Elk voorwerp kan onderwerp zijn. Van mijn zoektochten. Alsof
die dingen zich met opzet aan mijn blik onttrekken. Even kijk ik een andere
kant op en hop: weg die sleutels. Of bankkaart, pen, mijn favoriete koffiemok,...
Die hamer had ik net nog in mijn hand. Ik weet zeker dat ik die even er voor op
tafel had gelegd
En ik zie slechts een vaas, kaars, bril, boek met titel
waarom mensen niet gelukkig zijn . Maar géén hamer. Zelfs niet in de omgeving
van de tafel
Ik zie dat stuk metaal gniffelend in zijn steel lachen,
overgaand naar in alle stilte proestend heen en weer schuivend van de pret.
Wanneer hij mijn emotie kan aflezen van mn gezicht en algehele houding: van
verbazing naar ontzetting. Van: hoe is dat nu mogelijk over luidop vloekend,
waar is dat klopding? naar t is weer van dat ik haat het elke keer te moeten
vragen: schat, heb je mijn hamer gezien?
Én jawel, zodra ik die vraag stel aan huisgenote van dienst,
gaat die met vastberaden pas naar dé plaats délict. Daar waar ik, in dit geval
een hamer, die zelf neergelegd zou hebben
.En elke keer opnieuw krijg ik een of
andere variant te horen van een voor mij retorische vraag: wat zou je zijn zonder mij? of kunnen
mannen eigenlijk wel zoeken? Terwijl ze betreffende onding meewarend
glimlachend in mijn hand duwen: nèh
Ware het niet dat ik wéét dat het absoluut niet kan dat
voorwerpen hun eigen weg gaan, zo nu en dan besluipt mij toch de twijfel. Ik
kijk beteuterd naar de hamer, verdenk hem van pestgedrag
Hoorde ik nu
schaterlachen? Zou ook nog kunnen: ik heb een fantastische carrière als
goochelaar gemist. Weg toveren, alles, altijd en overal. Alleen werkt de magie
voor het terug brengen niet. Ik wist niet
eens dat ik kón goochelen. Googlen, dat wel. Ik vind er van alles. Behalve dat
wat ik zoek.
Niet dat ik het kan hebben dat alles zo maar rondslingert.
Dat er binnen de kortste keren op elke stoel, tafel of zetel zich stapels
vormen. Nee, ik kan het zelfs niet hebben. Het zorgt voor chaos in mijn hoofd.
Dus alles netjes aan de kant. Alleen is die kant nu eens hier, dan eens daar.
Mijn jongste verwoordde het kort en bondig: Geef nu toch eens alles een vaste
plaats én hou je daar aan
Vooral dat laatste blijkt keer op keer een moeilijke te zijn.
Dat leunt heel dicht aan bij multitasken. En gezien ik een man ben, kan ik
wetenschappelijk bewezen, niet
multitasken. Bij uitbreiding zoeken dus ook niet, geef ik de volgende keer
ridderlijk toe. Wanneer de vindster van dienst weer eens vraagt: is t weer
van datte?
|