Ik ben T, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Tee.
Ik ben een man en woon in (Belgie) en mijn beroep is trust me, I m a salesman.
Ik ben geboren op 27/03/1964 en ben nu dus 61 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: walking by myself.
www.youtube.com/watch?v=ABGHGLvkPcY
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.
Schrijfsels, dichtsels en andere dingen
Life's too short, so
smile, while You still have teeth ;)
23-02-2020
verloren
Elk voorwerp kan onderwerp zijn. Van mijn zoektochten. Alsof
die dingen zich met opzet aan mijn blik onttrekken. Even kijk ik een andere
kant op en hop: weg die sleutels. Of bankkaart, pen, mijn favoriete koffiemok,...
Die hamer had ik net nog in mijn hand. Ik weet zeker dat ik die even er voor op
tafel had gelegd En ik zie slechts een vaas, kaars, bril, boek met titel
waarom mensen niet gelukkig zijn . Maar géén hamer. Zelfs niet in de omgeving
van de tafel
Ik zie dat stuk metaal gniffelend in zijn steel lachen,
overgaand naar in alle stilte proestend heen en weer schuivend van de pret.
Wanneer hij mijn emotie kan aflezen van mn gezicht en algehele houding: van
verbazing naar ontzetting. Van: hoe is dat nu mogelijk over luidop vloekend,
waar is dat klopding? naar t is weer van dat ik haat het elke keer te moeten
vragen: schat, heb je mijn hamer gezien?
Én jawel, zodra ik die vraag stel aan huisgenote van dienst,
gaat die met vastberaden pas naar dé plaats délict. Daar waar ik, in dit geval
een hamer, die zelf neergelegd zou hebben .En elke keer opnieuw krijg ik een of
andere variant te horen van een voor mij retorische vraag:wat zou je zijn zonder mij? of kunnen
mannen eigenlijk wel zoeken? Terwijl ze betreffende onding meewarend
glimlachend in mijn hand duwen: nèh
Ware het niet dat ik wéét dat het absoluut niet kan dat
voorwerpen hun eigen weg gaan, zo nu en dan besluipt mij toch de twijfel. Ik
kijk beteuterd naar de hamer, verdenk hem van pestgedrag Hoorde ik nu
schaterlachen? Zou ook nog kunnen: ik heb een fantastische carrière als
goochelaar gemist. Weg toveren, alles, altijd en overal. Alleen werkt de magie
voor het terug brengen niet.Ik wist niet
eens dat ik kón goochelen. Googlen, dat wel. Ik vind er van alles. Behalve dat
wat ik zoek.
Niet dat ik het kan hebben dat alles zo maar rondslingert.
Dat er binnen de kortste keren op elke stoel, tafel of zetel zich stapels
vormen. Nee, ik kan het zelfs niet hebben. Het zorgt voor chaos in mijn hoofd.
Dus alles netjes aan de kant. Alleen is die kant nu eens hier, dan eens daar.
Mijn jongste verwoordde het kort en bondig: Geef nu toch eens alles een vaste
plaats én hou je daar aan
Vooral dat laatste blijkt keer op keer een moeilijke te zijn.
Dat leunt heel dicht aan bij multitasken. En gezien ik een man ben, kan ik
wetenschappelijkbewezen, niet
multitasken. Bij uitbreiding zoeken dus ook niet, geef ik de volgende keer
ridderlijk toe. Wanneer de vindster van dienst weer eens vraagt: is t weer
van datte?
Buiten, intussen bijna net zo donker als in mijn knusse
warme hoek van de zetel, zijn de kustbewoners hun zee kwijt: die passeert met
steedsgroter wordendesnelheid boven het grote schuifraam. Ik hoor
de wind, voel die niet. De koffiezet daarentegen, pruttelt op tegen het gehuil
dat zich Ciara of Elise laat noemen afhankelijk van waar je woont: Europa dacht
ik... Soit, het zal nog een hele tijd duren vooraleer iedereen door heeft dat
we met zn allen op één bol, genaamd Aarde ergens in de ruimte rondzweven.
Anderzijds, tegen zoveel geluidsovermacht met naam is dat koffie-makende ding
normaal niet opgewassen om mijn aandacht te vangen, ware het niet dat het een
voor mij heel erg sterk argument heeft: het aroma van verse koffie. Dat is op
kousenvoeten op mijn smaak- en geurreceptoren aangekomen en Pavlov-gewijs begin
ik nog net niet te kwijlen.
K zie de regen, intussen nippend aan mn koffiemok, met
banale koe-print en bijhorende levenswijsheid: watching the world go by.Toeval bestaat niet, ik krijg het beeld van
stoomtrein-herinneringergens op de
schors van mijn grijze massa geprojecteerd, net 1 letter te veel, bedenk ik:
watching the rain go by .met bakken, het tuinpad in een onstuimige ondiepe
zwemvijver voor kikkers en hun kroost veranderend: zwemvliezen zouden wel eens
handig kunnen zijn mocht de zee ooit ambitie hebben om mijn tuin permanent te
gaan bezetten
Zo rustig het in mijn uitkijkhoek is, zo turbulent is het
voorbij mijn venster op het stukje stormwereld dat ik nog net kan
waarnemen:bomen zwaaien nachtelijk
spokend heen en weer. Hele grote grassprieten leren ze te zijn:O wee de tak die tegenstribbelt, zelfs een
boom in zijn geheelvliegt er uit.
Liefst bij de buren, als ik mocht kiezen, maar dat mag ik niet want politiek
niet correct. Laat staan dat de natuur zich überhaupt iets zou aantrekken van
politiek .
Ik wentel me nog dieper in mn zachte fleece en geniet van
het hypnotiserend ritme en het geluid van regen, of is het hagel? Indilas « dernière danse » past
hier als gegoten: « Je remue le ciel, la nuit, le jour. Je danse avec le
vent, la pluie.un peu d'amour, un brin de miel et je danse , danse,
danse... » Ik beroer de lucht, de dag, de nacht. Ik dans met de
wind, de regen, een beetje liefde, een vleugje honing en ik dans, dans,
dans .Mijn gedachten huppelen mee heen en weer op dat meeslepend ietwat Pink
Panterachtig ritme.
Tot alles eindelijk alles stil wordt. En morgen, als het
licht weer aangaat, de storm milder zal zijn, mijn grasveld één grote vijver
geworden is. Met fiere hagelwitte zwaan, stilletjes drijvend met een spoor van
uitdijende waterringen glinsterend in het zonlicht die naadloos zullen overgaan
in de golven van een volgende gedachtenstorm. Die kreeg zelfs al een naam:
Dennis deze keer
Voske zong het al voor de eerste keer in 1996: "We zoeken iemand die weet waar het om draait, iemand die nadenkt met behulp van zijn verstand..."
Ik heb het gevoel dat zij die gekozen werden door het volk, zoekende zijn, niet weten waar het echt om draait, doen alsof ze nadenken met hun verstand. En reageren op de hetze van de dag.
Het kleine monstertje groeit dag na dag, knabbelt stil en geniep aan de vrijheden waarvoor een eeuw geleden twee halve generaties sneuvelden. Terwijl angst smeekt om wetten, controle en repressie, zong hij vrolijk verder: "kunnen we morgen weer drinken, is er morgen weer een feest"
Weten de gekozenen dat, als je je kop in het zand steekt, je met je kont omhoog staat? Dat de neiging om die kont een geweldige trap te verkopen onweerstaanbaar is? Dat dat onweerstaanbare vrij is van ideologie en geheel eigen aan de mens? Dat ze daarna niet komen janken met "Ich habe es nicht gewusst"
Ze zijn bij deze verwittigd: mijn linker én mijn rechterschoen worden geboend, geblonken en voorzien van zwart matstalen spitse toppen, de ganzenpas met hoogopzwaaiend gestrekt been wordt ingeoefend, nu nog de gelegenheid afwachten om die geweldige trap te verkopen. Ik zie er al naar uit...
ik haat het. het gevoel de domste van de klas te zijn. zo in de zin van: iedereen wist het al lang, behalve één en die ene ongelooflijk domme oen ben ik dan. het gevoel met open ogen in een meters gapende gracht te lopen en het pas zien als je er midden in staat, met het water aan de kin. ondanks alle bedekte onheilsvoorspellingen, al of niet goed bedoeld. voor - of achteruit, zelfs zijwaarts maakt geen verschil meer uit: de eigen borst is al nat en zelfs geen klein beetje. het gevoel van vallen in je droom en bij het wakker worden vaststellen dat je inderdaad gevallen bent. waarbij de enige troost, de doekjes tegen het bloeden zijn. en het bloeden blijft. scherven die te vrezen zijn, het vorige moment nog stralend geheel, straks geheel onherkenbaar aan flarden. waarvan het lijmen bij voorbaat gedoemd is te mislukken. wegens verdwenen, onvindbare scherven.
Het plein
was leeg, miezerig en desolaat, passend bij het gevoel dat het gsm gesprek
gelaten had.
Zonder er tegen te vechten liet hij de niet te stoppen tranen komen.
Tot er geen onderscheid meer was tussen de wazige beregende autoruit en zijn
door tranen vertroebelde zicht, het snikken versterkt door het stille miezeren
en het trage galmen van de klokken. Elf keer.
Hij zag haar weer zitten in haar slipje en te kleine BH met bloemmotief. Bleek
en mager met rood omrande ogen, stille getuigen van haar wenen.In ijzige stilte was ze gaan zitten op het
toilet.Eerst had hij haar houding
toegewezen aan zijn ferme, niet mis te verstane aansporing: nadrukkelijk
articulerend had hij haar gesommeerd op die voorjaarsnamiddag uit haar bed te
komen, zichzelf te verzorgen en in de vroege zomerse blauwe lucht de rest van
de familie in de tuin te vervoegen.
Wat het alarmbelletje deed rinkelen wist hij niet meer.
Misschien was het zelfs een soort schuldgevoel. Een déja vu. Een letterlijke
dan wat het gevoel betrof. Ze hadden hier al eerder gezeten.
Toen hij zelfstandigheid van haar geëist had die ze nog niet verworven kon
hebben. Het scheurende gevoel door schuld voelde hij weer opwellen, het was
nooit verdwenen. Dus vroeg hij haar op veel zachtere toon waarom ze midden op
de dag zo alleen wilde zijn in haar donkere, te warme kamer.
Haar tranen sprongen letterlijk van uit ongekende diepte met een zo fel
schokkend snikken dat hij geschrokken ademloos woorden zocht om haar te
troosten. Het enige wat hij wist uit te brengen was: maar kind toch . En bleef
in gedachten maar herhalen: waarom toch, waarom?
Er bleven een hele reeks aan fantasie ontsproten veronderstellingen de revue
passeren, de ene al angstwekkender dan de ander.
De aard van de fantasie nam kenmerken van een nachtmerrie aan toen ze
nauwelijks hoorbaar zei: ik ben een probleemkind met een snik of hap naar
adem tussen elke lettergreep.
Hij dacht het eerst niet begrepen te hebben, vroeg verbijsterd: wat zei je
nu?
Ze herhaalde in één adem teug, luid, bijna roepend: ik ben een probleemkind!
Hij zag haar huilen en voelde meer dan dat hij zag: snijdende pijn, scheurende smart
Ze keek door een uitgelopen masker van mascara op naar hem: dit was niet zijn
bijna zestien jarige immer opgewekte dochter. De pijn van haar voelbare verdriet
deed hem letterlijk door zijn benen zakken. Nog stiller had hij haar gevraagd
waarom?
Hij begreep het niet. Alles had hij er aan gedaan om haar te vertellen, te
laten voelen dat ze zijn oogappel was. Dat ze in alle omstandigheden bij hem
terecht kon. Zelfs al was de boodschap niet bestemd voor een vader, die nog
lerende was om vader te zijn van een tiener die sneller dan hij wenste een
jonge vrouw aan het worden was. Meermaals had hij haar in bescherming genomen
tegen de te verwachten emo-uitval van een overbezorgde moeder. Hij had er onder
vrienden zelfs trots mee gepochtdat ze
de moeilijke vragen eerst aan hem kwam stellen...
En nu zat ze daar op dat badkamertoilet, hij op zijn knieen voor haar.
Zag dat ze net als hijzelf naar woorden zocht.
De klamme stilte werd dringender, de verwachting deze te doorbreken dwingender.
Hij zocht de antwoorden waarvan hij
dacht, nee hoopte, dat ze een antwoord
waren op haar zoeken. Paniekerig wanordelijk zoeken uit vrees voor de
zinderende stilte, voor verandering of nog veel erger?
Alle mogelijke vragen kwamen, retorische en zelf ingevulde antwoorden waarbij
nieuwe vragen alleen de bevestiging of ontkenning vroegen van veronderstelde
antwoorden.
De vragen die begonnen met hoe, wat, wanneer, wie, waarom bleven achterwege.
Het enige wat hij bevestigd zag was dat ze naast elkaar aan het praten waren.
Met alle middelen haar probeerde te vertellen dat hij haar ongeacht, onvoorwaardelijk
graag zag.
En daar, naar mate hij zelf aan het woord was , steeds minder in slaagde. Pas dagen
later, per toeval, vond hij haar ingevoerde zoektermen in het internet zoekprogramma.
Elke kleur trok uit zijn gelaat bij het beseffen van het verband.
Hoe kon hij dit gemist hebben? Hoe kon hij haar duidelijk maken dat ze alsnog bij
hem terecht kon?
Schuld, meters hoog én dik, overheersten met zure smaak.
Door de bedampte ruiten zag hij een grootmoeder met kleindochter de straat
tegenover het plein oversteken, samen onder de paraplu, trots en blij met
elkaar.
Hij zou het niet meemaken.
Hij had net een afspraak gemaakt voor zijn dochter.
Om haar keuze, zo snel als mogelijk te laten geschieden, beseffenddat hij daarnet in de feiten, afscheid genomen
had van zijn eerste ongeboren kleinkind Hij hoorde de eerste klokslag van de 12 die gingen volgen.
't Wachten op het weten, woog zwaarder dan het weten zelf: ondraaglijkheid van tijd, door onmacht in al zijn kracht. Tegen beter weten steeds blijven hopen, vechtend... Tegen verraad van eigen cellen, tegen langzaam uitdoven... Tot Gisteren. Tot klare, harde eerlijkheid, verlossing bracht. Nieuwe onmacht brengend bij zij die achter blijven. Aanvaarding in jouw woorden: "Ik deed mijn best, t is jammer da' k niet beter kon" vertelde je met tranen in de ogen. Verdriet,... om ons verdriet... Voor ieder stervende nog een troostend, levend woord, vóór morfine je in pijnloze nevel van niemandsland deed glijden... Ik had het je zo graag gegund, 6 december, nog één keer met je kleinkinderen, de sint en zwarte piet. Helaas, we hadden geen keuze en ook de macht niet... Zij die nog even uitstel hebben, zullen je zachte warme "zijn" onthouden... Allen wachtend... Op blijvende onveranderlijkheid, Het grote niets... .
Het
zomeruur werd uitgezwaaid in stijl.
Mexicaans dan nog, met alles erop en er aan.
Zelfs de tequila en chili con carne, met luchtige gevolgen ervan daags erna,
ontbraken niet.
Van voorgerechten tot dessert: om duimen en vingers af te likken.
De gastvrouw had zich uit de naad gewerkt om deze heerlijk, naar vakantie
geurende, mondwater veroorzakende verwennerij van kleurrijke smaken op tafel te
toveren.
Hoe, kon ik, betere eer brengen aan de gastvrouw en mijn appreciatie laten
blijken door me uit de naad te eten?
Dat is dan ook wat ik deed.
Samenlieten we, ongedwongen keuvelend over
alledaagse dingen,de kunstmatige
tijdssprong ver achter ons. Om vast te stellen dat we inderdaad een tijdsprong
hadden gemaakt: in één keer van avond naar morgen.
Daags nadien, kon ik nagenieten. Vermoeid, met wallen onder de ogen, zonder
hoofdpijn. Van de voorsprong die het nieuwe uur gebracht had.
Loom, eigenlijk lui, lag ik binnen lekker warm te kijken naar de koude witte
laag op het gras. Tenminste, daar waar nog gras te zien was, wegens bijna
geheel bedekt met afgevallen beukenblad.Ik liet me de glinsterendespeling van de ochtendzon op de smeltende gekristalliseerde dauw half liggend
welgevallen.
Gedachten, zoveel als er blaren lagen, passeerden datzelfde beeld.
Smelten.
Was één van de gedachten.
en er was nog heel veel meer mijmering:
Winteruur.
Vroeg donker.
Lenigheid.
Koud.
Beweging.
Tijd.
Blaren rapen.
Eten.
Droog.
Vergankelijkheid.
Hoe het komt dat er ineens een verband was tussen alle voorgaande afzonderlijke
gedachten, waardoor ik helemaal rechtop ging zitten, alle loomheid op slag
verdween, weet ik niet.
Maar het was er.
Voornemens starten altijd morgen zeggen ze.
Awel, nee, het voornemen had ik al veel langer.
Altijd hetzelfde, alleen de pogingen te starten waren inderdaad altijd daags
nadien.
En mijn geheugen bleek toen altijd net iets te selectief vergeetachtig te zijn.
Alsook mijn creativiteit in het maken van sluitende redeneringen waardoor ik
mezelf nog wat langer blazen kon wijsmaken om dat knagend zeurende geweten te
sussen.
Nee, deze keer was het prijs.
Er was een heel fijn festijn geweest, het uur werd teruggezet.
Perfect als afscheid.
Dat het voortaan vroeg donker zal zijn, heeft voor mij, alleen maar voordelen.
Geen mens zal me zien passeren.
Horen mogelijks wel: zwetend zuchtend, blazendpuffend.
Om eindelijk die mentale ommekeer in praktijk om te zetten.
Die morbide vetrijke kiloste laten
smelten.
Als vervroren dauw in het eerste zonlicht.
Tot nog toe
las ik ze nooit.
Om één of andere reden ontsnapten ze altijd aan mijn aandacht.
Te klein, op de verkeerde plaats, geen tijd, geen blik waardig geacht.
k heb het over een dagelijkse rubriek in mijn krant: de horoscopen.
Op
zaterdagmorgen, terwijl het huis nog wacht op de gonzende activiteit van andere
bewoners, zit ik, recentelijk mét bril, aan de keukentafel.
Met een kan verse koffie.
De krant uit te pluizen.
Op mijn hoogst persoonlijk eigen tempo.
Met de radio zacht op de achtergrond, de kan koffie eerder uit dan de krant.
Stijlbreuk met doordeweeksewerkdagen:
dan is er geen van beiden uit.
Dus weet en vooral voel ik: t is weekend.
Was het
gelegen aan de eentonigheid van het platgewalste thema der verkiezingen of
zocht ik op de verkeerde plaats de oplossingen van kruiswoordraadsel en
sudokus?
In elk geval las ik als eerste in de rij van 12 mijn horoscoop:
je hebt een prima voornemen, zet de eerste stap. De planeten zullen je
belonen
huh? Ik loop meestal over van de voornemens, al of niet goed én die beginnen
per definitie altijd morgen.Behalve
deze waar ik net aan dacht: ik moet maar eens zo n Atoma schriftje halen om al
mijn voornemens in te noteren
En daar zullen de planeten mij voor belonen? Hoe gaan die dat doen?
Wat me bij de schrijver bracht: wie verzint nu zoiets?
Fundamenteel
nieuwsgierig, het algemeen menselijk trekje van gluren bij de buren, las ik
alle andere elf ook. Zodra ik me daar lezers bij voorstelde, steeg de schrijver
in mijn achting: die verdient zijn brood met humor!
allez, neem nu: je hebt nood aan
sociaal contact, organiseer een avondje bij je thuis of trek erop uit!
je zal toevallig maar gedetineerde zijn als je dit leest als je horoscoop
En wat te denken van: een mysterieuze liefde duikt op. Vanavond zal de vonk op
een speciale plaats overslaanNah, ik
zou gelijk een elektrieker vragen om een grondige controle te doen op
kortsluitingen als dit mijn horoscoop zou zijn
Of:
Iemand houdt iets verborgen. Je werpt nu een blik op dit spannende geheim
ah zo? Cola: regular, light of zero? Welke soort zou de meeste impact hebben
bij het werpen?
en bij weten is een geheim per definitie verborgen. En zodra niet meer
verborgen, is het geen geheim meer, niet? Awel, wat is er dan nog spannend aan?
Soit, k ben de schrijver dankbaar. Hij deed me lachen tussen alle beschreven
kommer en kwel.
En wete wat? Hij heeft nog gelijk ook.
Ik heb inderdaad een prima voornemen.
k ga horoscopen schrijven.
De eerste stap is gezet.
Nu die belonging nog
Wanneer
de toekomst zich vernauwt, tot wachten op ooit volgend bezoek,
om vals gevoel van parallel leven daar te voelen, terwijl geweten is, dat volop
voelen van echt leven nu en elders , hier is...
Wanneer elke grens van aangeleerd fatsoen vervaagt, buiten elk bereik gelegd wordt, ieder
greintje integriteit vernietigend, om met een berg van te verbergen
schuld, terug te verdwijnen als een dief, wetend, dat elk weer een stuk van
zichzelf, in verdriet achterliet...
Wanneer gezwegen geweten is , dat ongewild betrokken onschuldige kinderwensen,
eindigen, in verwezen achterblijven in ontgoocheling, door volwassenen stukgeslagen
wensdroom...
Wanneer fragmenten van onverwerkt verleden, als immer kwetsende shrapnelsplinter
in het brein blijft steken...
Wanneer wantrouwen door halve waarheden en hele leugens in de ene wereld, achterdocht en angst, elke boodschap, in de andere wereld
onverstaanbaar maakt...
Wanneer elke boodschap té dicht bij de waarheid, bedolven wordt, onder oorverdovende tsunami van stilte, of ersatzneutraalgeacht gedachtengoed...
Terwijl elk weet, dat aaneengeschakeld wachten in uitsluitend enkele
richting leidt, tot besef dat één wereld
stuk moet, om de andere levend te houden, daarmee elk voor zich,
welke keuze ook, zichzelf kapot maakt... Dan, dan is het wachten... Op het onvermijdelijke: aan alles komt een
eind, kroniek van voorspelde vernietiging, van een wereld die nooit was...
Neem een
kluns in driedelig maatpak met gestreken, gemillimeterde snor. Gladde haren, gekleurd,
ravenzwart métallique. Al even secuur in model gekleefd als de gebeitelde
glimlach. Met hagelwitte tanden, geen koffievlekken, geentandplak : wandelende reclame voor een of ander tandpastamerk. Ik wed
dat ze zelfs in het donker licht geven. Mogelijks door de combinatie van de
witheid,de fluor in de gebruikte
tandpasta en afwezigheid van een lichtbron Wat een voordeel zou kunnen
zijn. Zou kunnen zijn gesteld dat je kinderen hebt die bang zijn in
het donker. Of om net op tijd te zien, waar je tegenaan gaat botsen in het
licht fluoblauw verlichte donker. Handig als de elektriciteit het ineens laat
afweten. Vanwege barstjes. Of een beetje vallend betonrot. In één of andere
kerncentrale van zowat een kwarteeuw oud.
Ja zeg, je weet maar nooit hé
Even terug De zwartharige maatpak dragende witte tanden snorremens.
Met glimmend, rimpelloze huid. In dekleur van wat in kruiswoordraadsels omschreven staat als bergbruin. Zo geplukt van het vliegtuig afkomstig uit
streken waar het nooit meer regent. Of
het resultaat van grilltoestel voor mensen: snelbruiners
Wandelend op passend leer van Italiaanse runderen in zijn eigen geurwolk. Een
damp van zeemzoet parfum met een zweem van musk en burned wood. Waardoor elk
gezond paar longen, bij eerste inhalering op slag in kramp gaat Ik zie de smog
borden 90 per uur al geheel vanzelf spontaan draaiend zichtbaar worden zodra
hij gepasseerd is.
Met berekend zuinige stappen passerend met bijpassende das voorzien van Mickey
Mouse motief enin kunststof verpakte Ipad op pad op t voetpad. Langs het terras. Waar ik me onledig
vermaak. Met in de schaduw toekijken hoe de wereld mij passeert. Op dit uur is
deze Ken is op weg naar zijn Barbie of misschien een andere Ken Dat hij
daarvoor zo dadelijk in een cabrio van het merk met vier ringen of een ster
stapt is de voor de hand liggende verwachting. Het beeld dat ik van hem krijg,
dat hij fietsspelden aanbrengt op de messcherp gevouwen broekspijpen en een
oude roeste opa-fiets met torpedo- rem opstapt, terwijl hij met een nasale
kopstem inspector Clouseau-gewijseen
geude euveund wenstaan een
voorbijganger, doet mijn mede terrasgenoten opkijken.
Van mijn plotseling luidop lachen.
Heerlijk, dat kijken naar de mensen
Bedekt, stuurde ze hem het verwijt te
leven in een leugen.
Het waren niet de woorden.
Nee, het was de kilte in de intonatie. Die als gif met koude rilling zijn rug
omhoog kroop. Met een flits verlammend zijn denken binnen drong.
De daaropvolgende stilte sprak.
Meer dan welk gesproken woord ook.
Zij, zij had ooit de wens gehad de zijne te zijn.
Wetend dat haar nu uitgesproken woorden, als snijdende boemerang met zekerheid
en echo terug zouden komen, bleef ze schuilen voor de verwachte storm in haar
eigen gedachtegang.
Hij, hij wist dat ze gelijk had.
Haar wens was ooit zijn strak omlijnd en te vervullen wet.
De eigen opgelegde begrenzing, de wens naar "ons" was een loodzware
ketting van opeenvolgend zelfbedrog en leugens geworden. Hij walgde van de
schim die hij van zichzelf geworden was: alle morele waarden die hij ooit
hanteerde waren één voor één gesloopt. Het besef ervan was wurgend.
De stilte verzwaarde de last nog meer, belemmerde nuchter denken.
Hun gedachten bleven onuitgesproken tussen hen inhangen bijna zichtbaar
zinderend verhitte lucht boven zwarte asfalt. Als een pees, met een te
verwachten oorpijnsuizende knal, op knappen.
Of was het een ballon?
Tot springen toe steeds meer gevuld.
Met irreële, zelf opgelegde onuitgesproken droombeelden: van prinsen en
prinsessen, van huizen met tuintjes en de obligate koters: van zij, van hem.
Daar ergens tussenin de eveneens onuitgesproken verwachtingen en onbegrepen
pogingen te begrijpen, onoverzichtelijk, muur-hoog ondoordringbaar opeen
gestapeld.
Resulterend in verloren onschuld met verpletterende schuldvraag als cadeau
In het surrogaat van zelfverkozen eenzame geborgenheid, stelde elk dezelfde
vraag:
wanneer was die zielsverwant verdwenen?
Geen van beiden had een antwoord.
Dus bleef het stil.
En bleef alleen het voelen.
Elk apart in macabere mime dans van non-verbaal niet-vertellen:
Koud, kil, berekend.
Begin van pijn, onmacht, kwaadheid het rouwproces onbewust gestart.
Het missen van genegen warmte was er al.
De conclusie lag al vast van voor het ooit begon: aan alles komt een eind.
Ze ging er van uit dat het geregeld kon worden.
Door anderen. Zij waren het, die er maar voor zorgen moesten dat alles in orde
kwam.
Die gedachtegang was mooi meegenomen:
kon ze zich blijven wentelen in hetzelfde excuus.
Om uiteindelijk helemaal niks te doen.
Het was zo vaak gebruikt dat ze het intussen zelf was gaan geloven.
Voor de buitenwereld kon ze daardoor heel erg druk gaan doen:schoppen, trappen, foeteren, roepen tegen
elk huis dat groot genoeg was om haar rebellie te vergeven.
De ultieme en edelste weerwraak van het systeem.
Die haar liet zitten met de vraag: waar en tegen wie moest ze uiteindelijk
vechten?
Alleen, wanneer ze alleen was, met niemand anders dan zichzelf,
overspoelde de leegte haar.
Gestorven nog voor de dood kwam, zo voelde het door het kille besef:
ooit had ze geleefd, zelf.
Vrees voor het stille spiegelbeeld het resultaat.
Het zag haar niet graag. Eender welk moment van de dag.
Het trok een mond vol zuur boven vermoeid tranende ogen.
Per keer het beeld naar haar keek, leek ze nog magerder dan de herinnering aan
de laatste keer. Elke keer koude rillingen en nekharen recht.
Alsof een onzichtbare schaduw met ijzige zucht in haar oor fluisterde:
zie je wel, ik ben er altijd
Hetzelfde excuus, waarmee ze vuistslagen op een naald probeerde te geven,
zorgde er voor dat ze werd geleefd:
Haar leven ging alle kanten op. En géén kant ervan die zij zelf wilde.
Daar zorgden die anderen dan weer wél voor
De bestendiging van het lot in uitspraak der berusting:
niks is zeker, behalve de dood
Elk initiatief bij voorbaat gesmoord.
Elke kiem van beseffen tijdig te verdrinken.
Vakkundig. Zoals haar moeder.
De dag erna was de herinnering verdwenen.
Kon het hele toneel opnieuw van voor af aan beginnen.
Met als adagium: ieder hoofd zijn eigen hoofdpijn.
Met aspro bruis als eerste hulp, op zoek naar die éne andere.
Die haar leven in een sprookje zou veranderen.
Intussen nam ze aan, dat er beter geen vragen gesteld werden over sprookjes:
ze had geleerd: ze bestonden niet.
Die witte ridders ook niet.
Als en indien ze er waren, dan vermoedelijk aan de andere kant van de wereld.
In één of andere jungle. Of op het witte doek: goed gecamoufleerd.
In elk geval, niet in haar buurt.
Niet in haar wereld.
Niet dat ze geen moeite had gedaan om erin te geloven.
Integendeel. Ze had het meer dan eens geprobeerd.
Zich verloren, totaal.
Zichzelf gegeven, volledig. Zichzelf vergeten, compleet.
Het werd elke keer nog minder leven.
Ze had ooit ergens een Arabisch spreekwoord gelezen:
Het huwelijk is als een belegerde vesting:
zij die er buiten zijn, willen er in. Deze die er in zijn, willen er uit.
Hoe kon die Arabische mens haar opeenvolgende mannen zo goed kennen?
Ze had hem niet eens gesproken
De laatste in de rij was de grootste goorzak geweest.
Ze had het toen zelfs ternauwernood overleefd.
Nadien gezworen dat geen vent haar nog zou aanraken.
En nu,
zat ze te wachten.
De
tram was ongebruikelijk laat.
Ze
kon niet anders dan de tram nemen.
Haar
poging een rijbewijs te halen was destijds een stille dood gestorven toen de
theorie niet kon ingestudeerd worden.
Wegens
werken voor de broodnodige centen, oppas voor de kleinere broer en zussen en
nog een massa andere verplichtingen zoals het zorgen voor haar dronken moeder.
Dat
was zoals zij zich haar moeder herinnerde: in een soort permanente staat van
dronken ontbinding
Wanneer
moeders toestand naar dagelijkse gewoonte comateus werd,
werd
zij de vrouw des huizes. Of ze dat nu wilde of niet
Ze
had ergens in het middelbaar geleerd van meester Jean over Darwin.
Voor
zover ze nu nog wist, ging het over seks en overleven.
Survival
van de sterkste of was het de fitste?
Het
klopte in elk geval voor geen meter.
Het
kon alleen de slimste zijn:
ze
was in haar eigen Darwinversie daarvan het levende bewijs
En al
wie tegen haar versie ingegaan was, zou het zich beklagen.
Voor
zover ze dat nog konden
Ze
koos speciaal dit uur om te vertrekken.
Er
was dan bijna héél zeker niemand die ook stond te wachten.
Ze
had er een bloedhekel aan als die ongewenste, wachtende medemens een gesprek
met haar probeerde te starten.
Meestal
begon én eindigde het met iets stoms als: wat is het warm. Of koud.
Met
een vragende intonatie, hé?
Helemaal
irritant werd het wanneer er het aanhangsel bijkwam: vind je niet?
Arghhh!
Zo interessant zeg! Alsof zij zich met zoiets bezig zou houden
De
blik die ze dan met haar diepliggende bruinzwarte ogen uitstuurde was tot nu
toe altijd voldoende geweest om elke verdere conversatie in de kiem te smoren.
Ze
had de uitdrukking ooit geoefend voor de spiegel.
Ze
was er zelf van geschrokken, wat haar ervan overtuigde dat als ze die blik in
haar ogen gebruikte, die zó angstaanjagend was, dat géén mens haar nog durfde
te benaderen.
Ze
was zich geenszins bewust of het nu door haar blik of de licht verwilderde,
naar zweet ruikende onverzorgdheid was, waarom de modale medemens haar sowieso
met moeitebenaderde
Straks
was de tram zo laat dat ze haar afweerwapen zou moeten toepassen
Ze
zat op de vertrouwde plaats op de bank, uiterst links.
Gedeeltelijk
met haar rug tegen de zijwand met reclame, niet zichtbaar vanaf straat.
Met
haar benen over elkaar gekruist te friemelen aan haar schouderlange haar.
De
punten hield ze haar nà haar zo ver als mogelijk was, voor haar neus.
Stuk
voor stuk aan het controleren. Ze keek er zelfs een beetje loens van.
Afwisselend
in het rond speurend of er niemand aan het naderen was
Of
stel je voor: haar aan het bekijken was
Of
nog erger: haar gedachten aan het meelezen
Zouden ze echt kunnen zien wat ze dacht?
Als
er één moment was, waar niemand,
maar
dan ook niemand haar gedachten mocht kennen, dan was het nu!
Het
ene been ging op en neer in een onhoorbaar langzaam ritme.
De
nieuwe informatie van vandaag zou ze gaan gebruiken, maximaal
Om
hem te raken: strike én game over
Te
kunnen wentelen in het genoegen van zijn ondergang
Het
tempo waarmee haar lokken door haar duim en wijsvinger gingen, versnelde.
Of de
punten gaaf waren of gespleten, wie zag dat nu nog: who cares?
Het
wees op opperste concentratie, het genoegen van het plannen.
Zelfs
de aanzwellende en daarna uitstervende loeiende sirenes van politiewagens
konden haar niet uit haar trance halen.
Het
onmiddellijke zoete plezier van het ongestoord bedenken.
Met
zowaar een licht naar boven trekken van één mondhoek als bewijs van het
plezier
De
uitvoering van de bedenksels was van een andere orde.
Spannender,
maar vooral: véél later.
Die
verkneukelende gedachten waren nu
Alle
gedachten waren als sardienen, opgejaagd door tonijn.
In
steeds kleiner wordende cirkels gedreven naar hun noodlottig einde.
Die
tonijnen waren de pionnen.
Die
zij ging plaatsen om de desastreuze kettingreactie van sardienen te creëren
Nee,
het waren .
Dominostenen!
Die
zou ze in gedachten zó plaatsen, dat ze er slechts één moest omduwen.
Ze
wist dat het eindresultaat onvermijdelijk was: de laatste steen zou met zekerheid
vallen.
De
gedachte aan de rij dominostenen was haar nog meer genegen dan de opgejaagde
sardienen: die wisten immers wie hun belagers waren.
Nu,
in de in gedachten op te stellen rij, zou de omgeduwde slechts weten wie hem had
geduwd, net vóór het fatale moment van de volgende mee te sleuren in zijn val
Dit
was bijzonder: de allerlaatste kon nooit weten wie ooit de eerste steen de
toekomstigefatale zet had gegeven
De
chaos zou uit het niets komen en vooral: compleet zijn.
Zwart
blakerend, allesvernietigend: daar ging zij voor zorgen
Het
betekende ook, dat ze getuige kon zijn van haar eigen werk.
Kan je me terugbellen aub?' Boodschap per sms van de jongste. Meer stond er niet. Op andere dagen zou ik me er weinig zorgen over maken. Het gebeurt wel vaker dat ik vriendelijk verzocht word terug te bellen. Kwestie van de kosten te verhalen op de verondersteld meest draagkrachtige portemonnee Dezer dagen maak ik me net iets ongeruster bij net hetzelfde bericht. Ze is op eigen initiatief met twee vriendinnen naar zon, zee, strand en nog wel een ander paar dingen in Turkenland vertrokken. Had ze helemaal zelf voor gewerkt, gespaard, uitgezocht, besteld en betaald. Alles netjes geregeld. Ik mocht alleen voor luchthaven vervoer spelen, wat dan ook met plezier werd volbracht. En nu, kreeg ik dat berichtje. Niet dat ik nog snel schrik omdat ook zelfs zelf verbeelde rampscenarios blijkbaar wennen. 'Eerst luisteren' was de boodschap waarmee ik elke ontluikende negatieve gedachte het zwijgen opgelegd kreeg. Dus bel ik terug: verbinding via masten en satellieten en wat er nog allemaal aan te pas komt om de medemens draadloos te kunnen spreken, de gekende beltonen, het wachten tot aan de andere kant het verwacht opgewekte halloooo?komt en dan het antwoordapparaat. Wenkbrauw omhoog. Fronsen tot aan de gewezen haarlijn. En kijken naar het toestel alsof je er los door kan zien tot in Turkije. Moet zowat mijn reactie zijn geweest. Poging 2 en 3 gaven hetzelfde resultaat. Dus stuur ik zelf een bericht uit:"laat rinklen wnnr ik kan blln." Geen tien tellen later, trilt en hoest mijn toestel een swingende beltoon uit om direct daarna weer één te worden met de stilte rondom mij. Hoezee! Poging 4 is prijs: met achtergrond geluiden als was het live vanop Waregem koerse: hallo dag pap, oewist? De sfeer aan deze kant van de lijn direct op oef- modus. Na wat uitwisselen van gegevens zoals het weer, het eten, de gezondheid en de algemene toestand van verblijfplaats, kwam uiteindelijk de vraag waarvoor ik verzocht werd terug te bellen: ze maken hier fotos, negentig stuks op CD voor zestig euro per persoon, we konden pingelen tot veertig. Wat vind je ervan: zouden we dat doen? Nah...best dat ze me niet zag zitten: 'k groeide zowat een halve meter. Helemaal zelfstandig een all in boeken en dan deze vraag ... Wetende dat één van de vriendinnen een méér dan uitstekend toestel bij heeft, gaf ik het milde vaderlijk advies dat ze zelf konden beslissen of ze het waard vonden in te gaan op het aanbod. Met als alternatief: negentig fotos van elkaar te nemen net voor valavond tijdens het zogenaamde gouden uurtje. Wat lichtinval betreft toch. En de veertig euro aan elkaar te geven. Het CDtje zou ik dan wel weer sponseren eens weer thuis. Benieuwd wat de keuze geworden is Hoe dan ook, aan fotos zal er in elk geval geen gebrek zijn. Aan stevig warme welkomstknuffels straks, evenmin.
Blauw... Nog voor ik voelde. Licht en lucht. Geen wolk, geen condens streep. Eindeloos diep licht blauw. Het eerste wat ik zag in het scherp afgelijnde kader recht voor me. De dagelijkse overtocht naar elkaar roepende kauwen had me uit een kleurloze comaslaap gehaald. Voor een keer was ik die zwarte bende lawaaimakende pikkers dankbaar: het contrast met hun gekrijs en daaropvolgende stilte was passend bij mijn staren. Stilte, die ik, in toenemend bewustzijn, zo lang mogelijk wilde koesteren. Door poging elke opkomende gedachte te laten voor wat ze was. Tot de gedachte aan een primaire behoefte abrupt een eind maakte aan het 'sludderen': de lome poging om gedachteloos langzaam wakker te worden en de warmte van het bed zo lang mogelijk te koesteren. Nee , het was niet de behoefte om lichaamseigen vocht te lozen of andere acties van sanitaire aard. Dat kwam later Honger. Niet wetend wat er eerst was: de gedachte of het gevoel Het was in elk geval de reden om de wereld vanuit verticale stand verder dan het raam te gaan bekijken. En te genieten van de ochtendlijke, voor deze keer zonnige, zondagse gewoontes. Douchen, scheren, aankleden. Zoals elke andere doordeweekse dag. Maar dan wel in een tempo, dat enkel door twee racende slakken kan verbeterd worden. Naar de bakker, met de fiets deze keer. Het had het voordeel dat de geur van versgebakken broodjes en de croissants die ik me ter consumptie ging aanschaffen, me tegemoet kwam via de openstaande schuifdeuren. De geur van vers brood doet kopen had ik ergens eens gelezen. Bleek dus waar te zijn: duidelijk te merken aan de rij kandidaat kopers die voor me stond. Het knorren van mijn maag was mijn bijdrage tot de bevestiging van deze geurige wetmatigheid. En jawel, ik kreeg het voor elkaar rustig te blijven wachten tot ik voorzien van broodjes, croissants en krant, de koffie kon gaan maken. Om een andere wetmatigheid vast te stellen: de geur van verse broodjes en koffie doet anderen wakker worden. En opstaan. Alhoewel ik mijn medehuisgenoten ervan verdenk, al wakker zijnde, gewoon te blijven liggen tot ik terug ben van de bakker en de daarop volgende geuren het startsein van hun zondagmorgen zijn. T is ze gegund. Ik heb intussen mijn koffie, krant en zon: meer moet dat niet zijn
Met obligate grijsgroene kousen, dito jas en hoedje. De fluwelen kniebroek accentueerde zijn lengte nog eens extra. Grote half versleten stapschoenen getuige van de ooit reeds afgelegde kilometers. In de lichte motregen leek het er even op of hij in het landschap zou opgaan. Ik was er zo goed als zeker van dat hij dat kon. Als er niet het vermoeide bungelen van zijn armen langs zijn veel te grote lijf was geweest. Alsof ze een eigen ritme volgden. Boven de tegengestelde beweging van de benen en de houterig half draaiende heupen ertussen, die het wandelen op een soort waggelen deden lijken. Het gaf iets triest komisch als totaal beeld: een veel te grote knuffelbeer voorzien van pamperwaardoor hij waggelde. Ik had dat beeld nog ergens gezien maar waar? De vreemde manier van bewegen deed niks af van de gestage constante snelheid waarmee hij me naderde. Het gaf me de gelegenheid één en ander van zijn gezicht af te lezen. Door de nog respectabele afstand niet bedreigend onopvallend. Dacht ik.Ik zag een klaar kijkende blik, voldoende van rimpels voorzien om te getuigen van zijn ooit geleden pijn en eerdere vreugdes, boven een vastberaden mond. Een mond waarvan de hoeken zich licht optrokken tot een gemeende zachte glimlach van herkenning: ik zag je kijken. Op het moment dat ik ervoor koos om een kant te kiezen om elkaar te passeren, kwam hij recht op me af met dezelfde voorzichtige glimlach.
In zijn vraag van één adem zat de toon van onzekerheid: je kent de streek blijkbaar goed, ik ben op zoek naar het station, kan je me vertellen welke kant ik op moet? Zijn lengte zorgde ervoor dat ik moest opkijken en hij zich licht voorover boog. Ik was niet van de streek. Ik was van zowat honderd kilometer verderop. Ik had zelfs geen geldige reden om daar te zijn. Informatie die ik de man verzweeg. Omdat ik de weg naar het station toevallig wel wist. Ik had eerder langs sporen gelopen en waar sporen zijn, zijn treinen, die ergens ooit, toch minstens een paar keer, stoppen. Stopplaatsen die de naam station kregen.Ik ging naast de man staan wijzend in de richting van waar hij kwam, vertelde het luttele wat ik wist, genoeg om hem van zijn verdwaald zijn te verlossen.De bedenking makend, dat als hij nà mijn uitleg verder ging in de tegenovergestelde richting van deze die ik aangewezen had, ik te maken had met een live versie van Benidorm Basterds
Hij draaide zich vlot om zijn as, bedankte me en zei: tot later. En voor ik het goed besefte, was hij op weg in de door mij aangewezen richting.Geen Benidorm basterd Met dezelfde gestage snelheid in zijn grote waggelende passen als daarnet, verwijderde hij zich van me. Ik zag de grote brede licht gebogen rug en bedacht te laat om een stuk mee met hem dezelfde kant op te gaan. De antwoorden, op de zich in gedachten gevormde te stellen vragen, zou ik daardoor zelf moeten invullen . Wandelen deed hij, zo vaak hij kon.Sedert hij te vroeg op pensioen moest gaan. Ik dacht aan de woorden vergeten,versleten,moe Het bracht me bij een gekend lied. En op slag wist ik waar ik het beeld eerder had gezien: ik word daar zo moe van van alles wat ik denk of doe toedeloedeloe gezongen door een over-gedimensioneerde kabouter in een lichtgevend kastje