mijn cholesterol, hij scoorde!
Vrijdag, 23 januari 2006. Kanchanaburi, Felix River Kwai hotel.
6. Een waardig einde van een trouwe broek.
Deel 1 : Een kattepis-karma.
Vandaag was het de grote Tijgerkesdag! Als eerste werk waren we fruit gaan kopen om aan de monniken te offeren. (Een verplichte numero.) Hier in 't hotel vroegen ze 600 baht om een schaal klaar te maken, ik ben dan maar zelf onderweg naar de tempel gestopt aan een groentenkraam om daar ter plekke, in de pikkendonkere, een flinke mand samen te stellen met de meest uiteenlopende exotische (hier vanzelfsprekend "alledaagse") vruchten, en ik had een schoon bakske vol (eigenlijk een volwassen plastieken groentenbak) voor een vierde van die prijs. Als er daar evenveel monniken zitten als tijgers zou ik niet willen dat ze beginnen vechten voor een banaan
Het zoontje van 't groentekraam in zijn metalen wiegje met fietsmandje als nachttafeltje.
Voor de poort van de tijgertempel stond een heel vreemd figuur. Een Indische man gekleed in de gekst gekleurde stofjes en pluchen tijgervellen. Paul dacht dat het een zot geworden paterke was en hij had nog gelijk ook. Tiger Baba blijkt een halve gare heilige uit India te zijn die beweert zelf ooit twee tijgers opgevoed te hebben en hij wil nu persé hier aan de abt komen uitleggen hoe hij met zijn tijgers moet omgaan... Hij bivakkeert met heel zijn hebben en houden aan de ingang van de tempel en jaagt iedereen schrik aan. Naar t schijnt zijn zelfs de tijgers bang voor hem, en die beesten blijken normaal voor iedereen vriendelijk te zijn. De kerel zou zelfs een website bezitten. 't Zijn geen heiligen meer zoals vroeger.
Tiger Baba. In de Carnavalsstoet van Aalst zou hij niet misstaan.
Nou ja, voor iederéén zijn die tijgers nu ook niet vriendelijk want een paar weken geleden heeft er eentje een buffel aangevallen en doodgebeten Het dier wist wel niet wat aanvangen met het kreng want ze kennen geen rood, bloedend vlees meer. Ze eten hier alleen kattenkorrels en gekookt vlees om niet de aandrang te krijgen toeristen tussen hun boterham te willen leggen. De dieren die hier momenteel zitten kunnen dus ook nooit meer terug in de natuur uitgezet worden want als die in t wild een prooi zouden vangen dan zouden die waarschijnlijk met hun buit in hun muil bij de keukenmonnik komen aanwandelen met de vraag : Kunt u het hertje voor mij even koken alstublieft? Maar ze moeten hier echt niet bang zijn dat ze een toerist aanvallen want ze staan allemaal zo vet dat er heus geen toeristje meer zou bijkunnen.
Rod was zeer onder de indruk van ons fruit-mandje en nadat we alweer de papieren ondertekend hadden waarin we de verantwoordelijkheid over mogelijke ongevallen op ons nemen nam hij ons samen met nog twee andere bezoekers mee naar de tempel. Fijn dat we maar met een heel klein groepje zouden zijn.
Na een flinke reeks trappen kwamen we in de volledig open tempelzaal midden in 't bos. Ze was afgeboord door een breed terras met een mooie balustrade van zuiltjes. In het park rond de voet van de tempel zagen we alle ongevaarlijke geadopteerde dieren vrij rondlopen en grazen. Pastoraal tafereel bij de monniken. Ze kwamen net uit hun harde bedjes, wreven hun oogjes uit, krabden zich eens genoeglijk en begonnen aan hun ochtendrituelen.
Met slaapoogjes de kleding in orde maken en een fris emmertje regenwater tappen.
Terwijl een twaalftal oranjegeklede monniken geruisloos de zaal ingeschuifeld kwamen met hun bedelnappen onder hun arm mochten wij de vier kleintjes van 3 maand oud, die waar we gisteren al mee gespeeld hadden, hun papfles geven.
Ondertussen werden aan de andere zijde de tijgers van een formaat groter naar boven geleid en één voor één vastgebonden aan de zuilen van de zaal of aan de balustrade.
De monniken kregen als eersten hun ontbijt zittend op hun verhoogje voor het altaar vol boedhabeelden een breedbeeld tv en... een geraamte in een glazen kast. Ze konden verorberen wat ze die ochtend vroeg bijeen gebedeld hadden en natuurlijk de inhoud van onze fruitmand die ik nog had aangevuld met croissantjes en flesjes mierzoet drinken die ik in onze picknickdoos van 't hotel gevonden had. De abt had alvast de flesjes drank aangeslagen en naast zijn etenskom gezet.
Het altaar.
Het ontbijtgerief van de monikken.
Monnik gluurt alvast eens in zijn bedelpot om te zien wat de pot schaft deze ochtend.
Om die mannen ongestoord te laten eten rolden de trainers een tapijt tussen ons vieren uit en kwamen ze aandragen met 3 baby-tijgertjes van amper drie weken oud! Die kleintjes worden dagelijks een uur van de moeder weggehaald om ze aan mensen te laten wennen maar ook om het vierde kleintje uit het nest - een nakomertje dat amper levensvatbaar was - de kans te geven zijn mama helemaal voor zich alleen te hebben en hem ongestoord te laten drinken in de hoop dat hij het toch zal halen
Het eerste wat mijn baby deed was me onderplassen. Ik trek kattenpis aan. Dat moet iets met mijn karma te maken hebben, nu weet ik 't wel zeker.
Zelfs zo'n klein tijgertje is een zwaar beestje, ge doet er niet mee wat ge wils, als t niet met zijn goesting is om op de schoot te zitten dan zal 't niet gebeuren ook niet. Brullen dat die al kunnen!!! Daar kan onze Phineas nog iets van leren, van volume en van toonhoogte, heu, -laagte. Zo'n sonoor grommetje weergalmt door heel de tempelzaal.
Voor kattenliefhebbers als wij zijn dit goddelijke momenten...
Na hun maaltijd leidde de abt een gebed in, er was ons voordien nadrukkelijk opgedragen om op dat moment op te houden met wat we ook bezig waren tot het bidden stopte. Dus lieten wij de baby's gerust, plooiden onze benen netjes onder ons, vouwden onze handen en zaten daar in stilte te genieten van de zeer speciale sfeer Een twaalftal oranje monniken die hoog in een tempelzaal in een forest monastery omringd door ongeveer evenveel tijgers in de schuin invallende stralen van het eerste zonlicht dat door de bomen valt zitten te prevelen... Magische momenten. Eén van onze baby's vond dat stilzitten maar niks en begon luidkeels te protesteren, maar geen van ons vier durfde natuurlijk te bewegen... Eén van de monniken keek eens zwaar verstoord (en weinig boedhistisch) in onze richting en dan is er iemand van ons dat kleintje toch maar beginnen aaien zodat het zweeg.
Terwijl de monikken hun bedelnappen gingen uitwassen was het onze beurt om te ontbijten. Al het eten stond op een lange tafel achter in de tempelzaal, we kregen heel grote blikken borden, in vakjes ingedeeld, waarop we de rijst, allerlei visgerechten, fruit en cake konden leggen. Rod plukte netjes de croissantjes van uit mijn offermand van de tafel. Onze offergave werd dus blijkbaar door iedereen gesmaakt waaruit ik alvast concludeerde dat de goden ons vandaag wel goed gezind zullen zijn en wij zelf niet als ontbijt voor een tijger zulllen dienen.
We gingen met onze borden terug op de grond zitten bij onze baby's. Ze bleven rustig tussen ons in soezelen en deden zelfs niet eens moeite om in onze reuzeborden te gaan neuzen en er eten uit te pikken. Heel wat anders dan onze katten thuis. Eten met baby-tijgers is veel rustiger dan lunchen met zes volwassen katten. Alhoewel er maar een paar toeristen aanwezig waren zaten we toch met vele tientallen mensen op de tempelvloer te schransen. Het is onvoorstelbaar hoeveel personeel hier werkt. Of althans onbetaald liefhebbert
Na ons ontbijt mochten we in alle rust de tijgers fotograferen. Ze lagen op het terras palend aan de tempelzaal te kijken naar de grazende dieren beneden. Zo mooi van kleuren oranje pijen tussen bruin-gele tijgers in t warme zonlicht op een teakhoutenvloer Sommige monniken speelden en plaagden de tijgers terwijl ze hun ontbijtresten afruimden, ze knuffelden ze, trokken aan hun oren, gaven ze restjes uit de hand te eten. Kortom ze behandelden de dieren zoals mensen met hun geliefde hond omgaan. De vier kleuters hadden wij bij 't binnenkomen al pap gegeven en die werden nu tegelijk met de drie zuigelingetjes terug naar hun kooien gebracht.
Deel 2 : "Wàs mijn gat niet te dik in deze broek?"
Het afdalen van de trap van de tempelzaal na het ontbijt.
Samen met de grote dieren wandelden we de trap af richting park en eindelijk mochten wij ze zelf bij de leiband nemen! Nu niet dat dat zo eenvoudig is want 't zijn verdorie flinke beesten (als ze op hun achterpoten staan zijn ze even groot als een mens sommige zelfs groter!) en daar doet ge niet mee wat ge wilt. De mijne besloot zijn klauwen te gaan scherpen aan een boompje, en tja, dat is dan maar zo, ge kunt daar aan trekken zoveel ge wilt, als de tijger niet wil voortstappen wil hij niet. Het was een heel zot ventje dus hij wou ook nog even klimmen, gelukkig niet helemaal tot boven want we hadden daar anders schoon gehangen als twee volrijpe vruchten.
We kwamen samen met de trainers en de tijgers aan hun nieuwe zwembad, een bouwwerk dat ge met een decor uit een Zoo zou kunnen vergelijken, het bestond uit vier in mekaar overvloeiende waterpartijen op verschillende niveaus. (Er zijn hier enorme bouwwerken aan de gang om er een heel groot tijgerpark van te maken om later dieren terug in t wild te kunnen uitzetten. Vandaar dat er ook serieuze financiële bijdragen aan 't publiek gevraagd worden.)
Het tijgerzwembad met de drie watervallen.
De 7 puber-tijgers waren dolgelukkig dat ze in 't water mochten gaan spelen. Er lagen ballen, matten, zakken, planken, kokosnoten, kortom speelgoed genoeg. 't Was prachtig om zien hoe die beesten met mekaar stoeiden en in 't water plonsden. Toen er werd gevraagd of er soms iemand in 't water wilde stappen om mee te spelen zat ik natuurlijk nog sneller in die vijverkes dan dat ik "ikke!!!" had kunnen roepen. 't Was dan misschien niet zwemmen met de tijgers maar toch al pootjebaden. Althans het begon als pootjebaden.
De drie frèle Thaise trainsters leerden me dat ik er altijd voor moest zorgen dat mijn rug gedekt was en dat ik ze allemaal in 't vizier had. Zeven stuks, begin er maar aan... En dat als ik met iets zwaaide en ze maakten aanstalten op me te springen dat ik het stuk speelgoed snel naast mijn lichaam moest zwieren - zo'n beetje als een toreador - om ze van mijn lijf af te leiden. Ik ben dan met een lange sliert kletsnat badtapijt beginnen zwieren en ze vonden het zalig om dat te pakken en daar in te bijten. Het is echt zoals met poezen spelen, alleen moet ge veel voorzichtiger zijn en al uw kracht gebruiken. En op tijd los weten te laten, want ge kunt toch niet winnen. Het was echt een feest, die beesten renden door dat water, sprongen op mekaar, dartelen om mijn vod heen, grepen er naar, trokken er aan,... Alleen de vod opzij zwieren als het gevaarlijk werd was moeilijk omdat die drie Thaise kippen probeerden om steeds naast me te staan. Ik kon mijn tapijt niet opzij zwieren zonder die tijgers op die meisjes te laten belanden, dat was dus een dilemma. Ik kreeg hen maar niet aan t verstand gebracht dat ze me de ruimte moesten geven en minstens één zijkant van me vrij moesten laten zodat ik kon wegspringen of mijn speeltje weg zwieren. Zinloos. En maar giechelen en kakelen en kwetteren en in de weg lopen. Ze vonden het wel heel plezant dat ik zo goed meespeelde en niet bang bleek.
"Die is van mij! Van mij!!! Van MIJ!!!"
Meestal was ik met één of twee tijgers tegelijk aan 't spelen om 't overzichtelijk te houden, maar plots bleken ze allemaal ineens zin te krijgen in mijn zwierende lap en vlogen ze totaal onverwacht met zijn vijven op me af. Ik kreeg de kans niet mijn mat weg te zwieren zonder de meisjes in een lastig parket te brengen, dus liet ik mijn speeltje vallen maar kreeg op die manier wel al die tijgers over me heen. De Thaise wichten gilden, iedereen sprong naar die tijgers om ze van me af te halen, eentje beet in mijn been, een andere in mijn achterwerk, ik verloor mijn evenwicht, (want die mannen zijn dus echt zwaar zélfs in verhouding met mij), en plots lag ik in 't water en werd het toch een klein beetje "zwemmen met de tijgers".
"Mannekes alstublieft niet allemaal tegelijk!!!"
En daar ging mijn broek...
Nu ik toch zo goed als helemaal nat was, en mijn broek kapotgebeten, werd het helemaal plezant want nu moest ik voor niets meer voorzichtig zijn. Ik voelde mij als een vis in t water. En Paul maar roepen : Ga eens weg uit de volle zon en kijk eens naar mij voor een fotootje als ge wilt. Dat is natuurlijk een beetje lastig als ge tegelijk 7 van die beesten moet in de gaten houden en zien dat ge geen drie Thaikes vertrappeld... Dus de fotos zijn jammer genoeg niet heel goed wegens een zeer ongelijkmatige belichting en een veel te drukke achtergrond.
"Watte? Gij mij bijten!? Dan ikke u eens een saluatie met een kletsnatte vod tegen uwe snuit geven! Doe ik met mijn katten thuis ook."
Op de duur was ik een tijger met een natte vod over zijn kop aan 't zwieren, heerlijk vond hij dat! Verfrissend denk ik. Ikzelf was ook dolgelukkig, ik denk dat ze mij honderd meter verder nog hoorden kraaien van plezier. Ik had niet eens gemerkt dat de andere bezoekers niet mee gespeeld hadden omdat ik wel heel geconcentreerd moest blijven want ik stond vrij onzeker in dat water omdat ge de bodem van die poeltjes niet ziet en de zijwanden zijn dan ook nog bezet met scherpe rotsen dus ge moet zien dat als ge valt ge daar zeker niet op terecht komt. Paul was ook niet mee in 't water gegaan maar die bleek alles gefilmd te hebben. Fijn, dan kan ik later eens zien wat er nu juist gebeurd is want de overrompeling was nogal snel gegaan. Tijgers zijn toch iets sneller dan gedacht.
Toen ik enigszins verfomfaaid uit het water stapte hoorde ik de Amerikaanse bezoeker vol ontzag tegen Paul mompelen : "Your wife is the bravest woman I've ever seen. Of course also the craziest." De moedigste, de gekste, allemaal goed voor mijn part, maar één ding weet ik zeker : beslist de gelukkigste want ik had net iets mogen beleven wat zelfs circuskinderen nog niet meemaken. De trainsters vroegen naderhand of ik geen zin had er te komen werken, jammer genoeg moet ge wel onder de 50 zijn om er een tijd als vrijwilliger mee te draaien. Het omgaan met die dieren en het verzorgen zou ik geweldig vinden, en misschien zou het fotograferen van de toeristen bij de dieren me ook wel liggen, en uitleg geven ook, maar leven als een monnik trekt me al minder aan en dat is toch een van de voorwaarden om hier te mogen komen werken. Trouwens elke dag tussen toeristen zitten, nee, ik ben al heel blij dat ik deze halve dag heb kunnen beleven. Ik zal me thuis wel met mijn katten amuseren, die hun beten en krabben zijn trouwens kleiner.
De tijgers die zich een half uur een kriek hadden geamuseerd werden uit het water gelokt en toen mochten we hen gaan wassen. Maar dat was een beetje nep. Ze werden aan de tralies van hun hokken gebonden en dan was het de bedoeling dat we ze inzeepten als honden. De mijne zag het niet zitten en werd agressief dus kreeg ik een andere. Die bleef heel mooi zitten toen ik zijn nekske en rugske inzeepte en masseerde, hij ging zelfs op zijn achterpoten staan maar dat was blijkbaar niet de bedoeling. Daarna mochten we ze met de tuinslang afspuiten, ook heel plezant, wel voorzichtig zijn voor de oogskes natuurlijk. En de tandjes.
"Ah ja! Lekker! Nog! Nóg!!!Nóóóóg!!!"
Deze tijgerwasser probeert krampachtig zijn voeten droog te houden...
Voor deze tijgerwasser had het allemaal niet zoveel belang meer.
Ze zijn misschien wel echt braaf en tam door t wild ravotten maar toch ook door 't vele eten want toen we ze stukken gekookte kip mochten voeren wilden ze ze niet eens opeten.
Van t tijgerkes wassen was ik nog een beetje natter geworden maar toen we met de volwassen tijgers naar de canyon wandelden (de echt héle grote) was 't zo heet dat ik binnen de 10 minuten droog was. Het is indrukwekkend om zo'n reuzebeest aan een leiband te houden. Die mocht ik wel niet alleen vasthouden, de trainer had ook nog een ketting in zijn handen. Dus daar mee rondstappen was wel meer voor de show, de tijger kende zijn weg naar de canyon, wist dat hij daar ging mogen zwemmen (daar was ook een grote vijver) en vervolgde gemoedelijk zijn weg, of er nu twee mensen aan hem aanhingen of niet. Paul mocht de zijne wel alleen aan de lijn voortleiden. Maar ja, die is dan nog wel 20 kilo steviger dan ik. Bij deze dieren mochten we ook niet vóór hen lopen, alleen gelijk met hun achterhand. Die voorzichtigheid was best te begrijpen want een volwassen tijger is echt een reusachtig groot en zwaar beest.
Twee flinke jongens! Helemaal alleen op pad...
Achteraan de canyon waar we gisterennamiddag voor de foto's poseerden ligt een grote vijver in tweeën gesplitst door een eilandje. Dat was het doel van deze wandeling en dat wisten die tijgers maar al te goed. De grootste jongens verlangden naar hun dagelijks badje en begonnen flink aan de leiband te trekken.
In de canyon werden ze eerst alle zes vastgemaakt aan bomen of ringen in de grond terwijl wij braaf moesten wachten. Vervolgens moesten wij op een rijtje achter Rod tussen hen door laveren, tot wij werden opgesloten in een inderhaast opgesteld vierkant hekwerkje met een oude parasol om ons wat schaduw te geven. Dat veiligheidskooitje kunt ge best vergelijken met een Belgisch nadarhekje, alleen iets minder stevig. Het had iets van uzelf tegen een raketaanval proberen te beschermen met een parapluke...
Het veiligheidshekje met de groene paraplu in de canyon net voor de zwempoel.
Eens wij als kippen in dat rennetje stonden werden de tijgers losgemaakt en mochten ze in 't water gaan spelen. Wat er toen volgde heb ik nog nooit gezien.
Deel 4 : Kijken als kippen naar een tijger.
Die beesten renden naar het water, sprongen er met gigantische plonzen in en speelden als jonge katten met mekaar! Ze vlogen op mekaar af, ze klauwden, likten, sleurden mekaar voort, duwden mekaar kopje onder! Soms waren ze met zijn zessen tegelijk aan 't stoeien en spoot het water als fonteinen in 't rond, ge wist niet meer van wie welke kop of staart was. Ze sprongen over het eilandje om daar weer op de rug van een collega te landen die zich omdraaide en vrolijk met zijn broer in de aflap ging.
"Maar maar maar toch! Hebben ze u een beetje nat gemaakt? Kom hier schat, ik zal uw pels drooglikken.."
Af en toe werden ze zo speels dat ze uit de vijver renden en de canyons in schoten, dan volgde er een hoop herrie omdat de begeleiders - gewapend met eenvoudige stokjes van een meter lang - die reuzebeesten terug naar die vijver moesten krijgen. En wij stonden daar middenin die chaos in een gammel rennetje dat tot aan onze buik kwam 't Was echt hilarisch. Maar ze zullen wel weten waar ze mee bezig zijn want er zijn nog nooit noemenswaardige ongelukken gebeurd. Op die buffel na dan.
Wij in ons rennetje... Achteraf bezien was dat waarschijnlijk niet eens als veiligheidsmaatregel bedoeld maar meer om ons netjes bij mekaar te houden. Het personeel wou zichzelf waarschijnlijk beveiligen tegen onze mogelijke zotte kuren...
Met vereende krachten - en hun stokskes - proberen ze de tijgers terug het water in te drijven...
Maar net als katten... maken ze er graag een spelletje van...
"Nee, op de rotsen klimmen mag niet, vooruit terug 't water in! Pas op want ik ben tot de tanden gewapend, ik heb een héle dikke stok vast hé!"
Na de zwempartij werd heel de bende terug verzameld en vastgeketend, wij werden verlost uit ons rennetje en dat werd tegelijk gedemonteerd. Toen wij de canyon verlieten, werden de beesten losgemaakt en wandelden we met zijn allen weer naar boven. Na hun ochtendlijke work-out gingen de tijgers in hun kooien hun kippenlunch krijgen zodat ze in de namiddag - lekker loom en volgevreten - gingen liggen soezen en de toeristen veilig konden poseren met hun grote slapende koppen op hun schoot
Eventjes heel de bende terug aan de ketting leggen...
"Jawèl. Toch wèl. Gij zúlt hier even wachten tot de toeristen uit hun rennetje verlost zijn."
Onderweg naar hun lunch.
Een flinke jongen likt liefdevol de hand van Rod.
Een andere zachtmoedige kostganger van de tempel.
Om half één zat onze tijgerdag er op. We mochten de rest van de dag ook blijven als we wilden maar dat had geen zin want nu kwamen de grote hopen toeristen en dat hadden we de vorige dag al meegemaakt. Ik bewaarde liever de goede herinneringen van vanmorgen. Aangezien ik wel enkele krabbetjes op mijn armen had en paar beten op mijn benen, die ondertussen blauw aan t verkleuren waren en waarvan er eentje toch wel een klein beetje open lag, wou ik alles eens grondig ontsmetten. Dat doe ik thuis met kattenwondjes uiteindelijk ook dus een mens moet uit euforie niet zorgeloos worden. In 't park was er, ongelofelijk maar waar, niets desinfecterends te krijgen dus verwezen de trainsters me naar het loketje aan de ingang waar ik de EHBO-doos kon gaan vragen. Dus ga ik weer naar die norse madam, laat een paar beten zien, het wicht doet teken langs de zijkant te komen, schuift de deur van 't bureeltje 30cm open en steekt daar een piepklein doosje met ontsmettingspullen door! En dat was het dan... ik kon mij gewoon buiten in volle zon staan ontsmetten... Van service gesproken... Zoiets stuit me tegen de borst. Ik wil best veel geld betalen voor zon unieke en prachtige ervaring, zeker omdat ge er die dieren mee steunt en er later misschien terug in de natuur kunnen uitgezet worden waar heel de natuur mee gediend is (want ze kweken hier toch als konijnen), maar waarom kan er dan niet een beetje beleefdheid en vriendelijkheid tegenover hun klanten af? Of is dat nog de ex-zelfstandige in mij die zich roert? Zouden ze hier dan zo gedesillusioneerd zijn in mensen? Of zijn de Thaise vrijwilligers die hier werken dan niet gelukkig? Ik krijg er geen hoogte van. De Westerse volunteers schenen toch best happy te zijn, zij gingen trouwens ook heel anders met de dieren om, veel respectvoller en liever, maar ook véél voorzichtiger.
Ik weet nog altijd niet goed hoe ik tegenover heel deze tijgerkwekerij sta. Tijgers met halsbanden die gekookte kippen eten Maar later ooit misschien jonge tijgers die kunnen uitgezet worden en van hun vrijheid genieten... Dit gedoe is misschien allemaal niet natuurlijk maar is het niet beter dan binnenkort helemáál geen tijgers meer? Het is ook niet zo dat de dieren, zoals vroeger in de circusssen het geval was, verplicht worden om kunstjes te doen. Zelfs wetenschappelijke onderzoekers laten ze hier niet toe. Geen geëxperimenteer met hun tijgers. De dieren leven ook comfortabel, hun kooien zijn heel ruim en ontzettend proper en ze worden dagelijks uitgelaten om te spelen en te zwemmen. Het geeft allemaal veel stof om over na te denken. Maar van stof gesproken
Zo is dus mijn goede oude reisbroek, die met die heel veel zakken, die zo praktisch was dat Haricot er zelfs zijn eigen apart nestje in had, aan haar einde gekomen... In flardjes gebeten door een paar tijgers... Geef toe, dat is toch echt wel een waardig einde voor een broek die al zoveel meegemaakt heeft? Ik heb haar nog niet weggegooid, ze ligt nog achter in de auto. Maar mezelf kennende moet ik toch écht wel oppassen dat ze niet de weg van mijn geliefde slaapsokken op gaat...
Moe maar gelukkig, en in andere kleren, togen we weer op pad.
Nepgeld om aan de overledenen te bezorgen door het te verbranden in de tempel.
Van tijgers temmen krijgt ge honger. Op een markje op zoek gegaan naar wat lekkers maar er lag niets wat niet onder de vliegen zat en onze smaakpapillen in vervoering bracht. Maar geen nood want zelfs in de middle of nowhere vindt ge hier 7/Eleven-supermarktjes en zo geraakten we weer aan een redelijke lunch van boterhammekes die we heerlijk in de vrije natuur konden gaan opeten. Na onze picknick, in het al iets zachtere licht van de namiddag, besloten we het museum van de Dodenspoorweg aan Hellfire Pass te gaan bezoeken. Voor iemand van mijn leeftijd, die de tweede wereldoorlog niet heeft meegemaakt, is het misschien vreemd dat ik zo gefascineerd ben door het onderwerp maar door er al verscheidene documentaires van op National Geographic te zien heeft de eindeloze droefheid van de zaken die zich hier hebben afgespeeld me tot in het hart geraakt.
Het was een uiterst verzorgde tentoonstelling waar voornamelijk oudere toeristen op afkwamen, misschien wel mensen die een familielid verloren waren aan bij de bouw van dit vreselijke project. Ontroerende herinneringen zoals dagboeken, gereedschappen, zeldzame persoonlijke spullen van mannen lagen er mooi uitgestald in glazen kasten rond een maquette van de het bergland met de spoorweg. Buiten, er op het einde van een houten vlonder, was een sereen monumentje opgericht voor de 120.000 doden die de aanleg van het spoor tussen Bangkok en Rangoon destijds geëist heeft. Echt een monumentje met een ziel. Het kijkt eindeloos uit over de vallei en de mooie bergen.
Maquette van het terrein met de loop van de Kwai waarnaast de spoorweg ligt.
Een eetlepel, een portefeuille, een pijpje, een dagboek... Ontelbare tranen moeten er al voor dit toonkastje gevallen zijn...
Het Peace Vessel monument.
Op de steile rotshelling waren eindeloze trappen en houten loopbruggen aangelegd om het ook voor oudere mensen mogelijk te maken Hellfire Pass te bereiken. Desalniettemin was het een hele klus.
Ge kunt nog steeds een deel van de spoorbaan volgen, soms liggen de oude treinbielzen er nog, maar meestal zijn ze weg. Het pad dat destijds door de dwangarbeiders in de bergwand gedynamiteerd werd is nu een herdenkings-wandelweg geworden en het leidt door de nauwe doorgang (een trein breed) van Hellfire Pass waar de gevangenen dag en nacht de rots moesten uithakken en bielzen leggen in 't licht van flakkerende lantaarns.
Hellfire Pass waar ondertussen een flinke boom in gegroeid is.
Een bloemetje van hoop... gevallen van een jungle flower boom. Zo'n bloemen moeten die mannen hier destijds ook gevonden hebben. Hopelijk heeft het in hun gruwelijke leven een straaltje schoonheid gebracht...
Men schat dat elke dwarsbalk die gelegd is een leven heeft geëist van ofwel een krijgsgevangene ofwel een Thaise arbeider die naar deze helleplek was gelokt met een werkaanbieding. Het is een heel mooie plek maar emotioneel zwaar beladen. Het lijkt of het geleden verdriet nog steeds in de stilte van de kloof dwaalt, hoe mooi en zonnig ze ook is. Wij stapten een uurtje bergop en bergaf in de late namiddagzon en we waren al doodop, dan kunt ge denken hoe het moet geweest zijn voor die gemartelde, ondervoede, zieke mannen die 16 uur per dag moesten werken in een temperatuur van 37° of meer, zowel in 't droog seizoen als in 't regenseizoen, jaren aan een stuk... Die gruwel is onbeschrijflijk.
Een herdenkingsplek naast de spoorlijn...
Deel 6 : Een boedha met een uitzicht.
Aapjes in het struikgewas onderweg naar Tham Krasae. (Ik denk dat zijn moeder hem "Kuifje" noemt...")
Het stationnetje van Tham Krasae.
De Kwai die, tijdens een watersnood in 1974, ooit zo hoog gestaan heeft dat hij tot amper één meter onder de sporen stroomde!
We toerden nog wat verder door de vallei en kwamen aan een klein stationnetje waar we over de sporen, die hier op hoge houten staketsels liggen (het lijken wel luciferbouwsels of kaartenhuizen!), konden wandelen. Twee dagen geleden waren we over deze spoorlijn gereden maar vanuit de trein gaf het toch een heel andere indruk dan dat je hier even aan de kant van het spoor kan zitten en de bouwwerken rustig kan bekijken. Diep naast ons stroomde de snelle Kwai en aan de andere kant bevond zich een grote, diepe grot in de rotswand die vol stond met mysterieuze altaartjes. Krasae Cave, een grot die in de tweede wereldoorlog als kamp voor de krijgsgevangenen die aan de spoorweg werkten gebruikt werd.
De bronzen klok in Krasae Cave.
Als altijd heel romantisch, een mooi boedhabeeld omringd door TL-buizen...
Het beeldje van een Chinese godin kijkt uit over de spoorlijn.
Een grote bronzen klok hing aan 't plafond tussen de stalactieten. Krasae Cave wordt blijkbaar nog veel gebruikt als gebedsplaats want het ligt er nog vol bloemenslingers en verse offergaven. Net toen ik diep in de grot doorgedrongen was hadden we weer geluk, plots klonk het "toet-toet" van de trein! Ik repte me terug naar het zonlicht van de ingang en daar konden we hem vlak voor onze voeten zien voorbijrijden over die houten staketsels! Schitterende beelden! Ik zou dit stuk van het treintraject eens dolgraag van de overkant van de rivier bekijken om zo die houten kunstwerken eens beter te kunnen bezien. Wat moeten die sukkelaars destijds afgezien hebben om zoiets te kunnen bouwen. Hoeveel mannen moeten hier tijdens t werk in t water gevallen zijn en de kracht niet meer gehad hebben om tegen de stroming van de Kwai te vechten en hulpeloos verdronken zijn?
Zicht vanuit Krasae Cave.
We hadden daarnet in 't museum nog een filmpje gezien over die tijd en daarom konden we ons alles nog veel beter inbeelden. Thuis toch nog eens naar "The Bridge on the River Kwai" kijken, hoewel dat natuurlijk een zwaar geromantiseerde film is. De ontplofte brug uit die film lag zelfs niet eens over de Kwai maar over een zijrivier vlak voor haar monding in de Kwai. Ondertussen weet ik ook waarom ge de naam als "kwee" moet uitspreken en niet "kwai", het laatste woord betekent buffel in het Thai.
Van buffels gesproken, het werd stilaan tijd voor de olifantenwasbeurt die er gisterenavond overgeschoten was. We reden naar het kamp en daar bleken alle olifanten reeds binnengepakt te zijn, op vier na die gereserveerd waren. Ik vermoed dat elke mahout zijn eigen dier 's avonds mee naar zijn huis neemt. Er kwam alleszins geen ritje uit de bus, laat staan een bad. Ik was bereid om mijn gekke droom maar op te bergen en hoopte over een paar dagen in 't noorden misschien nog een kans te krijgen, maar Paul geeft zo rap niet op, die bestelde aan de man een olifant voor morgenvroeg. Ik zag het niet zitten om dan weer 80 kilometer extra in de verkeerde richting te moeten gaan rijden op een reisdag waar we er toch al 350 voor de boeg hebben maar Paul argumenteerde dat de wegen hier zo goed zijn dat we toch geen tijd tekort komen en inderdaad autorijden is hier echt nog een plezier. Iets wat een Belg zich nog maar moeilijk kan herinneren... met een auto rijden als ontspanning... waar is de tijd?
"En jongen, zoudt gij morgen eens grondig door mij willen gewassen worden?" "Yes, yés, yéééés madam!!!" "Nee mahout, ik was niet tegen u aan 't spreken! Ik had het tegen de olifant."
Ja, mijn olifant heeft er een goed oog in...
's Avonds onze auto uitgeladen, (ongelofelijk hoeveel rommel van lege drankflessen en voedselverpakkingen wij op een dag bijeengespaard krijgen! Om van de souvenirs en trouvailles voor de beren nog te zwijgen...), want morgen moet hij helemaal leeg zijn om de bagage er in te krijgen. Vanavond was 't dan nog de groten inpak ook. Niet mijn meest geliefde moment Zon tijdverlies, al die rommel in zakken en valiezen steken om het in de volgende bestemming er toch weer uit te moeten peuteren. Gelukkig neem ik altijd veel extra grote zakken mee zodat vanaf nu alles goed verdeeld is en we makkelijk alles terug vinden zonder de bagage waar al het snorkelgerief in zit nutteloos te moeten openen.
Maar wat vanavond wél meeviel was het eten! Gisteren lag er bij 't afruimen meer op Paul zijn bord dan bij 't opdienen. De helft van zijn soep bestond uit oneetbare taaie wortels en vezelige kruiden en vandaag was in dezelfde soep alles netjes doorgekookt en lekker. Waarschijnlijk is de kok terug van vakantie. Jammer, net nu wij hier wegmoeten. Maar de apen van Lop Buri roepen me... Oh! Misschien willen ze wel gewassen worden?!
En ja natúúrlijk waren 4 van mijn kleine fotomodellen ook mee op reis! Irma mag op zo'n reizen niet mee wegens de te vuile avonturen, en haar te kwetsbare pels, maar zonder mijn beren vertrek ik niet. Ook hún reisverhaal moest geschreven worden. Maar dat ziet er toch wel heel anders uit dan het mijne...
Zaterdag, 24 januari 2006. Lop Buri, Lop Buri Inn Resort.
7. Een mahout met een hoed.
Na 't ontbijt de derde poging ondernomen om olifanten te gaan wassen. Het begon stilaan een running gag te worden. Toen we de man van het olifantenkamp opbelden stuitten we eerst op zijn eindeloos muziekske en vervolgens raakten we in de gebruikelijke communicatiestoornis verwikkeld. Welnee, we willen hem niet kopen, we willen hem alleen wassen Swimming with elephants! En als dat niet kan desnoods Dances with wolves Mijn geduld was stilaan op maar op zo'n ogenblikken pakt Paul zijn steenbok-natuur meestal over Opeens bleek de olifant die we gisterenavond gereserveerd hadden er niet te zijn. Ziek? Verlof? Het huwelijk van Nonkel Jumbo? Maar we hebben ons niet laten kisten en zijn toch naar het kamp gereden, stilaan weten we wel al dat niet alles is zoals t klinkt. Drie kwartier later stonden we er en begon de zoektocht naar de manager. Drieentwintig olifanten en nog veel meer man personeel maar geen mens die een woord engels sprak. Op de duur reden ze de grootste tusker voor die ze hadden! Een prachtbeest! Een gigantisch mannetje met gewéldige slagtanden. Ik heb al veel olifanten bepoteld maar nog nooit een tusker, in Sri Lanka komen er heel zelden met slagtanden voor en als je er toch zo eentje in 't wild ziet is 't vooral zaak om uit de buurt te blijven. Dus dit was wel eens een prettige verrassing. Uitermate vrolijk klauterden we in het zeteltje op zijn rug en togen op weg. Uitzinnig gelukkig dat ik dan toch eindelijk eens met een olifant door een rivier zou kunnen waden besloot ik om vandaag eens tegen niks nee te zeggen en me te gedragen als de échte doorsnee Thaïse toerist uit de boekskes. Vandaag was ik in voor alles!
Ik had geprobeerd om als tijdsbesparing enkel een wasbeurt te kopen en de wandeling te laten vallen maar dat kon niet. Achteraf bezien zijn we héél blij dat we het toertje gemaakt hebben want ik heb me diverse piskes gelachen. Het is tot hiertoe al de meest absurde en hilarische activiteit van deze reis geworden.
Aangezien we toch helemaal alleen waren in 't bos en onze mahout vrolijk zingend in de nek van de olifant zat begonnen wij ook maar te zingen. Het duurde geen vijf minuten of onze mahout plukte wat bladeren en sloeg aan 't knutselen. Eerst dacht ik dat hij ze ging opeten, of dat het betelnootbladeren waren ('t was een fervente betelkauwer want het eerste dat gebeurde toen ik opsteeg was dat hij een fluim donkerrood betelsap uitspuwde... pal op mijn voet. Hij pakte toen mijn voet vast, draaide hem eens om en om, scheen de schade beperkt te vinden, liet hem terug hangen zonder hem af te kuisen en we sjokkelden gewoon voort of er niks gebeurd was. De rug van de olifant zat trouwens ook vol rode spuugvlekken. Onze mahout kan precies niet zo goed mikken. Nou ja, ge kunt niet alles kunnen.)
Het geplukte groen bleek geen betelnoot te zijn want hij vormde met de blaadjes al snel een kroon of een hoed en ja, zijn knutselwerk moest op mijn kop gezet worden... Ik had me voorgenomen als ik dan toch op de rug van een olifant moest rijden om hem te mogen wassen dat ik dan ook écht de toerist ging uithangen dus kon ik moeilijk bezwaar maken tegen mijn kroon. Paul grinnikte bij de aanblik van mij met mijn absurde hoed op mijn kop, maar al vlug was ook zijn tijd gekomen En zijn hoofddeksel zou nog een beetje bangelijker worden.
Zelfportret met groothoeklens... Vandaar al die dubbele kinnen?...
Binnen de kortste keren reden wij daar dus al zingend door 't bos met twee kronen op onze kop waar we tijdens t Aalstse Carnaval nog niet mee op straat zouden durven komen. De mahout was al lang afgestapt, had ons uit ons bakske laten kruipen en wij twee zaten nu in de nek van de olifant. Te schommelen en vervaarlijk naar voren te glijden. We sjokkelden verder uit volle borst tussen de boomkruinen galmend : "Opzij, opzij, opzij! De poppenstoet komt hier voorbij!", gevolgd door "Met nen ezel naar St. Job", "De Zeppellin" en mijn eigen compositie, het liedje van Den Bette "Maainen ongt en ik". Ondertussen liep de mahout vier meter lager met onze videocamera rond zijn nek en hij vermaakte zich opperbest door ons uitbundige gedoe op film vast te leggen. Het zoveelste filmke dat niemand ooit gaat mogen zien. We beginnen stillekesaan een schuif vol te krijgen.
Wankel evenwicht.
"Opzij! Opzij! Opzij! De poppenstoet gaat hier voorbij!"
Iedereen amuseerde zich een kriek, hoewel Paul gevaarlijk zat te balanceren en te schuiven in die nek als het beest plots naar voren boog en ik telkens tegen zijn rug aanknalde (we moesten heel erg denken aan dat filmke van die twee toeristen die in Egypte over het hoofd van hun kameel gcatapulteerd worden terwijl het dier zich opricht. "Martha en Maria Efkes afkappen dacht ik dat het heette. Hopelijk vind ik dat ooit nog eens terug.) Paul had nog een vrij stevige broek aan maar ik zat daar in mijn blote billen, op een onderbroekske na, in die stekelige nek. Een pijnlijke ervaring. Ik zie er ondertussen al weer lief uit : vier bloeduitstoringen door tijgertandjes, een paar krabben, en nu waarschijnlijk ook nog een poep alsof ik op een cactus gezeten of mijn eerste jaar fakir met grote onderscheiding afgerond heb...
Ge hebt hoeden, en... hoeden. Voor "the master" mag het al iets meer zijn...
Ondertussen kwamen we ook wat andere toeristen op olifanten tegen maar die zaten daar toch allemaal met zón serieuze gezichten! Die vonden dat precies een halszaak in plaats van een hilarische situatie. Ze keken naar onze hoedjes, luisterden naar onze gezangen en ik zag dat ze diep in hun hart spijt hadden dat ze dat ook niet durfden te doen, vooral de Japanners hun oogskes flikkerden braaf en ondeugend tegelijk.
Voor het huisje van onze mahout.
Kwai in zicht!
Aan 't water gekomen maakten we eerst een wandelingske door de Kwai en dan werd Pep naar een hoge hut geleid om afgetuigd te worden zodat we hem konden gaan wassen. Tja dat wassen is natuurlijk maar bijzaak 't gaat er gewoon om om met een olifant door 't water te stappen. Het is een ongelofelijk plezante ervaring. Olifanten zijn stapelgek op baden dus het eerste wat die doen is gaan liggen. Ze verdwijnen kompleet onder water op t puntje van hun slurf na. Hoe groot die van ons ook was, mijn eiland was ineens weg. Kompleet verzwolgen! Héél geestig! De mahout stond rechtop achter mij op het dier zijn rug, die stond precies als Jezus op 't meer van Galilea, en ik zat tot mijn nek in 't water en had nog juist een oor vast. Van de olifant wel te verstaan. Hij liet hem dan ook nog met zijn slurf water sproeien en dat was helemaal de max! Gedoucht worden door een oliffant!! Het was niet zozeer ík die de olifant waste maar omgekeerd. Ik voelde mij de koningin te rijk toen ik van mijn mahout shampoo kreeg en mijn beest nog mocht inzepen ook. Natuurlijk werd die nek daar alleen maar glibberiger van En daar dook mijn beest alweer onder in die machtig stromende rivier. t Was alle hens aan dek om me nog vast te kunnen klampen.
Hola,... daar gaat mijn eilandje!...
Dan was Paul aan de beurt en toen begon de mahout Paul zíjn rug te schrobben in plaats van Paul de olifant zijn rug Kortom de echt klassieke toeristengrapjes maar dat moest voor mij vandaag allemaal kunnen. Ik had in geen tijden nog op zon onnozele manier plezier gemaakt.
Natuurlijk had ik graag eens écht gezwómmen met een olifant maar onze mahout vond het al erg genoeg dat ik er op stond om al deze kunstjes zonder zwemvest te doen dat dat feestje niet doorging. Hij vond het te gevaarlijk en in zekere zin had hij wel gelijk, niet alleen staat op de Kwai een flinke stroming, maar omdat het dier een tusker is was 't ook wel riskant om per ongeluk aan zijn slagtanden gespietst te worden. Uiteindelijk ziet ge onder water niet hoe de olifant zich draait of keert want daarvoor is deze rivier veel te bruin. Maar niet getreurd, omdat de mahout mij hoorde kraaien van plezier heb ik nog een tweede keer met Pep de rivier in mogen gaan, we waren er toch helemaal alleen.
"En mag ik nu toch echt niet héél eventjes gaan zwemmen?... Gewoon een paar slagen zo?"
Het is ongelofelijk zalig om puur natuur op een olifant te zitten zonder zadel of zeteltje, hij ging op de oever neerliggen om me te laten opstijgen en ze krabbelen eigenlijk een beetje recht zoals een kameel doet, dus ge sjokkelt een beetje heen en weer voor ge echt helemaal boven zijt. Ge kunt het vergelijken met een soort van buikendans en daar heb ik momenteel echt wel 't gerief voor. Eindelijk zat ik dan helemaal alleen op die grote jongen!... Zalig was dat! Ik schommelde met hem het water in en voelde me net Mowgli uit Jungle Book. Een flink uit de kluiten gewassen Mowgli dan wel. Ik probeerde nu zelf het geluid te maken waarmee de mahout hem liet sproeien maar hoe ik ook het woordje Tjoeng op alle mogelijke wijzen bleef roepen, de juiste intonatie zat er duidelijk niet bij, de olifant verroerde geen vin. Olifants spreek ik duidelijk nog niet. En zeker geen Thais Olifants. Maar desalniettemin was ik overgelukkig met mijn bonus, en de mahout met de zijne.
Eindelijk zonder co-piloot!
"Ju!" of hoe zeggen ze dat in 't Thais?...
Terwijl we ons met een tuinslang douchten aan de oever van de rivier zagen we andere toeristen aankomen voor hun "olifantenwas-ervaring" Ze zaten op kleine olifanten, droegen zwemvesten, de olifant mocht zich niet eens in t water neerleggen en nóg zaten ze te gillen dat oren en zien verging. t Waren wel Japannerkes. En die zijn natuurlijk iets kleiner dan wij. Maar toch. k Vond ze zielig. Met een zwemvest op een olifant!! Maar Japanners gaan natuurlijk ook snorkelen met zwemvesten aan Ik heb ze zelfs ooit in Tokio in een overdekt hotelzwembad van 1 meter diepte met een zwemvest aan zien zwemmen Maar op hun àllerbest heb ik ze bezig gezien op de Galapagos eilanden : daar ging een groepje snorkelen, met zwemvesten aan, maar in plaats van naar beneden in 't water te kijken, dreven ze op hun rug! Hun duikbril gericht naar de hemel en desalniettemin ademend door de snorkelpijp!!!... Dus zo verwonderlijk was de hilarische vertoning van vandaag eigenlijk nog niet eens. Ze kunnen beter.
Deel 2 : Bezem naast God.
In een meer dan opperbeste stemming gaan zoeken naar een punt vanwaar we de spoorbruggen eens vanop een afstand konden bekijken. We hadden ze nu al wel vanuit de trein gezien en door er gisteren bovenop te wandelen, maar een totaalbeeld hadden we er nog nooit van gekregen. Jammer genoeg wou onze Trees ons constant door de Kwai laten rijden... zonder brug. Ze bleef ons maar naar de oever sturen waarschijnlijk dacht ze dat we nog op een olifant zaten. Uiteindelijk hebben we Trees 't zwijgen opgelegd en ons gezond verstand nog eens ingeschakeld en binnen de 10 minuten stonden we aan de overkant van de Kwai te kijken naar de houten staketsels voorbij 't stationnetje van Wang Po waar de trein tegen de rotswand geklemd voortuft met diep onder zich de snelle Kwai. Zo indrukwekkend! Ge ziet het spoor daar echt tegen die rotsmuur plakken en ondersteund worden door een kaartenhuis van balken! Het is en blijft een fascinerende plek, ze roept toch zoveel emoties op, van schoonheid tot oneindige droefenis om t verdriet wat hier geleden is.
Centraal in de foto, vlak boven de spoorlijn, de donkere ingang van Kasea Cave.
Jammer dat we niet konden blijven en iets drinken op een terras van de "drijvende hotels" op de Kwai zodat we misschien de trein weer konden zien passeren. We moesten verder want we hadden nóg een plan. Maar eerst moesten we die 40 kilometer terug naar Katchanaburi rijden om onze bagage te gaan ophalen en uit te checken uit de Felix. Een oprecht tof hotel, ik had spijt dat we weg moesten hoewel we er al een dag langer gebleven waren dan gepland. Ik zou me hier best nog een week langer kunnen amuseren. Er is hier zoveel natuurschoon te zien, ge zou hier dagen kunnen wandelen...
De receptioniste achter de onthaaldesk van het Felix Hotel. "Keep smiling!" In álle omstandigheden. Zelfs al verstaat ge geen woord van wat de toerist u vraagt.
Bij 't verlaten van Kanchanaburi zijn we nog even gestopt aan de "Wat Grottekes", deze tempel heeft een veel moeilijkere naam maar die herinner ik me straks of morgen misschien wel terug. Naast de sjieke tempel met de gouden daken liggen allemaal kleine tempelzaaltjes in een grottenstelsel vol stalagtietjes. Een zevental heilige plekken zijn ondergronds verbonden door piepkleine gangetjes. Hindoegoden, zowel als Chinese en Boeddhistische, hebben hier hun, enigszins klammige, thuis gevonden. In de ene zaal staat ge voor een enorme liggende boeddha - een klomp klatergoud van 10 meter - en vlak achter de hoek staat een aftandse dikke Chinese god onnodig te vermelden dat alles romantisch verlicht is door TL-buizen.. Gang in gang uit komt ge, t één al gekkere dan t andere, beeld tegen. En achter de beelden staat en ligt rommel, een bezem naast een god is geen probleem. De papieren verpakking van de wierrook? Die laten ze toch gewoon op 't altaar liggen, vlak naast de lege plastic zakskes waar de offerappelsienen in zaten...
Altaar voor Ganesha.
Terug bovengronds passeerde er midden door het tempelterrein een piepklein crème-glace-karretje en die man had... Magnums bij! 's Morgens is 't hier maar 16° maar op de middag is het een vlotte 36° dus een ijsje was meer dan welkom. Als een kind zo blij met mijn ijsje door de tempelgrounds gewandeld. Hij was echt prachtig met een sjiek klooster en vele herdenkingsmonumentjes voor de donatoren van de gebouwen die op deze manier hun hemel hebben trachten te verdienen. Mooie mini stupas in alle mogelijke kleurtjes, betegelde, geschilderde, met spiegeltjes belegde En trappen met drakenleuningen en geestenhuisjes in rood en goud... Kortom heel de Sinksenfoor was hier weer aanwezig. I love it.
Wat Tham Kahao Pun ,oftewel "Wat Grottekes".
Geestenhuisjes bij Wat Tham Kahao Pun .
Gedenktekens voor hooggeachte overledenen.
En de ondertussen klassieke monniken-emmer-offergaven.
Eindelijk buiten namen we richting Lop Buri waar we 's avonds wilden overnachten. We hadden nog geen 100 meter gereden of we stonden al terug stil. Ik had iets hartverscheurends ontdekt... Ik ben toch al heel mijn leven verliefd op de geestenhuisjes die hier bij elke woning staan. Moesten ze niet uit beton gemaakt zijn dan zou ik al lang zo'n container vol hebben laten overkomen, ik ben er zeker van dat ze in België ook succes zouden hebben. Als tempel of als poppenhuis. Ze zijn toch zó geschikt als berenhuis... En wat ligt hier nu aan weerskanten van de baan?!!! Twee stortjes bestaande uit niets anders dan geestenhuisjes met hun beeldjes en vaasjes en alle mogelijke offergaven er nog rond... Precies de ruïne van een Thais of Birmaans dorpje voor beren... En ik kon zelfs niet 1 huizeke meepakken want die dingen wegen allemaal als lood... Stomweg omdat ze uit beton zijn. Dus heb ik Haricot daar maar wat laten poseren met pijn in mijn hart. Wie gooit er nu toch al die huizekes weg? En dan nog langs de kant van de baan? Onder een bord waar waarschijnlijk op stond "Verboden te storten", of misschien stond er wel : "Gelieve hier uitsluitend afgedankte heilige rommel te storten"? Wie zal 't zeggen... De onleesbaarheid van de krulletjes is soms een probleem maar dikwijls ook een prikkel voor de fantasie.
Trees stuurde ons dwars door Kachanaburi en ook daar kwamen we in smalle straatjes met een markt terecht. Onze auto is zo breed en hoog dat we bij 't wassen van de voorruit met ons armen niet aan 't midden geraken dus ge kunt u indenken wat er gebeurd als ons monster in zo'n mini-straatje met niks dan kraampjes en tafeltjes terechtkomt... Ik zie dan de bananen op de tafels en de dampende ketels op 20 cm onder mijn neus passeren. Gelukkig zit de zijspiegel zo hoog dat hij over alles overheen gaat. De mensen zijn ook lief, iets verzetten doen ze niet maar ze geven wel aan dat er plaats genoeg is om te passeren, tenandere we zijn ook meestal niet de enige grote wagen die in zoiets verzeild raakt, gisteren vormden we een schuifelende file met een fietsriksja en een pickup truck. De meeste auto's zijn hier trouwens gigantisch. Onze tank is op twee auto's na de grootste die we ooit gehuurd hebben. In Port Mathurin op Rodriguez hebben ze ons ooit een pickup-truck - zon heuse cowboy-koeienauto maar dan zonder koeien in - opgesolferd en een paar jaar geleden zijn we ook met zo'n model naar Jaffna getrokken (diegene waarvan we de deur moesten dichtbinden omdat ze in elke bocht openviel), maar dat zijn bitter oncomfortabele auto's, ze hebben amper een vering. Diegene die we nu hebben daarentegen is een droom van ruimte, indeling, comfort en gadgets. We hebben zelfs een ingebouwd kompas!! Geweldig vind ik dat, dat zou elke auto moeten hebben.
Mét ons argeloze Trees én 't kompas én drie verschillende landkaarten én een miserabele atlas (en regelmatig 't gezond verstand eens boven te halen) is er dan ook geen kunst meer aan om via schitterend verzorgde banen naar de volgende stad te rijden. Onderweg aan een Esso station, bij gebrek aan een 7/11 met zijn heerlijke tuna-sandwiches, proberen iets eetbaars te kopen. We kwamen buiten met plastic zakjes waarin brood met gemalen varkensvlees zou zitten... We toverden pufferige witte boterhammen tevoorschijn gevuld met iets fluogeel dat ooit vloeibaar geweest was en een oranje harig, viltig iets. Waarschijnlijk was dat laatste ooit als varken begonnen. Het geheel had de tekstuur van een barbe-à-papa die ge tussen een amerikaanse boterham gelegd hebt. En zoet... alweer mierzoet. Paul had de gezonde versie gekocht maar buiten 't feit dat zijn suikerspin in een witte sponzige pistolet zat waarop enkele zaadjes plakten was er niet veel verschil. Het ding komt alleszins in de Top 10 van meest oneetbare dingen, net na de broodjes met tandpastavulling op de markt van Mrauk-U in Birma destijds.
Bij zonsondergang kwamen we 180 km verder, na een vlotte rit door lintbebouwing, rijstvelden met piepjonge plantjes en heel veel ranke, elegante, feeëriek glinsterende tempels, in Lop Buri aan. Het eerste hotel dat we probeerden was een stadsgroezel aan een drukke baan, op zoek naar toch iets beter dus. Door de donkere stad speurden we verder naar nummer twee die ons Trees jammer genoeg niet kende dus moesten we alweer ons eigen gezond verstand boven halen. En 't zat nu juist zo goed ingepakt. Bij 't binnenrijden van wat we vermoedden dat het hotelterrein was kreeg ik 't gevoel of we waren in een reuze spookhuis aanbeland. Vlak achter de ingangspoort van het "resort" stonden dreigende betonnen apenbeelden van wel 4 meter hoog! In de duisternis was dat redelijk spookachtig, hoe verder we 't hotel inreden hoe meer van die beelden... Gigantische apen in alle mogelijke houdingen Binnen aan de receptie alwéér niets dan apenbeelden. Deze keer heel stoffige, uit eeuwenoude pluche Lop Buri is de stad van de tempels met de aapjes maar toch...
We besloten een luxesuite te nemen die in dit ding nog altijd maar de helft van onze kamer van gisteren kostte. Het is een ruime en propere kamer met voor onze deur een parkeerplaats en daarnaast een beeld van een tros bananen met apen er in, vanzelfsprekend van 4 meter hoogte. In het centrum van dit cirkelvormige "resort" ligt een groot zwembad en daarachter een karaoke-restaurant. Daar heb ik 's avonds dan ook oprecht slecht gegeten. Niet erg want op zo'n moment verdik ik dan toch al vast niet. Ik heb momenteel 't gevoel dat ik al opblaas als ik nog maar naar een glas water kijk. 's Avonds bekeken we de waanzinnig zotte foto's van ons olifantritje en ik had echt het gevoel of ik naar fotos van de alternatieve Bremer Stadsmuzikanten keek : een olifant met op zijn rug een buffel en een zeekoe. Pure National Geographic. Vooral de foto's in de rivier, als de olifant zo goed als helemaal onder water zit en ik op zijn hoofdknobbels overschiet, wiebelend op een bewegend eilandje, zie ik mezelf precies als een gestrande walrus. Al goed dat ik toen I'm the walrus aan 't zingen was.
Voor 't slapengaan ook nog ontdekt waarom dit hotel niet op de gps te vinden was. Het ding is niet onder "Hotels" gerangschikt maar wel bij... Attracties". Welja, met al die waanzinnige apenbeelden waarom niet in feite? Benieuwd hoe die dingen er trouwens bij daglicht uit gaan zien... Ik hoop dat ik er vannacht niet van droom.
Zondag, 25 januari 2006 - Chinees Nieuwjaar. Lop Buri, Lop Buri Inn Resort.
Hoofdstuk 8. Deel 1. Hapklare brokken voor Hanuman.
Dus dit ging een rustige kamer zijn? Ze was inderdaad ver van de karaoke gelegen maar jammer genoeg wel pal naast de dienstingang waar 't personeel zijn brommerke stalt... En die mensen werken tot laat in de nacht en nemen dan vrolijk kwekkend afscheid van de nachtwaker om met hun hemeltergend lawaaimachientje weg te pruttelen.
Vanmorgen zagen de apenbeelden er veel minder griezelig uit, sommigen zelfs heel lief en anderen ronduit hilarisch, ik voelde me echt geroepen om er bij en er op te gaan poseren, zonder bril dan kon ik tenminste de voorbijgangers hun verbaasde snuiten niet zien. Hier mag zoiets allemaal, ze lachen u zelfs toe, ge zou het in België eens moeten proberen om op t standbeeld van Rubens of Brabo te kruipen Thais houden enorm van plezier maken.
"Hm... flinke brok... Hier is eten aan..."
"Maar toch eerst wat rommel uit dat haar plukken want anders steekt dat straks allemaal tussen mijn tanden..."
Wat mij hier ook opvalt is de gezonde zin voor humor van de mensen. Eens we mekaar verstaan wordt er veel en van harte gelachen, dan verdwijnt ineens de eeuwige glimlach en komt er een gezonde grijns of schaterlach boven, heel de uitdrukking van hun gezicht veranderd ineens van plastic naar rimpelig en echt. Een plezante metamorfose. Ze lachen ook om dezelfde dingen als wij. In Sri Lanka lukt samen onnozel doen met de gewone mensen meestal niet, die blijven onderdanig en dienend. De enigen die ik daar ken waar ge voluit onnozel mee kunt doen en gieren van t lachen zijn Sam en zijn familie, Manju en Selina, maar hier kunt ge zelfs grappen maken met mensen die ge gewoon in een winkel tegenkomt. Misschien kunt ge alleen oprecht gezamenlijk lachen als ge u allebei gelijk voelt? De Thai voelen zich zeker niet minder dan wij, ze zijn van nature geduldig, behulpzaam en beleefd maar in geen geval onderdanig tegen toeristen.
Het ontbijt was van dezelfde lamentabele kwaliteit als het avondmaal. Koude verlebberde spiegeleieren, mislukte wentelteeftjes en een boel Chinezerij die er uit zag alsof ik het allemaal al eens van tussen mijn tanden gepeuterd had en al kers op de taart lagen deze heerlijkheden opgebaard in een restaurant dat rook als 't vet dat op een bord ganzensoep zou drijven. Op 't terras dan maar verbrande toastjes met confituur zitten verorberen. Ik had heel veel goesting om mijn stoel aan 't altaar van Hanuman te schuiven want daar hadden ze rijpe bananen en andere lekkere vruchten geofferd. En dat beeld zag er toch niet uit of het ze ging opeten. Zonde gewoon.
De smakelijke offergaven voor Hanuman.
't Was erg bewolkt en we vroegen ons af of 't zou gaan regenen, aan de receptie stelde Paul de vraag : "Is it going to rain today?" waarop het meiske argeloos en volkomen surrealistisch antwoordde : "Is Chinese New Year today." En daar konden we het mee doen. Met een glimlach natuurlijk.
We laadden dan maar een assortiment kleding voor alle weer in de auto en reden naar 't centrum om de apenruïnes te gaan bezoeken. Lop Buri is de stad die volgens de legende kado gegeven is aan Hanuman, de apenkoning uit de Ramayana, vandaar dat de apen er vrije baan hebben. Ik wou er niet zozeer naartoe voor de oude Khemer-ruïnes maar wel om nog eens het Jungle Book-gevoel te kunnen ervaren.
De eerste Khmer-rest (grappig woord wel) stelde niet veel voor, er schoot niet veel meer dan een gammelen toren van over. Ramp boven ramp zag ik dan ook nog een hondje met verlamde achterpoten, maar o wonder bleek het diertje zich prima redden. Het kon liggen en zich voortslepen maar het kon ook staan! Meer nog het bleek zelfs te kunnen lopen! De achterpootjes bleven samen en stijf, alsof het maar één poot was, maar hij dirigeerde heel zijn lijf met zijn voorpoten, het was een ware evenwichtskunstenaar. De mensen waren er gelukkig ook lief voor. De honden zijn hier meestal in zeer goede doen, weinig zichtbare ziekten en de meesten flink doorvoed, sommige zelfs ronduit vet. Veel dieren dragen een halsbandje, zelfs sommige poezen! Stom genoeg is de rage van t hondjes aankleden ook hier al begonnen. Poedels met jasjes aan die ocharme in temperaturen van 36° liggen te puffen... Zielig. De balans is dus weer maar eens naar de verkeerde kant over gaan hellen. Van graatmagere straathonden die geslagen en weggejaagd werden naar huisdieren die kindjes moeten vervangen. 't Is ook altijd 't zelfde liedje. Maar kom, beter zo dan de oeverloze dierenellende waar we in Sri Lanka altijd mee geconfronteerd worden. Hier moeten we gelukkig niet met een zak hondenbrokken achter in de auto rondrijden.
Het volgende Khmer-tempeltje bleek zeer populair te zijn. Heelder families, (meestal Chinese, er bestaan trouwens amper Thaise gezinnen waar geen Chinezen in voorkomen) kwamen hier op hun paasbest uitgedost hun nieuwjaarsoffers brengen. Het was er een komen en gaan van ladingen gekookte eenden, varkenskoppen, manden eieren, flessen whiskey, palletjes Danacol (ja dat zal die god wel nodig hebben want die zijn cholesterol zal op een dag als deze nogal een gang gaan...), rijst, zoete koekskes, waterflessen, kortom alles wat ge maar kunt bedenken werd op de offertafel gelegd. Het personeel kon amper bijhouden met afruimen om de volgende offeraars ook de kans te geven hun gaven uit te stallen. Vele mensen waren in 't rood gekleed, de gelukskleur op nieuwjaar. En iedereen maar weer drummen om hun velletjes bladgoud op de beelden te wrijven. Maar ze plakken niet goed zodanig dat al die beelden bestaan uit wapperende schilfertjes, best een grappig zicht. Precies gouden beelden die te lang in de zon gelegen hebben en nu vervellen.
De flesjes Danacol naast de gekookte eenden...
Maar 't kan altijd nóg onverteerbaarder...
Er lag een beker met waarzeggersstokjes dus ik heb ook maar eens heel gelovig op mijn knietjes met de beker zitten schudden tot er eentje uitsprong, het werd nummer vier en toen ik het briefje met de uitleg bij dat nummer ging lezen bleek mijn toekomst er nogal vreemd uit te zien. Vooral dat ik nog een zoon ga voortbrengen vind ik enigszins verontrustend. Me niet meer kunnen voortplanten was eigenlijk t enige voordeel dat ik aan de menopauze zag maar dat gaat dus ook al niet meer op.
Op Nieuwjaarsdag op zijn Paasbest gekleed.
Goudblaadjes proberen te kleven...
Beneden aan het tempeltje verkochten ze een lavasteen met magische krachten. De verkoopsters demonstreerden het door u met gespreide armen op één been te laten staan en dan een arm neer te drukken. Dat ging makkelijk. Vervolgens moest ge het steentje vasthouden en als ze dan op uw arm drukten ging uw arm niet meer zomaar naar beneden maar bleef mooi horizontaal gestrekt. Eén van hun trukjes was ook met vier man iemand opheffen door hun vingers onder de man zijn oksel en knieholten te steken. Een oud kunstje.
De Scherpenheuvel-toestand aan de voet van het tempeltje was heel leuk. Ze verkochten zelfs piepkleine glazen kokertjes van amper drie centimeter lang waarin een zeer primitief houten mannetje en vrouwtje in olie dreven, goed voor de liefde. En als dat fleske breekt zal alles zeker goed gesmeerd lopen. Paul ontdekte een heus schrijntje met de 7 Boeddhabeelden, ééntje voor elke dag van de week in goud en glitter. De kitsch van de kitsch, een soort plastic aquarium met een spiegelachterwand... Ge moet een zonnebril opzetten om het te bekijken. Maar 't was echt helemaal op berenhuisformaat dus Paul vond dat het ding mee moest. Gelukkig weegt het niks.
Ondertussen kwamen er een paar studenten een interview afnemen voor hun schoolwerk. Eén van de vragen die ze me stelden was wat ik van de apen van Lop Buri vond en ik kon naar waarheid zeggen dat ik er tot mijn grote teleurstelling nog niet één, zelfs geen kleintje gezien had. Maar dat zou geen vijf minuten meer duren en me nog lang heugen... Dat ondertussen vijftig meter verder de gevels allemaal vol apen hingen had ik nog niet gezien Dat meiske moet ook zo haar gedachten over de kwaliteit van mijn ogen gehad hebben
Aan de overkant van de straat en de rotonde (waar de trein gewoon dwars door rijdt...) stonden drie grote overgebleven torens van Khmertempels en daarop zaten tientallen aapjes. Zo rap ge er enkele opgemerkt had zag ge ze overal, heel de straat, alle gevels, de electriciteitsdraden, de daken, álles maar dan ook alles, tot zelfs autos toe, zaten vol aapjes! Honderden beestjes! Zóveel had ik er nu ook weer niet verwacht. 't Waren gelukkig kleintjes, helemaal niet de grote monsters uit Sri Lanka. Maar echt gerust voelde ik me toch niet, zeker niet nu 't er zoveel waren dat ge ze onmogelijk allemaal in de gaten kon houden.
De straten van Lopburi, in de buurt van de aapjesruïne...
Die bewoner zal ook wel spijt hebben dat hij 't raam heeft laten openstaan...
Ik wandelde nog geen vijf minuten rond de ruïne en ze begonnen me al te bespringen. Ik schudde ze van me af, maar iets verder stonden enkele toeristen en die waren ze aan 't voeren (triest genoeg allemaal ongezonde spullen) en zij hingen ook vol beestjes. Het bleek hier dus de geplogenheid te zijn...
Ik had veiligheidshalve totaal niets van eten bij, zelfs niet eens de obligate koekskes voor mezelf, want ik vind apen voeren een heel gevaarlijke bezigheid. Mijn voorzichtigheid mocht niet baten want die beesten waren het gewend om eten te krijgen dus die bleven maar op me springen en ik bleef ze maar van me af duwen tot er eentje een stevige knauw in mijn arm gaf. Gelukkig werd het enkel een bloeduitstorting en was t geen open wonde. Maar leuk was anders. Ik heb medelijden met de diertjes, al dat ongezond eten, de verwondingen die ze oplopen door bange, boze mensen die hen trachten te verjagen, en echt "hygiënisch schoon" kunt ge de diertjes ook niet noemen. Ik vind het zielepootjes. Jammer dat ik ze nog niet gezien had voor "het interview" werd afgenomen anders had ik 't zeker voor 't lot van die aapjes opgenomen.
"Kom eens hier dat ik iets aan uw rampzalig haar doe... Want zo kunt ge in mijn schone ruïnes niet rondwandelen..."
"Maar mens toch, wat is dát voor een coiffure waar gij mee rondloopt?... Daar is werk aan..."
"Ja natuurlijk doe ik u pijn!!! Ge moet braaf stilzitten als ik u aan 't verzorgen ben hé seg!"
"Ondankbaar mens! Trek u plan, ik ben al weg! Betaal u een échte kapper! 't Zal u aardig wat meer kosten dan peanuts!"
In het binnenste van de tempel mochten geen apen komen, alle ramen en deuren waren met hekwerken dichtgemaakt. Wij wandelden door de duistere gangen terwijl de apen zich langs buiten aan de tralies vastklampen en naar binnen keken. Gordijnen van levende apen Het was de omgekeerde wereld, eindelijk zat de mens in een kooi en hadden de dieren de vrijheid. Het moet vreselijk zijn om als beest in een Zoo naar de wereld buiten te kunnen kijken en daar al dat vrije, vrolijke rondgedartel te zien zonder zelf in vrijheid te kunnen bewegen en aan de pret deel te nemen.
Terug buiten bleek de zon door de wolken gebroken en wou ik nog een paar apenportretjes nemen. Ik vond een heel mooi apenmannetje dat in tegenlicht lag te slapen, de zon streelde door zijn hoofdhaartjes. Ik stond geconcentreerd te wachten op 't juiste moment toen plots een babytje in de lus van mijn fotoapparaat sprong. Het diertje gebruikte de lus als schommel maar op die manier kunt ge natuurlijk niet meer scherpstellen. Dus ik schudde de jonge speelvogel van mijn riem Maar ondertussen was de moeder mij langs achter genaderd en die zag me haar jong wegjagen dus vloog ze me aan en zette haar tanden in mijn rechterarm. Ze was dan ook nog zo onbeleefd om niet direkt te lossen Deze keer bleek het wel een open wonde verdorie. Ge kunt blijkbaar niet altijd geluk hebben. Na mijn portretreeks van pa aap afgemaakt te hebben wou ik aan de ingang aan 't loket een beetje ontsmettingsspul gaan vragen maar dat bleken ze niet eens te hebben, daarvoor moesten we terug naar de andere tempel. Toch wel straf, er moeten hier per dag toch wel minstens een paar mensen gebeten worden?
Maar ik ben wel echt tevreden over mijn portretje van pa aap...
... en zijn lieflijke familie...
In de andere tempel was er een ventje dat een souvenirstalletje open hield en die bezat een rudimentair EHBO-doosje. De eerste beet was ondertussen ook al een veelkleurige bloeduitstorting geworden en nu alles bruingeel onder de Isobetadine zat zag ik er helemaal smakelijk uit... Ik zie er nu, na amper een week reizen, al zo gehavend uit als anders na een paar weken snorkelen... Op mijn dij en mijn zitvlak twee tijgerbeten en wat krabben en op allebei mijn armen een apenbeet. Maar ik zal 't maar positief bezien : al een chance dat die olifant van gisteren me niet gebeten heeft. En och, ik zie die beten toch zelf niet want ze bevinden zich allemaal aan mijn achterkant.
Tja, er staan overal waarschuwingen... Dus er zullen hier nog wel mensen de weg naar de Isobetadine gevonden hebben zeker?...
De straten rond de tempel krioelden letterlijk van de aapjes. Ze slingerden aan de electriciteitsdraden, kropen in de masten en lantaarnpalen, beten op loshangende kabels en probeerden het weinige wat nog enigszins vast hing ook los te sleuren. De straat vormde een heuse speeltuin voor die dieren. Op het voetpad liepen we soms tussen wel 10 beestjes! Ze variëerden van 15 centimeter tot een dikke halve meter, vrouwtjes met hangborsten, mannetjes met dikke rode poepen en heelder kuddes baby's en speelse tienertjes, 't was prachtig om te zien.
Metalen afschermingen voor de terrassen. Niet echt gezellig. Wel noodzakelijk.
Nu de zon was doorgebroken schitterden de tempels. Het lijkt wel of op de haakachtige ornamenten die de daken versieren felle lichtjes branden maar het blijken gewoon spiegeltjes te zijn. Zelfs de dakpannen fonkelen en lichten één voor één op terwijl je voorbijwandelt. Het lijkt wel of de tempel een onhoorbaar muziekske speelt. Misschien spelt hij wel zijn geheimzinnige naam. Ik doe alleszins niet meer de moeite om hun namen te onthouden of uit te spreken voor mij zijn 't vanaf nu gewoon Wat Isda of "Wat Ismedannutochweer of Wat Moetdienuweervoorstellen.
Op de balustrade van de tempel lag een grote dikke bruine kat met gouden ogen te soezelen. Het grootste poezenbeest dat ik al ooit in Azië gezien heb! Duidelijk een raskat want ze had zelfs een bandje met een belletje aan. Toch wel fijn dat er hier al echt voor sommige dieren gezorgd wordt. Nu die arme aapjes nog...
In de Rue de France kwamen we voorbij de ruïnes van de oude Franse ambassadeurswoningen en zo aan 't koninklijk paleis. Ook een ruïne... deze keer zonder apen. Ik was eigenlijk al blij want als t zo voortgaat kan ik thuis van al de fotos mijn blauwe-rood-paarse beten gaan weg Photoshoppen om me terug herkenbaar te maken Het was een groots ommuurd terrein met gigantische tuinen, oude reuzenbomen en poorten van wel 7 meter hoogte. De koning moest er op zijn olifanten doorheen kunnen rijden natuurlijk. En die zat niet zomaar op de nek van zijn beesten die reed in een echt huisje dat achteraan op hun rug bevestigd werd.
Ambassadeurswoningen aan de Rue de France.
Koninklijk Paleis.
Ondertussen was het al 32° en ik begon te sudderen in eigen nat. Het museum was leuk, de parken ook maar af en toe een bank of een drankstalletje had welkom geweest. Ik had zo stilaan genoeg ruïnes gezien en ik was er onderhand zelf een beetje als eentje beginnen uitzien. Zeker toen mijn euroke viel dat Paul dat niet als grapje had bedoeld toen hij daarstraks zei dat heel mijn rug vol apestront hing... Mijn mooie witte t-shirt met de tekst "Next moodswing : 10 minutes" zit aan de achterkant vol bruine apenpootafdrukken! En zo liep ik al een paar uur door 't stad rond... Als mensgeworden zongebakken apestront.
In het centrum waren er verscheidene marktjes waar onder andere ook kramen stonden die offergaven verkochten, zoals papiergeld van de "Bank of Hell", nepvisakaarten, papieren gsm's en zonnebrillen, zelfs nachthemden waarvan alleen de voorkant op een blad papier afgedrukt was. Allemaal spul om te gaan verbranden te ere van de doden in de hoop hen op die manier al die spullen te bezorgen om hen een comfortabel hiernamaals te bezorgen. Een hemel vol gsm's... stel u voor...
Luxe voorwerpen in karton om te offeren aan de overledenen.
Papieren kostuum, gsm en een "Visa"-kaart.
Maar eerst moesten vooral de levenden gevoed worden en liefst niet met karton. Overgelukkig viel ons oog op een 7/Eleven, maar o wee, de goeie sandwiches waren op... Vermalen varkensvlees barbe-à-papa's lagen er volop, maar daar gaan we ons geen tweede keer aan laten vangen. Er stond echter wel een zeer clean toogje waar ze hotdogs maakten. Paul zag 't niet zitten en wandelde verder maar mijn honger was blijkbaar groter en ik vond het toch het risico waard. Ik kreeg een hotdog volgens een ISO 9000-norm en daar hoorde zelfs een bezoekje aan een mini salad bar bij!!! Geweldig! Toen Paul dat zag was hij natuurlijk ook verleid. Hij stapte de winkel uit met de nieuwste uitvinding in zijn handen : de Smos Dog. Een worstje in een sandwich maar dan begraven onder een hoop komkommer, sla, tomaat en alles wat hij maar op die saladbar had kunnen vinden. Dát is pas een uitvinding die nuttig gaat zijn deze reis! De Smos Dog begot! Een ontdekking veel belangrijker dan die van Columbus. Eindelijk gaan we overdag bij momenten terug eens half zinnig eten vinden!
Rijstwinkel met tientallen soorten rijst.
Offer eens een toiletrol aan een monnik...
Maar Paul had nog een bloemmekee in petto... Er bleek nóg een Khmer-ruïne in zijn boekske te staan. Nou ja, nog een paar torentjes erbij kon ook wel. Tot we er aankwamen en het een prachtige volwaardige ruïne was van ettelijke voetbalvelden groot Dus weer stapten we rond een eindeloze omheining op onze zere voetjes tot we de ingang vonden.
't Was wel echt de moeite, de ruïne leek erg op die van My Tho in Viëtnam, alleen veel groter, maar jammer genoeg niet in de vrije natuur maar midden in een stad. Ook daar hebben we nog een uurtje muurtjes en torentjes op en af geklommen tot we naar onze auto gestrompeld zijn, moe, gelukkig en heel vuil. Ik toch. En ook vandaag hebben we weer heel weinig Westerse toeristen gezien. Waar zitten die toch allemaal? De enige mensen met fotoapparaten zijn hier oosterlingen op vakantie. Is het toerisme hier stilgevallen na die relletjes van twee maand geleden waardoor de toeristen enkele dagen in Bangkok vast gezeten hebben? Dat kan toch nooit zon enorm effect gehad hebben? Of gaat iedereen naar Sukhothai en Chiang Mai? En gaan we daar tussen de massas toeristen terechtkomen waar iedereen ons zo bang voor heeft gemaakt?
Avondlicht in de Khmer-ruïnes.
Naast onze auto stond al een ventje met een keukenkar en plastic stoelen te wachten om zo rap als wij weg waren op dat plekje zijn avondrestaurant op te bouwen. Hij nam het ons helemaal niet kwalijk dat we op zijn plaats gestaan hadden en wuifde ons goedlachs na. In België zou zoiets anders afgelopen zijn. De meeste mensen zijn hier heel vriendelijk, zeker eens ze verstaan wat ge vraagt, dan worden ze zelfs heel enthousiast en behulpzaam. Maar meestal verstaan zij geen woord van ons en wij geen klank van hen. De talen zijn kompleet verschillend, zij werken met toonhoogtes iets waar wij totaal geen voeling mee hebben, zelfs de eenvoudigste woordjes kunnen wij nog niet juist "gezongen" krijgen. En de minste toon of klemtoon verkeerd en het woord heeft een totaal andere betekenis en t gesprek loopt helemaal de mist in. Jammer wel.
Plots opdoemende stoep-restaurantjes.
Thuis wou ik me als eerste werk ont-"stronten" - bijna ritueel ontsmetten en reinigen - en toen bleek 't badstopke te ontbreken... Dat werd dus weer een queeste van een half uur, en t ploegske van housekeeping dat drie keer op bezoek moest komen, eer ze dat euvel verholpen hadden, maar dan, dan... was er een heerlijk moment van "beten baden". Alleen zijn het deze keer eens geen insectenbeten maar tijger- en apenbeten. t Is zo eens iets anders. Maar 't zicht is niet appetijtelijk, ik zie er echt uit als een gegeselde. Ik veronderstel dat ik in mijn vorig leven fakir ben geweest. Nu zit ik alleszins vol gaatjes... Soit, gesteld dat het is zoals Paul beweert dat die een apenbeet een litteken blijft dan nog is het een origineel souveniertje aan Hanuman zijn stadje en 't zit toch aan de onderkant van mijn bovenarm waar ik 't zelf niet eens zie. Een tatoeage is trouwens ook forever. Zou dat nu komen omdat ik zo dik ben dat alles mij wil bijten op deze reis?
Vanavond wilden we echt niet in 't hotel eten dus vroegen we aan ons Trees een restaurant op te geven. Ze suggereerde een steakhouse op 500 meter van 't hotel. We gingen er op af en stopten voor... een coiffeur. Ernaast was een vreemde, kale eetgelegenheid en de mensen keken ons gretig aan en wenkten ons vriendelijk om er bij te komen zitten, ik wou dat dan maar doen om tenminste toch aan eten te geraken, maar Paul stapte resoluut voorbij om de indruk te wekken dat hij helemaal geen honger had. En gelukkig dat hij dat had gedaan want het steakhouse bleek achter het volgende muurtje te liggen en was een min of meer normaal restaurant. Met goeie steak zelfs! Ik heb geen brokje laten liggen! Een heel romantisch etentje wel, aan de rand van de baan, gezeten op enorm dikke boomstammen meubelen
Op de terugweg aan de 7/Eleven gestopt om ontbijtvoorraad in te slaan, dan kunnen we morgen met min of meer degelijke dingen het armzalige hotelontbijt verrijken. 's Avonds zijn we hier op straat precies in een Amerikaanse roadmovie terechtgekomen die opgenomen wordt in Thailand! Die hele brede banen van vier rijvakken waarop benzineverslindende superzware en sjeike nieuwe autos rijden, de lichtjes langs de weg van typische eetkraampjes die op 't voetpad opgesteld staan en de oranje en groene neonreclame van de Amerikaanse supermarkt 7/Eleven waarvoor allemaal open pick-up trucks geparkeerd staan. En als soundtrack het irriterende ding dong van de winkeldeur die konstant open en dicht zwaait. De mensen drinken frisdrankjes met massas ijs uit reusachtige plastic bekers. "Big Gulp." Om de hoek is een reuze shopping mall met Pizzahut en Kentucky Fried Chicken vestigingen. Kortom 't is een zeer irreële sfeer die ik zeker in dit land niet verwachtte. Het mankeert er nog aan dat de Thai Stetsons beginnen dragen.
Maandag, 26 januari 2009. Charme Hotel, Sukhothai.
9. Het geslacht der engelen.
Ik lag vanmorgen in bed te lezen in een folderke met alle mogelijke uitstappen die hier mogelijk zijn, eentje ervan was om een trainingsprogramma bij het leger te gaan volgen! Ik zie zoiets al in Sri Lanka gebeuren, daar zou dat waarschijnlijk "Spelen met de Tijgerkes" heten
Na ons - met de buit van de 7/Eleven - veredeld ontbijt, vertrokken richting Sukhothai, een rit van 350 kilometer. Omdat de wegen hier zo goed zijn gaat het vlot en kunnen we veel pauzes inlassen. Ons eerste kleine doel was een grote zittende boeddha, niet zozeer omdat we daar zo in geïnteresseerd zijn maar het leek ons een fijne plek met een mooie uitkijk voor een eerste knabbeltje. De krulletjes op zijn hoofd zouden van knoflookdoosjes gemaakt zijn. (Een beeld ter ere van "Boeddha Recyclage" of "Boeddha Lookadem"?) Wat we ons daar bij moesten voorstellen wisten we echt niet, hoewel ons ma destijds een hoed heeft gemaakt waar zo'n rond doosje van "La Vache Qui Rit"-smeerkaas als vorm ingewerkt zat. Ons ma als trendsetter voor boeddhabeelden?
Van ver zagen we een gouden reuzenbeeld op de heuvel zitten maar ons Trees raakte helemaal in de war, volgens haar reden we van de wereld af. Raar dat ze nog altijd niet gelooft dat hij rond is. Ze zou ondertussen beter moeten weten. Trees haar knop omgedraaid en ons eigen verstand en ogen alweer boven gehaald. Binnen de vijf minuten reden we het bos in waarin het klooster verscholen lag en stonden we aan de voet van inderdaad een Big Boeddha... Waarom moet alles in 't Oosten toch allemaal om ter grootst zijn? Van de reclameborden tot de boeddha's?... "Size doesn't matter" is duidelijk nog niet in deze windrichting doorgedrongen.
Stairway to heaven...
Toen we via een indrukwekkende trappenpartij helemaal naar boven gewandeld waren en we aan de voet van het beeld stonden viel 't ons pas op dat we aan de verkeerde boeddha stonden, diegenen die we zochten was een witte en dit was een gouden... Nu niet dat het belang had, de wandeling was leuk, ik ontdekte zelfs hoe loofah's groeien, het blijken de vruchten van klimplanten te zijn. Ik heb er eentje geplukt en ga er me morgen eens lekker mee scrubben.
Loofah's.
Opeens kwam uit de zaal in de voet van het beeld een monnik die eten naar de apen in 't bos begon te gooien, hij nodigde ons uit mee naar binnen te komen. De man woonde in een soort panoramische zaal in het voetstuk van dat beeld, vanwaar hij door grote ramen over heel de wereld uitkeek. Er stond een altaar met een kudde beelden, zijn zeteltje, massa's boeken en een pers waarmee hij schapuliertjes van boeddha en heilige monniken uit witte klei klopte.
Het was een heel vriendelijke man en hij was blij dat hij eens bezoek kreeg. Ik denk niet dat op deze plek veel toeristen belanden want het ligt helemaal niet op een busparcours en voorlopig zijn we nog niemand anders met een huurauto tegengekomen. Plots ontsloot de monnik een grote kast, haalde er twee piepkleine glazen kokertjes uit en gaf ze ons kado. Ze zouden de kwade geesten van ons weghouden. Dat zag ik zwaar zitten, vooral als ze misschien niet alleen geesten maar ook kwade apen van mijn lijf zouden weren. Ik had die kokers al in Lop Buri in de stalletjes rond de tempel zien liggen maar daar had niemand me kunnen uitleggen wat het was dus had ik ze niet gekocht. De buisjes zijn gevuld met fijne metalen strookjes (flinterdun goud, zilver en koper) waarop monniken in miniatuurschrift boeddhistische teksten gegraveerd hebben.
De beschermende kokertjes.
We mochten ook nog twee engeltjes-amuletten kiezen. Hij maakte ze in verschillende kleuren klei, een speciale kleur voor elke dag van de week. Ik koos de groene omdat woensdag mijn geboortedag is en Paul kreeg een witte omdat hij zijn geboortedag niet kent. Hoewel de monnik redelijk Engels sprak was het woord engel toch weer een zeer moeilijke bevalling
"In your religion is fly, fly, up, up, high, high, in sky!" "A bird?" "No." We waren bijna begonnen van "Is it a bird? Is it a plane? No, it 's Superman!" maar dat vonden we nogal oneerbiedig bij een geestelijke. "Is woman! Woman fly!" Een vrouwelijke vlieg?... Maar aleer ik me totaal belachelijk kon maken viel mijn euroke : "Ah, yes I see! You mean an angel!" En inderdaad hij bedoelde een soort engelbewaarder. Waarmee dus ineens het geslacht der engelen onbetwistbaar vaststaat : is woman.
De engeltjes-amuletten liggen te drogen.
Terug beneden stond Paul erop om ons Trees te vermanen en haar dwingen de weg naar de juiste Boeddha te vinden. Voor mij had dat niet persé gehoeven maar Paul vindt dat we aan de opvoeding van Trees moeten werken. En zijn training helpt want na 5 minuutjes stonden we aan de achterzijde van de heuvel, deze keer voor de juiste reuzeboeddha, de lookpotjeshoofddeksel-boeddha, vanwaar de lieve monnik van daarnet het bestaan niet eens afwist.
Deze was wit, mager, niet mooi afgewerkt en zat verstrikt in een kluwen van electriteitsdraden dus ik raakte veel meer gefascineerd door de kleine aapjes die hier hun thuis hadden gevonden dan door Boeddha Reddy Kilowatt. De monniken hadden een mand vruchtjes neergekieperd en daar waren de diertjes een waar feestmaal mee aan 't aanrichten. Deze apen krijgen gelukkig gezond eten, heel wat anders dan die sukkels van Lop Buri die zich met chips en koekjes en allerhande zooi van toeristen moeten volvreten. Of in mijn geval, met toeristen zelf. De beestjes zagen er dan ook veel gezonder uit en ze waren schuchter, kwamen niet bedelen, kortom ze gedroegen zich veel meer als gezonde wilde dieren. Aan de andere kant van het beeld zagen we een enorm hoge trap naar beneden leiden waarvan de leuningen bestonden uit twee tientallen meters lange gouden lijven van naga's. Ik dankte de Heer - den onze - dat we eerst het autoweggetje naar boven ontdekt hadden anders hadden we deze trappen weer zitten opklefferen voor niks.
Na de geslaagde Trees-training was ze tegoei wakker en leidde ze ons zonder problemen richting Sukhothai. Het is heel vreemd om in de winter door de herfst te rijden en toch de lente in actie te zien. De grote teakbomen laten hun bladeren vallen, sommigen zijn helemaal kaal, daarnaast staan vele bomen met altijd groen blad, en anderen staan dan weer volop in bloei. Vooral de bomen met het "Jungle Fire" zijn adembenemend mooi, ze staan propvol vuurrode bloemen. Sommige velden liggen er kaal en nog onbeploegd bij, in winterrust, en even verder staat de jonge rijst in fluo groen op te schieten. Er zijn momenteel zelfs nog schittergele zonnebloemvelden hoewel die nu wel stilaan rijp voor de oogst zijn. Toch is het een prachtig zicht, zo'n eindeloos gouden veld. De autostrades zijn hier geweldig. De enige minpuntjes zijn dat er soms totaal onverwacht een rood licht opduikt en wat ook wel een aanpassing vergt is is dat U-turns hier toegelaten zijn, maar eens ge daar aan gewend zijt rijdt het heel makkelijk. Zolang ge er aan denkt links te houden toch.
Net ingeplante rijst.
Van Gogh in Thailand...
Reuze reclameborden aan de stadsrand.
Deel 2 : "Komt zien! Komt zien! Bouw een spiegelpaleis en verdien uw hemel!"
Onderweg passeerden we Kampaeng Phet, dat blijkt ook een enorme opgraving van Khmer-tempels te zijn. Indrukwekkend, zoveel ruïnes bij mekaar! Hoewel we morgen de grootste verzameling van 't land in Sukhothai gaan bezoeken zijn we toch even uitgestapt, het was echt te fascinerend om zomaar aan voorbij te rijden. Al die oude bruine bakstenen stoepa's en vihara's tussen die enorme mooie bomen... Het gaf me echt een Cambodja-gevoel maar dan zonder de hordes toeristen.
Een paar kilometer verder passeerden we dan de meest blinkende tempel van Thailand. Het schrijn van Petit Pois dat ik in Lop Buri kocht verbleekt erbij! Alles, maar dan ook alles was ingelegd met spiegeltjes, tot en met de plafonds van de zalen binnenin. Ter ere van Boeddha Sinksenfoor waarschijnlijk. Gouden beeldjes weerkaatst in duizenden zilveren spiegeltjes, het was echt hallucinant! Mijn fotoapparaat sloeg er van tilt. Naast het boeddhistische heiligdom bevond zich dan ook nog een heerlijke Chinese afdeling met een reuze Godin en twee superdraken die aan haar voeten kronkelden en dat allemaal in een soort zwembad met hypermoderne aluminium-relingen...
Het hele circus maakte deel uit van een forest monastery met een schooltje. De monniken woonden in kleine hutjes in 't bos, stil en ongestoord en ze hielden zich onledig met bonzaïkes maken van frangipani-boompjes... Wat een leven, als ze vrouwen aan zouden nemen, ik zou 't overwegen. In zo'n mooi ruim bos kunnen gaan wonen en u in stilte bezig houden. Jawadde. En die tienduizenden mozaïekspiegelkes van die tempels moet ge niet eens zelf kuisen, die klus komen de dorpelingen met liefde voor u opknappen om hun karma op te vijzelen. Met andere woorden, zoals ze destijds bij ons zouden zeggen : "om een aflaat te verdienen. "To make merit" is hier iets waar de mensen zich danig mee bezighouden en zo ongeveer alles voor over hebben.
Klein tempeltje naast de vijver van het bosklooster.
Een spiegelpaleis of een tempel?...
"Spiegeltje, spiegeltje aan de wand..."
Een flinke aflaat kunt ge ook verdienen door een tempel te financieren (aangezien Thailand er een zeer welvarend land uitziet (de auto's die hier rijden!!! Allemaal sjieke pick-ups of dure luxewagens, en géén tweedehandse! Alle kinderen een gsm...)) staat er in elk dorpje dan ook minstens 1 tempel, de ene al waanzinniger dan de andere. De tempels schitteren en flonkeren u vanop een afstand tegemoet, de omliggende huisjes zijn veel en veel eenvoudiger. Maar ja, wij hadden destijds ook impressionante kathedralen en ondertussen kiepten we de pispotten door de ramen de straat op en liep de stront tussen onze huizen omdat we geen rioleringen hadden First things first. Ge moet uw prioriteiten stellen.
Bij aankomst in Sukhotai was 't eerste wat we zagen een Big C, een reuze shoppingcomplex. Even de hoognodige spullen gaan kopen, ze hadden er alles wat we nodig hadden, behalve wat we eigenlijk zochten : benzine. Toen we buitenkwamen was 't al donker en we hadden ons hotel nog altijd niet gevonden. Trees probeerde krampachtig ons de gracht rond de oude stad in te laten rijden Uiteindelijk vonden we het hotel maar bleek het volzet te zijn, op een kamer met gemeenschappelijke badkamer na... Tja, dat was nu ook niet echt wat we voor ogen hadden. Dan maar verder gereden. En zo kwamen we bij het hotel terecht dat ons op internet ook al erg gecharmeerd had : Le Charme. Er verbleven maar 12 toeristen dus hadden we alle keuze van kamers. Nog voor we iets vroegen gaven ze zelfs al een discount van 40%. We waren dus weer méér dan welkom.
De kamers bleken mooie, ruime, lichte chalets in een tuin vol brede beken. Ons huisje had een heel sjiek terras met zicht op zo'n binnenriviertje. Le Charme heeft zijn naam niet gestolen. We slapen in een klamboehemelbed. Zalig! En hier kunnen we drie nachten blijven. Wat een verademing! Eens niet elke ochtend moeten inpakken. Ik word daar toch zo moe van. Het enige trieste aan dit hotel is dat er aan de receptie overal kleine bokalen staan met één zielige vechtvis er in. Het zijn prachtige dieren, blauwe, rode en zwarte met gigantische sluierstaarten. Zo jammer dat ze moeten dienen om mekaar te vermoorden zodat de mensen hun goklust kunnen botvieren Als ge wil gokken op vechten, vecht dan zelf.
We konden van het avondmaal genieten op het terras van een houten gebouw dat op hoge palen in een vijver lag. Feeëriek! Met de obligate kerstverlichting in de bomen natuurlijk. In t Oosten is t de laatste jaren heel t jaar door kerstmis Best mooi zolang ge maar niet probeert een landkaart te lezen bij zo'n slinger mini lichtjes... Het eten was lekker maar voor mij veel en veel te pikant. De soundtrack bestond uit tjirpende krekels en blaffende en jankende honden. Eentje slaat aan, de buurhond doet mee, die van daarnaast pakt over en zo ontstaat een huilgolf die misschien wel tot in Bangkok reikt.
Omdat ik 's morgens al vijf pillen moet pakken neem ik mijn bloeddrukpil altijd op de middag. Maar door rond te reizen was ik dat vandaag en gisteren was ik vergeten, dus maar even de bloeddrukmeter bovengehaald en gezien wat de gevolgen waren. Er wáren begot geen gevolgen! Mijn bloeddruk was perfect normaal en mijn hartslag is veel lager dan hij vroeger ooit geweest is! Morgen nog eens proberen om die pil te vergeten en zien wat er gebeurt als ik me aan de geplande sportieve bezigheid ga overgeven