Uit mijn jonge jaren herinner
ik mij het zeldzame turnuurtje op school waarbij de ringen neergelaten waren.
Tot op hoofdhoogte. Je kon dan met je handen de houten ringen vastknijpen zodat
ze nooit meer losgingen en via een schopbeweging naar boven kon je ook je beide
voeten in de ringen steken. Als je dan ook nog op een onnavolgbare wijze je
romp en onderlichaam als het ware kon omkeren, binnenstebuiten kon trekken, ontstond
er wat sommigen het zwaantje aan de
ringen noemden. Zelf spraken we liever van het vogelnestje. Ik heb het in eeuwenniet meer gedaan, maar het zou me niet verwonderen dat ik het nog kan,
zonder bij de laatste rugwervel af te knappen of door te breken.
Vandaag zit ik te kijken naar
de toestelfinalesbij de wereldkampioenschappen
turnen in Antwerpen. Net als iedere andere sport heeft ook het turnen een aantal specifieke
begrippen nodig om uit te leggen waar alles over gaat en wat je bedoelt. Dat
betreft de attributen en voorwerpen waarmee, waarop, waarboven en waaraan
geturnd wordt, zoals de brug (met ongelijke en gelijke leggers), het paard, de
evenwichtsbalk, de knots, de ringen, het hoogrek en de lange en vierkante mat.
Maar natuurlijk ook woorden voor de capriolen die de dames en heren turners met
die genoemde zaken allemaal uithalen. Vooropzet, achteropzet, afsprong met
nahupje, breedtestand, reuzendraai, kippe
(spreek uit: kiep), flic-flac, schroef, salto (enkel, dubbel en driedubbel), ga zo
maar door: de kenner en liefhebber weet precies wat ermee bedoeld wordt.
Amplitude (of amplitudo, wat ik eerlijk gezegd een nóg
mooier woord vind) is een begrip uit de klassieke mechanica. Het schijnt de
afstand te beschrijven tussen een vast nulpunt (draaipunt) en draaiende
lichaamsdelen gedurende een omwenteling. Neem de mij onbekende Rus Sascha Abramkowitsch
bij zijn oefening aan de rekstok. (Hoogrek, want zijn trainer moet hem optillen
om aan de oefening te kunnen beginnen.) Sascha houdt de ijzeren rekstokstang
(het draaipunt) stevig vast en zijn lichaam beschrijft ruggelings of buikelings
fraaie cirkels en omwentelingen. Hoe groter de afstand tussen zijn polsen en de
topjes van zijn gestrekte tenen, hoe groter de amplitude. Dat is belangrijk,
want een oefening die met een groot amplitude wordt uitgevoerd is mooier om te
zien en wordt daarom hoger gewaardeerd. Vindt het jurylid voor zover het niet
is omgekocht.
Kampioenschappen turnen
worden in Nederland door NOS-Sport van commentaar voorzien door Hans van Zetten.
Hij doet dat al jaren en hij doet het goed en vakkundig. Het belangrijkste is
dat je kunt horen dat hij van turnen houdt. Het lievelingswoord van Hans is
amplitude. Het hangt van de hoeveelheid zendtijd af, maar normaliter gebruikt
Hans het woord amplitude (hóór het hem uitspreken: am-pli-tú-de) minstens
vijftien keer. Het record staat op 24 (Olympische Spelen, Athene, 2004,
toestelfinale dames).
Als voorlopige afsluiting
(afsprong) een mooi gedicht van Driek van Wissen:
Het klimrek,
knotsen zwaaien op muziek de vloer, het
vogelnestje in de ringen en paard en bok om
overheen te springen dat is de canon van de
gymnastiek
Ook deze op zich heldere uiteenzetting wordt voorzien van enkele
spectaculaire beelden.
Het eerste toont Elsje
Nooitgedacht-Tochgekregen aan de brug met ongelijkvloerse leggers. Op de
laatste serie tekeningen demonstreert rekturner Alphons Doorkruiper een echte Pendelkippe (pendelkiep). Het bijzondere
doet zich voor op tekening 3. Door je benen weg te trappen in de richting van
de pijl komt je bovenlichaam omhoog in de uitgangspositie zodat je buik weer
tegen de rekstokstang rust (laatste tekening).
Vraag: Kent u het maandelijks verschijnend
muziektijdschrift H & W?
Antwoord: Natuurlijk. H &
W staat voor Hoor & Wederhoor. Het is de opvolger van het roemruchte tijdschrift
Melodie & Menskracht. Nagenoeg
alle aspecten van de populaire en klassieke muziek hier te lande en omstreken
worden op passende, muzikale wijze uit de doeken gedaan. Het eerste wat ik doe
nadat ik H&W uit de brievenbus heb gehaald, is pagina 56 opzoeken. Vanaf
die plek wordt de lezer in de rubriek Veel gestelde vragen verlost van alle
klemmende onzekerheid op muzikaal gebied. Het is verbazingwekkend hoe redacteur
Frans Mondharpje er steeds weer in slaagt passende antwoorden te vinden op
onmogelijke vragen. Hier volgt een kleine, leerzame bloemlezing.
Vraag: In maat 54 van de Nocturne in c-klein, opus 112,
van de heer F. Chopin is de tweede noot in de triool een tweedubbel gestreepte
bes. Zou een as daar eigenlijk niet beter op zijn plaats zijn? (Mevr. H. te G-H te Winterswijk)
Antwoord: U zou best wel eens
gelijk kunnen hebben. Waarschijnlijk weet u dat de nocturne geschreven is toen
Chopin en George Sand op Mallorca lagen te zonnebaden en George haar
parasolletje vergeten was. Kenners, waaronder de Rus Blefsky, veronderstellen
dat dáárdoor de onenigheid die ontstond omdat Chopin er niet aan dacht om
thuis het parasolletje op te gaan halen - een foute noot is genoteerd. De
oplossing bestaat hieruit dat de eerste keer een bes en bij de herhaling later een as wordt gespeeld.
Vraag: Wir, die wir wohnachtig sein in Hamburg Harburg,
hören vaak das Niederländer es haben über ein Flötchen von ein Cent. Wissen Sie
missjien wo dieser Ausdruck vondannen kommt?(Frau
Katharine Zehlendorff, Hamburg (D))
Antwoord: Gut von Sie Frau Z. das sie probieren eine Frage zu stellen in
die deutsche Taal. Das beklemmtoont
wiederum das internationale Karakter von unzer Zeitschrift. Sehr früher
benutzen die Scheidsrechter beim Fussballspiel in Holland eine goedkaufe
Trillerpfeife mit einem Erbse darin. (Soms auch eine Spliterbse.) Die kostete
(1938) bei der Hema in Amsterdam ein Cent. Sehr gutkauf also. Darum sprechen
wir noch immer von ein Flötchen von einem Cent.
Vraag: Kunt u mij helpen aan het patroon van het
mutsje datde beroemde pianist Friedrich
Gulda (de vooralsnog enige pianist die in het openbaar bekende te zijn
overleden en dat later weer introk) tijdens zijn concerten placht te dragen? (H. Onder-de-wijn-gaard te Dordt)
Antwoord: Het mutsje is
gemaakt van opgerold koord dat u eerst dient te maken door middel van het
bekende punniken (u weet wel, met een leeg, houten garenklosje met spijkers
daarop.) Het patroon kan gedownload worden bij www punt guldamuts punt de.Rekent u wel op een levertijd van minstens drie
weken. De vraag is groot.
Vraag: Een verre kennis vertelde mij onlangs dat hij in
Wenen een verkleinde midwinterhoorn in leer had gezien die door Beethoven
gebruikt werd als gehoorapparaat. Ik heb altijd in de veronderstelling geleefd
dat Beethoven geen apparaat gebruikte, maar zich behielp met Boheemse
gehoorzalf. Gaarne uw opvatting terzake.
(K. de Graal, Berkel zonder Rodenrijs)
Antwoord: Uw kennis heeft ten
dele gelijk. In zijn latere leven bediende Beethoven zich inderdaad van een
hoortoestel (zie afbeelding beneden). Voordien, en dat weten de meesten niet,
was hij Oost-Indisch doof. En daar helpt geen zalfje lief aan.
Vraag: Weet u wat er geworden is van het eens zo
bekende Lazerop Trio? Dit drietal maakte in de 70er jaren furore in diverse
Nederlandse en Vlaamse popprogrammas. Ik ben hen uit het oog verloren en kwijt
geraakt. (K. Bruinebal, Kortrijk)
Antwoord: Het trio bestaat
nog! Het legt zich thans toe op het zingen van madrigalen in drie-kwartsmaat.
Een recente foto (zie beneden) levert het bewijs.
Overigens: maar nu is het
genoeg! Om nog meer van deze sappige FAQ-teksten te lezen, moet u H&W maar
kopen! Het geld groeit ons, ook muzikaal gezien, niet op de rug! En voor niets
gaat de zon op.
Dat is bijvoorbeeld de
Moldau, zult u zeggen. Gecomponeerd door een zekere Bedrich Smetana die met
prachtige muziek evenzo prachtig de manier illustreert waarmee deze rivier door
de verschillende delen van Tsjechië en Slowakije en vervolgens door tal van
andere Slavische landen stroomt. Van een kabbelend bergbeekje in Bohemen tot en
met een breed uitwaaieren in de Zwarte Zee.
Ik bedoel eigenlijk iets
anders. Mij staat de verschillende manier voor ogen waarop wij naar muziek
luisteren en hoe die in de loop van de jaren verandert. In den beginne was er
de grammofoon, vaak gekoppeld aan de bakelieten radio. We pakten voorzichtig
een vinyllen grammofoonplaat, lieten de diamantnaald in de groef zakken en
plotseling was de kamer vol heerlijke muziek: een chanson met Juliette Greco of
een tango van Malando. Daarna kwam het casettebandje eventueel met walk-man,
gevolgd door de cd. Tegenwoordig staat mijn muziek op een usb-stickje. Dat
steek ik in een passend gaatje in mijn computer of in mijn zeer platte tv en
het wonder geschiedt. Het 125-jarig Koninklijk Concertgebouworkest speelt luid
en duidelijk de begeleiding bij Verdi's Slavenkoor dat ik luidkeels meegalm.
De nieuwste trend is het
ontbreken van de hardware waarop de muziek opgeslagen is. Wie koopt er
tegenwoordig nog een cd? Ik niet, ik zet mij voor mijn computer, schakel een
muziekvoorzienend programma in (ik maak geen reclame, maar het is Spotify) et voila: welluidende muziek stroomt
mijn kamer in. Letterlijk: a stream.
Dat is de stroom die ik bedoel. Ik koop geen cd meer; ik koop een down-load of een stream. Voor een euro per track.
Even voor de verandering iets
anders. Ik kan geen piano spelen, maar ik kan wel een blad met muzieknoten, een
partituur, lezen. Dat dit wel wat raar is geef ik toe, maar daar gaat het nu
even niet om. Mits de muziek niet al te gecompliceerd is en in een redelijk
tempo gespeeld wordt, kan ik in mijn partituur de muzikanten op de voet volgen.
Ik zie de muzieknoten, lees die van links naar rechts mee met de muziek die ik
tegelijkertijd hoor. Echt waar, bij het (mee)lezen van een partituur vallen je
zaken op die je vroeger nooit had opgemerkt. Bijvoorbeeld de pianist die opeens
heel hard (forte!) begint te spelen terwijl de componist daar in zijn partituur
niets over heeft gezegd.
Nee, om van muziek te
genieten, hoef je niet mee te lezen in een partituur. Soms, in een concertzaal,
stoort het. Zoals het met veel geruis gepaard gaande gelijktijdige omslaan van
een partituurbladzijde door een honderdkoppig publiek, net op het moment dat de
sopraan met een uiterst gevoelige aria bezig is.
Als u mij toestaat, zal ik u laten zien hoe
ik het af en toe doe. Ik download eerst een gratis exemplaar van de partituur
die hoort bij een prachtige Beethoven-pianosonate.(Oude klassieke muziek is
vaak gratis beschikbaar.) Bijvoorbeeld die van Opus 109, één van Beethovens
laatste en mooiste sonates. Die laat ik op mijn monitor verschijnen. Met de
muis scroll ik door de verzameling muzieknotenbalken. De cursor wijst een
typische passage aan en met het muiswiel ga ik soepeltjes van bladzijde 4 naar
5. Ik zet mijn cursor netjes aan het begin. Dan start ik een muziekstream waarop de beroemde Alfred Brendel
(ik noem maar iemand) deze pianosonate in E onnavolgbaar mooi speelt. Mijn ogen
volgen de noten op het scherm en mijn oren volgen de muziek uit de
computerluidspekertjes.
Hieronder eerst een stukje
partituur. Het is het laatste deel van de sonate: er staat boven dat het een
zangerig andante is dat nochtans met enige expressie uitgevoerd dient te worden.
Beethoven vraagt bovendien vooraf of de pianist het gesangvoll mit innigster Empfindung (dus zangerig en met innige
gevoelens) wil spelen. De meeste pianisten proberen dat dan ook.
Daaronder ziet u mij aan het
werk. Terwijl de computer zijn werk doet, de pianomuziek door mijn werkkamer
stroomt, wijs ik u even met mijn linkerhand op een paar typische nootjes in de
partituur. De rechterhand verbergt de muis. (Met de zelfontspanner maak ik stiekem
een fotootje.)
Wat een gedoe, zult u zeggen.
Maar dat is even voor het publiek. Normaliter zak ik in een luie stoel - al of
niet met een papieren partituur - en laat de muziek over mij heen stromen.
Over geld gesproken, eerlijk
gezegd aarzel ik een beetje er over te beginnen want als er één onderwerp taboe
is, is het wel geld en dan vooral het gebrek eraan. Natuurlijk zult u niet van
mij verlangen dat ik u tot in details, met 2 decimalen achter de komma,
bijpraat over mijn financiële situatie. Gelooft u mij: samenvattend kan ik
zeggen dat we geen geld hebben, nooit gehad hebben en nooit zullen
krijgen. Maar en dat vergoedt veel - u kunt rustig het woord geld door
geldgebrek vervangen, dan is de uitspraak ook waar. Gemeten naar de
omstandigheden waarin veel anderen moeten leven, hadden en hebben wij,
geldelijk gezien, een luizenleven. Voor echt belangrijke zaken was en is er
altijd geld. Vroeger bij ons thuis en nu niet minder. Dit is misschien ook de
reden dat ik tamelijk onbekommerd over het onderwerp kan schrijven
Natuurlijk zou u kunnen
vragen: maar heb je dan helemaal geen wensen? Wensen die je met (wat) geld in
vervulling zou kunnen laten gaan? Een wereldreisje bijvoorbeeld? Eindelijk, na
zevenenveertig jaar, eens een nieuw bankstelletje in de kamer in plaats van de
bijeengeraapte verzameling meubels die er nu staat? En wanneer laat je
eindelijk eens iets doen aan die energieverslindende (ontbrekende) isolatie van
je huis? Een beschoten kap is toch geen luxe? Waar blijft die camper waarmee je
altijd nog eens de wijde wereld in wilt trekken? Wist je dat er ook nieuwe
vloerbedekking bestaat?
U treft mij op een teer en
kwetsbaar punt. Want eerlijk is eerlijk, stel dat wij onverhoopt plotseling
zouden kunnen beschikken over een fortuin (erfenis? prijsje in de
staatsloterij?) dan zijn er genoeg zaken en doelen te bedenken waaraan wij ons
goede geld kunnen besteden zonder het over de balk te gooien. Maar ach, zo
troosten wij elkaar in een sentimentele bui, u en ik weten dat de dingen die er
écht toe doen voor geen geld te koop zijn.
Naschrift 1: divers vreemd geld uit evenzoveel divers buitenland
Naschrift 2: een prachtig
voorbeeld van een prachtig schrijfschrift, afkomstig uit de lagere-school-tijd
van mijn schoonoom Johan Westerveld (± 1910). Zo is het maar net: het geld is
een goede dienstknecht, maar een slechte meester.
Wat het ook is, het getal 7 (zeven) is in ieder geval een
bijzonder getal. In veel filosofieën, astrologieën,godsdiensten, geestelijke stromingen en
sportieve lichaamsbewegingen speelt het een speciale rol. Ik noem u de kabbalistiek,
het zeven dagen durende scheppingsverhaal, en het magische rugnummer 14 in de beoefening van het
edele voetbalspel. (Ter opheldering van dit laatste voor diegenen die nooit
rekenen hebben geleerd: 14 [het magische rugnummer van Cruijff] =2 keer 7)
Voor velen onder ons is 7 een
geluksgetal. Ook in de wetenschap is de notie doorgedrongen dat er iets aan de
hand is met het getal 7. Zo kennen wij uit de geschiedenis van de psychologie de
Wet van Jost, die ons leert dat 7 keer 3 beter en meer is dan 3 keer 7. Die wet
gaat over het onthouden van iets, maar is ook op andere gevallen van
toepassing. Zo is het verstandiger kleine porties te eten, maar dan wel vaak, dan grotere porties minder vaak. (Dus
beter zeven keer drie lekkere dropjes, dan drie keer zeven van die smakelijke
zoutjes.) En een zekere Georg Miller is erin geslaagd aan te tonen dat wij, in
onze pogingen zaken te onthouden, maximaal 7 van die zaken toelaten tot ons korte-termijn-geheugen,
plus of minus 2, dat wel. Hij spreekt van het magische getal 7 ± 2.
Wie van ons heeft niet ooit
op school voor een repetitie of overhoring een zeven gekregen? In de
systematiek van het cijfers geven aan schoolprestaties betekent de 7 een ruime voldoende. Wat voldoende is, weten
we wel. We krijgen een voldoende van de juf of meester wanneer we naar hun
oordeel voldoende hebben geleerd. Of voldoende vragen goed hebben beantwoord.
Maar wat is ruim voldoende, hoe ruim
is ruim? Joost mag het weten.
Ik wil niet zeuren, er niet
meewarig over doen, want er zijn per slot van rekening ergere dingen die je
kunnen overkomen, maar ik werd gedurende mijn gehele schoolleven hinderlijk
achtervolgd door het cijfer zeven. Ik werd er zogezegd door gestalkt. Wanneer
de tijd aanbrak dat er cijfers op rapporten verschenen, stonden drommen zevens
klaar om op mijn lijst te komen. Dat was op zich al erg, maar zij belemmerden
andere cijfers om hetzelfde te doen.
Het gevolg is dus dat het
wemelt van de 7s op mijn rapporten en getuigschriften. Als illustratie laat ik
u hieronder een onechte kopie zien van mijn MULO-rapport (Klas IIIa).
Heb ik gelijk of niet? Het is
toch om dol van te worden! En voor andere klassen, scholen, vakken en leraren gold
hetzelfde. Overal waar ik verscheen, was de 7 niet ver weg. En het ongerijmde
verschijnsel woekert voort. Stel dat mijn cursus Trekzak leren spelen in één
winter die ik via de Open Universiteit volg, wordtafgesloten met een diploma met cijferlijst,
dan hoef ik u niet te vertellen welk cijfer daarop zal prijken.
Te weinig variatie schrijft
iemand op mijn rapport en dat is een afschuwelijke, maar ware constatering.
Alles aan mij is van een eenvormigheid en eentonigheid waar de mensen die het
weten kunnen geen brood van lusten. Ken je Terra, die van de memories? Ja die ken ik. Is dat niet
degene die alles kan, maar alles met mate? Koning van de ruime voldoende, nooit
eens een volwassen zware onvoldoende, nooit eens een grandioze 10 voor een
unieke prestatie.
Natuurlijk overdrijf ik
schromelijk. Maar het is waar dat ik soms wel eens een beetje jaloers ben op
mensen die iets heel speciaals heel goed kunnen. Daar moet je overigens wel
behoorlijk kieskeurig in zijn. Vijf en twintig meter figuurzagen in 5 mm triplex en dat in 4
minuten wil ik helemaal niet kunnen. Maar een bestseller schrijven
bijvoorbeeld, dat lijkt me wel iets.
Tenslotte laat ik aan het
eind van dit verhaaltje nog even mijn oude lagere-school-juf verschijnen. Zij
geeft mij een dik verdiende tien met een griffel plus een zoen. Op de lei kan
ik u dat laten zien. Ik doe het met een krijtje, want de griffels zijn
langzamerhand uit de tijd. Laat staan nu overal de i-pads ten tonele
verschijnen.
Laat ik u voor de verandering
eens iets vertellen over onze oude barometer. Die is ruim 80 jaar oud en
voorspelt nog altijd hondstrouw het weer dat ons te wachten staat. Meestal
staat zijn wijzer in de buurt van 760 (mm. kwikdruk). Bij mooi helder weer iets
daarboven, bij lage druk iets minder. Het kleinste getal dat hij bij mijn weten
ooit heeft aangewezen was 718. Ongelogen. Een dag met zware buien, loeiende stormen en een
buitenaards lage luchtdruk.
Hoe weet ik eigenlijk dat de
barometer meer dan 80 jaar oud is? Staat er een aanschafdatum op? Nee, maar de
barometer was een geschenk van de buurt toen achter de boerderij van mijn
schoongrootvader een nieuwe schuur is gebouwd. Dat was in 1927. De
bouwtekeningen hebben we nog steeds. Wat we ook bewaard hebben, is het
meiboomgedicht. Bij ieder nieuw bouwwerk werd (en wordt) volgens oud
Achterhoeks gebruik door de (jonge, ongetrouwde) buren een meiboom gezet. Dat
is een dennenboom uit het bos, zeker twaalf meter lang, want de onderste twee
meter worden verankerd in de grond, en de top bovenaan moet in ieder geval
boven het dak uitsteken. Aan die top, fraai versierd met slingers en papieren
roosjes, hangen traditioneel een krans
en enkele onnutte zaken zoals lege bierflessen. Op de stam wordt op ooghoogte
een gedicht bevestigd dat door een creatieve geest is bedacht.
Nu, in de eenentwintigste
eeuw hangt de barometer samen met zijn vriendje de thermometer in onze
voorkeuken. Op een vernieuwd plankje
omdat het originele door de houtworm ten dode was opgeschreven. Het gedicht
hangt daar waar het hoort: in de schuur, aan de muur.
Het originele meiboomgedicht
bij de nieuwbouw van de schuur is een toonbeeld van echte volkskunst.
Natuurlijk in de volkstaal, met hier en daar een woord dat wij hedentendage
niet meer gebruiken. Een vast rijmschema, maar geen domme rijmelarij. Zeer
waarschijnlijk is het gemaakt door Jan Willem uut t Goor, een pseudoniem van het
hoofd-der-school hier uit onze streek en zeer gewaardeerd als schoolmeester, dirigent
van de fanfare, schrijver van volksverhalen en dichter van
gelegenheidsliederen. Ik laat het hieronder volgen. Met behulp van enkele
toelichtingen kunt u de strekking vast en zeker wel volgen. Het laatste couplet
- dat enkele waarheden als koeien bevat - heb ik in z'n geheel voor u vertaald:
Toch doet de barometer
aan 't weer geen goed of kwaad.
Dát kunnen we beter overlaten (aan de
weergoden),
het ding geeft alleen wat raad.
Zoo
is de nije schure
dan
bijnao kant en klaor.
Daor
köj gemak van hebben,
aj
staot an t klompenboor1.
Daor
könt de varkens joechtern2
en
vretten dat ze stönt3,
daor
meugt de hoender kaaklen4,
haost
meerder dan ze könt.
Daor
köj de oogst in bargen
as
alles dreuge is.
As
t altied deur wol règenen,
dan
liep jô alles mis.
Um
ow now wat te helpen
bij
t ongestaödig5 weer,
hej
hier van ons een weerglas;
dan
wet ij toch wat meer.
Toch
duut de barometer
an
t weer gin goed of kwaod,
dat
köw maor aoverlaoten6;
t
dink gef alleen wat raod.
de
jonge naobers7
1: een afgesloten deel van de
schuur was een klompenmakerswerkplaats
2: knorren of schreeuwen
3: steunen of kreunen van
genot
4: een stuk van de schuur was
in gebruik als kippenhok
5: wisselvallig
6: dat kunnen we maar beter
(aan het lot) overlaten