De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
02-01-2015
Wat vind ik in Slowakije? Een zekere 'pokoj'
Ik ben een week in België geweest, ik zat met dat Gestaltweekend. Wel heeft Zuzana het zoals elk jaar zo geregeld dat ik met Kerstmis thuis ben. Ze zegt dan dat ze mij al die eucharistievieringen wil besparen, maar ik vermoed dat ik gewoon niet echt helemaal toegelaten ben op zo'n belangrijke Christelijke dag en dat is ok.
Mijn schoonouders beschouw ik al zo ongeveer als mijn Slowaakse ouders, zonder de schoon. Ontzettend vriendelijke mensen die mij de hele tijd mijn ding laten doen en helemaal nooit tot iets verplichten. En ook nog eens gevoel voor donkere humor hebben. Ook mochten we hier altijd samen slapen, wat normaal niet mag in Slowaakse gezinnen..
Zo'n nieuwjaarsavond laat ik tegenwoordig gewoon op me afkomen. Als Zuzana mij ook had gebannen of 'gespaard' op die avond, dan had ik gewoon thuis gezeten en was ik misschien een hele avond verloren aan een bejaard videospel. Ik speel nooit nieuwe spellen, grafisch veel te overdonderend. Die eerste videospellen zijn overzichtelijk en moeilijk. En gratis! Het is al erg genoeg dat ik er aan verslaafd ben. Hier in Slowakije kan ik er niet aan, ik heb mijn laptop thuis gelaten, ik typ dus op mijn i-pad en ben te lui om uit te zoeken hoe je die stokoude spellen op zo'n modern wonder van techniek kan spelen. Da's net iets te veel digitale hocuspocus voor mij.
Mijn diepkatholieke familie heeft mij verrast door mij een pikant boek cadeau te doen. Het is geschreven door een vrouw die in Bratislava theater maakt met daklozen. Vast iemand die haar leven niet afrekent op hoeveel geld ze heeft.
Een relatief mooie nieuwjaarsavond was de hele nacht naar afleveringen van 'Rome' kijken met Maryam in 2008 of gezelschapsspellen spelen met Randy in 2010 en 2011 of een seksmarathon met Morgane in Parijs in 2006.
Maar als ik moet kiezen, ben ik toch liever hier, ik vind hier enige mentale rust die ik elders nooit heb gehad, tenzij kort in 2005/2006 toen ik op alle vlakken leek te schitteren. Het plezantste is Kolonisten van Catan spelen met ons vijf. En dan maakt de vader warme wijn, wat ik normaal nooit drink, maar ik doe niet moeilijk. Misschien is het dat Sint-Janskruid, 1 van de vele dingen waarmee ik mijn gemoed gezond hou, maar ik ben vrij gelaten dezerdagen.
Dat hele kerkgebeuren begint ook enig effect te hebben op mij. Niet om wat er gezegd wordt, al zeker niet om de 'ze villen een vinnige kater' gezangen, maar om wat het de mensen lijkt te geven, een soort vrede nemen met het leven. Pokoj. Het is dan allemaal gestoeld op een van de duizenden verhaaltjes om de zonnewende te verklaren, dat ene verhaaltje met Jezus werd daarna opgedrongen door de Romeinse keizers en al die andere gelijkaardige uit maagden geboren op 25 december, gekruisigde en na drie dagen verrezen zonen van Goden raakten vergeten, ok, het is allemaal gestoeld op quasi psychotische fantasie, maar wat een rust hebben deze mensen toch. En een mens is -door de evolutie?- voorbestemd om iets hogers nodig te hebben. In een niet-fundamentalistische, eenvoudige vorm gestoeld op onvoorwaardelijke liefde, zitten er veel voordelen aan het christendom. Zijn ze gelukkig? Ik weet het niet. Ze lijken mij rust te hebben en oprecht kleine dingen te kunnen appreciëren en dat is veel waard. Dat eeuwige gezoek heeft mij vooral kopzorgen gegeven en gefrustreerd zelfmedelijden.
Steeds vaker doe ik gewoon alsof ik ook geloof, gewoon mee met die boel, bidden voor het eten, elke zondag naar de mis. Alleen de kolaci (taartjes) lukken mij niet, ik houd toch werkelijk niet van suiker, ik heb er echt een aversie voor. Met uitzondering van honing en melkchocolade (maar dan wel van côte d'or, geen andere).
Als ik hier makkelijk zou kunnen lopen (waar we hier wonen kan je zonder auto niet buiten komen en lopen moet je hier tussen de uitlaatgassen doen, dus laat ook maar) en therapeut zou kunnen zijn, dan bleef ik hier permanent. Behalve mijn moeder, mijn haast volstrekt afgetakelde grootouders en het pad langs de rivier waar ik -veel te weinig- loop, houdt niks mij in België, maar dan werkelijk niks. Ik erger mij rot als ik Vlamingen hoor spreken, ik verfoei mijn eigen volk, de Vlaamse tv, de Vlaamse kranten, etc. Ik volg er niks meer van en denk in het Engels en het Slowaaks. Wat op hoog niveau lijkt te staan is onze geneeskunde en onze mentale gezondheidszorg, dat wel. Het is nodig ook, want in Vlaanderen moet je aan de drank of in de psychiatrie. Drinken gaat me niet af en van psychiatrie wil ik alleen mijn beroep maken, dus ook dat houdt me daar. De massieve burnoutgolf belooft mij veel werk te bezorgen. Zou je hier in Slowakije als therapeut aan de bak kunnen komen? Al die knazy (priesters) lijken mij stevige concurrentie te bieden, maar dat kan boeiend worden. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat ik een Slowaak tegen een lege stoel laat praten alsof het zijn moeder is, maar wie weet, wie weet?
Ik ga verder lezen in 'la conféderatie sudiste, mythes et réalités' en post ook een foto van dat knap moeilijke maar pikante boekje dat ik cadeau kreeg. In elke zin onderlijn ik minstens twee woorden die ik niet ken. Op de achterflap lees je: Vraviela ze ma namiesto mozgu klitoris. (Ze zei dat ze in plaats van een brein een clitoris heeft).
Vroeg opstaan is geen probleem meer voor mij. De redenen? Genoeg water drinken voor je gaat slapen. Je wordt dan niet compleet gedehydrateerd wakker. In een kamer slapen waar de opkomende zon op je gezicht valt. Ik vind vroeg opstaan zeer aangenaam. Wat kunnen we nog 'invoeren' om meer levenskwaliteit te hebben:
1. Doe één ding per keer en stop niet tot het echt gedaan is. Dat betekent ook: niet constant op internet gaan en doelloos rondklikken.
2. Start conversaties op Twitter in plaats van de hele wereld te proberen 'beminnen'.
3. Geef op wat niet werkt. Als iets echt niet werkt, stop er dan mee en probeer het op een andere manier of probeer totaal iets anders.
4. Schrijf elke goeie inval op. Maak uzelf niet wijs dat je de inval wel zo zal onthouden. Trek een half uur per dag uit en zoek 5 nieuwe ideeën.
5. Vraag mensen om zeer specifieke hulp. Denk goed na over hoe mensen je echt kunnen helpen en vraag het hen dan gewoon.
Tags:William Peynsaert, zelfhulp, meer uit je dat halen, creativiteit
31-12-2014
Het probleem met Vlaanderen is dat het vol Vlamingen zit
Ik ken geen enkel ander land waar men zo bepaald is door wat er verschijnt in de mainstream media. Als in Vlaanderen iets niet op de Vlaamse tv is geweest, dan kennen ze het gewoon niet. Ik vind dat geweldig irritant, vooral omdat er zelden iets interessants op de Vlaamse tv is (Canvas af en toe uitgezonderd).
Het zou kunnen dat dit aan het veranderen is, omdat jonge Vlamingen hun entertainment en informatie zoeken op internet. De immer dalende verkoopcijfers van een uitgehold blad als HUMO lijken mij daar een goeie indicatie van. (Het moet minstens een jaar geleden zijn dat ik zelf nog eens een HUMO in handen had. En als kind ging mijn adrenaline op dinsdagochtend stevig de lucht in, omdat er dan een nieuwe HUMO was. Hoe dingen veranderen )
Vlamingen zijn verder ergerlijk omdat:
-ze doorgaans verwachten dat iemand een job voor hen maakt, in plaats dat ze zelf hun eigen job maken -eerst de obstakels zien van dingen en pas veel, veel later de mogelijkheden -geen interessante tradities hebben -al hun huizen op elkaar lijken -grote autos hebben in een land met een middeleeuws wegennet van smal bochtenwerk -op literatuurvlak enkel de laatste hype achterna lopen. Wie komt ooit een Vlaming tegen met favoriete auteurs die niet zijn opgeklopt door de mainstream media? -het volgers zijn, geen leiders -ze heel erg beïnvloed zijn door wat ze op de middelbare school geleerd hebben en vooral wat ze er niet geleerd hebben -ze Nederland negeren, nochtans een land waarvan ze de taal spreken en waar op cultureel vlak veel meer leeft dan in Vlaanderen, logisch met zoveel meer mondige bevolking -ze leven voor het weekend -kennis van de actualiteit er nagenoeg volledig stopt bij wat er gezegd is in het journaal op tv (en dat is werkelijk het nieuws voor kleuters) -ze geweldig vatbaar zijn voor regels en in de pas lopen -ze heel erg aards zijn, heel erg materieel gericht zijn -massaal pillen slikken, maar wel tegen drugs zijn. Terwijl, of je nu naar voorgeschreven happy pills grijpt of illegale happy pills grijpt, je toch worstelt met dezelfde symptomen: een maatschappij die ons niet gelukkig maakt, of alleszins geen inspirerende doelen geeft -ze plots allemaal een burnout hebben of net hebben gehad. Tiens, waarom zou dat toch zijn? Wie opgescheept zit met Vlamingen zoekt inderdaad al snel naar de nooduitgang.
Tags:Vlaanderen, Vlaamse cultuur, wonen in Vlaanderen
30-12-2014
Ik heb het bijna gehad met al dat analyseren van mezelf
Maar nog niet helemaal, hoor. Ik moet het bijvoorbeeld zeker nog hebben over wat er aan het gebeuren is met mijn beste vriend.
Vandaag kan je alvast lezen op welke manier ik mijn tijd heerlijk, jawel, dat wel, heerlijk, verprutst heb in 2014. Dat kan op mijn engelstalige blog.
Hier wil ik zeggen dat ik het zat ben om voortdurende mentale dissecties te plegen op mezelf, want ik meen dat eindelijk alles in kaart is gebracht en het wordt tijd om weer eens wat te gaan doen. Ik heb de indruk dat ik sinds 2007/2008 bijna niks meer gedaan heb.
En om het zeer, zeer kort samen te vatten: wat ik het allermeest nodig heb, is een productieve staat van flow die ik zelf kies.
Ik ben natuurlijk ooit beginnen bloggen om aandacht te krijgen voor mijn geschrijf. Dat project is echter al snel ontspoord richting een gefrustreerd, haast kleuterachtig geprobeer om aandacht te krijgen, niet voor wat ik schreef, maar gewoon, voor de aandacht. Dat is mij flagrant NIET gelukt. Maar dan echt flagrant niet. Het heeft mij af en toe wel eens een reactie opgeleverd, zelfs eens een lief en gratis boeken, maar dat was het dan. Zoals ik al in eerdere blogposts zei: met je schrijven gaat het bijna sowieso fout als je gaat schrijven in functie van wat je er misschien door kan krijgen.
Toch ga ik door met bloggen en blog ik zelfs vlotter en regelmatiger dan ooit tevoren. Hoe lap ik dat dan? Wel, ik blog nu alsof er helemaal niemand mee leest. Het helpt natuurlijk dat er daadwerkelijk bijna niemand mee leest. Ik blog gewoon voor mezelf, om orde op zaken te stellen in mijn hoofd.
Waarom moet dat dat in het openbaar? Waarom doe ik dat niet gewoon in een geheim, verborgen dagboek? Als het dan toch voor mezelf is?
Goh, ik meen nog steeds dat iemand misschien wel iets kan hebben aan mijn openhartigheid. Op de een of andere manier voel ik ook een sterke drive om elke dag iets te posten. Dat is omdat ik graag naar mijn blog surf en vaststel dat er elke dag iets nieuws staat. Dat heb ik in mindere mate ook met mijn papieren dagboek, maar op een computerscherm oogt het zeer mooi. Misschien is het wel een autistisch trekje van me.
Verder is het ook een manier om contact te leggen met vreemden, je weet maar nooit dat iemand toch eens mijn blog ontdekt, uitschreeuwt: Een verwante ziel!! en mij contacteert, en bam, zie daar, de geboorte van een vruchtbare vriendschap! Ik heb nogal wat openstaande vacatures in mijn departement vriendschap.
Ook heb ik de sterke neiging om een nut te geven aan alles wat ik doe en zon papieren dagboek ligt daar maar te liggen, met zon openbaar dagboek heb ik toch nog altijd de zeer vage hoop dat het misschien ooit wat oplevert, voor mij of voor iemand anders. Misschien is iemand ergens gebaat met het lezen van de zielenroerselen van een medemens die, al zeg ik het zelf, toch niet echt een doorsnee leven leidt of wil leiden.
Voilà, dat stuk van mijn hoofd, waarom ik in godsnaam blog, is ook weer opgeruimd.
-gaan lopen
(FAIL. Ik ben niet gaan lopen. Elke avond ga ik slapen met het
voornemen om te gaan lopen zoals vroeger, maar ik ga niet en heb dan
een liter koffie nodig om min of meer helder in mijn kop te worden.)
-Afspreken met de
nieuwe persoon met mentale problemen die ik begeleid als
vrijwilliger. Dat is goed verlopen. De discretie gebiedt dat ik daar
verder niet veel kan over zeggen, maar ik heb het gevoel dat ik mij
redelijk nuttig heb gemaakt vandaag.
-Kerstcadeaus
kopen voor mijn Slowaakse schoonfamilie. Ik heb twee fonduesets voor
chocoladefondue, een kilo of twee chocolade, een tamelijk elegante
stolp om snoep in te bewaren, een uitbreiding van het gezelschapsspel
kolonisten, drie sets met gerief om aan manicure, pedicure en
wenkbrauwicure te doen, en nog wel wat dingen.
Ik ben te voet
naar Aalst gegaan, ter lichte compensatie van het niet gaan lopen. En
ik ben ook te voet teruggekeerd beladen met al die kerstcadeaus en
een bescheiden berg cake en gebak voor mijn schizofrene tante die bij
mij inwoont. Waarom ik per se moet vermelden dat mijn tante
schizofreen is, weet ik niet. Misschien om terloops te verklaren
waarom ze bij mij inwoont. Waarom ik haar een berg suikergoed lever?
Omdat ik weer voor een tijd het land uit ben en anders zoekt ze het
hele huis af op zoek naar complexe koolhydraten. Vandaar.
Daarna ben ik nog
bij mijn grootvader gegaan die geen stap uit zijn bed meer kan zetten
en ook nauwelijks nog beweegt, omdat die mens zich steendood verveelt
en ik blijkbaar de enige in de familie ben die voor hem klassieke
muziek kan opleggen. Wreedaardig moeilijk is dat, dus ik zet internet
op mijn I-pad via mijn GSM en speel dan een half uur André Rieu voor
hem. Ja, ik moet toch werkelijk een edele inborst hebben dat ik om
iemand een plezier te doen een half uur naar André Rieu wil
luisteren die ik Rieusachtig oninteressant vind.
Voorts heb ik nog
geblogd in het
Engels. Hetgeen mij iets meer lezers oplevert dan deze
Nederlandstalige blog, want u, ja, u, bent zo ongeveer de enige
persoon die dit leest. En, hoe voelt dat?
Wat heb ik verder
nog uitgevreten vandaag? Ik heb een minimum aan gewichtsoefeningen
gedaan om mijn iets meer dan gemiddeld ontwikkelde biceps te
onderhouden, maar ook niet meer dan dat. Ik heb al mijn regels
voor het leven op de achterkant van een nutteloze poster geschreven.
Ja, dat is de foto. Daar volgt ooit nog wel een gedetailleerde blog
post over, maar dan eerder in het Engels, zodat het misschien ook
eens iemand leest.
Wat nog? Wat nog?
God, laat dit niet alles zijn wat ik vandaag gedaan heb. O ja, ik heb
ook nog gemaild naar mijn jeugdvriend numero uno. Een van die
vrienden die ik verloren heb aan de 9 to 5 wereld. En verder heb ik
mijn hoofd allerlei dingen beraamd die mij meer connectie kunnen
opleveren met mensen dan bloggen. Want bloggen, tenminste in de vorm
dat ik dat doe, moet zo ongeveer de meest stupide vorm van contact
leggen zijn sinds streaker tijdens een voetbalmatch.
Thats all
folks, tenminste tot nu toe, want de nacht is nog zeer jong. En
Nirvana knalt uit de boxen, meestal leidt dat nog wel eens tot iets.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
26-12-2014
Jachtinstinct botvieren in de Kringloopwinkel
Op mijn Engelse
blog leg ik uit hoe
Kurt Cobain het miste om te snuisteren naar spotgoedkope parels
in tweedehandswinkels, nadat hij rijk genoeg was om meteen hele
ketens van tweedehandswinkels op te kopen als hij daar zin in had
gehad. Zelf ben ik nog zo rijk niet, dus ik heb nog wel het plezier
om bijvoorbeeld spotgoedkope boeken bij elkaar te jagen in de
kringloopwinkel. Mijn vrouw is er trouwens van overtuigd dat veel
geld hebben de creativiteit doodt. In het geval van Kurt Cobain
leidde geen geld hebben alleszins tot de kledingstijl grunge.
Wat zo ongeveer de modelijn is die je krijgt als je zo weinig
mogelijk geld wil of kan uitgeven aan je kleren.
Mijn regel in de
Kringloopwinkel is: Ik koop geen enkel boek dat duurder is dan 1,25
euro. En liefst van al koop ik ze aan 50 cent of 25 cent. Deze keer
kosten ze allemaal 0,50. Behalve de klepper War and Peace, die kostte
de volle 1 euro.
Ik
vraag mij meer en meer af of het nog enige zin heeft om in het
Nederlands te schrijven. Wie wil zien wat ik schrijf in het Engels
kan
hier terecht. Ik houd het voorlopig hier op: ik blog nog elke dag
in het Nederlands, en dan vooral in een soort dagboekvorm, en ik maak
nog enkele manuscripten en verhalen af in het Nederlands, MAAR ik wil
prioritair in het Engels schrijven vanaf, euhm, vandaag.
Verder heb ik ook
beslist om nog minder afleiding toe te laten en mijn activiteiten
strikt te beperken tot de volgende lijst:
-sporten -schrijven -lezen -les
volgen of les geven -theater maken -therapie geven -tolken
De aanleiding van
deze lijst is vooral dat ik merk dat ik gewoonweg verslaafd ben
geraakt aan het luisteren naar en het bekijken van documentaires op
internet. Dat is allemaal zeer leerrijk, maar op den duur wordt het
ook best repetitief en is het natuurlijk helemaal niet productief. Ik
merk vooral dat ik alle andere activiteiten laat liggen om toch maar
naar documentaires te luisteren.
De hoofdreden
waarom ik niet ga lopen is bijvoorbeeld omdat ik dan niet naar
documentaires kan kijken. En ja, ik heb al overwogen om een loopband
te kopen, zodat ik tijdens het lopen gewoon verder kan kijken naar
documentaires. Je zou trouwens denken dat de voorraad documentaires
toch uiteindelijk uitgeput raakt, maar dankzij YouTube is dat niet
het geval, ik vond toch altijd weer iets. Ook is mijn visvijver nogal
groot, omdat ik ook vaak naar documentaires in het Duits,
Slowaaks/Tsjechisch, Russisch, Frans en desnoods ook wel in nog een
stuk of vijf andere talen kijk. Ik vind het ook interessant om
dezelfde docu in verschillende talen te bekijken. Dus als
docuverslaafde kan ik bijna permanent aan mijn trekken komen. Het
hoeven ook geen docus te zijn, lezingen zijn mij ook al goed. Dus
vandaar de lijst. Het eerste effect dat ik merk is dat ik meer
schrijf. Hoera! Want dat was de bedoeling.
Ik vrees dat al
die docus, lezingen en woorden van anderen ook mijn eigen
gedachten verdringen, ik bestrijd er de stilte mee, ik heb een horror
silentiae ontwikkeld die ik behandel met audioboeken, docus en
lezingen. Waardoor ik mijn eigen creatieve invallen verdring.
Wellicht omdat ik behoorlijk overstelpt kan raken door mijn eigen
invallen. Zelfs terwijl ik lees en docus bekijk moet ik slaafs
mijn eigen invallen noteren in een schrift. Soms om bijna gek van te
worden. Tijdens al dat bekijken van docus bouwt er een fysieke
spanning op, die ik enkel kwijt raak als ik schrijf. Dus, in plaats
van mijn kop te vullen met de woorden van anderen, zal ik meer
schrijven.
Lezen over Gestalttherapie, Tony Robbins, een beetje trainen en zorgen voor mijn grootouders
Vanmorgen
twijfelde ik over welk boek ik zou lezen. Een boek over de
Amerikaanse Burgeroorlog of een boek over Gestalttherapie.
Uiteindelijk is het Gestalttherapie geworden. Het is een dun boek,
maar het lezen gaat traag, want elke zin lijkt mij essentieel.
Tussen door heb
ik nog eens naar Unleash the power within geluisterd van
Anthony Robbins, mijn eigenste equivalent van wat andere mensen
vinden bij de muziek van AC/DC, gok ik. Ook heb ik enkele lezingen
bekeken van een therapeut die verschillende vormen van therapie kort
uitlegt.
Voor de rest heb
ik voor mijn grootouders gezorgd. Mijn grootvader kan zijn bed totaal
niet meer uit en je moet hem alles brengen. Uit zichzelf doet hij
bijna niets meer. Ik moet ook zijn eten voor hem snijden.
Verstandelijk is hij vrij goed mee met de actualiteit, maar soms is
hij in de war. Zo is hij er soms heel erg van overtuigd dat het
ochtend is terwijl het al avond is. Mijn grootmoeder is nooit mee
geweest met de actualiteit en bijzonder vergeetachtig. Ze vraagt
voortdurend hetzelfde. Nochtans zou ik niet zeggen dat ze echt
dementeert. Eerlijk gezegd denk ik dat ze nooit geleerd heeft om haar
verstand te gebruiken. Mijn grootvader regelde altijd alles en zelf
heeft ze altijd drie dingen gedaan: overdreven schoonmaken in huis,
overdreven veel geld sparen en naar tv kijken. Er zit wel meer in
haar dan er meestal naar boven komt. Ze heeft bijvoorbeeld een
plagerig gevoel voor humor, op voorwaarde dat ze zich op haar gemak
voelt. Eigenlijk is ze heel erg een kind van haar tijd.
Geïndoctrineerd om een zo normaal en onopvallend mogelijk leven te
leiden. Van haar verwachten dat ze van dat patroon zou losbreken, is
niet echt eerlijk.
Mijn grootvader
kijkt graag naar klassieke concerten. Die leg ik hem op via YouTube
en mijn gsm (voor internet) en mijn I-pad (voor beeld). Dat wil wel
zeggen dat ik dan zelf mijn gsm en mijn I-pad kwijt ben voor enkele
uren, maar allez. Die mens heeft buiten eten, muziek en tv eigenlijk
bijna niks meer. Hij zou het voor mij trouwens echt niet doen. En
das ok. Ik weet dat hij het totaal niet zou doen voor mij, maar
dat neemt niet weg dat ik het best plezant vind om hem een plezier te
kunnen doen.
Misschien de
belangrijkste observatie van de dag: als ik niet ga lopen (=joggen)
heb ik een vreselijk slecht concentratievermogen en heb ik de neiging
om meerdere dingen tegelijkertijd te doen, zoals opruimen of afwassen
terwijl ik naar een audioboek luister en tussendoor ook met gewichten
train). Dat heb ik niet als ik ga lopen. Toch ga ik niet lopen.
Eigenlijk kan ik stellen dat ik een dag grotendeels verpruts als ik
niet s ochtends ga lopen. Lopen doet werkelijk wonderen voor mijn
concentratievermogen. Ook kruipt er een ongedurigheid in mijn spieren
en mijn gewrichten. Als ik niet loop, voelt mijn lijf stram en een
beetje pijnlijk aan. Zoveel redenen om te gaan lopen en toch doe ik
het niet. Dat moet iets zeer menselijks zijn: niet doen wat goed is
voor u.
Ik vraag mij dat
al een hele tijd af. Dus heb ik een resem documentaires bekeken op
YouTube. En eerlijk gezegd ben ik in shock.
De manier waarop
geld in onze economie komt, is waanzinnig simpel. Banken mogen negen
tiende van het geld dat ze hebben uitlenen. Ze moeten maar tien
procent echt in huis hebben. De andere negentig procent lenen
ze uit. Maar die negentig procent kan ook weer door een bank
uitgeleend worden voor negentig procent. Geld komt dus voortdurend
in omloop als de schuld van iemand anders. Geld is schuld. En er is
nooit genoeg geld in omloop om alle schuld af te betalen. We nemen
dus allemaal deel aan een monetaire stoelendans waarbij enkele mensen
sowieso failliet gaan, hoe zeer iedereen ook zijn best doet. Nog
erger is dat er op die schuld interest komt. Schuld moet terugbetaald
worden met interest. Dat is een systeem dat goed is voor wie al veel
geld heeft en het kan uitlenen. Ook is er geen ontsnappen aan
inflatie (het stijgen van de prijzen), er komt steeds meer geld in
omloop dat door niets tastbaars meer vertegenwoordigd is.
President Nixon
heeft de laatste link met de goudstandaard doorgeknipt. Geld is niet
meer gebaseerd op goud dat ergens in de kluizen van een bank ligt.
Het is gewoon papier. Voor het grootste deel is het zelfs geen
papier meer, maar bestaat het alleen maar digitaal. De enige reden
waarom geld nog waarde heeft, is door geloof. Jij en ik geloven nog
altijd dat een bankbiljet ons producten en diensten kan kopen. Maar
dat kan alleen nog door dat geloof. Als we met zijn allen naar de
bank lopen en ons geld willen inwisselen voor iets intrinsiek
waardevols, goud bijvoorbeeld, dan kan de bank ons dat niet geven.
Het enige wat al deze documentaires niet vermelden is dat inflatie in
zekere zin goed is voor wie schulden heeft. Want uw schulden worden
steeds minder waard door die inflatie.
Ik ben redelijk
in shock om vast te stellen dat banken geld in omloop brengen als
schuld en dat er sowieso te weinig geld in omloop is om alle schulden
af te betalen, dat is inherent aan ons monetair systeem. Die eeuwige
schuld zorgt er ook voor dat onze politici (die meestal niet echt
iets snappen van economie, die zitten liever in quizprogrammas)
het voortdurend hebben over groei en inleveren. Twee dingen die zeer
moeilijk samengaan. Daarom ook dat er veel rijkdom is, maar alles
samenhangt met stress: leningen, schuld, de stoelendans waar we aan
meedoen, want er is niet genoeg geld om alles terug te betalen.
Ergens valt iemand er van tussen, die moet failliet gaan. Ons
monetair systeem is een kaartenhuis dat we bizar genoeg in stand
houden door er samen in te geloven.
Aangezien ik het
slordig uitleg, begrijp ik het nog steeds niet helemaal. Dus als er
ergens een expert zich geroepen voelt om het mij uit te leggen, ga
gerust uw gang.
Creepy wordt het
als Abraham Lincoln al in de jaren 60 van de 19de eeuw voorspelt
dat het grondig fout gaat lopen met ons financieel systeem. Extra
creepy voor mij omdat ik Abraham Lincoln goed ken van de Amerikaanse
Burgeroorlog, maar niet echt veel weet van zijn visie op geld. Een
ontdekking bovenop de ontdekking dus.
Een tip:vraag
de komende tijd aan zoveel mogelijk mensen: Waar komt geld
vandaan? of Wat is geld?. De kans is zeer groot dat ze dat
helemaal niet kunnen uitleggen. Ik heb er ook nog altijd moeite mee.
Iets dat we elke dag gebruiken, iets dat zoveel van ons leven
bepaalt, is eigenlijk een zeer groot vraagteken voor ons. En dat is
toch wel scary. Waarom hebben ze ons op school nooit deftig uitgelegd
wat geld is?
Tags:William Peynsaert, geld, waar komt geld vandaan?, wat is geld?
24-12-2014
De antwoorden zitten in ons, maar ze moeten je aandacht verschalken om indruk te maken
Tijdens
de Gestalttherapiegroep deden we nog een geleide visualisatie. Spoiler
alert, als je van plan bent om deel te nemen aan een
Gestalttherapiegroep, lees dan niet verder, want het werkt beter als je
niet weet wat er komt.
Tijdens
de visualisatie loop je langs het strand, langs de zee. Telkens kom je
jezelf tegen. Eerst als klein kind, dan als de volwassene die je nu bent
en dan je heel erg oude ik. Drie keer William Peynsaert. De eerste twee
zal ik nog herkennen, maar, wow, wat was er met die derde?
Eerst
het jonge kind. Ik voelde vooral vertedering, wat een lief kind. Dat
kind verbaasde mij ook want het vertelde mij vanalles over de
Atlantikwall, waarschijnlijk door de setting, en omdat ik daar als kind
veel mee bezig was. Ik voelde ook veel verdriet omwille van de pijn dat
dat kind nu al voorvoelt, maar nog moet meemaken. Ik heb dat kind over
zijn Beatlekapsel gestreken en ben dan verder getrokken.
Toen
kwam ik de ik van nu tegen. We waren blij om mekaar tegen te komen,
opgelucht, maar ook met lichte paniek, en uiteindelijk toch vooral een
constructieve mindset: hoe gaan we dat hier nu oplossen? Wat moet er
opgelost worden? Ik wil veel meer geld verdienen en veel meer baas zijn
over mijn carrière. Dat is eigenlijk alles.
En
dan kwam de verrassing: Mijn oude ik is heel erg anders dan mezelf nu
of mezelf als kind. Héél erg anders. Totaal anders eigenlijk.
Hij
is zich aan het amuseren in een racekar met een zeil. Hij komt van een
groot feest dat achter hem op het strand aan de gang is. Een groot feest
met zijn vrienden en zijn familie. Ik snap er niks van. Hoe heeft hij
dat gelapt? Hij (ik dus) sta voor mij in een luchtige surferskleren, een
afgewassen korte jeansbroek. Hij is zeer enthousiast, vrolijk, en veel
energieker dan de twee vorige. Hoe heeft hij dat gelapt, vraag ik hem.
Hij zegt mij: Omring je met zoveel mogelijk mensen. Hij geeft mij ook
een symbool met een kracht. Eerst ben ik teleurgesteld. Hij geeft mij
een rood hart gemaakt van zeildoek. Ik denk: wat voor iets debiels is
dat nu? Maar wanneer ik het aanneem, blijkt het een machientje te zijn
waarmee ik enorm hard kan vliegen. Het is zo krachtig dat het mij nogal
wat moeite kost om het te besturen, maar uiteindelijk vlieg ik er mee
tot de sterren. Waar ik trouwens mijn vader terugzie. Ook daar boven,
boven de wolken is een groot, interessant feest aan de gang. Als ik
terug bij de oude man ben, die veel levendiger is dan ikzelf, zegt hij
nog: Pak alles niet zo serieus, kerel.
Van het hele weekend heeft deze visualisatie mij de meeste rust gebracht en ook veel enthousiasme.
Straf dat zoiets kan. En het lijkt allemaal zo simpel. Dikke proficiat aan de therapeut die de groep begeleidde.
Well, Im goin out west where I belong
Where the days are short and the nights are long
Where they walk and Ill walk
They twist and Ill twist
They shimmy and Ill shimmy
They fly and Ill fly
Well theyre out there ahavin fun
In that warm California sun.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
ik lijd aan aandachtszucht
Maar
dan wel in een eerder passief-agressieve vorm (uitleg volgt nog). Ik
ben mijn aandachtszucht als ziekte beginnen beschouwen, iets dat mij
afremt, een kanker, een tumor, een belemmering, een juk, een molensteen
rond mijn dikke nek, een dwangbuis, een vorm van zelfcastratie.
Serieus,
ik moet er echt mee stoppen, het maakt te veel kapot. Ge moet kunnen uw
ding doen zonder te denken aan aandacht, zonder afhankelijk te zijn van
aandacht die ge er voor krijgt, want anders gaat het mis en boet wat je
aanbiedt heel erg in aan kwaliteit, het wordt iets zeer kunstmatig,
steriel zelfs.
Die
nood aan aandacht, wijst op een groot gemis, een verloren lopen, een
niet weten wat doen met mijn talenten. Maar dat gemis valt eigenlijk
niet in te vullen door aandacht te krijgen voor geschrijf.
Bovendien
is wat ik doe vaak totaal niet origineel, veel te braaf of net
krampachtig stout en bijna boodschaploos. Ook ben ik niet flexibel in
mijn zoektocht naar aandacht. Ik krijg nooit genoeg aandacht, maar ik
zoek ook weinig naar nieuwe manieren om aandacht te krijgen. Mijn manier
om aandacht te krijgen is nogal onnozel. Ik kwak dingen op een totaal
onbekende blog.
En ik post elke dag iets op een site als writehistory. Die site heeft
met zijn megalomane naam eigenlijk geen publiek meer. Het is een beetje
een club voor bejaarden geworden die elkaar overstelpen met positieve,
slijmerige feedback waar je eigenlijk zelden iets aan hebt. Toch post ik
daar elke dag iets. Op zich is dat ok, het geeft routine. Maar iemand
die op een slimme manier op zoek zou gaan naar aandacht, zou dat niet
doen. Of zou het toch maar als een miniem onderdeel zien van een veel
grotere campagne om die behoefte aan aandacht te bevredigen.
Er
zijn nochtans opties. Ik zou veel meer toneel kunnen opvoeren, want dat
levert meer aandacht op dan geschrijf gratuit op internet zetten en ik
zou op zijn minst kunnen regelen dat ik publiceer op sites waar
tenminste lezers passeren. Ik zou vlogs kunnen maken in plaats van blogs
en die videos kan ik op YouTube zetten. In plaats van in het
Nederlands te schrijven, zou ik prioritair in het Engels kunnen
schrijven. Nu schrijf ik nog prioritair in het Nederlands en dat terwijl
mijn Engels eigenlijk beter klinkt, vlotter vloeit, dan mijn
Nederlands. Ik klink ook optimistischer, energieker, minder egocentrisch
in het Engels.
Dus
waarom dan niet? Is het gebrek aan aandacht veiliger dan wél aandacht
krijgen? Frustreer ik mezelf graag? Heb ik stiekem genoeg aan maar een
beetje aandacht van enkele kenners? Ja, ik moet eerlijk zeggen: Als ik
aandacht krijg, dan is het altijd van mensen die er verstand van hebben.
Maar het is niet genoeg.
Waarom schrijf ik deze post nu?
Enkele redenen:
-ik ben het kotsbeu dat ik als een nerveuze tic tientallen keren per dag check hoeveel hits Verkrijt krijgt,
hoeveel hits mijn blog krijgt, of ik nieuwe Twitter-volgers (ziek
woord) heb en of er misschien iemand gereageerd heeft op dat geschrijf
van mij.
-hoe meer ik schrijf in functie van aandacht hoe meer mijn schrijven in waarde zakt
-JimTV
heeft ons voorzichtig laten merken dat we Verkrijt simpeler moeten
maken als we op hun site willen blijven verschijnen. Maar ik merk nu
toch weerstand. Ik wil Verkrijt niet veranderen puur om te kunnen
blijven verschijnen op JimTV. Mijn artistieke partner gelukkig ook niet.
Aandacht krijgen, is wel degelijk een verslaving merk ik. Met dezelfde effecten:
-de dosis moet altijd groter, er is een enorm tendens naar gewenning
-je gaat jezelf in de uitverkoop zetten om je steeds stijgende behoefte te kunnen bevredigen
-het snijdt je af van de mensen in je omgeving, de mensen waarmee je werkelijk in contact komt
-je gaat in een zielig hoekje zitten met andere gebruikers en afhankelijken
-je hele leven vernauwt tot het alleen nog dat is: die verslaving.
Dus
genoeg. Ik heb Facebook gelukkig al enkele maanden geleden afgesloten.
Maar ik merk nu dat ik Ersatzmiddelen zoek. Methadon voor mijn heroïne.
Ik
moet cold turkey gaan en mijn aandacht geven aan kwalitatieve dingen,
niet aan een uiteindelijk leeg gegeven als x aantal hits vandaag.
Want wat verandert er voor mij persoonlijk nu echt of er 100 hits zijn
op een dag of 1000? Ik verlies alleen heel veel energie, mijn leven
raakt gereduceerd tot een wachten op hits. Mijn gedrag raakt bepaald
door aandacht krijgen. Ik vermijd plaatsen waarvan ik vermoed dat ik er
niet in het centrum van de belangstelling zal staan. Op plekken waar ik
niet in het centrum van de belangstelling sta, kruip ik helemaal in mijn
schulp, dan wil ik verdwijnen, wil ik weg. Ja, ik moet cold turkey
gaan en mij dringend concentreren op geven, in plaats van nemen. Hoe ik
dat concreet invul weet ik nog niet precies. Maar ik ga er vanuit dat ik
dingen begin te doen, als ik mij loskoppel van aandachtszucht.
Als
er nog mensen zijn die willen afkicken van hun aandachtszucht kunnen we
misschien een support group oprichten, wat peinst ge?
Tags: piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
23-12-2014
Een zelfportret om eens de balans op te maken
Tijdens
de Gestalttherapiegroep deden we een geleide visualisatie. We moesten
onze ogen dicht doen en ons stap voor stap concentreren op onze
afzonderlijke lichaamsdelen. Elk lichaamsdeel symboliseerde iets.
De
voeten. Hoe stevig sta je op de grond? Heb je een fundament? Zoals je
ziet op de tekening: mijn voeten staan voor een groot stuk wel duidelijk
op de grond, maar de toppen wijzen duidelijk omhoog. Ik sta stevig op
de grond, ik heb goeie roots, maar ik verveel mij zo. Ik tuur omhoog, ik
wil los van de grond, ik wil iets hogers beleven. Ik wil meer
excitement, dat is duidelijk. Ik heb niet genoeg verstandelijke
uitdagingen.
De
benen symboliseren hoe flexibel je bent. Zoals je ziet, ben ik rigide.
Niet echt flexibel. Nogal rechtlijnig, vreemd genoeg. Het is waar. Om
mijn doelen te bereiken, zet ik vaak eerder in op koppig hetzelfde doen
tot het werkt. Beuken tot de weerstand het begeeft. Maar dat werkt
natuurlijk niet altijd, en het kan vermoeiend en frustrerend zijn.
Pijnlijk om dat te beseffen eigenlijk. In een spel doe ik dat niet, dan
ben ik inventiever. Maar in het echte leven, ben ik rigide, verroest.
Mijn
schaamstreek heeft de kleur van lavendel. Want lavendel doodt
testosteron. En mijn libido ligt al enkele maanden plat. Vandaar dus.
Zeer kalm daar. Duidelijk geïnteresseerd in andere zaken.
Mijn romp is oranje. Een gezonde, warme vitale kleur, want fysiek ben ik kerngezond.
De longen zijn lucht, de vrijheid. Veel groen bij mij, want mijn vrijheidsdrang is sterk ontwikkeld.
Mijn
hart is groot en is een hamer, een werktuig. Mijn passie moet iets
opleveren. Mijn passie moet constructief zijn. Het heeft ook iets
fanatieks. Een hamer, hard, kloppen, het heeft ook iets agressiefs.
Aan
de andere kant zie je een groene ballon met een rood mandje. Dat is
simpel. Mijn vrijheid moet tot mijn passie leiden. En mijn passie moet
mijn vrijheid mogelijk maken. In mijn hoofd zit gesmolten goud en er
staan eurotekens, want geld houdt mij heel erg bezig de laatste jaren.
De
das. Dat is wat anders. Die is zwart. Die symboliseert het
maatschappelijke. Het maatschappelijke keurslijf. Mijn angst om dingen
tegen mijn goesting te moeten doen. Mijn angst om een hatelijke job
(Jammerlijk Onbevredigende Beproeving) te moeten doen. Vandaar dat er op
de das ook zo vaak SS staat. Omdat ik dwang ervaar als de dwang van
concentratiekampen. Ook symboliseert de das mijn angsten om nooit wat te
kunnen doen met mijn passies. En de strop natuurlijk. Want zelfmoord is
een zeer centraal, dichtbij thema in mijn leven.
Mijn
ogen zijn groot en fel groen. Want als ik mij niet obessief bezighoud
met mezelf, dan zijn mijn interesses groot en kijk ik naar de wereld met
nog altijd gretige ogen, de pupillen zijn rood en hongerig, passievol.
Nog altijd.
Mijn
oren zijn groot en zwart, want ik sla alle info op, en dat is een
moeten. Dat ervaar ik als een verplichting, zoveel mogelijk info op
slaan, uit angst, om mij met kennis te kunnen verdedigen. Die kleur
keert ook weer bij de boeken die in mijn zakken zitten. De zakken zijn
mijn bagage, en mijn bagage is van goud. Maar die bagage nog uitbreiden
-door kennis te vergaren- ervaar ik blijkbaar toch ook als een last.
Mijn
haar is lang, want in mijn zelfbeeld is mijn haar nog altijd lang, het
lange haar dat ook de vrijheid symboliseert en het vrouwelijk, het
gevoel, de emotie, het gevende en tegelijk ook het ontvankelijke.
En mijn mond staat scheef en wijst op een zeer cynische trekje. De cynicus is altijd de ontgoochelde idealist.
Mijn
armen en voeten hebben een duidelijk contrast. Dat is ook weer logisch,
want ik ben intern vaak verdeeld. Ik heb een erg sociale kant, maar ik
heb ook een hyperindividualistische kant. En ik heb strijdbaars, maar
ook iets fatalistisch.
Voila, ik denk dat we rond zijn. Ecce homo. De naakte mens, op een blad papier met wascostiften.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
Drie dagen groepstherapie in een klooster, 11 keer diep achter de schermen van 11 schone mensen en hard in de spiegel kijken
Een driedaagse groepstherapie in een wel bijzonder intieme sfeer.
Wat
moogt ge daar eigenlijk over zeggen? Zelfs als ge de namen van de
andere deelnemers niet vermeldt, wat moet moogt ge er dan over zeggen?
11 mensen die binnen de muren van een klooster hun ziel eigenlijk in
alle vertrouwen op tafel hebben gelegd. Moogt ge daar achteraf iets over
schrijven?
Misschien als ge in algemeenheden schrijft.
Zou zon groep nu representatief zijn voor de mensen in onze samenleving?
Als dat zo is dan zijn er veel mensen die
gewrongen zitten in een job die ze eigenlijk niet graag doen.
als kind hun grenzen bruut hebben zien overschreden worden door volwassenen die véél beter hadden moeten weten.
willen communiceren met familieleden die om heel veel redenen, eigenlijk niet echt die communicatie ten volle kunnen aangaan.
erg eenzaam zijn.
hun
ouders hebben willen gelukkig maken, maar daar niet in geslaagd zijn en
wenen als ze beseffen dat dat ok is, dat dat niet hun taak was.
ondanks
veel leed, er toch nog altijd in slagen om zeer positieve bindingen aan
te gaan met anderen. En dat maakt het zo schoon.
Die
verhalen van 11 mensen hebben mij zeer geraakt. Ze dansen rond in mijn
hoofd, de pijn ervan, maar ook de lessen, en ook de schoonheid. Die 11
mensen zijn kwetsbaar, omdat het gevoelige mensen zijn, mensen die geven
om een ander.
Het ene verhaal blijft wat meer plakken dan het andere. De ene mens heeft onbewust meer lessen voor u dan een ander.
Er waren voor mij enkele personen die mij meer op enkele feiten drukten dan anderen.
Zo
was er iemand die zich helemaal zo geen zorgen maakt over zaken als
sociale zekerheid. Het is iemand die eigenlijk meer het leven leeft dat
ik vroeger altijd predikte, vooral als kind. Iemand die een huis deelt
met velen en absoluut niet in het klassieke
huisje-boompje-tuintje-verhaal stapt. Dat is ergens confronterend, want
zelf blijf ik wel vaak hangen in heel veel zorgen rond sociale zekerheid
wat mij soms ook drijft tot orthodoxe keuzes waar ik toch zo tegen ben.
Die persoon zal misschien mijn ongemak hebben opgemerkt als deze
persoon in mijn buurt was. Langs deze weg dan sorry: het heeft niks met
jou te maken, maar alles met een zelfverwijt en enkele van mijn angsten.
Ook was je vrolijke uitstraling en lichte tred confronterend voor mij
en ben je daardoor erg blijven plakken.
Ook
was er iemand die zich meteen zo heel erg thuis voelde en zo ontspannen
en ongedwongen in de groep zat, dat het eerst op mijn zenuwen werkte.
Ook weer als spiegel. Want ik kom in zon groep en stop mij weg en reken
uit wat ik moet doen om op een bepaald moment eindelijk -o de
opluchting- alle aandacht op mij te kunnen vestigen. De berekende
control freak extravert die tijdens zijn berekeningen nog als stille
introvert overkomt. Dat ben ik. En als het mij dan niet zou lukken om
veel aandacht naar mij toe te trekken, dan ben ik gewoon weg, want dan
ervaar ik een donker, duistere overspoeling van falen. Zeer, mja, ik ga
er geen uitspraak over doen: een zeer speciaal kantje van mij dat die
persoon met zijn ontspannen, bijna huiselijke houding heel erg
contrasteerde voor mij.
Ook
was er iemand die voor een groot stuk mezelf was. Een dokter. Een
helper, iemand die zich optrok aan anderen helpen. Iemand die zijn
maatschappelijke rol als mantel kon aantrekken om naar buiten te
stappen. Och jong, hoe vaak heb ik dat niet gedaan? Eén rol aangenomen
en mij zo fier en gerust kunnen presenteren aan de wereld, zodat ik de
rest van mij heerlijk onder de mat kon vegen. En dan dat verstand, dat
bezig moet zijn, dat altijd bezig moet zijn, gelijk een spons die altijd
honger heeft. Allemaal zeer spiegelend.
Ik
zou nog voortgaan en zeggen wat ik allemaal geleerd heb, maar dan kom
ik uit op een blogpost die veel te lang is voor het concentratievermogen
van de digitale mens.
Alleszins:
Ik kan iedereen een Gestalttherapiegroep van het IVC aanraden om met
heel veel zaken in het reine te komen en duidelijk te weten hoe het nu
verder moet.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
21-12-2014
Tien eindejaarsvragen
Wat is de meest opvallende trend van 2014?
Het toenemende narcisme, de wild gepredikte eigenliefde, het steken
van de eigen loftrompet in de anus van de buurman of collega waar men
jaloers op is. Het narcisme sijpelt overal doorheen. Komt het door
Facebook? Is het omdat we geen religie meer hebben en we onszelf tot God
hebben gemaakt? Het gaat alleszins ver. Al bijna zo ver als uw eigen
eindejaarsvragen stellen.
Wat is het meest markante feit van 2014?
Buitenland:
De isolatie van Rusland door het Westen. Binnenland: De absurde
demonisering van een mens als Bart De Wever en tegelijk de toegenomen
polarisering tussen links en rechts, terwijl beide ongelijk hebben en
rond de pot draaien. Persoonlijk: Hoe kalm en gebeurtenisloos dit jaar
was.
Wat wenst u mensen toe in 2015?
Dat
ze zich afvragen waarom ze doen wat ze doen en of wat ze doen hen
eigenlijk wel gelukkig maakt. Als blijkt dat ze niet gelukkig zijn met
wat ze doen, wens ik hun de moed toe om hun leven een extreme makeover
te geven. En dat ze hun politieke macht zelf uitoefenen, niet door te
gaan stemmen en zich te laten vertegenwoordigen door een of andere
gladden aal, maar door zelf hun dromen uit te bouwen.
Van welk boek heeft u in 2014 het meest genoten?
Waarschijnlijk
van het tamelijk zeemzoete One day van David Nicholls. Het heeft niet
veel om het lijf, maar het is een aardig boek. En onderhuids vat het
eigenlijk zeer goed onze tijdsgeest.
Van welke film heeft u in 2014 het meest genoten?
Doe
dan maar Boyhood. Veel gebeurt er niet in, maar in een mensenleven
gebeurt nu eenmaal niet veel. Eerlijke cinema. En als het geen film moet
zijn van 2014: About time, zelden zo vertederd geweest.
Van welke cd heeft u in 2014 het meest genoten?
Ik
verdraag sinds enkele jaren geen enkele muziek meer. Een verklaring heb
ik daar niet voor. Het is begonnen door altijd naar documentaires te
luisteren via YouTube. Maar of dat nou de oorzaak is van mijn plotse
aversie voor muziek? Als ik toch iets moet zeggen: In utero van
Nirvana, de enige muziek die ik soms nog opleg. Of nog rauwer: de derde
cd van With the lights out.
Wat is het belangrijkste dat u dit jaar gepresteerd hebt?
Goh,
eindelijk durven beginnen aan een doctoraat. Misschien mijn vooruitgang
met Slowaaks. Ah, en de opvoeringen van In de ketel. De herlancering
van Verkrijt (www.verkrijt.net) .
Mijn engagement voor buddywerking. Mijn lidmaatschap van de liberalen.
Het verdict van mijn therapeut: er is met u eigenlijk niks mis. Het
verdict van een knappe huisarts: Ge hebt het eigenlijk wel in u om veel
geld te verdienen. YEAH BABY!!!
Wat is het ergste dat u dit jaar is overkomen?
Niks.
Het was al bij al een zeer kalm, gebeurtenisloos jaar. Als ik iets moet
zeggen: in de eerste helft van het jaar heb ik mijn vrouw vreselijk
hard gemist. Doctoreren in de Amerikaanse Burgeroorlog is wel plezant.
En de wereld van Gestalt is zeer boeiend, bevrijdend.
Wat is het beste dat u dit jaar is overkomen?
Mijn
vrouw en mijn schoonfamilie. De verbeterde samenwerking met mijn
tekenaar en mijn co-schrijfster. Misschien de deelname aan een
Gestalttherapiegroep en de kennismaking met Gestalttherapie. En ik ben
zeer graag vrijwilliger bij Buddywerking.
Wat wil u absoluut verwezenlijken in 2015?
Zoveel
mogelijk positiefs betekenen voor zoveel mogelijk mensen zonder mezelf
te moeten verraden en zonder mij financieel nog letterlijk op een dieet
van enkel patatten met koffie in een onverwarmde tochtige zolderkamer te
zetten.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
18-12-2014
Hoe zit het met uw nieuwjaarsresoluties?
Ge
moogt binnen een jaar eens komen kloppen om te horen wat ik ervan
gebakt heb. Hier zijn ze, ik heb er veel meer, maar ik houd het op de
tien belangrijkste:
Ok,
ge gaat lachen en/of mij verwensen en mij direct willen lynchen,
geef maar toe, want in Europa vinden we 't ziekelijk als iemand zijn
situatie al te drastisch wil verbeteren, maar ik zeg het toch: 4000
euro per maand verdienen. Nèm, het is er uit. Ik wil 4000 euro per
maand verdienen.
Ik
wil elke dag minstens 6 km lopen. Bij voorkeur 's morgens vroeg. En
max 12 km, want ge moet daar ook niet in overdrijven.
Ik
wil minstens één nieuw toneelstuk opvoeren in 2015.
Ik
wil volgende zomer trouwen in Slowakije.
Ik
wil mijn aversie tegenover macho's genoeg overwinnen om enkele keren
per week te gaan fitnessen (en als het niet lukt, om al het
fitnessmateriaal aan te kopen om zelf een fitnesszaal in mijn eigen
huis te hebben)
Ik
wil in plaats van elke week minstens één boek te lezen,
overschakelen naar om de twee weken één echt nuttig boek te lezen,
want ik lees nog altijd te veel brolboeken.
Ik
wil een film met sketches maken van in totaal anderhalf uur en
vertonen in een zaal.
Ik
wil enkele uren vrijwilligerswerk extra per week doen, bijvoorbeeld
bij de drugslijn.
Ik
wil Pools gaan studeren en op tolkniveau kennen. (Of beter: ik wil
uitzoeken welke tolktaal naast Slowaaks er zeer gevraagd is in
Vlaanderen en die gaan studeren)
Ik
wil voor mijn doctoraat naar de Verenigde Staten gaan en in
oorspronkelijke bronnen kijken en dus niet alleen maar boeken lezen
over mijn onderwerp.
Bonus
11: Ik wil minstens 200 nieuwe, toffe mensen leren kennen, want de
laatste drie jaar was mijn sociaal leven vaak zeer tam, leeg, saai.
Wat
zijn uw nieuwjaarsresoluties? Als ge eerlijk zijt.
Friends en het 'echte' leven of je vrienden verliezen aan de 9 tot 5 wereld
Tijdens mijn studententijd en in de jaren daarna beleefde ik de droom van veel mensen: mijn beste vrienden woonden ofwel in hetzelfde huis als ik ofwel binnen een straal van 1 km. Vaak hadden wij gesprekken tot 's ochtends vroeg, we kookten samen, keken films samen, gingen samen lopen, speelden nachtenlang gezelschapsspellen à la Risk, kolonisten, Axis and Allies, deden allerlei creatieve projectjes samen, trokken samen de stad in enz. De beste vergelijking die ik kan maken is met de sitcom 'Friends'. Zo heb ik het beleefd. Altijd samen, verstrengelde levens in een twilightzone tussen adolescentie en volwassenheid in. Langzaamaan verbrokkelde dat. Eén voor één gingen ze voor de bijl en werden ze nine to fivers die -horror, horror- het belangrijk gingen vinden om hun gras af te rijden. En onder gras verstaan we dan werkelijk dat groene gedoe buiten dat geen enkel nut heeft tenzij je een koe hebt of een koe bent. Een voor een werden ze gegrepen door de normaliteit. Ze hadden geen tijd meer. Ze zagen er altijd moe uit. Het lachen verging hen. Diezelfde mensen die altijd grappen maakten, altijd een idee hadden om lol te maken, konden enkel nog als machines hun werkprestaties opdreunen, kwijlend de lof die ze kregen van hun baas herhalen, alsof ze nu het verlengde waren van die baas. Ook vonden ze het nodig om een kleurenspecialist in te huren, een kleurenspecialist! Ze gingen mensen betalen om hen te zeggen welke kleuren ze in huis moesten gebruiken. Dan verdienen ze geld, en dan geven ze het aan zoiets. Ook gingen ze er allemaal eender uitzien. Alsof ze allemaal tegelijk die ene trui van de H&M hadden gekocht en allemaal die ene grijze 'professioneel' ogende jas uit C&A op de kop tikten. Grijs, want ze bekenden kleur: ze waren grijze muizen geworden.
De doodsteek voor elk interessant gesprek kwam er toen ze het nodig vonden om hun genetisch materiaal te reproduceren in de vorm van een koter. Finaal gedaan met enige interesses in iets anders dan de temperatuur van het badwater, de juiste voeding, de kots van de kleine of de kostprijs van de pampers. Dat is dan het punt dat je je vrienden gewoon begint te mijden, alsof het een soort lepralijders zijn. De lepra zijnde 'het voorgeschreven leven'. Wie dat leven voorschrijft, weet ik niet, maar ze nemen het allemaal aan, zelfs al klagen ze erover en hebben ze nog wel eens een vage droom over 'iets anders'. De vrouwen zijn 'volvo driving soccer mums' geworden. Ooit had je er een trio mee op de vloer van een armzalige, maar unieke studio en nu wonen ze in een kopie van een kopie van een kopie van een fermette en draait hun hele leven om een klein kind en de afbetaling van die fermette. Die kleine moet dan onvermijdelijk de dromen waarmaken die pa en ma zelf niet konden of niet durfden waarmaken. Ze kopen hun eigen gevangenis en noemen het een 'investering'. Rare investering als je dan verplicht bent om je hele leven er naar in te richten. Koop geen huis, koop een enkelband als je dan per se honkvast wil zijn. Goedkoper en je wordt dan geen slaaf van de bank. In principe heb je dan ook geen kleurenspecialist nodig.
En dan uiteindelijk, als je hardnekkig weigert om 'op te groeien' (omdat het lijkt alsof je stopt met leven dan) lijkt het alsof je op een eilandje raakt, een filosofisch soort party eiland waar de anderen aanspoelen die ook niet verleid raken door de wonderen van het IKEA-leven en de zielloze humanoïds die leven voor het weekend en vijf weekdagen lang hun verstand op nul moeten zetten om een job te kunnen doen die ze haten, maar toch niet mee stoppen. Terwijl rondom de zombies in hun tredmolen multitasken -ze hebben het altijd druk, druk, druk, o zo druk- om God weet wat te doen, te conformeren aan 'iets', is het tenminste lekker rustig op het eilandje in het midden waar het leven 24/7 interessant is, waar geen kleurenspecialisten toegelaten zijn, waar slechts één IKEA is, omdat we die op tijd en stond eens kort en klein willen slaan en waar we casual friday vervangen hebben door formal friday, gewoon om eens te weten hoe strak de strop voelt voor onze voormalige vrienden in de 9 to 5 wereld.
En af en toe gooien we een reddingsboei, want in de 9 to 5 wereld heb je twee mogelijkheden: in slaap vallen en je leven zien wegtikken zonder veel excitement, of een dag schreeuwend wakker worden en roepen zoals die vrouw in de film Boyhood: 'Ik dacht gewoon dat er méér zou zijn!' En er is meer, er is meer. Op het eiland in het midden, waar er geen hel is die aanvangt om 9 en eindigt om 5. Waar het summum niet is: doen wat je baas je zegt in ruil voor wat geld om entertainment te kopen ter compensatie van je gevreesde werktijd. Waar het summum is: koppig beslissen om je leven te leiden exact zoals jij dat wil, al moet je daarvoor door een wirwar van krijtlijnen tekenen. Voor mensen die voelen dat hun moderne leven een gevangenis is: weet dat de poort wagenwijd openstaat.
Tags:William Peynsaert, nine to five wereld, 9 to 5 wereld, conformisme, conformeren, volwassen worden, volvo driving soccer mum, anders leven, ontsnappen aan het moderne leven, tredmolen, zombies
17-12-2014
Het recept om uzelf mentaal te ruïneren
Deze
morgen had ik 'controle' van de begeleiders van Buddywerking, de
organisatie waar ik vrijwilliger ben. Ge moogt mij, zoals nogal wat
mensen uit mijn omgeving, zot verklaren dat ik gratis mensen wil
helpen, maar binnen redelijk normen (ik moet helaas ook geld
verdienen) doe ik dat graag. De man die ik begeleid, zei drie keer
dat het dankzij mij was dat hij het voorbije jaar niet moest
opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik ben daar
redelijk trots op of ik zou het niet herhalen. Al die zelfbewieroking
in deze tijd raakt enorm afgezaagd, maar ik maak er mij ook constant
schuldig aan. Mijn moeder was minder trots. 'En waarom wordt ge daar
niet voor betaald?', was haar eerste vraag. Ja, waarom niet? Ik weet
het niet. Ik denk dat het daarom net zo hielp, omdat mijn
aanwezigheid geheel gratis was.
Maar,
het is waar, om een echt goeie therapeut te zijn, heb je serieus wat
onkosten. De opleiding die ik deze week volg, kost toch alweer 500
euro. En dat is dan één mini-opleiding in een opleiding die
eigenlijk nooit stopt. Van zodra ik 't groot lot win, ga ik het
helemaal gratis doen. En dan zal het waarschijnlijk nog iets beter
werken, al zijn de meningen daarover verdeeld. Een rasechte liberaal
zou zeggen dat de mensen gratiswerk niet naar waarde schatten. Het
kan, ik weet het niet. In Slowakije reizen alle studenten sinds kort
gratis met de trein. Ik heb de mensen daar nog nooit zo horen klagen.
Zélfs de studenten die er toch van profiteren, zijn er niet over te
spreken. 'Onze ouders betalen dat gratisticket dan dubbel zo dik bij
de belastingen van volgend jaar.'
Och
ja, 't is niet gemakkelijk om zonder commentaar goed te doen, de ene
verwijt u van een stommerik te zijn omdat je iets gratis doet, een
ander verwijt u een geldwolf te zijn, omdat je 't niet gratis wil
doen. Mijn patiënten zijn vaak mensen die... voor iedereen goed
willen doen. Als ge een recept wilt om mentaal aan de grond te raken,
awel, probeer dan echt voor iedereen goed te doen. Soit, ik ga een
bejaarde man bellen met een zeer bescheiden reisclub voor bejaarden.
Hij heeft een tolk Russisch nodig. Iets dat ik gratis doe. Waarom? Ik
weet het niet. Ik vind die mens sympathiek. Een gepensioneerde
leerkracht geschiedenis. Als kind wilde ik dat ook worden. Dat heb ik
trouwens nog nooit gedaan: gratis geschiedenislessen gegeven. Zelfs
gratis is daar geen vraag naar. Spijtig, ik zou 't met veel plezier
doen. Bon, die mijnheer bellen en dan 't avondeten dat mijn vrouw
vooralsnog gratis bereidt, opeten. Wie trouwens op een dag beslist om
zichzelf te zijn: ge gaat voor uw eigenheid aangevallen worden. Maar
dat geeft niet. Als ge u voor doet als iemand anders, wordt ge ook
daar voor aangevallen. "Ik word liever gehaat als iemand die ik
ben, dan dat ik graag gezien word als iemand die ik niet ben",
zei Kurt Cobain, iemand die het zich allicht nogal aantrok wat mensen
van hem dachten, of hij had geen zelfmoord gepleegd.
Wie
graag een stukje van zijn tijd wil geven om iemands steunpilaar te
zijn, kan zich hier aanmelden: http://www.buddywerking.be/
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
16-12-2014
Waarom (romans) lezen?
Zo
af en toe bekruipt mij het gevoel dat ik meer lees over het leven van
volstrekt fictieve figuren, dan ik zelf leef. Of telt lezen eigenlijk
ook als leven? Ik maak op een doorsnee dag eigenlijk betrekkelijk
weinig mee. Als ik niet aan het schrijven, aan het tolken, therapie
aan 't geven of aan 't schrijven ben, aan mijn doctoraat (lees: lezen
over de Amerikaanse Burgeroorlog) bezig ben, ben ik aan 't lezen. Wat
ik van al dat gelees verwacht, is zelfs mij niet duidelijk.
Plezier?
Goh, soms, nogal vaak, moet ik mij door de pagina's worstelen.
Kennis? Mja, ik weet het niet, ik kan toch niet direct iets zeer
bruikbaars bedenken dat ik zou uit romans gehaald hebben. Naar 't
schijnt, verhoogt het mijn empathie. Kan ik daarom vrij goed snappen
hoe mensen zich voelen, omdat ik romans lees? Bewijs daarvoor heb ik
niet. Ik vond mezelf al een zeer empathisch en (over)gevoelig kind
nog voor ik kon lezen. Misschien grijpen gevoelige mensen gewoon
eerder naar een roman om te ontsnappen uit de soms harde realiteit.
En
lukt mij dat dan? Ontsnap ik uit de realiteit als ik een roman lees?
Zelden. Het moet al een verdomd goed boek zijn, eer ik vergeet dat ik
aan het lezen ben. Mijn talen verbeteren erdoor. Ik pas er dan ook
voor op om geen boeken te lezen in het Nederlands, om er tenminste
zeker van te zijn dat lezen dat tenminste toch mijn talenkennis wat
verbetert. Wat verwacht ik toch van al dat lezen? Verlichting? De
status van intellectueel te zijn? Tegenwoordig is dat een
scheldwoord, een woord dat gelijkstaat aan arrogante, pedante zak.
Dus dat ook al niet. Wijsheid? De meest wijze mensen die ik ken,
lezen helemaal nooit romans. Lees ik om zelf beter te schrijven? In
de praktijk zorgt lezen er vooral voor dat je zelf minder schrijft,
faalangst krijgt of ontmoedigd concludeert: shit, waartoe nog
schrijven? Alles is al geschreven. Waarom doe ik het dan? Om aan
mezelf te bewijzen dat ik de discipline heb om door honderden
pagina's te wroeten? Omdat ik mijn ogen kapot wil maken zodat ik
levenslang recht heb op een invaliditeitsuitkering? Best toch eerst
even checken of blinden daar daadwerkelijk recht op hebben. Ah,
wacht, zou ik lezen om contact te kunnen leggen met andere lezers?
Hmm, boekenwurmen zijn natuurlijk zelden de meest extraverte,
communicatieve personen. Sja, ik weet het niet. Als ik moet gokken
dan is het hierom: omdat ik opgegroeid ben in een gezin waar er rond
boeken een mythische, zeg gerust heilige sfeer hing. Ik eer eigenlijk
mijn vader als ik lees. Maar euhm, misschien moet ik toch eens wat
anders gaan doen om mijn vader te eren. Iets dat wat concretere
dingen oplevert.
Dat
gezegd zijnde, kan ik het toch niet laten: wat is het laatste boek
dat jij hebt gelezen?
Tags:William Peynsaert, schrijftips, schrijfadvies, leren schrijven, hoe schrijf ik een roman, een bestseller schrijven, bestseller formule
Waarom hebben zoveel leerkrachten een burnout?
Wat
is dat burnout? Dat is het gevoel dat men je leegzuigt. De
aanleiding: taken toebedeeld krijgen waar je wel verantwoordelijk
voor bent, MAAR in essentie weinig tot geen controle over hebt.
Leerkrachten
verdrinken in administratieve taken, tijdrovende aanvullingen van
leerlingendossiers, moeten zich voor vanalles en nog wat
verantwoorden. Kunnen geen scheet laten of er staat een kwaaie ouder
aan de poort. In de lerarenkamer werkt men naast met rode balpennen,
vooral met dolken om in de rug van collega's te steken al was het
maar om vijf minuten minder lang toezicht te moeten houden of in het
gevlei van de directeur te komen. Men heeft nauwelijks
doorgroeimogelijkheden, eens leerkracht altijd leerkracht. De sociale
status is betrekkelijk laag. Zelfs de leerlingen beseffen dat en zijn
niet bang om dat ook te zeggen. 'Wie het kan, doet het, en wie het
niet kan, geeft er les over.'
De
relevantie van de leerkracht wordt ook steeds minder. En ons
onderwijs is ooit opgebouwd om te voldoen aan de eisen van de
industriële revolutie. Ons onderwijs wil nog steeds hapklare
productjes voor de arbeidsmarkt afleveren. Onze huidige arbeidsmarkt
evolueert echter zo snel dat het onderwijs in zijn huidige vorm
onmogelijk de race kan volhouden. Hoeveel leerkrachten zijn op dit
eigenste moment niet hetzelfde lesje aan het afdreunen? Het volstaat
toch om de beste leerkracht die les te laten geven voor een camera en
alle leerlingen die les te tonen? Dan hebben ze allemaal de beste les
van de beste leerkracht gehad. De leerkracht voelt zijn eigen
overbodigheid, maar verdrinkt paradoxaal wel in allerlei werk waarvan
hij zelf de relevantie niet meer ziet. En dan de termen die men
uitdenkt in het onderwijs... Voeten. Heeft u wel eens gehoord van
iets als voeten? Nee, niet die handige dingen waarmee u door het
leven marcheert, wel VAKOVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN. Welke inktneuker
aan een bureau in Brussel heeft nu zoiets uitgedacht?
Vakoverschrijdende
eindtermen... En dat is één van de vele conceptjes die elk jaar hun
ingang vinden op de werkvloer. Blijf maar bij, blijf maar gemotiveerd
om hier het nut van in te zien. De leerkracht voelt dat hij niet
afgerekend wordt op de werkelijke kwaliteit van zijn les, maar wel op
alles in de marge: is zijn agenda wel goed ingevuld? Heeft hij goed
geslijmd bij de directeur? Staat hij goed met de collega's en met de
ouders? Heeft hij zich genoeg kunnen profileren op de schoolreis, op
de open deur dag? Heeft nog altijd kans om vastbenoemd te worden? Het
essentiële: lesgeven, raakt steeds meer op de achtergrond. En de
leerkracht voelt zich leeggezogen worden. Burnout. En dan zit hij
thuis. En dan mag er een vervanger opdraven voor twee weken (met kans
op verlenging) en die vervanger rolt in de race. Als hij zich genoeg
profileert, mag hij misschien blijven, en als hij zich blijft
profileren met allerlei randshit zoals cake bakken op de opendeurdag,
raakt hij misschien ook ooit eens vastbenoemd. Nee, het is geen
dankbare job, leerkrachtje spelen.
1.
Ik jaag op mijn passie, niet op mijn pensioen. Ik zou niet kunnen
staken vandaag, want dan moet ik stoppen met wat ik het liefste doe.
Ik raad alle stakers vandaag dan ook aan om uit te kijken naar andere
activiteiten om hun boterham te verdienen, zodat ze ook nooit nog zin
hebben om het werk neer te leggen.
2.
Ik moet gelukkig niet rondkomen met een parttime aan de kassa van de
Carrefour, zonder andere opties te zien, zoals helaas zeer velen
onder ons. Dat komt ook wel omdat mijn ouders mij van kleinsafaan
enorm bang hebben gemaakt voor het leven zoals dat van de meeste
stakers vandaag. Ik ben nog altijd zo bang van het leven aan een
lopende band of als kantoorslaaf dat ik nog dagelijks bijstudeer. Ik
ben als nerd gepest geweest op school. MAARRR die pesters hebben
vandaag redenen om te staken. Ikke niet.
3.
Ik ga niet betogen, omdat ik -eerlijk waar- te lui ben om mij te
verplaatsen, het mij niet direct iets oplevert, ik mij psychologisch
niet in het kamp van de stakers wil zetten, en ik in het algemeen
absoluut niet hou van de sfeer van een staking, allicht ook omdat ik
niet op het podium sta en niet weet hoe ik daar de show kan gaan
stelen (ja, ik weet het, dat klinkt niet gezond...) en ook omdat ik
niet echt iets extra bijleer, alles wat ik er wil over bijleren, kan
op een andere, gemakzuchtigere manier.
4.
Moest de situatie nu zo erg worden dat ze mijn ma haar pensioen
afpakken, mijn tante haar invaliditeitsuitkering en mij en mijn
mannelijke vrienden oproepen voor het leger om de grondstoffen van
een ander land te gaan inpikken, ja, dan zal ik het mij wellicht
beklagen dat ik niet gaan staken ben. Maar, reden 4: nu heb ik liever
tijd om voort te werken aan mijn carrière. Individualistisch?
Egoïstisch? Kortzichtig? Ik weet het niet. Hoe beter ik mij
concentreer op mijn werk als therapeut, hoe beter voor de
maatschappij, denk ik.
5.
Ja, ik zou uit solidariteit met de stakers moeten meestaken allicht,
het zijn mensen die het volgende zeggen te verdedigen, en naar 't
schijnt in 't verleden hiervoor hebben gezorgd:
-kindergeld
-een
waardige pensioensleeftijd
-het
behoud van een goede indexering van de lonen (en dus de garantie dat
de lonen niet opgevreten worden door inflatie)
-lage
studiekosten en dus opwaartse sociale mobiliteit
-lage
kosten voor jeugdbewegingen
-geld
voor de cultuursector
-jobs
voor jongere mensen, in plaats van oudere mensen langer te laten
werken
-anciënniteit
voor oudere werknemers (dus dat je op termijn meer verdient)
Kortom,
mensen die voor steun zijn aan alles wat niet rechtstreeks winst
oplevert voor de gehaaide mensen die een eigen bedrijf runnen. De
maatregelen die deze regering wil doorvoeren, gaan veel mensen in de
armoede duwen, minder mogelijkheden geven, harder doen werken voor
minder loon, ook voor minder werkelijk loon (door inflatie, daling
van de koopkracht).
Waarom
doe ik dan niet mee? Simpel: ik heb veel meer sympathie voor mensen
die de guts, het verstand, het inzicht, de drive hebben om een eigen
bedrijf op te starten, dan de loonslaven die er voor werken en dus
moeten aaneenklitten om wat karige rechten af te dwingen, omdat ze
helaas zelf niet zo inventief, moedig, creatief enzovoort zijn...
Ben
ik het volledig oneens met de stakers? Mnee, ze bedoelen het goed, ze
weten van niet beter. De regering vind ik ook maar gevaarlijk. Hun
hoofdredenering is:
als
ge de rijksten in de maatschappij alle mogelijkheden geeft om nog
meer geld binnen te rijven, dan zijn die zo slim om met dat geld de
juiste investeringen in de maatschappij te doen, wat op termijn ten
goede komt aan de rest, de armen, de niet-rijken, ook al moeten ze
een tijdje pijn lijden.
Werkt
dat?
Ja,
voor die rijken
voor
de rest is het eerste gevolg: minder voordelen
en
op de zeer lange termijn stokt ook de winst van de rijksten, want de
armere onderlaag krijgt gradueel minder koopkracht
wat
de gevolgen DAARNA zijn, is anyone's guess... (er zijn een hele reeks
opties mogelijk dan)
Wellicht
de belangrijkste reden: De mensen weten dat niet, maar een staking
als deze speelt heel erg in de kaarten van de communisten (vooral de
stalinisten) in dit land. Die gebruiken gelegenheden als deze om
sterker te staan en willen ooit de macht grijpen, de parlementen
plat leggen, alle andere partijen afschaffen en hun wil opleggen aan
iedereen. Dan ben ik -iemand die altijd graag zijn gedacht zegt- de
eerste die in de nieuwe goelags (in Breendonk?) vliegt. Dus daarom
alleen kan ik geen stakingen steunen, de gevaarlijkse mensen in
België gebruiken zo'n momenten om te groeien en alle kwaad tussen
1917 en 1989 nog eens lekker over te doen, met alle nare gevolgen
van dien... Gelukkig staan ze nog bijna helemaal nergens en laat ons
dat vooral zo houden, onder andere door niet te staken, en naar
moderne manieren te zoeken om onze welvaart (zowel materieel als
mentaal) te verbeteren.
PS.
De nieuwste aflevering van Verkrijt gaat ook over hoe staken er uit
ziet.
Prins William en zijn vrouw Kate hebben drie foto's van hun zoontje George vrijgegeven
So what? Wat dan
nog? Lieve mensen van de NOS, om het nog vrij beleefd te zeggen: Dat
kan mij geen réét schelen. Merk trouwens ook op hoe de vrouw er
hier bijgesleurd wordt als een aanhangsel van de prins. De prins, o
ja, en zijn vrouw. Het kan mij absoluut niks schelen of die Kate nou
tien kinderen of twee uit haar vaginakanaal heeft gepoept. Het kan
mij niet schelen of die kinderen er schattig uitzien of gedrochten
zijn met twee neuzen op hun anus en een uitpuilende navel tot aan hun
enkels. Kan me NIET schelen. Waarom moet een tamelijk serieus
nieuwskanaal als de NOS hierover berichten? Om te bewijzen dat ze ook
de 'anaal' in nieuwskanaal alle eer willen aandoen en dus
strontnieuws brengen? Wie heeft er nou ene fuck aan dit 'nieuws'? Die
kleine ziet er uit als elke andere baby. En natuurlijk is dit een
zeer minutieuze selectie geweest. Op die foto's tonen ze hem
natuurlijk niet terwijl hij ligt te schreien, in zijn eigen kak ligt
te stinken of het royale Engelse breakfast heeft uitgekotst. Dat ware
tenminste eerlijk geweest. Het leven van een baby in al zijn
facetten. Dank u, NOS, om zo'n enthousiaste poging te doen om ons met
zijn allen dom te houden terwijl we geilen op alles wat enkele
beroemdheden doen. Beroemdheden die op den duur enkel nog beroemd
zijn omdat ze nou eenmaal beroemd zijn, en alle media, ook de
serieuze hen bevestigen in die status van beroemdheid. Ergens in
Kongo is vandaag wellicht wel minstens één baby met machetes in
stukken gehakt terwijl de mama -evenzeer vol moederliefde als Kate-
gedwongen werd om toe te kijken. Van enige front dat er werkelijk toe
doet... geen nieuws. En we tuimelden rustig verder door onze zondag
en vreetten ons vol terwijl we zijn: 'Ja, William en Kate hebben toch
een schoon kindje, he? Wat sneu nou dat Diana er niet meer is om dat
baby'tje in haar armen te houden'. Snif snif. Nog een stukje taart?
Tags:William Peynsaert, NOS, nieuwe journalistiek, relevante journalistiek, de vierde macht, alternatief nieuws, nieuws dat er toe doet, relevant nieuws
13-12-2014
Een soort gesprek tussen een extreem-linkse en een extreme fan van alles wat menselijk is
Extreem-linkse
Vanwaar
komt winst? Hoe komt het dat de kapitalist geen winst maakt als men
staakt?
Tederdraads
Als
de molenaar een ezel heeft die de molen doet draaien, en de ezel wil
niet meer, dan heeft de molenaar inderdaad een probleem. Maar kan de
ezel een molen uitdenken? Nee, de molenaar geeft de ezel eten omdat
hij 't vuile werk doet en helaas kan de ezel geen oplossing bedenken
voor zijn noeste arbeid. Hij kan werken of hij kan staken en als hij
te lang staakt, zoekt de molenaar een andere ezel, want ezels zijn er
genoeg, maar er zijn niet zo heel veel molenaars.
Extreem-linkse
Maar
als er al molens zijn, waarom zouden ze dan opnieuw moeten uitgedacht
worden? Moet het wiel opnieuw uitgedacht worden als het al bestaat?
Misschien kunnen de molens ook allemaal samen op maatschappelijk vlak
georganiseerd worden in plaats van elke molen apart zonder te weten
wat de andere molens doen en waarbij men probeert andere molens uit
te schakelen om de sterkste te kunnen zijn op de molenmarkt. En veel
kennis komt van publieke instellingen waaronder universiteiten. Zou
je niet denken dat als wetenschappers de hoofden wereldwijd bij
elkaar steken, we veel sneller vooruitgang zouden maken dan de
patenten die zo typisch zijn het huidige tijdperk van het
molenmarktmechanisme? Ik denk dat de fabriekarbeiders bij Audi Vorst
veel beter weten hoe ze een auto in elkaar moeten steken dan de
aandeelhouders van het bedrijf. DE aandeelhouders zijn enkel
geïnteresseerd in de markt en de winst die het spelleke oplevert.
Eigenlijk produceren de arbeiders hun eigen loon, maar winst ontstaat
omdat de waarde van wat ze produceren groter is dan de loonmassa
zodat aandeelhouders dure wagens en grote villa's kunnen kopen. En
met een deel van de opbrengst, renteniert men. Het machtige wapen van
aandeelhouders: "als jullie niet doen wat we vragen trekken we
weg uit Europa". Het gaat hier dus duidelijk om MACHT. Zijn we
ja-knikkers? Kunnen we allemaal worden zoals de beursmakelaar in de
Wolf of Wallstreet? Moet de meerderheid van de mensen die werken en
produceren buigen voor een minderheid van zeer rijken? Lijkt me
weinig democratisch. En ik ben voor een verdere democratisering van
de samenleving. Geen totalitaire donkerblauwe neoliberale oligarchie.
Zoals jij je de wereld voorstelt moeten we terug naar farao's en
piramidebouwers van weleer. Ik ben daarentegen voor een samenleving
waar iedereen zijn zeg kan doen hoe de productie kan georganiseerd
worden en wat er nodig is om goed te kunnen leven. Voor mij zou
economie moeten dienen om alle mensen een menswaardig leven te
bezorgen en hen voorzien van alles wat daarvoor nodig is: een huis,
kledij, voedsel, onderwijs, gezondheidszorgen,... De economie zoals
ze nu is is een instrument in handen van de elite, een rijk kliekje
molenaars. Zoals je weet leven de meeste mensen op deze ultramoderne
kapitalistische wereld nog steeds in deprimerende armoede. Het
kapitalisme slaagt er niet in hongersnood en armoede op te lossen en
kan dat ook niet want het is een systeem die rijkdom haalt uit het
werk, de arbeid van anderen. Ik denk dat niemand toch geschrokken is
van de studie van die Franse econoom Thomas Piketty?
Tederdraads
Je
sleurt er hier vanalles bij dat niet echt tot onze vrij simpele
discussie hoort, maar allez, ik heb het gelezen. Hebt gij iets te
klagen in dit systeem, extreem-linkse? Hebt gij niet een beter leven
dan de rijkste middeleeuwse koning? Is dat geen vooruitgang? Ja, er
leven nog veel mensen in relatieve armoede. En langzaam, langzaam
wordt dat wat beter en beter. 'De geschiedenis van de vooruitgang' is
een tof boek daarover. Of 'The better angels of our nature'. Bijna
iedereen heeft binnen dit systeem kansen. En als de molen verplaatst
wordt, is het om het product goedkoper te maken. Ik koop graag
spotgoedkope melk. En ja, dan moeten er een hoop Oost-Europese
chauffeurs de baan op voor een klein mager loon. Nou ja, ze moeten
niet, ze mogen.
Extreem-linkse
Ik
denk niet dat ik rijker ben dan een koning uit de Middelleeuwen. Ik
ben contractueel en niet zeker van mijn job. Er sneuvelen nu reeds
contractuele collega's omdat het budget te klein is geworden. Ik weet
dus niet of ik volgende week mijn job nog heb of niet.En ja ik heb
het beter dan een kind die op een vuilnisbelt werkt om in leven te
blijven. Dat is waar.
Tederdraads
Die
middeleeuwse koning was ook van niks zeker. Ge hebt veel meer luxe
dan die koning. Veel meer opties. Massa's vrije tijd.
Extreem-links
Ja,
ik denk dat die koning inderdaad nog geen gsm had.
Tederdraads
Lekkere
postduiven wel. Als ge nu eens al uw energie stak in het oprichten
van een functioneel bedrijf. Dat zou zeker lukken, want ge moet veel
energie gebruikt hebben om tot uw analyse te komen en die te
propageren. Maak een tof bedrijf met een economisch model dat ten
dienste staat van de mens. Gaat uw gang, ik ben uw eerste klant. Be
the change you want to see in the world (klagen over het huidige
systeem is niet inbegrepen). Zolang de mens slecht is, zal elk
systeem rot zijn als de mens goed is, is elk systeem goed. Als ge
niet tegen onrecht kunt, help dan mensen. In een ander systeem gaat
er ook onrecht zijn, corruptie, vriendjespolitiek, verbannen van
mensen die niet akkoord zijn. In uw systeem zou staken al direct
helemaal niet meer mogen. De gelijkheid tussen mensen is enkel op te
leggen door terreur. Je hebt dan 'zekerheid' in dat extreem-linkse
systeem, de zekerheid dat je gestraft wordt als je initiatief toont
om uw leven te verbeteren.
Extreem-links
Ofwel
moet ik mij een rijke prinses zoeken? Zoals dat in rijke kringen ook
gebruikelijk is. Trouwen onder mekaar. Zoals mijnheer Saverys. Zo kun
je ook een imperium uitbouwen natuurlijk. En je concurrenten
uitschakelen en een staat onder druk zetten om de beste voorwaarden
te verlenen bijvoorbeeld door de afbouw van hetgeen die arme drommels
in de fabrieken met heel veel moeite hebben opgebouwd. Maar je hebt
deels gelijk. Die dreigers die vertrekken naar andere oorden als ze
hun goesting niet krijgen mogen vertrekken. Dan kan de maatschappij
de productie overnemen.
Tederdraads
Laat
die mensen ne keer doen. Dan kan de maatschappij de productie
overnemen, waardoor dan direct de productie slabakt, de innovatie
stokt, de creativiteit wegvalt enz, alle negatieve dingen van dat
soort gedoe.
Extreem-links
Laat
de mensen ook de vrijheid om niet akkoord te gaan met wat een
oligarchie ons oplegt. Er zijn voorstanders van deze recepten van
langer werken en minder verdienen, maar er mogen ook tegenstanders
zijn. Ik sluit me aan bij die laatste groep, maar deze zin is
eigenlijk overbodig.
Tederdraads
Ge
kunt een heel leven wijden aan roepen op de barricades over wat er
allemaal beter kan of ge kunt daadwerkelijk iets opbouwen.
Extreem-links
Of
niks doen.Of andere afbreken die iets anders willen.
Tederdraads
Ik
heb liever den Steve jobs dan moordenaarke Che Guevara. Iets anders
willen, dat ze niet eens kunnen definiëren. Een beetje idealistisch
gedroom lullen, maar niks concreet en heelder dagen propageren,
jadejadejade, en dan nog via de kanalen zoals social media die het
kapitalisme hen schenkt.
Extreem-links
Ik
heb geen individuen als helden. Mensen met een goed groot hart raken
mij. Ik ben tegen persoonsverheerlijkingen tenzij iemand echt iets
wezenljk heeft veranderd in goede zin zoals een standbeeld van een
dokwerker.
Tederdraads
Den
dokwerker... Een belediging voor de mogelijkheden van het menselijke
verstand kiezen om als muildier door het leven te gaan. Nein danke,
laat mij weten als uw bedrijf ter dienste van de mensch in werking
is. Ik herhaal: ik ben uw eerste klant. Ik zie u graag trouwens.
Tags:marxisme, economie, economisch models, wat is een goelag, wat is een gulag, extreem-links, democratie, vrijheid, individualisme, ayn rand, atlas shrugged, goelagarchipel, be all you can be, individuele menselijke mogelijkheden, vrijheid, leven in vrijheid
Psychiater Dirk De Wachter en het leven dat doordramde
Den
Dirk was gisteren op tv. Ik heb mijn ma gevraagd om het op te nemen,
want ik zit zelf in 't buitenland. Ik ken den Dirk van zijn boek.
'Borderline Times' heet het. Hij zegt daarin dat heel onze
maatschappij 'borderline' is. De kenmerken van borderline zijn:
Krampachtig
proberen te voorkomen dat iemand je in de steek laat.
Een
patroon van instabiele en intense relaties, waarbij de ander heel
erg wordt geidealiseerd of juist gekleineerd.
Identiteitsstoornis:
duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
Impulsiviteit
op ten minste twee gebieden die je mogelijk kunnen schaden.
Terugkerende
suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie
Sterk
wisselende stemmingen
Een
chronisch gevoel van leegte.
Inadequate,
intense woede of moeite om je kwaadheid te beheersen.
Voorbijgaande,
aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve
verschijnselen.
Als je aan vijf
van de bovenstaande criteria voldoet, heb je gewonnen, dan heb je
quasi een vrijgeleide om vanalles en nog wat uit te spoken dat niet
gans kosher is. Dan ben je namelijk 'borderline'. Doe ook de test
voor je omgeving. En? Hoeveel 'borderline' mensen zitten er in uw
omgeving? Bij mij verdacht weinig, maar misschien ben ik een
borderliner die uit schroeiende verlatingsangst uitsluitend zeer
stabiele mensen in zijn omgeving toelaat. Dirk zegt dat we allemaal
borderline zijn. Zou Dirk zelf ook borderline zijn? Vult hij zijn
chronisch gevoel van leegte op door een boek te schrijven? Door op tv
te komen? Kan hij zijn kwaadheid niet beheersen en moet hij daarom de
hele maatschappij verwijten dat we borderline zijn? Is zijn vettig
kapsel een vorm van automutilatie? Hij quote in zijn boek voortdurend
Paul Verhaeghe. Zou hij Paul Verhaeghe idealiseren? En Dirk zegt dat
hij 'ook maar vast zit in dat leven dat doordramt'. Dat klinkt niet
bepaald vrolijk. Dat klinkt ook alsof het leven hem meesleurt en
overkomt, dat hij niet de baas kan. Heeft Dirk een duidelijk en
aanhoudend instabiel zelfbeeld? Kunnen we 'borderline times'
beschouwen als de verdoken bekentenis van een borderliner die ons met
zijn allen wil meesleuren in zijn eigen diagnose?
Dirk, ik zie je
graag. Ik vind je boek sympathiek. Ik vind het ok dat je met vettig
haar op tv komt. Ik hou van artistieke slordigheid. Dirk, ik ben blij
dat ik je boek heb gelezen. En ik kijk er naar uit om de volledige
uitzending te bekijken. Je bent een toffe gast, Dirk. Ook al klink je
als iemand die Facebook haat en dat hoofdzakelijk via Facebook
meedeelt. Misschien is het waar, misschien zitten we met zijn allen
vast in het leven dat doordramde. In een Zeitgeist die niemand
helemaal prettig vindt, maar we moeten het er maar mee doen.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, Dirk De Wachter, Borderline kenmerken
Generatie Me :: Wat is dat?
Het
is generatie Me. Ikke ikke ikke. Alles ter mijner meerdere glorie, en
dan sta je natuurlijk voor absoluut niks, tenzij voor opportunisme,
maar een zwak opportunisme, alles pakken wat recht voor je ogen komt,
en als het maar scoort op Facebook. Een depressief, verplicht genot,
noemt psycholoog Paul Verhaege dat.
Als
ik dan mijn hele generatie, mezelf incluis, wil aborteren op
beschuldiging van leeg egoïsme en egocentrisme, denk ik aan Socrates
die ook al de jeugd verfoeide. Zou het van alle tijden zijn? Het
afschrijven van de jeugd als los van idealen, enkel op zoek naar
lichtzinnig vertier, irritant haantjesgedrag? Ik zit nog wel op
twitter en iedereen die 140 tekens toch per se moet gebruiken om een
eigen 'prestatie' of een kotsmisselijkmakende foto (een baby, een
katje, het avondeten) te posten, gaat er uit. Ik post daar enkele
motiverende quotes en word massaal ontvriend.
Ik
zit een beetje tussen twee generaties in. Ik kan nog naar mijn ouders
kijken die het hadden meegemaakt, die nog ergens voor stonden:
vrijheid, onafhankelijkheid, maar degelijk begrensd door het
overgeërfde christelijke principe 'doe niet aan een ander wat jezelf
niet wil aangedaan worden', doodbrave hippies die graag schopten
tegen het establishment en niet de kapitale foute drive hadden (zoals
de communisten die ik ken) om het te vervangen door gewoon weer een
nieuw establishment. Nee, macht, en machthebbers, dat moet je
permanent bespotten, dat houdt het een heel klein beetje gezond, en
je kan er dan tenminste om lachen, het reformeren of vervangen door
een andere macht, dat is pest willen genezen met ebola.
Ik
ratel door, maar dat is goed, de geest een beetje opwroeten, als je
het lang genoeg doet, stuit je al eens op goud, of toch zilver.
Generatie
Me. Ik wil ze graag compleet afschrijven, maar laat ik er nou een
excuus voor zoeken. Ik lees te veel advocatenromans, ik begin de vijf
kanten van elke zaak te bepleiten. Als ik echt geen kant meer op kan,
ga ik rechten studeren.
Waarom
zijn wij (ik reken mezelf er bij) tot zulke robotjes van ons eigen
miezerige ego uitgegroeid?
Ja,
we zijn uitzonderlijk hard in de watten gelegd door onze ouders en
ook grootouders. Uitzonderlijk hard. We zijn gepromoot van kindsbeen
af als het enige centrum van de wereld, want God was toch dood. En
die wereld mocht in vlammen vergaan, zo lang we maar voor onszelf een
diploma, een promotie, geld en faam uit de brand konden slepen. We
kregen ook de nogal onnozele boodschap mee: work hard, play hard.
Echt
waar, die boodschap kregen we. We moesten 'het' maken in de wereld,
maar we moesten ook heel veel plezier maken, van het leven genieten.
Dat was een imperatief, want onze ouders waren nog geknecht
opgegroeid, losgebroken vanaf hun trouwpartij het ouderlijke huis
letterlijk ontvlucht en hadden hun eigen ouders nooit helemaal
vergeven dat ze een doodsaaie kindertijd hadden beleefd terwijl er
verdorie lol te beleven viel ergens, want The Rolling Stones waren op
tv geweest! Dus wij moesten het allebei hebben, succes en heel veel
plezier, o zoveel plezier. En succes dus.
Dat
succes werd echter zeer eng gedefinieerd. Het moest er goed uitzien.
Het moest een ronkende titel zijn 'customer service purchasing
officer' en niet 'telefonist' (qua jobinhoud zero verschil). Een
ideaal was er niet aan verbonden. De wereld moest er niet beter van
worden, de buren moesten er groen van worden. De buren zijn
'vrienden' op Facebook geworden, maar het principe is hetzelfde. We
lachten met de serie 'keeping up appearances' en wisten niet dat we
met onszelf lachten en niet meer wisten dat er achter onze
appearances niks meer zat, dat ons vertoon ons zijn werd, en dat we
antidepressiva nodig hadden omdat je van vertoon alleen niet kan
leven.
We
gingen reizen, reizen, reizen, uiteindelijk om geen enkele andere
reden dan om foto's te kunnen tonen, eerst achteraf, dan uiteindelijk
live, instant, online. Een leven in dienst van de camera. Niet op
foto staan, is niet bestaan. Men voelt zich zo leeg, dat men steeds
materieel bewijs zoekt voor zijn eigen bestaan. Men moet gezien
worden. Of men bestaat niet. Ik schrijf dit helaas zonder fles Jack
bij de hand, dus ben bloedserieus. Waarom moesten er plots open space
offices komen? Waarom was het gedaan met werknemers in hun eigen
hokje stampen? Die muren moesten weg, ze werden ondraaglijk, we
moeten niet elkaar zien, we willen gezien worden, of de zelftwijfel
bekruipt ons, wie zijn we dan? Nee, als iemand mij ziet, dan moet ik
wel bestaan. Ik sta op foto, mijn collega ziet mij, oef, ik besta.
Rebels
zijn werd mainstream. Iedereen rebelleert en beseft niet dat je net
zo conformeert, als iedereen het toch al doet. En dat moest uiterlijk
vertolkt worden met piercings, verplichte inbreuken op dress codes,
tatoeages (een idiote rage die bij mijn kennissen weer opsteekt),
allemaal zo leeg als wat. Als je geen Chinees gestudeerd hebt, ben
je een hansworst als je het Chinees teken voor crisis is opportunity
(als dat echt hetzelfde is in het Chinees) op je arm laat kerven.
Enige
besef van de wereld vervaagde. Onder andere omdat mijn
leeftijdsgenoten de kruistochten in de 18de eeuw plaatsen (echt
meegemaakt). Ja, men ging de nadruk leggen op vaardigheden, niet op
kennis. Je moest dus niemendal weten over de kruistochten, je moest
het alleen kunnen opzoeken. Jammer, maar helaas, niemand zocht het
op. De zoekfunctie van je pc kennen was genoeg. Jonge mensen hebben
dus geen idee vanwaar de mensheid komt en dus geen enkel idee waar
het heen gaat, of hun eigen rol daarin. Zonder achteruitkijkspiegel
kan je niet rijden.
En
dan gaan ze de leegte vullen door het shoppen naar 'causes'. Ze
worden vegetariër voor een maand of zes. Ze kopen geen merkkledij,
ook maar voor een tijdje. Alsof het iets uitmaakt, al die dingen
komen uit Azië, merk of niet. De vegetariër leest over soja en hoe
ze daarvoor het oerwoud ook al ontbossen en geeft het op. Er zijn
geen 'goede' keuzes meer. Lijkt het wel.
De
aandelenmarkt is nep. Religie is onttroond. Van politici verwacht je
gewoon dat ze nep zijn, hoe nepper hoe beter (Obama??? Als je
authenticiteit wil parodiëren ga je automatisch kijken als die).
Alles wordt een karikatuur van zichzelf. Amnesty international is een
marketingmachine, Occupy sterft als het niet meer plezant is. "De
eerste weken filosofeerden we over mogelijke verandering en acties en
daarna maakten we enkel nog ruzie over wiens beurt het was om op te
ruimen" (geknipt uit een interview) Het was niet plezant meer.
En
dan, zonder enig stevig fundament, slaan we op drift, in een wereld
die ons van alle kanten bombardeert met een total information
overload. Mensen die al helemaal niet weten waar ze voor staan,
krijgen veel meer keuzes aangeboden dan het menselijke brein aankan.
Plus moet het allemaal snel gaan. Plus zet de media schijnbaar
instant successen in de kijker. Plus is wat je doet enkel goed als je
er aandacht mee scoort. Een cocktail om je verstand bij te verliezen
en onstuitbaar te beginnen hinniken, omdat men totaal, totaal
stuurloos is en wanhopig zonder te weten waarom. Proberen mee rennend
in een tredmolen waarvan men het bestaan niet echt ziet, wel vaag
instinctief aanvoelt. De Matrix trilogie had genoeg mensen bij de
ballen. Net als de film Fight Club. Net als American Beauty (al
blijven al die dingen toch nog te veel aan de oppervlakte, ze krabben
toch al waar het kriebelt).
Na
mijn seksloze flirt met de communisten, zie ik maar 1 oplossing meer,
en dat is teder anarchisme. Laat de vrijheidsjagers aaneenklitten,
menselijk verstand alle eer aandoen, en zonder arrogantie in de
spiegel kijken en nog wat plezier maken ook. En er volgen er dan nog
wel, die niet meedoen aan het circus of in volle besef aan meedoen,
dat is ook nog ok. Waarom zit iemand als Adam Bzoch de facto in een
isolement? Dan ben je zo iemand en de prijs die je betaalt, is
ballingschap, want er is verdomme niemand om mee te praten. Dus maakt
hij vrienden van boeken.
Zolang
je het kan negeren, zoals ikzelf, ik heb geen apen boven mijn kop, en
wil ook niet meer voor klassen van apen staan, is het leven goed, het
beste sinds het ontstaan van de mensheid, ik leef beter dan eender
welke Farao, Romeinse keizer of middeleeuwse koning. Ik ben net zo
goed deel van generatie Me, ik moet centraal staan, of het
intereseert me niet, of toch, het motiveert mij niet, de
communistische partij zette niet mij centraal, maar wel hun
pathologische, ziekelijke machtsdrang, en dus moest ik er weg, als
het niet om mij draait, voel ik mij letterlijk verdrinken, verwelken,
verstikken. En sinds ik dat besef, maak ik eerlijkere keuzes.
Ik
hoop dat je iets kan destilleren uit bovenstaande wolkbreuk.
Volgevreten,
niks anders doende dan films kijken en boeken lezen, zelfanalyse ten
top drijvende, en tussendoor Slowaaks lerende, en push-ups en sit-ups
doende tot het zeer doet, die therapeut is om de enige gezonde lui op
te vangen, als je in deze maatschappij niet mee kan draaien, getuig
je van gezonde menselijkheid en dus vang ik je met open armen op, aan
65 euro per anderhalf uur, want ik ben een kind van mijn tijd.
Al
enige tijd ben ik vrijwilliger voor 'Buddywerking'. Wat houdt dat in?
Ik engageer mij om minstens twee jaar enkele uren per maand af te
spreken met iemand die het moeilijk heeft. Meer is het eigenlijk
niet. De organisatie ondersteunt de vrijwilligers goed, geeft hen
informatie over psychologische kwetsbaarheden, organiseert ook
uitstappen voor de vrijwilligers en zorgt ervoor dat de buddy gelinkt
wordt aan een deelnemer die bij hem/haar past. De organisatie stelde
mij vorige week deze tien vragen.
1.
Hoe lang ben jij reeds buddy?
Ongeveer
sinds april 2013.
2.
Hoe verliep de kennismaking met de deelnemer?
In
alle drie de gevallen vlotter dan verwacht. De medewerkers van
buddywerking bereiden je goed voor, ze scheppen rust en de
kennismaking vindt plaats in een ongedwongen sfeer.
3.
Zie je een evolutie in het contact tussen jou en de deelnemer?
Ja,
in het begin gaat het vaak over de omstandigheden en de problemen van
de deelnemer, daarna ligt het accent minder op serieuze gesprekken en
meer op samen plezante activiteiten doen. Als de deelnemer het
moeilijk heeft, valt hij/zij makkelijk op je terug, omdat je geen
deel bent van zijn vaste omgeving en ook niet het 'ernstige etiket'
van een professionele hulpverlener meedraagt, je bent toegankelijker.
De activiteiten en de gesprekken worden spontaner. In het begin heeft
de deelnemer veel nood om af te spreken, daarna minder. Soms is een
telefoongesprek ook goed.
4.
Welke activiteiten doen jullie samen?
Praten,
wandelen in natuur, musea bezoeken, een spel spelen, films kijken,
gaan eten op restaurant, naar toneel, fietsen, samen winkelen, social
media leren gebruiken, ...
5.
Weet jij wat jij en de afspraken met jou voor de deelnemer
betekenen?
Ik
meen dat de deelnemer het contact met de vrijwilliger kan inzetten
als een soort 'joker', als een 'time-out', doordat je noch familie
bent, noch een vriend, noch een professionele hulpverlener. De
deelnemer heeft een objectiever klankbord, heeft te maken met iemand
die enige affiniteit heeft met de problematiek van de deelnemer, en
psychologisch belangrijk: hij/zij moet niet betalen voor dat
luisterend oor (wel zo, bij een therapeut).
Het luisterend oor lijkt
mij dubbel zo veel effect te hebben, omdat de vrijwilliger de
deelnemer en zijn verhaal de moeite waard vindt, gewoon zo. Familie
en vrienden staan soms te dicht bij de deelnemer, vellen sneller een
oordeel, de deelnemer is vaak ook bang van hen te belasten of 'in
herhaling' te vallen. Sommige kwesties liggen zo gevoelig dat ze ook
niet met vrienden of familie te bespreken zijn. Of: vrienden en
familie kunnen geen activiteit meer ondernemen ZONDER over de
problemen te beginnen, ze beginnen de persoon te veel te associëren
met zijn probleem, terwijl de deelnemer liever gewoon iets wil doen
zonder aan die problemen herinnerd te worden.
6.
Wat betekent de deelnemer en de afspraken met de deelnemer voor
jou?
Een
bevoorrechte inkijk in minder bekende delen van onze leefwereld, die
je anders nooit te zien krijgt. De kans om iemand te steunen wanneer
het echt nodig is. Een zeer leerrijke, praktische kijk op psychologie
en de zeer concrete samenhang tussen trends in onze maatschappij en
het effect daarvan op de psyche van individuele mensen.
Zeer
concreet: Ik heb twee toffe mensen leren kennen, met een zeer rijke
belevingswereld en veel levenservaring, die allebei bewezen dat ze
ondanks hun problematiek iets willen betekenen voor hun omgeving en
onze maatschappij.
7.
Buddys halen psychisch kwetsbare mensen uit hun isolement.
Ervaar jij dit ook zo? Kan je dit met een concreet voorbeeld
toelichten?
Ja,
absoluut. De deelnemer kan na langdurige ziekte de indruk hebben dat
hij enkel nog contact heeft met professionele hulpverleners of met
mensen die zelf ook in een isolement zitten. Op zo'n moment ben je
echt de 'gids' naar de buitenwereld. Soms is de deelnemer zo onwennig
bij het doen van alledaagse dingen dat je al veel betekent gewoon
door er te zijn. Ook moeten deelnemers vaak een schuldgevoel
overwinnen. Ze zijn ziek, maar zijn bang dat er nog steeds een taboe
ligt op psychische kwetsbaarheid en denken dat mensen hen zullen
veroordelen. Dat versterkt hun isolement nog. Door hun probleem te
erkennen en hen tegelijk duidelijk te maken dat ze door hun probleem
niet aan waarde inboeten, versterk je voor een deel hun
assertiviteit.
8.
Wat heb jij nodig om je goed te voelen in je engagement als buddy?
Degelijke
informatie. Een regelmatige opvolging. Deelnemers die op een
verantwoordelijke manier omgaan met Buddywerking (in de mate van het
mogelijke) Enige rekening houden met mijn chronisch chaotische agenda
(al die dingen zijn er bij Buddywerking) (het gratis én lekkere eten
tijdens infodagen is een zeer toffe bonus!!)
9.
Krijg je soms reacties uit je omgeving op het feit dat je dit
engagement opneemt?
Zelden.
Mensen zijn soms positief verrast dat je zoiets doet. Soms zijn ze
nogal rap om te vragen: 'kun je daar niet voor betaald worden?' De
meeste mensen vinden het 'mooi' dat je zoiets doet. Of ze zeggen dat
zoiets 'niet evident' is.
10.
Heb jij een droom voor de buddywerking?
Het
ware goed als dit initiatief breder bekend raakte en er een reflex
ontstond om niet alleen naar een psycholoog te stappen of een dokter,
maar een aanvraag voor een buddy te doen. Ik denk dat een initiatief
als buddywerking een groot verschil kan maken. Dat meent ook een
professional en academicus Paul Verhaeghe (Ugent). Verder als droom:
Buddywerking zou misschien elk jaar één grote culturele activiteit
kunnen organiseren met de input van de deelnemers en de
vrijwilligers, omdat ik bij zowel deelnemers als vrijwilligers een
bovengemiddelde interesse in kunst en cultuur opmerk...
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, tips mindfullness, mindful zijn, technieken mindfullness, meditatietechnieken, buddywerking, een buddy aanvragen, ziekenzorg, buddy
11-12-2014
Red de wereld, lynch elke week een opniemaker
Morning
papers noemt Julia Cameron het. Kwestie van nooit in writers block
te vervallen, gewoon dagelijks beginnen met een tweetal paginas
over whatever in uw mind komt gevlogen. Het moet niet goed geschreven
zijn, het moet geen steek houden, het moet u alleen maar ontgiften en
kickstarten.
Ik open Facebook,
de blauwe fee. Filip de Bodt van VZW Uylenkot (het moet niet correct
gespeld zijn in de morning papers) deelt al verontwaardigd een
opiniestuk in de Morgen. Wereldoorlog drie wordt in de rest van de
wereld nog uitgevochten met afdankertjes uit wereldoorlog twee,
stokoude Duitste Sturmgewehren duiken zelfs op in Irak, maar hier in
t westen vechten we wereldoorlog III uit met opiniestukjes en veel
verontwaardiging. De sociale media zijn vooral de asociale slagvelden
geworden. We gaan nog lang opiniestukjes over en weer schieten. En in
t niemandsland zit het overgrote deel van de bevolking dat zich
afkeert van politiek, er absoluut niks mee te maken wil hebben, en
hoogstens afgestompt kankert op al wie hun een doorn in het oog is
(de gemiddelde Vlaming heeft een kloek balkske in beide ogen, das
bekend, je kan er de opiniestukken op na lezen)
Vannacht
ging ik wandelen, want ik loop de muren op zonder mijn lief, hier in
the void, wat wij Erembodegem noemen en ik kreeg de neiging om
Vlaamse leeuwenstickers van veel te propere (altijd een slecht teken)
autos te trekken. Maar ja, ten eerste heb ik daar een erg
negatieve associatie mee, met die leeuwenbrol, ik haat bovendien ook
nog de kleur geel (brave conformistische bierbuikpapas dragen gele
zwembroeken op t strand) en die associatie is heel negatief, wie
weet bedoelt die lustige stickerplakker iets helemaal anders met zijn
leeuwenvlagje (zijn, niet haar, vrouwen plakken geen vlaggen op hun
auto en daarom zijn zij het wijze geslacht), misschien bedoelt die
gewoon dat hij graag frieten eet en in slaap valt voor de wielerkoers
om wakker te schieten bij de finish. Dus ik liet die vlagskes dan
toch maar hangen.
Wellicht ben ik beter met een opiniestuk over
leeuwenvlaggen, dan echte actie. Want echte actie, daar doen we niet
meer aan mee. Das passé. De politieke arena, das Facebook, de
blauwe fee, en opiniestukken. Gegarandeerd is een maar een
minipercentage van de bevolking die zich dagelijks door al die
opiniestukken worstelt. Nog geen 2 procent waarschijnlijk. En die
vreten dan hun kas op en kruipen zelf in hun verontwaardigde pen. Om
de problemen op te lossen, zou ik als gokker (ik gok helaas alleen
met mijn tijd, niet met mijn geld, das ook weer cryptisch he) toch
mijn geld zetten op mensen die nooit opiniestukken schrijven en
helemaal nooit opiniestukken lezen. Want gelijk Louis Paul Boon al zei, zij die
niks te vertellen hebben, schrijven, zij die wel iets te vertellen
hebben, kunnen niet schrijven. Boon had trouwens verder ook niet veel
te vertellen, maar hij kon het wel sappig brengen. En er blijven
tenminste een paar goeie citaten van over. Gelukkig geen
opiniestukken.
Ik
heb net acht kilometer gelopen, en twee paginas morning papers
geschreven, nu nog beffen, the most important meal of the day, en de
testes ledigen, en ik ben helemaal ontgift, verre weg van de
opninieuze stellingenoorlog. Met excuus voor eventuele typfouten. Het
zijn morning papers. Nalezen fnuikt er de bedoeling van.
Tags:William Peynsaert, morning papers, schrijfroutine, tips voor schrijvers, schrijftips, opiniestukken, hoe word je opiniemaker, lynchpartij, lynchpraktijken, de wereld redden
Waarom zit er een koffielepel in mijn broekzak?
Als ik elke dag zou
optellen dat ik zwaar depressief ben geweest en met
zelfmoordgedachten rondliep, kom ik waarschijnlijk aan één derde
van mijn leven, en dan ben ik onkarakteristiek optimistisch. De
eerste depressie, toen nog redelijk onbegrijpelijk, maar als donker
water dat plots tot mijn nek stroomde, à là 'meent ge nu echt
serieus dat dit het leven is? En dan heb ik het nog redelijk goed,
wat voor hel moet dit hier zijn voor al die anderen? En moet dit nu
nog een jaar of 70 duren?- had ik rond mijn vier jaar. Waarom ik zo
vaak depressief geweest ben, is voor u allicht van minder belang.
Indien u het toch wil weten, moet u mij maar mailen.
Waarom zit er een lepel
in mijn broekzak? Een metalen koffielepel voor alle duidelijk. En
geen schoenlepel bijvoorbeeld.
Dat het een lepel is,
maakt eigenlijk niks uit. Het had ook een tandenborstel kunnen zijn
of een walnoot of een kiezelsteen. Ik koos een lepel omdat ik die
toevallig in de buurt had.
Aangezien ik sinds een
jaar of zo zeker ben dat onze gedachten de bouwstenen zijn van onze
toekomst en we onze gedachten dus zelf moeten kiezen en bepalen,
bewaak ik mijn gedachten zoals een 70-jarige neurotische hobbytuinder
waakt over de 10 vierkante meter patatten en selder die hij kweekt in
zijn hof en zo erg onkruid wiedt, dat hij al op zijn knieeën zit met
een pincet in de aanslag nog voor het onkruidsprietje zijn kop durft
laten zien.
Dus: Telkens ik een
negatieve gedachte (nijd, haat, doem, pessimisme, wanhoop,
verslagenheid, het afbreken van anderen) opmerk, gelijk een
modderspat op een witte auto, steek ik die koffielepel in mijn andere
broekzak. Dat zorgt er voor dat die negatieve gedachte op heterdaad
betrapt wordt en als demonische boorling gesmoord wordt nog voor die
uitgroeit tot een reus die heel mijn dag verkloot en in 't meest
ambetante geval mij doet zoeken naar voldoende hoge hoogtes om vanaf
te springen.
De techniek werkt
verbazend goed, beter dan ik zelf verwacht had. Ik moet de lepel ook
minder vaak van broekzak verhuizen dan ik op voorhand had ingeschat.
Het is vreemd, gewoon omdat ik weet dat ik anders die lepel van
broekzak moet verwisselen, aborteert mijn geest de zygote van de
negatieve gedachte voor die een eigen leven gaat leiden en mij
wegsleurt van mijn levensweg naar mijn lijdensweg. Nee, merci, dan
versteek ik liever een koffielepel een keer of tien tot twintig per
dag.
Wat houdt u tegen van
het zelf te proberen? Een armbandje is waarschijnlijk praktisch, maar
ik heb liever iets onpraktisch gelijk een koffielepel in mijn
broekzak, die mij tientallen keren zegt dat ik zelf bepaal wat ik een
plaats geef in mijn gedachten.
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie, tips mindfullness, mindful zijn, technieken mindfullness, meditatietechnieken
10-12-2014
Een thesis deponeren in Olomouc
8u05. In een trein naar Tsjechië. Mijn vrouw moet haar thesis gaan afgeven in haar universiteitsstad. Voor een digitaal tijdperk moet een mens zich nog steeds belachelijk vaak verplaatsen. We zijn opgestaan om vijf uur deze ochtend. Gisteren heb ik tot half twee 's nachts naar Game of thrones gekeken en geschreven aan mijn eerste serieuze roman in 't Engels. We gaan hier nu niet stoer doen en zeggen dat ik niet moe ben.
Ik had naast mijn bed al een halve liter koffie klaarstaan in een grote tas, dus ik zit nu lekker stijf van de cafeïne ergens in een stilstaande trein ergens bij de grens van Tsjechië en Slowakije. Zuzi leest glunderend haar thesis nog eens na, al is het te laat om nog iets te wijzigen, want het werk is al ingebonden in leer. Ze heeft haar thesis helemaal in het Duits moeten schrijven. Toen ik slavistiek studeerde, mochten we onze thesis in het Nederlands schrijven. Wat een ongelofelijke watjes zijn wij, Vlaamse slavisten. Waarom waren we niet verplicht om onze thesis in het Russisch te schrijven? Dan waren we zeer terecht met de helft minder afgestudeerd en we waren zeker helemaal vloeiend geweest in het Russisch. Tot wat dat dan had moeten leiden, weet ik niet, want kennis van Russisch leidt op de arbeidsmarkt voornamelijk tot de meest helse strontjobs in de ontmenselijkte nine to five wereld.
Ach ja, ik hou in het algemeen niet van mensen die leerkrachten nodig hebben en regulier onderwijs om iets te leren. Dat is alleen omdat ze iemand nodig hebben die als boeman staat te kijken of ze wel leren. Alles kan je jezelf aanleren. Wie een leerkracht nodig heeft, wil niet leren, maar wil wel gedwongen worden om iets te leren. Dat ik het reguliere onderwijs een saaie, inefficiënte schijnvertoning vind, mag allicht wel blijken uit de stripreeks Verkrijt. And you gotta walk the talk natuurlijk: wat ik het beste ken, heb ik mezelf aangeleerd. Amerikaanse Burgeroorlog, Engels, Duits, Slowaaks en toneel schrijven. Alleen in dat laatste heb ik enige les gekregen, vreemd genoeg van mijn prof Sloveens... De wegen van de God van onderwijs zijn helemaal ondoorgrondelijk.
Ik ben nog steeds een klein De Weverke aan t placeren. Dat wil niet zeggen dat ik de arme mensen harder in de armoede aan t trappen ben of in mijn vrije tijd grote investeerders pijp, beide bevolkingsgroepen hebben mij daarvoor helemaal niet nodig, maar het wil wel zeggen dat ik nog steeds op dieet ben, weliswaar zonder maagring zoals De Wever en zonder dat mijn dieet het beste onderdeel is van mijn mediacampagne. Ben ik al vermagerd? Ik weet
het niet. Ik vermoed van wel, want ik eet maar 1 maaltijd per dag meer. En vroeger at ik per maaltijd drie maaltijden, goed voor 9 maaltijden per dag. Ik heb ook helemaal geen zin meer in eten. Ik begin zeer sterk te vermoeden dat mijn haast boulimisch gevreet van de laatste drie jaar te maken had met mijn frustraties door mijn werk als propagandist voor de laatste stalinisten, wat ongeveer hetzelfde is als 'schrijven' voor Kerk en Leven. Als ik moet kiezen, zou ik trouwens liever voor Kerk en Leven werken, want daarmee kom je tenminste niet uit bij goelags. Bij Kerk en Leven hebben ze spijt van de inquisitie, bij de stalinisten is men nog volop in ontkenning.
The usual suspects :: mijn zes meest frequente doemgedachten
Gouden tip voor verstokte piekeraars: kies een vast tijdstip van 1
halfuur per dag om VERPLICHT te gaan piekeren. Als je buiten dat half
uur piekert, zeg dan direct tegen jezelf dat je nu niet kan piekeren,
dat je zal piekeren tijdens het vaste half uur piekeren. Schrijf tijdens
je half uur piekeren je piekergedachten neer op de linkerbladzijde van
een schrift. Schrijf op de rechterbladzijde een aantal remedies tegen
die piekergedachte. Vraag je af wat je er kan tegen doen en schrijf alle
invallen op. Doe dat een drietal weken en je zal merken dat je
piekergedachten te herleiden zijn tot enkele vaste thema's. Een stuk of
5. Je zal echter merken dat je het tienvoud aan remedies hebt bedacht.
Uiteindelijk zal je meteen aan een remedie denken als je een
piekergedachte voelt opkomen. Het resultaat is dat je veel minder
piekert en de reflex opbouwt om constructief te denken.
Mijn typische piekergedachten:
-ik ben bang dat ik nooit een groot maandloon zal verdienen...
Een remedie: euhm, kerel, je kent minstens acht talen... Wake the fuck up...
-ik ben bang dat ik geen geschikte ruimte vind voor mijn therapeutenpraktijk
Een
remedie: doe zoals de huisdokter, doe huisbezoeken. En als dating coach
kan je gerust op café afspreken met een cliënt en in de zomer in een
park. Seriously, start thinking way outside of the box!
-ik ben
bang dat ik een job (=jammerlijk onbevredigende beproeving) zal moeten
doen tegen mijn zin en terug non stop zelfmoordgedachten krijg
Remedie:
dude, je bent koppiger dan Hitler op zijn koppigste dag. Je vindt
altijd een manier om geld te verdienen én lol te beleven. Work is play,
remember? Follow your bliss en the money rolls right in, dat is altijd
al zo geweest.
-ik ben bang dat mijn beste vrienden geen tijd meer hebben voor mij
Remedie:
geef ze de ruimte en sta open voor nieuwe mensen. Alles stroomt. Panta
rhei. Mensen komen voor een reden en ze gaan voor een reden. Wens
'fading friends' oprecht al het beste en wees dankbaar voor de tijd die
jullie samen doorbrachten.
-ik ben bang dat ik geen goed
doctoraat schrijf over de Amerikaanse Burgeroorlog en met mijn doctoraat
niks nieuws toevoeg aan het meest beschreven onderwerp in de
geschiedenis van de mensheid sinds de Bijbel.
Remedie: Er is
relatief weinig geschreven over de interne verdeeldheid van de
Confederatie. En heel wat mensen ontkennen dat feit, dus er is genoeg
ruimte om iets toe te voegen. Duik in de primaire bronnen. Luister naar
de wijze raad van je promotor.
-ik ben bang, helaas bijna zeker, dat er na de dood niks meer is en dat ik mijn vader nooit meer terugzie
Remedie: ok, this one is a particularly tricky one...
Maak
het jezelf gemakkelijk en neem gewoon aan dat je je vader na je dood
nog voor minstens 1 gesprek terug kan zien. Je wil dat gesprek enorm
boeiend en plezant maken, dus je hebt nu absoluut geen tijd voor dit
soort piekergedachten. There, you get the point. Wat zijn jouw
terugkerende piekergedachten en welke oplossingen kan je bedenken voor
je zorgen? Pak een schrift, vind een half uur en doe jezelf een plezier:
ga opzettelijk een half uur zitten piekeren. Maar daarna voor de hele
dag niet meer, akkoord?
Tags:William Peynsaert, piekeren, stoppen met piekeren, piekergedachten, omgaan met depressie, tips depressie
De geur van oude mensen en wachten op de trein in Olomouc
14u59.
Station Olomouc. We hebben net blitzinkopen gedaan op de lokale
kitschmarkt, euhm, kerstmarkt en hebben wat trinkets mee voor het
thuisfront. En medovina. Honingwijn. Waarvan de slinkse verkoper mij
twee shots deed proeven. Gevaarlijk spul. Iets met alcohol dat voor 1
keer niet smaakt alsof men rotte pruimen met napalm in je keelgat kwakt.
We
zitten in de wachtzaal van het station. Waar ik de bloeddruk krijg van
een bedrijfsleider op een traditionele Belgische stakende maandag.
Voornamelijk omdat ik zot word van automatische deuren die voortdurend
open en dicht gaan door de vele voorbijgangers. En omdat ik een 'cold
turkey' voel opkomen, omdat ik hier geen internetverbinding heb en ook
omdat het hier naar oude mensen ruikt. Wat allicht de geur is van
menselijke huid die zich niet meer kan vernieuwen en overtrokken raakt
door een soort bruine schubben. Hoe zeg je 'die young, stay pretty' in
het Tsjechisch? Zomri mlady, zostan pekny? Zoiets? Als ze hun wandelstok
naar mijn kop smijten, zal het wel correct zijn.
Ik ben te moe om
te lezen en heb nochtans twee goeie boeken mee voor therapeuten. Dus
kijk ik rond naar knappe vrouwen met behulp van mijn eigen knappe vrouw,
die af en toe zelf mijn aandacht trekt naar een knappe vrouw. Wij zijn
dat zeer vreemd soort koppel dat niks wegsteekt voor elkaar. Ja, dat
kan. Idee: het handboek 'als koppel de eerlijkheid overleven' schrijven.
Een
vriend van mij is gek, want hij werkt in een call centre. Hij heeft
sinds jaren eindelijk eens een lange vakantie. Zes weken. En? Hij is
ziek nu. Griep. Heb hem 'when the body says no' van Gabor Mate
aangeraden. Als we een job (=just over broke) enkel voor de papieren
kalveren (= geld) doen, protesteert onze ziel en worden we ziek. Hoeveel
discipline of masochisme we ook mogen hebben.
De oude naar de
dood geurende kerel met dat soort typische hoedje dat iedereen per post
opgestuurd krijgt als men 65 jaar wordt, die naast mij zit en mij mijn
jeugd doet vieren, leest iets zoals Dag allemaal. Hier heet die shit
'bliksem'. Iets pervers in mij wil graag eens een tijdje werken voor Dag
allemaal of Story of Blik (bestaat dat nog?) en met veel overgave
schrijven over bekende Vlamingen die trouwen om te kunnen scheiden en om
de drie maand een andere verslaving overwinnen. Dat is pas succesvolle
propaganda. Schaamteloos inspelen op de primaire roddelinstincten van de
mens. Ah, een interview uitschrijven met Eddy Wally of een andere
comateuze mummie en 'are you not entertained?' roepen naar de lezers die
van niks weten. Niet neerkijken op mijn medemens staat bij mijn
voornemens voor het nieuwe jaar (wie neerkijkt op een ander, kijkt in de
eerste plaats altijd neer op zichzelf, arrogantie vertrekt altijd in
verdoken zelfhaat). IK WEET HET, HET IS NIET SCHOON VAN MIJ. MAAR VINDT
GE HET NIET EERLIJK? (en het is niet eens waar, op deze blog is mijn
schaduwzijde aan het woord...)
Maar we zijn nog 2014, dus ga
ik nog verlekkerd 'life at the bottom' lezen van Theodore Dalrymple.
Stompzinnig slecht geschreven, maar in tegenstelling tot wat links van
dat boek denkt, wil die Dalrymple echt de mensen uit hun armoede halen,
hun armoede die vooral een geestelijke armoede is, want materieel hebben
ze het eigenlijk nog enorm veel beter dan de rijkste middeleeuwse
koningen. Verdomme, ik krijg zin om verder te kijken naar Game of
Thrones.
Om uw aandacht er bij te houden: Slowakije heeft opvallend meer knappe vrouwen dan Tsjechië.
Hand to mouth :: Een razend boekske van een Amerikaanse die shitty jobs doet
Wie Hand to Mouth opzoekt op het internet kan op een autobiografie van de Amerikaanse schrijver Paul Auster stoten en op porno (duh...) en op deze razend 'view from the bottom' van Linda Tirado. De naam is een omen, want dit is een tirade van begin tot het einde. Vergeet 'Het leven aan de onderkant' van Theodore Dalrymple, this is the real deal. Hopelijk krijgt dit boek een vertaling in het Nederlands. Geen enkel boek schetst beter hoe laaggeschoolden in Amerika vastzitten in een vicieuze cirkel. De schrijfster zou bijvoorbeeld kunnen werken als een secretaresse van een advocatenbureau. Maar dan heeft ze eerst genoeg geld nodig om een professionele garderobe te kopen, want in haar huidige kleren ziet ze er simpelweg niet goed genoeg uit. En haar resem shitty jobs en vrij eentonig, goedkoop dieet, en al de stress en de vermoeidheid, zorgen er voor dat ze er niet bepaald 'commercieel' uitziet. En dus steeds onverkoopbaarder wordt op de arbeidsmarkt. Zelf blijf ik geloven in de Amerikaanse droom, maar ik ben altijd wat aan de koppige kant geweest. De meeste scherpzinnige opmerking over de Amerikaanse droom is deze:
Tags:hand to mouth, life at the bottom, laagste rang, minimumloon, werken in Amerika, laageschoolden Amerika, het leven aan de onderkant, Theodore Dalrymple
Mijn vrouw vraagt of ik klaar ben voor de mis. Wat? Weer? Ja, wéér. Het is acht december en, ik goddeloze, weet niet dat dat een heilige dag is. Nog steeds weet ik niet wat die dag heiliger dan andere maakt. Maar sinds gisteren weet ik dat het iets met de heilige maagd Maria te maken heeft. De knaz (=priester) had het gisteren voortdurend over Maria. Ondanks mijn verwoede pogingen om in mijn hoofd een teleportatie te doen naar zaken die mij veel meer boeien dan een maagd met een laken over zijn kop die kleine stukjes brood uitdeelt, maar de wijn altijd voor zichzelf houdt (waarom eigenlijk? Zo'n eucharistieviering mag gewoon écht niet leuk zijn, he? Daarom is het, he? Daarom houdt die krenterige knaz (=pastoor) altijd de wijn voor zichzelf en mag de rest sjieken op een stuk papier ZONDER druppel LSD erop...MAAR GOED, we gaan verder), ondanks al die verwoede pogingen om aan iets anders te denken, ontging het me niet dat 8 december in het teken stond van de heilige maagd Maria. Voor mij staat 8 december elk jaar in het teken van de vermoorde John Lennon (vraag: ziet iedereen die een beetje voor messias doorgaat er op een bepaald punt in zijn leven een beetje als Jezus uit?), maar daar liggen ze hier natuurlijk niet wakker van.
Aaaaanyway, ik zit dus wéér in een kerk, want het is 8 december, en dat is reden één. Het is maandag en ik zat gisteren ook al in een kerk. Ook gisteren zat ik een uurlang op een foltertuig, zijnde een gammele kerkbank, verzonken in geliefkoosde gedachten, zoals: Wat als Hitler toch aanvalt bij Duinkerken? Wat als het Noorden de stad Atlanta niet kan innemen in 1864? Hoe zou dat dan kunnen? Wat als Julius Caesar niet was vermoord? Enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Reden twee zit naast mij in de vorm van mijn lieftallige, slanke vriendin, een interessante harmonieuze balans tussen een vrouw die eruit ziet als een model, maar het gelukkig niet is en ook geen ambities heeft in die richting en ook nog eens boeken leest, af en toe, als ze niet aan het kuisen is en mijn spullen aan het verstoppen is waar ik die nooit meer terugvind (zij zegt: opruimen of 'een plaats geven', ja, een plaats waar ik nooit aan denk). Met andere woorden, mijn vrouw is een productiefout in de fabriek van de kapitalistische post-moderne jonge mensen. Yippie. Zelf ben ik niet zozeer een productiefout, maar van de lopende band gekletterd, overreden door een heftruck en op het stort gegooid, waar ik bloemen ben beginnen kweken. Hey, als het leven citroenen naar je kop gooit, maak dan limonade.
Soit, ik wijk af, ik wijk af.
Reden drie zijn mijn schoonouders. Diepgelovige mensen. Mijn schoonvader heeft het al gepresteerd om een applicatie op mijn i-pad te installeren die toelaat om de Bijbel te lezen in ongeveer 150 talen. In verschillende vertalingen! Voor het Nederlands alleen zijn er drie versies. Mijn schoonouders gaan ELKE DAG naar de kerk. 's Ochtends vroeg VOOR het werk. Jawel, VOOR het werk. Waarom dat nodig is? Daar verschillen de meningen over. Volgens mij is het een vlucht uit de realiteit, een vlucht voor zichzelf. Mijn vrouw is het daar volstrekt niet mee eens. Volgens mijn vrouw geloven ze gewoon. Onzin natuurlijk. Ze zijn op de vlucht. Allemaal hebben we iets nodig dat groter is dan onzelf, of we worden knettergek, destructief, depressief, kortom, niks goeds komt ooit van het gebrek aan 'iets groters dan onszelf.'
Mijn schoonouders hebben hun vluchtroute goed gevonden. Hun bunker is stevig. En niet ver. Op tien minuten tijd zijn ze er. Er wordt wat voorgelezen uit een oud boek van iets minder dan 2000 jaar oud. Wie het samengesteld heeft, weet ver niemand meer. Waar het allemaal op slaat, daar zijn duizenden andere boeken over geschreven. Maar ach, dat geeft niet. Het gaat niet om wat erin staat. Het gaat om de herhaling, om de zekerheid. Er is dat boek en er wordt uit voorgelezen, altijd op dezelfde vreselijk monotone wijze. Vandaar dat men in de mis op tijd en stond moet rechtstaan, moet knielen en weer gaan zitten of men zou echt in slaap donderen.
Nu ik zo vaak in een misviering zit, valt mij iets op aan de toon waarop de mensen altijd spreken tijdens een misviering.
Dat klinkt ongeveer zo:
Stel je voor dat je op handen en voeten, in doggystyle zit, met je broek af. Achter je staat een regiment zwarte VN-soldaten uit Kameroen en die gaan je allemaal hard in de anus pakken. Je weet dat verzet geen zin heeft, en gelaten, slaafs, mak laat je het over je heen gaan, laat je het zwarte regiment over je heen gaan. En met een filosofische berusting ontspan je je sluitspier. All things must pass, zing je in je hoofd en je laat het gebeuren. Want op een dag wisselen we toch het tijdelijke voor het eeuwige en dan doet het er allemaal niet meer toe.
Overgave. Het gaat om overgave in zo'n eucharistieviering. En daarom is het een vlucht. Een vlucht voor de chaos van elke dag. Een vlucht voor de angsten die het snel veranderende moderne leven ons geeft, de angst van: doen we het wel goed in ons leven? Is dit nu het meeste dat we uit het leven kunnen krijgen? De kerk en zijn missen ontzenuwt die vragen, trekt de existentiële teken uit ons vel en laat ons berusten in wat komen moet. Een botergeil regiment VN-soldaten uit Kameroen met saluerende lullen achter ons of alle andere plagen die het leven rijk is. Maakt niet uit. Laat maar komen. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk (is dat even fijn voor die God). Kies het pad van de minste weerstand en leg er u bij neer.
Reden vier is dat ik te timide, te conflictvermijdend ben om gewoon te zeggen: 'Godverdomme, weet je, ik blijf lekker thuis, voor mij werkt dat hele vluchtmechanisme helaas niet. Mijn zoektocht naar een vluchtroute is al zo ver doorgeslagen dat de zoektocht op zich al de vlucht is geworden.' Nee, ik heb absoluut geen zin in wrevel. En dus schrijf ik mijn gedacht later wel op in het Nederlands, op een blog waarvan mijn schoonouders niet eens het bestaan vermoeden (of onderschat ik hen nu?).
Reden vijf is dat ik mijn lieve schoonouders en lieve vrouw niet wil kwetsen. Ik wil niet het levende bordje zijn dat langs hun vluchtroute staat en zegt: 'Doodlopend straatje, afgrond op 500 meter'. Neen, neen. Deze mensen hebben een zielenrust gevonden. God en de Bijbel zijn niet heilig voor mij, maar lieve mensen hun zielenrust is dat wel. Dus neen, laat ze het hebben. Laat ze het alstublieft hebben. Ze zien er zo vredig uit, mevrouw, mijnheer, u zou ze eens moeten zien terwijl ze vroom knielen en ik daar de enige ben in een 200-koppige kerk die zijn hoofd niet wil buigen, geen kruisteken wil slaan en zich afvraagt of de priester echt nooit seks heeft en wat we straks eigenlijk gaan eten.
Reden zes is dat ik antropologie nog wel interessant genoeg vind om eens te kijken wat die Slowaken zoal uitspoken tijdens hun missen, waar ze in drommen heen trekken, als een soort hondjes van Pavlov, een vrome volksverhuis zoals wij die niet meer gezien hebben sinds de vroege jaren '50.
Reden zeven is dat ik mijn schoonouders geen ongemak wil bezorgen door alleen thuis te blijven in hun huis. Niet dat ze ooit iets in die trant laten merken, want dit zijn BIJNA echte Christenen (als ze minden homofoob waren, waren het misschien echte Christenen geweest), maar ik wil hen toch echt niet ongemakkelijk maken. Deep down inside zouden ze zich durven afvragen wat ik zo helemaal alleen durf uitspoken in hun huis. Misschien ook niet, en bewijst reden zeven alleen dat ik een vrij lage opinie heb over mezelf. Projectie, zoals dat heeft.
Reden acht is dat ik stiekem hoop dat dat geloof toch de waarheid in pacht heeft en mij ook die begeerde zielenrust zal schenken, maar ik kom steeds weer van een schrale reis en diep verveeld terug thuis.
Reden negen is een sadistisch trekje. Ik wil achteraf altijd testen of mijn vrouw (wiens zielenrust ik eigenlijk niet altijd respecteer) überhaupt één woord kan herhalen van wat er in de mis gezegd is. Meestal moet ze even diep in haar geheugen graven als wanneer ik u nu zou vragen wat u vorige week dinsdagavond gegeten hebt. Wat heeft u vorige week dinsdagavond gegeten? Zo kijkt elke diepgelovige kerkganger als je een uur na de mis vraagt, welk stuk van de Bijbel er voorgelezen werd en wat de bedoeling ervan was.
Reden tien, goh ja, is eerlijk gezegd om iets te hebben om over te kunnen schrijven en mij zoals steeds te kunnen opstellen als outsider die niet tot een kudde behoort. Maar zoals mijn wijze vrouw zegt: 'Tegenwoordig zijn er zoveel mensen die zichzelf als outsider opstellen, dat de outsiders zelf een kudde vormen.'
Mark heeft geen sixpack en dat stoort hem. Voor wie de laatste vijf jaar
geen internetverbinding had: een sixpack wil zeggen: uw buikspieren
puilen uit zoals een Grieks standbeeld van een Spartaanse krijger of van
een doorsnee acteur in gay porno.
Mark heeft geen sixpack en dat stoort hem. Op internet heeft hij gelezen
dat die mannelijke modellen alleen maar een sixpack hebben, omdat ze
mager zijn én omdat ze totaal gehydrateerd zijn op het moment van de
fotoshoot. Ze drinken dagenlang niks en de dag zelf drinken ze een paar
glazen wijn, omdat alcohol nog meer dyhdrateert. En dus, telkens Mark
gaat zwemmen, dehydradeert hij zichzelf eerst. Zodat hij toch de zeer
vage contouren heeft van een sixpack. En barstende koppijn van de
dehydratatie. Wie mooi wil zijn, moet lijden.
Mark vindt zijn lul wel nog lang genoeg. Zo af en toe kan hij te diep in
een vrouw gaan, dan heeft ze pijn. Dan stopt hij wel direct, maar
ergens is hij opgelucht: zijn lul is lang genoeg om te diep te gaan.
Maarrr, daarmee is zijn ongerustheid niet van de baan: Mark vindt zijn
lul te dun. Mark kijkt te veel naar porno waar een soort gladiotoren een
lul hebben zwiebelen zo dik als Marks onderarm, en dat maakt Mark
ongerust. Mark weet overigens niet dat pornoacteurs hun erectie op de
set behouden door injecties onderaan de schacht, waar meestal een
bloederige vlek zit van de vele naalden. Soms bloeden ze ook op de
actrices. Dat krijgt Mark niet te zien. Mark weet alleen dat hij zijn
lul te dun vindt.
Mark heeft ook haar op zijn kont. En in de jarenlange relatie met zijn
vriendin, wandelt hij als hij naakt in haar buurt is, altijd
achterwaarts. Zijn vriendin heeft nog nooit opgemerkt dat Mark zonder
kleren automatisch achterwaarts begint te stappen. Mark neemt hierdoor
verkeerdelijk aan dat zijn vriendin nog nooit gezien heeft dat Mark een
weelderige holbaard heeft. Hij heeft het ook een beetje op zijn
onderrug, waardoor hij nooit halfnaakt zal zonnen op het strand. Maar
dat ligt ook aan het gebrek aan een sixpack. En op een zonnig strand wil
hij niet dehydrateren. Zo ver drijven Marks complexen hem nog niet.
Mark vindt ook zijn biceps maar mager. Mark is vegetariër, maar vindt
het hebben van een grotere biceps zo belangrijk, dat hij toch maar terug
vlees is beginnen eten. Hij heeft op internet gelezen dat eiwitten uit
vlees toch echt wel essentieel is om spiermassa te kweken. Tegelijk
heeft hij gelezen dat veel soya eten hem veel vrouwelijk hormoon zouden
bezorgen. En Mark wil absoluut zijn testosteron hoog houden, want dat is
een ander complex van Mark: Hij voelt zich sowieso niet mannelijk
genoeg. Daarom heeft hij een fitnessabonnement gekocht, maar dat verergt
het probleem, hij voelt zich een mietje omdat hij een fitnessabonnement
heeft, maar nooit gaat fitnessen, omdat hij bang is van de confrontatie
met gespierdere mannen. En trouwens, hij vindt fitnessers eigenlijk
allemaal wreed irritante narcisten.
Mark vindt zichzelf ook een tiental centimeter te klein. Mark kijkt op
openbare plaatsen altijd om zich heen om te zien of er veel mensen
groter zijn dan hij. Dat valt behoorlijk mee met zijn 1m74, maar toch,
heel vaak komt Mark mannen en soms ook vrouwen tegen die één tot twee
tot drie (?) hoofden groter zijn dan hem. Het maakt Mark timide. Mark
denkt dat zijn leven op elk vlak anders was gelopen als hij tien
centimeter groter was geweest.
Op een dag ziet Mark langs de kant van de weg een groot bord met een
advertentie van Calvin Klein. Er staat een glimmend mannelijk model op.
Een donker vlekkeloos lijf met een spierwitte onderbroek. En een sixpack
als ware het een middeleeuwse burcht op een eilandje van vlees. Mark
voelt de vetrandjes over zijn te strak zittende broek en begeeft zich op
het makke drafje van een man met een ongebruikt fitnessabonnement naar
de dichtstbijzijnde hoge spoorwegbrug.
Net als hij wil springen en tot complex verhakkelde materie wil vergaan
onder een Duitse goederentrein, tikt een hoogempathisch, 17-jarige
anorectisch meisje met de ostereoporeuze knikkende beentjes van een
75-jarige gepensioneerde kuisvrouw, hem op de schouder. Ze zegt: 'Kom
mee. We zijn met veel. We wonen in een bergdorp zonder advertenties, die
je altijd, altijd, minderwaardig doen voelen om je meer te doen
consumeren.'
'Het bergdorp van de lelijke mensen?', vraagt Mark met tranen in zijn ogen.
Hij en het meisje omhelzen elkaar innig en springen samen van de brug.
Tags:William Peynsaert, hoe een sixpack krijgen, penisvergroting, een grotere penis, dikte penis, dikste penis, complexen, snel afslanken, snelste manier om af te slaan, lengte penis, photoshoppen schoonheid, wasbord, hoe krijg je een wasbord
08-12-2014
34 persoonlijke dingen over John Lennon, 34 jaar na zijn dood
34 jaar geleden, op 8 december 1980, werd John Lennon
afgeknald door een verwarde fan, Mark David Chapman (die om die
reden nog steeds opgesloten zit). Vandaar kort even 34 persoonlijke
dingen over John Lennon:
Yup, John Lennon is mijn favoriete
Beatle. Ik vind zijn accent het leukst, ik vind hem het meest
onderhoudend als hij iets vertelt, ik vind de Beatle nummers die hij
geschreven heeft de betere? Eeuwige optimist Paul past bijvoorbeeld
niet bij mij. George is te esoterisch. En Ringo... Nou ja, Ringo zal
allicht wel onderschat zijn, maar ik ken niks van drummen, dus ik
weet het niet.
Mijn pa leek redelijk goed op John
Lennon toen hij jong was. Toen ik een poster van John Lennon op mijn
kamer had hangen, vroegen mensen regelmatig en nogal beschuldigend
waarom ik een poster van mijn vader op mijn kamer had hangen.
Blijkbaar is dat not done.
Naar eigen zeggen was zijn
gelukkigste tijd, de korte periode waarin hij 'onder goedkeurend en
besturend oog van puppet master Joko' een relatie had met May Pang.
Een Chinees-Amerikaanse dame, die verdorie een hete babe is, zie
foto's.
In de film Backbeat is John
Lennon het interessantste personage. Vooral zijn onverklaarbare
fundamentele kwaadheid valt daar op. Lang voor hij liefde en
pacifisme ging prediken. Clip uit de film
Tegenwoordig doet Russell Brand
mij een beetje denken aan John Lennon, al is John ongewijfeld
getalenteerder (of gedisciplineerder) dan Russell Brand die er
ondanks zijn turbo eloquentie als een opgeschoten moeilijk te
scholen 12-jarige blijft uitzien.
Weinig geweten is dat John enkele
boeken schreef en dat hij daar prijzen voor gewonnen heeft, nog voor
hij het icoon was zoals we hem nu kennen. Zie het book 'in his own
write'.
Zijn boodschap van 'all you need
is love' heeft voor mij altijd bijzonder gevloekt met de manier
waarop hij omging met zijn eerste zoon: Julian Lennon. Die overigens
een bovenste beste kerel lijkt, hoewel nogal aan de depri kant. Hij
heeft een zeer vergelijkbare stem, en toch heb ik nooit naar zijn
muziek geluisterd en ben ik dat ook niet echt van plan. Vreemd hoe
mensen hoe mensen toegang vinden tot muziek...
Mijn vrouw was zo goed om een
T-shirt te beschilderen met het gezicht van John. Waarvoor ik haar
nogmaals hartelijk wil danken.
John Lennon en The Beatles waren
de reden waarom mijn moeder mijn haar moest knippen terwijl ik
sliep. Eén kant per nacht... In die tijd kon ik niet aan een lief
geraken. Dus 'all you need is love', kon ik met veel smachten
meezingen.
Een van zijn betere quotes is
deze:
Je weet meestal dat een Beatles
nummer van John Lennon is als de tekst in 'ik-vorm' is geschreven
John deed zijn best om feminist te
zijn en zei onder andere: 'woman is the nigger of the world'. He
tried to walk to talk en wijdde zich enige tijd toe aan
huishoudelijke taken terwijl Yoko Ono de financiële zaken en de
business kant van de muziek beheerde.
Er bestaat een hele film 'the
hours and the times' over het mysterieuze weekend waarin John Lennon
en manager Brian Epstein verdwenen. Of de twee seks hadden, weet ik
niet, en dat maakt ook helemaal geen verschil.
Van zijn solocarrière vind ik
'mother', 'instant karma', 'well well well', 'how do you sleep at
night?' en 'cold turkey' de beste nummers
Toen the Beatles nog concerten
gaven en de fans zo hysterisch schreeuwden dat de muziek niet meer
te horen was, schreeuwde hij obsceniteiten in de mirco. De grootste
storm stak echter op toen hij in Amerika zei: 'we're more popular
than jesus'
John Lennon zat vol diepe
onzekerheden. Tijdens opnames in de studio wilde hij absoluut
vermijden dat hij zijn eigen stem kon horen.
The Beatles hebben moordend veel
samen op podium gestaan, vooral tijdens hun tijd in Hamburg. Ze
speelden voor peanuts, praktisch non-stop, op amfetamines om wakker
te blijven. Tegenwoordig kent iedereen de regel van '10.000 uren':
wat het ook is waar je wereldtop in wil worden, je moet er 10.000
uren voor oefenen en openstaan voor serieuze feedback. The Beatles
klopten in Duitsland zeer lange dagen en toen ze terugkwamen in
Engeland zaten ze aan die 10.000 uur en... braken ze massaal door.
10.000 uur, dat is zes uur oefenen mét kritische feedback per dag,
en dat ongeveer 4,5 jaar lang. But who ever does that? Die
enkelingen zoals The Beatles. Volgens auteur Malcolm Gladwell is
Bobby Fischer de enige die ooit ontsnapt is aan de regel van 10.000
uur. Die werd wereldkampioen schaken met 9.000 uur achter de kiezen.
Volgens dezelfde theorie is wonderkind Mozart eigenlijk een
laatbloeier, want die had er al een stuk meer dan 10.000 uur
opzitten toen hij doorbrak.
John Lennon was een grote
vreetzak. Hij ziet er op de meeste foto's nogal slank uit, maar de
kerel kon naar 't schijnt een serieus stukske vreten. I sympathize!
(Russell Brand die ik al eerder vermeldde en mij in een (ultra)light
versie aan John doet denken, heeft overigens last van boulemie)
Lucy in the sky with diamonds
zou niet geschreven zijn door de invloed van LSD, maar gebaseerd
zijn op een tekening van zoon Julian. Julian had zoals al gezegd,
geen goeie band met zijn vader, die totaal niet voorbereid was op
het vaderschap en had een betere band met Paul McCartney.
Als iemand met -tegen beter weten
in- een zwak voor astrologie, is het toch opvallend dat elke Beatle
perfect past bij zijn sterrenbeeld. John (weegschaal) en Paul
(tweelingen) vormen bijvoorbeeld een ideaal astrologisch duo.
Mijn ex-schrijfpartner -hij heeft
het te druk met zijn solocarrière- noemt mij Lennie, naar John
Lennon, en ik noem hem Macca, naar Paul McCartney. Astrologisch zijn
we echter minder compatibel, ik zijnde vissen-ram en hij zijnde een
op en top ram. Dat geeft veel herkenning en sympathie, maar te
weinig echte kruisbestuiving. We lijken wat te goed op elkaar. En
als pure ram is hij te zeer monomaniac (nee, dat is niet hetzelfde
als een egomaniac, dat heb ik niet gezegd, Macca)
Ik mocht als kind van mijn vader
IN GEEN GEVAL zeggen dat John Lennon een genie was. IN GEEN GEVAL.
Ik schrok toen een beetje van de heftigheid van dat gebod, maar ik
veronderstel dat hij wilde zeggen: iedereen kan John Lennon zijn, je
moet er gewoon verdomd veel discipline voor opbrengen. En geluk
hebben (maar volgens mij volgt geluk uit voorbereid zijn op geluk
door... discipline)
Ja, ik geloof dat Yoko een door en
door manipulatief persoon is, maar ik geloof ook dat ze John iets te
bieden had, dat hij nergens anders kon vinden. Misschien de kracht
om zichzelf te zijn?
Om één of andere morbide reden
vind ik het nodig om Youtubevideo's te zoeken waar de andere
Beatles wenen als ze het over John hebben... Voor Ringo en Paul heb
ik die gevonden.
Maar
voor George, die stiekem, of nee, nogal openlijk, de dood verkoos
boven het aardse, vind ik niks. Wel een tamelijk gemeen
telefoongesprek tussen George en John, vlak voor diens dood. Zo'n
telefoongesprek dat alleen kan plaatsvinden tussen twee mensen die
elkaar door en door en door kennen en exact weten waar ze moeten
trappen als het moet pijn doen. Ach ja, onder vrienden, mag het al
eens pijn doen.
Een van zijn betere grappen blijft: "For our last number, I'd like to ask your help. Would the people in
the cheaper seats clap your hands. And the rest of you, if you'll just
rattle your jewelry."
Een van mijn favoriete psychologen, Gabor Mate, gebruikt twee nummers van John Lennon ('Mother' en het minder bekende, maar zeer gevoelige 'I call your name') in één van zijn lezingen over hoe we kinderen en masse affectief beschadigen: https://www.youtube.com/watch?v=E9grl42lGzc
Zijn eerste vrouw Cynthia, schreef een openhartige boek 'John' over haar huwelijk met de Beatle. Je krijgt een beeld van een tamelijk overdonderde jongeman met veel onzekerheden en angsten, heel hard op zoek naar iets 'hogers', die van de ene dag op de andere compleet veranderd na zijn kennismaking met Yoko Ono. Hij gaat van dan af erg onverschillig om met zijn zoon Julia en ex-vrouw Cynthia. Uiteindelijk probeert hij wel de brokken te lijmen. Vooral in de periode met May.
Iedereen -ouder dan 12 in 1980- zou zich naar 't schijnt herinneren waar hij was de dag dat John Lennon stierf. Deze sportcommentator heeft die dag alleszins geen fut meer om de match American Football nog verder te bekijken. 'This is just a football game. No matter who wins or loses. An unspeakable tragedy has been confirmed to us...' Bekijk hier
Voor wie vindt dat hij geen tijd mag verspillen door blog posts te lezen over overleden idolen
De mens ging wel door een, euhm, zekere transformatie doorheen de jaren
Tags:William Peynsaert, John Lennon, John Lennon 24 jaar dood, 24 jaar na de dood van John Lennon, moord op John Lennon
07-12-2014
Niet serieus :: Dingen posten op 'www.writehistory.be'
Hoe kunt ge daar nu iets gaan posten?
Mijn vaste schrijfpartner, een ervaren
auteur, die haar métier verdomd serieus neemt en ver wegblijft van
woordendiarree, in tegenstelling tot mezelf, die dagelijks literaire
laxatieven door mijn systeem en mijn toetsenbord jaag, zegt: 'Hoe
kunt ge daar nu iets gaan posten? De enige reden lijkt mij om
slechter te mogen schrijven.'
Writehistory is een site voor
schrijvers. Tenminste, dat is de bedoeling, want mensen die
gepubliceerd raken bij gevestigde uitgeverijen, steken hun tijd niet
in iets als writehistory. De site is vrij eenvoudig gemaakt en je kan
er elke dag maximum één verhaal en één gedicht kwijt. Het
overgrote deel van de gebruikers post geen verhalen, maar wat men in
het Engels 'rants' noemt, die met haken en ogen aan elkaar hangen en
vol taalfouten staan. Enkele jaren geleden kende de site wat meer
activiteit, maar de site is betalend en tegenwoordig zijn er
paradijzen voor aandachtszuchtigen als Facebook en Twitter waar men
gratis en voor niks zijn exhibitionistische verbale scheten op de
wereld kan afvuren.
'Waarom doet ge dat dan?'
In de vage, vage hoop dat er daar
enkele mensen tussen zitten, die serieuze feedback geven op gemeende
pogingen tot verhalen. Af en toe zitten er echt mensen tussen die
goed bedoelde opbouwende commentaar geven. En dat doen ze gratis en
voor niks. Nee, ze betalen er zelfs nog voor ook. Daarom dus, en uit
routine, want schrijven is vooral routine. En het werkt als een
online archief, omdat je elke dag maar één ding mag posten krijg je
na verloop van tijd een heel goed overzicht over waar je mee de
afgelopen jaren (betaal ik al zo lang voor writehistory??) mee bezig
was.
Ook is overigens duidelijk dat ik bijna
uitsluitend reactie krijg als ik over seks lul. Maar aangezien ik dat
thema kotsbeu ben, moet het dan maar zonder reacties.
'Nee, serieus, waarom doet ge het dan?'
Ja, het is natuurlijk stupide.
Schrijfsels uitstrooien over het internet in de vage, onrealistische
hoop om een verbinding te krijgen met een verwante ziel, ergens, op
de een of andere manier. Nee, writehistory is zeker niet de beste
manier. Bloggen in het wilde weg, is ook echt niet de manier.
Aan de toog hangen van een café is
waarschijnlijk een betere manier, maar ik drink niet graag alcohol,
en let's face it: als ge geen alcohol drinkt, geraakt ge zelden echt
in gesprek op café. En dus ramt het schrijverke zijn literaire
laxatieven uit zijn afgeleefd toetsenbord. En mijn professionele
schrijfpartner kijkt er een beetje triestig naar en zet enige gezonde
druk om de kunst van verhalen vertellen onder de knie te krijgen, los
van enige vluchtige aandacht op sites voor (opgepast :: er volgt een
vooroordeel!!) derderangs wanna be schrijverkens.
Wat mijn
schrijfpartner vraagt is eigenlijk: 'Hebt ge dan geen sikkepit
zelfrespect meer?' En wat ik zelf vraag, is: hoe ver wil ik gaan om
een mini beetje aandacht te krijgen, van mensen die ik nooit te zien
krijg in real life? Dat is namelijk DE formule om slecht te
schrijven: schrijven voor aandacht, en niet omdat je een verhaal voor
je ogen ziet dat je gewoon moet opschrijven, ook al was je de laatste
mens op aarde en je zeker wist dat niemand het ooit zou lezen.
Tags:schrijftips, schrijfadvies, leren schrijven, hoe schrijf ik een roman, een bestseller schrijven, bestseller formule
Tien essentiële tips voor succes
Ik
ga mij bij een aantal van mijn vrienden absoluut niet populair maken
met deze tips, want er ligt een soort taboe op denken dat je succes
kan hebben, dat je dat zelf grotendeels in handen hebt. Het is bijna
verboden om echt je dromen te koesteren en daar voor te gaan. Genoeg
mensen liggen in hinderlaag om je dromen meteen te doorzeven, van
zodra je er durft voor uitkomen. Vandaar tip 1.
Negeer alle
'realistische' mensen die je zeggen dat je niet kan bereiken wat je
wil bereiken. Dit slaat ook op mensen die misschien op dit moment
niet in je omgeving zitten, maar het ooit wel. Vergeet de leerkracht
die zei dat het niet kon. Vergeet de maat die er zeker van was dat
het leven miserie was en dat succes afhing van geluk. Vergeet al die
shit. Je komt er geen stap verder mee, je voelt je down, het is
gewoon niet 'empowering'. Omring je met mensen die blij worden als
je succes hebt. Omring je met mensen die zelf ook compromisloos voor
hun dromen gaan. Een psychologisch axioma zegt: We zijn
het gemiddelde van de vijf mensen waarmee we het meeste contact
hebben. Zorg ervoor dat die vijf mensen je droom steunen,
kies vijf mensen die zelf een goed rolmodel zijn.
Visualiseer zo
gedetailleerd mogelijk wat je precies wil bereiken. Visualiseer je
bestemming zo duidelijk, dat je je nu al heel goed voelt, als je
denkt aan hoe het voelt om op die bestemming te zijn. Beleef het nu
al, stap in je droom. Dit moet je vervullen met opwinding, dit moet
lekker voelen, telkens je dit voelt, moet het voelen alsof je
adrenaline kan tappen. Is dat niet het geval, ga dan naar tip 3.
Je doel moet groot
zijn, mik hoog, mik naar iets waarvan je echt wild wordt als je er
aan denkt. Hoe opwindender de droom, hoe meer energie je zal krijgen
om er voor te gaan. Als je droom groot genoeg is, zal je vanzelf
geactiveerd raken.
Herinner jezelf
voortdurend aan de droom en doe dit zo concreet mogelijk. Verander
de ringtone van je gsm op passende wijze. Hang je huis vol posters
die je droom uitbeelden. Alles wat je droom vertolkt, beeldjes,
foto's, spreuken, eender wat, verspreid het overal. Er zijn massa's
mogelijkheden. Verander de welkomstekst van je gsm door enkele
essentiële woorden die je aan je droom herinneren. Zorg dat deze
reminders je een postief gevoel geven over je droom en een
energiestoot geven.
Zoek modellen.
Zijn er mensen voor wie jouw droom nu al realiteit is? Zoek hen,
contacteer hen en vraag hoe ze het gedaan hebben. Aarzel niet.
Mensen die gelukkig zijn, succesvolle mensen zijn bijna altijd heel
erg bereid om hun kennis en hun ervaring te delen. Blijf zoeken tot
je een goed model vindt dat je de weg wijst. Remember: de leraar
komt als de leerling klaar is. Dus wees klaar om te leren.
Een van de
grootste obstakels is angst om te falen. Heel belangrijk: Falen
bestaat niet. Neem dat aan: Falen bestaat niet. Er zijn alleen
LEERMOMENTEN. Telkens je iets probeert en het lukt niet, heb je iets
geleerd. Je hebt dan één methode geëlimineerd waarmee het niet
lukt. Probeer gewoon vrolijk een andere. Er komt een methode die wél
lukt.
Zorg er niet
alleen voor dat je een mentor hebt, maar ook dat je zelf mentor van
iemand bent. Een mentor kan je met sprongen vooruit laten gaan. Maar
even belangrijk is zelf mentor zijn van iemand die minder ver staat
dan jij. Waarom? Omdat de snelste manier om iets te leren het aan te
leren aan iemand anders is. Wat je iemand leert, leer je zelf beter
doordat je de moeite moet doen om het goed uit te leggen. Je bekijkt
de skill of de kennis terug van beginnerlevel en je ziet dan beter
de finesse ervan. Ook: door er les over te geven, versterk je de
passie van wat je weet en kent. Een goeie regel: telkens je iets
nieuws leert, ga het dan meteen aan iemand anders leren, dan leer je
het direct dubbel zo goed.
Doe dagelijks
positieve affirmaties. Wil je bijvoorbeeld fysiek in topvorm zijn,
herhaal dan dagelijks mét visualisatie: Ik ben in topvorm, in ben
in topvorm. Stel je daarbij je lichaam voor zoals dat er voor jou
uitziet als het in topvorm is. Positieve affirmaties moet je
formuleren in de tegenwoordige tijd en nooit ontkennend. Zeg dus
niet: 'Ik eet geen suiker meer', zeg: 'ik eet alleen gezonde dingen,
zoals x, y en z'. Begin elke dag met positieve affirmaties, en voor
je gaat slapen, visualiseer dan je droom en doe je positieve
affirmaties. Je geest zal die indrukken meenemen in je slaap.
Remember: je programmeert je hele wezen om voor je droom te gaan.
Heb vertrouwen.
Terwijl je je geest programmeert voor het succes dat je wil, is de
geest automatisch op zoek om dit succes te verwezenlijken. Panikeer
niet als je niet meteen ziet hoe je het succes zal bereiken.
Vertrouw erop dat je automatisch andere beslissingen zal nemen,
omdat je je open hebt gesteld voor het succes. Je hebt je
onderbewust als het ware het bevel gegeven om naar het succes toe te
werken.
Wees zo specifiek
mogelijk. Stel je niet als doel om te vermageren. Stel jezelf als
doel dat je vijf kilo wil vermageren. Stel jezelf niet als doel dat
je dit jaar meer wil lezen, stel jezelf als doel dat je dit jaar
minstens één boek per week leest. Plak hier ook steeds een
DEADLINE op. Zeg niet, ik wil alle boeken van Dostojevski uitlezen.
Zeg: 'ik lees alle boeken van Dostojevski uit tegen december 2015'
Dit zijn tien zeer
basic tips om meer succes in je leven mogelijk te maken. Het is de
top van de ijsberg, maar de essentie is er. Hoewel het interessant is
om je af te vragen waarom deze principes van succes werken, is die
vraag niet al te productief. Het belangrijkste is om de principes te
gebruiken. Ik kan je heel moeilijk uitleggen hoe elektriciteit werkt,
maar ik gebruik het elke dag.
Probeer het voor dertig
dagen en je zal merken dat deze principes een positief verschil
maken. Voor concete vragen over de toepassing van deze principes, kan
je mij altijd mailen.
Tags:William Peynsaert, tips succes, succes advies, succesvol zijn, the secret toepassen, de wet van de aantrekkingskracht, aantrekkingskracht, wetten aantrekkingskracht, succestips, we worden onze gedachten
Elke zondag zit ik in een Slowaakse mis
Het is hier een zondagsritueel: met de hele familie naar de kerk. Het ontbijt volgt pas daarna, maar ik bedrieg, ik eet ervoor én erna. Dit volk heeft nog rituelen, heeft nog een geloof. De woorden 'priester', 'kerk' en 'God' vallen hier minstens één keer per uur. Wat een onvoorstelbare ratio is.
Er lijken mij bepaalde voordelen aan te zitten. Het leven is hier simpeler. Alles wat gebeurt is Gods wil en dat is wel een handige wetenschap. Ik kom hier weinig identiteitscrisissen tegen, weinig mensen die totaal op drift zijn zoals ik die wel voortdurend ontmoet in Vlaanderen. De mensen zijn ook bescheiden, als ze al arrogant zijn, dan zijn ze dat op een collectieve manier: wij gelovigen versus die ontaarde atheïsten uit het westen met hun gestoorde homohuwelijken, etc. Als individu zijn ze zeer bescheiden en voelen ze zich naakte zondaars altijd onder het oordelende oog van God.
Soms benijd ik hen, want ze hebben een zeer intieme relatie met hun God. Hun God is een God van liefde, die helaas wel de meest vreselijke toestanden laat gebeuren op aarde, MAAR dat is dan de fout van de mens, want God is zo goed geweest om de mens vrije wil te geven. Die vrije wil heb je echter alleen om te kiezen of je wel of niet de wil van God doet. En als je dat niet doet, dan ben je fout bezig en loop je vroeg of laat tegen de lamp. Het lijkt allemaal een beetje parodoxaal in elkaar te zitten, maar hier stelt niemand zich daar vragen bij. Wie niet in God gelooft, zit voor de Slowaken vrij letterlijk 'in het donker'.
Er zijn ook nogal wat Slowaken die élke ochtend naar de kerk gaan. Op zondagnamiddag gaan de gesprekken nog steeds over de mis. NOOIT over wat de priester precies gezegd heeft, natuurlijk niet, tenzij hij een grapje heeft gemaakt, dan weer wel. Of de temperatuur in de kerk, was het niet te koud, dat is ook interessant. Nee, het gaat hem niet om de inhoud. Elke christen die enige zinnige uitleg wil geven aan de tegenstrijdigheden van het christelijke geloof moet zich in de meest kronkelige bochten wringen. Gelukkig gaat het hem niet om de inhoud maar om het ritueel, aan de herhaling, aan de vastigheid van het geheel, hoe intern onzinnig het ook is.
Knielen is de essentie
De essentie van de hele boel, is het knielen. Jawel, jawel, het knielen. Dat deel van de mis die een misviering doet lijken op een sessie fitness voor bejaarden. Op en neer. Knielen, staan, knielen, staan. De essentie van de mis is collectieve zelfkleinering, zelfvernedering. En, pas op, dat is gezond, jawel. Het is hier aangenaam toeven. Bij gebrek aan God wanen westerse mensen zich vaak zelf God van hun omgeving, die aanbeden moet worden via hun Facebookpagina en zo. Hier heb je dat een stuk minder. De mens is hier een nietig wezen, die leeft volgens de regels van God en zichzelf niet ophemelt. Het is aan God om te oordelen of het individu een goed leven leidt of niet. De kans is vrij klein, want het oog van de naald waar de gelovige doorheen moet kruipen is behoorlijk nauw. Maar dat houdt iedereen strak en scherp.
En ik verkies dit geestelijk klimaat tegenover dat van Vlaanderen, waar men een meergodendom heeft heruitgevonden, een polytheïsme waarbij men iedereen aanbidt die enige bekendheid geniet: politici, sportmannen, 'kunstenaars', tv-persoonlijkheden, enzovoort. Meestal vervagen de lijnen daartussen zeer snel. Want de wielrenner schrijft een boek (of doet alsof), de tv-persoonlijkheid komt op bij de verkiezingen, enzovoort. Als eeuwige Einzelgänger en buitenstaander verkies ik het Slowaakse geestelijke klimaat, omdat ik het goed ken van mijn kindertijd (mijn moeder heeft mij katholiek opgevoed, mijn vader heeft mij atheïstisch opgevoed en de meeste atheïsten kennen de Bijbel beter dan gelovigen) en omdat het toch nog altijd onderbouwder is, dan dat gedoe in Vlaanderen, waar men niet in God gelooft, maar God wel mist, en dus op drift is, voor niks meer staat, geen fundamenten heeft, behalve chronische zelfverheerlijking.
Writehistory :: Een site voor beginnende schrijvers
Wie zin heeft om een beetje feedback te krijgen van andere schrijflustigen, kan terecht op deze site: www.writehistory.be
Veel moet je er niet van verwachten, er zijn maar weinig actieve gebruikers. De meesten geven geen feedback en posten ook helemaal geen echte verhalen of zoiets. Maar af en toe kom je er iemand tegen die je goede opbouwende kritiek geeft.
Het kost een kleine som om een jaar actief te kunnen zijn op de site. Je kan er zowel proza als gedichten kwijt. En eigenlijk eender wat je maar uit je toetsenbord kan rammen. De gemiddelde leeftijd van de gebruiker lijkt mij aan de hoge kant, maar laat dat geen jonge mensen afschrikken. Het zijn meestal zeer sympathieke mensen en de actieve leden zijn bijna altijd vriendelijk in hun commentaren.
Tags:schrijftips, schrijfadvies, leren schrijven, hoe schrijf ik een roman, een bestseller schrijven, bestseller formule
William Peynsaert, De revolutie van Russell Brand :: Plezant, maar 't zal niet voor morgen zijn
Russell Brand is een komiek. Grappig vind ik hem niet. Tenminste niet tijdens zijn shows. Tijdens interviews is hij echter hi-la-risch. Omdat interviewers hem totaal niet aankunnen. In dit voorbeeld walst hij als een stoomtrein over de arme interviewer. Die interviewer bedoelt het goed,
maar hij krijgt er geen woord tussen. Ook raakt hij snel uit zijn lood geslagen, omdat Brand voortdurend zijn knie blijft aanraken. Brand gebruikt minstens drie technieken om zijn interviewer lam te maken:
-hij gebruikt constant hun voornaam om een band te scheppen -hij laat zich nooit onderbreken -hij raakt hen fysiek aan, of doet op zijn minst alsof ze al jaren samen aan de toog hangen in hetzelfde stamcafé
Zeer efficiënt. En op zich al grappig, want die interviewers weten niet wat gedaan om er een speld tussen te krijgen.
Soms vindt Brand een min of meer waardige tegenstander, zoals Jeremy Paxman of John Snow.
Wat je ook mag vinden van Brands opvattingen, onmiskenbare narcisme, eloquent, flitsend, maar soms leeg taalgebruik, je moet het hem nageven dat hij een charisma heeft, zoals ik dat in bijvoorbeeld Vlaanderen nog nooit of te nimmer heb waargenomen. Als wizzard van het woord kan ook geen enkele Vlaming op tv hem evenaren. Zo'n vuur zie je op de Vlaamse tv gewoonweg nooit.
Zijn nieuwste boek 'Revolution' met hemzelf op de cover als een soort nieuwe sexy messias (hij lijkt toevallig op Jezus en ook het troetelbeertje van extreem links: Che Guevara). Geen enkele politieke stroming weet iets aan te vangen met het boek. Het roept wel op tot een revolutie, maar dan één waar links niks mee aan weet te vangen. Hij roept op tot een spirituele revolutie. Ook overtuigt hij mensen op politici gewoon en masse te negeren. Wat inderdaad de beste optie lijkt om die machtswellustelingen (en dat zijn ze allemaal, van de eerste tot de laatste) buiten spel te zetten, zodat iedereen zijn eigen leven in handen neemt en zorg draagt voor elkaar. Russell roept eigenlijk simpelweg op tot 'ama et fac quod vis', 'heb lief en doe wat je wil'. Met zo'n boodschap kunnen politici niks aan, want die zien alles wat gebeurt als vertrekkende van een staatsapparaat, dat ze o zo graag zelf willen controleren. Brand heeft alleszins gelijk dat je met een bolletje te kleuren in een stemhok automatisch aan zelfcastratie doet en je macht afgeeft aan één of andere zeiker die het goed kan uitleggen en graag een kostuum draagt.
Brand krijgt zeer gemengde commentaren op zijn boek. Op amazon heeft hij er op korte tijd al honderden verzameld. Sommige verwijten hem van hypocriet te zijn. Hij is nu schatrijk, dus nu is het gemakkelijk om kritiek te spuien op het systeem. Die aanval pareert hij vrij vlot door te zeggen dat men hem 'bitter' noemde toen hij kritiek had als hij nog arm was. En nu hij rijk is en nog steeds kritiek heeft, is hij hypocriet.
De grootste verdienste van de man -of zijn boek nu een verkrachting is van het papier waarop het geschreven is of niet- is dat hij massa's jongeren heeft aangezet tot nadenken over politiek en over de maatschappij. Nogal wat politici moeten groen van jaloezie achterover vallen door de aandacht die de jongeman krijgt, met volgens hun een academisch aan alle kanten lekkend boek. Dat komt allicht omdat politici ten eerste notoir onsexy zijn én zich ook nog eens in allerlei bochten wringen om toch maar te zeggen wat de mensen willen horen (zelfs als ze doen alsof ze dingen zeggen die de massa niet wil horen). Brand is gewoon zichzelf, heeft de mazzel dat hij er goed uitziet, een ideale lengte heeft (1m85) en een onstuitbare spraakwaterval is, die op alles een antwoord heeft en desnoods de reacties van de journalisten kan ontzenuwen met vrij guitige humor.
Wie het boek wil kopen kan hier terecht. Je kan er ook de vele reacties lezen, een feest op zich.
Tags:revolutie Russell Brand, apolitiek, piratenpartij, Vlaamse komieken, Britse komieken, interview Jeremy Paxman, interview John Snow, Vlaamse journalistiek, Vlaamse televisie, messias, kritiek kapitalisme, maatschappijkritiek
Strip over foute leerkracht
De stripreeks over Herman Verkrijt, een 'foute' leerkracht, met als slogan 'Buiten de lijntjes kleuren, opent deuren', heeft een nieuwe aflevering. Je kan de stripreeks hier volgen.
De reeks is wat je noemt een 'acquired taste', je moet de figuur Verkrijt eerst leren kennen vooraleer het plezant en grappig wordt...
Een tiental afleveringen lezen, zou moeten volstaan om fan te zijn.
Commentaar is altijd zeer welkom. Dieter Walckiers und ikzelve proberen de reeks regelmatige te 'pimpen'. Wie naar de eerste afleveringen terugklikt, ziet al een hele evolutie, menen wij, bescheiden.
Gisteren hebben we hier naar 'Boyhood' gekeken. Ik ben fan van de 'Before'-trilogie. Before sunrise, Before sunset en Before midnight, drie films die de geschiedenis van een koppel volgen. Babbelfilms die puur om dialogen draaien. En ik was dan ook niet echt verbaasd toen ik achteraf zag dat deze film van dezelfde regisseur is. In 'Boyhood' gebeurt ook niet veel. Behalve dan dat je een kleine jongen ziet opgroeien tot hij 18 is. Mijn schoonvader sprong na afloop van de film recht en riep ontgoocheld uit: 'Dat ging nu echt over helemaal niks!'
En voor mij ging het over alles. Over het leven hoe het werkelijk is. Waarin nauwelijks iets gebeurt. De moeder van de jongen jammert op een bepaald moment: 'Ik had gewoon méér verwacht'.
Is dit de beste film van 2014 zoals nogal wat Amerikaanse critici beweren?
Dat zou best wel eens kunnen. De dialogen zijn zeer levensecht. Alle situaties zijn zeer herkenbaar. De psychologie blijft aan de oppervlakte, maar is subtiel genoeg. Zelf herkende ik vooral de irritante stoere mannenpraat van enkele zuipende patriarchale personages. De eerste vriendin van de jongen is smoking hot, wat mij betreft. (Een obscure actrice die Zoe Graham blijkt te heten). De groeipijnen zijn voelbaar, zonder schreeuwerig gedwangvoederd te worden door de regisseur.
Als je twee uur tijd vindt, zeker kijken. Blok alle mogelijk afleiding. En dompel je onder in een leven, niet meer of minder opmerkelijk dan dat van jezelf. Zoals het is. Met personages die stommiteiten begaan en soms geniaal zijn, en soms vervelend zijn en soms grappig, en soms stoer doen en soms openhartig broos zijn.
Het gaat over niks. Er is geen invasie van aliens. Er is geen aanslag op de president. Geen tikkende tijdbommen. Geen ontspoorde treinen. De CIA komt er niet aan te pas. De NSA wordt alleen maar eens vluchtig vermeld. Geen complotten. Geen derde wereldoorlog. Niemand wordt vermoord (hoera!), er zit zelfs geen achtervolgingsscène in.
Tags:Boyhood, recensie boyhood, films met dialogen, Before trilogie, Zoe Graham, groeipijnen
29-11-2014
Eten, schrijven en lezen in Slowakije
Yow Tom,
Ik zit in Slowakije dit weekend. In Banska Bystrica, een oude mijnstad in het hart van Slowakije. Elke plaatsnaam met 'Banska', wijst er trouwens op dat er in de buurt van de stad of het dorp ooit mijnen waren.
Soit, wat steek ik hier uit?
Veel lezen, veel schrijven en Slowaaks leren. Dat laatste voornamelijk via mijn schoonfamilie, die gelukkig veel te vertellen hebben en een zeer zuiver soort Slowaaks spreken, geen onverstaanbaar dialect.
Wat lees ik?
Boeken over de Amerikaanse Burgeroorlog. Voor mijn doctoraat over de burgeroorlog IN de burgeroorlog. Dat wil zeggen: Zuidelijken die niet tegen Noordelijken vechten, maar tegen andere Zuidelijken. Verder lees ik vooral romans (om zelf beter te schrijven) en boeken over psychologie (om een betere therapeut te zijn)
Ook kijk ik elke dag één film. Mijn schoonvader selecteert die vaak en dan 'spravime si kino', dat wil zeggen: dan maken we een cinemazaal van de woonkamer, hier op het zesde verdiep van een vrij groot flatgebouw. Waar het trouwens opvallend rustig is. Bij die films maak ik notities om beter te weten hoe men het beste een verhaal kan vertellen.
Elke dag eten we allerlei soorten soep, veel gebakken kaas (vyprazeny syr), uitstekende yoghurt (zo'n yoghurt hebben ze bij ons niet) en drinken we bijzonder veel koffie en thee, wat ik uitermate enthousiast toejuich.
Mijn vrouw- die niet weet dat ik deze blog actief onderhoud en dit dus niet leest- zou, indien wij samenwoonden en ik haar elke dag zou zien, mijn mogelijks abnormale nood aan vrouwen om mij heen kunnen bevredigen. Dat op zich is al verbazend, want wie mij van nabij kent, weet dat vrouwen voor mij drugs, inspiratie, leidraad, Poolster, vitale voeding, esthetische ontroering, enzovoort, enzovoort, zijn. Ik word een ander mens in gezelschap van een vrouw, een mens die ik weet te appreciëren, terwijl de mens die ik ben zonder vrouwen in de buurt, maar zeer matig op enige appreciatie kan rekenen van mijn kant. Zonder de roes van de vrouw, ga ik in een zombieslaap en doof ik uit. Wellicht zeer bizar, maar ik heb dan maar van de nood een deugd gemaakt. Gezien er drie miljard vrouwen zijn, hoef ik nooit zonder vrouwen te zijn. Sinds ik één vrouw helemaal op nummer één zet, is relationeel-juridisch wel flou wat ik nog met die andere vrouwen kan doen. Nu is mijn vrouw zo slim om te zeggen dat ik veel mag. Maar ik wil het haar toch liever niet aandoen om elke avond bang te moeten zijn of ik niet ergens in een ander bed rol. Mijn vrouw heeft mij monogaam gemaakt, evenwel zonder sinistere chirurgische ingrepen. Wat matig frustrerend is bij momenten -zie vorige blogpost-, al valt dat in België mee, omdat ik hier zelden vrouwen zie die ik onweerstaanbaar vind. In Slowakije zou ik bijvoorbeeld zot worden om niet bij mijn vrouw te zijn EN gewetenswroeging te hebben als ik andere vrouwen benader. Alleen al daarvoor zou ik toch nog terug verhuizen naar den Oost. Heute was ik ook in aantrekkelijk vrouwelijk gezelschap, wat in combinatie met de zon, deed oplichten wat het leven te bieden heeft. Mijn vrouw en schoonzus slagen daar ook steeds in, als we met drie in een eenpersoonsbed, gesandwicht naar tv liggen te kijken. Dat heeft een zeer harmoniserend effect en mijn aangeboren hardnekkige depressiviteit is met niets anders te bekampen, dus op internationale vrouwendag, wil ik in de eerste plaats mijn Czarina bedanken voor alle endorfines die ze losmaakt in mijn anders zo neerslachtige geest, alsook al die andere vrouwen die mij zo moeiteloos weten mee te leiden uit het zompige moeras dat mijn brein zo graag aanlegt.
Slick and Silk :: een klein amateuristisch filmprojectje
Het concept: Vrouwenversierder Slick wil zijn maat Silk leren vrouwen versieren, en dat mislukt keer op keer. (Bestaat ook in stripvorm op www.slickandsilk.com) We filmen dat met een digitaal fototoestel. De beeldkwaliteit daarvan is redelijk. Er is geen cameraman, geen regisseur. Gelukkig wel een scenario en twee acteurs. Wij zelf. Als de kijker zich zo hard amuseert als wij terwijl we filmen, zit het goed. 'Living in the material world' nog eens gezien. Over het leven van George Harrison. Prachtig om mensen te zien die puur voor hun artistieke leven gaan. Bij mij is er altijd een groot schuldgevoel, omdat ik mijn tijd steek in zo'n projectjes. Het is misschien dat schuldgevoel dat zo'n drive geeft. Maar het is ook dat schuldgevoel dat ervoor zorgt dat ik geen simpele verhaalkes durf vertellen en er altijd een schep te veel bovenop doe... Het overheersende gevoel sinds 2008 is uitputtende onzekerheid.
Deze nacht op het programma: een monoloog over Stalingrad schrijven. Wordt opgevoerd in Antwerpen binnenkort. Door 1 Russisch-Belgische actrice. Een miniem beetje glamour in mijn armzalig schrijversleven. Valt er nog iets nieuws te zeggen over die Kesselschlacht? Waarschijnlijk niet. En als oorlog gedenken oorlog kon vermijden, dan hadden we nu geen oorlogen meer. Maar ondanks het vieren van honderd jaar eerste wereldoorlog, en leuteren over nooit meer oorlog, een hele resem knappe anti-oorlogsfilms, staat Syrië in brand en marcheerde het Russische leger de Krim binnen. Dus wat moet ik er mee doen? Het entertainend maken. Wereldvrede zal het niet brengen. Als zelfs een topreeks als Unsere Mütter und unsere Väter de geesten van de mensen niet en masse kan pacificeren, dan ook mijn kleine monoloog niet.
Morgen vanaf de middag staat er wat anders op het programma, zijnde het amateuristisch in elkaar steken van een kortfilm over een vrouwenversierder (Slick) die zijn beste vriend, een complete kneus (Silk) wil leren vrouwen versieren, wat een onmogelijkheid blijkt, maar ze zijn allebei koppig. Ge kunt dat onnozel vinden dat we onze tijd daar in stoppen. Maar als niemand ooit toegaf aan die onnozele drang om toneeltje te spelen, was er op tv echt niks meer te beleven. En het is beter dan thuis liggen sudderen in zelfhaat. Waarom de mensheid verhalen nodig heeft, weet ik niet. Ik heb de indruk dat hoe meer inzicht ik krijg in verhalen en de nood aan verhalen hoe slechter het mijn schrijven vergaat. Je moet de chemische samenstelling van melk niet kennen om goeie melkkoeien te kweken. Ik schrijf en ik vervloek mezelf daar dagelijks om, maar ik zou niet weten wat ik anders moet gaan doen. Ik veronderstel dat je dan schrijver bent, als je het niet wil zijn, en het toch dagelijks doet.
Elke zaterdagochtend zit ik met een collega-schrijfster in de kelder van de bibliotheek van Aalst. 'De bunker', zegt de collega-schrijfster. Het is hier overdreven warm, ik claim het enige stopcontact voor mijn laptop en kleine kinderen OF oude mensen komen hier op internet. We schrijven hier van 9u30 tot 11u50. In die tijd kan je ongeveer drie A-4 pagina's schrijven. Zoals sommig e mensen samen gaan joggen, gaan wij samen schrijven. Kwestie van de discipline erin te houden en de angst te overwinnen. Want je moet toch maar de pretentie hebben om een wit blad te schenden met woorden.
Vandaag stond verder in het teken van mijn vrijwilligerswerk bij buddywerking. Mensen begeleiden die nood hebben aan een babbel. Babbelen kan ik goed. Dat vrijwilligerswerk is waarschijnlijk het meest interessante, uitdagende dat ik tegenwoordig doe.
Het leven zal wel nooit zo spannend worden als een aanslag plegen op Hitler. Wel zo gezellig als met een kop thee naar een film over Stauffenberg kijken. Al ware het nog gezelliger als de film Duits gesproken was. "Je kan niet alles hebben", zegt mijn vrouw.
In de trein. Ik zit te lezen. Kortverhalen van Anna Gavalda. Die mij totaal niet kunnen boeien. Foute keuze om mijn Frans wat op te kuisen (ik werk in Brussel). Een meisje recht voor mij prutst met haar smartphone. Ze heeft lang blond haar en een knalrode sjaal. Licht imponerend eigenlijk. Maar soit, vrouwen proberen versieren hoort er al enkele jaren niet meer bij.
Ze zucht hoorbaar. En sterk. Alsof ze een taart vol kaarsen uit
blaast. Maar tegen haar zin. Onze ogen raken. Altijd beter dan verbale
communicatie.
Tot mijn verbazing vraagt ze: "Bent u gelukkig met wat u doet, mijnheer?"
Niet: Bent gelukkig? Nee, specifieker, correcter wellicht: bent u gelukkig met wat u doet? Gezien ik sinds een jaar of twee eerlijkheid beoefen als een soort sport, zeg ik: "Ik probeer die vraag zoveel mogelijk te vermijden." Zij: "Zo bang van het antwoord?" Amai, heeft dit meisje wel Vlaamse roots? Ik ben bijzonder bevooroordeeld -allicht onterecht- tegenover mijn Vlaamsche medemensen. Spontaniteit schrijf ik hen bijvoorbeeld niet toe.
De conducteur komt langs. Stilte. Haar telefoon rinkelt opnieuw. De verbinding is slecht. "Ja, ik hoor u weer niet, zenne." De verbinding valt weg. Ze prutst nog wat op haar gsm. Ze zegt niks meer. "Lastige dag op het werk?", vraag ik. Ze zucht weer. Mijn halte is daar al.
Als ze ziet dat ik moet afstappen, zegt ze: "Volgende keer een echt antwoord he!" Ik stap naar huis. Dat is verdomme een gevaarlijke vraag. Bent u gelukkig met wat u doet? En kunt ge daar nog eerlijk op antwoorden? Als we echt helemaal vrij mochten kiezen, zouden we dan niet allemaal iets anders aan het doen zijn?
Volgens mijn verloofde bestaat er niet zoiets als een gelukkig leven. Zij denkt: het leven gaat niet over proberen leven in de zon, maar over leren dansen in de regen. Ik blijf op zoek naar de eeuwige zon, de ideale, bevredigende situatie. En misschien zoek ik nog altijd niet hard genoeg. Ik lees nu een boek over Gestalttherapie. Een individu wil zijn behoeften bevredigen en wil zichzelf waarmaken. En dat steeds in interactie met zijn omgeving. Op dit moment leef ik niet in de meest bruisende, stimulerende omgeving. Verander dat dan, zeggen geluksgoeroes. Follow your bliss. Volg wat je gelukkig maakt. Maar wat is dat? Ik krijg daar zeer uiteenlopende, nogal onpraktische antwoorden op. Wat maakt jou gelukkig?
Politieke meeting gisterenavond en politieke meeting deze ochtend. Zeer fijne mensen gezien, die nog willen delen met anderen. De meeste mensen willen delen, als ze er dank u voor terug krijgen. Nooit gedacht dat ik mij nog zoveel met politiek zou bezighouden. Ergens is het zonde van de tijd, maar het is even nodig als ademen. Niet aan politiek doen, is terrein laten voor de nukken van het grote geld. Veel plezanter was het toen ik in een Gentse winkelstraat een mooi meisje zag. Ik sprak haar aan. Ze studeerde psychologie. Haar vader bleek erg links te denken. Waarom doen we dat niet vaker? Een wildvreemde aanspreken op straat, gewoon zomaar, omdat de lentekriebels het vragen? Politiek ligt mij na aan t hart, omdat ik zoveel miserie zie. Graag was ik dat allemaal even vergeten, om de belangrijkste maaltijd van de dag te nuttigen en dat meisje te beffen in een studentenkot. Geen betere plek om haar jeugd in te drinken. Maar het volwassen leven riep mij als een hese sirene met doorrookte keel.
In een drukke winkelstraat passeren ons per uur honderden potentiele connecties. En tussen iemand kennen en niet kennen, staat geen muur. Een maand geleden had ik een tof treingesprek. Die jongeman heeft mijn werk gecontacteerd om mijn emailadres te krijgen, om ons gesprek verder te kunnen zetten. Als ik niet wil dat de superrijken ons verdelen, kan ik ook niet toelaten dat de ongeschreven sociale regels het doen. Wanneer sprak u voor het laatst een wildvreemde aan?
Of loopt u zoals ik meestal te veel te kniezen om die stap te zetten?
Voor het eerst bloggen op een I-Pad. De elektronische stenen tafel. Zou dat nooit zelf in huis halen. Heb hem in bruikleen van het werk. Zeer sympathiek. Als journalist ook wel nodig om snel en overal een artikel te kunnen rondsturen. In deze tijd waar we onszelf voorbijlopen, moet alles gisteren al gebeurd zijn en moeten we al vertrokken zijn waar we pas aankomen. Hoewel ik van dat opgefokte ritme permanent angst heb, begeleid ik in mijn vrije tijd mensen met psychische aandoeningen. Je kan dat gek vinden, maar dat kalmeert mij. Wat mij niet kalmeert, is de financiele ongelijkheid tussen mensen. Er lopen mensen rond die op een dag meer verdienen dan ik in een jaar. Dan voel ik mij een idioot. Of een zacht ei. Ik ben er van overtuigd dat mijn loon perfect mijn lage zelfvertrouwen weergeeft. Hoeveel zelfvertrouwen komt elke maand op uw bankrekening? Volgens anderen weerspiegelt mijn loon mijn ethische principes, waarvan ik niet wist dat ik ze had. Kan je van ethische principes rijk worden? Ondanks of net daarom?
Mijn dag in minder dan 1000 karakters :: Verbinding
Collega met de mooiste ogen heeft verjaardag vandaag. Beetje chocolade
gegeven. Op 't werk geven we eigenlijk geen cadeaus voor verjaardagen.
Ik wel. De bedradingen in mijn hersenen zijn er voor connecties. Ik hou
niet van muren tussen mensen. Ik wil geloven in literatuur die als
stormram die zo'n muren neerhaalt. Bestaat zo'n literatuur? Op 't werk
hielp ik het linkse gedachtegoed verspreiden. Thuis chatte ik met mijn
verloofde. Nu studeert ze in Olomouc, Tsjechië. Straks in Wurzburg,
Germanië. Dat is 5 uur reizen. Wat na drie jaar met 1200 km tussen ons
in, om de hoek is. Vannacht had ik angstaanvallen. Deze samenleving is
niet optimaal voor gevoelige zielen, maar is er al ooit een samenleving
geweest die dat wel was? Ik ben bezig aan een theaterstuk over de slag
bij Stalingrad. Vanuit de zetel is oorlog zeer boeiend. Vandaag vond ik dit de beste
TEDtalk: materialisme als schreeuw om liefde.
http://www.youtube.com/watch?v=dJgiYBdD2VA
Op het werk van mijn vriend hadden de mannen weer iets nieuws bedacht om hun kantoorleven wat Schwung te geven. Robby kwam 's avonds langs op ons appartement. Dus niet dat van Robby en mij. Dat van mij en de meiden. Hij schopte zijn zwartlederen schoenen uit en trok zijn das los. Zocht in onze koelkast naar een open fles witte wijn. Die moest er zeker zijn.
'Moet je nu eens weten. De mannen hebben een tontine opgericht', zei hij. 'Een tontine?', vroeg ik, 'wat is dat nu weer?' Hij schonk zichzelf wijn uit in een limonadeglas. Al onze wijnglazen stonden vuil op het aanrecht.
'Ken je dat niet?', vroeg hij. 'Dat is zo'n soort van collectief spaarplan.' Ik trok mijn wenkbrauwen op. Het klonk maar louche. 'Elke week of zo gooit iedereen een bepaald bedrag in de pot en elke week gaat maar één iemand naar huis met die pot. Die doet er dan mee wat hij wil. Elke week krijgt iemand anders die pot natuurlijk. Tot iedereen dan aan de beurt is geweest.' Ik vroeg om hoeveel geld het ging. 'Niet veel,' zei hij, 'elk 15 euro' Ik trok mijn schouders op. 'Ik zie er, eerlijk gezegd, echt het nut niet van in. Lijkt mij meer een economische noodoplossing voor een achtergesteld dorp ergens in Mozambique.' Hij knikte. 'Snap ik', zei hij, 'maar de bedoeling van de pot is om er mee bij de hoeren te gaan.'
Ik dacht dat hij een grapje maakte. Toen ik zag dat hij het serieus meende zei ik: 'Dus eigenlijk gaat het niet om geld sparen, maar om samen jullie slecht geweten te bestrijden?' Hij knikte weer. 'Zoiets. En ook wel om drempelvrees te overwinnen.' Ik snoof misprijzend en keek hem fronsend aan. 'Ja, zeg', zei hij, 'ik ben natuurlijk zelf geen lid he. Maar je weet hoe de collega's zijn, voor hen lijkt het mij geen slecht idee. En wees gerust, zelf ga ik natuurlijk niet mee doen.' Ik begon mijn nagels te lakken en zonder op te kijken van mijn nauwgezette arbeid zei ik: 'Nee, daar ben jij natuurlijk te trots voor.'
Hij keek mij aan met grote ogen. 'Hoezo, te trots?' Ik lakte verder. 'Ja, jij bent toch te veel de perfecte gentleman om een arme vrouw geld in haar handen te stoppen om even je ding met haar te doen. Daar sta jij boven he.' Hij nam een stevige slok. Net of de wijn sterke whiskey was. 'In wat voor rare bui ben jij vandaag weer? Wil je het nu zo draaien dat het goed is om wél bij de hoeren te gaan?' Ik blies mijn nagels droog. 'Dat heb ik niet gezegd. Jij moet weer zo irritant precies zijn en uit de minste uitspraak meteen verstrekkende conclusies trekken.' Hij antwoordde niet meer en trok zijn gezicht in een gefrustreerde plooi. Ik wist ook niet waarom ik zulke dingen zei. Het sloeg inderdaad nergens op. Ik was gewoon geïrriteerd door dat ridderlijke, hoofse kroontje van hem.
Hij kwam naast me zitten in de zetel. Op een metertje afstand. Als hij niet meer wist wat te zeggen, wilde hij het altijd goed maken met knuffels. Voor hij dichter schoof, zei ik: 'Zeg, kunnen vrouwen ook lid worden van jullie clubje?' Hij zuchtte. 'Ten eerste het is niet MIJN clubje en ten tweede: het is geen club, het is een tontine.' Ik nam mijn spiegeltje en krulde mijn wenkbrauwen. Ik was nog maar sinds 14 u wakker en zag er pafferig uit met vreselijk blauwe wallen. 'Ga maar lekker door met je zelfhypnose. Heb je al een wit paard op stal staan?' Hij stond op en ik hoorde hem vaag 'foert' murmelen.
Terwijl hij de rest van de fles wijn overgoot, herhaalde ik mijn vraag. 'Maar kom, serieus, kunnen vrouwen lid worden van die tondeldoos?' Hij smakte de deur van de koelkast dicht. 'Een tontine, Lisse, zoiets heet een tontine.' Met een fijn kwastje deed ik blos op mijn wangen en zei: 'Whatever. Antwoord nu gewoon.' Hij kwam weer naast me zitten: 'Waarom zou jij in godsnaam lid willen worden van een tontine voor hoerenbezoek?' Ik rommelde in mijn make-up-tasje op zoek naar de juiste kleur voor mijn lippen. 'Nu word ie mooi', zei ik. 'ja, een prins komt natuurlijk niet alleen maar op een wit paard. Hij heeft ook altijd een kuisheidsgordel in zijn zadeltassen zitten.' Hij gaf mij een klein duwtje en zei: 'Stop met te orakelen. Met die raadsels van jou altijd.'
'Ik zal het even uitspellen', zei ik. 'een man kan eventueel op hoerenbezoek. Netjes is het niet, maar het kan. Als een soort noodzakelijk kwaad. Maar ho maar als een vrouw het zou willen. Een vrouw die seks wil om de seks, o maar dat kan niet, hoor.' Hij haalde zijn schouders op. 'Nu, ik wist niet dat je er zo hard van droomde om met een gigolo te slapen. Nu, doe maar. Maar ik vrees dat je er niet komt met 60 euro' Ik knikte. 'Ja, ik hoor het al. Als een vrouw bij een hoer wil, moet ze er nog meer voor dokken ook.' Hij glimlachte: 'Sja, simpele marktprincipes. Vraag en aanbod, weet je wel.'
Ik probeerde verschillende haarstijlen uit. Opgestoken, paardenstaart, los. Vroeg: 'Wanneer komen ze samen?'
'Elke donderdagavond.'
'Om welk uur?'
'Zes uur, vlak na het werk, in café 'Picollo' , maar wacht, ik geef je de GSM-nr van Joey dan weet je meteen alle details over toetreding.'
Die nummer moest ik niet hebben. Ik wilde de verbazing op hun gezichten niet verpesten, door daar als vrouwelijk lid van hun seksclubje binnen te wandelen. Robby was een tijdje stil, ik zei ook geen woord meer, maar ik glimlachte wel de hele tijd breed. Uiteindelijk vroeg hij: 'Dus je gaat hier serieus mee door? Je gaat die mannen even belachelijk maken of zo?'
'Wie spreekt er over belachelijk maken? Ik wil gewoon écht lid zijn van hun tondeldoos.'
'Tontine, Lisse, ton-tine.'
'Ik vind tondeldoos leuker klinken.'
Hij zette de tv aan en ging veel vroeger dan anders naar zijn eigen appartement toe. Toen hij me mee vroeg, zei ik: 'Nee, ik wil de meiden over die tondeldoos vertellen.' Als hij eindelijk weg was, voelde ik me een klein beetje schuldig, omdat ik hem zo gepest had. Maar onze relatie zat toen al in die fase dat alles wat hij deed me gewoon irriteerde.
De eerstvolgende donderdagavond zat ik inderdaad in café 'Picollo'. Ik was wel te laf om alleen te gaan. Mijn kotgenote Sabrina was mee. Sabrina was zo'n gekke losbol die als een magneet werkte op andere vrouwen, omdat ze in haar een levende brug zagen naar hun eigen verdoken neigingen tot losgeslagen uitspattingen. We droegen alle twee onze kortste rok en daaronder onze strakste broekkousen. De tondeldoos zat in de hoek.
Ze schuifelden onwennig op hun stoel. Zagen er een beetje uit als kleine jongens die door een ouder betrapt zijn met hun broek op hun knieën en een hand rond hun piemeltje. Sabrina deed hen het voorstel. Ze moesten niet bij de hoeren gaan. Ze mochten het geld elke week aan ons geven. Dan mochten ze om beurten over ons heen. Ze mochten alles doen wat ze wilden. Toen Sabrina het woord 'alles' nog eens benadrukte, ging er een schicht elektriciteit door mijn clitoris. Haar woorden schenen echter niet door te dringen tot de mannen. Ze zaten daar maar. Staarden in hun glas. Trokken hun dassen los, prutsten aan hun mouw, prutsten denkbeeldige pluisjes weg. Ze zeiden het niet, maar het was duidelijk dat ze er niets voor voelden.
Sabrina en ik snapten er niks van. Twee mooie vrouwen, al zeg ik het zelf, gepresenteerd op een dienblaadje en ze wilden niet. Achteraf sprak ik er over met Robby. Die wist niet hoe hij moest reageren. 'Je ging lid worden, dacht ik, niet jezelf verhuren.' Er leek iets te breken in zijn stem en volgens mij stond hij op het punt om te wenen. Ik haalde mijn schouders op. 'Daar heb ik het niet over. Ik vraag je waarom ze geweigerd hebben.' Hij pakte zijn jas, trok zijn schoenen aan en zei: 'Geen idee. Jullie waren te onvrouwelijk, veel te direct of zo.' Ik vroeg hoe we het dan anders hadden moeten doen. 'Zet je volgende keer gewoon meteen op hen, benen wijd, kut bloot, misschien helpt dat.' En weg was hij. Van die uitslover was ik af.
Robby dacht in bed uitsluitend aan mijn genot. Alleen focuste hij er zo hard op, dat het eigenlijk om nog iets anders ging. Mijn genot was een medaille op zijn ego. Hoogst irritant. Al die maanden dat hij zijn tong verrekte om mij opnieuw en opnieuw klaar te beffen, droomde ik van niets anders dan van een stoere krijger die mij zo begeerde dat hij me op de grond smakte en mij zonder boe of ba ruw verkrachtte. Zo overdonderd door mijn aantrekkingskracht op hem, dat hij alles en iedereen om zich vergat. Maar zelfs lid worden van een tondeldoos kon mij dat genoegen niet verschaffen. Emancipatie allemaal goed en wel, maar versmelten in mannelijke begeerte, behoort voorgoed tot het rijk van de fantasie. Of ik moet eens halfnaakt in de armen van een nog onontdekte stam in het Amazonewoud lopen. Misschien kunnen de tondeldozen daar nog vuur maken.
Ge moet maar de pretentie hebben om u voort te planten
Ze brengen ze mee op tussenmomenten. Trippelende verlengden van hun ego's. Opgedirkt, afgesopt, levend gebalsemd. Onschuldige etalagepopjes. Ik weet dat ze 't express doen.
Als we geen les meer geven en de schoolgebouwen nagenoeg verlaten zijn. Als we in de lerarenkamer zitten, tussen twee deliberaties in. Betaald om met een ernstig gezicht formaliteiten uit te zitten. Dan komen ze. In drommen. De één na de ander. De vruchten van het seksleven van collega's. Kleine mensjes geboren uit de eigenliefde van grotere mensjes.
Sommige van mijn collega's trappen in die val. Luigi bijvoorbeeld. Een mollige leerkracht Duits van Italiaanse komaf. Die stormt dan met zijn bolle wangen, rood van de alcohol in zijn koffie, recht op zo'n kindje af. Tilt het op en koert onzin als een vette duif op peppillen. 'Dag Zoetje, kom jij met de mama zo eens piepen op 't schooltje, he, zoetje, pata piti pata dada la da dadda, kijk maar eens goed rond ze, zoetje, kom jij later in de plaats van mama les geven? Pa ta titi patta tatta'.
De moeder staat er dan glunderend naast. Ze kan het nu echt niet meer verbergen, hoe graag ze zichzelf ziet, hoe geweldig ze zichzelf vindt. Haar astronomische eigenwaarde nu bevestigd in deze verrukte aandacht voor die exponent van haar vlees en bloed.
Om mijn walging voor haar opeens wel bijzonder gerechte schouders enigszins te smoren, pik ik nog een appel. Ik zit te lezen, apart aan een tafel in een hoek. Ingegraven, zeg maar. Vlak bij de kar met fruit, waarvan ik de ene appel na de andere weggris, tot ik zeker een kilo of twee verzameld heb. Niet omdat ik zo graag appels eet, maar omdat ik mijn hebberige collega's niks gun. Ze reageren veel te enthousiast, telkens de poetsvrouw aan het begin van de deliberaties de tafel met lekkernijen binnen rolt. We hebben het over leerkrachten, een beroepsgroep die per definitie al haar inkopen in de Aldi doet. Alles wat ze gratis kunnen schooien, is welkom.
Mijn kruimeldiefstal leidt mij verder ook af van het gegons van irritante gesprekken. Collega's die zelfs buiten de deliberaties maar blijven leuteren over de resultaten van die of die leerling, als betrof het echt iets belangrijk. Wat kan mij het ene fuck schelen als een leerling buist? Daar dienen scholen toch voor? Sommige slagen, sommige buizen. Zij die buizen komen heus niet noodzakelijk slechter terecht als zij die slagen. Dat zou impliceren dat onze school de leerlingen werkelijk voorbereidt op het leven. Ach kom, wat zouden wij die jonge mensen ooit echt bijbrengen over het leven? Hier scoor je als je een co-sinus en een tangens kunt berekenen, weet hoeveel tanden een varken heeft of kunt zeggen wat de eilandjes van Langerhans produceren, maar wat heb je er daar aan buiten deze muren?
Ik heb sowieso een haatliefdeverhouding met dit zenuwnest van de school, de lerarenkamer. Er hangt altijd een sfeertje van 'wij zijn de laatste frontlinie', daar buiten zijn de monsters, alleen als je doet wat wij zeggen, overleef je de monsters. Pas op voor de monsters, luister naar ons, alleen wij weten hoe je die verschalkt. Die parade van kleine kindjes maakt het alleen maar erger. Leerkrachten kweken er op los. Ik ben er zeker van dat leerkrachten gemiddeld meer roze koters uitpoepen dan andere beroepen. Het beroep van leerkracht leent zich uitermate tot ongebreidelde procreatie. Als ouder ben je thuis als je kinderen thuis zijn. Je weet verder perfect hoe je een kind vlekkeloos door een schoolcarrière loodst.
Op een dag zie ik mijn kans om iets te doen aan die gratis kindertentoonstelling. Het is de laatste schooldag. De leerlingen zijn al naar huis. De leerkrachten hebben het nog even druk. Enkele ouders protesteren tegen het eindverdict van de deliberatie. Onze directeur kondigt openlijk aan dat de drie deliberaties voor de goeie vorm nog eens moeten overgedaan worden. Meteen kalmeert hij de mopperende leerkrachten in kwestie. 'We komen gewoon nog eens samen, zodat ze ons legaal niks kunnen maken.'
Ik houd het in de lerarenkamer niet meer uit. Een collega heeft haar vierjarige dochter op schoot genomen en laat haar de tafel van twee opzeggen. Drie andere vrouwelijke collega's en Luigi applaudisseren en heffen een schelle, langgerekte bravooo aan. Ik schud mijn hoofd. Nog geen 1000 jaar geleden trokken er in deze contreien kloeke vikings rond die krek dezelfde vierjarige koters met hun eierkopjes tegen de wanden van lemen hutten keilden. En niemand die toen bravooo riep.
Ik ga lummelen. Rondneuzen door de gangen. Ik kom langs de keukens. Dit jaar koken we niet zelf voor het afscheidsfeestje. Er komt een traiteur met scampi's in curry. Niet toevallig hét bourgeois gerecht bij uitstek dit jaar. In de keuken spelen een jongen en een meisje huisje. 't is een moderne simulatie. De 'man' kookt en roert in lege potten, terwijl de 'vrouw' doet alsof ze telefoneert met een vriendin. Ze hebben mij niet zien binnenkomen in deze grote ruimte, ik verstop mij voorzichtig onder tafel. De ongerepte fantasie van twee kinderen overhoren is altijd beter dan de lerarenkamer.
Hun spelletje 'moeke en vake' heeft een thrillerelement. De mama hoort zogezegd vreemde geluiden uit de kelder. Van achter twee grote ketels zie ik hoe de papa gewapend met een spatel richting kelder gaat. De mama wacht gespannen bij het deurgat. Beneden getuigt de papa van veel fantasie. Hij roept dat hij gegrepen is door een vleesetende plant. De moedige mama waagt zich ook de kelder in. Ze zet wel eerst een kookpot op als helm en grijpt een bezem die ze als een lans voor zich uit houdt.
Onder mijn tafel glimlach ik breed. Zou ik het werkelijk durven? Ach, wie komt er achter? Ik kruip snel overeind. Van het vorige eetfestijn weet ik dat de deur naar de kelder met de voorraadkasten van de school sterk knelt. Als ik ze met een smak dichtklap, weet ik zeker dat die twee kleintjes die deur nooit meer open krijgen. Ik controleer even. Zelfs ik moet uit alle macht sleuren om de deur terug te openen. Mijn ogen vallen op de lichtschakelaar. Ach ja, ik kan het maar beter goed doen. Knip en binnen is het licht uit. En nu maar hopen dat vleesetende planten kunnen zien in het donker, bedenk ik bij mezelf.
Ik keer terug naar de lerarenkamer. Vol anticipatie zit ik achter mijn boek. Het is een biografie van Mengele, maar dat hoeven mijn collega's niet te weten. Dat doet hen maar vragen stellen. Ik heb het boek in de kaft van 'Laus Stultitiae' gestopt. Dat lokt maar één vraag uit. Een collega LO vraagt waarom ik een gids voor Erasmusstudenten lees. Ga ik soms een sabbatjaar nemen en een jaartje in het buitenland studeren? Om er snel van af te zijn, zeg ik dat ik iets in die aard overweeg.
Na een uurtje begint de klopjacht. Waar zijn Bavo en Geertrui heen? Bavo en Geertrui blijken geen broer en zus te zijn. Des te beter voor hen. Dan kunnen ze in de kelder tenminste zonder scrupules 'doktertje' spelen. De leerkrachten lopen door elkaar als de vrouwen en kinderen van een indianendorp dat 's morgen ontdekt dat het omsingeld is door twee regimenten stoute langmessen. Heerlijk sfeertje, moet ik zeggen. Ik steel gauw nog twee dikke appels. Rode, zo heeft mijn vrouw ze graag. Een spontaan cadeautje, omdat ze zich niet wilde voortplanten.
Pas als er sprake is van child focus en politie, begeef ik mij wijselijk richting de speelplaats. Daar voetballen enkele jongens. Vergezeld van Luigi vraag ik hen of ze Bavo en Geertrui soms gezien hebben. 'Die spelen kokeneten in de keuken.' Luigi schiet er vandoor. Alsof hij denkt dat de twee per ongeluk zichzelf gefrituurd hebben. In de keuken zijn de kindjes al gered. De kuisvrouw heeft hen gevonden. Bavo heeft een sanitaire noodkreet uitgezonden, merk ik aan zijn natte broek. Hij heeft ook enkele krabben in zijn gezicht. Zoals het elke goede vrouw betaamt, heeft Geertrui de schuld van het gebeuren in Bavo's schoenen geschoven. Haar nageltjes hebben dunne voren getrokken in zijn neus en op zijn kin. Zowel de mama van Bavo als de mama van Geertrui zitten zichtbaar met de zaak verveeld. De mama van Bavo zit tenslotte met een schijtluis van een zoon en de mama van Geertrui zit met een rancuneuze furie van een dochter. Da's ook geen manier om indruk te maken op de collega's.
Ik haal alleszins mijn slag thuis. In de eerste Ad Valvas berichten van het volgende schooljaar, staat tersluiks aangekondigd dat leerkrachten hun kroost thuis dienen te houden, omdat de school buiten de lesuren niet verantwoordelijk is voor gebeurlijke ongevallen en de school tenslotte een college is en geen kindercrèche. Zelden een directiemededeling gezien, waarin zo helder het gezonde verstand primeerde.
Geen kogelwonde?, vroeg Pete. 16 jaar en nog maar drie maand in dienst. Genoeg om duizenden lijken te zien.
Nee, niks, zei de korporaal.
Zijn mond zit vol modder, zei Bill, een boer uit Tennessee, 3 jaar dienst en als bij wonder nog nooit gewond geweest.
Big John breekt ons in twee, zei de korporaal. Hij veegde wat vuiligheid van het gezicht van de dode jongen.
Wat kunnen wij hier nu aan doen?, zei Bill.
Niks. Als Big John kwaad is, breekt hij eender wie in twee, zei de korporaal.
En
dit gaat hem woest maken, zei Pete, die Big John al enkele keren
razend had gezien. Hij heeft onze vorige kapitein vier meter ver
gegooid, omdat die ons opjaagde om ons rantsoen in te slikken.
De
kapitein brak een arm. Big John trapte ook nog zijn tanden uit. Als ze
hem niet met zes man hadden tegengehouden was de kapitein zijn leven
kwijt. Nu was hij alleen alle autoriteit over de compagnie kwijt. Hij
vroeg uiteindelijk een overplaatsing. Liet zelfs een promotie aan zijn
neus voorbijgaan.
Het groepje kwam recht uit hun gehurkte houding.
Ze keken zwijgend naar het lijk. Onder de modder. De mond open, maar
vol zwarte prut. Lichaam intact. Vertrappeld tijdens een aanval. In de
modder gezakt. Gestikt. Zijn geweer stak naast hem in de bruine smurrie.
Pete brak de stilte.
Mag ik zijn laarzen? Die gaan mij passen.
Raak die laarzen aan en ik jaag je persoonlijk naar de overkant, zei Bill.
Ssst,
zei de korporaal. Skinny Jim heeft zijn laarzen niet meer nodig. En
met of zonder laarzen, Big John gaat toch door het lint.
De korporaal trok Jims laarzen uit en gooide ze voor de voeten van Pete.
Pete
wilde ze grijpen, maar Bill spande de trekken van zijn Enfield-geweer.
Accuraat op 400 meter afstand en dus zeker op 2 meter afstand.
Laat dat, zei de korporaal. Pete heeft die laarzen nodig. En verdiend ook.
De
kleine Pete had gisteren vier Yanks afgeknald. Waaronder een luitenant.
Die hij had omgelegd met een buikschot. Met het pistool van de
luitenant zelf. Afgepakt in een worsteling. Die kleine pezige jongeman
was glad als een aal. Zeker in al die modder. Van hen allemaal leek Pete
de enige die geboren was om oorlog te spelen. Te spelen. Voor hem was
het een spel. En dood gaan was enkel spijtig, omdat het dan uit was met
spelen. De jongen gaf om niks. Enkel om winnen.
Pete trok de leren
windsels die rond zijn voeten zaten als schoeisel los en gooide ze weg.
Kunnen we nog soep van koken, grapte hij, terwijl hij op één been
rondhuppelde en de laarzen aantrok.
Houd je muil, zei Bill. Of ik knal je neer voor Big John de kans krijgt om je hoofd af te rukken en in je romp te pissen.
Kalm, zei de korporaal. Zoals het er nu aan toe gaat, zijn we er straks toch allemaal aan.
En alsof de yanks zijn woorden wilden onderstrepen, voelden ze de grond onder hen daveren.
Is dat onze artillerie?, vroeg Bill.
De korporaal trok zijn schouders op. Het is helemaal op onze rechterflank en ver van hier. Meer hoef ik niet te weten.
Ha, die passen perfect, zei Pete en hij sloeg zijn hielen tegen elkaar.
Bill
wilde hem een slag geven met de golf van zijn geweer, maar de korporaal
hield hem tegen. Houd die vechtlust voor de yanks, Bill. 't is die
kleine zijn fout niet dat Jim dood is.
Naar Jim verwees niemand als die kleine. Nochtans was Jim maar anderhalf jaar ouder dan de 16-jarige Pete.
Goed, mannen. Even de opties overlopen, zei de korporaal.
George,
die tot nu toe niets had gezegd, riep vanuit het struikgewas waar hij
zijn broek had laten vallen dat hij de oplossing had. Hij zat met de
bruine hardloperij. Liep dagelijks een paar keer leeg dankzij
dysenterie.
En die oplossing is: We hebben hem helemaal nooit gevonden.
Schijtluis, zei Bill. En zijn laarzen dan? Waar heeft Pete dan die laarzen vandaan?
George staarde naar de voeten van Pete. Ja, die moet hij dan teruggeven.
Als
antwoord schouderde Pete zijn Enfield en zei: Zijn jullie nou echt
allemaal zo dom als een zeug? We schieten hem toch gewoon zelf lek.
De mannen wisselden een blik uit. De korporaal snoot zijn neus.
IJskoud, zei Bill, IJskoud, die kleine.
De korporaal stak zijn zakdoek weg. Die kleine heeft een punt.
George
kwam van achter de struiken en bond zijn broek vast met een koord.
Toch niet. Jim gaat niet meer bloeden. Hij ligt al te lang in die koude
modder.
Het begon terug te regenen. De grond bleef daveren.
Een paar kilometer naar links zijn er veel die nu ook hun einde vinden in de modder, zei George.
Bill nam zijn hoed af en sloeg een kruis.
Je denkt echt dat hij niet meer zal bloeden, George?, vroeg de korporaal.
Zeker weten.
Verdomme.
Pete
zei: Hak dan zijn hoofd af. Het werk van een kannonbal. Pats. Weg. En
dan hoeft er niet veel bloed op zijn kleren te zitten.
Bill zei: How, wacht, wacht eens even. Waarom kunnen we niet gewoon de waarheid zeggen?
George
floot. Fieuw. De jongste zoon van Big John, vertrappeld tijdens een
aanval. Waarschijnlijk door onze eigen mannen. Gestikt in de modder voor
hij één Yank heeft gezien, laat staan een van die klootzakken heeft
gedood. Wat een smet op zijn eer. En dat na wat gebeurd is met Thomas.
Wie is Thomas?, vroeg Piet, die zijn nieuwe laarsen schoon veegde met de mouwen van zijn bruine uniformjas.
Big
Johns oudste zoon, zei de korporaal. Kreeg een kogel los door zijn
hoofd bij Gettysburg. Ene slaap in, de andere slaap uit.
Aha, ja, twee zonen verliezen. Da's zwaar, zei Pete alsof hij 90 was en het zelf al eens meegemaakt had en het normaal vond.
Hij is hem niet helemaal verloren, zei de korporaal.
Hij leeft nog?, vroeg Pete, die eindelijk stopte met het poetsen van de laarzen.
Yup.
Hij leeft nog. Ze moeten hem 's nachts vastbinden of hij loopt
schreeuwend en schoppend door het huis, maar hij leeft nog. Niks mee aan
te vangen. Verstand kwijt, zei de korporaal.
Hij kan nog wel
hout hakken volgens Big John, zei George. Met de moeder is het ook
slecht gesteld. Die wil niet meer spreken sinds Thomas -of wat er van
overschiet- terug is en Big John ook de jongste heeft meegesleurd naar
het front. Big John is ten dode opgeschreven. Zijn vrouw slaat zijn
hersenen in. Al moet ze een ladder gebruiken om aan zijn hoofd te
kunnen. Nee, we kunnen hem dit niet aandoen.
Big John maakt
eerst ons kapot. Het gaat onze fout zijn. De eerste actie van zijn
jongste zoon. En die stikt onder onze voeten zonder een schot te
lossen, zei de korporaal.
Onder onze voeten?, vroeg Bill. Die nam zijn hoed weer af en sloeg een kruis.
Big John overleeft het zelf misschien niet eens, zei Pete.
George verdween terug achter een struik en stak weer zijn broek af. Heilige Maria dat doet deugd.
Nee,
zei de korporaal. John overleeft. In '61 jaagden ze een bal los door
zijn twee heupen. De chirurgen keken zelfs niet naar hem om. Verloren
zaak. Negen maand later marcheerde hij terug als de beste.
Maar hij pist bloed, riep George.
Kak jij nog geen bloed?, vroeg Pete.
George gooide een tak in Pete's richting.
De korporaal zei: Big John piste altijd al bloed, want Big John drinkt het bloed van zijn vijanden.
Echt?, vroeg Bill.
Nee, Bill, nee, zei de korporaal. Maar goed, wie neemt de eer te beurt?
Ga je echt zijn hoofd...?, vroeg Bill.
Een beter idee?, vroeg de korporaal.
Ik doe 't wel, zei Pete. Hij pakte zijn bayonet die aan een riem om zijn middel hing en sprong naast het lijk.
De korporaal draaide zich om. Bill liep naar de struiken en kotste.
Godverdomme,
Bill, ze geven ons al haast geen eten dan ga je het nog uitkotsen ook,
zei de korporaal. Kunnen we allemaal ons rantsoen binnen houden?
Anders krijgen jullie niks meer, hoor.
Het was stil. De mannen
hoorden enkel het snijwerk van Pete. En kanonnen in de verte. Plots
wensten ze allen dat ze midden in de actie waren.
Wat doe ik met het hoofd?, vroeg Pete na dik tien minuten.
Begraven, verdomme. Wat anders? Opzetten? Spietsen?, vroeg de korporaal.
Kalm, kalm, zei Pete. Ik vraag het maar.
Goed. George en Bill, nemen jullie de brancard.
Bill stond met één hand over zijn mond. Kunnen we niet een doek of zo over hem leggen?
De korporaal en Pete legden het lijk op de brancard en de korporaal gooide zijn overjas over de soldaat.
Bill sloeg zich een kruis. George trok terug zijn broek op.
We moeten ons nu wel een beetje haasten. De compagnie kan ons niet eeuwig missen.
Pete, begraaf het hoofd op een honderdtal meter van hier. Ik ken Big John, die komt nog wel eens neuzen hier.
Neuzen naar de neus van zijn zoon, zei Pete die er vandoor ging. Het hoofd bungelde bij het haar.
George zei: Ik heb soms medelijden met de Yanks. Ze weten niet dat wij satanskinderen als Pete in onze rangen hebben.
Bill nam zijn hoed af en wilde zich een kruis slaan.
De korporaal trok zijn hoed uit zijn handen en trok die hard over Bills hoofd en zei:Stop daarmee, pak die brancard.
Ze ploeterden door de modder, terug naar hun linies en zeiden maar weinig.
Gelukkig blijft het vandaag rustig in onze hoek, zei de korporaal als ze halfweg waren.
Dat
zal wel niet lang meer duren, zei George. Grant hamert op onze linies
tot we breken. Hij heeft mannen genoeg. In New York komen ze vers van
de boot. Het eerste dat ze in hun pollen krijgen is geen hark of schop
of riek of pikhouweel, maar een springfieldgeweer.
Hij kan ze
niet blijven tegen ons aan gooien. De Noordelijke kranten schreeuwen
moord en brand. Ze noemen hem de slager, zei de korporaal.
De
vijandelijke legers wisselden dagelijks kranten uit tussen de linies.
Van zodra er een moment rust was. Sinds Grant de plak zwaaide aan de
overkant, was er steeds minder rust. Tenzij in de dood. Waarvan er
steeds meer was.
Vlakbij hun linies, haalde Pete hen in.
Dat hoofd vindt niemand nog, zei hij.
Geen details, graag,, zei Bill, Geen details.
De kapitein van de compagnie kwam hen tegemoet. Gevonden?
Ze knikten.
Goed,
kan iemand van jullie Big John verwittigen? De kolonel heeft al de
compagnieofficieren samengeroepen in zijn tent. Ik moet gaan.
Als de kapitein weg was, zei George: Die chargeert liever pal op een yankeebatterij dan dat hij Big John confronteert.
Goed,
jullie wachten bij de gravers, zei de korporaal. Ik ga naar het
lazaret. Laat hem niet begraven tot Big John hem gezien heeft.
Maar Big John heeft toch een kogel door zijn long?
Nou
en? Toch zal hij zijn zoon willen zien. De korporaal nam een slok uit
een kleine vestzakfles, veegde zweet en modderspatten van zijn gezicht,
nam zijn kepi af, moffelde die in zijn zak, blikte eens kort omhoog naar
de hemel en ging.
Ze stonden bij de gravers. Negers. Extra bleek
waren de lijken aan hun zwarte voeten. Dode makkers lagen netjes op een
rij. Allemaal zonder schoenen. Sommigen in hun onderhemdje zonder
uniformjas. De gravers hadden hun zakdoeken voor hun gezicht gebonden.
Tegen de stank. Het regende wel, maar het was vochtig warm. Hier en daar
lag een dooie yank. Opgeblazen en opengebarsten. Doorvoede lijken
barstten. De ondervoede zuidelijke lijken, bleven vreemd genoeg intact.
Big John verscheen verbazend snel, met twee krukken, die nauwelijks tot aan zijn heupen kwamen.
Ik wil hem zien, ik wil hem zien, ik wil hem zien. Laat mij er langs. Hij gaat niet in een massagraf met de rest.
Als
hij Pete zag met de laarzen van zijn zoon, sloeg hij die met één slag
van een kruk en zonder een woord te zeggen knock-out. Het ging zo snel
dat Pete niet eens een kik gaf. Big John keek zelfs niet waar Pete
landde.
George mompelde tegen Bill: Een keer buiten westen
geslagen worden voor een goed paar laarzen. Er zijn slechtere deals in
deze wereld.
Big John gooide een kruk weg. En wilde de uniformjas
die over zijn zoon lag wegtrekken. De korporaal legde zijn beide handen
op de brede voorarm van Big John.
John, het is geen zicht. Hij is zijn hoofd kwijt.
Big John duwde de korporaal twee meter achteruit, die daar in het gras viel. Big John gooide hem zijn uniformjas achterna.
De vader keek naar zijn onthoofde zoon en knikte.
De rest hield zijn adem in. De gravers rustten met hun kin op hun schoppen en staarden.
Innige deelneming, zei Bill uiteindelijk.
Houd
je muil, zei Big John. Dit is oorlog. We weten wat we riskeren. Hij
is gestorven met zijn gezicht naar de vijand. Zoals een man. Beter zijn
hoofd kwijt dan zijn verstand. Godverdomme.
De korporaal deed
teken naar de gravers. Ze kwamen in beweging, maar Big John riep:
Wacht. Hij hoestte wat bloed op, maar boog zich over de wonde.
Een kanonskogel?
Ze
knikten allemaal van ja, behalve de gravers, die de zon in het oog
hielden. Hun dagtaak zat er bijna op. Straks kregen ze eten. Als zwarten
dachten ze er niet aan om te vragen wat er aan de hand was.
Een kanonskogel?', herhaalde Big John.
Een kanonskogel, zei de korporaal.
Big John knikte. De gravers tilden het lijk op. Big John draaide zich om:
Ik
wil dat jullie mij elk drie hoofden van yanks brengen. Mijn Jim was
makkelijk drie Yanks waard. Jullie brengen mij elk drie hoofden.
Drie maar?, vroeg Pete, die probeerde recht te staan, maar twee keer rond zijn as draaide en terug op zijn rug viel.
Drie hoofden?, vroeg Bill.
Big John strompelde op hem af. En Bill zei: Ja, goed, drie hoofden.
George mompelde. Big John blijft er verdacht kalm bij.
Big
John legde zijn hand op de borstkas van zijn zoon. Prevelde iets met
zijn ogen dicht. En riep daarna om de kruk die ergens in 't gras lag.
Daarna zei hij: Over een week of twee ben ik opgeknapt. Dan gaan die yanks wat beleven.
Tegen de korporaal zei hij: Schrijf een brief naar zijn moeder... en zijn broer. Van mij wil ze toch niks horen.
Tegen de zwarte gravers zei hij: Een fles whiskey voor elk van jullie, als jullie mij het hoofd van mijn zoon kunnen vinden.
Maar, John, zei de korporaal, daar is niks van over. Met alle respect, maar een kanonskogel... Dat snap je toch?
Je weet nooit. In mijn familie hebben we allemaal een harde kop.
De gravers haastten zich om hun werk af te maken.
De korporaal, George en Bill wisselden blikken uit, terwijl Big John weg strompelde.
Maar
die draaide zich om: En als iemand jullie wat aanbiedt om het hoofd
NIET te vinden, wees er dan gerust in dat ik jullie het dubbele aanbied
van wat men jullie ook moge aanbieden.
En weg was hij.
Godverdomme, zei George.
Bill sloeg een kruis, maar de korporaal tikte op zijn handen. Hou daar mee op.
Pete kwam eindelijk recht. Het handvat van de kruk stond duidelijk afgetekend in zijn voorhoofd.
De korporaal greep hem vast. Weet je nog waar het ligt?
Waar wat ligt?
Het hoofd, stomkop.
Hij fluisterde, want de gravers hielden hen in het oog.
Ja, ongeveer.
Zorg ervoor dat het helemaal verdwijnt van deze aarde, gesnopen? Of hij maakt ons kapot.
Goed, goed, maar ik zie alles dubbel.
Je moet gaan nu. En de korporaal duwde de kleine de goeie richting uit.
De gravers deden grond over de laatste paar lijken en gingen hem achterna.
Waarom valt Grant verdomme nu niet aan?, vroeg George.
Of waarom probeert hij ons niet flankeren zodat we hier snel vandaan moeten marcheren?, zei Bill.
Stop met jammeren, zei de korporaal. Die kleine vindt er wel wat op.
Drie
weken later zaten beide legers ingegraven in uitgestrekte loopgraven
bij Petersburg. Grant had hen inderdaad geflankeerd, maar bij Petersburg
was hij toch weer vastgelopen op de zuidelijke linies.
Big John
was al twee dagen terug in de rangen. Hij had al een extra meet gekerfd
in het hout van zijn geweer. In totaal had hij 17 kerven, de meeste van
de hele compagnie, het hele regiment en misschien wel de hele brigade
van circa 1800 man. 17 kills had hij al gescoord.
De korporaal had
de oplossing van Pete zeer creatief gevonden. Sindsdien wilde Bill niet
meer eten in aanwezigheid van de kleine. En George negeerde hem ook,
behalve als er moest gevochten worden, want met dat jong geweld aan zijn
zijde voelde hij zich relatief veilig.
De derde dag dat Big John
terug in de rangen was, landde er een krant in de loopgraven. Rond en
bol. Het was Big John die de krant van rond het pakketje scheurde.
Het
hoofd was zwart en stonk naar een mengeling van vis en de ergste
zweetvoeten die je in je leven hebt geroken. Hier hebben jullie je
mascotte terug. Groetjes, die van de overkant, stond op het voorhoofd
van Jim geschreven.
De korporaal, Bill en George zagen maar een
oplossing. Ze klauterden uit de loopgraven en chargeerden recht over
niemandsland. Bill riep: Snel drie hoofden, snel. De drie kregen
postuum een medaille.
Pete bekende voor Big John hem wurgde. De
kleine had het hoofd in zijn oude schoenwindsels gewikkeld en dan met
een felle trap van zijn jonge benen richting vijandelijke linies geshot.
Big
John ging de drie achterna. Ik wil mijn drie hoofden. Ik keer niet
terug zonder mijn drie hoofden, zei hij als hij over de rand van de
loopgraaf wipte.
Hij werd begraven naast het hoofd en de laarzen van zijn zoon.
De veel te heerlijke opwarming (13) :: wèèèèèèh
8u30. Een half uur door mijn wekker
geslapen. Douchen. Sojakoffieverkeerd hijsen.
8u45. Bevreesd vaststellen dat mijn
schizofrene tante vandaag thuis is. Empathie met zieken, zoveel je wil.
MAAR NIET ALS ZE CONSTANT MET HUN KLOMPEN OVER DE VLOER KRASSEN.
8u55. De pc klaargezet voor mijn
moeders Facebookavonturen. Als ik op 't werk ben, komt zij mijn
computer inpalmen. Omstreeks 21u zal ik vaststellen dat ze erin
geslaagd is om een groot wit vierkant te slaan in mijn scherm, dat
pas weggaat als ik de pc herstart. Mijn moeder, de digiverkenner,
stuit op functies die informatici nog niet eens kennen.
9u15. In de trein. Als we
treingesprekken opnamen en naar een geavanceerde buitenaardse
samenleving stuurden, kwamen ze ons direct koloniseren. Al was het
maar om ons als narren naar hun hoven te slepen.
9u25. Ik heb zin om twee hoogbejaarde
wijven met hun valse tanden tegen elkaar te kwakken. DE
RAPPORTRESULTATEN VAN UW KLEINKINDEREN ZEGGEN NIETS, MAAR DAN OOK
NIETS OVER:
jullie waarde als grootmoeder,
noch als mens
de toekomst van jullie
kleinkinderen (hallo, diploma-inflatie)
Ik krijg gerontofobie als ik oude
mensen trots hoor putten uit de schoolprestaties van hun genetische
aanhangels. Presteer verdomme zelf nog eens wat.
Kleinkinderen worden systematisch
gereduceerd tot rapportresultaten.
Die grootvader van mij heeft het ook.
Zijn laatste woorden tegen mij, kunnen wel eens zijn: Hoe is het
op school?
Ik zei: Ik zit allang niet meer op
school.
Hij: Ja, maar ge volgt toch nog
les?
Mijn ogen moeten permanent iets
uitstralen van: kieper hier uw kennis maar in, er is plaats en 't is
nodig.
9u45 Ik omlijn in Eine Frau in
Berlin de verbluffend mooi poëtische gruwelzin:
Diese Mädchen sind auf immer um die
Erstlingsfrüchte der Liebe betrogen. Wer mit dem Letzten begann, und
dazu auf so Bösen Art, kann nicht mehr von der ersten Berührung
erbeben.
Over twee maagden die vergewaltigt
waren door een hoop Russen.
9u55 Trein staat stil in Brussel-Noord.
Een paar perrons verder zie ik een magere Roma-zigeunerin met kleine
dochter drie verschillende mensen om wat geld vragen. Ze vangt drie
keer bot. Ik had het ook niet kunnen zien, maar ik zie 't wel, want
mijn radar staat op miserie.Of op werkelijkheid.
De tandeloze prestatiegerichte (zolang
ze zelf niks meer moet presteren) bejaarde zegt dat haar
kleindochter nu ze in 't vijfde middelbaar zit het zo erg vindt dat
ze maar eind in de zeventig procent haalt en geen negentig procent
meer. Maar ja, ze moet beseffen dat dat niet meer kan he.
Ik zou dat mens een hartaanval kunnen
bezorgen door mijn diploma's voor te leggen, samen met mijn
loonbrieven.
Weet ze direct hoeveel je koopt met in
de zeventig procent in 't vijfde middelbaar.
Nada dus.
De enige twee kennissen die ik ken die
echt heel goed hun boterham verdienen, hebben niet eens een diploma.
Het openbaar vervoer is het beste
auditorium sociologie.
Treingesprekken overluisteren zijn mijn
stethoscoop aan de kankerlongen van deze samenleving.
10u15-16u55: censuur
Wegens
tijdsgebrek om het over de psychologisch goed onderlegde
leidinggevende capaciteiten van mijn oversten te hebben. De ene heeft
dan ook psychologie gestudeerd. Geen idee waar die andere de mosterd
vandaan haalt. Misschien krijgen handelsingenieuren ook wel een paar
vakken psychologie mee. Schril contrast met de bovengemiddelde
botheid van de 'eerst stekelig doen, dan pas vragen
stellen'-mentaliteit waar de meeste mensen mee te maken krijgen en
die we in minieme dosissen ook bij ons op voorraad hebben, maar dan
gelukkig niet bij de leiding.
17u05-18u25: in Brussel-Centraal
voortlezen over oorlogsgruwel tot mijn maat uit Leuven aankomt. De
grotere waanzin degusteren, om de dagdagelijkse drek met een
zilverrand te omringen.
Twijfel of ik weer een tas ga stelen
uit Starbucks. Slechte koffie in praktische, grote tassen. Ik kan mij
niet herinneren dat ik ooit iets anders heb gestolen dan boeken en
starbuckstassen. Er is geen verband tussen de twee.
Een kind van 8 slaapt voor mijn neus
in. Geheel alleen, waar zitten die ouders?
Een man met downsyndroom komt om geld
bedelen. Ik heb hem al eens wat gegeven. En als ik van nee schud,
beklaag ik het mij direct. En ik beklaag het mij nu nog.
Een vrouw geeft hem zo ongeveer al haar
kleingeld. Hij roept heel grappig, oprecht verbaasd en tegen
zichzelf: amaaai
Er zit geen kwaad in die jongen. Hij
herinnert mij aan één van de hoofdpersonages van Of mice and
men. Ik zou hem verdomme moeten achternalopen en hem toch nog
iets geven.
Met 'zou' wordt veel te veel ten
onrechte vergoeilijkt.
Misschien stel ik mij daarom omstreeks
23u20 kandidaat als vrijwillig therapeut voor gedetineerden.
Ik kom vast wel in aanmerking. Mijn
eigen gevangenis is 1m74 groot en weegt ongeveer 70 kilo. Is
transporteerbaar aan een gemiddelde wandelsnelheid van 6 km per uur.
Beschikt over een goede bibliotheek en keuken en roze kamer. Blijft
toch een gevangenis.
19u15
Twee jonge meisjes benaderen mij en
mijn maat die ons reeds laten afzetten hebben: we hebben iets besteld in
een Brussels café in 't centrum. De twee meisjes verkopen stylo's om
hun schoolreis te bekostigen. Niks van waar natuurlijk. Ze bekijken
ons -zonder zeveren- alsof ze onze ogen gaan uitsteken met hun verzameling stylo's. Of toch minstens onze urethra gaan penetreren met de dikke
kant eerst.
3 stylo's voor 5 euro.
Ik zeg beleefd dat dat toch een beetje
'trop' is.
Ze blijven ons nog even aanstaren als
twee kleine psychopaten. Recht in mijn ogen.
Hoe zoveel onverholen haat kan zitten
in veertienjarige ogen, is mij een raadsel. Of zijn hier ook net
verkrachtende Russen langsgetrokken?
Als ze de deur uitwandelen, zegt de
ene: We zouden de flikken moeten bellen en zeggen dat het twee
pédo's zijn.
Slik.
Trein naar huis pakken zeker?
20u25
Een zestienjarig meisje zit zeer
omstandig een joint te rollen naast mij. Ze maakt er haar werk van.
Ze ziet er ook al uit alsof iemand, geeft niet wie, zwaar moet
boeten, vandaag nog, omdat zij hier door een administratieve fout van
de Goden circa 75 jaar moet doorbrengen.
Of spiegel ik mij in haar ogen?
Zelfs mijn literaire gruwelkuur helpt
niet echt meer om te relativeren.
21u30-22u30
De laatste twee dagen zijn er in totaal
voor héél België exact 32 halftijdse jobs te vinden op de site van
de VDAB.
Ik wil alles schrijven, altijd, in alle
weersomstandigheden en bij rondvliegend schrapnel, mijn pen is gelijk
een stiepelzatte burgertrut die nog anaal maagd is op een
NV-A-receptie: ze kan om verschillende redenen geen nee zeggen, maar
als ik nog één motivatiebrief moet schrijven, stuur ik liever mijn
CV die ik met veel motivatie in een emmer kots heb gedrenkt. Emmers
kots zijn vrij te krijgen in de Aalsterse cafés, omstreeks
sluitingstijd. We maken onze toeristen al jaren wijs dat de typische
stank in Aalst van fabriek Amylum komt, maar wij weten beter.
22u30-0u45 Bij gebrek aan vacatures met
mijn naam op, vlucht ik in 't vrijwilligerswerk. Straks tolk ik dus
misschien voor een kom borsjs tussen tsjernobylkinderen en hun
gastgezinnen.
Met mijn nieuw gevonden passie voor
Duits zie ik mij nog eindigen als vertaler bij Deutsche Bank, als ik
zo onvrij wil zijn elk beetje persoonlijkheid uit mijn CV te smijten,
mijn haar te laten knippen, een strop om mijn nek te knopen en
rechtop te leren lopen. Of heel die zwik van dat plan B herleiden tot
de essentie en een strop rond mijn nek knopen.
0u45-1u15 Zoektocht op internet naar de
dichtsbijzijnde plaats waar ik een reiskussen kan kopen. Voor dat
helse moment morgen op de bus naar Praag tussen 2u en 5u 's nachts.
Een reiskussen kan niet ontbreken in de uitrusting van een veteraan
van de langeafstandsliefde.
1u57 Bloggen voor niet twee, maar drie
man en een paardenkop. Het schaap onderschat zijn eigen hits.
De veel te heerlijke opwarming (13) :: Mèèèèèèh
Ge
zijt een schaap
De
telex van een schaapachtige rebel.
Om
10 u wakker geschrokken. Tot ergens 3u30 teksten voor een
communistisch congres vertaald. Van Frans naar Engels.
Commentaar
van germaniste die lang in Ierland woonde: looks like very good
English to me, native speaker level C2. you underestimate your
capacities systematically
Waar
mijn minderwaardigheidsgevoel vandaan komt, is een groot raadsel.
Nooit gepest geweest. Helaas wel zelf actief gepest. Misschien is 't
meer schuldgevoel. Op de toppen van uw tenen lopen, omdat je u moet
excuseren dat je in leven zijt.
Maar
toch mijn dosis appreciatie had ik alvast binnen. Mijn dagdromen over
sollicitatiestrategiën 2.0 kregen weer zuurstof.
no
one gives it to ya, ya gotta take it. Non serviam.
Maar
mijn motor zuipt zoveel appreciatie, dus we zien wel hoelang de 'act
out of the box' koorts nu weer aanhoudt.
Was
om 4u in slaap gevallen bij een Duitse docu over de laatste maanden van het oostfront.
Laptop
stond nog in bed. Koude koffie klaar op 't nachtkastje.
Kofie
verkeerd. Met sojamelk. Smaakt naar chocomelk. Met wat verbeelding.
Gets me going.
Moet
om 10u30 aan 't station staan. Mijn vriendin, literaire agente, zen
teacher, komt mij halen voor bijna wekelijkse dolle dinsdag in een
koffiehuis voor rijke bejaarden. Prijzige menukaart. Zit ook altijd
een gehavende vogelverschrikker bier te hijsen. Pilsner. 3,20 euro.
Tsjechische kwaliteit betaal je duur. Ginder minstens de helft
goedkoper.
Eerst
naar Adecco. Interimkantoor. Lepe georganiseerde verdeel- en
heerstrategie om het werkvolk te breken. Staat hoog op mijn
haatlijst.
Bewijs
binnenleveren dat mijn vrouw voltijds studente is. Anders mag ze hier
geen vakantiewerk doen. Ook CV van goeie (allicht beste, maar het is
beledigend voor de rest van je maten om een hiërarchie te steken in
je vriendenkring) afgegeven. Ja, maar hij is van West-Vlaanderen,
hoe gaat die hier geraken?
Hij
gaat bij mij logeren dan.
Er
ging bij mij als kind zo'n hippiesfeer in huis, dat ik nog altijd
communes sticht.
Mijn
literaire agente begint te wenen als ik vertel hoe mijn grootvader
met zijn laatste krachten probeert duidelijk te maken dat ze zijn
trouwring hebben afgenomen.
Ik
ben zelf compleet hyper. Voor een keer dat type man dat niet met
tranen omkan. Ik hou dan maar mijn muil, want wat moet je daar op
zeggen? Ze loopt vol van een onbeschrijfelijke droefheid. Die ze niet
kan verklaren.
Het is de leegte, zegt ze. Maar die
is niet leeg, snap je? Nee, je snapt het niet.
't
is de fundamentele droefheid van het leven zelf. Want leven is droef.
Altijd onvervuld, altijd op zoek, het eeuwige vullen van de leegte in
ons, die nooit leeg is, maar toch altijd te leeg. Always on the run.
Kurt
Cobain in Downer:
Dank
u lieve God om mij op deze aarde te zetten. Ik voel mij erg
gepriviligeerd. Ik ben U wat schuldig voor mijn dorst
Ja,
dorst, altijd dorst.
Op
't werk, bij de krant en de site van het festival, dat maar één
ding vreest bovenal: lezers aantrekken.
In
de krant kan 't al wel (hoezee!), voor de site van 't festival kan
het (nog) niet: authenticiteit in de teksten steken.
Maar
kom, je moet soms toch een beetje de Albert Speer in jezelf
bovenhalen en gewoon one hell of a job doen, wat ze je ook maar
vragen.
Geschifte
assiociaties maken en vrolijk cynisme behoeden mij voor de waanzin.
Vanaf
18u30 op een politieke vorming. Thema: Partijwerking.
4
uur lang goed gegeten en gelachen. Gastvrijheid zonder grenzen. Had
bloemen mee voor de gastvrouw. Had ze dubbel en dik verdiend. Ik moet
weer twee dagen niet eten.
Heel
pak friet opgegeten van kameraad die met boefkick tegelijk een
broodje en frieten had gekocht. Een zelf samengestelde mitrailette.
We zagen kort voor de vorming begon ook een hard knappe ebony hottie.
De kameraad met boefkick vroeg lukraak of ze de dochter was van
François. Ze zei van niet.
De
kameraad vroeg of ze mee ene ging drinken.
De
oortjes gingen terug in, en ze antwoordde niet meer.
Zelfrelativerende
hilariteit à volonté. Helaas te veel om te herhalen en out of
context allang niet meer zo hilarisch. De beste momenten ontsnappen
altijd aan 't papier. Geluk heeft papiervrees.
Afgezet
door de man van onze videoploeg. Ik bedoel, hij zette mij af met zijn
auto. Al zou hij mij ook wel durfen afzetten. Ik moet dat zeggen,
want hier in Aalst kunt ge alleen bevriend zijn met mensen die ge
uitschijt en verwijt. Ge moet hier wonen (euhm, overleven) om dat te
begrijpen.
Thuis
spreekt mijn broer mij aan op Facebook. Da's waar hij officieel
gedomicilieerd is. Mijn broer is de man die sneller statussen laajkte
dan zijn schaduw. Ontstellend hoeveel tijd die in de schoot zit van
de Blauwe Fee en toch nog zoveel gedaan krijgt in een dag. Of geeft
hij alleen die indruk?
Lenin
zei 't al, we mogen onze intenties niet verwarren met onze
verwezenlijkingen.
De
competitieve broederstrijd van mijn broer en ik, is een van de meest
ranzige aspecten meines Lebens. O de stompzinnigheid dat we te nijdig
zijn om samen te werken.
Nou
ja, als 't dat maar is. Luxeproblemen.
Als
rood schaap nog steeds op zoek naar mijn wolfskleren. Kwestie van de
familiekas wat te spijzen.
En
niet moeten te kijken naar de prijs van hotels in Praag. Mijn vrouw
had vandaag de grootste moeite om een betaalbaar hotel te vinden
ginder. Z'is Steenbok, dus van gesternte al neurotisch spaarzaam.
Maar toch, geld kan mij niet veel schelen, tenzij het is om luxe te
kopen voor mijn vrouw. De manvrouwrelatie als hoofdreden voor
winsthonger moet ook eens serieus onderzocht worden.
Als
ge uw grootvader ziet kämpfen voor zijn leven, vraagt ge u af
waarvoor het even zo neurotische spaargedrag van mijn grootouders
goed was? Mijn grootmoeder is ook steenbok. Lijkt verdacht goed op
mijn vrouw. De vonk hedonisme in haar ogen komt er ook alleen uit als
ik eens naar haar lach. Vissen hebben die eigenschap, hedonisme
triggeren.
Maar
soit: waartoe al dat obsessief gespaar? Op een dag was hun koelkast
kapot, omdat het in de keuken kouder was dan in de koelkast.
Spaarzaamheid kan zeer duur uitvallen.
Denkt
mijn grootvader nu dat hij in de hemel met zijn spaarboek een kamer
met een grotere tv met zicht op zee en roomservice (lees: friet op
bed) kan huren? Ik wens 't hem toe.
Als
ik twee seconden geen marxist ben, bij voorkeur buiten de uren 9 tot
17u, zie ik geld als spirituele energie. En die energie moet ruimte
krijgen. Als ge 't niet ophoopt en niet van u weggooit, blijft t
vanzelf bij u. Een beetje gelijk een vrouw.
Alle
dingen die het waard zijn om te hebben, die begerenswaard zijn, gedragen
zich als vrouwen.
Daarom
gaf ik 20 euro uit aan een vinylplaat. Een zeldzame verzamelplaat van
nog zeldzamere nummers uit de sixties. Geschenk voor vaderdag. Bij
leven en relatief welzijn, heb 'k nooit zo'n orgineel cadeau
gevonden. Ik gaf altijd geld of ik kocht hem een paar schoenen, maar
nu staat dus die plaat bij zijn urne. Zugestellt via Amazon
Duitsland. Ze staken daar niet meer tegen hun schandalige
werkomstandigheden, die mijn koopgedrag met bloedschuld overladen. Ik
hoop dat ze een groter deel hebben gekregen van mijn 20 euro dan
voorheen.
En
om 1u 's nachts nog bloggen voor twee man en een paardenkop. Want
mijn hersenen zijn gelijk een hamster. Dat moet lopen in zijn
tredmolen'ke naar nergens, want anders kwijnt het helemaal weg.
Ik ga in slaap
vallen bij de docu Todeskampf
der Reichshauptstadt - Berlin April 1945
Mijn
dagelijkse fopspeen voor 't slapengaan, en ge leert er nog wat Duits
mee.
De veel te heerlijke opwarming (12) :: 8 km met Freud, dambusting cannabis en brokeback Dender
De
wachtkamer van de sectie hartbewaking. Ik duik op de sofa voor het
raam. Ik leg mij neer. Ik begin over mijn jeugd. Mijn grootmoeder
snapt er niks van. Ze ziet mijn 'antics' al niet meer. Twintig jaar
'Familie' en 'the bold and the beautiful'. Genocide in neuronenland.
Mijn
ma kan er mee lachen. Was begonnen met, snotterend: En ja, mijn ma
kuiste in een school en in de zomervakantie moest ik altijd mee en ik
zat altijd alleen in de lege gangen met een paar plastic
soldaatjes...
Toen
kwam er nog volk binnen. En ge moet u toch een beetje serieus houden.
Op sterven liggen is een serieuze bedoening. Vooral met vreemden bij.
We gingen binnen. Hij lag daar bekabeld en bedraad. Met sondevoeding
en al. Het eerste half uur van de dag dat ik geen al dan niet flauwe
grappen uithaal. En ik moet nog tranen verbergen ook. Zo serieus werd
het daar en cynische mensen hebben altijd het grootste hart.
Als
ge moeite doet om de mens te snappen, vliegt ge door 't leven gelijk
een wild opgejaagd konijn. Daardoor vinden sommigen mij een toffe
komiek. Losgeslagen wanhoop is inderdaad een goeie basis voor
komische effecten. Mijn verplegers riskeren later de slappe lach te
krijgen. Maar dan liefst niet als ze mijn sonde steken. Ik wil ook
hoogbejaard nog kunnen neuken. De ene snakt naar friet met mosselen,
de andere heeft genoeg aan één mossel.
Na
't ziekenhuisbezoek ging ik mijn dagelijkse 8 kilometer lopen. Nu ik
in de revolutionaire ondergrondse zit, kan ik maar beter rap leren
lopen. Voor de flikken. Vroeger ging ik nog leren lopen om sneller te
zijn dan de vrouwelijke fans. Al is mij nooit duidelijk geweest
waarom ik daar zou van weg lopen. Waarschijnlijk ben ik ook daarom
nooit doorgebroken. Als ik dan eens vrouwelijke fans had, ging al
mijn tijd direct daar naar toe.
Maar
nu is 't mij ernst. Elke dag. 8 kilometer. Zelfs al is het nacht. En
ge ziet nog eens wat. Zo 's nachts langs de Dender. Ik zag op zijn
minst een homokoppel dat een ritje maakte in een stilstaande auto.
Brokeback mountain hier gewoon in mijn achtertuin. Bareback Dender.
Het is schoon. Er hing een zwangere stilte in de lucht, toen de twee
jongens samen stijlzwijgend over het water keken, terwijl de zon
langzaam wegzakte. Ze keken niet op toen een rare apache met
'globalize solidarity' op zijn pull voorbij schoot.
Drie
kilometer verder zag ik een drugsdeal. Of toch een schimmige
transactie. Ik ben zo ongeveer de enige van mijn vrienden die zot
genoeg is om 's nachts in den donker 8 km te gaan lopen langs de
Dender. En ik kan niet eens deftig zwemmen. Mijn doodsverachting kent
geen grenzen. Of was het levensverachting?
Alleszins,
ik kwam ongeschonden terug thuis. En toen chatte ik met mijn broer.
Over de banden van Behanger met Vlaamse Leeuwen, Karim Van Overmeire
en Zuid-Afrika. En ook nog wel over natte fufuna's (kutten, in 't
Slowaaks, dames en heren, met de F van Fluweel), maar ook over het
seniele stadium van het kapitalisme. De staatsveilgheid zift nu dus
nuttige anti-revolutionaire info uit heel wat spunky gesprekstof.
Daarna.
Ja, daarna. Ge krijgt veel gedaan in een dag, als ge leeft gelijk een
opgejaagd konijn. Daarna las ik in eine Frau in Berlin.
Godverdomme,
zeg, dat is een sympathiek wijf die dat boek geschreven heeft. Nee,
serieus. Heel eerlijk, heel authentiek. Haar naam staat er dan ook
niet op. Een mens kan alleen maar helemaal eerlijk zijn, anoniem.
Anonymia staat er als auteur vermeld.
Maar
wat een wijf. Om te vermijden dat ze dagelijks een keer of twintig
geschonden en verkracht wordt door zatte russische frontoviki
(frontsoldaten) papt ze aan met de hoogste in rang. Om één wolf te
hebben om haar te beschermen tegen alle andere wolven. Eerst vindt ze
een luitenant. Daarna vindt ze een majoor. Zit ze tegen 't einde van
het boek bij een kolonel-generaal of heeft ze nog liggen vozen met
Stalin zelf?? Spannend!
En het plan werkt! Ze verkrachten
haar niet meer. Ze poept gewoon haar officier. Niet dat ze daar zin
in heeft. Maar als overlevingsstrategie is 't fijn gevonden. Zo oud
als 't menselijke ras zelve waarschijnlijk. Toch is ze trots op haar
strategie. Ondertussen merkt ze tot haar verbazing dat de weduwe in
wiens huis ze woont, een relatie begint met een 16-jarige frontovik.
Ik moet zeggen: mijn schmutzige geest weet dit boek zeer te smaken!
Het enige wat mij nog meer misselijk maakt dan het leven, is
een saai en voorspelbaar leven. Als de riooljournalistiek moeilijke
woorden mocht gebruiken, dan zou ik daar een jobke proberen losweken.
Maar ik hou zo van moeilijke woorden. Dat houdt mij min of meer
mentaal gezond. Net zoals de ingewikkelde ruzies die het koppel in
Who's afraid of Virginia Woolf hen gezond hielden.
Is
ook de hoofdreden waarom ik loop. Zuurstof voor de hersenen. Wat Paul
McCartney zei van George Harisson mogen ze ook van mij zeggen: He
didn't suffer fools gladly. Als intelligentie een vrouw was, zou
ik haar vijfmaal daags steil achterover beffen, met ijs stand-by voor
mijn tong en al haar lippen.
Ik
denk, dus ik ben. Ik denk, dus ik verdien niet veel. Ik denk, dus ik
ben een docujunkie. Ik denk, dus ik verpruts mijn beste economische
kansen omdat ik compleet flip van de minste bureaucratische
noodzakelijkheden en formaliteiten.
Ik
denk, en zoveel, en zo durch einander, en zo snel associatief, dat ik
waarschijnlijk tegen de schizofrenie aantik. Van alle drugs ben ik
het meest bang van cannabis. Want dat is een van de weinige dingen
die de dam tussen 'denkverslaafd kunstenaar' en 'schiozfreen' kan
wegslaan. Ik ben dan ook de enige die mijn schizofrene tante nog aan
't lachen kan maken. Als ze mistroostig en depressief uit haar ogen
zit te kijken, ben ik de enige die denkt: Daar zit eindelijk een
normaal weldenkend mens! Want wie denkt, die gaat er aan kapot.
Een lang weekend als dit is de reinste gruwel voor haar. Te veel tijd
om te denken.
Daarom
lees ik zo graag Eine Frau in Berlin. Dezelfde totale chaos, waanzin,
dagdagelijks surrealisme (gedwongen wodkafeestje met je eigen
massaverkrachtende bezetters!), maar eindelijk vond iemand het de
moeite waard om het allemaal eens op te tekenen en uit te geven. Want
het was toevallig ook nog oorlog.
Mijn vader tekende het
dagdagelijkse surrealisme ook op. Maar het was geen oorlog. Dus leek
het te absurd of te cynisch om waar te zijn. Vreedzaam België is
nochtans ook oorlog. Tweefrontenoorlog. De samenleving of het
eigengewin. En op tv en elk ander scherm brandt elke dag de hete oven
van de marketingholocaust. En de ene geest na de andere gaat op in
rook.
De veel te (h)eerlijke opwarming (11) :: Het rijdt niet, het staat stil
Kliniek.
Grootvader. Spieren zijn weg. Ligt er al te lang. Grijze gelaatskleur. Kluwen van buizen.
Heel veel medische hightech. Made in Germany.
Hij
heeft ook nog gewerkt in Duitsland. Eerst als soldaat bij de
Panzertroepen, daarna bij de genietroepen. Expert explosieven. Heeft
nog rotsen kapot geblazen voor mijnbouw. Weet nog altijd hoe je in
een uur of zes de Rijn oversteekt met pontonbruggen. Daarna bij
Volkswagen. Spreekt ook nu soms nog Duits. Onder andere met mijn
vrouw, germaniste van opleiding, langbenig moordwijf van geboorte.
Nu
spreekt hij niet meer. Er zitten te veel buizen in zijn keel, door
zijn keel, overal zitten buizen. Hij krijgt verdoving. Hij kan alleen
zijn hoofd wat bewegen bij ja-nee vragen. Als we hem soms nog wakker
krijgen.
Mijn
grootmoeder, die nog dagelijks over de tweede wereldoorlog spreekt,
en dus niet te veel tijd verliest aan affectie geven, zegt hem enkele
keren dat ze hem altijd graag gezien heeft. En dan komt er toch wat
beweging onder de lakens. Van zijn hand, dames en heren, van zijn
hand. Hij wil haar dan proberen een hand geven.
Die
twee hebben meer dan 50 jaar samen geslapen. En zijn de laatste 20
jaar nooit langer dan een uur apart. Indrukwekkend om zien, zo'n
vergroeiing. En triest, intriest.
Aan
mijn kant van de familie, trekken we zelf de stekker uit. We smijten
nog de laatste cynische galgenhumor de groep in, en hop, daar gaat
die stekker. En het punt waar we compleet afhankelijk zijn van Duitse
hightech, verplegers en andere helpende handen, dat komt nooit. Aan
moeders kant van de familie, hebben ze meer liefde voor het leven dan
narcisme. Live slow, eat a lot, aan de ene kant. Live fast, die
young, aan de andere kant.
Nu hij daar zo ligt af te zien,
krampachtig vast houdend aan het leven, vraag ik mij nog meer dan
anders af waar het allemaal goed voor is. De hoofdreden dat hij nog
wil blijven, is mijn grootmoeder. En zonder zeveren, de tweede reden
of toch de derde reden, is dat er nog frieten zijn op de wereld.
Mensen die graag leven, eten graag en veel. Mijn pa die at alleen
omdat het moest.
De veel te (h)eerlijk opwarming (10) :: Grootvader bouwt al lang geen Volkswagens meer en rijdt al zeker niet meer rond in Pershing of Leopard tanks
Dingen
die mij vandaag bezig hielden. In telexstijl, want er zit te veel
ruis in mijn kop. En te veel caffeïne bij gebrek aan pure Colombian
disco shit cocaïne.
*wie
goeie fictie wil schrijven, heeft veel empathie nodig en sociale rust
(werkzekerheid op zijn minst). De laatste keer dat ik goeie fictie
schreef, is al bijna twee jaar geleden. Conclusie: ik moet dringend
iets aan mijn mentale onrust doen, voor 'k nog fictie schrijf
*nu
mijn grootvader met een pamper aan drie machines ligt met een draad
of tien in zijn armen, neus en slokdarm, snap ik nog beter waarom
mijn vader zelf zijn exit geregeld heeft. Er kwam geen pamper aan te
pas. Ook geen sonde. Ook geen verplegers die hem moesten wassen. En
dood zag hij er uit als Clint Eastwood, niet als een verwelkte
decubitusplant die de machteloosheid kreunt uit zijn ogen
it's
better to burn out than to fade away
*werken
voor linkse ideologiën is fijn en boeiend werk, maar er zit geen
geld op links. Het geld zit in 't midden en op rechts. Mijn geld- en
eerzucht komen altijd in botsing met mijn politieke overtuigingen. 't
is altijd mijn politieke overtuiging die het dan wint. Maar 't maakt
mijn eerzucht wel pissig. En zo heeft iedereen wel een of andere
burgeroorlog in zijn ziel. De uitbater van stripwinkel Koeritza zegt
overigens dat linkse partijen de beurswereld zouden moeten
infilteren. Let the system implode.
*een
vrouw vertelde mij vandaag dat ze aan een lopende band werkt. Da's al
triest genoeg, maar aan die lopende band zit een vent die op haar
geilt en kwijlt. Hij is hoger in rang en ze durft er niks van te
zeggen. Is bang dat hij haar begint te pesten als ze zijn avances al
te bot afwijst. Ze wijst hem dagelijks een keer of tien af,
vriendelijk maar kordaat, maar hij wil de boodschap niet begrijpen.
Hij zit zelfs te wenen, naast haar, aan de lopende band. Wenen omdat
hij haar niet kan krijgen. Waar is de tijd dat Will Tura schaamteloos
durfde zingen mooi, het leven is mooi. Waar haalde die zo'n
goeie cocaïne?
*een
fabriek in Aalst gooit alle PVDA-flyers helaas rechtstreeks in de
vuilbak. Ze kijken er niet eens naar. Heeft niks met de PVDA te
maken. Ze smijten alles van politiek op kant. Als ze al iets lezen is
het de krant met de grote foto's. Het Laatste Nieuws (en in mindere
mate het Nieuwsblad) hebben de unieke positie dat ze een heel
landsdeel politiek beïnvloeden. Een totaal monopolie op de
analysevorming van het overgrote deel van de bevolking. Met als
visueel verlengde nog de twee tv-journaals die dit landsdeel bekijkt.
Ik kan als linkse miliant niet zeggen dat ik nood heb aan een grotere
uitdaging.
*als
ik spreek met arbeiders is het vaak opbotsen tegen heel wat
xenofobie. Ik zou niet per se zeggen dat het om racisme gaat. Er
blijkt uit hun woorden niet dat ze andere rassen als inferieur
beschouwen. Wel zijn ze er bang van. Er leeft echt het idee dat 'de'
vreemdelingen hier in ons land alles gratis krijgen. De paar
vreemdelingen die ik ken, kregen alleszins niks gratis. Tenzij
misschien een klein beetje onderwijs. Van leerkrachten met heel
weinig middelen. Een vreemdeling die ik ken, een Armeniër, mocht
zelfs oprotten, ook al was zijn werkgever erg tevreden over hem en
wilde hij zijn contract heel graag verlengen, toch kon hij terug
vertrekken naar zijn land. Waar hij niks had. Sinds de val van de
Sovjet-Unie ging het ginder bergaf. Ik kan u één ding zeggen
over de Sovjet-Unie. Ten tijde van de SU leefde ik goed. Kort en
bondig.
*verplegers
en verpleegsters doen fantastisch werk. VOKA schildert werknemers in
de zorgsector af als een soort parasieten die het geld dat
ondernemers genereren opsouperen. Niet nuttig voor de maatschappij,
al die zorg. Tot er dan eens een ondernemer ziek valt, zeker? Een
maatschappij die het niet meer kan opbrengen om de erkenning te geven
aan de mensen die erkenning echt verdienen, doet aan hardlopen op een
slappe koord. Proberen hardlopen op een slappe koord. Goeie
beschrijving van onze gold rush maatschappij.
*ik
heb na jaren twijfel en herladen met gsm-kaarten, dan toch een
gsm-abonnement genomen. Het laagste tarief. Dat met de onbeperkte
smssen. Heb internet laten blokkeren. Ik kan niet over mijn limiet
gaan. Zou mij 12 euro max kosten per maand. Een stuk minder dan
normaal. EN TOCH VRAAG IK MIJ AF OP WELKE MANIER ER OP SLINKSE EN
ONVERWACHTE WIJZE EXTRA GELD UIT MIJN ZAKKEN ZAL GEKLOPT WORDEN.
Welkom in de marketingholocaust.
*ik
zaag nu wel altijd ludiek over hoe slecht ik mij voel, maar misschien
moet ik toch eens melden: misschien is 't niet helemaal normaal dat
ik er bij loop als een opgefokt do or die command. Een verzuurd
Himmelfahrtkommando. Een van mijn laatste geneugten: talen leren.
Maar
mijn schoonheidsbeleving is nagenoeg weg. Als ik al iets schoon zie,
doet het mij meer pijn dan goed. Mijn broer vermijd ik, want er zit
te veel leven in, ik kan zijn vrolijkheid niet meer aan. Ik verdraag
alleen nog cynische mensen. Muziek verdraag ik niet meer, terwijl ik
vroeger niet zonder kon. Kunstwerken doen zeer. Podia verdraag ik
niet, tenzij ze onder mijn voeten staan. Knappe vrouwen benader 'k
niet meer. Lezen doe 'k alleen nog uit koppigheid om bij te leren.
Altijd maar bijleren. Allemaal kennis die 'k dan niet weet te
vermarkten in mijn CV. Ik gebruik te weinig de kleur blauw. Let er
op: alles wat u iets probeert aan te smeren, weze het nieuws, slechte
tv, social media, liberalisme, verzekeringen: BLAUW.
Zou
beter mijn lange arm kweken, in plaats van mijn kennis. Kennis stond
nog nooit zo laag aangeprijst. Kenniseconomie, my ass.
Gebakkenluchtverkoopeconomie, dat wel. Mijn loon is een directe
weerslag van mijn bij momenten walgelijke schaapsheid en braafheid.
Als pastoors volwassen vrouwen mochten neuken, was ik beter dat
geworden. Een beetje lullen over liefde en empathie, ik kan dat erg
goed met mijn week hartje. 'You're so loveable', zei een vrouw
onlangs tegen mij. Een andere zei een paar weken geleden dat ik een
ongewoon hoge 'aaibaarheidsfactor' had. Ik kan ongelofelijk veel,
maar er is niks bij waar ik grof geld mee kan verdienen. Tenzij ik
lobbyist word voor de takbaksindustrie.
Want lijmen, o lijmen, dat
kan ik goed. Als mijn geweten niet aan obesitas leed. En met de jaren
niet alleen maar tot nog loggere en vettere proporties zwol. Er gaat
geen dag voorbij of ik beklaag mij dat ik niet exact mezelf ben, maar
dan 30 centimer groter en met rucksichtslose dictatoriale trekken.
Als ik al kinderen had lopen, dan kon ik mij rustig elke dag een
gigantische spuit met testosteron zetten. Kwestie van een beetje
Schwung in mijn carrière te krijgen. Dit weekend vertaal ik alweer
zes pagina's Frans naar Engels. Gratis. De mensen voor wie 'k 't doe,
zullen nog geen halve poot uitsteken om mijn carrière een zet te
geven. Maar, maar, maar, ik hou nog van Engels. Ik hou nog van taal.
Er is nog een glimmer spunk over. En mijn neuronen in gang houden,
da's iets van het laatste dat ik going heb. What you don't use, you
lose.
Allez,
groeten,
Tender
underground burn-out rebel without a kous en nog narcistisch ook
De veel te (h)eerlijk opwarming (9) :: De wilde weldoenster in mijn straat heeft Korsakov
De
vaste telefoon rinkelt. Het is de wilde weldoenster in mijn straat.
Op piekmomenten deelt ze 1500 euro uit. Per week. Het is al eens
gebeurd dat 600 daarvan naar mij gaan. Soms. Op piekmomenten.
Mecenaat noem ik dat. Hoe de andere buren het noemen weet ik niet. Op
piekmomenten is ze als een Romeinse patriciër met clientes. Zij wil
dan patrona spelen. Maar haar clientes vluchten het huis uit, van
zodra ze hun penningen hebben opgestreken.
Ze deelt uit
volgens een systeem dat geen steek houdt. Mijn grootouders krijgen
bijvoorbeeld vis en vlees. Geen geld. Veel potten haring. De vrouw
die haar boodschappen doet, krijgt regelmatig een nieuwe auto. Ik
krijg 50 als ik haar tv repareer. Een andere krijgt 50 als hij haar
stoeprand veegt.
Niks
is gratis natuurlijk. Als je iets gratis krijgt, dan ben jij het
product. De wilde weldoenster in mijn straat koopt aandacht. En 't is
niet simpel om een vrouw met Korsakov aandacht te geven. Elke dag
heeft ze één probleem, welgeteld één, want voor meer is geen
ruimte meer.
De tv werkt plots niet meer. Iemand heeft haar
gebeld om haar te verwijten. Iemand wil geen geld, noch vis, noch
vlees krijgen. Dat begrijpt ze dan niet. Dat is een drama. Zo'n
dagelijkse tegenvaller -echt gebeurd of niet- herhaalt ze tien keer
in 15 minuten. Ik knik tegenwoordig sneller ja dan een Belgische
laaggeplaatste ambtenaar in 't kantoor van zijn overste.
Het
schuift niet slecht. En als proletarisch kunstenaar'ke die zelden
erkenning krijgt voor veel literair en journalistiek gewroet, komt
dat zoet binnen. Ergens beschouw ik mezelf nog als welzijnswerker en
buurtwerker ook. We hebben allemaal onze rooskleurige self-talk. Mijn
tantes hebben het al collectief opgegeven. Tot voor kort stonden ze
hier bij de wilde weldoenster nog in de rij om juwelen van Swarowski
te krijgen. Maar dat ze in ruil dan aandacht moeten geven. Dat is dan
te veel gevraagd. De clientes voelen zich bedrogen. Gratis moet
helemaal gratis zijn. Zonder zatte adder onder het gras.
Tot
voor kort zoop ze een fles wijn of vier per dag. Plus nog een pint
bier of zes. Plus nog iets van 'kette': korte drank. Hoe het mogelijk
is dat ze nog leeft, is een groot raadsel. Wel zien haar ogen geel.
Leverfalen.
Sinds
kort beweert ze dat niet meer drinkt. Flagrant onwaar, want als ze
zat is, weent ze. En ze weent terug non-stop. Ergo: ze is zat. Ze
heeft ook reden om te wenen. Ze heeft geen enkele familie meer. Haar
man is enkele jaren geleden gestorven. Die had een hoge positie bij
een bank. Zij zit kinderloos op een geldberg. En dus deelt ze geld
uit. Alleen lukt nu ook dat niet meer. Want de mensen hier zijn zelfs
te tam om tien minuten empathie op te hoesten voor 50 euro. De enige
die uit gewetensbezwaren trouwens al dat geld consequent en koppig
weigeren zijn mijn moeder en mijn vrouw. Als het geld schijnbaar
gratis uit de hemel valt, vallen de maskers af. En hier in de buurt
hebben we dus twee eerlijke, integere mensen.
Hoe
deze situatie in een gezonde samenleving zou aangepakt worden, weet
ik niet. Misschien krijg ik het nog verkocht aan Het Laatste Nieuws.
In deze samenleving is de eerste reflex natuurlijk: hoe valt hier
winst uit te slaan?
De veel te (h)eerlijke opwarming (7):: Als een intercultureel koppel Engels wil afzweren
Eigen lof stinkt, maar de enige reden waarom we de laatste paar weken er in slagen om NIET in 't Engels te communiceren, is omdat ik koppig volhard in de boosheid. En altijd overschakel op Nederlands en Slowaaks, als zij weer eens in 't Engels begint. Via skype verloopt het helaas nog vaak in 't Engels. Maar in geschreven vorm (sms, FB, mail, brieven) zijn de voertalen eindelijk Nederlands en Slowaaks.
Zij schrijft soms nog Engels, omdat ze vlotter schrijft in 't Engels, dan in haar eigen moedertaal, Slowaaks. Het geeft te denken. Wat een 'natuurlijke' dominante kracht gaat uit van het Engels. Gelukkig heeft ze een zus die wél spontaan altijd Slowaaks tegen mij spreekt (zie foto). En ook ouders die niet zo snel overschakelen op Engels, anders was ik voor mijn Slowaakse lessen echt aangewezen op mijn prismawoordenboek. En de paar documentaires die in 't Slowaaks op YouTube staan. Het is wel nog niet zo moeilijk als met Slovenen. Slovenen, tenzij ergens hoog in de bergen, schakelen allemaal automatisch over op Engels als je niet hard oplet en consequent blijft Sloveens praten. Dat maakt de Slovenen dan zo'n beetje de Vlamingen van Oost-Europa, wij hebben ook die reflex om onze moedertaal uit het raam te gooien van zodra er een buitenlander op onze radar verschijnt. Het kost mij dan ook de grootste moeite om Nederlands te praten met mijn vrouw. Ik verplicht er mij zelf dagelijks toe. Ik kan tegen haar geen dialect spreken, want dan leert ze een taal die economisch slecht in de markt ligt.
Dus moet ik dat zeer kunstmatige algemeen Nederlands van mij boven halen. Om de een of andere reden gaat mijn stem ook een paar tonen de hoogte in als ik algemeen Nederlands spreek. Dat moet de schaamte of de ergernis tegenover mijn eigen artificiële taal zijn. Aangezien het goed is voor haar punten op de unief, en ik niet weinig trots put uit het feit dat zij veel beter scoort dan de rest van haar klas Nederlands (ook al is zij de enige die het vak vrijwillig volgt) spreek ik dus dagelijks met een soort koorknapenstem Nederlands met haar. En het gaat hard vooruit. En zo ben ik ook nog full-time onbezoldigd leerkracht Nederlands. Mijn schoonzus is enkele uren in de week onbezoldigd leerkracht Slowaaks. Ik schraap met moeite het minimumloon samen, maar godverdomme, ik leef toch rijk.
De veel te (h)eerlijke opwarming (6):: Mijn Roma-zigeuner wilde niet meewerken en Iwans verkrachtten liefste mollige vrouwen
Twee
albums van Verkrijt verkocht. En een exemplaar van mijn
verhalenbundel Kladderadasj. Nettowinst 8 euro. Uiteraard te
delen met mijn artistieke partner Dieter Walckiers. Een
schrijfcarrière met twee is veel plezanter dan helemaal alleen.
Vanmorgen
een voorstel gedaan aan 'mijn' Roma-zigeuner, Sava. Albums van
Verkrijt versjacheren. Aan tien euro per stuk. Een euro daarvan mocht
voor hem zijn. Hij vond het een mooi boekske. Mooie cover en zo.
Bleek verdorie ook nog Nederlands te kunnen lezen. Maar hij wilde
niet. Niet zonder officiële verkoopskaart.
What
the hell? Het laatste beetje eerlijkheid opgestapeld in 'mijn'
Roma-zigeuner. Terwijl iedereen er op los sjoemelt en graait, wil
deze man, die 5 euro verdient op een goeie dag, met twee kleine
kinderen thuis, ergens in een krot in Brussel, nog niet onofficieel
stripalbums verkopen.
Ik
was zwaar onder de indruk. Heb hem uiteraard niet onder druk gezet om
het toch te doen. Heb hem 25 cent gegeven. Een kameraadschappelijke
tik op zijn schouder gegeven, bij gebrek aan een medaille en een
ridderorde, en ben zelf naar mijn, euhm, Arbeitstelle getrokken.
De
hele rit lang had ik Duits gelezen. 'Eine Frau in Berlin', een
anoniem dagboek van een Duitse vrouw. Ze schrijft over de periode van
20 april 1945 (ja, de verjaardag van) tot ergens juni 1945. Ik zit
nog maar 60 pagina's ver, de Russen zijn nog maar twee dagen in haar
Berlijnse wijk doorgedrongen, maar ze is wel al drie keer verkracht
door Iwans. Ene keer met soortement toestemming, omdat ze dan maar
door één Iwan verkracht werd, en niet door een hele bende. Speelt
mee dat de Iwans blijkbaar liefst fette Fraue vergewaltigen en de
vertelster is graatmager.
Prachtig
beschreven al die toestanden, met veel cynische humor, mijn laatste
strohalm, temidden van mijn Anerkennungssucht (shit, weer een lezer
kwijt, zo'n moeilijk woord), algemene misnoegdheid en economische
crisis, waar veel te weinig mensen openlijk kwaad over zijn.
Het
is nu zover gekomen dat ik ook in 't Duits begin te denken. Ik zag
vannacht een drie uur durende documentaire. Hitlers Henker (Hitlers
beulen). Viel daar uiteindelijk bij in slaap. De docu liep door. Dus
heb in mijn slaap aardig wat Duits gehoord. Dat had zo zijn gevolgen.
Ik kon vandaag niet meer op 't Nederlandstalige woord voor
Stellvertrerer komen.
Alleszins
een lekker cynisch boek. Liever een Rus op je buik dan een
Amerikaan op je kop. De Amerikanen bombardeerden, de Russen
verkrachtten.
Door
al dat gelees over grausame oorlogstoestanden, bewaar ik zo'n beetje
mijn perspectief bij mijn natuurlijk aanleg voor zelfbeklag. Ge zijt
een Einzelkind of ge zijt het niet.
De veel te (h)eerlijke opwarming (5) :: âIl y a full black à Denderleeuw et Alosteâ
Trein
terug van non-werk. Twee jonge zwarten hebben 't over 't leven en
over voetbal. Over voetbal: iets over dat Benfica een of andere
overwinning behaalde. Zal mij natuurlijk veggyburger wezen
(vegetarisme ook doortrekken in je taal). Maar ze hadden het dus ook
over het leven. De ene zei dat het leven hard was, en dat je maar
beter fris bleef, want dat je anders kraakte. De andere beaamde. Zei
dat er al veel gekraakt waren.
Dat
doet wat. Twee jonge gasten dat horen zeggen. Het klonk doorleefd
ook. Niet iets dat ze nabekten, omdat ze 't van hun ouders hadden
gehoord.
Ze
hadden er ook over dat er zoveel zwarten zijn in Denderleeuw en
Aalst. Als ze het over zwarten hadden, zeiden ze 'black' (enkelvoud
én meervoud). Ze spraken nochtans Frans. De ene zei lachend: Als
ge hier in de zomer op een bus stapt, zijt ge precies in de getto.
Luid dat die mannen zijn! En dan met hun oortjes op 't luidste
volume, amai.
Vreemd
om zwarten (of moet 'k nu 'black' zeggen?) zo bezig te horen. Leken
wel Vlaams Belangers, maar dan welgemutst (ook letterlijk), niet
verzuurd en goedlachs. Of misschien hadden ze gewoon ogen in hun kop.
Ik
vond dat opvallend en dus smijt ik het op een blog, want het leven is
dan hard, ik ben nog steeds niet gekraakt. En op den duur ga je nog
vermoeden dat ik wel nooit zal kraken. Maar toch, we blijven
waakzaam. Want zwart, black, wit, bruin enzovoort, het leven is hard.
Vooral nu we al onze sociale verbanden verknippen, tenzij digitaal.
En ik heb liever welgemutste black naast mijn deur dan verzuurde
politiek zwarte Vlaamse Belangers.
Zelf
was ik vandaag voornamelijk groen. Ik zag in een paar kranten de kop
verschijnen van een concurrent. Die kerel lult ook maar wat
goedbedoeld uit zijn nek en gooit er hier en daar al eens een
woordeke dialect tussen, maar hem krijgt wel een forum. Dat doet
zeer. En dus sloeg 'k groen uit. Waarmee ik overigens geen bekijks
had, want in Brussel kijkt iedereen naar de tien vierkante centimeter
vlak voor de punten van zijn schoenen.
Behalve
de Oost-Europese jongedame die ergens in hetzelfde gebouw als ik
werk. Hopelijk mét full-time contract en veel extralegale voordelen.
Met die had ik omstreeks 16u55 oogcontact. Ik moet hoognodig eens
uitvissen waar exact zij een bureau opleukt, want ik wil natuurlijk
mijn Oost-Europese talen oefenen. Eigenlijk maakt het niet uit welke
Slavische taal ze spreekt, ik zal er wel iets van verstaan.
Als
ze u op 't werk geen extralegale voordelen te bieden hebben, moet ge
er natuurlijk zelf voor zorgen.
Vanochtend
een lang interview gezien met de secretaresse van Hitler. Traudl
Junge. Die heeft dat jobke eigenlijk min of meer per ongeluk
gekregen. Ze heeft die positie nooit geambieerd. Maar toen ze die job
kreeg, was ze toch wel blij en trots. Kunt ge haar dat verwijten? Ik
weet het niet. Zelf zegt ze: Ik heb altijd gedacht dat 't normaal
was dat ik niks wist van de misdaden. Tot ik het graf van Sophie
Scholl zag en zag dat ze even oud was als ik. Dus wie wilde kon het
toch uitvinden.
Traudl
Junge was kwaad zichzelf. Of beter: ze was kwaad op het jonge meisje
dat ze ooit was geweest. En door zo in de derde persoon te spreken,
nam ze er natuurlijk veel afstand van. Alsof zij het niet was
geweest. Een heldin kunt ge haar moeilijk noemen, toch niet als jong
kind. Maar toch schoon dat ze er later als oude vrouw zo openlijk
over sprak. Of was al die openheid maar geveinsd? Albert Speer kon
ook verdomd goed acteren. Dus wie weet. Alleszins het vonnis van de
historici: naïef kind dat zo'n beetje toevallig is komen aanwaaien,
daar in 't Führerhoofdkwartier.
Waarom
vertel ik dat? Ik weet het niet. Ik weet ook niet waarom ik dat
bekijk. Moest ik nu nog een doctoraat schrijven over het dritte
Reich... Maar nee, 't zal wel zijn omdat mijn hersenen gymnastiek
nodig hebben. Bij gebrek aan een full-time betrekking die mijn
neuronen am besten weet te gebruiken.
Een
vriendin vindt dat er nogal veel wanhoop blijkt uit mijn mails en
andere schrijfsels. Zelfs uit mijn sollicitatiemails. 't Enige dat
tegenwoordig schijnt te helpen tegen Wanhoop is klein beetje
exhibitonisch zitten 'ranten' en dagelijks 8 kilometer vreten. Dat en
Duits en Slowaaks leren. En Russischtalige/Franstalige gesprekken op
treinen afluisteren, om zeker te zijn dat ze in mijn bovenkamer de
drukpersen nog stil hebben gelegd.
De veel te (h)eerlijke opwarming (4) :: papierwerk, geld, werken, statusangst en iets dat we voor 't gemak maar Karma zullen noemen
Wie
de werkloze met de meeste talenkennis, geschiedkundige bagage en de
vlotste en de scherpste pen en meest lenige beftong (nee, William, dat
laatste zet ge NIET op een CV) zoekt, mag bij mij aankloppen.
Volgens een maat sta ik op een patronale zwartlijst, omdat de
werkgevers liever een arme stakker hebben dan een snuggere schrijver
die de kant van stakers kiest. Volgens die van de mutualiteit ben 'k langharig
werkschuw tuig.
En nu verwacht ge dat ik zeg: de waarheid zal
ergens in 't midden liggen, maar niks is minder waar. Vandaag moest
ik mijn dossier binnen leveren bij de ErVéA (wie weet wie hier
meeleest, mijn blogstatistieken zitten in de lift). Of ze er daar nog
wijs uit raken, weet ik niet. Freelance journalist, artiest, acteur,
kunstmatig artistiek ondernemer (tegenwoordig moet alles gelinkt
worden aan ondernemen) I don't know. Op een bepaald moment zijt ge
die papierwinkel zo kotsmoe dat 't u toch allemaal niet meer kan
schelen. Wat moet dat zijn voor mensen die nooit intellectualistische
prietpraat hebben moeten leren op den unief om zich door zo'n wredig
duidelijk opgesteld ErVéA-dossier te worstelen?
Een maat van
mij die iets economisch zinnigs doet met zijn Slavische talen-en niet
uitsluitend iets innig romantisch gelijk ik- en dus in Slovenië zit,
schrijft mij vandaag en ik citeer:
verder
ben ik hier ook weer eens in de bureaucratische papiermolen beland...
Heb hier een vertaling gemaakt, maar om te worden uitbetaald, moest
ik volgens de belastingsdienst een 'Bewijs van residentie' in België
gaan halen om aan te tonen dat ik in België woon en daar dus
eventueel belastingen betaal. Dat heb ik gedaan, dan ben ik hier in
Slovenië terug naar de belastingsdienst geweest, die zeiden dat het
goed was, maar dat ze wel een vertaling nodig hadden. Dat kon ik
natuurlijk wel begrijpen. Heb dan 25 euro betaald voor die vertaling
(had het even goed zelf kunnen vertalen want moeilijker dan ime,
naslov en zo van die woorden ging het niet worden, maar ja, had
officiële stempel nodig op die vertaling en dat kon ik er natuurlijk
niet zelf op zetten...) en vorige week ben ik dat gaan inleveren.
Toen zeiden ze dat ik binnen twee tot drie weken mijn geld zou mogen
verwachten. Nu krijg ik gisteren telefoon, dat het eigenlijk nog niet
dat document is dat ze nodig hebben, maar nog een ander
Hoe
herkenbaar. Die maat van mij vallen ze lastig voor zoiets, maar het
grote Sloveense geld, dat ontsnapt natuurlijk.
Gelijk
ik hier als artistiek ondernemer vakjes kleur op mijn stempelkaart om
ons maatschappelijk bestel gestut te houden. Leve mijn maat, die zich
al die moeite troost, om zo de Sloveense staatskas te spijzen.
Een
andere maat (als ge geen echte macht hebt, hebt ge veel echte
vrienden en omgekeerd) stuurt mij een 'vacature' >>>>>>>
Teksten
vertalen van Engels naar Russisch, van thuis uit.
Het
bronstige addertje onder het scherpgerande gras:
GRATIS
voor
de VN.
GRATIS
NAAR RUSSISCH VERTALEN VOOR DE VERENIGDE NATIES.
Erger
dan gratis: Gemaakte kosten kunnen NIET vergoed worden
Ik
laat mij al melken door mijn eigen ideologie, ik ga mij nu niet laten
kakkerneuken door het schaamlapje van centrumpartijen allerlanden. Ze
kunnen dik mijn kloten kussen daar bij de Verenigde Naties. Vooral
hun Oekraïense deputaties, indien vrouwelijk, staat het vrij om
helemaal gratis mijn kloten te kussen. Spasiba bij voorbaat.
Niet
dus.
Maar
ik dank de maat die het goed bedoelt, en er waarschijnlijk vanuit
gaat dat als ik maar lang genoeg gratis draaf voor de VN ze mij dan
uiteindelijk wel ergens een betaald jobke vinden. Om rapportjes te
schrijven over onderdrukte minderheden waar dan niemand wat mee doet
(met die rapportjes)
Een
andere maat (ik herhaal: zonder echte macht hebt ge veel echte
vrienden en omgekeerd) zit in Wenen. En rijfde vandaag zijn eerste
voorschot van 8000 euro binnen. Daar kunt ge al wat mee aan.
Die lacht eens schamper als hij ziet wat ik uitspook, met mijn weke
ellebogen. En Wenen is nog een prachtige stad bovendien.
NOG
een andere maat van mij (als ge niet kunt uitpakken met uw dikke
sjees die ge zuur aan 't afbetalen zijt, moet ge uitpakken met uw
maten he) is voor mij aan 't lobbyen om als ambtenaar te gaan werken.
Ik heb dat ooit al eens een paar weken gedaan. Dat was een van de
schoonste jobkes van mijn woelige carrière. Teksten van de Europese
Unie lezen. In het DEUTSCH. Hard op weg om mijn nieuwste
lievelingstaal te worden. En gewoon lezen he. Ik moest ze niet eens
vertalen. Alleen af en toe een uitermate schwierig woord in de
woordenboek van 't ministerie van financiën zetten. Als er toen geen
schandaal was uitgebroken waarbij bleek dat heel Aalst daar al werkte
na het collectief steriel likken van de aars en uiteindelijk ook de
hele endeldarm van ene Anne-Marie Verdoodt, dan was ik daar zeker
gebleven. En dan was ik als Mensch nooit nog gegroeid en snapte ik nu
nog altijd de bollen van hoe de economie en 't leven echt macheert,
maar het had toch mooi kunnen zijn. Zo een lekker gepland modelleven,
met een schoon loon op 't eind van de maand, stipt gestort en niet om
moeten bedelen, een pak voordelen, een driesterrenrestaurant, gewoon
zo, een verdieping lager voor alle collega's samen, godverdomme ja,
het had schoon kunnen zijn, om ook zo vrij te vegeteren en nog te
durven zagen ook, dat soms de telefoon rinkelt. Het heeft niet mogen
zijn. De aars van Anne-Marie Verdoodt stond aangebrand op de cover
van 't Nieuwsblad en ik moest niet meer aantreden met mijn tong. Ik
mocht ergens anders gaan lekken. En gelekt heb ik, maar 't heeft mij
zelden een job opgeleverd.
En
om af te sluiten met NOG een maat, een vriendin deze keer:
een
vriendin schreef mij deze week een brief van een zestal A-4 kantjes.
Met de hand. En verdorie schoon geschreven, alsof ze een zenboedhiste
was, en eigenlijk is ze dat ook. De munchies (ik noem mijn
collegatreinreizigers knabbelaars, 'k weet 't, 't is denigrerend, en
ik beloof er mee te stoppen als ze allemaal een boek van mij kopen,
ze moeten 't niet lezen, ik ben geen sadist, helaas nog te veel
masochist) keken mij stomverbaasd aan. Alsof er daar iets zeer
sacraals en zeer uitzonderlijk gebeurde.
Het
was ook echt zeer uitzonderlijk. Een 21ste eeuwse dame had zowaar de
tijd gevonden in het genadeloze jachtklimaat om iemand een hele brief
te schrijven met de hand. Ze keken mij aan alsof ik uit een
teletijdmachine was gevallen. En ik vond dat best plezant, ik val
niet graag op met een dikke sjees voor mijn deur, maar ik val graag
heel hard op met dingen die twee keer niks kosten, ge ziet, ik ben
altijd eerlijk.
Ze
schreef onder andere iets over zelf verantwoordelijkheid opnemen voor
alles wat u overkomt. Voor een communist is dat nu natuurlijk vloeken
in de kerk, want het is het systeem dat ons in de merde duwt.
Maar
laat haar nu even doen, deze blog is innig verliefd op het
vrijelijkste vrije woord. Ze zei dat als ons iets overkomt, dat ons
dan blijft overkomen, tot we de les leren die er altijd uit te leren
valt.
Welke
les ik moet leren om nooit nog gelijk een parasiet behandeld te
worden en eindelijk eens de financiële influx te hebben die past bij
de intellectuele capaciteiten die mij al toegedicht worden sinds de
kleuterklas, awel, ik weet het niet. Ik hoop dat ik het rap leer,
want mijn afkeer voor dat soort bewijsrondes van 'ik ben geen
parasiet, want kijk...' is groot. En 't is ook absurd, want het hoeft
allemaal niet te gebeuren. En ik kan natuurlijk altijd een excuus
vinden waarom het gebeurt, maar ik peins dat ik eigenlijk gewoon veel
te braaf ben. En aan braafheid zijn al meer mensen gestorven,
stillekes, dan aan driestheid, dollekes.
Dus ik zal dan maar
eens een maand geen boeken kopen en zien of ge op amazon, naast licht
aangebrande in Haïti door slavenarbeid bekomen T-shirts, ook
kostuums kunt bestellen, zodat ik gelijk een schaap in wolfskleren de
wereld kan in sluipen, om eerst mee te graaien en eelt te kweken op
de ellebogen en daarna des te beter de stemlozen een stem te kunnen
geven.
De veel te (h)eerlijke opwarming (3) :: het is niet al kak op Faecesbook
Goed
op weg om de spartaansheid van mijn bijzonders gebeurtenisloos leven
met factor 0,05 te verhogen door elke dag 8 km te gaan lopen langs de
muddy banks of the Dender. Ik zeg muddy om het te romantiseren. Want
op heel het traject ligt maar één plas water van één vierkante
meter groot. Voorts begint het traject wel meer en meer te lijken op
de Mekongvallei. Niet omdat er een bende verpauperde
Erembodegemenaars hun werkloosheidsuitkering uitbreidt door
clandestien rijst te verbouwen op stukken grond die van hen niet
zijn, maar omdat het er daar zo groen bij ligt.
Groen
is goed voor het gemoed. En dat is goed voor mij, want ik heb
doorgaans het gemoed van een bloedmooi zestienjarig Duits meisje dat
een Russisch tankregiment hoort aanrollen anno februari 1945. Dat wil
niet zeggen dat ik op het punt sta om mij op te hangen in de
varkenstal in den hof. We hebben geen varkenstal.
Het
is overigens niet al kak op Facebook. De tweede beste
Stalingradexpert van België schrijft in zijn status update:
Lieven
Soete
|
"De Zevende Dag" over spoor- en chemieramp in Wetteren ::
journalisten worden herleid tot soort sluwe peuteraars die mensen
dingen moeten doen zeggen die vooraf in het script vastliggen.
Journalistiek is het "nieuws" bevestigd zien dat door die
media en hun bazen zelf gecreëerd is. Vroeger gebruikte men daar het
woord "propaganda" voor.
Alle
journalistiek is natuurlijk altijd op de een of andere manier wel
propaganda. Klakkeloos berichten overnemen van Belga is passieve
propaganda. En wat ik zelf schrijf, is ethisch goed bedoelde
propaganda, maar het blijft dan wel bij goedbedoeld, want hierna
kijken weer zoveel dorpsgenoten minder mij op straat nog aan.
Propaganda hoeft voor mij geen negatieve bijklank te hebben.
Dat is te veel eer voor Herr Goebels. Propaganda is ok, zolang de
lezer weet dat het om propaganda gaat. En als de lezer het zich
gemakkelijk wil maken, mag hij/zij er gerust vanuit gaan dat hij
altijd met propaganda te maken heeft. Maak voor het gemak wel nog
eventjes -let wel: nog eventjes- een uitzondering voor medische
bijsluiters.
8 km lopen en
niet meer ejaculeren. Want ja, om elke dag 8 km te lopen, kan je best
al je testosteron opsparen. En da's bij mij altijd al in short supply
geweest. Of was 't de productie van groeihormoon die ik saboteerde
door als kind al de nachtuil uit te hangen? Er circuleren nog wel
ergens foto's van mij als vijfjarig te midden van een hoop Playmobil
die een of andere belegering van Sebastopol moet uitbeelden, waar ik
temidden slaap. Staande on my own two feet. Overigens het dichtste
dat ik ooit gekomen ben tot op mijn eigen beide benen staan. Rebel
without a kous, gelijk mijn pa het samenvatte.
Dat
piekende testosteronniveau heeft ook tot gevolg dat ik gewoon random
foto's van Slowaakse vriendinnen van Slowaakse Facebookbvriendinnen
gewoon hier op mijn blog smijt. Wat u ziet is dus gewoon EEN
Slowaakse. Een langpootmug zoals mijn maten en ik die gedoopt hebben.
Benen tot onder hun schouders. Dus geen fotomodel, gewoon een random
Slowaakse, zoals ze er daar hele straten vol van hebben. Wie zijn
testosteron wil zien pieken tot voorbij de adromedanevelen mag rustig
een wandeling nemen door de winkelstraten van Bratislava.
Wees
wel gewaarschuwd: je vindt in Bratislava nergens een plek waar je zo
rustig het excessieve testosteron kan wegjoggen als hier langs de
Dender. De beste plek om te lopen in Bratislava ligt omstreeks deze
tijd belegd met naaktzonnende langpootmuggen, met zeer fiere borsten.
Ik vind dit niet uit. Het is een van de redenen waarom ik terug naar
België ben gekomen. Het is gewoon slopend om niet te kunnen
ontsnappen aan al dat vrouwelijk geweld. Maar na een jaar in België,
begin je er toch weer terug naar te verlangen. En ik kan altijd nog
mijn bril afzetten voor ik buiten ga, zoals mijn Chileense maat
Manuel doet. Hij loopt dan wel tegen verlichtingspalen, maar het
scheelt heel wat pijn voor zijn paal.
Over manvrouwrelaties
deel ik graag nog deze prent, ook al weer opgeduikeld uit de beerput
die Facebook is. Want je kan er soms toch een parel opvissen. Net
zoals ik hier in Brussel-Centraal soms eens een vrouw zie die bijna
zo mooi is als een doorsnee Slowaakse. Hier hebben ze alleen de
overbekende reguliere muggen, die met Slowaakse langpootmuggen enkel
gemeen hebben dat ze je bijten in bed.
Ik ga stretchen,
want ik wil ook morgenvroeg weer mijn gebruikelijke acht kilometer
kunnen strompelen ergens in de DMZ. Demilitarized zone van
Erembodegem, het pad langs de Dender. Waar je eventjes geen Johnnies
en Mariana's tegenkomt, die wel graag sportschoenen dragen, maar
nooit gaan lopen, tenzij je hen vraagt om een boek te
lezen.
Hoogstens enkele zwermen amateurcoureurs zie je daar.
Die gelukkig snel voorbij zijn. En je voor luttele seconden
onderdompelen in een walm van wasverzachter. Maar dat is ook weer
snel voorbij. En dan is er alleen het asfalt, het gegons van de E-40
ergens boven je kop, de uitgestrekte groenigheid en genadig slinkende
testosteroniveaus.
Het plan was om alvast te gaan lopen, voor mijn maat wakker
wordt. Wat niet rap zal gebeuren, want die was gisteren 22,5 uur aan
1 stuk wakker. Het plan om te gaan lopen is verzopen in een miezerig
beetje regen. Vroeger was ik daar vlam door gelopen, maar samen met
de verweking van mijn onderbuik, verweekt ook het beetje ziel dat ik
nog over heb en dus zit ik hier, tenminste trouw te wezen aan één
nieuw geïnstalleerd ochtendritueel.
Ik
kreeg verder al een uppercut op mijn kin, vanwege Renaat Van
Poelvoerde, de laatste man die de miserie van hele landen nog
optekent, waar wij allang te afgestompt voor zijn om nog naar om te
kijken. En op het nieuws hebben ze 't liever over sport dan over de
onthuizing van duizenden. Eén onthuizing is leuk voor een stuk in
Dag Allemaal. Massale onthuizingen gaan al rap vervelen. Renaat
schrijft:
In
Vlaanderen weet men niet goed wat doen met het gemeenschapsgeld en
geeft men dan maar 800.000 euro subsidie om een musical te
produceren, terwijl ondertussen in Spanje vorig jaar meer dan 32.000
gezinnen het dak boven hun hoofd verloren omdat ze de maandelijkse
hypotheek niet meer konden afbetalen. Dat blijkt uit cijfers van de
Spaanse centrale bank. .
Volgens de Spaanse centrale bank werd
vorig jaar op 39.167 woningen beslag gelegd. Bij 32.490 daarvan ging
het om de vaste woonsten. De rest zijn vakantiewoningen en woningen
bestemd voor verhuur. Geschat wordt dat sinds het begin van de crisis
in 2008 zowat 400.000 woningen in Spanje in beslag werden genomen.
400
000 woningen in beslag genomen. Daar zouden we met z'n allen steil
van achterover moeten vallen. Maar niet dus. Vooralsnog gaat het
geconsumeer heerlijk oblivious verder. De koopgrage mensen gaan zich
door een beetje regen niet laten afschrikken, die zijn niet zo week
als deze bohémien. Ik vroeg gisteren aan iemand die het kan weten:
komen die Spaanse toestanden ook naar België? Nee, België staat er
nog sterk genoeg voor. We zitten nog wel even safe. Zet nog een
stoelke bij daar op de terassen van de Grote Markt. Dat beetje regen
gaat ons niet tegenhouden. Café de koning van Spanje is het dichtste
dat we zien van de Spaanse crisis. Een beetje gelijk Spaanse griep.
Als ge 't een nationaliteit geeft, staat ge er vanzelf buiten.
Ondertussen kweekt men hier de stoottroepen van de
neoliberale golf. Mijn grootvader ligt in de kliniek. Drie
overbruggingen, klaplong, pacemaker nodig, paar keer een bloedklonter
in zijn hersenen waardoor hij nu Duitse marsliederen ligt te zingen
voor de hele afdeling (we zien zijn gemijmer over hoe Nazi-Duitsland
toch Moskou had kunnen innemen en zijn jarenlange noeste arbeid voor
Volkswagen plots in een heel ander licht).
Hoe
zeer gemanipuleerd zijn we al niet, als ik al mij afvraag wat de kost
is voor de samenleving? Ten eerste weet ik dat niet te berekenen. Wat
kost het de samenleving om een gepensioneerde wekenlang op
hartbewaking te houden? Maar ten tweede is het vooral alarmerend dat
een linkse Bohémien toch die vraag in zijn kop ziet opduiken. En
bijna met enige fierheid concludeert: mijn pa heeft ervoor gezorgd
dat hij nooit die kost was voor de samenleving.
Kost
voor de samenleving. What the hell. Verlies voor de samenleving, dat
moet ik zitten berekenen. Mijn grootvader doet met zijn pensioen de
economie draaien. Zijn overlijden zou in de eerste plaats al een klap
zijn voor de lokale frietkotindustrie. Tussen het zingen van Alte
Kameraden door, vraagt hij geregeld om een groot pak friet met
mayonaise en pickles. Hetgeen mij hoopvol stemt over zijn
overlevingskansen. En de lokale frietkotindustrie. En de
Spanjaarden... Ah nee, die niet. Ja, je kan niet iedereen redden.
Ik
ga er straks van weg lopen. Als 't drie kwartier wil stoppen met
regenen.
De
tijd dat ik schreeuwde 'if it ain't raining, we aint training' is al
zolang gespat als de huizenbubbel.
De veel te (h)eerlijke opwarming (1) :: red de wereld, lynch elke week een opniemaker
Morning
papers noemt Julia Cameron het. Kwestie van nooit in writer's block
te vervallen, gewoon dagelijks beginnen met een tweetal pagina's over
whatever in uw mind komt gevlogen. Het moet niet goed geschreven
zijn, het moet geen steek houden, het moet u alleen maar ontgiften en
kickstarten.
Ik
open Facebook, de blauwe fee. Filip de Bodt van VZW Uylenkot (het
moet niet correct gespeld zijn in de morning papers) deelt al
verontwaardigd een opiniestuk in de Morgen. Wereldoorlog drie wordt
in de rest van de wereld nog uitgevochten met afdankertjes uit
wereldoorlog twee, stokoude Duitste Sturmgewehren duiken zelfs op in
Irak, maar hier in 't westen vechten we wereldoorlog III uit met
opiniestukjes en veel verontwaardiging. De sociale media zijn vooral
de asociale slagvelden geworden. We gaan nog lang opiniestukjes over
en weer schieten. En in 't niemandsland zit het overgrote deel van de
bevolking dat zich afkeert van politiek, er absoluut niks mee te
maken wil hebben, en hoogstens afgestompt kankert op al wie hun een
doorn in het oog is (de gemiddelde Vlaming heeft een kloek balkske in
beide ogen, da's bekend, je kan er de opiniestukken op na lezen)
Vannacht
ging ik wandelen, want ik loop de muren op zonder mijn lief, hier in
the void, wat wij Erembodegem noemen en ik kreeg de neiging om
Vlaamse leeuwenstickers van veel te propere (altijd een slecht teken)
auto's te trekken. Maar ja, ten eerste heb ik daar een erg negatieve
associatie mee, met die leeuwenbrol, ik haat bovendien ook nog de
kleur geel (brave conformistische bierbuikpapa's dragen gele
zwembroeken op 't strand) en die associatie is heel negatief, wie
weet bedoelt die lustige stickerplakker iets helemaal anders met zijn
leeuwenvlagje (zijn, niet haar, vrouwen plakken geen vlaggen op hun
auto en daarom zijn zij het wijze geslacht), misschien bedoelt die
gewoon dat hij graag frieten eet en in slaap valt voor de wielerkoers
om wakker te schieten bij de finish. Dus ik liet die vlagskes dan
toch maar hangen. Wellicht ben ik beter met een opiniestuk over
leeuwenvlaggen, dan echte actie. Want echte actie, daar doen we niet
meer aan mee. Da's passé. De politieke arena, da's Facebook, de
blauwe fee, en opiniestukken. Gegarandeerd is een maar een
minipercentage van de bevolking die zich dagelijks door al die
opiniestukken worstelt. Nog geen 2 procent waarschijnlijk. En die
vreten dan hun kas op en kruipen zelf in hun verontwaardigde pen. Om
de problemen op te lossen, zou ik als gokker (ik gok helaas alleen
met mijn tijd, niet met mijn geld, da's ook weer cryptisch he) toch
mijn geld zetten op mensen die nooit opiniestukken schrijven en
helemaal nooit opiniestukken lezen. Want gelijk Boon al zei, zij die
niks te vertellen hebben, schrijven, zij die wel iets te vertellen
hebben, kunnen niet schrijven. Boon had trouwens verder ook niet veel
te vertellen, maar hij kon het wel sappig brengen. En er blijven
tenminste een paar goeie citaten van over. Gelukkig geen
opiniestukken.
Ik
heb net acht kilometer gelopen, en twee pagina's morning papers
geschreven, nu nog beffen, the most important meal of the day, en de
testes ledigen, en ik ben helemaal ontgift, verre weg van de
opninieuze stellingenoorlog. Met excuus voor eventuele typfouten. Het
zijn morning papers. Nalezen fnuikt er de bedoeling van.
Je
doorgrondt iemand misschien nog 't beste door zijn tegenpool te
kennen.
Bij jou is die niet moeilijk te vinden. In veel opzichten was
mijn moeder het tegenovergestelde van jou. Jullie hadden wel
raakpunten, empathie, vrijgevigheid, respect, beleefdheid, humor,
maar in jullie attitude tegenover het leven waren jullie totaal
verschillend. Bij jou was het alles of niks. Mijn moeder roeit altijd
met de riemen die ze heeft, en krijgt altijd meer, door zo dankbaar
te zijn voor wat ze heeft. Een zeldzaam talent. En een slechte
situatie kon alleen maar beter worden. Voor jou kon een slechte
situatie maar best status quo gehouden worden, want anders werd het
zeker nog slechter.
Achteraf
lijkt het wel of je mijn moeder gekozen hebt, om je te kunnen
begraven. Alle vervelende administratieve taken, alles wat komt
kijken bij het regelen van een dagelijks leven, ging naar haar. Je
deed geen bankzaken, een huis zou je nooit gekocht hebben, van
leningen wilde je niks weten, verzekeringen regelde zij. Jij ging
werken, en je werkte zeker hard, je gaf nauweljks geld uit en je ging
altijd naar de winkel, maar voor meer had je geen zin meer. Een
sociaal leven had je niet meer. Je vond op den duur niemand nog
interessant. Om serieus te kunnen filosoferen, had je eigenlijk om te
beginnen al in een grootstad moeten wonen en in de juiste kringen
hebben gezeten. Een of ander kunstenaarscollectief of zo.
Mijn
moeder heeft altijd een bruisend sociaal leven gehad. Een dorps, dat
wel. En als Angry Young Man, had je daar een hekel aan. Allemaal te
gewoon. Angry Young Man: meer gestudeerd hebben dan de rest van je
milieu, maar geen aansluiting vinden bij andere 'gestudeerden', maar
door al die studie ook de aansluiting verliezen met je eigen milieu.
Recept voor vereenzaming, miskenning en sociaal isolement. Ik weet
eerlijk waar niet, hoe je daar uit had kunnen treden. Internet werd
pas een factor in het sociaal leven, als je al tegen je einde
aanliep. En je was vies van alle technologie die uitgevonden was na
1970. Als je soms nog leefde, dan leefde je in het verleden.
Mijn
moeder was in zekere zin een 'enabler', ze dekte je toe met liefde,
en ze probeerde wel om je uit je depressies te krijgen, maar dat
wilde toch niet goed vlotten. Als je half zo hard in jezelf had
gelooft als zij in jou, was alles beetje bij beetje wel goed gekomen.
Maar je luisterde niet. En als de seks niet zo goed was geweest, zou
ze je allang verlaten hebben. Dat zei ze eens toen ik een jaar of
twaalf was. Maar verder was zij tevreden met een simpel leven, met
een regelmatig gestructureerd gezinsleven en het eren van tradities
als Kerstmis en Pasen, en valentijnsdag, tot halloween toe. Het heeft
er nog aan gemankeerd dat ze het suikerfeest invoerde. Ze heeft iets
met tradities. Jij haatte tradities, want dat was kleinburgerlijk en
die dingen werden alleen georganiseerd om de mensen blij en simpel te
houden en om de winkels te doen draaien.
Je
kaarten lagen niet simpel geschud, dat is zeker. Het zijn nogal
moeilijke criteria voor geluk om in te vullen. Het leven moest
intellectueel zijn, het moest rock and roll zijn, het moest rebels
zijn, het moest opzienbarend zijn en het moest heilige huizen omver
trappen en nog esthetisch verantwoord zijn ook, maar tegelijk moest
het toch veilig zijn. Er moest de zekerheid zijn dat er op 't einde
van de maand geld binnenkwam. Je kan natuurlijk zeggen dat je
geweldig verantwoordelijk bent geweest. Je hebt je gezin niet laten
stikken om een droom na te jagen. Maar dat hoefde misschien ook niet.
Mijn moeder en ik hadden er niks mee ingezeten om elke dag
boterhammen met choco te eten als jij tenminste iets deed dat je
voldoening gaf. Jouw lach was voedzamer dan eten.
Mijn
moeder heeft een soort altaar voor jou gemaakt, in de hoek van de
living. Als ze over je spreekt, spreekt ze over een verrijking. Over
iemand die haar wereld heeft open getrokken. Ze valt bijvoorbeeld
niet meer te choqueren. We kunnen vast niemand die jou niet
persoonlijk gekend heeft nog overtuigen dat je heel bijzonder was.
Iedereen zal zijn vader wel heel bijzonder vinden. Maar jij had toch
wat ze tegenwoordig een X-factor noemen. En dat besefte je zelf nog
het best. Je stond voor de spiegel en zei: Als ik kon, zou ik mijn
eigen neuken. En dat was wel arrogant, maar toch vooral grappig,
want je méénde het.
Ik
kon er toen niet voor zorgen dat je meer voldoening uit het leven
haalde, en ik kan het ook nu niet. Ik ben alleen, soms, vooral elke
ochtend als ik wakker schiet, doodsbang dat het ook zo met mij
eindigt. Capaciteiten die niet de vruchten dragen, die ze zouden
kunnen dragen. Er alleen maar aanzetten toe zien en dan met je kop
tegen de muur knallen. En dan uiteindelijk niet meer proberen. En
leven alsof 't een gevangenisstraf is. Met als enige troost dat
iedereen vroeg of laat ook de tralies ontdekt. Als ik iets meer had
van mijn moeder, sprak ik misschien geen acht talen, en misschien
maar drie, maar met die drie zou ik bijvoorbeeld meer geld verdienen
dan met die acht, ook al zou het minder indruk maken. We kopen
natuurlijk niks met trots en een afschuw voor het onopvallende.
En
ik moet echt oppassen dat ik jou niet wordt. Mijn vrouw is zo
positief ingesteld als mijn moeder.
Het
ware toch fijn als ze mij op een dag niet vond met een plastic zak
rond mijn opstandige kop.
Wie
schrijft die blijft. Misschien wilde je niet zozeer schrijven.
Misschien wilde je alleen iets doen waarvoor je herinnerd zou worden.
Niet alleen maar door mij. Je wou de geschiedenisboeken in. In je
laatste dagen stief de drummer van Jimi Hendrix. Die had tenminste
geleefd en die liet nog iets achter ook, zijn muziek. Ik laat niks
achter, zei je. Je was 53 toen je het zei. In principe had je nog
twintig jaar om wél iets achter te laten. Hoeveel beroemdheden
kennen we niet omwille van wat ze deden na hun vijftigste? Maar je
had allang afscheid genomen van 't leven. En alleen de jeugd was het
leven waard. Die young, stay pretty. En 't is waar, ik heb je nooit
helemaal afgetakeld gezien, ik heb je nooit met een pamper gezien, ik
heb je niet rondgereden in een rolstoel. Dat had ook misschien ook
mijn hart gebroken. Maar je had er misschien toch nog lol mee kunnen
hebben ook. Je hebt mensen die van de hele menselijke rit een feest
maken. Het blijkt niet genoeg uit wat ik over je schrijf, maar wat
Hans Teeuwen doet op podium deed jij gewoon dagdagelijks. Als je er
zin in had.
Ik
duik in die dikke map met al je schrijfsels. En er worden toch enkele
dingen duidelijk. Over hoe één en ander draait in het leven.
Het
is niet wat je kan, het is wie je kent.
Het
is niet zozeer je diploma, het is in welke kringen je doordringt.
Het
zijn niet je verstandelijke capaciteiten, het is je attitude.
Je maandloon is de meest accurate reflectie van je zelfvertrouwen.
Meer
willen, brengt niet meer, maar minder.
Wat
je hebt koesteren, leidt tot meer mogelijkheden.
Optimisme
is de moeder van de meeste kansen.
Maar
what doesn't kill you makes you stronger? Serieus? What doesn't kill
you the first time will try again later. Tegen sommige dingen is geen
optimisme opgewassen.
En
ja, monkey see, monkey do.
Wij
dachten dat je mij goed voorbereidde op 't leven door mij veel
feitenkennis te geven en mij veel te doen lezen. Maar is er nu iets
waar ge in deze moderne maatschappij minder aan hebt? Ik heb een
bijzonder klassieke vorming gehad. Ik kan alles waar geen geld mee te
verdienen valt. Het was geweldig boeiend, en geweldig plezant, en tof
om mee uit te pakken op school en de vriendjes mee te imponeren. Maar
nu... Nu zit ik in 't zelfde straatje als gij, als ik geen bestseller
schrijf, sterf ik arm. Want actieplannen, daadkrachtig en gericht
naar iets toe werken, netwerken, al dat heb je mij niet geleerd. En
dat moet ik hier zelf zien uit mijn duim te zuigen. Nog logisch dat
kinderen van toppolitici dan zelf in de politiek doorstoten. Hun
bedje is gespreid. Monkey see, monkey do.
Je
had het verdomme goed aangepakt. Ik heb nog nooit een kind van
tien gezien met zo'n mondiaal besef, zei de juf. Mondiaal besef
blijkt het rampzalig slecht te doen op een CV.
Zelfmedelijden
trouwens ook.
Maar
toch bedankt, het was allemaal zeer verrijkend. Steek mij in een lift
die vast zit met gelijk wie, en ik kan er altijd wel een lang en
boeiend gesprek mee hebben. Ik weet over alles iets en altijd net
iets te weinig om er serieus mijn brood mee te verdienen. Maar ik kan
er over schrijven natuurlijk. Da's de valkuil. Schrijver worden,
omdat ge niks anders kunt.
Je
krijgt als zoon toch een soort wapenarsenaal mee van je vader. En
zelfs al blijkt dat het niet de gepaste wapens zijn voor de moderne
arena, duurt het lang voor je wil toegeven dat ze te bot zijn of te
broos. Gewoon uit loyaliteit. En zo sterft een vader niet één keer,
maar vele keren. Ik moet je op zoveel manieren los laten. En mijn
eigen weg gaan. En dat valt verdomd zwaar. Je hebt me veel gegeven, veel interessante bagage, maar zelfvertrouwen was er niet bij.
Hoe al die anderen er mee
omgaan, weet ik niet. Want ik ben natuurlijk lang niet de enige. Je
hebt zelf hetzelfde meegemaakt. Ik ken minstens vijf jongens gasten
wiens pa zelfmoord heeft gepleegd, en die lijken er toch altijd
vrolijker aan toe te zijn dan ik. Misschien maak ik wel van alles een
groter drama, dan het hoeft te zijn. Misschien hebben die anderen
geen tijd en geen goesting om het eens in 't lang en in 't breed op
papier te smijten. 't is nu niet dat het iets oplost.
Rest
mij nog de uitdaging om het niet door te geven aan mijn kinderen. Ik
heb nog lang getwijfeld om kinderen op de wereld te zetten met
suïcidale genen. Maar ik ben al in die aloude val getrapt. Ik wil
kinderen, anders sterf jij echt volledig uit en lijkt je leven er
voor niets te zijn geweest. En zo draait de menselijke dramamolen
lekker voort. Ik zal je ook nooit volledig snappen als ik niet weet
wat het is om zelf een kleine te hebben. Het is onverantwoord om zo
kinderen op de wereld te zetten, maar dat is het altijd, dat is nou
iets hoogst belangwekkends waar niemand een diploma voor nodig heeft.
Ik zal er toch maar eens goed over nadenken, hoe ik die cirkel zal
breken.
De
meest hoopvolle samenvatting van een wanhopige bloedlijn
1980.
Mijn grootvader jaagt twee kogels door zijn
hart. Hij heeft het familiefortuin verkwist. Vrouw en kinderen staan
op straat.
1983
Ik kom ter wereld. Mijn vader in een brief aan een vriend: Het
alles in de schaduw stellende nieuws is toch wel de komst van de
kleine, zondagnamiddag 16 uur. Het joch weegt om en bij de 4 kg,
lijkt in tegenstelling tot eerder gedane veronderstellingen of
afgesloten pronostieken niet op de melkman en vroeg direct naarmit met frosselen. Het spreken kan nog beter, maar hij heeft
alleszins een gezonde eetlust. Ik heb de koevoet die we voor alle
zekerheid naar de kraamafdeling hadden meegenomen, niet uit de
autokoffer hoeven op te diepen. De weeën waren bijzonder hevig en
hoewel ik vlak naast zijn moeder stond, voelde ik er niks van.
2006 Mijn vader slaagt er
in om zichzelf te verstikken in een plastic zak. De dag nadat ik goed
betaald werk vind als leerkracht geschiedenis. De opwaartse sociale
mobiliteit is een feit. Hij heeft de laatste 23 jaar in een fabriek
gezwoegd om dat mogelijk te maken.
2020 Ik heb zelf een
kleine. Ik wil voor mijn zoon een nog beter diploma en een
vader die een natuurlijk dood sterft. Het eerste is geen probleem. De
kleine heeft het verstand van zijn moeder. Het tweede deel is de
uitdaging. Als ik een straat oversteek, hoop ik stiekem dat een
razende tram mij naar de eeuwige jachtvelden transporteert. Enkele
rit.
2038 De kleine heeft
hartzeer. Zijn eerste meisje heeft het midden in de blokperiode
uitgemaakt. Hij zit hele dagen op zolder en speelt the end van
The Doors grijs. Ik ben doodsbang dat hij mij voorgaat. Ik stop zijn
broeksriemen weg. Gooi alle scheermesjes weg. Bewaak angstvallig de
keukenmessen. Buiten, onder het raam van de zolderkamer, leg ik een
oude matras. Ons medicijnkastje verzegel ik met een hangslot. Mijn
vrouw denkt dat ik mezelf wil beschermen en bekent na drie weken dat
ze anti-depressiva door mijn eten mengt. Ze heeft geen enkel effect
opgemerkt, behalve dat ik plots mijn baard laat staan. Ik vraag waar
ze die pillen bewaart en mix ze voor de zekerheid in de smoothies van
mijn zoon. Net zolang tot hij weer een nieuw meisje heeft.
2041 Als ik een hoge brug
zie, voel ik mij als een uitgehongerde Ethiopiër die de dessertkaart
van een restaurant inkijkt. Nog even volhouden. Mijn kleine heeft
bijna zelf een kleine.
2055 Mijn jaarlijkse
consultatie. De dokter stelt prostaatkanker vast. Ik weiger keihard
alle behandeling. Thuis vraagt mijn vrouw waarom ik de hele tijd zo
dom zit te lachen.
2057 Geen behandeling
blijkt de beste behandeling voor prostaatkanker. Alles blijft stabiel
en eigenlijk ben ik kerngezond.
2061
Vanochtend stond ik op met stekende pijn in mijn linkerarm. Nog één
vraag wil ik stellen. Zoon, geniet jij van je leven? Wat een
gekke vraag, natuurlijk geniet hij van zijn leven! Hij vraagt of
alles wel ok is. Vandaag is echt alles ok. Na het telefoongesprek, ga
ik in het tuinhuis zitten. Ik doe de deur achter me dicht en ik val
al. De geur van de houten vloer herinnert me aan de chalet die we
vroeger hadden aan zee. Toen ik zes was en mijn vader groter dan God
leek. Hoe we samen zandkastelen bouwden en hij gelukkiger leek dan
ikzelf. Misschien was ik toch niet helemaal dat blok aan zijn been
dat hem tegen zijn zin in leven hield. Intens gelukkig, kus ik, alsof
het het zijn wang is, de stoffige vloer. De cirkel breekt
gelijktijdig met mijn hart.
Je kraakt uit je bed. 20 over 4.
Barstende hoofdpijn en geen kater te bespeuren. Je duikt in je
rondslingerende kleren, een afgewassen James-Dean-outfit. Het bed
davert nog na van je ronkende wederhelft in de bloemetjesjurk.
Behulpzaam als altijd proeft ze samen met jou de ochtendstond. Jouw
droom is een groot schrijver zijn, haar droom is jou graag zien.
Je tast naar je bril op het
nachtkastje. Daarna daal je de gammele trap af. De vermelde
bloemetjesjurk volgt. Met bloeddoorlopen ogen duik je de badkamer in.
Je wast je altijd aan de lavabo, want je hebt geen tijd voor een bad
en we hebben geen douche. Ondertussen smeert de wederhelft zijn
boterhammen.
Om kwart over vijf ben je helemaal opgelapt voor
een nieuw verblijf in de van fabriek Gates, een donker hol waar ze
drijfriemen voor auto's bakken. Straks prikt de rubberlucht in je
neus, maar nu is het nog gewoon de zomerlucht. Je neemt plaats in je
tweedehandse Toyota. Je kan op weg. Halverwege wip je al uit de
wagen, na gestopt te zijn, het moet gezegd. Twee kranten wisselen van
eigenaar. De auto bolt verder. Uiteindelijk doemt een grauw gebouw op
met dito parking. je stationeert je kar. Je ergert je aan de portier
die in een strandstoel naast zijn kot zit. De luizenjobs zijn voor de
eerlozen. Hij nipt aan zijn tweede jenever met scheutje koffie van de
ochtend.
Je sloft gebukt als een vader van
vijftien kinderen die net te horen heeft gekregen dat het kindergeld
afgeschaft is en de cornflakes met 50 procent zijn opgeslaan, de
poort binnen. Je denkt in gedachten 'Arbeit macht frei'. Een
concentratiekamp en een fabriek. Noem de tien verschillen. Tien zal
nog wel lukken, maar niet meer.
Ondanks je scheve ruggengraat
trek je een gevangenisplunje, sorry werkoverall aan. De kleedruimte
wordt opgevrolijkt door de joelende collega's. Met veel animo worden
alle presentatrices van de commerciële omroep gewikt en gewogen. Die
heeft hangers, die is een ijskast, daar kwam ik van m'n leven niet
meer af. De collega in kwestie komt er van z'n leven ook niet op. De
werkmannen duiken naar de koffiemachine. Zij voegen geen scheut
jenever toe. Voor acht uur zit die veilig verstopt in de gewiekst
uitgezochte bergplaats van thermos. Je diept één van je paar
kranten op. Een beetje intellectuele troost, en een dosis frustratie,
want er staat geen artikel van jou in en dat had gekund, dat had
gekund, je weet alleen niet hoe het had gekund. Geen geluk gehad,
zeker?
Je leest tot het onverbiddelijk 6
uur slaat. De kranten worden opgeborgen. Om dit proces met succes te
volbrengen, dient de makkelijkste krant achterhaald te worden. Een
welgemutste medewerker is er mee aan de haal. Er zijn dus echt van
die mensen die graag lezen over de weekendongevallen.
Je gaat aan de
slag. Milleke met de rode neus komt je jouw plek toewijzen. Naast
rode hond komt in je dorp ook rode neus voor. Het eerste is bijzonder
gevaarlijk voor zwangere vrouwen, het tweede voor vrouwen in het
algemeen. Doorgaans loop je het op door van 's morgens tot 's avonds
je keel te marineren in alcohol.
Milleke weigert trouwens
categoriek elke behandeling. Zijn rode neus, is zijn roze bril. Hij
wijst je de vier toe. Je wist ook zo wel dat het lot je daar zou
voeren. Jij durft niet klagen, te veel eer, jou solferen ze op met de
moeilijkste machine. De vier is een helse installatie. Het is van de
tijd van Daens geleden dat er zo'n industrieel kreng bestaan heeft.
Onverschrokken neem je jouw stek in. Daarna gaat het van tsjakke
tsjakke tsjak.
Alleen de fantasie kan je redden en de
subjectieve traagheid van de klok verschalken. Je denkt bij al die
tsjakketsjak aan de 'grote terreur' van Robespierre. In gedachten
worden de adellijke bollen bij elke tjsak van de machine, gescheiden
van de sputterende rompen. De denkbeeldige plas bloed deint gestadig
uit. In een ondeugende bui informeer je bij buurman Leo of die geen
nattigheid voelt. Leo heeft sinds het doven van zijn laatste sigaret
om vijf voor zes enkel naar de volgende gesnakt. Hij denkt even na,
nou ja, doet vrij overtuigend alsof en roept dan uit: "Ach, die
geleerde mannen hè, altijd commentaar." Dat doet hij dan met
een air van: mij vang je niet kameraad, ook al kijk jij
doc-u-men-taires en ik niet.
Om half 9 verschijnt er een
bediende, of in het arbeidersjargon 'ene van boven', met een
thermometer. Hij wil eens zien of de mannen het niet te warm hebben.
Om 14u, als de zon het hoogst staat, zie je die vent nooit. De heren
houden dan siësta. Siësta komt na lunch en voor het vieruurtje.
Voor de lunch is er de ochtendbabbel en na het vieruurtje volgt de
babbel ten afscheid. Inhoudelijk is er geen verschil. Het onderscheid
tussen die van boven en die van beneden is simpel. Die van boven
kenden iemand die iemand kende die iemand kende. Die van beneden
kenden alleen maar iemand. Geluk op de werkvloer is een lange arm.
De thermometervent drukt de mannen op het hart vooral veel
water te drinken. Hij wijst hierbij op het lauwe bocht, ergens
voorbij de ingang. Het staat op de enige plek waar het zonlicht het
kan omhelzen. Celsiusman verdwijnt met de glimlach. Zijn zware
dagtaak is ten einde. Boven klinkt gejuich. De bedienden hebben weer
iets grappigs ontdekt op Facebook. Het enige risico dat ene van boven
loopt is dat hij zich snijdt aan de rand van zijn wit plastic
bekertje of zijn lul verzwikt van te lang naar porno te surfen.
Schafttijd om tien uur zonder schaften. De maag weigert
dienst. Verder dezelfde twee kranten en de beunhaas die er één
ontvreemdt. Die met de prentjes. Presentatrices van een andere zender
met nog grotere hangers maken de conversatiestof uit. De jenever
heeft nu zijn weg gevonden naar het zwarte brouwsel dat hier koffie
heet. Links van je ontpopt zich een gesprek, los van de gebruikelijke
tetten-met-aangehechte-blondine -problematiek.
X: Dit weekend
waren we met de kinderen aan zee. Het weer was goed en mijn vrouw wou
weer geen hele dag tussen vier muren zitten.
Y: Wij gaan
binnenkort ook eens.
X: Op het strand was het natuurlijk op
de koppen lopen. Zo'n drukte. Eén dag zon en iedereen wil de zee
zien
Y: Zo is het.
X: Ik vroeg nog aan mijn vrouw:
kunnen we niet beter ergens anders heen? Maar ja, er was geen houden
aan
Y: Mijn vrouw is ook zo.
X: Maar we hebben er
een leuke dag van gemaakt.
Y: Zo hoort het.
X: Zo
eens een dag er tussenuit. Dat moet kunnen, vind ik.
Y: Dat
is zeker.
X: Wij verstaan elkaar.
Y: Als je dat maar
weet.
Na een halfuur pauze in deze paradijselijke oase, ga je
er weer vlijtig tegenaan. Tsjakke tsjakke tsjak doet de machine. Deze
keer brengt de verbeelding van je ons naar het gezegende Paschendaele
anno 1916. Bij elk tsjakje gaat er een Brit met
vliegende-schotel-helm tegen de Vlaamse vlakte. Enkele tienduizenden
Tommy's passeren zo de revue. Stuk voor stuk lijken ze verdacht veel
op een select aantal collega's, vooral als ze enkele trappen hoger
staan in de goed uitgedokterde hiërarchie van Gates. Hoe tammer de
chef, hoe creatiever hij zal zijn om de anderen op te jagen.
Uiteindelijk
nadert de klok het lang afgesmeekte tijdstip van twee uur. Het
heilige moment waarop de volgende 'chain gang' zijn beste kreupele
been mag voor zetten. "All things must pass", zong
Harisson. Dat schijnt zelfs in een fabriek te gelden. Groot jolijt in
de kleedruimte als de overalls uit mogen. Er wacht hen nog een leuke
verrassing.
Vandaag heeft er weer een opgeschoten kleuter in
de douches gescheten. Bij de ene duurt de anale fase al wat langer
dan bij de andere. Je maakt nooit gebruik van het sanitair onder het
motto: 'wel verdoemd, niet gek'. Je wast je handen en kijkt in de
spiegel, terwijl je koud water in je gezicht plenst. In je hoofd
hangt een vette mist. Met een dood hart strompel je beperkte
vrijheid. Ze zal van korte duur zijn. De portier slaat jou wijselijk
over. Die wil niet de spreekwoordelijke druppel zijn. De beschonken
lijntrekker stelt zichzelf gerust: "Die steelt niet." Nee,
iemand met een sluimerende moordenaarsblik à la Dzjenghis Kahn,
steelt niet in de ogen van de portier. Die blik gaat mee de auto in.
Je scheurt weg. Een versuikerde collega, zwaait je na. Die man heeft
die zaligheid die nooit vragen stelt.
Vroeger ging je nu bodybuilden, of je sprak af met vrienden en je smeedde plannen om iets radicaal anders te doen met je leven. Maar al die vrienden zijn nu ouder, en ze hebben hun dromen begraven toen hun testosteronproductie begon te sputteren en zij een bierbuik mee torsen, die hun daadkracht in de weg staat. Je gaat nu gewoon recht naar huis. Eerst moet je nog
voorraden inslaan in de lokale supermarkt. Liefst de goedkoopste,
waar medemensen werken aan een nog groter hongerloon dan dat van jou,
maar ja, duurdere producten kopen is geen optie. En zo draai je nog verplicht mee in het algemene onrecht.
Het
verkeerslicht heeft je gezien en springt op rood. Een zonnebanknicht
huppelt vrolijk - hoe anders?- uit het schoonheidsinstituut. Zijn
opgewektheid ergert je. Leeft die eigenlijk wel in de zelfde wereld
als jij? Je rijdt hem niet faliekant de onthaarde, gebruinde,
ingewreven, gemasseerde benen van onder het verwijfde tennislijf. Het
kriebelt, maar je stapt niet uit om de geblondeerde Nieuwe Man finaal
aan stukken te scheuren. Niet omdat hij homo zou zijn, want dat kan
je niks verdommen, maar omdat mensen die ostentatief gelukkig zijn,
een wandelende belediging voor je zijn. Sommigen kunnen het wel,
vrede hebben met de wereld, die missen een bepaald gen, dat je de
werkelijkheid laat zien.
Tergend traag
verschijnt het groene licht. Even later bol je de parking van de
supermarkt op. Vandaag is het woensdag. Woensdag is het jengeldag.
Dat wil zeggen: elke klant heeft zijn eigen lawaaierige opdondertje
van drie tot twaalf jaar meegebracht. De kleintjes krijgen hun zin
niet en zetten collectief hun keel open. De waterlanders schieten
alle kanten op. Vooral de afdeling met de K3-choco is bijzonder
vochtig. Als een American Football player op jaren ploeg je langs de
rekken. Fysieke kracht is een van de hoekstenen van je laatste beetje
trots. Je bloeddruk stijgt. Aan de kassa wacht het wicht met de
verlamde gezichtsspieren. Met lachen zijn we opgehouden in '70. Hallo
scherpe pijn in de linkerarm, vaarwel supermarkt. je kan nu eindelijk
huiswaarts.
Daar aangekomen, klinken je de zoete klanken van
de boormachines die de straatwerkers vlak voor je deur vrolijk
hanteren. Je zakt in je ongemakkelijke zetel. Je hebt geen energie
meer om beter comfort te zoeken. Je bladert nog even in de gekreukte
kranten. Ondanks de herriemakende kobolden bij de voordeur, dommel je
sneller dan gewenst in.
De tsakke tsjak brengt ginds in
dromenland het geplande bezoekje. De koppen rollen, het bloed gutst,
de chefs grienen. Je schiet wakker. De buurman die zo nodig al zijn
verbouwingswerken zelf moet doen en al een jaar of zes elke dag ons
huis met decibels bestookt, zet de grote middelen in. De keukentafel
davert haar vaste standplaats uit. Je sleurt haar terug de keuken in
en slaat dan maar aan het koken. De bloemetjesjurk is onderweg en ze
heeft honger. Om 17u stuikt zij met een zucht binnen.
Het
regent een resem verwensingen, gericht aan een maatschappij die te
veel waarde hecht aan nietszeggende diplomas. Dat er toch geen
andere manier bestaat om je brood te verdienen, roep je
vertwijfeld uit. Het is geen vraag, het is een verslagen conclusie.
Je bent zo op, je zit zo vast aan die mantra, dat je ook niet meer
zoekt naar een andere mogelijkheid. Nee, als je al iets zoekt is het
naar meer bevestiging: er is geen ontsnappen aan.
Gelukkig
zijn de varkenspatatten geheel en al gaar. Zo gaar dat de
bloemetjesjurk vraagt: "Ha, fijn, eten we puree vandaag?"
Waarop je berustend "Het ziet er naar uit", mompelt. Heeft
de kleine wat zich van laten horen? De kleine zit op kot in Gent
en probeert heel hard te vergeten hoe jij lijdt. Hij is aan 't
repeteren voor een toneelstuk, zegt moeder trots. En jij zegt:
Verwacht er maar niet te veel van. Je zal niet komen kijken. Je
hebt het schrijven opgegeven. Het is allemaal zinloos.
Na het
galadiner biedt de televisie soelaas. Je kan echter je ogen niet meer
openhouden. Om 19u lig je in bed. Lawaai of geen lawaai. Uit de
klokradio op het nachtkastje, weerklinkt een deuntje uit vroegere
tijden: "It's been a hard day's night and I should be sleeping
like a log, but when I get home to you and I see the things that you
do, it makes me feel al "
Op dat punt aangekomen, is het refrein
niet langer toepasselijk. Je mept de klokradio uit. Het is verre van
'alright'. Op tv is vanavond een boeiende documentaire, maar die
haal je niet meer. Je bent het beu om documentaires te kijken, je
droomt van een bestaan als documentaireMAKER. Maar nee, dat is je jou
niet gegund, jij hebt een dringende afspraak in
tsjakketsjakketsjakke-land.
Nogal
beklijvend, is de ontdekking dat er tussen je schrijfproductie ook
brieven zitten van anderen. Ze klinken zeer gemeend enthousiast.
Hopelijk vind je het niet erg dat je brieven hier van hand tot
hand gaan. Ze vinden het prachtig. Kan je in het vervolg wel de
moeilijke woorden onderaan uitgebreid verslaan. De rest snapt het
meestal, ik niet. Ik lijst onderaan even op waar ik plat bij lag van
het lachen.
Er
zitten veel aanmoedigingen tussen. Mensen spelen je adressen door van
lokale tijdschriften als VILLAIN te Wetteren, met de naam van de
uitgever. Geen idee of je daar dan ook daadwerkelijk naar stuurde. Ik
vermoed van wel. Je stuurde blijkbaar ook naar de makers van Panorama
en naar de De Morgen. Een keer is er ene van De Morgen bij jou op
bezoek geweest, maar die mens had niet genoeg invloed om je aan te
nemen.
Ik
ken de frustraties, het gebeurt mij ook. Ik ken de aanmoedigingen,
altijd van mensen die je wel graag willen helpen, maar het eigenlijk
niet echt kunnen. Ze kunnen wel aanmoedigen, maar niet het verhoopte
uitgeefcontract onder je neus duwen.
En zo
geven wij dat dus door, van vader op zoon. Het onuitgegeven,
gefrustreerde schrijverschap dat elke dag lood in onze schoenen kakt.
Maar
ik heb mij toch gezworen, mijn eigen 'kleine' praat ik een andere
carrière aan. Een simpele. Eentje waarbij je als je van A naar B
wil, alleen maar genoeg moeite moet doen. We waren er allebei allang
geweest, als we dat soort carrière hadden gehad.
Jij in een brief aan een krant om je fictie verkocht te krijgen:
Ik
wil heb enkele figuren gecreëerd die typerend zijn voor Vlaamse
dorpsgemeenschappen, die stilaan met uitsterven worden bedreigd
vanwege de verstedelijking, waardoor men net als in de stad steeds
verder het contact met zijn buurman aan het verliezen is. Dit met
veel bijval van de collega's op het werk, wiens leeftijd varieert van
19 tot 37.
En je benadrukt dat je in 't Vlaams dialect wil schrijven.
Als ge bedenkt dat er zijn die net met dat soort thema's geschreven in tussentaal zijn doorgebroken, hier in naturalistisch Vlaanderen, ja, dan krijg ik inderdaad goesting om mij een stevige balk en een stuk koord te zoeken.
Altijd
rap geschreven, ergens in een vrij moment. Erg omgevingsgebonden.
Jouw realiteit. Met veel fantasie, maar toch, jouw realiteit. Veel te
lange zinnen, naar commerciële normen. Geen overkoepeld verhaal.
Veel wanhoop, tussen en op de regels. Motieven als zelfmoord,
psychiatrie, onmacht, veel regen ook, de domheid van mensen, de
blindheid van mensen voor andere mensen, de lof der zotheid anno
jaren tachtig in een vergeten industriedorp als Erembodegem, bij een
-toen zeker- stinkende rivier, de Dender.
Is
het slecht geschreven? Nee, het heeft iets, het heeft een rotvaart,
er zit een dwingende wanhoop in. Kan je 't ergens uitgeven? Nee,
zeker niet. Zeker nu niet, met een verstikte boekenmarkt en
uitgeverijen die doodsbang zijn om verlies te draaien. Er zit geen
samenhang in, op 't eerste gezicht. Het is de wanhoop van iemand die
vast zit aan een leven dat het zijne niet eens lijkt. Alsof je
stomweg het foute leven had, alsof je per ongeluk iemands anders
kleren had aangetrokken. En dan kwam je thuis doodop, en schreef je
wat bij elkaar. En je stak er weetjes in, vooral historische, om je
eigen verstand duidelijk te maken dat het na acht uur afstompend
fabriekswerk toch nog kon denken.
Als
je deze dingen al kon schrijven, in zo'n verre van ideale
omstandigheden, wat had je dan kunnen schrijven in een andere
omgeving? Met meer rust, andere impulsen van je omgeving, want je
omgeving bepaalde zichtbaar heel erg je schrijven. Sommige mensen hun
leven klopt. Het is af. Ze krijgen wat je mag verwachten dat ze
krijgen en daar hebben ze zelf ook vrede mee. Bij jou was het niet
af. Er hing altijd een sfeer rond je van het had toch wel anders
gekund, op de één of andere manier, ergens een andere weg inslaan
en een heel ander leven. Wat je misschien uiteindelijk de nek omdeed,
is dat je niet durfde hopen. Het moest nu direct, groots, alles er op
en eraan, en als dat niet kon, dan kon het wel nooit meer. En dan zat
je dagenlang in de zetel na je werk, en zei je geen woord. En mijn
moeder en ik dachten: ja, nu doet hij het, nu knalt hij straks
expres tegen een boom aan. En dan plots na zo'n dag of vijf, brak de
zon weer door, en kwam je met iets thuis van de rommelmarkt, een
plaat of zo, waar je enthousiast over was en je maakte een paar grove
grappen bij het avondnieuws en het leven ging weer even verder alsof
het allemaal wel ok was.
Manisch-depressief
noemen ze dat. Maar dat is bullshit. Dat is vast zitten, geen uitweg
hebben en daar afwisselend helemaal geen vrede mee hebben of toch een
beetje, van moetens. In andere omstandigheden, was jij gewoon de hele
tijd hyper geweest en niks manisch-depressief.
Ik
heb extracten van je schrijven in een kortverhaal van mij gesmokkeld.
Het loopt er vloeiend in over. 't schijnt mijn beste kortverhaal tot
op heden te zijn. Dus bij deze: postume felicitaties. Niet dat je er
wat aan hebt, maar voor mij ben je voor 0,0001 procent 'gewroken'.
Erembodegem, 5 februari 1989,
Gemeente der waggelende gordijnen.
Beste gewezen, niets-laten-weter,
Ik wist het. Meanwhile zijn de 23
brieven die ik je geschreven had, maar niet verstuurd, postzegels
groeien niet op mijn rug en het revolutionaire postzegelplantsoen dat
een corrupte postbeambte mij bezorgde, schoot geen wortel, samen met
de oude agenda waarin de originelen opgetekend stonden, zoekgemaakt
door William. Hem hebben we nog, al kostte het Paola drie dagen van
hard labeur om me in bedwang te houden, anders was hij mee geweest
met de mestkar. Het opgroeiende geslacht had en passant ook nog mijn
gebroken vals gebit, dat klaar lag in een plastic zak op kast om te
bezorgen aan de tandarts, in de vuilnisemmer gedeponeerd. Al heeft
hij bij dit voorval wel het voordeel van de twijfel, want zijn
vriendin was er ook al bij betrokken. Vandaar dat ik tegenwoordig
meer tantes dan tanden heb.
Even tussendoor: ik heb de Datsun de
hof af gereden en me een nieuwe Ford Orion 1600 D GL aangeschaft.
Hier wordt bijgevolg sedert 2 maanden uitsluitend op regenwater en
oudbakken brood het leven gehouden.
Erembodegem, 17 februari 1989.
Verdomme, William heeft weer aan de
machine zitten prutsen. Al mankend de kleine wezen ophalen aan de
schoolpoort. Er zijn aan mij nog 2 plekken die niet blauw uitslaan.
Gisteren met 41-2 ingemaakt, maar we zullen doorgaan. William wou
eigenlijk tot 6 uur blijven (tijdstip dat zijn moeder gedaan heeft
met poetsen in de klassen) om nog wat te spelen met de vrienden, en
is de rest van de avond de koppigheid zelve. Het zal je kind maar
wezen.
15 maart 1989
Ochtendploeg. Na ettelijke
zenuwinzinkingen vergezeld van lichte beroertes meer dood dan levend
13u45 gehaald, het dieselgedreven vroemtuig ingesprongen, aan de
bareel de kampbewaker, welke met ware doodsverachting tussen de
auto's laveert, met valse papieren om de siertuin geleid en zo naar
de betrekkelijke vrijheid gereden.
Na school. Snelheidswedstrijd
over 1 km met driewielers. Alle listen waren toegelaten. Na het
nodige duwwerk kreeg ik met mijn iets te lange benen onder de guidon
en stelde toen vast dat William al een ronde voorlag. Maar even later
moest hij een pitsstop maken. Van zijn waterachtig oponthoud maakte
ik gebruik om het stuur van mijn bolide 25cm omhoog te trekken, zodat
ik toch de trappers kon bedienen. Even later schoot ik uit de
startblokken. De toeschouwers kwamen niet meer bij van het lachen.
(Paola en de goudvissen in de 3de kleuterklas). Maar deelnemen is
belangrijker dan een goed figuur slaan. Na drie helse ronden wiel aan
wiel wist ik de rokende Duitse sportscar (geprüfte Sicherligkeit)
een forse tik te geven, waardoor William van de baan ging en zich
hopeloos vastreed in de lokale zandbak. Hij toonde zich een slecht
verliezer door de sneeuwklokjes te vertrappelen (zijn schoenmaat is
nog te klein om mij aan te pakken). Paola zwaaide af met een natte
dweil en in plaats van dat Champagne spuitende magnumflessen Moet et
Chandon mij te beurt vielen, werd de tuinslang op me gericht door de
nog steeds ziedende verliezer. Een forse ruk aan het servostuur
behoedde me voor een koude douche. De jury was eenparig in haar
beslissing: diskwalificatie en levenslange schorsing vielen mij te
beurt. 'Forty miles of bad road' neuriënd, verliet ik het parcours,
de avondzon tegemoet.
Vrijdag 5 mei 1989
Wij maken de brug. Niet zo spectaculair
als deze over de River Kwai, want in tegenstelling tot de Engelse
krijgsgevangenen moeten wij vandaag geen poot uitsteken. William
graaft zich tussen de jonge uien, erwten en aardbeien in om de aanval
van een denkbeeldige vijand op te vangen, maneuver waarbij
hogergenoemde groenten er eerst moeten aan geloven. Oorlogen gaan nu
eenmaal ten koste van onherstelbare vernielingen. Deze zomer staat
alweer blikvoer op het menu.
Maandagochtend.
4u30. Réveille. Koud als de pest. De
auto goed vervroren. Doen draaien en verwarming opgezet. Vanaf zes
uur 'bakken en braden'. 212 slabs gebakken tegen 14u. Goed voor
212x46=9154 drijfriemen voor General Motors. Wij slepen ons naar de
finish. De punteerkast. Waar men elkaar vertrappelt om toch maar vijf
seconden tijd te winnen. De minst getekenden zijn er het eerst
vandoor. De grootste idioten zitten weer in de douches, de douches
van Blijdorp.
Erembodegem. 15 juli 1988.
Namiddag. 18u34. Terwijl de boertige
landbouwer, zwemvinnen aan de klompen, achter de tot ploeg omgebouwde
linnenzwierder, getrokken door een stel zeepaardjes, voortploetert
teneinde het tot in de tertiaire lagen doorweekte veld in orde te
krijgen om de rapen in te zaaien, regenboogvliesontsteking een ware
epidemie dreigt te worden, een enigszins verwaterde drenkeling, na
door de Aalsterse brandweer uit de Dender te zijn opgevist, zijn
beklag erover doet dat men nu ook al op de buiten niet eens meer
rustig zelfmoord kan komen plegen, de zopas vernoemde rivier voor
eenmaal niet tot hier te ruiken is, niet omdat de wind goedzit, wij
onze adem inhouden of kolossaal versnoft zijn, maar gewoon omdat
regen en afvalwater elkaar zo ongeveer in evenwicht houden: het heeft
dus geregend! En Zotte Marcel, burgemeester van Blijdorp, bij gebrek
aan een wagen zijn regenput aan 't afwassen is, sloft doorheen het
smalle binnenwegeltje eenzaam een frêle verschijning wiens doffe
ellende uitstralende ogen ongemeen triestig voor zich uitstaren naar
de glibberige grond. Gelouterd door het onzachte bestaan aan de zijde
van een bruut met een koppel harde handen. Tussen de magere vingers
klemt zij een tot op de draad versleten linnen boodschappentas,
gevuld met een aantal kleine knollen, haastig opgeraapt van een pas
gerooid aardappelveld, en een tweetal forellen, gekregen van een
barmhartige Samaritaanse sportvisser. Het einde van de maand is nog
ver weg en haar armetierige huishoudgeld is reeds opgegaan aan de
meest elementaire levensmiddelen. Een ietjes voorovergebogen versnelt
zij de pas. Wanneer het avondeten niet op tijd geserveerd wordt, kan
ze een hengst voor haar kop krijgen. Wanneer haar kwelgeest een
slechte dag achter de rug heeft, loopt dit algauw uit tot een goed
draaiende manège. Zij houdt niet van paarden.
Je
wil het verplegend personeel ambeteren door de slag bij Azincourt uit
te beelden op de ziekenhuisvloer met tinnen soldaatjes. Je had iets
met die veldslag, want daar hadden eenvoudige Engelse boogschutters
arrogante en zwaarbewapende Franse ridders vermorzeld in de modder.
Als hoogmoed voor de val kwam, kon jij toch duivels glimlachen en was
je gezicht hypnotisch aantrekkelijk. Je supporterde altijd voor de
underdog. En alles wat tegen de verwachtingen in ging, gaf je een
kick.
Als
je al in de ziekenhuiskamer lag, en je kreeg telefoon, nam je vrolijk
op met: Onze-lieve-vrouwenziekenhuis, hoe kan ik u helpen? De
ziekenhuisenquête had je zo sarcastisch ingevuld dat alle
verpleegsters liepen te giechelen of schaamrood kleurden. Een
kamergenoot reed je bijna de gang op, omdat hij 's nachts klaagde en
snurkte. Toen ik zelf in dat ziekenhuis lag, toen ik acht was,
smokkelde je bier voor mij binnen, want een kleine bier geven was
natuurlijk ook lekker tegendraads. En ik beeldde de Reconquista uit op
de ziekenhuisvloer, niet met tinnen soldaten, maar met playmobil.
Geschiedenis was ons bewijs dat de mensheid ziek was en dat er alleen
mee te lachen viel. Geschiedenis, dat zijn al die verhaaltjes van hoe
de ene mens de andere een kloot wou afdraaien.
Jou
wilden ze op dat moment ook een kloot afdraaien. Je hart was nagenoeg
stil gevallen in de auto. Je was tegen een andere auto gereden. Je
wist niet meer waar je was. Je moest dringend naar huis, om neer te
liggen, want dat gevoel in je borstkas was wel alarmerend te noemen.
Even later stonden er flikken aan de deur. Die waren bruut en
betichtten je van vluchtmisdrijf. Dat kon iemand getuigen. Hoe je met
gierende banden was weggereden. Ze stonden je te betichten, als was
je een zware crimineel. Je zat in de zetel, lijkbleek, en het leven
vloeide al weg. Ik was niet thuis. Ik weet het van mijn moeder. De
dokter kwam en je moest een pacemaker hebben. De ingreep kwam geen
minuut te vroeg. Als je wakker werd, zei je Er is geen licht meer
aan 't eind van de tunnel. Ik heb het uitgeknipt.
Weken
later zei de cardioloog dat je hartje kerngezond was. Je haatte
verkleinwoorden en de algemene verkleutering van ons taalgebruik. Je
kon terug gaan werken. Maar op je werk waren ze aan 't
herstructureren. Je was hondsdepressief. Je zag het ook niet zitten
om regelmatig op controle te gaan met die pacemaker. Je ribben duwden
in je longen, omdat je ruggengraat scheef zat van al dat zwaar werk.
Je nek zat vast. Je kon altijd maar moeilijker slikken. Je zat in een
sociaal isolement, want niemand kon nog feesten zoals vroeger.
Iedereen in de omgeving cocoonde volop en joeg een hoger salaris na
of concentreerde zich op grootscheepse verbouwingswerken en die
Belgische baksteen in hun maag, spontane gezelligheid kon niemand
meer schelen en zag men zelfs als last. En je zoon was ook al niet
content. Ik was zuur en depressief, in een diepe post-graduaatdip.
Hoe is dat toch zo gekomen?, vroeg je.
Je
had het altijd gezegd. Als ik het echt beu ben, dan denk ik aan
niemand meer. En je nam een stevige dosis slaappillen. Maar niet
genoeg om 1m88 lange (hoewel al serieus gekrompen met die
ruggengraat) arbeider te vellen. Je werd gewoon weer wakker. Ietwat slomer dan
anders, maar toch. Je kreeg angst dat ze je zouden opsluiten in een
psychiatrische kliniek en dat mijn moeder altijd voor je zou moeten
zorgen, wat ze uiteraard met veel plezier had gedaan. Maar dat wilde
je niet. Ze was niet met een baby getrouwd. En dus knutselde je een
zeer bizarre euthanasieconstructie in elkaar, waardoor de politie nog
even dacht dat het moord was en geen zelfmoord. Ja, de politie was
niet je vriend. Als je als tiener met lang haar over straat liep,
stopte de combi elke vrijdagnacht naast je om al je papieren te
controleren.
En
je hebt inderdaad aan niemand meer gedacht. Ik kreeg geen sms of zo.
Je had toch al geen gsm. Want gsm's waren uitgevonden door de
staatsveiligheid om ons te allen tijde te kunnen traceren. Vreemde
vogel toch soms. Anti-establishment, misantroop, latente paranoia,
een levensgroot jeugdtrauma, een afkeer van aftakeling en oud worden,
een voorliefde voor extreem feestgewoel en slanke blondines met een
intellectuele bril in minirok.Maar je zat nooit erg actief achter het
vrouwvolk, want je had gezien hoe je pa het hele gezin had kapot
gemaakt zo.
Een
feest ging nooit ver genoeg voor jou. Cafébazen kwamen bij je
schoonvader smeken om je alsjeblieft uit hun café te houden. Bij je
huwelijk deed je de hitlergroet naar de pastoor, want die hele kerk
had natuurlijk gecollaboreerd en dat mocht niet vergeten worden. En
dat moest vooral nu tijdens je huwelijksdienst even in herinnering
gebracht worden. Je had de hele nacht niet geslapen en stond
poepeloerenzat voor het altaar. Op het huwelijksfeest achteraf is
bijna gevochten. Als de schade in het restaurant betaald was, waren
jullie compleet platzak. Als mijn moeder terug denkt aan haar
huwelijk, weet ze niet of ze moet wenen of lachen. Uiteindelijk lacht
ze, hoor. Ze had eigenlijk toch erger verwacht.
Elke
keer als we een barbecue organiseerden in onze hof, moest je die op
het einde in brand steken. Ik bedoel niet met houtskool of zo. Nee,
ik bedoel je moest een brandstapel maken en die barbecue helemaal de
vernieling in branden, met alles wat je kon vinden bouwde je een
stapel en daar smeet je white spirit over. De steekvlam was zo erg
dat alle haar van je armen was en je snor ver in brand stond. Wij
hebben veel barbecuetoestellen gekocht. Op den duur alleen nog het
allergoedkoopste model. En liefst niet te groot, dan was het
'vreugdevuur' ook niet te groot.
Alle
afval gooide je in de tuin van de buren. Ook worsten en haringen. En
die buren zeiden niks, want die konden niet meer praten, want je had
hen van je zelfgemaakte kriekenjeneverbrouwsel gegeven, waar je in 't
geheim alle resten van onze drankkast had in gekwakt. De buren lagen
een dag met zonnebril in bed.
Op
een doordeweekse avond keek je naar een maat van mij met een
terugwijkende haarlijn en je zei: Hey, Ben, 't beste
haargroeimiddel" en je goot een pint bier over je hoofd. Uw pa was
toch een speciale, he. Je wilde ook wel eens over de grond rollen
met een stoel, in de keuken, gewoon zomaar, omdat dat paste bij de
muziek. De studieconsulente die bij ons langskwam om te kijken of ik
nou Latijn of Moderne moest studeren, onderbrak je plots en je zei
met veel stelligheid en grote ogen: Ik ben communist. Dat deed
er op dat moment niks toe, maar de studieconsulente hebben we nooit
weer gezien.
Op
verkiezingsdagen gaf je elke voorbijganger plots een hand, waardoor
ze verkeerdelijk aannamen dat je een kandidaat was. Als je iets kon
doen dat niet 'normaal' was, dan was alles goed. En dus koos je ook
voor een eigen exit, die niet 'normaal' was. En als je een merk was,
dan zat de 'branding', op een paradoxale manier goed in elkaar. Haat
voor wie het verdiende, grenzenloos begrip voor wie er niks kon aan
doen, feesten, ja, maar alleen als het all the way ging,
beleefdheidsbezoekjes waren niks voor jou, en mensen konden oprotten,
tenzij ze alle maskers afwierpen en er voor uit kwamen wie ze echt
waren, dan was alles hen vergeven en waren ze welkom. En het leven
was zwaar en donker, maar als je zelf kon kiezen, hoe, waar en
wanneer je die ketens afwierp, was dat ook weer ok, je eigenheid kwam
nooit in het gedrang.
Twee
zatte kerels rijden in een oude mercedes op onze gevel. Twee
armoezaaiers, ondanks de Mercedes. De Mercedes vliegt in brand. De
bestuurder ligt bewusteloos op zijn stuur. Hij wordt wakker en wil
nog wegrijden met de brandende Mercedes. Onze gevel is een hoek
kwijt. Wat doe jij? Jij vraagt bestuurder en passagier binnen. Je
geeft ze koffie om hun adem die naar alcohol stinkt te maskeren, want
je wil niet dat de flikken hen iets kunnen lappen. De buurtelijke
ramptoeristen verklaren je nu echt helemaal gek. Mijn moeder ook,
maar dat deed ze allang, ze laat je doen.
Dat
was jij. Een absurd groot empathisch vermogen, de wens om iedereen te
verenigen, allemaal even gewoon, allemaal evenveel waard. Behalve zij
die autoriteit hadden, zoals de flikken. Wie een uniform droeg, die
had het verkorven. We stonden wij daar te kijken naar onze kapotte
gevel. Jij en ik konden er mee lachen. Mijn moeder iets minder. En ik
citeerde Kurt Cobain: Beautiful as a rock in a cop's face. En
jij zei iets van dat je niks moest weten van die Kurt Koppijn, die
zelfmoordenaar. Ja, zeer consequent.
Maar
in empathie voor de zwakke medemens was je wel consequent. Je kwam al
eens thuis met een dakloze. En je stopte voor lifters. Ook als het
gekke dominees waren die ontzettend ranzig stonken, omdat ze
prediken boven persoonlijke hygiëne stelden. Voor ex-gedetineerden
had je ook een enorme zwak. Want dat waren pas slachtoffers van het
systeem. Of je trok al eens bij een bende daklozen, met een zak vol
flessen wijn. Een beetje de kerstman voor verkleumde bedelaars.
Gewoon zomaar, voor de fun. Omdat het niet hoorde. Omdat je graag
choqueerde. En wat choqueert meer in een hebberige maatschappij als
random vrijgevigheid zonder iets terug te verwachten?
Dat
moet ook in mij zitten. Vandaag klampte mij een Roma-zigeuner aan bij
het Centraal-Station in Brussel. Hij toonde mij een
doktersvoorschrift. Zijn dochter had een vaccin nodig. Hij smeekte
mij om samen met hem naar de apotheker te gaan en het te betalen. Het
zou niet veel kosten. 5 euro of zo. Het koste 22 euro. Nou ja, en dan
duw ik dat geld in zijn verweerde pollen, en denk, ik ben toch echt
gans zot. Gans zot, of alleen maar de zoon van mijn vader, en koppig
aan de kant van al wie verschopt wordt. En die apotheker zag ik
denken: what the fuck, wat een weirdo. En hij had het niet op die
Roma. En zo klopt het nog steeds, niks zo goed als een beetje
goedzakkigheid om mensen de ogen te laten uitwrijven.
De kleine Larousse. Het is één van de
eerste boeken die ik mij herinner, samen met het geschiedenisboek
'het woeste wilde westen'. Het lag altijd naast je oude typmachine.
Je bent altijd met een typmachine blijven schrijven. Je hield van dat
luide tikken. Het zijn de eerste geluiden die ik mij herinner. Jij
boven, rammend op die typmachine. Ik beneden, spelend met playmobil.
Nog voor ik kon lezen of schrijven, deed ik je na en ramde ik op die
typmachine. Het lint met de inkt verschoof dan al eens. En het deed
je schrijfarbeid van de avond tevoren geen goed. Maar ik moest het
toch doen, dat snap je wel, in de voetsporen van mijn vader treden,
zo snel mogelijk. Leren lezen en typen kon later nog. Blind typen was
één van mijn eerste doelstellingen. Blind typen was toen het
summum. Als je dat kon, was je schrijver in mijn ogen. In de praktijk
bleek het toch nog net iets ingewikkelder. Dat schrijven. Ik vroeg
waarom zoveel schrijvers kapot gaan aan het schrijven en zoveel
drinken ook. Alle goeie schrijvers gaan er aan kapot, zei je.
Damn, dan moest ik niet alleen een schrijfcarrière plannen, maar ook
hoe ik er aan kapot moest gaan. Of bracht het ene gewoon vanzelf het
andere mee? Van de drank kan ik niet sneuvelen, want ik drink niet
graag. Misschien ben ik daarom niet uitgegeven.
Jij dronk wel altijd als je schreef,
maar nooit excessief. Duits bier met veel hop. Of in het begin nog
Safir, het bier van Aalst. Later zwoor je wel nog bij glazen van
Safir, maar je dronk toch Duits bier. Safir was overgenomen of
failliet. Maar tot dan moest het Safir wezen. Want dat was niet zoet.
Dat kon ook niet. Een bier uit proletarisch Aalst, zou geen bier zijn
als het niet bitter was. Je vond het een groot affront dat pilsbier
met de jaren altijd zoeter werd. Dat vond je hypocriet. Een truc om
de kinderen te verleiden. En een schop tegen de schenen van de
werkmens. Pilsbier, hun champagne, zoet maken. Dat was lelijk. Het
bier van de werkmens moet bitter zijn, zoals hun leven bitter is. En
zeker in een stad als Aalst. De stad van Boon en Daens. Waar we
marginaliteit beleven als verheven kunst. Voor een buitenstaander
valt dat niet te begrijpen. Verliefd op de lelijkheid.
Dat is nu aan het veranderen. Het
stadscentrum is een winkelcentrum geworden. Maar je hebt nog van die
plekken, vooral bij het station. Waar een ladderzatte bouwvakker je
's nachts bij je arm grijpt, en zonder je naam te vragen, naar een
café sleurt of draagt -die bouwvakkers hebben kracht-, je trakteert,
vraagt wat je doet. Ik zeg dan trots, maar met gebogen, bescheiden
hoofd en in het dialect, je mag toch nooit je roots vergeten, dat ik
journalist ben. En dan slaat die gast mijn arm ver uit de kom en
sleurt die bouwvakker mij letterlijk mee naar een frituur en zegt
tegen de uitbater: Kijk, zie, deze gast hier is journalist, die
gaat eindelijk in de gazet zetten dat gij hier het slechtste frituur
van 't stad hebt, met foto's en al. En dan bulderlacht hij. En
zegt: Ik moet om zes uur deze ochtend al op het dak zitten. Maar
we gaan nog niet naar huis he. Kom aan, en weer sleurt hij je een
café binnen. En als je niet goed oppast, heb je een hele nacht op
zijn kosten gedronken. Ook al moet hij weer en wind en hoogtes en
blakerende zon trotseren voor elke euro. Dat is Aalst. Daar schreef
jij over. Lang voor ze er een film over maakten. Maar ja, zoals
gezegd, jij had geen geluk. Je had geen uitgeefstrategie. Geen
connecties. Niet de moed om de boekenmarkt te onderzoeken, een blik
te werpen op hoe uitgeverijen hun fondsen in elkaar puzzelen. Geen
moed, en ook geen tijd en geen energie. Dat mogen we ook zeggen, in
all fairness.
Je werkte in drie ploegen. Toen je nog
niet te kapot was, ging je in je vrije tijd ook nog eens noten
'snoesteren' om wat bij te verdienen. Geen idee eigenlijk wat dat
betekent, achteraf gezien, 'snoesteren'. Sorteren, zeker?
Zeg, die Larousse, die dook terug op,
op een heuglijkere plek. Dat moet je echt weten. Op de redactie, bij
de krant. Die ligt op onze grote werktafel, waar ik en drie collega's
aan zitten. En die gaat langs de handen van ons allemaal. Het is een
Vandaele, maar krek hetzelfde formaat en dezelfde kleur en even
versleten als onze Larousse. Dat in een tijd waar zoveel
woordenboeken en encyclopedieën een muisklik verwijderd zijn. Dat
zou je zeker bevallen zijn. Weet je, jij hoort veel meer thuis op die
redactie dan ik. Het is geen toeval dat die Larousse daar terug
opduikt. Het is zeker geen toeval. Solidair, zo heet de krant. Weet
je hoe die vroeger heette? De Rode Vaan. Die ken je wel. Dat is de
krant waar Louis Paul Boon vlak na de Tweede Wereldoorlog aan de slag
is gegaan. Kan de klok dan ronder zijn?
Ik groei op, met mijn eerste
herinneringen, jij, boven, op een kamer, met enkel glas, ijskoud, met
ijsbloemen in de winter op de ramen, jij altijd gekleed in je Engelse
vliegeniersvest, een leren jas met schapenwollenhals. Een Safir naast
je en die kleine Larousse. In de stad van Boon. Op minder dan een
kilometer van het huis van Boon. Waar hij zich als Isengrinus
terugtrok, zoals hij beweerde. En dan twintig jaar later, heb ik de
job die jij altijd wilde, schrijf ik voor een krant en duikt dat boek
weer op, in een tijd waar zo'n naslagwerken naar het stort verdwijnen
of toch naar kringloopwinkels. Opnieuw: dat is geen toeval.
Iets zegt mij dat je er veel meer van
genoten zou hebben dan ik. Je was niet tevreden, maar je had wel het
potentieel om tevreden te zijn. Met die job van mij was jij tevreden
geweest. Zelf vind ik dat ik nooit genoeg gepresteerd heb. Ik heb
jouw droom ingedronken, als een spons opgezogen, en nu weet ik niet
te zeggen wat er exact moet gebeuren om te zeggen: voila, de droom is
gerealiseerd. Permanente voldoening is mij vreemd. Er knaagt altijd
een stem: je doet niet genoeg. Ik heb wat te bewijzen. Misschien niet zozeer dat ik kan
schrijven, maar
moeilijker, ik wil bewijzen dat een dooie kon schrijven. Want je kon
verdorie schrijven. Alleen weet haast niemand dat nog.
Een kerel vroeg mij
ooit, na het lezen van een van mijn eerste stukjes, of ik soms een
Johan Anthierens in de familie had? Dat moet jij geweest zijn. Je had
een pakkende stijl, gedreven op een uitzonderlijke en bizarre
mengeling van levenslust en levensangst, die combinatie die zwarte humor baart. Zo is mijn tweede manuscript
mij trouwens ooit beschreven: 'een opgefokte, onaflatende strijd
tussen doodsdrift, levensangst, obsessief genot en drang tot leven'.
Ja, de commentator had iets barokkigs in zijn taalgebruik, maar hij
meende het heel serieus. Het zijn zo'n korte reacties die je als
beginnende schrijver aan de schrijf houden. Die kreeg jij ook, maar
niet van een gepensioneerde ambassadeur die op zijn appartement
tussen de boeken leefde en dus als criticus toch iets van gewicht in
de schaal wierp. Wel van vrienden, en van dienstplichtigen, de kerels
die mee de brieven lazen, die je dagelijks stuurde aan je neef in het
leger. Brieven vol humoristische wanhoop. En veel voetnoten, als een
poeta doctus, verwerkte je veel zoekwerk in je brieven. Opgezocht in
die kleine Larousse.
We
mogen niet onze job zijn, maar da's gemakkelijk gezegd
Ik heb nu al enkele keren naar u
verwezen als een arbeider. Waarom is dat eigenlijk zo belangrijk?
Omdat een mens in onze samenleving toch grotendeels in een vakske
gestampt wordt. Mensen kijken waar uw loonbriefke vandaan komt en ze
bepalen hoeveel tijd ze nog in u willen steken. Wandel eens als
arbeider de gemiddelde receptie binnen. Wie gaat er zich op een
arbeider smijten om mee gezien te worden of voor de interessante
verhalen? Nochtans heeft die mens verdomme zeer interessante
verhalen. Maar er hangt geen glamour rond. Tenzij de glamour van ver
weggestoken, eigenlijk buiten de samenleving, op een kleurloos
fabrieksterrein gevaarlijk werk te doen. Arbeiders zijn de paria's
van onze maatschappij, maar zonder arbeiders zat ik hier nu niet het
verhaal van mijn vader te typen op een laptop, want die laptop zou
niet bestaan, de tas waar 'k chocomelk uit drink, zou niet bestaan en
de zetel onder mijn gat zou niet bestaan. Het kan wel zijn dat er
daar 'investeerders' met veel poen aan te pas zijn gekomen, ergens
along the way, maar die hebben niet die laptop, die zetel en die tas
gemaakt. Zo ver zijn we allemaal mee.
Arbeider zijn, 't is een stigma. Een
mens zonder eelt op zijn pollen denkt direct, ah, dat is een
ongeletterde bruut die niks anders doet dan repetitief werk en in 't
weekend zwaar in den drank vliegt om 't stof door te spoelen. Ga met
zo'n stigma door 't leven. Uw werkoverall wordt al rap een blauwe
dwangbuis. En dan durf ik u nog verwijten, pa, dat ge u stoer
voordeed. Ja, ge zou van minder. Iedereen heeft zijn trots.
Als ge er uw geld niet meer verdient,
dan is het alsof het niet bestaat. Uw Frans, Engels en uw Duits waren
echt goed. Beter dan veel huppeldepupsecretaresses, bedienden of
leerkrachten. Maar ge kreeg er nooit geld voor, dus die capaciteiten
bestonden niet. Ge moogt gij in uw vrije tijd zoveel Der Spiegel of
The Times lezen als ge wilt. Het telt niet. Want het is niet
verrekend in uw loonbrief. Op basis van uw loonbrief zijt gij een
onwetende barbaar, die als er niemand zo sluw en slim was geweest om
een fabriek te laten bouwen, nog zou verhongeren ook. Zo erg gaat dat
beeld van de arbeider in sommige kringen. Die kringen waar ze geen
eelt op hun handen hebben.
En dat is intriest om te zien, pa. Gij
die na uw werk doodmoe toekwam met een vreemd chemogeurtje van
gebakken rubber in uw kleren en in uw poriën en dan evenkes tegen
mij, uwe kleinen, uitlegde hoe Von Stauffenberg bijna Hitler had
opgeblazen, maar dat heel die Duitse anti-Hitlerkliek nog altijd even
ziek was als Hitler. Ze hadden gewoon geen goesting om de oorlog te
verliezen. Of als ge uitlegde waarom de Amerikanen nu eigenlijk op
hun doos hadden gehad in Viëtnam. Of waar dat mei '68 over ging en
waarom er van heel die bevrijdende spirit van de sixties dan plots
niks meer over was. Of welke dialectische relatie er was tussen
fictie en 't echte leven. Dat doet allemaal wreed zeer, om u horen
lezingen te geven. Alleen voor mij. En diezelfde shit jaren later aan
de unief, met veel minder animo, uit de mond van een paar proffen te
horen. Die 't niet kwamen vertellen na acht uur travakken in 40
graden celsius ergens in een lawaaiierig kot waar ze auto-onderdelen
persten. Nee, serieus, godverdomme, van dat stereotyp beeld van die
arbeider klopt nul de botten. Ge las drie kranten per dag, elke
documentaire had ge gezien en gewoon voor de fun zat ge
encyclopedieën te lezen. Gewoon zo. Van a tot z. En dan moet ik nu
op de trein truttenmiekes en gekostumeerde weekdieren horen lullen
over stupide blockbusters op weg van en naar een onnozel bureaujobke
dat ze dan nog zwaar vinden ook. Waarom hebt gij het u zo moeilijk
gemaakt?
God, jongen, nu schuif ik de schuld van
uw ongeluk nog in uw schoenen ook. Hoe gevangen gij zat in angst. In
een destructieve mantra: er is voor mij geen ontsnappen aan 't
fabriek. Als Boon een tedere anarchist was, waart gij een
fatalistische anarchist. Ge zette uzelf buiten het systeem. Ge klopte
die uren in 't fabriek en daarna dook ge in de geschiedenis en in
zwarte humor om u te verkneukelen: kijk eens hoe door en door slecht
die hele mensheid is (die mensen mentaal laat verwelken in fabrieken
om de zakken van een paar sluwe vossen te vullen). En bijscholen wou
ge niet doen, zelf een zaak opstarten, 't idee alleen maakte u
panisch, want als kleine zelfstandige maakten ze u helemaal kapot.
Toen ze u op 't fabriek aanboden van voorman te worden, en wat te
klimmen in de pariahiërarchie, weigerde ge: Ik ga de jongens niet
wat gaan opjagen. Want ja, dat is de taak van de voorman. Ze
betalen u een beetje meer en ge kweekt wat minder eelt op uw handen
om de rest op te jagen. Ge zijt gij dan een goed doorvoede versie van
een kapo uit de concentratiekampen. Bizar eigenlijk dat ge uzelf dan
niet helemaal buiten het systeem hebt gezet. Waarom dan naar die
fabriek trekken? Ge had u ook kunnen opsluiten in een klein kamerke
en kunnen schrijven. Het zou een pak vlotter gegaan zijn zonder al
die vermoeidheid, rug-en nekpijn. En ge gaf toch geen zak om luxe. Al
't geld dat ge verdiende, gaf ge af aan mijn moeder. Geld was gelijk
een vuile ziekte voor u. Ge behandelde het ook echt zo. Ge hebt
nooit, maar dan ook nooit, niet ene keer, geld in uw portefeuille
gehad. Ge verfrommelde het altijd en propte het gewoon in de zakken
van uw yeansbroek. Er heeft u wel nooit iemand kunnen bepikken.
Het was mentaliteit van een hele
klasse. Zij tegen ons. Zij met poen en macht tegen ons die moeten
krabben en afzien voor elke euro. En zij waren altijd alleen zo ver
geraakt door veel te bedriegen. En bedriegen was niet aan ons
besteed. Het zijn zotten die werken. Brave zotten.
Uw schoonbroer zat op 't zelfde
fabriek. Die is wel gaan bedriegen. Die heeft een aannemerszaak
opgestart, met rotslechte service tegen veel te hoge prijzen. Die was
niet bang van faillissementen en wat gepruts met papierwerk en gaten
in de wetgeving. Die is relatief rijk nu en doet geen klop. Hij zet
zijn onderbetaald werkvolk 's morgens af met zijn camionette en de
rest van de dag is hij bezig met de paardenkoers en kijkt hij naar
dvd's van FC De Kampioenen. Godverdomme, alleen dat konijn kon die
dvd's in huis halen van een programma dat tot in den treure herhaald
wordt op den tévé.
Maar die weg zat er niet in. En hoe
stoer ge ook waart, eigenlijk mogen we hier op uw urne markeren:
gecrepeerd aan...braafheid. En angst. Er is geen hoop, en laat dat
een troost zijn.
Godverdomme, er is wel hoop. Er is
altijd hoop. En laat dat een reden zijn om altijd los te breken van
situaties die ons niet aanstaan.
Ge hebt het eigenlijk gestoord lang
volgehouden. Wat een discipline, kerel. Om zo lang te functioneren in
een gevangenis, opgetrokken door een aantal tegenslagen in uw jeugd
en in stand gehouden door uw angsten en vooroordelen, zowel in u als
in de samenleving, en uw uitzonderlijke aversie voor ellebogenwerk.
Er zat meer eer in het werken met uw handen, moet ge gedacht hebben,
en dat kan waar zijn, maar ge zijt er wel door gesneuveld. Als de
wereld u er niet voor eert, zal ik het toch doen.
Het fuiven in uw plaats, ging moeilijker dan het studeren in uw plaats
Mijn moeder. Ja, William, je moet
toch niet zo overdreven treuren, want, kom, hoe vaak zagen jullie
elkaar eigenlijk? Bijna niet toch? En dan nog zeiden jullie haast
nooit wat tegen elkaar.
Wij geen contact. Dat is waar en niet
waar. We werkten als ik nog erg klein was, vaak ik in de tuin. We
plukten samen prinsessenbonen. Ik durfde inderdaad nooit een woord
tegen je zeggen. Je was objectief gezien al reusachtig, 1 meter 88,
voor mij was je God. Een mix van James Dean, Clint Eastwood, John
Lennon en Arnold Schwarzenneger. Je schreef, je had altijd een witte
T-shirt, een jeans en een leren jas aan, je had zo'n ronde bril als
John Lennon en ook zijn gezicht een beetje, met die neus, en je
bodybuilde, zonder vuile producten te spuiten kreeg je een enorme
biceps. Je trainde twee uur per dag, zeven op zeven, en vijf dagen op
zeven bakte je rubber in de fabriek, loodzwaar werk met veel trek- en
sleurwerk aan dingen van 40 kilo. Ik zeg dingen, want ik weet nog
altijd niet wat je precies moest doen. Ik weet alleen dat het zwaar
was, dat het je in de vernieling hielp, dat het niet gezond was en
dat het beter betaalde dan de meeste ambtenarenjobs. Voor een
ambtenarenjob had je wel het verstand, misschien juist net te veel,
maar geen connecties. En ja, geen geluk, maar dat zeiden we al.
Dus nee, ik zei nooit wat tegen je. En
toch zaten we vaak samen. Hele zomers lang zaten we samen, misschien
niet dicht op elkaar, maar toch minstens onder hetzelfde dak, te
lezen, ik strips, jij kranten, en we luisterden naar vinylplaten. Is
dat geen contact?
Je was er. Je was er altijd. Ook als ik
al op kot zat. Bijna wekelijks kwam je mij met de auto bevoorraden.
Kan mij niet herinneren dat ik dat echt vroeg. Je deed het gewoon. In
het begin ervaarde ik het als een bevrijding en een overwinning om
zelf naar de winkel te gaan, daar op kot, want als enig kind steek je
natuurlijk nooit een poot uit, tot je ontsnapt aan 't ouderlijke
nest.
En op de prijzen letten, een avontuur
op zich. Mijn eerste jaar op kot, spaarde ik 500 euro op van mijn
zakgeld, omdat ik nooit een voet buiten de deur zette, tenzij om naar
de les te gaan en rondjes rond het park te lopen om zes uur 's
ochtends, drie ochtenden in de week. Zo gedisciplineerd was ik, zo
hard wilde ik slagen, dat eerste jaar slavistiek. Om jou trots te
maken, om iets of wat te compenseren voor al dat gebrek aan geluk van
jou. En omdat onze hele kenissenkring mij liever zag falen, want zo'n
kleinen uit een arbeidersmilieu moest het toch niet te hoog in zijn
bol krijgen. They hate you when you're clever and they despise a
fool. Ik denk nog vaak, al het geluk dat jij niet had, hebben de
Goden aan mij gegeven, ter compensatie.
Waar ik echt dankbaar voor ben, om het
lekker emo te stellen, is dat je mij nog zien opbloeien hebt, die
jaren op kot. Eindelijk die eerste vrouwen. En verdraaid mooie. Toen
de eerste thuis bleef slapen, zei je trots tegen de buren: Er is
hier iets toegekomen van 1m80. Je had iets met lengte. Je vond dat
belangrijk. Grote mensen vond je stiekem beter dan kleine mensen. Op
dat vlak had je ook weer geen geluk, je zoon is nooit groter geworden
dan 1m74. Ik had als kind te weinig geslapen, was je verklaring. Je
moest mij altijd slapend naar boven dragen. En vijf minuten later
stond ik daar weer. De tv was 's nachts interessanter dan overdag.
Maar die eerste die thuis kwam, ja, die
was met hakken aan zo ongeveer 1m80, dat is waar. En toen moet je
toch eindelijk gedacht hebben: oef, hij kan dan toch vrouwen
versieren, en wat voor een. Ze had een rotkarakter, maar wat een
lichaam, zeg. Dat die eerste de eerste die thuis kwam- thuis heel
vaak kwam en heel luid, was een opluchting voor ons allebei. We
hadden dan niet veel verbaal contact, ik heb altijd, al als kind,
gesnopen dat je het van wereldbelang vond dat een man zijn vrouw kon
bevredigen in bed. Dat merkte ik aan de sekshandleidingen waar ik op
stootte door kinderlijke verkenningstochten in huis, dat merkte ik
aan opmerkingen over mannen met vrouwen wiens ogen meestal afdwaalden
naar andere mannen en ook wel aan de gedrogeerde glimlach van mijn
moeder. Maar goed, van dan af konden er complimenten af.
Dat ik slaagde voor dat eerste jaar
slavistiek hielp ook een beetje. Maar het beviel je niks dat ik zelfs
dan geen pint wilde gaan drinken met maten op café. Je bent
waarschijnlijk de enige ouder die zijn zoon moest pushen om meer uit
te gaan. Dat eerste jaar slavistiek was ik zo serieus dat ik geen
druppel alcohol wilde drinken. Dat heb ik vol gehouden tot de eerste
vijf minuten nadat een naakte vrouw onverwacht mijn kamer binnendrong
en zich naast mij in mijn bed legde, zonder een woord uitleg. Daar
was ik zo ondersteboven van dat ik een fles drank ondersteboven heb
gekapt.
Jongen, toch, jij had er wat anders van
gemaakt als je vier jaar als student op kot had kunnen zitten.
Daarom ging je van heel blij naar heel triest, toen je hoorde dat ik
geslaagd was, dat eerste jaar. Jij had het kunnen zijn. Misschien gaf
je daarom altijd mixed tapes met sixtiesmuziek mee, om tenminste toch
de muziek juist te hebben, daar op mijn kot, als er dan geen
persoonswissel in zat. Het had net zo goed jij kunnen zijn, daar aan
de unief. Zelfde geheugencapaciteit, en meer heb je daar toch niet
nodig. En jij was 1m88 geweest en had als preses tenminste indruk
gemaakt. En je had er nog meer van genoten. En je zou nog leven. Ik
zou nooit bestaan hebben, maar jij zou nog leven.
Je deed je graag stoer voor, maar je
was zo broos. Je koos voor een keihard arbeidersbestaan en dat was
stoer en dat was hard en dat hield je vol onder de zwaarste
omstandigheden. Je lichaam ging helemaal naar de kloten. Je had elke
dag rugpijn, je kreeg vreemde slijmen in je keel van de
fabrieksomstandigheden en je verouderde zo snel als een belegerde,
uitgehongerde, verkleumde Duitse frontsoldaat in midden januari in de
omsingeling bij Stalingrad. En 't ergst van al was: ik overdrijf geen
beetje als ik zeg dat je je ook net zo voelde. Ja, net zo voelde jij
je. En ik met mijn overdosis empathie, ik nam dat over, en voelde mij
ook net zo. Ik liep op mijn veertien rond als een kromgewerkte, ik
had je houding overgenomen. Alleen de eelt op je handen liet zich
niet kopiëren. En de chronische vermoeidheid van het werken in
ploegen.
En als ik zeg dat je euthanasie pleegde
en niet zozeer zelfmoord, ben ik niet ver naast de waarheid, want die
laatste jaren woekerde er wat in je keel. Het begin van keelkanker.
Niet van te roken, want dat deed je niet, maar van de chemische lucht
die je in 't fabriek elke dag binnen zoog.
Je ging fysiek kapot en ook geestelijk.
Er hing er aura rond je van depressie, uitzichtloosheid,
machteloosheid. De wet van Murphy was een troost voor je. Als je er
vanuit ging dat alles bij voorbaat gedoemd was om te mislukken, dan
kon niets je nog teleurstellen.
Dat moet zo gekomen zijn, omdat je als
kind zeer diep teleurgesteld was in je ouders. Twee fuifnummers, die
graag boven hun stand leefden, in de hippietijd van free love net
iets te oud waren om daar zorgeloos aan mee te doen als student, maar
er toch met volle teugen van genoten, ook al hadden ze twee kinderen
en een familiebedrijf, een grote bloemenkwekerij, te runnen. Terwijl
je pa op andere vrouwen zat, zaten de andere bloemenkwekers op de
markt, terwijl je moeder onder andere venten lag, kochten andere
bloemenkwekers de nieuwste, meest modieuze soorten bloemen aan. Ze
gingen failliet, ze scheidden, en jij, toch altijd de beste voor
opstellen schrijven en wiskunde (vreemde combinatie van talent), jij
werd gek van de ruzies en je trok naar de fabriek om je moeder te
onderhouden, als die even geen rijke minnaar lag te vozen. Dat
faillissement heeft je zo'n trauma bezorgd, dat je heel je leven alle
geldzaken hebt overgelaten aan mijn moeder. En die laatste noemt de
bankencrisis nog steeds als één van de hoofdmotieven van je
zelfmoord, hoewel je het financieel eigenlijk pas goed had. Als er
ooit iemand een mentale krak heeft gekregen van de scheiding van zijn
ouders, ben jij het wel. Je vader gaf al je spullen weg aan de
kinderen van zijn nieuwe vrouw. Zijn geweten moet hem toch parten
gespeeld hebben, want hij pleegde zelfmoord in 1982, een jaar voor
mijn geboorte. Je moeder zei me dat hij altijd liever urenlang stond
te discussiëren met de getuigen van Jehova aan de deur, dan in de
serres te werken. En wat ze er niet bij zei: zij zou altijd liever
een Jehova gepijpt hebben in de schuur, al was het maar om te zien of
Jehova's besneden zijn of niet, dan te werken in die serres. Die serres
staan er nog steeds verlaten bij. In een soort niemandsland, ergens
in Hofstade of all places.
Als bloemenkwekers failliet gaan in de
tijd van flower power, we moeten het je ouders meegeven, dat doet
niemand anders ze na.
En mijn grootmoeder zich maar afvragen
waarom ik al jaren niet meer met haar spreek. Op je begrafenis wilde
ze als ouwe doos van 74 zonder baarmoeder mijn 35-jarige nonkel nog versieren, want die leek zo op Elvis.
Als kind heb ik je herhaaldelijk
voorgesteld om samen een stripreeks te beginnen. Jij kon geweldig
tekenen, ik teken niet graag, maar ik wist toen al dat het niet zo
geweldig moeilijk kon zijn om een stripscenario te bedenken. Het hele
huis door lagen immers toch enkele duizenden strips. Als al die
anderen dat konden, waarom wij dan niet? Maar nee, dat was een groot
verschil tussen ons. Als ik dacht: dat kunnen wij ook, zei jij: 'Nee,
die hebben heel erg veel geluk gehad'.
En geluk dat had jij niet. Ik zei:
'Geluk dat moet je afdwingen', en ik zei 'Kijk naar Kurt Cobain, die
jongen zijn talent komt echt niet uit de lucht vallen, net zomin als
zijn succes, die heeft eerst heel hard geoefend, dan heel zijn leven
er op in gezet om succes te hebben, en het is gelukt'. 'Nee', zei
jij, 'die heeft geluk gehad.' En geluk dat had jij niet.
Dat fatalisme spreekt ook enorm uit de
briefjes die je bij je manuscripten stak als je die inzond naar
uitgeverijen of tijdschriften. Een voorbeeld:
Dit is een bundel van mijn nieuwste
verhalen. Als het nergens op lijkt, kan je er altijd nog de kachel
mee aanmaken.
Niet wat je noemt de standaardformule
om een uitgever aan te schrijven.
De reactie van die kerel was:
Ik zou dit geen kortverhalen noemen,
eerder humoristische schetsen, we hebben er niet meteen ruimte voor,
maar ik zou dit zeker niet gebruiken om er de kachel mee aan te
pakken. Probeer het eens bij...
Jij concludeerde dat je geen geluk had
en je stopte met inzenden, en erger nog, je stopte met schrijven.
Talent dat had je of dat had je niet. Echt talent dat stond er zo. Je
wilde niet weten van oefenen, herschrijven, ruwe diamanten slepen was
net iets te veel moeite gevraagd. Je was gewoon te bang voor nog meer
teleurstellingen. Je zoon is koppiger. Kuch.
Nochtans vind ik dat briefje echt niet
zo'n domper op de schrijfvreugde en zelfs tamelijk bemoedigend.
Tegenwoordig krijgen inzenders van manuscripten enkel
standaardafwijsberichtjes, zonder persoonlijke toets. En mij wilde je
ook overtuigen om nooit nog iets in te sturen. Tot je dan in je
laatste week of zo zei: Hij schrijft beter dan mij, ik stond
naast je, jij schrijft beter dan mij kon er niet af, maar hij
schrijft beter dan mij, was verregaand, ik denk niet dat we een
beter compliment gaan kunnen opduikelen. En je kreeg het enkel
gezegd, omdat je het leven en alle competitiedrang van de levenden al
helemaal had losgelaten.
De stripreeks Herman Verkrijt over een
foute leerkracht teert op mijn schoolhaat, die veel
dieper zat dan zomaar wat schoolmoeheid, omdat jij ook naar school was geweest en moderne talen had gevolgd, en je toch in 't fabriek zat. School is een tijdverdrijf, want de kaarten zijn al geschud, het is je afkomst die bepaalt welke job je later krijgt, niet je school. Je hebt die stripreeks nooit
zien ontstaan. Spijtig dat je er niet meer bent om mijn eigenste
stripreeks met veel animo helemaal lekker af te zeiken, want je zou
het rommel vinden, vijf reeksen noemen die je ook niet goed vond,
maar toch beter, en je zou een stuk of tien exemplaren verkopen op je werk,
want het enige wat je echt consequent deed, was jezelf een depressie
aanpraten.
Sinds jij er niet meer bent, verveel ik
mij steendood en heb ik geen drive meer. Om de een of andere reden
moeten we daar een Engels woord voor gebruiken. Vroeger schreven wij
'ik heb geen fut meer' of 'ge kunt allemaal mijn kloten kussen'. Maar
nu is het geen 'drive' meer hebben. Waarom ik geen drive meer heb.
Omdat gij er niet meer zijt. Terwijl ik vroeger om 6u koud water in
mijn gezicht smeet om 12 km te gaan ronddraven in de ochtenddauw. De
enige ochtenddauw die ik nog zie, maak ik zelf.
Er is niemand meer om te overtreffen,
er is niemand meer om een compliment van los te weken dat de moeite
waard is. Er is niemand meer om 'in het gelijk te stellen'. Want als
ik mezelf bewees, dan deed ik het voor twee. Ik wilde ook jouw
capaciteiten bewijzen. Dus als ze mijn schrijfsels uitgaven in het
Sloveens, dan wilde ik dat ook op jouw CV zetten. Zodat je misschien
toch ooit nog eens zou ontsnappen aan de chain gang van de fabriek.
Want die chain zat muurvast rond mijn nek. Wat jij nog had aan
levenskracht injecteerde je tijdens nachtelijke gesprekken in mij. En
je was al dood toen je hier nog was. Al wel een jaar of vijf of zo.
Maar je lichaam zat nog mijn commissie voor ambitieuze
aangelegenheden voor. Overtref die of die. Want je droeg niemand op
handen en al wie iets bereikt had, had vooral hoerensjans gehad, dus
het kon allemaal nog veel beter.
We vonden zelden iets goed. Als we al
een boek goed vonden, was het zelden een Nederlandstalig boek. Ja,
'Ik, Jan Cremer', ja. Maar ging dat echt om de inhoud van dat boek?
Hebben we ons daar niet laten vangen door de hype en de bad boy
attitude van Cremer? De James Dean van de Nederlandstalige
literatuur? Tegenwoordig stuurt die gratis stickers rond met zijn
naam op. Wie die sticker op de meest orginele plek kleeft, wint een
I-pad of zo'n ander digitaal relikwie. Als het schrijven niet meer
lukt, is er altijd nog de marketing. Jij had helemaal geen kaas
gegeten van marketing. Heb ik je dat bij leven en welzijn ooit
gezegd? Alleszin, nu moet ik presteren, alleen maar voor mezelf. En
dat heb ik met je gemeen: ik geloof te weinig in mezelf. Dus het laat
zich raden dat ik als ik een zoon heb, die ga zitten opfokken om te
presteren. Daarom schrijf ik dit boek, om die cirkel te breken.
Hoe krijg ik die fut dan wel weer? Er
is geen instantie die ik kan aanschrijven om mijn maandelijkse
futrantsoen uit te keren, dus dan kan ik even goed de dooie
schrijven, die bij leven en welzijn die fut invulde. Om een voorbeeld
te geven: ik zou meteen drie maand in vasten gaan, moest ge hier nu
plots terug voor mij staan. Want jou onder ogen komen met een
vetlaag, dat is gewoon geen optie. Maar ik schrijf nog wel, zoals je
ziet. Omdat schrijven, naast neuken en beffen, de enige activiteit is
tijdens dewelke ik geen chronische zin heb om jou tegen 300 km per
uur achterna te gaan, enkele dozen slaappillen slikken, een glas melk
drinken om niet te kotsen -tip uit een soap over dokters gepuurd- een
plastic zak rond mijn kop te binden en helemaal nooit meer wakker te
worden. Met op de achtergrond Do Re Mi en All apologies
van Nirvana als muzikale slaapmuts.
Ik hoef niet meer met mijn kop op tv,
om het ganse land te choqueren in een talkshow. Het zou niet meer
lukken ook. Ik kan zelfs geen non meer choqueren. Misschien moet ik
het proberen met een open brief aan Joods Actueel. Maar je leest toch
niet mee. Er is niemand meer om mij op te jutten en te zeggen: je
gaat nog niet ver genoeg. Geen weerwerk meer voor al die andere
stemmen: doe maar rustig aan. God, jongen, het is zo tergend rustig
sinds jij een rider in the sky bent.
Cappuccino :: Gelukkige (echte) verjaardag, George
Living
in the material world, pakkende docu door Martin Scorcese over de
'stille' Beatle. Omdat die andere drie zo luid waren. De Beatle die
de beatlemania het meest relativeerde. When we was fab. Het zinde hem
niet echt. Liever mediteren. En trippen. En experimenteren. Zijn
tweede vrouw zegt: Als je George aanbood om vijf levens te hebben
of alle mogelijke ervaringen in één leven te proppen, dan koos hij
zeker voor dat één leven. Ik denk dat het wel gelukt is ook. Een
man van extremen. Zalen plat gespeeld, de hoeksteen van de grootste
band, die andere twee konden niet soleren, dus je gitaarwerk blijft
wat onderschat. Vergevingsgezind, even erg voor vrede als John, maar
zonder een icoon te willen zijn. Heel erg voor leven en laten leven.
Ama et fac quod vis. Zijn eerste vrouw mocht rustig voor Eric Clapton
kiezen. No hard feelings. Een brave mens, maar zoals Paul zei: 'he
didn't suffer fools gladly'. Maar toch vooral gefocust op vrede.
Vrede nemen met de tijd ook. 'All things must pass.' Yoko Ono zei dat
je er altijd zonder nadenken de waarheid uit gooide. Maar dat dat
wende, en dat het waardevol was. Je hebt nooit een 'image'
uitgebouwd. Er was nooit vrees om 'het' te verliezen. Want 'het' was
niets gekunstelds. En wat een evolutie in je muziek. Van snelle rock
naar sitar en Ravi Shankar. Mystiek. Een wens tot versmelting van
alle menselijke energie. We were talking about the space between
us. Loskomen van het ego, het stoffelijk lichaam als gevangenis,
als grens tussen mensen. Geen wonder dat je zo'n all natural
womaniser was. Je had een diep effect op vrouwen, al na een gesprek van twee minuten. Aanvaarding van de essentie van mensen. Je tweede vrouw, Olivia Arias kon er mee leven. 'You
lit up the room', zei ze. De Beatle met de meest uiteenlopende
vriendenkring. Zo gewoon blijven bij zoveel roem. Het is weinig mensen
gegeven. En waarschijnlijk de reden voor de roem. Altijd gewoon
George geweest en nooit willen indruk maken. En dat maakt indruk.
Ik groei op in een arbeidersmilieu. Ik
omhels de armoede en dweep er mee. Ik leid als enig kind aan
aandachtszucht, maar dat weet ik nog niet. T-shirt van John Lennon.
Working Class hero. Kapotte yeans broek. Op school vertikken van
algemeen Nederlands spreken, maar wel een streverke zijn. Als ik
goeie punten wil halen, is het om te bewijzen dat mijn pa geen idioot
is, omdat hij arbeider is. En voor de aandacht natuurlijk. Rond mijn
vijftiende krijg ik de klassieke stompzinnige inval dat je nog meer
aandacht krijgt als je negatief gedrag toont en haal plots
opzettelijk rotslechte punten. De trots omwille van mijn sjofele
afkomst, kent ook pieken en dalen.
Maar zeker tot mijn
12 ben ik er fier op dat alles bij ons oud is en meer dan een
tikkeltje aftands. Mijn vader en ik dagen er mijn moeder mee uit. Als
het aan haar lag, ging de helft van ons huishouden op de schroothoop.
Thuis spelen nog tweedehands vinylplaten en cassettes als iedereen al
lang is overgeschakeld op cd's. Ondanks de computerrevolutie zweer
jij bij je oude typemachine om kolderbrieven naar vrienden te typen.
Nooit zullen wij onze bovenverdiepingen kunnen verwarmen. We hebben
pas een badkamer (ook onverwarmd) als ik 16 ben. Tot dan wassen we
ons in een pastic tobbe, vlak voor de kolenkachel. Het zal duren tot
ik bijna een universitair diploma heb vooraleer ik mij goed
aangekleed voel in iets anders dan een kapotte jeans en een
over-sized te vaak gewassen T-shirt. Ja, ja, ik ben dan toch een
sell-out geworden. Ik zit liever in een duur restaurant dan in een
bruin café. O, de schaamte om dat te bekennen.
Maar tot voor mijn
studentenjaren, zit ik volop in de klassenstrijd en spuug ik op alles
wat bediende is of veel geld heeft. Alle macht aan de arbeiders. De
revolutie begint met kleinigheden. Op school sta ik er op om mijn
arbeidersdialect te spreken. Stagiairs sla ik uit hun lood met grove
uitspraken die volgens de boze directrice 'erger zijn dan cafépraat'.
Tegenover schoolkameraadjes overdrijf ik de armoede. Ok, onze auto
is een rammelkar, we maken nooit verre reizen en we kopen geen dure
kleren, maar ik heb genoeg Playmobil om een kloeke maquette te maken
van de slag bij Waterloo en we eten elke dag koninklijk. Tegenover
speelkameraadjes benadruk ik vooral dat er in de winter vriesbloemen
op onze ramen staan. Als ik veel later lees dat er zoiets bestaat als
een theatrale persoonlijkheid, heb ik een groot aha-moment.
Rond mijn elfde ben
ik vet. Veel eten en geen sport. In mijn vrije tijd verslind ik
strips. Ook stripverhalen hebben we bij de vleet. We kopen er een
twintigtal per week. Vijf tantes en twee grootmoeders sponsoren deze
verzamelwoede. Arme mensen geven graag. Helaas associeer ik strips
lezen op een soort Pavloviaanse wijze met eten. Per stripverhaal eet
ik een zak chips of een snoepreep. Mijn vader moedigt dit aan. Hij
wil van mij een bodybuilder maken. Helaas heb ik alleen de
calorie-inname van een bodybuilder. Trainen doe ik pas vanaf mijn
zestiende. En dan nog altijd op amateuristische wijze thuis. You are
your own gym is een prachtig boek. Ik ben te bang van macho's om mij
alleen in een fitnesszaak te tonen. En op mijn zestiende is mijn
vader al te uitgeblust om mee te gaan. Alleszins, ik houd zo'n trauma
over aan mijn periode van obesitas dat duursport vanaf mijn zestiende
een imperatief wordt. Tot jij dood bent.
De eerste macho die
mij trouwens letterlijk de daver op het lijf jaagt, ben jijzelf. Tot
mijn zesde levensjaar durf ik nog ruzie met je zoeken. Als ik echter
zichtbaar een verwijfd (pafferig gezicht, mannentieten!!) en vet
uiterlijk krijg, durf ik je niet meer aankijken. Als je na de late
ploeg thuis komt en mij uit bed wil halen om samen naar de BBC te
kijken, doe ik alsof ik slaap, ook al dat doet dat vreselijk veel
zeer om jou zo te negeren.
Ik zak door de grond
als je mij aanraakt, durf geen woord meer tegen je te zeggen en zal
altijd stotteren als je mij iets vraagt, nochtans ben ik geen
stotteraar. Ik kan in jouw tegenwoordigheid ook onmogelijk grappig
zijn. Dat terwijl ik op school te boek sta als de klasclown en een
leerling die apart moet zitten, omdat hij anders zijn mond niet kan
houden.
Bijna het enige wat
jij en ik samen doen: rommelmarkten afdweilen. Jij op zoek naar oude
vinylplaten die je enkel koopt als ze minder dan 3 euro kosten, ik op
zoek naar stripverhalen, en later naar Engelstalige romans. Mijn
Engels is al op jonge leeftijd absurd goed, alleen in de buurt van
jou krijg ik er geen woord Engels uit. Verder plukken we ook samen
sperziebonen. Een groot stuk van onze tuin staat er vol mee. Op zo'n
onstuimige wijze aangelegd dat we eerder een groentejungle dan een
typisch Vlaams gemillimeterde moestuin hebben. De buren staan er vol
verwondering naar te staren. Bang dat er Vietcong opduikt van tussen
dat groene gevaarte.
Je bent te zwaar
belast door het fabrieksleven om dingen netjes en tijdrovend
conventioneel te doen. En ik ben te onhandig. De sperziebonen maken
we samen schoon, buiten op het terras, terwijl van binnen de klanken
van punk en bluesrock komen aanwaaien. Ik durf nooit een woord te
zeggen en voel me geen persoon, maar een mislukte kopie, een
gehandicapte afsplitsing van jou, mijn grotere, sterkere, mondigere,
knappere, zelfverzekerdere vader. Ik ben te jong om door al je
bombastische gedragingen heen te kijken. Al geloof ik tot de dag van
vandaag, jaren na je eigenhandige euthanasie, dat je ego werkelijk
een betonnen bunker moet zijn geweest. Zo eentje van die Flak-torens
die bij de slag om Berlijn, eind 1945, die nog steeds wijde gaten
sloegen in de oprukkende Aziatische Russenhorde.
Ja, mijn passie voor
geschiedenis heb ik van jou geërfd. Als kind raakten vooral
ongelijke gevechten mij. Als ik met plastic soldaatjes wereldoorlog
II uitbeeldde, had ik nooit genoeg jappen en moffen. Underdogs die
zich fanatiek dood vechten tegen een overweldigende vijand. Als je
opgroeit als underdog raak je snel verknocht aan alle andere
underdogs, zonder toen veel aandacht te schenken aan ideologie. Het
gevoel van onderdrukking beheerste ons.Als een bitterzoete koorts die ons vervulde met koppigheid, drang om te weten en een bovengemiddeld grote pijngrens, om ons toch op iets te beroemen.
En ik moet zeggen:
je zelfmoord was een bui die ik als kind al zag hangen. De
overweldigende vijand waren het fabriek en de maatschappij die mijn
diplomaloze, doch bijzonder intelligente vader, die de
kwaliteitskranten verslond en elke dag zijn ziel leegtypte, geen
enkele kans gaven. Pas veel, véél later durfde ik afstand doen van
die visie en je en gebrek aan optimisme verwijten. Pas toen zag ik
hoeveel faalangst er in jou zat. Je angstquotient hield je
intelligentiequotient mooi in evenwicht, zodat je nooit iets ondernam
dat enige kans van slagen had om je situatie te verbeteren.
Ik durfde pas laat
bekennen dat ik heilig en domkoppig geloof in de self-made man uit de
American dreams. Er is trouwens nog iets dat jij en ik samen deden:
zandkastelen bouwen op het strand van Bredene. Als onze kastelen dan
onvermijdelijk afbrokkelden in zee, werd ik zo triestig als toen ik
de kruisweg van Jezus zag op het einde van de kaskraker 'Ben Huhr'.
De onvermijdelijkheid van lijden zat er al vroeg diep in. Nog steeds
geloof ik dat ik altijd al in de rouw was, omdat jij jezelf had
afgeschreven en ik moest leven in jouw plaats. En alle dingen moest
proeven, die jij niet of te weinig had geproefd. Dat geeft mij het
gevoel alsof ik altijd te snel heb geleefd en van het ene extreem in
het andere ben gedoken. Om maar te bewijzen: pa, je bent je leven
waard, blijf nog bij ons, kijk eens wat een vedette je zoon is! Dat
heeft hij alleen aan jou te danken! Blijf toch bij ons, dat universitair diploma is ook van jou.
Toen je het dan
eindelijk deed, was mijn vergoddelijking van jou helemaal af.
Instant martelaarschap. Je had geleden voor mij, om mij, pas
afgestudeerd aan de universiteit, een beter leven te geven. Merci,
merci, merci. Godver, wat heb je dat goed gedaan, dat meen ik
serieus.
Maar...
Als je ooit
verrijst, moet je echt wel met meer vrolijkheid opstaan, ik kan de
wolk uitzichtloosheid echt niet nóg eens aan. Al kan ik de zwarte
humor die er het gevolg van was dan nog zo goed smaken. Pa, wees
optimistisch of wees niet. Dus dan maar niet, hoor ik in de verte.
Nog vijftig pagina's
van de 53, ééntje voor elk levensjaar. Kerel, nu moeten we het echt
over jou hebben en niet meer over mij. Over mezelf lullen kan altijd
nog. Maar als ik jou geen biografie schrijf, dan doet niemand het
meer. Een biografie voor iemand die volgens de normale
geschiedschrijving nooit een biografie of zelfs geen voetnoot zal
krijgen, maar er toch een verdient, als ode aan de levenskracht in
jou, die het dan misschien nooit tot het podium van de
wereldgebeurtenissen heeft geschopt, maar godverdomme toch
opmerkelijk was, ook zonder de camera's van het avondnieuws.
Cappuccino :: Feedback van een volbloed perfectionist
Een volbloed perfectionist met een
wiskundeknobbel, een talent voor vechtsporten, een hart voor literatuur en een rode boon voor
collectieve initiatieven. Het is een zeldzame combinatie. Maar ik ken
zo iemand. Een collega. Zo iemand die bovenop zijn kerntaken nog een
paar balen extra hooi op zijn vork neemt. Van die karweien die andere
mensen alleen zien als hij ze plots niet meer zou doen. Ge zoudt
denken dat een volbloed perfectionist u de huid vol schreeuwt als ge
fouten maakt. Maar nee, hij heeft ook nog eens een perfectionistische
zin voor tact. We mogen het woord 'kritiek' schrappen als iedereen het zo verpakt. Als zo iemand op uw blog terechtkomt en zijn mening
geeft, dan luistert ge als ambitieus schrijverke vierdubbel. Normaal
is zijn feedback vrij uitgebreid. In het geval van Vrouwenalfabet op mijn Engelstalige blog was hij zeer bondig. Ge moet
een uitgever vinden. 78 pagina's in word op een blog smijten, het is
natuurlijk een debiele ontkenning van alle blogregels. En raad van
een volbloed perfectionist negeren is nog debieler. Dus om ergens te
beginnen, gezocht: uitgever. En omdat hij er anders vriendelijk wat van zegt of het joviaal in mijn plaats doet: niet vergeten linken naar blogs die ik vermeld.
Nog
elke ochtend draait één keer Nevermind of Bleach of In utero of
With the lights out, vooral cd 3 van With the lights out, als 'k echt
met loden voeten uit bed kom. Er zit dan ook weinig dood in uw
muziek. 't is accuut leven. Alsof ge gevild door 't leven gaat en
elke indruk gruwelijk intens op u inbeukt in een wereld van
self-delusional phonies. 't leven is vreselijk, maar eens ge dat
aanvaardt, is het goed en leefbaar. Berusting. I'm on a plain, I
can't complain. Onthechting. I think I'm dumb, or maybe just
happy. Slaaf zijn van egocentrisme en in opstand komen tegen uw
eigen ego. I like myself better than you, I know it's wrong, but
what can I do. Oplossen in een ander. It's now my duty to
completely drain you. Overdonderend liefde. I'd like to eat
your cancer when you turn black. Nederigheid. Serve the
servants. Geilheid en hedonisme. She has a moist vagina.
Marihuana. Escapisme. Grandma take me home. I wanna be alone.
Passief-agressief. I'll take the blame again. Sarcasme.
Forever in debt to your priceless advice. Haat tegenover alle
vormen van arrogantie. What's my biggest fear? People who have
seen it all and let you know it. Verwondering. It amazes me the
will of instinct. Feminisme. Never met a wise man if so it's a
woman. Verlangen naar de ultieme bevrijding.Distill the life
that's inside of me. Levensangst.Throw down your umbilical
noose so I can climb right back. Bijtende aanval op
zelfvoldaanheid. Self-appointed judges judge more than they have
sold. en eindigen in schoonheid It's better to burn out than to
fade away.
Tags:Nirvana, grunge, Kurt Cobain, levensangst, verjaardag Kurt Cobain, Nevermind, In Utero, With the lights out, Bleach
Cappuccino :: Bloedboeken
Oh,
the guilt. Toen ik in een Duitse docu van ARD
zag hoe Amazon.de er in slaagt mij nagenoeg nagelnieuwe boeken te
bezorgen aan 3,01 euro per stuk. Roemeense en Spaanse uitzendkrachten
die ze uitpersen onder het alziend oog van een extreemrechtse
bewakingsgroep, HESS. Benauwend om vast te stellen dat ik daar met
enkele muisklikken aan heb meegewerkt. Gelukkig regende het
verontwaardige reacties van Duitse klanten. Amazon.de verbrak meteen
de banden met de neo-nazi's. Ik mag mij dan misschien aan een
prijsstijging verwachten, maar er zullen hopelijk enkel bomen en geen
mensen sneuvelen om mij mijn favoriete boeken aan huis te leveren. Misschien in mijn steenkolenduits ook eens een klacht sturen naar hun klantendienst. Om mijn Duits met haar op te begrijpen, zullen ze wel geen neonazi's nodig hebben.
Cappuccino :: Leven in het nu en nooit meer nijdig zijn
Vannacht
in slaap gevallen bij Eckhart Tolle op youtube. Net zijn boek uit.
Awakening to your live's purpose. Graag een gezondere invulling
dan leven om te schrijven. Boek gaat over uzelf bevrijden van
de nukken van uw ego. Een full-time job. Maar 't betert. Sprak 2
journalisten van Belga en ik was zelfs niet jaloers. Tot een 4de bij
Knack bleek te werken. Mijn ego braakte toch 33cl zuur. Snel
opgekuist. Leven in het nu. Het nu is al wat er is. Je bent niet je
job, niet je prestaties en niet je ego. Yippie. De bevrijding. Dank
u, Eckhart Tolle. Het was een mooie dag met een aaneenschakeling van
nu's. En in elke nu was er geen enkel probleem. Problemen zijn er
gisteren en morgen, maar niet in het nu. En die kerel bij Knack: het
is je gegund. Ik moet succes toejuichen overal waar ik het zie,
anders loopt het weg van mijn ego.
Kerel
op trein. 9 to 5 jobke en thuis gamen, shooters, knal, knal. Sociaal
engagement geen cent meer dan de staat oplegt. Geen tijd voor een
vriendin. 's Avonds snokken bij een paar internetmokken? Kwakske moet
weg. Een held van onze tijd. Het westen sterft uit. Energetische
sterfputten. Niet voortgeplant door maximale lustbeleving, heerlijk
alleen. Het kan mij niet verdommen. Ik ben pro collectieve
voortplantingsstop. Maar een bewuste voortplantingsstop had ik
spiritueler gevonden dan zo'n toevallige. Omdat de knoppen van
gamepads lekkerder zouden zijn dan de lustknoppen van het andere
geslacht.
Een miljonair gaat aan de schrijf over
vrouwen. Hij is net gescheiden en zet het allemaal eens op een
rijtje, hoe dat zo gaat, een man en de vrouwen in zijn leven.
Stijl
Stilistisch komt Vrouwen van de
korte-zinnen-school. Korte zinnen voor een kort, maar krachtig
effect. Dat werkt. Als de geladenheid, de intensiteit van het
vertelde ook nog goed zitten. Er zijn intensere boeken dan Vrouwen,
maar met de taal is op zich niets mis. De zinnen lopen, de
beschrijvingen haperen niet en zijn niet bij het haar getrokken. Fons
Burger doet ook niet krampachtig zijn best om literair te 'scoren'.
Misschien heeft hij zich zelfs onbewust een beetje ingehouden om niet
alle stijlregisters open te trekken.
Verhaal
De stijl is ok. Wel is het boek nogal
op zoek naar een verhaal. Van enige spanningsboog is geen sprake. Wie
uitsluitend spannende boeken leest, zal zich niet kunnen vinden in
dit boek. Wie zich wil laten opgeilen met soft-porno ook al niet. Wie
op een beeldende, dromerige manier iets wil leren over de mannelijke
psychologie heeft er meer aan. Trouwens opvallend hoe dit soort
boeken voornamelijk door vrouwen worden gelezen. Geen flauwe
chicklit, maar een boek dat een eeuwig thema eens iets nieuws wil
bijbrengen. Of toch andere invalshoeken.
Opbouw
Het
boek heeft twee verhaallijnen. Een coming-of-age-verhaal van
de hoofdpersoon als puber. Doet zeer vaag denken aan 'Eros en de
eenzame man' van Boon, maar de hoofdpersoon staat steviger in
zijn schoenen en is niet zo hulpeloos.
En dan als tweede verhaallijn is er the
coming of a midlife-crisis in een later stadium, Deze twee
verhaallijnen worden steeds afgewisseld met korte fragmenten. Dat
vertraagt het verhaal nogal en is een beetje vervelend. Ik kreeg het
boek niet in één ruk uit. Al went het wel.
Dat de oudere hoofdpersoon een
miljonair is, lijkt nogal sterk op een excuus om de handen vrij te
hebben om van vrouw naar vrouw te springen, zonder verhaal, zonder
inzet voor de hoofdpersoon. Meeleven met de miljonair valt moeilijk.
Met de jongere hoofdpersoon, die veel meer voor een uitdaging staat
-een totaal nieuw element een plaats geven in zijn leven: seks- gaat
dat een stuk makkelijker.
De fragmenten met de eerste seksuele
belevenissen van de hoofdpersoon zijn intenser, beeldrijker en
verruimen de kijk van de lezer op wat seksualiteit is. Mooi is
bijvoorbeeld hoe de jongen stopt met overmatig masturberen van zodra
hij verliefd is. Zeer realistisch is ook dat de jongen bij het
masturberen zich vanalles kan voorstellen, maar net niet het meisje
waar hij op dat moment verliefd op is.
Fons Burger snapt de mannelijke
psychologie zeer goed. De theorie dat een man vijf vrouwen nodig
heeft, is niet baanbrekend, maar plausibel en herkenbaar.
Het boek heeft voetnoten, maar dat
aanhangsel lijkt toch meer op franje, dan een noodzaak. Het boek had
even goed kunnen werken zonder voetnoten. De voetnoten dienen
hoogstens als korte samenvatting van enkele concepten, die op zich
geen baanbrekend stof doen opwaaien.
Gewikt en gewogen
Voornamelijk schrijven over seks, is
als een soep koken met peper als hoofdingredient. Is peper lekker in
soep? Tuurlijk. Maar alleen maar peper, is niet te vreten. Porno
schrijven, vervalt al snel in iets als het beschrijven van de
toonbank van een beenhouwer. De beste seksscènes vind je in een boek
dat niet in de eerste plaats over seks gaat. Vrouwen is geen
porno, maar schenkt veel aandacht aan seks. Opwindende seksscènes
zijn opwindend binnen de context van een goed verhaal. Dat goed
verhaal ontbreekt hier, dus de seksscènes zijn niet opwindend. Maar
was dat de bedoeling van Fons Burger?
Waarschijnlijk niet. De bedoeling lijkt
mij eerder om clichés te doorbreken. De hoofdpersoon is geen
karikatuur van een macho. Hij valt niet op grote borsten, voelt zich
niet geraakt in zijn mannelijkheid als een vrouw hem in zijn kont
vingert. Spijtig is dat de hoofdpersoon blijkbaar over een grote lul
moest beschikken. Als het dan clichédoorbrekend moet zijn, had een
hoofdpersoon met een micropenis een heel ander verhaal kunnen
opleveren. En de erotiek ware opwindender geweest binnen de context
van een echt verhaal, maar dat zei ik al.
De hoofdpersoon is miljonair, lijkt van
het leven al niets meer te verlangen en heeft koppig besloten om een
boek te schrijven. Fons Burger lijkt hetzelfde te hebben gedaan: hij
moest en zou een boek schrijven. Over een onderwerp dat hem nauw aan
het hart ligt: vrouwen. Maar het is geen verhaal dat hij echt kwijt
moest, hij moest een boek kwijt en hij schreef er een. Het resultaat
is een boek dat bij momenten, zeker niet altijd, een beetje een ziel
mist, wat vooral duidelijk wordt in de dialogen.
'zei ze nadrukkelijk', als er bij moet
worden gezegd dat een personage iets 'nadrukkelijk' zegt, dan schort
er wat aan je dialoog, de lezer moet voelen dat ze het nadrukkelijk
zei.
Het boek krijgt je als lezer
voornamelijk mee, doordat je wel voelt dat de auteur een sympathieke,
ruimdenkende kerel is door fragmenten die wel een intense stem
hebben. En sja, lezen over vrouwen en seks is als pizza eten, zelfs
middelmatige pizza gaat er vlot in. De fragmenten met de 'jonge'
hoofdpersoon zijn met veel meer liefde geschreven dan de andere
stukken. Het ware interessant te weten wat de auteur daar zelf over
vindt.
Fons Burger kan duidelijk stukken
beter. Als hij zich concentreert op een echt doorleefd verhaal, zoals
in het 'jonge' gedeelte en niet zozeer op een tastbaar eindresultaat:
een boek. Mannelijke schrijvers hebben die orgasmedrang en er is niet
altijd passie nodig of geduld voorradig om tot dat orgasme te komen,
net zoals een boek ook sneller af raakt met boekdrang en
doorzettingsvermogen, dan met echte passie en vertelgenot. Fons
Burger heeft zeker en vast een grote passie voor vrouwen, maar in dit
boek blijkt dat maar gedeeltelijk.
Vrouwen was trouwens de titel
van mijn tweede poging tot een manuscript, 9 jaar geleden. Een
verdomd goeie titel voor een half manuscript dat qua inhoud goed leek
op Vrouwen van Fons Burger, maar door gebrek aan ervaring,
zowel als schrijver als op vlak van vrouwen, bleef steken in
beschrijvingen. Het boek zal alleszins een bijzondere plaats krijgen
in mijn boekenkast en ik hoop Fons ooit eens te ontmoeten.
Mijn eerste poging tot een manuscript
heette overigens Verkrijt mij, waar uiteindelijk alleen de
stripfiguur Verkrijt: (www.verkrijt.net)
is van overgebleven. Een stripreeks over het onderwijs, die op zijn
best is als ze daait om...
Gelezen :: Achter je angst, ligt je kracht, van Jonathan Alpert
In
het Nederlands klinkt de titel nog idioter dan in het Duits: 'Hinter
deiner Angst liegt deine Krat, 5 Schritte zu dem Leben das sie leben
wollen'.
Ik
lees nooit zelfhulpboeken in het Nederlands, ik lees die altijd in
een andere taal. Zo leer ik sowieso iets bij, ook als het een slecht
boek is dat mij inhoudelijk niets bijbrengt.
Dit
boek van Jonathan Alpert is ok. Niet geweldig, maar best ok. Alpert
maakte naam als therapeut van de grootverdieners van Wallstreet. Ik
zag hem voor het eerst in een ijzersterke documentaire over de
bankencrisis: 'Inside job', over de criminele praktijken van
topbankiers en traders en de zogenaamde 'onafhankelijke' economen die
het allemaal goedpraten. En ook over het type persoonlijkheid dat een
vijfde privé-jet wil kopen als er al vier op zijn oprit staan. Dat
is waar Jonathan Alpert verschijnt in de docu. Hij legt de
psychologie van die mannen uit.
Ik
googelde hem en het bleek dat hij een boek had geschreven. Ik
bestelde het in het Duits.
Ik
herken er veel dingen in die Anthony Robbins al (beter) uitlegde. Hij
begint zijn boek ook op dezelfde manier: door te zeggen dat klassieke
therapie een heel erg dure en heel erg nutteloze manier is om je
leven uit het slop te halen. Dat doet hij overtuigend. Hij is heel
erg gekant tegen de therapeut als 'neutraal' klankbord. Die aanpak
waar alles vanzelf opgelost raakt, als de patiënt al zijn problemen
aan de neus van de therapeut hangt, en de therapeut op tijd en stond
vraagt: 'hoe voel je je daarbij?' Zonder ooit een woord advies te
geven, een standpunt in te nemen of tot een andere actie aan te
sporen dan pillen slikken.
De
raad om je angst te overwinnen samengevat:
-loop
niet weg van je angst, maar confronteer jezelf ermee, alle angst is
angst voor het onbekende, de enige manier om angst te overwinnen is
die aanpakken
-beschrijf
je ideale leven, stel een realistisch plan op, begin direct stap voor
stap aan de uitvoering
-schrijf
op wat je tegenhoudt om je leven te veranderen, want we hangen vaak
vast aan situaties die we eigenlijk haten, uit angst van de kleine
voordelen die deze situaties ook geven te verliezen. Basically: wees
niet tevreden met alleen maar 'ok', als je leven niet geweldig
aanvoelt, dan is het niet geweldig.
-schrijf
alle voordelen op van de nieuwe situatie die je nastreeft, blijf
jezelf er aan herinneren
-focus
op wat je wil en niet op wat je niet wil, angsten vervullen zichzelf,
dus denk positief. Alpert kant zich wel tegen de 'filosofie' van The
Secret die zegt dat gedachten alleen dingen aantrekken. Alpert
benadrukt dat er natuurlijk ook actie nodig is.
Het
is allemaal niets nieuws. Anthony Robbins gaat veel dieper. De
oefeningen van Robbins zijn ook veel beter en leiden tot meer
zelfkennis en een betere inschatting van je geluksniveau, vroeger, nu
en zelfs in de toekomst en je doelen.Anthony Robbins slaagt er ook in om elke situatie in het leven anders aan te pakken, niet alleen de situaties waar je angst voor hebt.
Het
vijfstappenplan van Alpert is best ok, maar voor wie niet vertrouwd
is met zelfhulpboeken en zoals velen vastgeroest zit in
conformistische denkpatronen over hoe we ons leven moeten uitbouwen,
zal dit boek alleen zeker niet de grote doorbraak forceren.
Als
ik iemand maar één zelfhulpboek moet aanraden, zou ik dus zeker
niet dit aanraden.
Mijn
Syrische leerling is een Belg. Geboren in Zweden, maar opgegroeid in
Brussel. Zijn vader is Assyrisch, zijn moeder is Arabisch. Thuis
spreken ze Assyrisch en Frans. Arabisch spreekt hij ook, als hij op
bezoek gaat bij familie in Damascus.
Hij
heeft een bachelordiploma en hij wil graag zijn Nederlands
verbeteren. Zijn Nederlands is al goed en hij vertelt vlot. Over de
situatie in Syrië bijvoorbeeld.
Hoe
gaat het met je familie in Damascus?
Op
dit moment hebben ze het goed. We skypen regelmatig. Er zijn
natuurlijk problemen. Als ze van hun huis in de hoofdstad naar hun
huis op het platteland willen rijden, doen ze daar nu vijf uur over.
Vroeger duurde die rit maar één uur. Dat komt door alle
wegversperringen.
Ik
lees met hem een krantenartikel in de Metro over de buitenlandse
strijders die daar rondtrekken en moorden.
Die
komen binnen via Turkije naar Syrië. Ze worden opgeleid in Turkse
trainingskampen.
Ik
zeg dat de media hier doen uitschijnen dat Turkije zich bedreigd
voelt door boosdoener Syrië, alsof Syrië op het punt staat om Turkije aan te
vallen.
De
media hebben het helemaal fout, zegt hij.
De
rijke elite van bijvoorbeeld Qatar en Saudi-Arabië betalen arme
mannen uit bijvoorbeeld Libië om te gaan strijden in Syrië. Ze
laten zich vangen. Ze zijn dom. Ik hoop dat ze dom zijn, want
intelligente mensen doen zoiets niet.
Wat
gebeurt er als Assad (een naam die 'leeuw' blijkt te betekenen)
aftreedt?
Dan
is hij dood.
Wat
gebeurt als de rebellen Assad verdrijven?
Dan
zal de situatie in Syrië verslechteren. Vooral de minderheden zullen
veel slechter af zijn. De Christenen, de Koerden, de Assyriërs.
Buitenlandse krachten willen van Syrië een strenge moslimstaat maken
en daarom willen ze Assad weg.
Op
woensdag las ik samen met een studente een interview van Paul
Verhaeghe. Haar niveau is al heel hoog, dus het mocht wel een
complexe tekst zijn. Het was mijn eigen interview met Paul Verhaeghe,
maar dat heb ik haar niet gezegd. Ik heb mijn naam onder het
interview ook geknipt. Ik ben als ex-narcist in behandeling bij mezelf en oefen bescheidenheid.
Toen Verhaeghe het had over pestgedrag
op het werk en ruzie over trivialiteiten, werd ze plots emotioneel en
werd ik plots van leerkracht naar therapeut gekatapulteerd. Dat
gebeurt 80 procent van de tijd dat ik les geef. Ze vertelde een erg
trieste geschiedenis over hoe een vrouwelijke collega haar pestmails
stuurde. De reden: ze zou te luid hoesten!!
Al snel werd
duidelijk dat die collega zich erg bedreigd voelt (mijn leerling
heeft een beter diploma dan haar) en zich vooral bedreigd voelt door
andere vrouwen, als die aandacht krijgen van mannelijke collega's.
Zeer bizar. Echt gedrag van kleine kinderen.
Mijn
leerling staat gelukkig vrij stevig in haar schoenen, al zou je op
het eerste gezicht denken dat ze het voor de hand liggende
slachtoffer is, en stapte met de mails naar de baas. Ook zo dom van
die collega om haar slachtoffer alle bewijs gewoon kant en klaar in
de hand te leggen.
Niemand hoeft mij dus wijs te maken dat
Paul Verhaeghe in zijn boeken overdrijft, dat het niet klopt, dat het
uitzonderingen zijn of dat alleen psychiatrische gevallen zich zo
gedragen.
De
toenemende gevoelens van onmacht drijven velen tot frustratie en tot
idiote initiatieven om toch ergens een beetje macht uit te oefenen.
En als geen nuttig terrein gevonden wordt, om die macht te laten
gelden, dan kan het ook wel door een collega te terroriseren.
Mijn
eigen gevoelens van machteloosheid richten zich ofwel (negatief)
tegen mezelf, in mentale zelfverminking, een stem in mijn hoofd
brutaliseert mij dan, of (positief) in het ondernemen van actie.
Zo
schreef ik gisteren naar een tentoonstellingsruimte of ze wat hebben
aan mijn kortverhalen. Ze vragen om verhalen in te sturen en dan
zullen ze zien of ze die in een kunstinstallatie kunnen verwerken.
Het
zijn kleine babypassen voorwaarts, it's a long way to the top, if
you wanna rock and roll.
Ah,
ik moet wel zeggen, vroeger gaf ik mij ook over aan pestgedrag
tegenover collega's. Dat was voor ik Verhaeghe had gelezen. Ik heb, om maar één beschamend voorbeeld te geven, Ramsi Nasr (het geeft niet als ik zijn naam fout spel), nog gepest op
zijn Facebookpagina, tot hij mij ontvriendde.
Frustratie
is een gevaarlijk gevoel. Een schop in je maag van onzichtbare
krachten. Het enige wat je er mee kunt doen, is het zien als 'a call
to action' (merci, Anthony Robbins) en er iets constructiefs mee doen.
Pestmails
sturen is geweld en geweld keert zich altijd tegen jezelf. Dat mag
karma heten of een moreel axioma, maar het is zo.
Mijn
bewaarengel is ergens in augustus met (hopelijk maar een half)
sabbatjaar gegaan. Sindsdien voel ik mij zo'n beetje het balleke in
een pinball kast.
Een
van de tegenslagen van vandaag, was de reactie van een uitgeverij.
Omdat wij vooral niet alleen over successen willen berichten, maar
ook, in tegenstelling tot zowat iedereen, ook evenzeer ons falen met
u willen delen, zodat gij daar desgewenst lering kunt uit trekken, het
volgende:
From:
ldehaes@linkeroeveruitgevers.be To:
rigoreobstinato@hotmail.com Date: Thu, 20 Dec 2012 10:56:45
+0100 Subject: RE: uw interview in Humo
Geachte
Heer Peynsaert,
Ik
heb net uw ms gelezen, maar werd er niet echt door gegrepen. Ik vond
de verhalen vrij vlak geschreven, zonder spanningsboog, en ook
stilistisch excelleerden ze niet. Jammer.
Hier leer ik
tenminste iets uit. Andere uitgeverijen reageerden met een
standaard afwijsbriefje. Enkel uitgeverijen De Geus en Augustus
vonden het wel goed, maar meenden dat ze er geen breed publiek
mee konden bekoren.
Ik moet helaas akkoord gaan met je beoordeling van onze
lerarendecamerone.
In bijlage een ander soort kortverhalen.
Wil je vooral eens kijken naar Breek de cirkel en Scalpenjagers.
Merk je daar enige verbetering of ontbreken ook daar een
spanningsboog en stilistische kwaliteiten?
Breek de cirkel
stond onder andere in Gierik&NVT, maar goed, ik hoor liever
feedback van jou.
Beste groeten,
William
Toen
mijn vader eens afgewezen werd door een tamelijk obscuur tijdschrift,
stopte hij direct met schrijven. Mijn vader dacht dat je geboren werd
met talent of niet. Dat er zoiets als 10.000 uur met feedback nodig
was, daar had hij nooit van gehoord. Wij bestelden toen nog geen
zelfhulpboeken via Amazon.
Wel
deden wij toen het licht uit, vervloekten ons lot en sloegen de eer
aan onszelf. Dat is een goede, schone uitdrukking, die het goed
weergaf, wat wij toen deden, wij sloegen de eer aan onszelf en wij
trokken zelf de deur achter ons dicht. Mijn moeder vraagt mij zopas
of ik dat nu ook ga doen.
Nee,
ik ga dat niet doen. En 't moet op mijn gezicht geschreven zijn, want
't is al de tweede vandaag die mij zoiets vraagt.
Kunt
ge geloven dat ik BLIJ ben met de reactie van de Leo? Weet ge wat
uitgevers normaal antwoorden?
'uw
manuscript past helaas niet in ons fonds'
En
wat moet ge daar dan van maken? Weet ge hoeveel vragen dat oproept?
Was het te lang? Was het te kort? Moest de hoofdpersoon liever een
vrouw zijn? Scheelde er gewoon iets aan het einde? Moest het toch een
happy end zijn? Lag het aan de titel?
Vragen!! En geen antwoord, want
in dezelfde mail zeggen ze dan dat ze geen tijd hebben om die vragen
te beantwoorden.
Maar
de Leo, die antwoordt dus, die zegt kort en duidelijk wat er aan
scheelt: geen spanningsboog, stilistisch ook niets speciaals aan.
Awel,
daar kan ik iets mee aan. De spanningsboog is inderdaad ver te zoeken
in die verhalen. Ze zijn te beschrijvend. En er zitten opvallende
gedachten in, maar goed ja, een spannende pageturner is het niet. En
we gaan nu niet vervallen in een klaagzang over dat het toch barbaars
is dat de boekenmarkt enkel spannende boeken eist. We kunnen ons geen
andere realiteit wensen, we kunnen alleen maar proberen die realiteit
een beetje naar onze hand te zetten.
Dan
maar mét spanningsboog. U vraagt, wij draaien he. Schrijvers zijn
hoeren, maar dat had u vast al geraden.
Zeer veerkrachtig, in en
naast het bed, op en aan de schrijftafel.
Wat doet een schrijverke zo dagdagelijks om zijn literaire carrière levend te houden?
's
Morgens in den trein lees ik James Ellroy. Een autobiografisch boek
over zijn jacht op vrouwen. Geen platte zever over van het ene wijf
op het andere springen. Geen uitgesponnen CV van een zelfverklaarde
Cassanova. Nee, brutaal eerlijk. Waarom lees ik dat? Omdat zijn stijl
mij bevalt. En normaal schrijft hij thrillers en ik lees niet graag
thrillers. Waarschijnlijk meer uit haat tegenover modetrends, dan
omdat ik thrillers haat. Anyway, als ik beter wil schrijven, moet ik vooral leren van zijn stijl. Een beetje gelijk 't leven zelf, alsof iets u vooruit schopt, maar ge weet niet goed wat en ge weet zeker niet waar naar toe.
Overdag
op 't werk, schrijf ik in een groene notaboek alles wat in mijn kop
vliegt dat kan dienen voor een verhaal. Kans is groot dat ik er nooit
meer naar kijk, naar die notities, maar als 't idee echt de moeite
waard is, zal het wel eens schreeuwen van dat papier waar 't nu op
staat.
Terwijl
ik les geef, hoor ik de anecdotes van mijn leerlingen over hun werk,
en dat geeft een klein beetje troost. Na de les kus ik bijna de grond
omdat ik niet in de financiële sector moet werken. En de anecdotes
van mensen die vrede hebben met de 9 to 5 world geven mij een beeld
van wat zo'n mensen willen lezen NA vijf uur. En dat is meestal niet
wat ik schrijf. Daarom moet ik ook nog altijd les geven en kan ik
niet leven van schrijven. Daarom vermoordt schrijven mij nog altijd
een beetje meer dan het mij leven geeft.
's
Avonds thuis, schrijf ik dit, gewoon om op te warmen, en om regelmaat
te hebben. Schrijven is niet moeilijk, het is ritme en routine
opbouwen dat moeilijk is.
Ik
overloop ook alles wat ik ooit geschreven heb. En dat is nogal wat.
Ik heb geteld. 95 procent heb ik gewoon op kant gesmeten. In een map
gezet. Getiteld: niet goed genoeg. En dat is zeer beleefd van mij.
Het zijn verhaaltjes gelijk Stefanie Meyer ze waarschijnlijk ook
schreef, als ze vijf was.
Er
zei mij vandaag iemand dat ik mijn talent niet serieus neem en dat
daardoor anderen het ook niet serieus nemen.
Zeker iemand die ook te veel zelfhulpboeken (weinig zelf en
weinig hulp) leest.
En
als ik dan 95 procent van mijn oeuvre in de vuilbak heb gesmeten,
zonder enige emotie eigenlijk, ik heb niet zoveel emotie op overschot
dezer dagen, dan vertaal ik een paar pagina's van een Frans boek.
En
ik stel mij maar geen vragen bij waarom ik een schrijverken ben, want
ik heb gemerkt dat dat soort waaromvragen u doen verlangen naar een
zeer innige en long overdue omhelzing met Thanatos.
Ik ontmoet haar pas terug als ze 26 is.
Waarschijnlijk is ze nu afgestudeerd. Als mijn gevoel toen juist was, is
ze hard op weg om het helemaal te maken. Ze loopt 100 meter voorop.
Terwijl iedereen op de Arbat ingeduffeld is in de dikste mantels, slaagt
zij er nog altijd in om er flinterdun gekleed uit te zien. Ik zie enkel
haar rug, maar ik weet meteen dat zij het is. Alleen zij zou het wagen
om haar outfit te combineren met een Che-Guevara-beret, zeker in dit
land.
Ik ga achter haar aan, ze komt verdraaid snel vooruit in
dit gore sneeuwtapijt. De kleur van de vieze brij onder mijn voeten,
doet mij denken aan de vale kleur van de dood. De voorbije maanden heb
ik mijn eerste rouw doorgemaakt. Ik schud mijn sombere gedachten van me
af. Nog even en ik haal haar in.
Mijn blik streelt haar lange,
donkere krullen, die haar Joods zigeunerbloed verraden. De blikken van
de venten die haar passeren zijn komisch. Stuk voor stuk onderzoek ik
hen, om te zien of ze kans hebben om ooit tussen haar benen te komen. Ik
geloof van niet. t Zijn net schooljongens, als je ziet hoe ze hun
nekken verdraaien om nog een glimp op te vangen van haar wiegende kont.
Haar
kont is mini, maar strak, stevig en rond. Ik beeld me al in hoe ik haar
omdraai, haar beret afsnok en zeg: Hey, beret , ik kies mijn kameraden
wel zelf, hé. Op het toneel was het geen beret, maar een platok, een
typisch Russische hoofddoek. Ze zal de allusie snappen en in de lach
schieten. Misschien kus ik haar dan wel zonder verdere poespas. Platte
directheid apprecieert ze dan wel niet, maar moed vindt ze altijd mooi.
Ze
gaat echt snel, ik riskeer dat ik uitglijd als ik nog versnel. Ik stel
me voor dat haar dunne scherpe neus door de lucht klieft, dat ze daarom
zo snel is. Ze heeft de zelfde neus als haar moeder. Ik kan haar pesten
door straks met een vuile lach te vragen: Hoe gaat het nog met je
moeder? Is ze hier? Dan zegt zij met een halve lach en een
verontwaardigde stamp van haar voet: aach, bwa, posjlak. Vuilak,
viezerik, viezen tist. Vrouwenliefhebber.
Als ik haar bijna
ingehaald heb, vertraag ik. The moment of anticipation nog even laten
nazinderen. Mij voorbereiden op die naakte sprong in haar ogen. Me toch
een beetje wapenen tegen de wulpse lokroep van haar grote neus. Ik heb
altijd een voorliefde gehad voor vrouwen met grote neuzen. Mijn vader
drukte mij altijd op hart: hoe groter haar neus, hoe groter haar
libido. En dat adagium heeft mij nooit teleurgesteld.
Ik
herinner mij haar gezicht als ze klaarkwam. Eindelijk ontwapend,
eindelijk helemaal puur. Zelden een vrouw gekend die zich zo, with
complete abandon, zoals de Engelsen zeggen, kon overgeven aan ongeremde
aanrakingen. Gek ook, hoeveel vertrouwen ze had in mij, terwijl ze toch
enkel schimpende koosnamen voor me bedacht. Tsjort, Sotana, Posljak,
Hitrets.
Als een duivel iemand is die anderen in contact
brengt met hun ware menselijke natuur, ja, goed, noem mij dan gerust een
duivel. Dan heb ik mijn roeping gevonden in dit leven, dan zal ik
duivelen, mensen permanent verduivelen tot ze ontdaan van elke schaamte
zichzelf durven zijn. We stonden zo vaak samen op toneel, dat moest ons
taalgebruik wel aantasten.
Als we samen waren, bijvoorbeeld in
een café na een voorstelling, maakten we iedereen ongemakkelijk. Twee
ongegeneerde spraakwatervallen, die tegen de sterren op flirten. En
iedereen wist goed genoeg dat we beiden een lief hadden. Hun nijd,
omwille van onze brutaliteit, was de beste saus, en hitste ons beiden
op. Wij waren acteurs, wij verdienden ons brood met exhibitionisme.
Op jouw lange dijen zal mijn tong dansen als een sjamaan in trance.
Zon uitspraak, compleet over the top, maakte dat alle gesprekken in
het café schijnbaar nog door gingen. Maar je kon wel raden dat ze alleen
nog geïnteresseerd waren hoe het verder liep. En altijd had je
medestanders en antagonisten. De venten steunden mij en de vrouwen namen
haar in bescherming. De mannen hielpen niet, maar de vrouwen juist wel.
Hun betuttelende manier om haar in bescherming te nemen tegen mij,
maakte juist dat ze zich des te meer wilde laten gaan. Al was het maar
om te bewijzen: ik beslis zelf wel.
Ik ben op twee meter van
haar. Mijn ogen branden in op haar slanke taille, nauw omsloten door een
elegant mantelpakje. Die krullen van haar zie ik terug zwiepen langs
haar naakte rug, als ik haar van de zetel op tafel duwde, van tafel naar
bed, van bed tegen de kast, tegen de muur. Haar blanke huid, met die
roodbruine krullen. Aanraken deed ik haar overal, ik klauwde met mijn
vingers in haar vel, ik beet zacht in haar nek en presenteerde mij als
de vampier die haar schoonheid uitlepelde.
Ik shockeerde haar
met mijn voorstellen om haar menstruatiebloed te drinken. Al was het
maar om terug te horen Zotte beer, je bent gestoord, jij bent ziek. We
leefden ons uit met toneelkleren, ik verkleedde haar, zogezegd als
Catharina de Grote. Ze lag in bed met de Koninklijke houding van een
absolute heerseres. Macht perverteert altijd, zei ik, en ik sneed een
versleten bontjas aan stukken, zodat haar magische driehoek en haar
borsten er bloot doorheen prijkten. En dan nam ik haar zo, en zei ik en
passant: Joden neuken toch door een doek, hé? En dan was ik zelfs niet
meer posljak, maar svolotjs. Smeerlap hijgde ze, niet meer plagerig,
maar gemeend agressief, terwijl ik haar op haar knieën dwong, haar tegen
me aantrok en met draaiende bewegingen in haar stootte. Tegelijk
raasden twee vingers door haar slippery lane, één vinger langs
weerszijden van haar clitoris. Om haar te laten janken van genot, om
elke cel in haar lichaam er aan te herinneren dat ze blaakte van jeugd,
schoonheid en lust.
Ze was een uitdaging, bijna over de hele
lijn. Ivana was nauwelijks te shockeren, ook al beweerde ze van wel.
Haar opnieuw en opnieuw voorbij een grens duwen, verhitte mijn
levenskoorts met een graad of vier of vijf. Maar het feit dat ze een
vriendje had, kleurde de hele zaak natuurlijk nog in een extra tint. Ik
mocht die kerel trouwens wel. Een fijne gast met een sympathiek,
gevoelig karakter, niet de zoveelste kaalgeschoren Slavische macho.
Maar
wat wil je, de natuur besliste. Ik wilde haar, ik wilde haar omarmen in
genot en haar kunnen zien zoals ze echt was. Alles wat niet werkelijk
zij was, wilde ik wegkussen, zodat als ik in haar ging, ik in zuiver
Ivana ging. Omdat ik wist dat er ooit een einde moest komen aan onze
affaire, kuste ik haar zo, dat ik elk kenmerk van haar lichaam opslokte.
Opslokte om de leegte te vullen, die schreeuwde om haar. Een mens
apprecieert alleen wat hij op het punt staat te verliezen. Haar vriend
is het nooit te weten gekomen. Tenminste bij mijn weten dan. Wellicht is
ze nog steeds bij hem.
Als ik haar dan omdraai, hey, Beret, je
geloof die onzin in de kranten toch niet echt? Met haar knalrode
hoofddeksel in mijn handen, wacht ik tot ze van haar verbazing bekomen
is. En ik kijk haar aan en glimlach zoals alleen een vent kan lachen,
als hij weet dat hij elke nee van tafel kan schuiven. Terwijl ik zo voor
haar sta, voel ik weer hoe onze kernen communiceren in die woordeloze
taal waarvan elk woord een mens hitsig maakt en dronken van levenslust
en stuwende spanningen. Een instinctief contact dat je niet met iedereen
legt. Je weet dat het er is als elke gesproken zin tussen jullie een
lacherig effect krijgt. Misschien omdat het toch zon onzin is om dan
nog te spreken met woorden.
Ik informeer inderdaad naar de
moeder. En ik kan mijn opzettelijk animale hongerblik niet volhouden.
Met mama is alles goed, zegt ze kortaf. En met je vriend? Ze trekt
slap haar schouders op. Die heb ik voortaan altijd bij me. Ze haalt
een ketting vanonder haar jas en toont mij een zilveren kokertje. Ik heb
in mijn hoofd nog nooit zo luid gevloekt. Hoe is dat nu kunnen
gebeuren?, vraag ik. Lymfeklierkanker. Hij heeft zes maand gevochten
met alle kracht die in hem was. En dan is hij gestikt in zijn eigen
bloed. Ivana is nooit verlegen geweest om de verbale mokerhamer te
hanteren. We babbelen nog heel even. Ik zeg de clichédingen. Dat ik ook
pas voor het eerst een familielid verloren heb. Dat er geen enkele
manier is om je daar op voor te bereiden. En meer van dat. Zij haalt nog
enkele keren haar schouders op. We beloven later nog eens koffie te
zullen drinken. En dan draaien we ons om, gaan elk de andere kant op. Ik
duw mijn handen diep in mijn jaszakken en trek mijn nek in.
Een
vriendje, elk vriendje, schuif je opzij, maar een dooie, das wat
anders, die ligt stinkend tussen jullie in. De kilte van de dood nestelt
zich in jullie geslacht. En het enige vocht dat je van de vriendin van
een dooie krijgt, zijn tranen.
Een sms van een ranzige schurfthond. Ik
zie hem nog zitten in zijn ruime kantoor. Een glazen bureau met een
dik rood Arabisch tapijt onder. Met schilferige melkvlekken
besprenkeld. Als ik hem een document voorlegde om te tekenen, telde
ik altijd die melkvlekken. Of ik zocht patronen in die melkweg. Soms
kon ik er het gezicht van een trieste nar in zien, zij het dan met 1
oor en 1 oog en geen haar. Maar toch, een nar, gek van verdriet, met
een halve zotskap op zijn hoofd.
Ik moest me op iets concentreren, want
naar de handen van onze ambassadeur kon ik echt niet kijken. Met die
gouden ringen om zijn vettige vingers. Die gouden pen die hij in zijn
knuist hield als een kleuter een wascostift. Niet alleen vond ik zijn
vingers lijken op varkensworsten, enkele waren ook zo vergeeld dat ze
op sigaarachtige hondendrollen leken. Zijn lijfgeur maakte het er ook
niet beter op. In zijn bureau hing een zurige walm, als van de resten
van een visgerecht die al dagen op het aanrecht staan. Die geur
moffelde hij wat weg met een overvloed aan deo, een standaard
mannendeo. De geur was nog het best te vergelijken met de stank die
hangt in kleedkamers van vervallen fitnesscentra.
Achter zijn rug om noemden we zijn
kantoor het abbatoir. Als de mannen van onze lokale staf naar zijn
kantoor sloften, zagen ze er uit als lammeren die wisten dat er hen
straks iemand bij één achterpoot liet hangen en hun keel over sneed.
Hij zelf zag er op geen enkel moment uit als een ambassadeur, maar
eerder als een opgezwollen veeboer, die flink wilde etaleren hoeveel
poen hij schepte met het kweken van beesten. Daarom al dat walgelijk
pompeuze goud. Als ik iemand zie met goud op of om zijn lijf, weet ik
al meteen dat we geen beste maatjes worden.
Ik ben als diplomaat in tientallen
landen geweest, heb heel wat ambassadeurs gekend. Sommige daarvan
waren echte kampioenen, mensen met een hart voor mensen. Een en al
positieve drive. Andere waren gewoon berekende bloedzuigers. Voor hen
was buitenlandse zaken alleen maar de nek waar ze het zoetste bloed
konden zuigen. Hij was de ergste in die soort.
Tot ik die sms kreeg, dacht ik nooit
nog wat van hem te horen. Ik hoopte ooit wel iets in de krant te
lezen over hem. Dat zijn vieze hobby aan het licht was gekomen. Dat
er een onderzoek was ingesteld. Dat hij zijn diplomatieke carrière
helemaal kon opdoeken. Dat zijn echtgenote hem helemaal had
uitgekleed. Dat hij in voorarrest zat. Dat zijn celmaten elke avond
zijn mannetjeskut uitwoonden met knoertkanonnen van lullen. Dat hij
zijn kak geen halve minuut meer kon ophouden. Dat hij wakker werd in
zijn eigen stront, met zijn kont vastgekoekt aan zijn matras.Dat hij
tegenwoordig zo'n trechteranus had, dat je een kattin en vijf jongen
in zijn reet kon laten nestelen. Dat die kattin zijn lul alleen nog
gebruikte als krabpaal.
In land X was zijn lul een ornamentele
sabel en de wachters van onze ambassade moesten die dagelijks
opblinken met de precisie en inzet van een koninklijke
erewacht.Waarom het die wachten moesten doen, is mij nooit duidelijk
geweest. Daar bestaan toch clubs voor? Zelfs in land X bestaan daar
clubs voor. De geilste van allemaal waarschijnlijk, want inderdaad,
het mag niet in land X. Dat maakt het natuurlijk alleen maar
lekkerder voor de mensen die de Griekse beginselen zijn
toegedaan.Verbod maakt een lekkere saus. Waarschijnlijk was ie
gewooon bang dat ie bekenden tegen het lijf kon lopen. In die obscure
underground scene weet je natuurlijk nooit wie er allemaal aan je
piemeltje sleurt. Ik denk echter dat hij vooral kickte op het
machtsmisbruik. En 't was een ongeloofelijke krent. Een schandknaap
betalen voor geleverde diensten zat er niet in. Ik heb hem eens
twintig minuten weten ruzie maken met een kelner, omdat er op een
rekening van meer dan 150 euro een sausje stond dat hij niet besteld
had. Een sausje van 40 cent. Twintig minuten ruzie voor 40 cent. En
die gozer verdiende in een maand wat heel het restaurantpersoneel
samen verdiende, in één jaar of nog langer, wie weet.
Toen ik opgeroepen werd als getuige in
zijn proces, was ik even blij als met een winnend loterijlot. Nee,
verdomme, blijer. Ik heb mijn zoon gebeld, ik was toen net even drie
weken thuis en niet op verplaatsing, en jongen, we hebben het op een
zuipen gezet. Die zoon van mij is twee keer zo groot als zijn ouwe en
als die het op een hijsen zet, moet je uitkijken. Nee, ik heb een
heerlijke zoon.Goeie knul. Studeert architectuur. Knap moeilijk, maar
hij worstelt zich met de vingers in de neus door alle tentamens. Als
hij niet studeert, is hij de hort op met vrienden, in hun zeilboot.
Ze zeilen als vikings, zo snel. Als ze een haven binnenvaren, spelen
ze voor de grap, keihard 'Immigrant Song' van Led Zeppelin. Ken je
die? Een nummer over een plundertocht van vikings. Heeft het ritme
van snel en agressief roeien. Heerlijk man. En als hij niet zeilt,
nou dan hijst hij bier en zit hij achter de vrouwen aan. Kortom, een
zoon om helemaal trots op te zijn. Echt helemaal super.
Dankzij die Droogebrandt krijgt mijn
zoon dus straks alle gore shit te lezen die zijn vader heeft
uitgevreten. Ja, ja, Droogebrandt is natuurlijk leep. Die dekt zich
wel in. Heeft hij dus mijn hele dagboek gekopieerd. Dom van me. Echt
hard dom van me. Eén keer heb ik mijn laptop op kantoor gelaten,
daar in land X, en die ene keer heeft hij het gelapt om mijn dagboek
te kopiëren. Is natuurlijk poepsimpel. Heeft hij niet eens zelf
gedaan, 't was een digibeet eerste klas. Om ambassadeur te zijn,
kwalificeer je het makkelijkste als je helemaal niks kunt. Nee, een
van zijn pijpslaven heeft dat voor hem gedaan. Zijn handen stonken
vast nog daar die piemel toen hij mijn laptop verkrachtte.
700 pagina's in word. De grote
Clint-leak. Zo heet ik. Clint is mijn bijnaam. Clint Eastwood
symboliseert als acteur hardhandige rechtvaardigheid.
Rechtvaardigheid met of zonder steun van de wet. Ik heb ooit eens
iets totaal illegaal gedaan om iemand uit een hellegat te redden.
Details hoeven niet. Dat is één van de heel weinige dingen die ik
zelfs niet opgetekend heb in mijn dagboek. Gelukkig, want dat zou pas
echt een ramp zijn. Alleszins, één collega heb ik het ooit verteld.
Die begon mij toen Clint te noemen. Hij vond toch al dat ik op hem
leek. En de bijnaam plakte. Sindsdien noemt iedereen me Clint. Ik
introduceer me wel nooit zélf als Clint. Laat het maar aan andere
mensen over om te beslissen of ik Clint ben voor hen of niet.
Die 700 pagina's krijgen mijn vrouw en
mijn zoon straks dus te lezen. Dat dreigt de sms toch. 700 pagina's.
Het zijn er nu 900. De laatste 200 bestonden toen nog niet. Mijn
verhouding met een Albanese furie, een echte neukgriet, die alleen
geen zin had als ze diep in slaap was, die ontbreekt dus. Veel
verschil maakt het niet. De eerste 700 zijn smerig genoeg. Heel
smerig. Ik heb er alles van me afgeschreven wat me ook maar een
beetje van mijn stuk bracht, in die hele diplomatieke carrière van
me. Met de schunnigste, meest vieze termen die ik kon bedenken. En
dat waren er toen heel wat, want ik hing altijd uit in de bruinste
kroegen. Ik heb nooit wat gehad met schone schijn, ik hou van lekker
ruig. In mijn hele diplomatieke carrière heb ik niet één keer een
stropdas gedragen. Blijf ver uit mijn buurt, met die stoffen slangen.
Eretekens voor mensen die hun ziel hebben verkocht. Meer is het niet.
'kijk naar mij, ik conformeer, ik ben hoer voor geld' Dat zeg je met
die dingen. Godverdomme, jongen, nee. NON SERVIAM.
Ik ken geen flikker Latijn, ik heb
helemaal geen formele educatie gehad, maar ik ken wel elke catchy
slogans. Die Romeinen moeten de eerste reclamejongens in de
geschiedenis zijn geweest. Nemo me impune lacessit, vind ik ook een
hele leuke. Niemand lacht ooit ongestraft met mijn bek. In de
praktijk kan je zoiets moeilijk consequent waar maken, maar ik vind
wel dat je het moet proberen. Wie onrecht ongestraft laat, zet de
hele mensheid in de zeik. Ik heb niet veel principes, maar dewelke ik
heb, die zitten goed verankerd, hoor. Ik ben voor ruig en geen gezeik
en geen gekwebbel en ook geen geroer rond die pot. Nee, godver, in
die pot is het te doen. Recht vooruit.
Maar. Grote maar: netjes. Ik ben voor
netjes. Wij mensen moeten verdorie wel respect voor elkaar hebben.
Neem nou zo'n ambassadeur. Het kan mij geen flikker schelen of die
nou 20 piercings in zijn oorschelp jaagt of graag een pamper draagt
of alleen kan klaarkomen als zijn wijf met hoge hakken over zijn buik
jogt of zich zo te barsten vreet dat hij een pens meezeult zo groot
als een goed ontwikkeld walvisjong. Kan mij allemaal geen moer
schelen, zolang iemand zijn werk netjes doet en respect heeft voor
iedereen. Heel simpel.
Waar ik niet tegen kan, is als mensen
moedwillig andere levende wezens gaan zitten jennen, folteren of
anderszins schade gaan berokkenen. Dat geldt dus ook voor dieren. Heb
ooit eens een zwaar geketende labrador vrijgekocht. Heeft mij toen
een hele smak geld gekost, maar ik kon het niet aanzien. Dat zielige
beest op een mini-koertjes aan de ketting, pal in de hete tropische
zon. En als ik zoiets doe, hoef ik achteraf zelfs geen dank te horen.
Al moet ik wel zeggen dat de dankbaarheid in de ogen van die hond, de
meest oprechte, diepgaande expressie van dankbaarheid is geweest, die
ik ooit gezien heb. Als ik ooit bewust dood ga en mijn leven in een
flits aan mij voorbij trekt, dan is dat paar vochtige ogen zeker nog
een deel van die flits. En daar ben ik ook weer dankbaar voor.
Altruïsme is natuurlijk nooit zo heel erg altruïstisch, dat weet ik
goed. We streven allemaal maar naar zo veel mogelijk welbehagen in
dit leven. En daar doen we goed aan, want straks zijn we allemaal
hard dood. Het kan zo gebeurd zijn, dus laat ons godverdomme nog een
biertje nemen.
Hey, maar, neem nou die zoon van mij.
Die haalt zijn kicks uit het leven en die studies van hem pakt hij
netjes aan. Helemaal top dus. Nog voor hij die hele zooi gaat lezen,
ga ik stevig bier drinken met hem en dan vertel ik hem alles zelf
wel. Kan hij zich de lectuur van 700 pagina's zonder enige
interpunctie en vol spellingsfouten (want ik schreef natuurlijk
schroeiend snel en altijd beneveld en in opgefokte toestand)
besparen. Nee, echt, dat komt goed. Ik kan mij dat gesprek al woord
voor woord herinneren en het moet nog komen. Die zoon van mij, die
snapt het. Dat ik alles met een rok genaaid heb achter de rug van
zijn moeder om, ok, dat kan even slikken worden. Maar hij moet weten
wie zijn ouwe is. En godverdomme, 't is zelf een vent. Hij weet zelf
ook dat je niet langer dan twee jaar en vier maand met hitsig
genoegen op de zelfde vrouw kruipt.
Dat gáát gewoon niet. Zo werkt het
nou eenmaal NIET. Een vent moet kunnen jagen. Die heeft variatie
nodig. Als je als man de jacht opgeeft, stop je met leven. Dan komt
er vet op je lijf te zitten, want dan hoeft het allemaal niet meer.
Vadsig is de vent, die niet meer leeft om het vrouwvolk te plezieren.
Mannen jagen op kut, dáárom accumeleren ze kapitaal, dáárom
willen ze een dikke sjees, dáárom willen ze een grote keet bouwen
met een loei van een oprit. Ze willen kut kunnen kopen. Niet
rechtstreeks, maar onrechtstreeks. De details van hoe attractie
tussen man en vrouw werkt, kan iedereen elders lezen. Hele
bibliotheken puilen uit met die shit. Kort gezegd: zo'n vrouw wil een
stabiele vader voor haar kinderen, het moeten niet per se zijn
kinderen zijn, maar hij moet wel stabiliteit geven. En in ruil wil ze
met plezier met de benen wijd gaan. Een man heeft variatie nodig. En
als dat niet zo is, moet je nodig naar je schildklier laten kijken,
want dan loopt er echt iets mis met je hormonenhuishouding, hoor.
Daar hoef ik geen endocrinoloog of whatever voor te zijn.
Goed, de zoon, dat komt dus goed, nee,
dat komt heus goed. Blijft de vrouw over. Delphine heet ze trouwens.
Klinkt als de naam van een oud besje dat alleen nog buiten komt om de
twee meter stoep voor haar deur te vegen en om naar de mis te gaan,
maar dat is het niet. Ik heb een prachtvrouw. Echt, een prachtvrouw.
Alles doet ze voor mijn zoon. God, jongen, ze koopt hem zelfs
seksboekjes. Ok, de meer verfijnde seksboekjes, maar kom, het blijven
boekjes met blote tieten. Voor mij regelt ze ook alles. Zonder die
vrouw van me, ben ik een totale chaoot. Jongen, ik kan zonder haar
nog geen hemd kopen. Multitasken dat die vrouw kan. En een energie!
Jezus, man, als die ergens aan begint, dan is het niet morgen
geregeld, maar gisteren.
Weet je waar ik haar leren kennen heb?
In volle oorlog. Echt waar, vlakbij en gloeiend heet aan het front.
In Libanon was het. Dat mag je weten. Beirut. Sabra en Chatilla, zegt
je dat wat? Nee? Ja, je bent te jong. Nou, als beesten hebben ze daar
mensen afgeslacht. Echt gewoon ijskoud afgemaakt. Daar zijn mensen
gecrepeerd die ik kende. Denk eens aan een paar maten van je, en stel
je voor dat die met hun hele familie van borstbeen tot lies helemaal
opengehakt worden. Daar zit je even mee in knoop, kan ik je wel
vertellen. Nou, ik moest daar zijn. Ze schoten met artillerie toen,
vlakbij me sloegen de granaten in. Maar onze ambassade daar moest
dicht. Iemand moest het doen. Een zware klus, maar dat is goed. Dat
is leven. Het moet niet te makkelijk gaan in het leven. Dan verlies
je na verloop van tijd alle plezier in de goeie dingen. Geef mij nou
nog maar een bier en neem jij nog een wijntje. Het kan zo met ons
gebeurd zijn, jongen. Daar in Libanon was het ook echt bijna met me
gebeurd. Gelukkig had ik toen twee katten. Die katten hebben toen
mijn leven gered. Echt waar. Die beesten hoorden de granaten komen,
nog voor ik ook maar iets vermoedde. Dan begonnen ze zo hard te
zingen, echt zingen, een soort oerzang voor krijgers, zeg maar. Nou
dan wist ik dat ik moest lopen. Tijd om de grond te knuffelen, zeg
maar. Zonder hen was ik opgeblazen samen met mijn slaapkamer. Dan
hadden ze mij samen met de resten van mijn matras bij elkaar kunnen
schrapen. Als kebabvlees met veertjes.
Ik was daar gelukkig niet alleen. Zij
was daar ook. Vrijwillig. Eigenlijk deed ze een rustige job in Den
Haag. Maar toen niemand wilde vertrekken naar Beirut om de tent daar
te sluiten, gaf ze zich vrijwillig op. Dat zegt natuurlijk heel wat
over haar. En toen ze pas gearriveerd was, werd het net héél link.
Toen voelde je op straat echt dat de man met de zeis achter elke hoek
stond, hoor. Nu toen kreeg ze vanuit Den Haag ook meteen bericht, dat
ze maar gelijk weer moest terugkeren. Nou, dat wilde ik niet. Daar
alleen zitten tussen de kogels, nee bedankt. Dat wilde zij gelukkig
ook niet, dus ze bleef. Een hele week zaten we samen in de residentie
van de ambassadeur.
Dat doodsgevaar schept zo'n band. Ik
kan echt niks bedenken dat een diepere band schept. Je leert elkaar
niet aan een blitztempo kennen, je leert elkaar kennen aan
líchtsnelheid. Een keer samen wegduiken voor een ontploffing en je
staat qua intimiteit al een maand verder. En wij hebben toen veel
moeten duiken. De eerste avond sliepen we al als lepeltjes in elkaar.
Maar toen geen seks, nee geen seks. Daar waren we echt te kapot voor.
We sliepen nauwelijks twee uur per dag. En niet eens aan één stuk.
De lokale staf liet je 20 minuten wachten terwijl ze je lunch haalden
en je viel zo in slaap waar je zat. Een ambassade sluiten in
spoedtempo is een heel karwei. Er zijn honderden kleine dingen die
moeten afgezegd worden. Je moet een boel mensen contacteren en dat
dus in volle oorlog. Er moet ook nog eens een heel archief vernietigd
worden. Lokale staf moet ontslagen worden en uitbetaald. Dat is het
absurde van oorlog natuurlijk. De normaliteit moet doorgaan temidden
van de grootste abnormaliteit.
Na een week vertrokken we naar
Damascus. De rest van die sluiting konden we wel vandaaruit regelen.
Toen de stress wat van ons afviel en alles wat we gezien hadden, pas
goed begon door te dringen, kun je je wel voorstellen wat er
gebeurde. Als konijnen hebben we geneukt. Alsof ons leven ervan hing.
En eerlijk gezegd, op dat moment hing ons leven er ook echt van af.
Neuken was therapie voor ons, terug familiair worden met het leven.
Het gekke van zo'n angstsituatie, is dat je verslaafd raakt aan die
angst. Zo'n oorlogsituatie is met niks te vergelijken, 't is één
lang shot adrenaline. Er zei eens een generaal: 'het is goed dat
oorlog zo gruwelijk is, anders zouden we het te leuk gaan vinden.' En
daar had ie gelijk in.
Maar dus, ik en die vrouw van me, zijn
in elkaar verstrengeld, lichaam en ziel, temidden van oorlog. Zij is
deel van mij en ik ben deel van haar. Ik kan geen twee minuten lang
kwaad op haar zijn. En zij niet op mij. Stel je voor, toen ik over
straat moest tussen de sluipschutters, om de tuinman zijn laatste
paycheck te brengen, ging zij met me mee. Dat wilde ze mij niet
alleen laten doen. Net zo toen ik de auto van de ambassade moest van
de hand doen. Bij een autodealer vlak buiten het centrum, terwijl we
geen idee hadden wat er vijf straten van ons vandaan aan de gang kon
zijn. En toen zij ergens heen moest, ging ik natuurlijk ook mee. We
hadden helemaal geen tijd om die dingen samen te doen. Werk zat. Je
wist niet waar eerst beginnen, maar we gingen met elkaar mee. Er was
gewoon geen andere optie.
Nu, die vetzak denkt dat hij me bij
mijn ballen heeft. Ja, ok, in zekere zin wel. Ik zag het helemaal
niet komen. Voel mij belazerd als de eerste de beste schooljongen. En
ik ben nooit van plan geweest om mijn vrouw wat te vertellen. God,
jongen, nee. Het kan zijn dat ze het weet. Het kan. Ik hoop dat ze
het zelf ook doet. Echt waar, ik hoop dat ze zelf ook haar
pleziertjes heeft. Laat ze zich maar goed suf neuken. Zo'n
prachtvrouw, de natuur schreeuwt er gewoon om. Maar ik kan het niet
meer. Bijna 30 jaar getrouwd, jongen. Dat lúkt gewoon niet. Dat gaat
aanvoelen als incest of zo na een tijd. Ik kruip in bed nog wel
stevig tegen haar aan, hoor. Heerlijk is dat. Maar seks, nee, jongen,
dat hoeft toch echt niet meer. Hoe moet ik het je uitleggen? Het zou
gewoon beledigend zijn om het nog met haar te doen. Volgens mij gaat
ze achteraf echt wenen, hoor, als we het nog zouden proberen. Als je
bedenkt hoe het ooit geweest is tussen ons in bed, en wat voor
schertsvertoning het nu zou zijn. Jongen, dat zou gewoon vreselijk
zijn. Als een tachtigjarige topvoetballer die het opeens in zijn bol
haalt om zijn successen van weleer nog eens dunnetjes over te doen
bij een topclub in Engeland. Vreselijk. Een aanfluiting van alle
succes dat er aan vooraf ging. Je moet wel eindigen in schoonheid,
hoor. Die dingen moeten met vuur gebeuren. Met vuur of niet.
Natuurlijk is het pijnlijk om het niet meer te kunnen. Zij vindt het
spijtiger dan ik, geloof ik wel. Maar dan zegt ze: 'In bed is het
niet meer wat het geweest is, maar ik zie jou toch graag, hoor.'
Kijk, noem dat dan liefde. Wij zijn maatjes. Je hebt wel een maatje
nodig, hoor. Begin daar maar voor rond te kijken. Zoek je een maatje.
En na twee jaar en vier maand, moet je maar stout wezen. Of je haar
dat dan zegt of niet, dat is een keuze die je zelf moet maken. Ik ben
altijd geweest voor het principe: laat rust, waar rust is. En laat
ons eerst nog maar een wijntje nemen.
Nu krijgt ze het dus straks te horen.
Geen idee hoe ze zal reageren. Misschien trapt ze mij er wel uit. Ze
kan hard zijn, hoor. Een zacht ei trekt echt niet vrijwillig naar een
gehaktmolen. Misschien doet ze ook niks. Of misschien brengt ze de
hele toestand terug in balans en bekent ze mij dat ze al jaren gratis
en voor niks meedraait in pornofilms waar jonge kerels wat oudere
grieten helemaal lam rammen. Geen idee. Echt niet.
Het gaat hem ook helemaal niet alleen
om dat overspel. Ik heb wat uitgevreten, hoor. Ben altijd stout
geweest. Jezus, jongen, ik moest ooit niks anders doen dan
overlijdens van Nederlandse toeristen vaststellen. Hoe ik achteraf
over die lijken heb geschreven, ik weet nog niet hoe ze daar op
reageert, hoor. Misschien vindt ze wel erger dat uit die 700 pagina's
blijkt wat ik eigenlijk allemaal ok en fascinerend vind. Moet er niet
eens zelf deel aan gehad hebben. Ik had eens een post in een land en
daar was het de gewoonte dat je met een bende makkers ging eten aan
een ronde tafel. Onder die tafel zat een griet en die pijpte random
de aanzittenden.Wie niet kon verbergen dat hij klaarkwam, betaalde de
hele rekening van het diner. Geweldig toch? Heb ik zelf nooit gedaan,
maar ik vond het wel allemaal geweldig. Jongen, op een andere post,
kroop ik elke dinsdag in een sauna. Dan zat er tussen mij en een
makker een griet, een hoge diplomate, en die rukte ons allebei
tegelijk af. Vond ze ge-weld-ig, ze lachtte zich slap, de hele tijd,
tot die twee lullen in haar beide vuisten ook weer helemaal slap
waren. Eerder stopte ze niet. Brullen van het lachen deden we. Elke
keer.
En dat gaat zo 700 pagina's door. Mijn
affaire met de Albanese wordt haar gelukkig bespaard, want dat was
gloeiend hete passie van de bovenste plank. Dat mens zoog me zo leeg,
dat ik van het leven eventjes helemaal niks meer hoefde, volmaakte
extase, even vrede met het hele universum. Nu dat krijgt ze niet te
lezen. Niet dat het nog veel verschil maakt. Er is rottigheid zat.
Jongen, we zijn nu een week verder en
je wil natuurlijk weten hoe het afgelopen is. Heb ik getuigd tegen
die menseneter? Ja, ik heb getuigd. En jongen, de advocaten van de
tegenpartij hebben gesmuld. Dat kan ik je wel vertellen. Ja, klopt,
dat wil zeggen dat moeder en zoon mijn dagboek hebben kunnen
inkijken. Met de zoon is het helemaal gegaan zoals ik zei. Hij wilde
het zelfs niet helemaal aanhoren, hij wilde gewoon in mijn ogen
kijken en weten of ik zijn moeder echt graag zag. En daarna hebben we
gehesen en hebben we over de grieten in zijn leven gesproken en over
voetbal. Heerlijk dus. Helemaal top.
En met Delphine? Ja, jongen, daar heeft
ze mij toch weten te verrassen. Het hele manuscript heb ik voor haar
uitgeprint. Alle 900. Twee dagen later zaten de eerste 700 inderdaad
in de bus. Er arriveerde zelfs een exemplaar op haar werk. Ik was er
nooit aan ontsnapt. Ik heb het haar overhandigd. 'Ik had het niet
meer verwacht', zei ze. En ze nam mij bij de hand en nam me mee naar
boven. Ze zei: 'trek nou maar de lade van mijn nachttafel open.' Daar
lag het. Alle 900. Netjes in een rode ringmap. Als van God geslagen
keek ik haar aan. Ik dacht ok, nu ramt ze een keukenmes tussen mijn
ribben. Maar toen zei ze: 'Geen página heb ik er van gelezen. Niet
één. En dat zal ik niet doen ook. Maar ik vind het wel goed dat ik
het in de buurt heb. Ik heb jou helemaal bij mij zo. Maar ik hoef het
niet te lezen. Niks daarvan. Want wat er ook in staat, ik ken jou
toch al. Alle goed en alle kwaad. Je bent een deel van mij hoe dan
ook. En wat het is ook dat je gedaan hebt, je bent toch altijd elke
verplichting aan mij en aan onze zoon nagekomen. En als we samen
lepeltje lepeltje liggen voel ik nog altijd dat we samen compleet
zijn.En sorry dat ik in je laptop heb zitten neuzelen, maar als ik
zeg dat ik er niks van gelezen heb, buiten hier en daar toevallig een
woord, dan is dat ook echt zo. Het heeft mij gewoon rust om het te
kunnen lezen als ik dat zou willen, maar het naast me hebben is al
voldoende.'
Jongen, ik heb gejankt. Gejankt heb ik
en ik jank nooit, maar toen heb ik gejankt. Daar kon zij dan weer
niet tegen en toen zei ze dat ik moest ophouden en dat ik een sufferd
was en dat ik onze boot maar eens moest gaan schoonmaken, iets
nuttigs moest gaan doen, in plaats van stom te staan grienen over
niks. En dat zei ze ook: 'Toen je laatst die pervert mee de bajes in
hielp draaien, herinnerde ik me weer even perfect waarom ik met jou
getrouwd ben. En hoe ongemeen geil ik jou vroeger vond. Maar in die
tijd had ik het jou niet kunnen vergeven. Nu gaat het zelfs niet over
vergiffenis, nu is er alleen aanvaarding. En ik heb het liever zo,
want ik heb tenminste een man die leeft. Die als met een gigantische
slurf alle merg uit het leven zuigt en dat ook weer terug de wereld
in stuurt. Wat je ook gedaan hebt, het maakt jou jou, en ik aanvaard
jou en alle shit die er bij hoort, ik heb er nooit een centje last
van gehad, dus waarom zou ik dat dan nu wél hebben?'
Ik keek naar haar. En misschien was het
de angst die van me afviel, maar ik kon me ook perfect herinneren hoe
ongewoon geil ik haar ooit vond. Maar nee, jongen, we hebben geen
seks gehad. Ook dan niet. Wel hebben we geslapen onder de blote
sterrenhemel op het pas gepoetste dek van onze boot. Lepeltje
lepeltje. Dat gaf mij even zo veel harmonie als toen die Albanese het
wit uit mijn ogen pijpte. Je bent nog jong, maar ooit snap je dat. En
neem nou verdorie nog een wijntje, en stop met me aan te kijken alsof
ik God ben. En zeg mij, godverdomme, heb je nou al een maatje?
Want jongen, zonder maatje, red je het
echt niet, hoor. Het kan zo gebeurd zijn, maar met een maatje eindigt
het tenminste altijd in schoonheid. Neem nou nog maar een wijntje,
jongen, je hebt het nodig, je moet nog leren slurven. Als je met een
ouwe zak elke vrijdagavond op café zit, dan moet je echt nog leren
slurven. HAHA, hey, maar ik vind het wel gezellig, hoor. Neem nou nog
maar een wijntje. En vraag straks de dienster of ze na haar werktijd
met je meegaat,want het kan echt zo gebeurd zijn, jongen. Maar... Ja,
inderdaad, maar doe het wel netjes.
Richten om te verminken. De slogan van
onze compagnie. Spuwer, onze kapitein, schreeuwde het elke keer als
we het vuur openden. Daarna propte hij altijd rustig zijn mond terug
vol pruimtabak. Hij sneed dan met zijn mes een flinke brok van een
pak. Wie teken deed, kreeg ook een grof stuk. Tabak hadden we meer
dan voedsel, dus hij kon kauwen en uitdelen wat hij wilde. Daarbij
liep hij dan rechtop langs onze linie, alsof hij flaneerde langs een
boulevard. Niemand van ons liep ooit weg. Waarom bang zijn als de
kapitein het zelfs niet nodig vond om eens te bukken als er lood onze
kant uitkwam?
Als de vijand te ver weg was om doel te
treffen, lagen we op onze rug achter de borstwering en keken naar
hem. De kapitein herinnerde ons aan de romantische momenten van het
begin. Drie jaar geleden toen de oorlog meer iets had van een
middelleeuws steekspel, spannend en niet overdreven gevaarlijk. Hij
was de enige in onze compagnie die nog een volledig grijs uniform
droeg. Compleet met blauwe mouwen om aan te duiden dat hij bij de
infanterie diende. Volledig correcte standaarduitgave. Zo'n uniformen
zag je alleen het eerste jaar. Die aan de overkant hadden ons via zee
afgesneden van zo wat alles wat een mens nodig heeft om een beetje
verzorgd voor de dag te komen. Wij droegen allang bruine uniformen.
Bruine lompen eigenlijk, met blauwe broeken gestolen van de vijand.
Hoe slechter iemands kleren, hoe verder die van huis was. Onze
moeders en zusters maakten zelf onze uniformen en stuurden die op.
Als je moeder en zusters achter de gevechtslinies zaten, dan moest je
wachten tot de kop van iemand van jouw grootte er werd afgeblazen.
Wij schoten echter bewust géén koppen af.
Richten om te verminken. Dat deden wij.
Knieschijven. We wisten wat dat betekende voor het slachtoffer.
Versplinterd bot. Amputatie. De redenering van de kapitein: een
gewonde daar moeten drie tot vier man voor zorgen. Dat zijn drie tot
vier man minder in de slaglinie. Na zijn amputatie schrikt hij thuis
ook nog eens kandidaat vrijwilligers voor de vleesmolen af. Een
levend pamflet tegen de oorlog.
Zwartvoet en ik hadden nog een andere
reden om de bovenkant van de blauwe stippen voor ons te vermijden.
Een hoofd raken, was een economisch risico. Beschadiging van de
waren. We hadden Pete omgedoopt tot Zwartvoet om twee redenen. Hij
had effectief altijd zwarte voeten. De enige van ons die nog een
nieuw paar schoenen had kunnen kopen, deed dat liever niet. Hij was
gierig en 'aan het tempo waaraan wij marcheren, kan je elke maand wel
een nieuw paar schoenen kopen.' Hij was zo gewend om blootsvoets te
gaan, dat hij de schoenen van dode vijanden liever doorverkocht, dan
een paar voor zichzelf te houden. Verder hadden we hem natuurlijk zo
gedoopt, omwille van zijn specialiteit: scalperen.
Het was mei 1864 en hij kreeg nu heel
veel oefening. Die aan de overkant, hadden een nieuwe bevelhebber.
Generaal Grant. Koppig. De slager, noemden ze hem. Zelfs de kranten
van zijn kant. Hij had er niet beter op gevonden dan onze lijnen te
rammen tot er van ons geen één meer over was. Hij had meer pionnen,
dus hoeveel hij er zelf verloor maakte niet zoveel uit.
We waren numeriek in het nadeel, maar
we hadden ook voordelen. Wij groeven ons in waar we maar konden en
wij hadden thuisvoordeel, we kenden elk paadje door elk bos. Die
pionnen van generaal Grant moesten, als zijn plan wilde lukken, wel
willen blijven aanvallen. Op vreemde bodem, ver van huis. En zoals
wij ze bij bosjes wegmaaiden, konden ze niet al te optimistisch zijn.
De kwaliteit van wat ze tegenover ons gooiden, ging er ook op
achteruit. De moedigsten sneuvelden natuurlijk het eerst. Of de
domste. Moed en domheid vonden we een debateerbaar thema.
Voor mij mocht de oorlog nog wel een
tijdje duren. Er zat onverwacht veel geld in deze calamiteit. Als
businesspartner van Zwartvoet ging het mij financieel voor de wind.
Stom toeval hoor. Zo'n talent voor scalperen had ik niet. Als ik niet
aan het geld dacht, vond ik het vooral lijkschennis.Die ongoddelijke
bedoening liet ik liever over aan Zwartvoet, maar mijn jongste zus
werkte in de duurste kapperszaak van Richmond, onze hoofdstad. Dus
hij had mij nodig om de scalpen te verkopen tegen de beste prijs. De
buit lieten we ophalen door Jethro, onze laatste familieslaaf. Zwart
als pek, maar zijn haar zo grijs als het uniform van onze kapitein.
Aan het begin van de oorlog had pa hem mij meegegeven als
persoonlijke assistent, om tijdens de marsen mijn spullen te dragen.
Maar die simpele ziel maakte mij belachelijk. Van zodra hij de minste
spat bloed zag, viel hij flauw. Maar goed, ondertussen hadden we een
veel betere taak voor hem gevonden. We moesten er wel voor oppassen
dat we onze buit goed verpakten, anders viel hij toch weer flauw.
Van de reuk alleen al. Mijn ouders waren aan hem gehecht, ikzelf had
hem zeker verkocht, oud of niet.
Normaal kwam hij elke maand om nieuwe
buit, op een oude knol van vader.Geheel alleen. Geen haar op zijn
grijze hoofd dat er aan dacht om over te lopen naar de blauwbloezen
om zijn vrijheid te ontvangen. Niet op zijn leeftijd. Sinds Grant
dagelijks onze linies hamerde, kwam hij om de drie dagen. Altijd
hadden we een hele zak vol.
Die zak ging recht naar de kapperszaak
van mijn zus. De trotse aristocratie van Richmond kon het zich niet
veroorloven om kaal door het leven te gaan. Ze betaalden in goud voor
pruiken. In goud. Niet met ons geld dat niks waard was. En zelfs niet
met het geld van de vijand. Nee, echt goud. Onze natie vocht voor
haar leven en toch waren er nog rijke smeerlappen die goud konden
geven aan luxe.
2.
Zwartvoet en ik hadden soms discussies.
Ik zei: 'Kunnen we de scalpen niet beter achterhouden tot ná de
oorlog? Aan dit tempo doen we de prijzen voor pruiken instorten.
Vraag en aanbod, weet je wel.'
'Kijk', zei hij,' het is niet omdat je
jaren bij die noordelijke sjacheraars en zwendelaars gewerkt hebt,
dat jij de enige bent die verstand heeft van zaken. Denk je nu
werkelijk dat ik in deze business blijf na de oorlog? Het eerste wat
ik doe als we deze oorlog gewonnen hebben, is een heleboel slaven
kopen. Prijzen voor slaven gaan geweldig de hoogte invliegen, als we
eindelijk gewonnen hebben. Niemand twijfelt dan nog aan de
economische en sociale gezondheid van onze 'vreemde instelling'.
Er zat wel iets in zijn redenering,
maar toch: 'We kunnen de scalpen toch opsparen tot vlak na de oorlog?
Dan mondjesmaat verkopen, om de prijzen stabiel te houden en pas dan
investeren in slaven?'
'O nee', zei Zwartvoet, 'kijk, dat
hebben die noordelijke charlatans je natuurlijk niet bijgebracht.
Reputatie, kerel. Ik wil na de oorlog niet bekend staan als
scalpenjager. Ik wil een respectabele slavenhandelaar zijn. Met mijn
staat van dienst als soldaat om mij de nodige sociale status te
geven. Onze scalpenhandel moet niemand onder mijn neus komen wrijven
dan. Voor je het weet, heb je de reputatie dat je een wreed man bent,
die zijn goederen schandelijk behandelt en dan weigeren de klanten te
kopen bij je. Tenzij je prijzen natuurlijk laag genoeg zijn. Nee,
hoor, na de oorlog was ik mijn handen af van deze business. En de
eerste die mij dan nog Zwartvoet noemt, daag ik uit tot een duel. In
respectabele zaken is reputatie alles, kerel.'
Ergens in juni stabiliseerden onze
linies. Wij groeven ons in. Zij groeven zich in. Net of we
gezamenlijk kampeerden bij de rivier des doods. Die rivier was dan de
strook niemandsland tussen onze loopgraven in. Ze vielen niet meer
aan tot onze lijnen, ze bleven zitten waar ze zaten, dus het werd
moeilijker om aan scalpen te komen. Onze handel moest blijven
draaien, dus soms trokken we er 's nachts op uit, met spades waarvan
we de rand vlijmscherp hadden geslepen. Dat was in de krappe ruimte
van een loopgraaf een veel efficiënter wapen dan een musket en
maakte geen lawaai. Maaar zo'n nachtelijke excursie was erg riskant,
ze lagen aan de overkant niet altijd te slapen. En zelfs als we er
eentje keelden, dan nog hadden we geen tijd om hem even rustig te
scalperen.
Op één zo'n nachtelijke excursie
slopen we plat op onze buik over niemandsland. 'Voel jij dat ook?,'
vroeg ik. 'Wat dan?', vroeg Zwartvoet, die het lemmet van zijn
bowiemes eerst van tussen zijn lippen haalde om te kunnen spreken.
'Net of iemand graaft', zei ik. 'Bangerik', zei hij. 'Nee, echt', zei
ik en drukte mijn oor tegen de grond. 'Luister. Ik hoor houwelen'
Zwartvoet snoof. 'Jongen, je hallucineert. Je hebt te lang in de
koolmijnen van die smeerlappen gewerkt. Daar moet je wel wat aan over
houden. Da's geen werk voor blanken.'
'Ik meen het Zwartvoet, luister nu
gewoon eens even.' Zwartvoet drukte met een zucht zijn hoofd tegen de
grond. 'Als Spuwer weet dat je stemmetjes hoort, laat hij je meteen
afvoeren, hoor. Dan deel ik de winst alleen nog met je zus.'
'Hou je kop en luister.' Ik was echt
niet gek, ik hoorde mensen graven. 'Hey, hoe doe je dat?', vroeg
Zwartvoet. 'Ik doe helemaal niks,' fluisterde ik bits. 'Ze graven
onder ons.'
'Wie dan?', vroeg Zwartvoet. 'Trollen?'
'Nee, jong, zij natuurlijk. De
blauwzakken'.
Ik bedacht dat we tegenover jongens uit
de staat Michigan lagen. Daar had je veel mijnwerkers tussen, net
zoals ik er ooit één was geweest, vóór de oorlog. 'Dat doen ze
niet zomaar', zei ik.
'Echt niet?', vroeg Zwartvoet en hij
duwde zijn gezicht met grote ongelovige ogen vlak tegen het mijne. Ik
rook ranzige bacon in zijn adem. 'Denk je niet dat het leven in de
loopgraven die blauwzakken in mollen veranderd heeft, die niet beter
weten dan maar wat te graven?'
'Doe niet zo dom. We moeten terug.
Melden aan de kapitein wat we gehoord hebben. Ze graven vast een
tunnel tot achter onze linies om ons zo in de rug aan te vallen.'
'Melden? Aan wie dan? Hoe ga jij aan
Spuwer verklaren wat wij midden in de nacht met onze buik plat in
niemandsland doen? Een luchtje scheppen? Overlopen, maar halverwege
misten we de compagnie al? Slaapwandelen? Als hij weet wat we echt
doen, draaien we de bak in.'
'Ach kom', zei ik, 'uiteindelijk doen
we juist onze soldatenplicht als we die smeerlappen kelen.'
'Akkoord, maar dat we ze scalperen
vinden ze aan de top nooit goed. Weet je nog toen Quantrill die
negersoldaten zonder pardon uitmoordde nadat ze zich al overgegeven
hadden? De regering weigerde meteen Quantrill en zijn mannen nog te
erkennen als legitieme soldaten. Is dat wat je wil? Door je eigen
regering als outlaws bestempeld worden voor overdreven wreedheid ?
Ook al is die dan gericht tegen de vijand. En als ze weten wat we er
aan verdienen, laat Spuwer ons verrot slaan tot we elke gram goud aan
hem hebben gegeven.'
'Spuwer is een te grote patriot om zich
te verrijken in zo'n business.'
'Ja, en wat dan nog, vent? In beslag
nemen doet hij het toch, al was het maar om cadeau te doen aan onze
regering. Denk toch eens na.'
'Kijk, we hoeven niks te zeggen over
onze handel. We zeggen gewoon dat we er niet tegen kunnen om stil te
zitten in die konijnenpijpen van ons en dat onze handen jeukten om er
enkele te grazen te nemen.'
'Dat geloven ze nooit. Niemand is zo
ijverig.'
'Ach weet je, ze zijn straks zo blij
dat we dit tijdig ontdekt hebben, dat ze ons als beloning een dubbel
rantsoen geven.'
'Waarom moeten we dit eigenlijk
melden?'
'Denk na, Zwartvoet, je wilt toch dat
wij deze oorlog winnen? Als we verliezen kan je een dikke streep
trekken door die slavenhandel van je.Als je hun gevangenissen al
overleefd.'
Zwartvoet vloekte. 'Niet zo luid',
siste ik. 'Als wij hen kunnen horen, kunnen zij ons ook horen.'
'Kunnen we er niet eerst enkele naar
hun Schepper zenden? Sinds we zo ingegraven zitten, ligt onze handel
volkomen stil.'
'Als we dit melden, hebben we de poppen
aan het dansen, dan komt er vanzelf terug schot in onze zaak.'
Zwartvoet haatte de noorderlingen om
hun neus voor zaken, maar zelf verstond hij ook alleen maar het
argument van de dollar. We keerden terug. Een half uur later lieten
we Spuwer wekken. Hij stuurde meteen een koerier naar de kolonel van
ons regiment. Die zou het aan de generaal van onze brigade melden. En
die weer aan de bevelhebber van onze divisie. Die aan de
korpscommandant en die aan onze zeer gerespecteerde leider, Lee. Die
zag er niet alleen uit als God de Vader, sommige aanbaden hem ook zo.
Ik niet. Als hij echt God de Vader was, hadden we twee jaar terug al
gewonnen en nu niet vast gezeten in de modder.
Spuwer salueerde naar de koerier en
stuurde hem weg. Dan gorde hij zijn revolver om en zei:
'En nu jullie twee.Wat deden jullie in
hemelsnaam midden in de nacht tussen de linies?'
Tegen mij: 'Wil jij zo graag terug naar
je mijnen?'
Hoe zeer ik ook elke last van mijn
dienst voor het Zuiden droeg, altijd bleef er wel iets van wrevel
hangen, omdat ik voor de oorlog in het Noorden had gewerkt.
'Nou, voor de draad ermee. Wat waren
jullie van plan? Ik wist niet dat jullie zulke grote patriotten waren
dat jullie zelfs op eigen initiatief nachtelijke verkenningstochten
hielden. Doen jullie dat vaker?'
We zeiden niks.
'Jullie twee gaan nu onmiddellijk terug
en tot zolang de zon niet opgaat, houden jullie de vooruitgang van
die lustige gravers bij, gesnopen? Als dit goed uitdraait, stel ik
verder geen vragen, hebben jullie dat goed begrepen?'
We keerden terug. 'Godverdomme',
vloekte Zwartvoet, 'ik zei toch dat we hier onze bek moesten over
houden.'
'Kom aan, Zwartvoet, we helpen zo de
oorlog winnen.'
'Die wordt zonder extra moeite van
onzentwege ook wel gewonnen, hoor. Die winkeliers en fabrieksjongens
aan de overkant winnen geen oorlogen. Ze weten geeneens waarvóór ze
vechten.'
'Om Noord en Zuid bij elkaar te houden
natuurlijk. En sommigen voor de vrijheid van onze slaven.'
'Ach kom, aan, wat hebben zij daar aan?
Die jongens willen zo snel mogelijk terug naar hun fabrieken of hun
stinkende varkensboerderijen.'
'Ze schieten wel goed op, hier onder.
Ik hoor hen al niet meer.'
We kropen over onze buik, terug naar
onze linies, op zoek naar het geluid van de pikhouwelen.
'Zeg me niet dat we het spoor kwijt
zijn', zei Zwartvoet. 'Spuwer zet ons voor de rest van de oorlog op
zwaar korvee.'
'Ssst.'
'Straks gaat de zon op. Als we dan nog
tussen de linies zitten, hebben we nog drie seconden en er zit een
bal lood door onze hersenen'
'Ssst', zei ik weer, 'zo horen we hen
nooit.'
'Hoe kunnen ze nu zo verdomd snel
graven?'
'Wat wil je? Het zijn mijnwerkers.'
'Kun jij ook zo snel graven?'
'Ik weet hoe je onderaardse gangen moet
stutten. Dan kun je vlot werken.'
'Zeg dat maar niet aan Spuwer of voor
je het weet, ben je zelf een tunnel aan het graven. De andere
richting uit.'
'Sstt', zei ik, 'ik hoor hen terug.'
'Kunnen we die tunnel niet doen
instorten?', vroeg Zwartvoet.
'Hoe dan? Die jongens weten wat ze
doen, hoor. Dat stort niet zomaar in.'
'Zeg, als ik hoor hoeveel bewondering
jij hebt voor die opportunisten, vraag ik me echt af, waarom je bij
ons dient.'
'Niks bewondering. Je moet je vijand
kennen. Luister, aan deze snelheid zitten ze morgen tegen de middag
aan onze linies en tegen morgenavond zitten ze achter ons. We weten
genoeg, laat ons terug gaan.'
Achter ons deel van het front trok Lee
extra troepen samen. Wat de noordelijken precies van plan waren met
hun tunnel wisten we niet, maar we waren voorbereid op een stevige
aanval. Als we deze ook nog afsloegen, hielden ze er misschien
eindelijk eens mee op. In een maand tijd had Grant al meer dan 50 000
man verloren. Dat was veel volk. Zelfs voor het dichtbevolkte
noorden.
Nog een honderdtal scalpen en ik had
genoeg om een claim te kopen in het verre westen, over de
Mississippi. Mijn eigen goudmijn. De winst die daaruit zou volgen,
was nog veel groter dan die uit slavenhandel. Ik had trouwens te veel
van onze officieren horen beweren dat het met de slavernij gedaan
was. Of we nu wonnen of niet. Er waren al te veel zwartjes die
weggevlucht waren en van hun vrijheid hadden geproefd.
3.
Ik lag in de loopgraaf, uit te rekenen
hoeveel ik precies nodig had voor een goede claim, hoeveel voor
gereedschap, hoeveel voor een jonge slaaf om mij te helpen alles op
te zetten. Ik sprong echter recht toen ik de grond voelde trillen.
'Ze laten ons ontploffen', riep ik. Ik krabbelde overeind en liep zo
snel mogelijk naar achter door de verbindingsloopgraven naar de
achterhoede. Maar te laat. Ik kwam maar enkele meters ver terwijl de
aarde onder mij als een zeegolf omhoog stroomde. Toen ik na een lange
val weer terugkwam, zat ik helemaal onder. Ik kon me niet bewegen.
Bedolven zou ik stikken.
Tot ik voelde hoe men aan mijn armen
trok. Beetje bij beetje kwam ik los. Ik lag te puffen op de
omgewroete aarde. Onbeschaamd peuterde ik de aarde uit mijn
neusgaten.'Zoek een geweer. Ze komen', zei Spuwer. Er was een
geweldige krater in onze linies geslagen. Onder ons hadden de
noordelijken een grote lading springstoffen tot ontploffing gebracht.
Nu profiteerden ze van de verwarring om ons aan te vallen.
'Ze hebben hun eigen graf gegraven',
hoorde ik iemand roepen. Mannen lachten hysterisch, uitzinnig van
blijdschap. Ik vond nergens een geweer, dus ik keek naar beneden waar
ik stond. Waar net nog een batterij kanonnen stond, was nu een
gigantische krater geslagen. De noordelijken waren tijdens hun aanval
domweg in die krater gelopen. In plaats van er omheen te gaan. Die
van ons konden hen ongestoord bestoken. De blauwzakken krioelden als
gevangen insecten en vertrapten elkaar. De oogst aan scalpen zou
fenomenaal groot zijn.
Maar waar was Zwartvoet? Die lag voor
de ontploffing naast mij. 'Een spade! Geef mij een spade!',
schreeuwde ik. Niemand reageerde, iedereen wilde zoveel mogelijk
blauwe sitting ducks de hoek om helpen. De frustratie van een
maandlang bestookt te worden, deed ieders bloed koken. Sommigen
hadden tranen van geluk over hun wangen stromen terwijl ze geweren
met bajonetten als speren in de krater mikten. Dat ging sneller dan
laden en schieten.
Een spade vond ik nergens. Een bajonet
wel. Beter dan niks. Ik groef wat ik kon. Enkele meters van waar ze
mij omhoog hadden getrokken. In mijn haast sneed ik mij aan het
lemmet. Onze sergeant zag mij en gaf mij een schop. 'Het is te laat.
Wreek je maat op die geniepige rotzakken.' Ik duwde hem van me af en
groef verder. Gelukkig liet hij mij verder met rust.
Uiteindelijk raakte ik iets met de
bajonet. Ik trok de bajonet terug. Er zat bloed aan. Ik groef
voorzichtig verder met mijn handen. Een hoofd. Ik wreef er de aarde
af. Het was Zwartvoet. Dood. Zijn mond vol aarde. En een lelijke snee
over zijn voorhoofd tot op zijn linkerooglid waar de bajonet hem had
geraakt.
Ik trok hem toch vanonder de aarde.
Sloeg op zijn wangen. Riep: 'Kom aan, je mist de beste oogst van de
hele oorlog.' Maar hij gaf geen kik. Razend rende ik naar de krater
en sprong over de rand. Ik herinner mij dat ik de bajonet in de borst
van een zwaar bebaarde blauwzak plofte en dat ik daarna de kolf van
een geweer tegen mijn hoofd kreeg. Daarna niks meer.
4.
De oorlog is al
jaren afgelopen en verloren. Ik heb mijn claim, niet zo'n grote als
waarvan ik droomde, maar ik heb hem. Een jonge negerslaaf heb ik ook
niet. Niet alleen had ik die nooit kunnen betalen, daar kwam ik te
veel scalpen voor tekort, maar dat heeft onze nederlaag sowieso
onmogelijk gemaakt. De slavernij is ten onder gegaan samen met het
zuiden. Het enige beetje hulp dat ik krijg, komt van ouwe Jethro. Die
heeft zijn vrijheid nu ook. Maar waar moest hij heen? Een oude man,
zonder familie, zonder kinderen. Hij is doodsbang van de vrije
wereld. In het begin verbood ik hem om mij nog meester te noemen,
maar het is hopeloos.
Ik ben blij met
zijn hulp. In het laatste jaar oorlog hebben ze mij lelijk te pakken
gehad. Als ik alles moest doen met mijn ene arm, kwam ik nergens. De
claim levert zo goed als niks op. Wat stofgoud zo nu en dan. Ik
probeer zelfs niet meer. Daarom lig ik nu verscholen tussen de
rotsen. Met uitzicht op de rivier, die langs mijn claim stroomt. Mijn
geweer over de schouder van Jethro, zodat ik kan mikken. Als de
prooien zelf niet in God geloven, is de wreedheid maar half zo
ongoddelijk. Trouwens, als God ecbt bestond had hij het Zuiden laten
winnen. Nou ja, God neemt en hij geeft. Dankzij die rotoorlog heb ik
tenminste een vak geleerd.
Zo af en toe
stoppen er Navajo indianen, als ze van het dorp terugkeren naar het
reservaat. Die zijn meer waard dan wat mijn claim aan goud kan geven.
Er werd mij gevraagd om mijn ervaringen als beginnende leerkracht neer te schrijven, als bijdrage voor een handboek voor beginnende leerkrachten. Ik heb er dit van gemaakt, binnen de krijtlijnen van het format.
De
eerste jaren trek je van school naar school, een beetje als een
rondtrekkende troubadour. De meeste beginnende leerkrachten vinden
dat een zeer vervelende periode en willen liefst zo snel mogelijk een
vaste stek en vastbenoemd zijn. Nochtans kan zo'n interimoddysee door
het scholenlandschap veel inzicht geven in de onderwijswereld.
Geen
enkele school is dezelfde. Ten eerste is er in ons land het verschil
tussen het katholieke net en de staatscholen. Daar bestaan nogal wat
clichés rond. Zo zouden katholieke scholen meer discipline hebben,
meer orde en tucht hebben, aangenamere leerlingen hebben en zelfs
beter materiaal. Staatsscholen zouden moeilijkere leerlingen hebben
en een slechtere sfeer. Clichés komen niet uit de lucht vallen. In
de praktijk wil dat nogal eens kloppen. Wel wordt er zelden bij
verteld dat een lerarencorps van een staatschool makkelijker aaneen
klit. Zo'n beetje het principe wij tegen hen, onze moeilijke
leerlingen. Natuurlijk gaat dat verschil niet op voor elke school,
maar zeggen dat er geen verschil is tussen de twee netten, is liegen.
Een beginnende leerkracht doet er goed aan van allebei eens te
proeven, om te zien welke sfeer het beste past bij zijn/haar
persoonlijkheid.
Na een
tijdje ontwikkel je een radar om te bepalen met wat voor soort school
je te maken hebt. Enkele onorthodoxe tips. Een goede indicator is
altijd het humeur van de secretariaatsmedewerkers. Als beginner moet
je daar vaak langs om administratie te regelen. Vaak moet je je daar
aanmelden voor je sollicitatiegesprek. Als de sfeer daar beneden alle
peil is, dan weet je het wel. Zo'n secretariaat is toch het zenuwnet
van een school.
Wie de
kans ziet doet er ook goed aan om eens een babbel te slaan met het
onderhoudspersoneel. Waarschijnlijk vraagt niemand ooit de mening van
de poetsvrouw en dat is erg onterecht, want die ziet veel, heel veel,
en zal het openlijk durven zeggen.
Uiterst
belangrijk is natuurlijk de directeur of directrice. 'Der Fisch
beginnt am Kopf zu stinken', zegt men in het Duits. Met andere
woorden, als de school vierkant draait of de sfeer rot is, is er een
goede kans dat een groot deel van de schuld bij de directie ligt. Bij
het sollicitatiegesprek is dat vaak de eerste persoon die je ziet.
Bekijk het beoordelen niet eenzijdig. Monster ook eens goed die
directeur die jou moet aannemen en welke stijl die mijnheer of
mevrouw hanteert. Het kan je veel zeggen over het onderwijsklimaat in
de school.
Nieuwe
planeet
Een
bijzonder aparte plek in elke school is de lerarenkamer. Als beginner
is de drempel om daar binnen te treden, soms nog groter dan de
drempel om je klaslokaal binnen te stappen. Het is een aparte planeet
met eigen ongeschreven regels en zelfs aparte mensensoorten. De
leerkrachten hebben soms nogal de neiging om zich te groeperen per
type. Er zijn de noeste werkers die zich door stapels verbeteringen
vreten, allicht wiskunde- en wetenschapsleerkrachten, soms ook wel
Frans. Ja, clichés, er zijn er enkele hardnekkige in het onderwijs.
Er wordt lustig geroddeld in zo'n lerarenkamer en de babbelaars
claimen meestal ook wel hun eigen tafel. De klagers en zagers, de
uitgebluste collega's die er helaas ook zijn, troepen ook vaak samen.
Net als de beginners, de tafel waar jij allicht een plek vindt.
Een
vreemde kloof die de lerarenkamer soms splijt, is die tussen
licenciaten/masters en regenten. Het kan gebeuren dat er weinig
contact is tussen die twee groepen. Regenten verdienen een stuk
minder, komen niet in de hogere jaren en kunnen daar wel eens een
complex over hebben.
De
beste manier om met een lerarenkamer om te gaan, is gewoon een plek
opeisen en doen alsof je daar al jaren zit, tap vooral gratis koffie
of thee en eet goed, want voor de klas vergeet je al snel dat je
niets gegeten hebt.
Voor
de leeuwen
'Don't
smile before Christmas', is vaak de raad die men geeft aan beginners.
Wel, het klopt. Doe maar niet te vriendelijk als je pas voor een
nieuwe klas staat. Lach niet om je eigen grapjes, want dat staat
gelijk aan helemaal de teugels loslaten. Wees niet hun vriendje. Een
valkuil waar velen intuimelen, lekker joviaal doen met de leerlingen.
Dat lijkt een goede zet, maar dat wreekt zich vroeg of laat. Je kan
niet tegelijk hun vriendje en hun leerkracht zijn. Hoe sneller je dat
hebt begrepen, hoe meer kans op frictie, drama en flauwe pogingen tot
emotionele chantage je jezelf bespaart.
Leer
zo snel mogelijk hun namen uit het hoofd, liefst de eerste les al. Of
als er een map met foto's van de leerlingen bestaat, doe het dan nog
voor je eerste les. Met naam en toenaam genoemd worden, houdt hen
beter in het gareel dan 'hey, gij daar met uw rode pull!'
Beantwoord
maar niet te veel persoonlijke vragen. De meerderheid van de
leerlingen bestaat uit reuzefijne mensen, echte schatten aan wie les
geven een privilege is, meer dan een opdracht, maar er zijn
natuurlijk ook wel enkele tegendraadse elementen, die vertrekken van
het principe: 'anything you say, can and will be used against you'.
Vermijd dat. Wees maar een mysterie voor hen. Veel later kan je een
persoonlijke anecdote wel eens in de strijd werpen, het
verrassingseffect is nog zo groot als je tot dat moment een enigma
was.
Eigen
stijl
Erg
belangrijk is dat je een eigen lesstijl ontwikkelt. Een soort
autopiloot waar je kan op terugvallen als je eens een mindere dag
hebt. Kijk daarvoor naar je eigen favoriete leerkrachten. Wat beviel
je aan hun manier van les geven? Kopieer die ingrediënten. Als
beginnende leerkracht herinner je je nog levendig je eigen school
tijd en hoe saai sommige lessen waren. Dat wil jij niet herhalen, dus
wil je vooral plezante lessen geven. Je kan je echter afvragen: hoe
plezant moet een les zijn? Is een les zo goed als ze plezant is? Erg
populaire leerkrachten zijn vaak niet de leerkrachten die er
ingewikkelde grammaticaregels of formules in hameren. De les opleuken
kan wonderen doen voor de interne motivatie van de leerlingen, je kan
hen aansteken met de microbe voor je vak, zodat ze zelf op zoek gaan
naar meer kennis. Zelf plezier hebben van het les geven, houdt ook je
eigen motivatie op peil en dat voelen de leerlingen ook. Mij leek dat
altijd de uitgelezen lesmethode, maar voor het ene vak lukt dat al
beter dan andere.
Er
zijn aardig wat TED-talks, zoals die van Daniel Pink, Ken Robinson,
Sugata Mitra, maar nog vele andere, die sterk pleiten voor interne
motivatie, tegen al te rigoreus les geven. Kies de aanpak die het
beste bij je past. De leerlingen merken het meteen als je probeert te
zijn wat je niet bent. Als hyperstreng zijn je niet ligt, zal die
stijl ook gewoon niet 'pakken' bij de leerlingen. Wees authentiek. De
mening van de leerlingen is zeer, zeer snel gevormd en daarna nog
moeilijk uitwisbaar.
Het
beroep
Je
start met een aantrekkelijk maandloon. Je zomervakantie wordt ook
uitbetaald. Dat je veel vrije tijd hebt, is een cliché dat niet
geheel klopt. Ouwe rotten in het vak durven zeggen: wij nemen in de
zomervakantie gewoon onze overuren op. Er is wat van aan, want bij
les geven, komt veel kijken. Er is altijd wel een puntensysteem dat
je onder de knie moet krijgen, elke school heeft zijn eigen
specifieke regels, in de ene school mogen de leerlingen praten als ze
naar de klas gaan, in de andere moeten ze vooral zwijgen, in de ene
mogen ze tijdens de speeltijd nog naar hun kastje, in andere niet.
Als je vaak wisselt van school, kan je wel eens nerveus worden van al
die verschillen. Bovenop de uren die je daadwerkelijk voor de klas
staat, komt er hele resem andere dingen bij: voorbereidingswerk,
verbeterwerk, studiedagen, wachttijden, uitstappen, toezicht op de
speelplaats, opendeurdagen, feestjes, oudercontact, klassenraden,
noem maar op, de lijst is lang.
Het
houdt je jong. Met de leerlingen werken, houdt je actief en energiek
en je bent altijd 'mee' met de laatste modetrends zowel qua kleding
als techniek als omgangsvormen. Dat maakt het beroep zeer boeiend en
afwisselend. Het is ook een erg zelfstandig beroep. Voor de klas doe
je eigenlijk min of meer je zin. Sommigen vinden dat heel fijn,
anderen hebben graag meer begeleiding en duidelijke richtlijnen. Vaak
zijn die er niet. Het belangrijkste controlemechanisme in het
onderwijs, is het lesonderwerp dat je in je agenda zet en die van de
leerlingen. Dat mogen ronkende titels zijn, maar zelden weet iemand
of je dat nu degelijk gegeven hebt of niet. Lestoezicht wordt vaak op
voorhand aangekondigd en dat kan je op voorhand goed voorbereiden. De
leerlingen veranderen ook plots in makke lammeren als de directeur
achteraan de klas plaats neemt. Het is een beroep met vrij weinig
incentives. Klimmen op de hiërarchische ladder is er vaak niet bij.
Je wordt ook niet beter betaald als je een betere leerkracht bent.
Les geven is een competentie die eerder onmeetbaar is.
Het
blijft een boeiende job, die je eigen vakkennis ook verbazend sterk
verbetert. De beste manier om iets te leren, blijkt het uit te leggen
aan iemand anders. De vragen waarmee leerlingen je bombarderen,
houden je scherp. Bouw fijne relaties uit met je collega's en verdeel
cursussen en voorbereidingswerk, dat hakt een serieuze moot werkdruk
weg. Vraag gerust elke collega naar tips, ze zullen allemaal open
staan om hun ervaring met je te delen. En als je eens een baaldag
hebt of een minder fijn klasincident, moet je vooral blijven
onthouden dat je zonder twijfel één van de meest boeiende en meest
belangrijke jobs hebt die er zijn.
Tegenover mij: een
al wat oudere mens, die aan zijn oogopslag te zien, echt iemand wil
helpen en er ook wel verstand van heeft, van CV's en sollicitaties en
zo.
Naast hem zit
iemand die zelf pas werk heeft. Een gretig ogend meiske. Gretig,
omdat ze denkt dat ze de kerel naast zich moet bewijzen hoe
enthousiast ze is voor haar job en dat ze er toch ook wel verstand
van heeft. Wil ze echt iemand helpen? Mijn empathieradar zegt: nee,
ze wil vooral aan de kerel, Norbert heet hij, tonen dat ze haar best
doet.
Goed gedaan,
meiske, ge vulde de voor de hand liggende zinnen van uw oudere
collega's zeer vlot aan. Ge doet gij dat goed. Toen ze mijn CV zag,
zag ik haar denken: 'Shit, en IK moet DIE advies geven om werk te
vinden? Die kan al zes talen meer dan mij' Ik heb ook 500 boeken meer
dan u gelezen, maar dat kon ik niet op mijn CV zetten.
Nee, mijn CV is
niet zakelijk genoeg. Tactisch begint het ook dom, want ik pak uit
met een oplijsting van mijn talenkennis, terwijl ik helemaal nooit
solliciteer voor jobs waar die talen nu net de vereiste zijn. Die
vacatures bestaan namelijk niet, zoals de meeste slavisten wel zullen
bekennen.
Mijn CV is te
druk. Ik heb CV verward met autobiografie. Er staat zo veel in, dat
een werkgever de moeite niet zal doen om er uit te ziften wat hij nu
net wil horen. Met uitzondering van schooldirecteurs om redenen die
mij niet direct duidelijk zijn. Waarschijnlijk omdat ze voor interim
lesopdrachten iedereen aanvaarden die geen strafblad heeft en een
masterdiploma in iets heeft en ja, er zijn veel taalvakken, dus dan
komt talenkennis wel van pas.
Norbert gaf mij
ook nog de typische jobvereisten voor journalisten en
communicatieverantwoordelijken mee. Die zijn zo voor de hand liggend
dat ik ze tot nu toe inderdaad niet in mijn CV zette, net zoals ik
ook niet in mijn CV zet dat ik met mijn twee ogen tegelijk kan lezen,
kan ademen en en zeer regelmatig een douche neem. Naast warme met
water, ook koude douches bij sollicitaties via mail. Maar dat moet nu
stoppen, want ik ga mijn talenkennis verschuiven naar een voetnoot op
pagina twee en de voor de hand liggende competenties voor
journalisten verwerken.
'wel niet knippen
en plakken van onze site', zei het enthousiaste groentje nog, 'want dat valt
direct op als ge dat doet'.
In een ideale
wereld zou ge kunnen zeggen: 'kom, ik pak uw job, nu direct, de
volgende die hier binnenkomt, zal ik zelf wel aanraden van geen CV te
knippen en plakken van de VDAB-site'
Nou ja, in een
ideale wereld krijgt ge natuurlijk de job die echt bij u past, zonder
saboterende tussenstappen als een lange arm hebben, politieke
vriendjes, CV hocuspocus en een dosis geluk.
Misschien wel het beste
geschiedenisboek dat ik al las, maar het is wel een roman.
We volgen het laatste
jaar van het leger van Noord-Virginia, onder bevel van generaal
Robert Edward Lee, van ongeveer juli 1863, vlak na de slag bij
Gettysburg, tot april 1865, als Lee zich uiteindelijk moet overgeven.
Dat er van zijn leger nog iets overblijft om over te geven, mag een
wonder heten.
In tegenstelling tot de
meeste historische romans loopt het verhaal niet via fictieve
personages. Jeff Shaara, de auteur, stapt in de voetsporen van zijn
vader (auteur van een roman over Gettysburg, The Killer Angels,
verfilmd als Gettysburg)
en hij kruipt in de hoofden van de
belangrijkste historische figuren. In dit geval vooral Lee en zijn
tegenstander Grant. Dat is riskant, want voor veel Amerikanen zijn
deze twee figuren heilig. Jeff Shaara slaagt er echter bijzonder goed
in om hun gedachten weer te geven en heeft overduidelijk zeer goed de
psyche van deze kerels doorgrond.
Van de kant van Lee is
het een verhaal over hoe een leger dat sterk in de minderheid is en toch ten
koste van alles wil stand houden, ondanks slechte bevoorrading, geen
eten, slechte kledij, troosteloze loopgraven, ziekten en een regering
die niet snapt wat er nodig is om de oorlog nog te winnen.
Van de kant van Grant
is het een verhaal van ongeduld, van weten dat je gaat winnen, maar
de tegenstander die weigert dat koppig in te zien en blijft je de
definitieve overwinning maar ontzeggen, tegen alle pronostieken in.
De psychologie zit
goed, de historiek is onberispelijk, de verstandhoudingen tussen de
belangrijkste officieren aan beide zijden komen nooit naar voren, ook
de houdingen van de presidenten, Jefferson Davis enerzijds en Abraham
Lincoln anderzijds worden ook mooi getoond.
Het boek is een
aanrader voor strategiefanaten en voor mensen die willen ervaren hoe
het voelt om aan het hoofd van een leger te staan, een leger verwacht dat je hen naar de overwinning voert en je de
verantwoordelijkheid geeft om hen de dood in te sturen om dat
resultaat te behalen.
Jeff Shaara staat met
een lange en heldere lezing op youtube. Voor hij begon te schrijven, was hij een
specialist in de handel in oude munten. Hij zag zichzelf nooit als
een schrijver. Zijn vader was wel schrijver. Michael Shaara, auteur
van The Killer Angels. De zoon heeft dat werk voortgezet. Hij maakte
er een trilogie van. Gods and Generals gaat vooraf aan The Killer
Angels en The Last full measure pikt de draad op waar The
Killer Angels stopt.
Wie de drie romans uit
heeft, krijgt een heel goed begrip van de eb en vloed van de strijd
tussen het zuidelijke leger van Noord-Virginia enerzijds en het
noordelijke leger van de Potomac anderzijds.
Psychiater tegen mijn
ouders als ik 17 ben: uw zoon is zo iemand die van zijn passie
zijn beroep maakt
Dat het wreed moeilijk
ging zijn, zei ze er niet bij. Mijn pa vond dat ik niet meer bij de
psychiater moest gaan. Mijn ma vond dat ze gelijk had.
Ik vond dat ik meer
tijd had voor mijn passie als ik niet meer bij de psychiater moest
gaan.
Nadelen van uw
passie najagen:
-belangrijke
bureaucratische karweien zoals uw belastingen invullen, laat ge
liggen, omdat ge met bevlogen koorts aan uw passie aan 't werken
zijt. Vele maanden later wreekt zich dat en moet ge in allerhaast
toch uw belastingen invullen op straffe van een boete. Uw
belastingsaangifte vind ge niet meer, noch uw 'token' om het online
in te vullen
-de ziekenbond dreigt u
te schrappen omwille van de zelfde voorkeur voor 'investering' (ja
ja, in een kapitalistische samenleving zal een kunstenaar zich
vermarkten of niet zijn) in uw passie ten koste van de nodige vlijt
bij het achterna jagen van de juiste formulieren
-ge neemt uw eerste
jobs niet al te serieus, want ja, ze zijn toch maar een noodzakelijk
kwaad om dan uiteindelijk te gaan leven van uw passie
-ge verknipt
vriendschapsbanden met mensen die achteraf bekeken alleen maar goed
bedoelde feedback wilden geven
-ge reageert uw
frustraties af op uw omgeving, ge wordt zuur als 't met dat te gelde
maken van uw passie niet rap genoeg wil lukken
-er komt een bloedrode
waas voor uw ogen als ge leest over mensen die een passie gelijk de
uwe al goed te gelde kunnen maken
-ge wilt uzelf van kant
maken als 't op 't passiefront angstaanjagend stil wordt en ge even
geen kans meer ziet
-ge voelt uw eigen een
buitenaards wezen als ge mensen ziet die passieloos, maar gelukkig
door het leven gaan, hoe the fuck doen ze DAT??
-na een periode van
manisch zonder veel slaap of aandacht voor wat anders uw passie na te
jagen, wil uw lichaam wel eens crashen
-ge verwarmt niet in de
winter, om geld uit te sparen voor uw passie
-ge denkt dat bij het
beleven van uw passie ook een hele sliert vrouwen horen, waardoor ge
op den duur vergeet waar ge nu juist een passie voor had: voor
vrouwen of voor kunst? En er is eigenlijk echt een verschil?
-ge plakt uw kamer vol
met foto's van kunstenaars die ook hebben durven lijden voor hun
passie. Ge verpest daarmee het behangpapier, zo'n niet-passionele
materialiteit die u kan gestolen worden en waar ge nooit een cent
zoudt aan uitgeven
-ge klampt overal
iedereen die er een beetje invloedrijk uitziet aan om uw passie een
klein beetje vooruit te willen helpen, ge verzamelt visitekaartjes,
ge drukt voor uzelf vijf verschillende soorten visitekaartjes, want
ja, al uw passie kon niet op eentje
-ge vindt dat uw naaste
omgeving vooral in functie van uw passie moet leven, om de eenvoudige
reden dat zij die passie niet hebben en content zijn met een
'normaal' leven. En bij zo'n ordentelijk 'normaal' leven, waarbij
elke onaangename eventualiteit al bij voorbaat geregeld is, omdat men
niks anders te doen heeft, altijd wel wat marge is om een
passiekrabber te ondersteunen
-ge geeft al eens uw
laatste euro's uit in een overweldigende bui van dankbaarheid om die
omgeving te overstelpen met cadeaus, nadat ge weer eens weken alle
energie in huis naar u hebt toegezogen
-ge voelt u wreed
schuldig elke minuut dat ge niks doet voor uw passie, want uw passie
uitbouwen, dat volgt geen kantooruren, het is altijd passietijd, dus
elke moment dat ge niks doet, bedriegt ge uw baas, zijnde uw passie,
zijnde uzelf. Mensen vragen u waarom ge altijd zo gespannen zijt,
terwijl ge toch eigenlijk geen reden hebt om zoveel stress te hebben
-ge hebt nogal wat
tactieken om toch minstens te doen alsof ge elke minuut aan uw passie
werkt. Als ge drie uur het computerspel Age of Empires speelt, doet
ge dat uitsluitend als ge tegelijk ook naar een documentaire luistert
die min of meer iets te maken heeft met uw passie en het nieuwste
kunstproject waar ge mee bezig zijt.
-als ge weer eens
ergens wakker wordt waar ge niet thuis hoort, zegt ge tegen uzelf:
ja, maar ik moet toch levenservaring opdoen, dat geeft voeding aan
mijn passie
-ge kunt alleen nog
over uw passie spreken en ge merkt niet dat ge sommige mensen daar
enorm moe mee maakt. Vrienden beginnen een avond uit met u te zien
als een soort business meeting met hallucinogene hapjes
-ooit, al is 't maar
één keer, meent ge serieus dat iets van drugs gegarandeerd zeker
nieuwe perspectieven gaan bieden bij het uitbouwen van uw passie
-ge leest meer
biografieën over succesvolle kunstenaars die u zijn voor gegaan, dan
dat ge effectief iets DOET en dat alleen om u te overtuigen en te
troosten dat het wel degelijk allemaal kan lukken, als ge nu
eindelijk eens stopte met biopics als 'Walk the line', 'Great balls
of fire' of, ow God, films als 'Finding Forrester' te bekijken. De
dromerigheid die bij uw passie hoort, zuigt u een beetje meer dan
normale mensen mee in alles wat fictie is
-ge vraagt u al eens af
of het dit wel allemaal waard is, als ge tussen stapels boeken, op uw
knieën in een ijskoude kamer zit te zoeken naar uw
belastingsformulier van een jaar geleden
-ge reageert met
schouderophalen als iemand plots zegt: Zeg, voor een jonge
kunstenaar zijt gij precies al helemaal uitgeblust. En ge mompelt:
Ik ben niet uitgeblust, ik denk commercieel
Moet uw passie uw werk
zijn? Het wordt dan wel uw werk. Is 't uw passie dan nog? Als ge uw
passie voor NA uw werkdag houdt, is 't misschien toch eerder gelijk
een verboden vrucht, gelijk een altijd gewillige minnares. De mannen
die trouwen met hun minnares, zoeken zich een paar maand nadien toch
al rap een andere minnares. Dus nee, misschien moet uw passie uw werk
niet zijn. Allicht helpt geen enkele kunstenaar zichzelf vooruit door
alle bureaucratie over boord te gooien om zogezegd tijd te winnen
voor zijn passie.
Als ik al een tip kan
geven om sneller uw passie uit te bouwen: stop met uw passie uit te
bouwen. Reserveer er een paar uur per week voor uw passie of een uur per dag of
zo, en laat het los, los, los.
Als ge uw passie overal
mee naar toe neemt, vergeet ge op den duur dat ze er is.
De titel van een roman
van John Updike. 'Couples'. Gekocht op 't boekenfestijn in Mechelen.
Beter dan het speelgoedmuseum of de Dossinkaserne, dat boekenfestijn.
Hollanders die de boel zeer Hollands organiseren. Overstock opkopen
en op tafels smijten. Kies maar uit. Aan zeer Hollandse prijzen.
Nog niet gelezen,
'couples'. Schijnt zeer expliciete seks te bevatten. Naar Amerikaanse
normen. Dat wil zeggen dat er misschien ergens een befscène tussen
zit. Ik zal het wel eens lezen. Met mijn vrouw op 1200 km, lees ik
niet graag over seks en neutraliseer ik mijn libido liever met
militaire boeken. Van tanks, stingerraketten en Kesselschlachten word
ik ook geil, maar ik wil er niet mee neuken.
Koppels. Ik ben
beginnen schrijven, ooit, om mijn kansen te verhogen om de helft te
zijn van een koppel. En in een poging om vrouwen wat op te geilen.
Gelijk zo veel mannelijke schrijfmanische frustro's. Er zijn
efficiëntere manieren, voor 't geval ge met gelijksoortige plannen
rondloopt.
Ik kijk al voor de
vijfde keer naar de liefdesscène uit The Departed tussen
Leonardo DiCaprio en de psychiater die ik wreed aantrekkelijk vind,
door dat intellectuele, bedachtzame kantje in combinatie met haar
benen en wishywashy ogen gelijk dauwdruppels. 't zal wel de camera
zijn.
Ik kijk altijd naar
koppels. In mijn naaste omgeving zitten een paar goeie. Zelfs nog los
van hun sterrenbeeldencombinatie. Er zitten er ook een paar hele
slechte tussen. Ja, 't is onnozel, maar 't zijn vaak relaties tussen
twee luchttekens die mij kil en afstandelijk lijken.
Als er een gebied is
waar zelfhulpboeken echt snel wat opleveren, dan is het relaties. Als
ik al die boeken niet had gelezen, had ik nooit gesnapt wat de
communicatieve noden en verwachtingen van vrouwen zijn. Want het is
toch allemaal zo counter-intuitive. Toen ik op mijn vijftien 'mannen
zijn van mars, vrouwen zijn van venus' vond in het boekenrek van de
ouders van mijn maat, Ruben, vond ik dat nog onnozele troep die ge
alleen verkocht kreeg aan kleinburgerlijke tweeverdieners. Voor hen
was 't trouwens een miskoop, want ze zijn al jaren gescheiden
ondertussen. Is nochtans best een nuttig boek, hoewel marsepeinzoet
van toon.
David Deida is
bijvoorbeeld erg goed. Typisch voor Amerikaanse bloggers is dat ze
bij zo'n opmerking direct linken naar amazon waar ge een boek van
David Deida kunt vinden. Wel, klik hier op David Deida en het leidt u
naar Amazon, naar een goed boek van David Deida. 't is wel bedoeld
voor mannen. En ik betwijfel dat vrouwen er echt iets aan hebben.
De scène waar ik het
eerder over had, staat netjes op youtube. Youtube: één van de
redenen waarom ik ondanks de crisis blij ben dat ik in deze tijd
leef. Een plek waar mensen heel schone liefdesscènes delen.
https://www.youtube.com/watch?v=JukcSdrweHU
Bekijk 't en ga iemand
knuffelen. Op knuffels betalen we voorlopig nog geen BTW.
Een wanhopige die troost vindt bij een sterke vrouw, 't zal wel niet verbazen dat ik er nu al tien keer naar keek.
Medewerker
zelfmoordpreventie. Ben ongewild ervaringsdeskundige. Hoewel.
Behalve mijn zelfmoord, heb ik er nog nooit één voorkomen.
Grootvader. Whap. Vader. Whap. De tante die hier breit, rookt, slaapt
en ronddwaalt, heeft het drie keer geprobeerd, toen ik nog te klein
was eender wat te voorkomen.
Misschien
moet ik dat bij de sollicitatie maar niet vermelden. Of misschien net
wel, ik weet het niet.
Vereisten.
Communicatieve
vaardigheden. Check.
Begrip
van psychologie. Check. Ik lees sinds twee jaar elke week wel een
boek over psychologie.
Begrip
van social media. Check. Oprichter social media gebruik van
Nederlandse ambassade te Bratislava, inclusief ghost writen van de blog van de ambassadrice. Genoeg ervaring mee via
ManiFiesta, Solidair en mijn eigen geschrijfpromotie. Verschillende
boeken over gelezen.
Flexibel.
Check. Ik werk overdag. Ik schrijf 's nachts. Ik netwerk in 't
weekend.
Motivatie.
Check. Als ik een paar mensen kan helpen om niet vroegtijdig een ouder te
verliezen. Graag dan.
Het was zomer. We hadden niks beter te
doen. God ja, jawel, ik had herexamens voor de lerarenoplijding (sic)
Hij studeerde geneeskunde en had dat jaar voor 't eerst géén
herexamens, als ik 't mij goed herinner. Of ze waren al achter de
rug, dat kan ook.
Gent. Augustus 2008.
Man, Gent was verlaten. Desolaat. Zaten
alle knappe vrouwen binnen te blokken? Waren ze op reis? Aan ons plan
kon het niet liggen. Spontane acteertalenten van straat plukken.
Selectiecriteria: lang haar, lange benen, en voor mijn regisseur was
de borstomvang ook nog belangrijk.
We vonden ze niet. Zelden zo lang door
Gent gewandeld zonder knappe vrouwen te spotten. Verstopten ze zich?
Waren alle knappe gentse studentes al gecast in promovideo's waar hun
verloning wel in het budget zat? We moesten op den duur de lieven van
maten optrommelen om genoeg actrices bij elkaar te krijgen.
Het waren boeiende tijden. De laatste
keer dat ik een actrice uit een café plukte, dateert ook weer van
2010.
Nu zijn er alleen nog de plannen. Om 50
vrouwen aan te spreken voor naaktfoto's, voor een boek. Gewoon
lukraak op straat. In de stijl van de kerel in dit youtubefilmpje.
https://www.youtube.com/watch?v=VB-VIq6YnD4
Pakken geiler dan al die kunstmatige porno trouwens, dat filmpke.
Maar dus, nu doet mijn regisseur van
toen, 12 uur per dag consultaties. Misschien soms wel van actrices.
Als ze neurologische problemen hebben. Maar in die sector worden
neurologische problemen doorgaans niet aanzien als probleem maar als
deel van de jobomschrijving.
Ik schrijf nog scripts, maar al
geruime tijd niet meer voor kortfilms. Ook niet als ze een spannend
castingplan hebben om actrices gewoon zo van straat te plukken.
Het werd een rotslechte film.
ROTslecht. Schoon gefilmd wel. Met één interessante schaakscène. Met een dementerende acteur. Die 't script goed vond. Hij vergat wel
constant dat ik het geschreven had, maar hij vond het script goed.
Toen vond ik lof van dementerende ambassadeurs op rust, nog een hart
onder de riem.
Het werd dus een rotslechte film. Zei
ik dat al? Ik ging ook net iets te ver in het bepotelen van onze
lukraak bij elkaar geschraapte actrices.
Het einde was open. Ik haat de meeste
open eindes. Dit was er één van.
Het staat nog ergens op Facebook, dat
filmpje. Mijn neuroloog bekijkt het soms om zeker te zijn dat zijn
keuze voor neurologie de juiste keuze was. Maar het knaagt toch. Hij
zou het graag terug doen. Ik zou het ook graag terug doen. Ik wil er
niet meer in acteren. 't script wil ik wel nog altijd schrijven. Niet
met een open einde. Ik heb sindsdien van moetens toch wat serieuze
boeken gelezen over vertelkunst en feedback gekregen van belezen
mensen die niet dementeren.
Mijn neuroloog is eigenlijk te elegant
gekleed voor een neuroloog. Als ik hem u wijs en zeg dat hij
beeldhouwer, regisseur of eigenaar van een toneelcomplex, frontzanger van de emoband met ballen Nice Period of oprichter van
alternatieve cinema is, dan gelooft ge mij.
Ik ben blij dat hij neuroloog is en
goed verdient. Er zijn al genoeg sukkelende kunstenaars. Uiteindelijk
gaat ge er toch aan kapot. Kunstenaar zijt ge alleen met de k van
kapot. Als ge gans in orde zijt dan zijt ge geen kunstenaar. Mick
Jagger is bijvoorbeeld in orde. Behalve een naar 't schijnt minieme
penis, is er niks mis met hem. Hij speelt dan ook maar een onnozel
rolleke. Er zit niets van mick in micks nummers, zegt zijn
biograaf. Als ge als kunstenaar niet aan 't afzien zijt, zijt ge niks
nieuws aan 't maken.
Mijn neuroloog en ik zagen niet af toen
we die zomerfilm maakten. Wij amuseerden ons vrij goed. Als de
straten wat bevolkter waren geweest, die stille maand augustus,
hadden we ons nog meer geamuseerd. Het resultaat was zo'n kwakkelke
waar ge veel van leert. Als ge wilt leren.
10.000 uur. Om door te breken met iets,
moet ge 't 10.000 uur doen. Alle grote talenten die doorgebroken
zijn, in sport, in muziek, in schaken. Ze hebben allemaal 10.000 uur
geklopt. Behalve schaakgrootheid Bobby Fischer, die deed het met
9.000 uur.
Mijn neuroloog en ik zitten niet aan
10.000 uur filmen. Ik zit misschien wel dicht tegen de 10.000 uren
schrijven. Ik zit er nog niet, maar echt veel zal 't niet schelen.
Mijn testpubliek begint dan ook verandering te zien in mijn
schrijven. Een stem vinden. Zo noemen ze dat, als ge als schrijver uw
10.000 uur geschrijf, geschrapt en stimulerende middelen hebt getapt.
En soms in wanhoop ook uw matras hebt binnenste buiten gekeerd, op
zoek naar die stem of een beetje harder hebt geknepen in de huiskat, als het maar stemt.
Mijn neuroloog heeft veel humor. Hij
zei: Godver he, gij en ik gaan in ons leven elk in een vijftal
domeinen afhaken als we aan 8.000 uur zitten.
Voor hem is dat pure humor, voor mij is
de helft humor en de helft een nachtmerrie die zich stevig genesteld
heeft in mijn buis van Eustachius. (als ge met een dokter op
restaurant gaat, wilt ge toch tonen dat ge IETS kent van anatomie)
Volgens mijn neuroloog zou ik bankier
geworden zijn als ik 'wat wiskundiger was aangelegd'. Ik als bankier.
Ik zie het niet. Even later dacht hij dat ik ook goed zou zijn in het
promoten van geneesmiddelen bij dokters. Ook dat zie ik mij niet
direct doen. Ik zie mij schrijven. Ook als dat betekent dat ik hier
nu met drie pulls EN mijn jas moet achter mijn laptop zitten typen.
Die neuroloog is goed in wat hij doet.
Ik had vanochtend nog even veel moed/hoop als de vrouwen van de
mannen van het zesde leger in Stalingrad, anno februari 1943.
Toen ik van hem afscheid nam, was het
moreel terug een stuk hoger. Het kan ook wel aan de masala thee
gelegen hebben en de Indische curry. Ben nog vergeten vragen of curry
echt Alzheimer voorkomt. Heb eens gelezen dat die ziekte in India zo
goed als onbestaande is. Er leek mij toch iets vré gezond te
gebeuren in mijn kop. Iets dat ik alleen ervaar na twee liter straffe
koffie, maar beter. Indische curry en masala thee, good shit. Mijn
volgende verslaving staat al klaar. Als ge uzelf schrijver noemt,
zonder verslaving, zijt ge fameus in freestyle bezig, zenne. Junkie
zijn hoort er bij. Waarom zou ge nog schrijven als 't u zelfs geen
romantische reden gaf om junkie te zijn? Iets anders moet ge van
schrijven de eerste 100 jaar toch al niet verwachten.
Eigenlijk is dat niet waar, hoor.
Schrijven heeft mij al veel gegeven. Vrouwen, toffe gesprekken, een
paar rellen, enkele trio's, wat applaus hier en daar, gratis boeken,
gratis strips, gratis drank, spontane korting op mijn brilmontuur,
wat geld, een doel, nooit gebrek aan een doel, zolang er blanco
pagina's zijn, en waarschijnlijk heb ik er mij een dure hobby mee
uitgespaard, ik heb geen zin en geen tijd voor een hobby, ah, ook nog
een gratis abonnement op een literair tijdschrift, gratis exemplaren
van andere tijdschriften, en een paar onverwachte, maar grote
aanwinsten voor mijn vriendenkring,
zoals een eermalige regisseur en een nu
heel actuele neuroloog, wat als labiel schrijverken het equivalent is
van meerdere jaarvoorraden prozac, zyprexa en geodon en al die andere
'writer's little helpers'
Het kan nog niet zo slecht gaan met mij
als de stemme'kes in mijn kop mij willen wijsmaken. Als ik nog kan
gaan dineren met mijn psychiater.
't is eigenlijk nog een klasse hoger,
het is een neuroloog. En hij betaalde nog de rekening ook, dus, nee,
het kan echt niet zo slecht met mij gesteld zijn als de stemmeke's
zeggen. De stemme'kes: AntiWilko voor de vrienden.
Mijn neuroloog vroeg: 'waar zijt gij nu
eigenlijk zo bang voor?' (Als mijn neuroloog 12 uur lang consultaties
gedaan heeft in 't UZ, wil hij wel eens op mijn blog komen lezen
waarom hij toch content is dat hij zijn artistieke ambities in de
ijskast heeft gestopt)
Ik vond dat een verrassende vraag, want
mijn angsten zijn zo constant en acuut, dat het mij compleet obvious
voor iedereen lijkt waar ik bang voor ben. Niet dus.
Allez, we recapituleren (altijd nog
beter dan capituleren):
ik heb schrik dat ik een job ga moeten
doen tegen mijn goesting. Na 150+ keer gesolliciteerd te hebben, word
ge toch wel bang. Vooral als ge uw vader elke dag van zijn leven zien
haten hebt, omdat hij een job tegen zijn goesting deed. Die klaagzang
is u wel bekend. Die 150 sollicitaties zijn trouwens alleen de keren
dat ik solliciteerde voor een job die ik echt wilde. Ik solliciteer
ook voor jobs die ik niet wil. Dat zijn meestal de vacatures die
overwegen om mij aan te nemen. Het is een beetje gelijk toen ik nog
chronisch maagd was en alleen vrouwen die ik niet wilde, mij wilden.
En zelfs dat waren er niet veel.
Dat geeft een mens hoop he. Vroeger kon
ik de vrouwen niet krijgen die ik wilde, nu heb ik mijn droomvrouw
(jaja, ik hoor u lachen of kotsen, maar godverdomme, het is mijn
droomvrouw), maar nu krijg ik dus niet de jobs die ik wil. Dat ligt
aan mijn aanpak. Alleen aan mijn aanpak. En mijn aanpak kan ik
wijzigen, dus zo bang hoef ik niet te zijn.
Andere angsten: schrik van nooit genoeg
te presteren. Om meer te presteren moet ik vooral stoppen met zo bang
te zijn, want onder angst presteert een mens niet bepaald veel.
Op concreet vlak ben ik trouwens de
minst bange mens die ik ken. We zijn nooit vies geweest van een
parodox (mooi woord trouwens) Ik heb geen schrik in 't donker, in
verdachte stegen, langs de oevers van rivieren bij nachte, geen
schrik voor macho's, voor publiek spreken, voor terminale ziekten (nu
ja, dat is niet eerlijk van mij om dat er hier tussen te zetten, want
voor iemand die de dood ziet als iets om even hard naar uit te kijken
als Sinterklaas kan een terminale ziekte inderdaad niet beangstigend
zijn), enigerlei dieren, spinnen, slangen, wielertoeristen, zatte
Russen, voetbalfans, allemaal niet bang van, niet bang van overreden
te worden, niet bang van onder de metro te sukkelen, niet bang
geweest op Israëlische bussen, vol babykillers in uniform, niet bang
om Israëlische soldaten babykillers te noemen, wel bang om geen job
te krijgen bij de metro (de krant dan), wel bang om voor de metro ('t
openbaar vervoer) te moeten gaan werken.
Nog eens recapituleren:
concrete angsten: nul. Wacht. Tenzij
gedwongen worden om te dansen. En de publieke vernedering die de
turnles meestal was, hoef ik niet meer te ondergaan. Dus nee, buiten
mij in ruimtes bevinden waar ik moet dansen, heb ik geen concrete
angsten. Ik zou liegen: ik ben ook bang dat mijn moeder dood gaat. Of
dat één van mijn beste maten dood gaat, want dat heb 'k al eens
meegemaakt. Dat mijn vrouw dood gaat, is geen optie, want die dag val
ik zelf dood, dus tijd voor enige rouw zal er niet zijn. En een
zelfgekozen exit op een strategisch gekozen moment is hier nu eenmaal
een familietraditie, dat hoeft niemand te bewenen.
Concrete angsten dus:
-dood moeder
-gedwongen worden om te dansen
-autorijden op zeer drukke plekken
(Dampoort Gent bijvoorbeeld)
Abstracte angsten:
-nooit iets deftig presteren
-vanalles kunnen en er niks kunnen mee doen
-situaties van machteloosheid
-verplicht zijn om loonslaaf te worden
en een job te doen die niet bij mij past (godver, dat is een concrete
angst)
Ik voel mij gelijk beter na de
oplijsting. Ik heb zo gelijk 't gevoel dat de lijst concrete angsten
bij iedereen die ik ken veel langer is. En er is niet eens een
dancing in Erembodegem. Ow, ik ruik een business project. Waar
gezopen wordt, kan ook geswingd worden. In dubbele betekenis. Ge
ziet, ge kunt uw angsten altijd nog ombuigen. En niemand kan mij
dwingen om te dansen in mijn EIGEN dancing. En 't is crisis, die
gaat alleen maar nog veel slechter worden, en als 't slecht wordt,
zitten er twee dingen vol: kerken en dancings. In de crisis van de
jaren '20 werden er dansmarathons georganiseerd. Het langst dansende
koppel won de prijzenpot. De deelname was massaal. Binnenkort doen we
dat weer, want zo slecht gaat het straks gaan. Dus ge ziet, ge kunt
uit uw angsten ook een businessidee puren, zolang dat ge maar niet
gaat liggen beven in uw bed. Of de kudde volgt. Volg nooit de kudde.
Tenzij het dieren zijn. Want smijt mensen bij elkaar in een kudde en
die kudde heeft een radar om samen naar 't eerste en diepste ravijn
te marcheren. Meestal met trommels en trompetten.
Ik was ook vergeten dat er mij niks meer
kan gebeuren dat mij echt diep raakt. Ik moet niet bang zijn, want
het ergste is toch al gebeurd. Januari, 2009. Toen 'k 't nieuws
hoorde, stond ik op een perron. 't was 't dichtste dat ik ooit kwam
tot onder een trein springen. Sjans, dat ik het niet gedaan heb, want
't perron is 't slechste punt om dat te doen. De trein kan daar
gemakkelijk remmen en ge komt er dus alleen verhakkeld, maar levend
vanonder.
Allez, genoeg gebeefd achter de
coulissen, we zijn weer gekamelioniseerd om verder te spelen in het
theater dat we maken van de wereld. Het zijn zij die 't eerst kapot
gaan, zij die vergeten dat het allemaal maar theater is. Zo komen er
velen vlot door hun dag, het besef dat we allemaal maar theater
spelen. Zolang ge thuis, bij uw vrouw, en uw maten, nog uw masker af
krijgt, is 't goed.
Ik weet niet of andere mensen zich ook
zo slecht voelen. De mensen die ik op de trein zie bijvoorbeeld. En
public, loopt ge toch niet te koop met uw zorgen. Tenzij ge in
publieke ruimtes aan uw gsm hangt, want dan word ge onhoorbaar voor
iedereen, dat zeiden we al.
Ik zie tegenwoordig niet veel mensen
meer. Tenzij op perrons en in de trein. Hebben die ook blogs waar ze
klagen over acute angsten? Als ik ze bezig hoor, hebben ze het over
op reis gaan naar Miami. En dan blijkt dan hun geografische kennis
van de VS op geen kloten terug. Boven Virginia ligt New York.
Ik had bijna onderbroken. Ik heb alleen lang oogcontact gemaakt. Er
zit nog Pennsylvania en Maryland tussen. Die mens had zo'n
hete-patatten-in-uw-mond-accent in 't Engels. Voor mijn oren 't
equivalent van met uw nagels krassen op een krijtbord. Ik onderbrak
niet. 't was een West-Vlaming. Hij werkte voor een onderneming. Iets
in de chemie. Zijn talenkennis is rotslecht, hij is zo onnozel om te
roken (L&M), van geografie snapte hij ook niks. Maar hij verdient
gegarandeerd het dubbele van mij. Als ge u veel geldzorgen maakt,
raakt ge na een tijd getraind in het aflezen van nettolonen op mensen
hun gezichten. En deel van mijn belegering is het idee dat ge in deze
tijden maar zoveel betekent als uw nettoloon. Zolang ik
zelfhulpboeken lees, weet ik dat dat niet waar is, maar van als ik
mijn kop buiten durf steken, krijg ik toch weer dat idee. Zoveel
waard zijn als uw nettoloon.
Ik voel mij belegerd. In een zeer
letterlijke betekenis. De zus van mijn broer heeft het ook. Alleen
leest die geen wasmanden met zelfhulpboeken, dus voor haar is elke
dag slecht. Ik krijg mezelf doorgaans nog wel uit de diepere putten
geklapt. Wat is dat u belegerd voelen?
Dat is denken dat ge nu meer terrein
hebt dan morgen het geval kan zijn. Dat ze u onder druk zetten om
terrein prijs te geven, bewegingsvrijheid, resources op te geven. En
gelijk de meeste mensen die bang zijn van iets, herinner ik mijn
eigen constant aan dat gevoel.Zelfs mijn bureaublad heeft een foto
van een belegering. Soldaten die geen kogels meer hebben en dan maar
stenen smijten naar hun aanvallers. (The battle of second Manassas,
voor de liefhebbers). Ik lees een roman, The last full
measure, over de belegering van Petersburg. Niet te verwarren met de
belegering van Leningrad in de eerste helft van wereldoorlog II. Dat
andere Petersburg. In Virginia, dat niet vlak onder New York ligt.
Circa 60.000 zuidelijken (en dan tellen we genereus) die zich
verdedigen tegen circa 100.000 betere bewapende, beter gevoede, beter
geklede noordelijken. Een compleet uitzichtloze situatie. Als de
zuidelijken wegtrekken op zoek naar eten in 't binnenland, op zoek
naar de bewegingsruimte die een kleiner leger al eens toelaat om een
groter, logger leger te verslaan, valt hun hoofdstad, Richmond. Boven
Petersburg. Ze kunnen niet weg van Petersburg, want dan is Richmond
de treinverbindingen kwijt met de rest van het Zuiden. Het Noorden
(toch minstens generaal Grant) weet dat en voert dagelijks de druk op
om Petersburg te doen vallen. Die 60.000 breiden dagelijks hun
loopgraven uit. En hoe langer de loopgraven worden, hoe minder volk
per lopende meter er staat om te schieten. 't is redelijk simpele
wiskunde, zelfs voor mij. Grant heeft er 100.000 en kan langere
loopgraven maken. Loopgraven die altijd maar dichter geraken bij die
spoorlijnen die het Zuiden niet mag kwijt geraken. Een kwestie van
tijd. En elke dag wordt het slechter. Elke dag deserteren er
zuidelijken, vooral door honger. Ik voel mij gelijk, Lee, die dat
allemaal beseft, geen opties ziet, buiten de loopgraven nog wat
verstevigen en wachten op een mirakel. En bezorgde brieven sturen
naar een regering die niet snapt hoe ernstig het is en niks doet,
buiten ruzie maken over administratief protocol.
Het is absurd dat ik mij zo voel. Maar
gevoelens kunnen vals zijn. Ik heb een kronkelachtige carrière
achter de rug. Ik heb nochtans altijd goed geweten wat ik wilde, maar
ofwel werd de weg afgeblokt door situaties die ge niet zoudt geloven,
maar toch gebeurd zijn, ofwel had ik te veel schrik om het
rechtstreeks te proberen. Ge kunt het aanmodderen noemen. Ik werk nu
wel al eindelijk, eindelijk, eindelijk, bij een gazet. Een
jongensdroom bewaarheid. Maar toch, met wat ge allemaal hoort, al die
negativiteit, en ik zie niet elke dag meer veiligheid in mijn
situatie, meer terreinswinst, ook niet 't omgekeerde, maar toch, 't
is misschien het gebrek aan zonlicht dat mij zo deprimeert. Tot mijn
moeder mijn vader ontmoette, had ze het woord depressie nooit
gehoord. Dus ik weet van welke tak van de familie het allemaal komt.
Als de wereld zijn kleuren verliest en ge negatieve spookbeelden ziet
opduiken. Mijn nicht ligt soms twee weken in bed, met een gevoel dat
ze niet kan uitleggen. Ze schrijft niet. Ze heeft psyschologie
gestudeerd, wat de meesten toch altijd doen om zichzelf te redden.
Vakken als statistiek hebben haar vreemd genoeg niet van dat gevoel
af geholpen. 't is een gevoel alsof er op 100 meter van uw deur
middelzware tanks over zot gemotiveerde Hitlerjugend rijden, terwijl
de grootvader afgeknald wordt, omdat hij op zijn zeventigste beweert
te oud te zijn om een geïmproviseerd geweer te schouder in de
Volkssturm. Ja, uw negativiteit hertappen in indrukwekkend tragische
beelden, dat troost soms wel. Maar het maakt het gevoel niet minder
echt.
Toen ik vijftien was, zei de
geschiedenisleerkracht (die minder wist van geschiedenis dan ikke,
maar dat kunnen we die mens eigenlijk niet verwijten) dat ik labiel
was. Voor een mannelijk wezen beantwoord ik dan toch niet aan het
klassieke beeld van mannelijke emoties. Die van mij zijn gelijk een
vrouw in haar menopauze. Ze schommelen, met grote pieken en dalen,
soms binnen vijf minuten van suïcidaal naar een niveau van euforie
dat ge alleen krijgt van een gram cocaïne te veel of de wetenschap
dat ge uw vijanden gans vertrapt hebt. Ja, oorlogsbeelden, ik ben er
mee opgegroeid. Nooit oorlog meegemaakt, tenzij de sporen ervan, in
Bosnië, in Palestina, maar er is geen dag voorbij gegaan dat ik niet
iets over oorlog gelezen heb. Als ik een nieuwe taal leer, begin ik
ook altijd met de oorlogstermen, die ken ik rapper vanbuiten dan al
de rest. Als ik mij wil motiveren (maar dan vandaag toch even niet)
voor een ambetante situatie, moet ik ze hertekenen in oorlogstermen.
Een vriendin van mij versprak zich
laatst. Ze had het over een andere blogger en zei: 'die is ook
borderline'. Ik heb het niet zo voor labels. Borderline is niet:
hardnekkig zoeken naar een mentaal systeem en een organisatie van uw
leven waarbij ge u bijna altijd goed voelt, gelukszoekerij dus. Dat
is borderline niet. Dus dat label mag ook weer uit mijn nek geknipt
worden. Godver, nu heb ik mijn eigen toch het label 'gelukszoeker'
opgekleefd. Winter blues is het ook niet, want in de zomer had ik het
ook al. Het is niet snel genoeg vooruit gaan, het gebrek aan
zichtbare progress, en een gevoel van progress (ge ziet, de voertaal
van zelfhulpboeken is vooral Engels) gaat ge niet rap ervaren in een
ingeslapen dorp gelijk Erembodegem. Het is even niet kunnen opboksen
tegen de algemene stemming dat elk zelfstandig ondernemen, gedoemd is
te mislukken, de algemene stemming dat ge werk tegen uw goesting moet
doen, vooral in deze tijd. Het is ook te weinig optrekken met mijn
tekenaar. Maar dat zeg ik hem niet, want hij heeft voor de moment
zijn eigen zorgen. En hij leest mijn blog niet, want hij leest
eigenlijk niet zo graag. 't is dan ook mijn tekenaar.
't schrijverken is veerkrachtig, het
kan morgen al weer over zijn. 't hoort allemaal niet op een serieuze
blog. Mijn blog is gelukkig niet serieus, dus ik kan 't er toch op
smijten. Misschien geeft het troost aan een andere belegerde.
En het Nederlands van mijn vrouw gaat
er aan Thalyssnelheid op vooruit sinds ik dagelijks iets op mijn blog
zwier, dus 't zal wel voor iets goed zijn. Als ik dit aan de neus van
een psychiater moet hangen, kost het mij om de twee weken 50 euro en
dan heeft mijn broer niks om mee te lachen.
Gedronken :: Rape me, demo versio, Nirvana, cd 3 van 'with the lights out'
Verkrachters die verkracht worden. Uw
andere wang tonen als ze u al lappen. Al uw kwetsbaarheid op tafel
smijten, tegen uw aanvaller zeggen dat er niks meer kapot te doen is,
dat er niks meer is waar ze u zeer kunnen doen. De leerkracht in
'Detachment' zegt het ook, stop maar al met proberen op mijn
gevoelens trappen, want ik heb er allang geen meer over.
De verbondenheid met alle slachtoffers
overal ter wereld. Dat ge niet den enige zijt en niet eens 't
slechtst af zijt. Allez, kom dan maar op. Stamp mij een beetje. Het
doet allemaal niet zo veel meer. Als ge mot in een oppervlak water,
doet ge 't water ook gene zeer. Kurt Cobain werd eens aangevallen
door een geblokte reus. Die reus stampte hem constant op de grond. En
Kurt deed niks, buiten lachen, lachen, lachen. En vallen en lachend
weer recht kruipen. En die reus droop af, gefrustreerd.
Ach, rape me. Rape me, VDAB,
economische onheilsbrieven die mij dagelijks te pas en te onpas
bashen, de madame van de mutualiteit die mij een loser vindt, de dag
dat het woord loser is ingeburgerd geraakt, was zowat 't begin van 't
einde, zure mensen op den trein, die nog niet content zijn met hun
ambtenarenjobke, op den trein zijn 't altijd ambtenaren, behalve de
west-vlamingen, dat zijn noeste werkers, die travakken in de
privé-sector.
Allez, rape me, ik zit thuis te beven,
ook van kou, maar vooral van schrik, voor alles wat ik nog zou kunnen
kwijt spelen, en alles waar ik nog kan naast grijpen (die schrik is
erger), allez, rape me, beter van niks te voelen, dan schrik te
hebben. Als de tv mij dan toch wijs maakt dat ik af moet zien, door
absurde kapitaalsophoping, ben ik liever zo midden in 't gevecht. Ik
peins dat in een oorlog de slechtste momenten zijn als ge zit te
wachten. We kunnen 't niemand vragen, maar 't gevoel van bevrijding
als ge dan uw kop uit de loopgraaf steekt en vijftien interne
bloedingen later neerzijgt, is vast bevrijdend. Loden vrijkaartjes
voor het Nirwana. Gelijk Jonathan Alpert (da's de psyscholoog van al
die mannen op Wallstreet, ik dacht als ik nog eens een boek wil lezen
van een psycholoog, dan pak ik direct den best betaalde) die zegt dat
alle angst uiteindelijk angst voor 't onbekende is. En als 't gebeurd
is, dan kunt ge er geen angst meer voor hebben.
Allez, rape me, nog liever dan dat
dagelijks gebash met economische rampspoed en dat gevoel van niet
genoeg te zijn, te doen, te presteren, heb ik de apocalyps. Rape me
op repeat, als de Maya's gelijk hebben, de hele laatste dag van hun
kalender. En Jezus verschijnt op een tempel in Damascus. Als de
maya's kunnen gelijk hebben, dan kunnen de Bijbel en de Koran ook
gelijk hebben. Als de wereld vergaat, verschijnt Jezus op een tempel
in Damascus. Staat daar een tempel? Zet daar maar anders rap een
prefab tempel neer, daar zal nog wel net geld genoeg voor zijn. Als
ons het einde van de wereld beloofd wordt, moeten we die belofte niet
gaan saboteren. Een wereld voor de happy few, mag gerust vergaan, ik
wil zelfs sparen voor een fleske champagne om 't einde samen met de
superijken te kunnen vieren. Soms hebt ge geen goesting in geforceerd
optimisme. Ik zal maar een week niet naar 't journaal kijken. Ik kan
er duidelijk niet zo goed tegen.
Deze
blog kan niet de titel voeren: de ups en downs van een schrijverke,
zonder het over de downs te hebben.
Ik
zoek werk. Een half-time, deeltijds, 2,5/5, hoe ge 't ook wilt
noemen. Dat combineert het beste met mijn journalistieke, artistieke,
filosofische, literaire bezigheden waar de Staat zal over fronsen tot
ik een bestseller of een blockbuster op mijn naam heb en ze komen
kloppen om belasting te heffen op mijn jarenlange artistieke gewroet.
Ge zult als kunstenaar doorbreken en betalen, of gij zult wroeten en
scheef bekeken worden, als parasiet met te veel dromen.Of ge zult gewoon breken, dat kan ook.
De
VDAB is bijvoorbeeld bepaald niet blij met mij. Ze hebben daar het
concept 'tough love' voor mij uit de kast gehaald. Ik heb een
kunstenaarsstatuut. Naar 't schijnt. De meningen zijn verdeeld. Het
kunstenaarsstatuut bestaat namelijk niet. Het is een verhaal over al
dan niet vakjes kleuren op blauwe kaarten. Hopelijk heeft u er GEEN
ervaring mee.
Het
is een mooi systeem, ook al loopt het voor geen meter. Het is best
menselijk allemaal. De Staat geeft mij tijd om te wroeten zonder
honger te lijden. Als ik mijn calorie-iname terugschroef tot 1500
calorieën per dag, doe ik dat uit esthetische en ergonomische
overwegingen en in de hoop mijn vrouw te plezieren, niet door mijn kunstenaarsstatuut. En daarbij,
volgevreten schrijven, levert altijd logge literatuur op.
Ik
word wel eens afgeblaft bij de VDAB. Dat hoort bij hun job. Dat er
nogal verwarring is in de regels van dat kunstenaarsstatuut (dat
officieel niet schijnt te bestaan, naar gelang welke instantie je
raadpleegt). Als ik dat opmerk, word ik snel de mond gesnoerd.
Ik
ben een positieve mens. Als ge een genetische aanleg voor depressies
overwint, dan word ge misschien geen onverbeterlijke optimist, maar
toch een hardnekkige optimist. A king must see the good in any
situation, zegt de smeerlapkoning in Braveheart. Een ambitieuze
kunstenaar moet ook altijd 't goeie zien in elke situatie of ge kunt er beter direct mee stoppen.
De
VDAB had gelijk over enkele dingen. Mijn motivatiebrief, hoewel een
klein literair werkstuk, is als sollicitatiebrief niets waard. Ge
zoudt denken dat ik dat na het lezen van al die sollicitatieboeken (dank u, Lex, voor alle tips) ook zo wel had begrepen. Niet dus, ik was over de schreef gegaan, en had
mijn motivatiebrief net iets TE persoonlijk gekleurd. Formeel zijn is
nooit mijn sterkste punt geweest. Tenminste niet als ik een pen in
mijn knuist heb of een toetsenbord onder mijn vingers.
Nooit
gebruik van gemaakt, maar mogelijk: als ik naar een
sollicitatiegesprek ga, kan ik goedkope treintickets krijgen. 2 euro
heen en terug. Het lag op mijn lippen. Ik wilde vragen, krijg ik ook
korting als ik manuscripten instuur naar uitgeverijen? Dat kost mij soms
wel eens 150 euro om een stuk of acht uitgeverijen te bombarderen.
Omdat ik levend buiten wilde komen, heb ik het niet gevraagd. Het had
nochtans mooie literatuur kunnen opleveren. De wroetende kunstenaar
die onderhandelt over de vis bij zijn kunstenaarsstatuut.
Ze
zijn in zekere zin veel efficiënter bij de VDAB, dan algemeen wordt
aangenomen. Ik wil helemaal nooit meer daar op de beklaagdenbank
moeten zitten en als parasiet bekeken worden. Ik denk dat ik mijn
motivatiebrief ga ONTpersonaliseren, conformaliseren, mainstreamen, droogzwieren. Ze hebben mij daar
twee weken tijd voor gegeven. Een lief, klein affront. Ik ben
schrijver. Ik heb daar 20 minuten voor nodig, en twee uur als ik het echt
goed wil doen. Ik had ook wel voor een keer een idiote
sollicitatiestrategie geadopteerd: een passe partout motivatiebrief,
een CV goed voor alle markten en dan massaal insturen naar alles wat
een 'vlotte pen' als trefwoord had. Nein, nein, nein, zo werkt dat
niet. Als ge aan die vlotte pen een heel lange arm hebt, dan lukt het
misschien.
Vakjes
kleuren. Op blauwe kaarten. Denk dat ik dan toch liever
rapportkaartjes kleur, halftijds. 't is vraag en aanbod. Leerkrachten
zijn er tekort. En hoe sneller de leerlingen digitaliseren en
zichzelf uitzappen tijdens de schooluren, en ons onderwijssysteem
hopeloos de feiten achterna holt, hoe meer er leerkrachten tekort
zullen zijn. Dus als ik echt rap zo'n halftijds wil hebben, moet ik
vooral Nederlands willen geven. In Brussel. Het oudercontact is als
leerkracht bijna even brutaal als zo'n VDAB-verhoor, maar het betaalt
toch beter en het sociale stigma blijft iets kleiner. En alle verdere
inspiratie voor www.verkrijt.net
is natuurlijk altijd welkom.
Ook
heb ik van andere schrijver-leerkrachten wel eens de tip gekregen:
print je manuscripten op de schoolprinter, dat scheelt heel wat.
En zo
gaan wij moedig voorwaarts. Bekeken worden als parasiet, dat hoort er
bij, vooral in 't begin. Het verbindt u innig met alle andere
beroepen waar ze in onze maatschappij zo hun neus voor ophalen. Ik
zal later, als Vrouwenalfabet verfilmd is -mijn serieus werk moet
natuurlijk niet rekenen op een verfilming- en er veel volk gegaan is
naar die 'platte film', met veel plezier mijn belastingen betalen. En
in mijn hart zal al dat belastingsgeld integraal naar zowel onderwijs
als kunstenaarsstatuten van koppige wroeters gaan die hun dromen
nooit verraden.
En Kurt Cobain had niet eens een kunstenaarsstatuut. En zie hem hier eens lachen, al die jaren voor Nevermind. Ge hoort mij dus niet klagen. En mijn ego heeft zo om de maand toch wel eens een knipbeurt nodig, want dat groeit anders toch gelijk zot.
Waarom ik de rest van de week een zombie ben (helaas niet in een blockbuster)
De niet commerciële titel: Gelezen :: The Road, van Cormac McCarthy
Ge
zijt pas halfweg als de vetzak snurkt.
Bussen.
Ik haat ze. Bussen van De Lijn, hier in de rodina, het moederland
dus, vermijd ik altijd. Al moet ik vijf kilometer te voet gaan of
meer. Want die bussen voerden mij vroeger naar 't school. En dat
ervaarde ik elke ochtend als een enkeltje Buchenwald. Ge kunt dat
overdreven vinden, ge kunt dat pathetisch vinden, maar het was toch
zo, als overgevoeligaard beleef ik mijn wereld nogal hysterisch.
Maar
soit, bussen dus.
Om
de 1200 km naar mijn vrouw te overbruggen kan ik soms niet anders.
Het
gebrek aan beenruimte, zelfs voor een vestzakschrijver gelijk ik,
veel te weinig, de geur van een turnlokaal waar wel eens gekotst
wordt en de turnleerkracht elke dag rauwe look kauwt, claustrofobie,
licht dat nooit goed zit, schabouwelijk slechte filmprogrammatie, de
onmogelijkheid van slaap, zingende Tsjechen, jengelende kleuters en
snurkers.
Niks
tegen dikke mensen. Ik ben het zelf geweest. Het is rot. Ge wordt het
snel en onverwacht. En vermageren is moeilijk. En sommige mensen
kunnen er ook gewoon niks aan doen. Ge moet maar malchance hebben met
uw hormonen.
Het
chips vretende boeddhabeeldje achter mij, leek er mij wel iets te
kunnen aan doen. Het zal wel een vooroordeel zijn, maar ik had het
direct gedacht toen ik hem zag. Die gaat snurken. Hij had alle
tekenen. Hij had geen boek bij, niks om zich bezig te houden, buiten
zakken chips dan en hij zag er niet verveeld uit. Er zijn van die
mensen die zich nooit lijken te amuseren, maar zich ook nooit lijken
te vervelen. Ze hebben de benijdendswaardige eigenschap dat ze in
alle omstandigheden altijd direct in slaap vallen. Ze zien er altijd
een beetje uit als grazende koeien. Maar ik heb toch liever koeien.
Die snurken niet.
Mijn
maat had mij meerdere keren aangeraden om oordoppen mee te pakken.
Niet dus. Ik ben hardleers in die dingen. Ik vergeet ook bijna altijd
een kussen mee te pakken. En dus zie ik af. En lees ik. 1200 km lang.
Zo'n bus is gelijk een leeszaal met een SS-opzichter voor mij. 't is
lezen of de verveling voelen, de kwelling van willen slapen, maar
niet kunnen.
En
dus vreet ik nogal wat pagina's. Om het een beetje ironisch te
houden, las ik onder andere The Road,
van Cormac McCarthy. U heeft misschien de film gezien. De film is
minstens zo goed als het boek. Zelf vond ik de film zelfs (nog)
pakkender. Het einde blijft idioot, maar het is een goed boek.
Ik
slaap geen minuut echt op zo'n bus. Echt slapen doen de personages in
The Road ook
niet. En aan hun road lijkt ook nooit een einde te komen. Hun doel is
gewoon de zee bereiken. In de heenreis naar mijn vrouw heb ik ook
zo'n schoon doel voor mij, de zee van haar vrouwelijke schoonheid,
zowel vanbinnen als vanbuiten. In de terugreis heb ik dat schoon doel
een pak minder. Dan is er vooral de elasticiteit van fysieke
verknochtheid die gerekt wordt. En dat in een bus dat gelijk een
middeleeuws rektuig op wielen is, maar dan omgekeerd. Ge wordt daar
niet uitgerekt, maar ineengekrompen, ingebokst, uit de kom
geschudderd, verkabouterd.
Over
wat er zo schoon was bij aankomst, kan ik niet uitwijden. Mijn vrouw
is in tegenstelling tot ikzelve gesteld op privacy. Ikzelf heb
helemaal niks met privacy. Ge moogt 't allemaal weten van mij. Wat
zou ik bij God te verbergen hebben? Maar zij is anders, zij vindt dat
er magie verloren gaat als ge alles met iedereen deelt. Voor mij dus
niet, want alles delen, dat lukt toch niet, hoe hard ge ook probeert.
Hoe zou ik u nu kunnen vertellen hoe dat voelt om haar in mijn armen
te hebben? Een heel weekend, een veel te kort lang weekend, vier
dagen lang, met zeer korte pauzes om te eten en de zoveelste stad te
bezichtigen die mij niet interesseert, ik wil alleen haar
bezichtigen. Het zou meer dan één blogpostje vereisen om een klein
beetje mee te geven wat dat zo wil zeggen voor mij: mijn vrouw huid
op huid bij mij hebben, inademen, soortement opvreten, mij bijna
letterlijk in haar begraven (en dan heb ik het veel meer over een
echte begrafenis dan over seks)
Het
woord seks is gevallen, dus ik ga 't over iets anders hebben, want ze
heeft niet graag dat ik daar over schrijf. Boekidee 55.603, waarin
ikke tien prostituées zou interviewen over hun ambt, heeft ze vrij
uitgesproken getorpedeerd, nog voor ik één voet in 't glazen
straatje te Gent had gezet. Nochtans voel ik dat het een goed plan
is. Ik ben bang in prostitutiebuurten. Bang om aanzien te worden als
ene die er moet voor betalen. Heb er nochtans een jaar op kot
gezeten, maar dat was een vrij valabel excuus, en toen ik het kot
huurde, dacht ik dat het glazen straatje wilde zeggen dat er daar
veel winkelruimten waren. Niet dus. Het is toen nooit bij mij
opgekomen om te gaan interviewen. Ik kwam net van school af.
Initiatief dat knijpen ze daar vakkundig uit u. En zo lag de
literatuur godver om de hoek te wachten om geschreven te worden en ik
zat Anna Karenina
te lezen. Dan nog gewoon in 't Nederlands. In 't Russisch had ik er
nog IETS van geleerd.
Mag
het gezegd worden? Anna Karenina
is een kutboek. Nèh. Een kutboek. Het enige wat het minder kut had
kunnen maken, was als er meer kut in voorgekomen was. Zo'n braaf
boekske. En lang. En saai. Waarschijnlijk is 't alleen zo lang, omdat
als ge in den tijd van Tolstoj naar uw vrouw reisde op 1200 km
afstand, ge niet toe kwam met zo'n dun boekske gelijk The
Road. Ocharme 200
pagina's.
Fuck
you, Anna Karenina, ik vond Madame Bovary
veel beter. Al is de boodschap hetzelfde: vrouwen willen doorgaans
wat ze niet kunnen hebben. Nee, vrouwen willen kunnen iets willen dat
ze niet kunnen hebben. Even herhalen, want 't is voor ene keer geen
typfout: vrouwen willen iets kunnen willen dat ze niet kunnen hebben.
Serieus waar. Niet allemaal, maar een bepaald type vrouw is zo. Mijn
vrouw is bijvoorbeeld niet zo. Daarom vind ik haar zo verdomd
fascinerend. Ze heeft wat ze wil en ze is daar onwerelds content mee.
Als iemand de laatste tevredenheid wil bijeen puzzelen, moet die
persoon zich dringend begeven tot mijn vrouw, want zij heeft nog een
beetje. Een beetje veel, voor zo een slanke madame.
Zelf
ben ik altijd wat bang geweest van tevredenheid. Tevredenheid dat wil
ook zeggen dat ge niet rebelleert. En al te schreeuwerig rebelleren
gaat mij niet af, ik ben toch vooral zo'n salonkamerrebel, maar niet
rebelleren dat gaat mij nog slechter af. Dus nee, tevredenheid, het
gaat niet. Maar ik draag doodgraag bij tot de tevredenheid van mijn
vrouw. Ge moet haar eens zien groeien als mens, als ge liefde kunt
geven aan een vrouw die dat apprecieert. Ik laat mij al eens
wijsmaken dat westerse vrouwen dat niet meer kunnen, zich laten
beminnen. Ik heb in geen jaren iets gehad met een westerse vrouw, dus
ik kan het u niet vertellen. Het zal wel zever zijn. Maar ik beklaag
mij niet dat ik 1200 km moet reizen om mijn vrouw te zien, want ik
zie hier nooit een vrouw, die zo vrouwelijk is als ginder, in den
Oost. Ja, wel in Charleroi, als ik geland ben, en één van die
Slowaakse langpootmuggen (die meer bloed geven, dan zuigen, en 't
pikt niet) mij de weg vraagt. Dan weer wel. Ik weet niet goed wat ze
ginder anders doen met vrouwen, maar ze hebben van alle markten
altijd 't beste in huis. Misschien omdat ze in den Oost zo veel
ervaring hebben opgebouwd met aanschuiven voor winkels. Kijk zie, er
kan nog een anticommunistisch grapke af. Dat is gelijk negers die
mekaar niggers mogen noemen, als soortement marxist (ge moet op
mij geen label plakken, ik ben geen potteke van de apotheker) mag
ik daar mee lachen he.
Maar
dus het punt. Nee, er is geen punt. Ik heb twee keer kort naeen een
ganse nacht niet geslapen, twee keer kort naeen 20 uur bussen, van de
ene in den andere, mijn concentratie is nog slechter dan anders, ik
slaapwandel de rest van de week nog om wat te recuperen. Het ligt
niet zozeer aan weinig slapen, dat ben ik redelijk gewend, het ligt
aan in die bus zitten, aan slecht eten, aan veel koppijn, aan een
boel ergernis aan snurkende chipsfanaten, aan een reeks folterfilms
(twilight, harry potter, united 93) op die bus.
Met
mijn vrouw in bed, spelen op de achtergrond ook altijd films. Om enig
gekraak te overstemmen. Ofwel het kraken van de vorst buiten of dat
van het bed binnen of omdat we allebei de gewoonte hebben om iets te
moeten zien als we eten. Ook rotslechte films. Gelijk The Vow, The
girl next door, the Notebook (de enige film over dementie waar ge
dement van wordt) en onbedoeld toch weer dolkomisch: the war of the
worlds.
En
dat is louterend, zo'n flutfilmruis op den achtergrond. Ge kunt grof
geld verdienen met brolverhaatjes te schrijven, dan moet ge toch
minstens uw boterham kunnen verdienen met doorwrochte verhaaltjes,
nee? En voor even hebt ge hoop dat ge toch kunt leven van die pen. Ge
kunt altijd nog verhuizen naar Hollywood en een shitverhaal schrijven
over een vampier die dementeert en niet meer weet dat zijn dochter
ook zijn tante is of zoiets, met veel detail voor kostumering. Er is
altijd een plan B. Of was dat al plan V?
En
zelfs in die shitfilms wordt men al eens kwistig met de filosofie die
ge hier wel eens geleverd krijgt door de Bond Zonder Naam. In Girl
next door vragen ze: is
the juice worth the squeeze?
Ik kan even geen bussen
meer zien. En ik heb weer de heilige eed gezworen dat ik nooit nog in
zo'n bus stap voor 20 uur. En mijn maat heeft weer gezegd: jongen,
binnen de maand zit ge daar weer op. En gelukkig is hij één van
die weinige maten, die ik zonder veel wrevel gelijk kan geven.
En
The Road
is een goed boek. Dat u iets leert waar ik zowat dagelijks voor buis:
de kleine dingen appreciëren. In de post-apocalyptische wereld van
The Road
wordt een klein beetje eten, fruit uit blik of wat champignons, plots
een groot festijn. Het zou schoon zijn moesten we dat met z'n allen
vaker kunnen, die kleine dingen appreciëren. Ik kan het dus niet,
dus ik kan er niemand toe verplichten. Maar ge hoort mij komen: als
ik bij mijn vrouw ben, kan ik het toch weer wel, dan moet de
zweterige tredmolen van de ambitie heel even niet draaien, even geen
bij het haar getrokken napoleontische wensdromen, en dan is er die
ouwe zak in the Notebook
die in de intro zegt: ik heb nooit iets speciaals gedaan, tenzij
één iemand echt graag gezien, en voor mij is dat altijd genoeg
geweest
Hij
schopt in mijn ballen met zo'n uitspraak. Als ze in 'Troy'
aan Achilles voorstellen: leven en braaf een gezinneke stichten, of
vertrekken naar Troy en zeker dood gaan, maar nog een paar duizend
jaar herinnerd worden, dan snap ik veel te goed waarom hij direct
vertrekt. Ik zou ook nog nooit mijn bagage bij elkaar gegooid hebben
bij zo'n voorstel. Maar, ja, ge weet het al, bij mijn vrouw kruipt
dan toch de twijfel binnen. Haar graag zien, is misschien toch het
beste dat ik ooit zal presteren. Niet dat er veel prestatie aan is,
want het gaat vanzelf, zelfs de haat tegenover skype, zelfs de
bushaat, de reisangst, de gemiste slaap, de gemiste driften, al dat,
het gaat allemaal gemakkelijker dan ik graag beklaag.
Ik functioneer de rest van de week niet, en ik kan de wallen onder mijn ogen weer bezigen als beenwarmers, maar the juice was very much worth the squeeze.
Een langeafstandsrelatie. Don't try it
at home. Zou niet lukken ook. Tenzij ge een héél groot huis hebt,
en zij in de achterste kamer zit en gij in de voorste en ge de
tussendeuren op slot doet. Maar dat doen al heel wat mensen en dat
heet geen langeafstandsrelatie maar een klassiek huwelijk.
Het kost mij de grootste moeite om deze
foto van haar van Facebook te plukken en hier op te laden. Ik probeer
er zo weinig mogelijk naar te kijken. Want foto's van mijn vrouw zien
zonder haar te kunnen vastpakken, dat hakt door mijn middenrif gelijk
een botte zeis. 'About a girl' van Nirvana blaast hier vroeg op de
ochtend door de boxen. De hond kijkt mij weer iets angstiger aan dan
anders, maar het moet, Sloeber, het moet.
Al was het maar voor de lijn: 'Ik kan u
niet elke dag gratis zien'. 't is waar, ik spring sebiet den zuur
betaalde bus op ergens in Brussel, ik moet nog checken waar, om 1200
kilometer te overbruggen. Oostwaarts. Operatie Barbarossa in 't
klein. In zo één van die verschrikkelijke bussen,waar zelfs een
Hobbit als ik te weinig beenruimte heeft. Hell on wheels. Waar ge als
het tegen zit, vlak voor een jengelende kleuter zit, die de HELE reis
weent en jankt en om zijn moeder zeurt. En klappen krijgt van zijn
nonkels. De hele familie leek mij mee, behalve de moeder. Ik heb niks
gevraagd, want ik wilde samen met de hele bus die kleine jengelbak in
de kofferbak rammen. En dan vonden we onszelf nog zeer humaan.
Nochtans kon ik die jengelbak
natuurlijk wel snappen. Ik roep elke dag om mijn vrouw. Op 1200
kilometer van hier. Vooral 's morgens als ik wakker word, met de
zoveelste paniekaanval. Die ik nooit heb als ik naast haar wakker
word. De enige anxyliolitica zonder negatieve bijwerkingen zitten in
haar geur.
Ik mis haar zo hard, dat ik heel hard
mijn best doe om haar te vergeten. Zij bestookt mij dan met mails en
smssen. Contact op lange afstand maakt het voor haar allemaal wat
draagelijker, maar voor mij maakt het al dat gemis juist veel erger.
Ik weet niet of het is, omdat ik een man ben, maar ik heb zo'n knop
waarmee ik mijn gevoelens in sluimertoestand kan zetten. Misschien is
het die knop die oerventen omdraaiden als ze op jacht gingen en
achter mamoeten gingen hollen.
Ik kan dagen, weken, maanden, niks
voelen. Ik ben dan wel in een rothumeur en lach niet meer, maar ik
voel dan toch dat gruwelijke gemis niet, alsof ze mijn hart onder
mijn voetzool hebben gebonden. Foto's van mijn vrouw doen mij meer
zeer dan eender welke fysieke pijn die ik ooit gevoeld heb, die keer
dat ik ver dood was aan acute appendicitis inbegrepen, want toen had
ik koorts en begon ik te hallucineren. Van walrussen om de een of
andere onopgehelderde reden. Als ik naar foto's van mijn vrouw kijk,
hallucineer ik ook, maar dan van tijdelijk onbeschikbaar geluk.
Geluk, dat is een vies woord geworden. Daar loopt ge in deze tijden
niet mee te koop. Ge wilt toch geen ogen uitsteken. Maar als ik bij
mijn vrouw ben, ben ik gelukkig. En dat is zeer uitzonderlijk en
uitsluitend haar verdienste, want ik heb absoluut geen talent voor
geluk. De mannetjes in mijn kop die aan de lopende band endorfines en
serotonine en van die andere natuurlijke pep moeten zitten
produceren, die doen hun werk niet, dat zijn tamzakken. Ze schieten
alleen wakker als mijn vrouw in de buurt is. En Nirvana op het
luidste volume krijgt hen ook nog wel wakker, en acht kilometer lopen
wil hen ook nog wel eens responsabiliseren, maar werken doen ze
alleen als mijn vrouw in de buurt is. De opzichtster van mijn
endorfineproductie. Kijken naar foto's van mijn vrouw, is als een
drugsverslaafde voor een etalage met hopen zuivere cocaïne ter grote
van het Tatragebergte zetten en dan zijn neus dicht plakken met
secondelijm.
Mijn vrouw weet dat maar al te goed. Ze
heeft de achtergrond van mijn gsm ingesteld op een foto van haar. Ze
deed dat telkens wij een een moment geluk veroverden op een
onverschillige geografie. Ik deed die foto telkens ze de deur uit
was, direct weer weg. Maar ze zette die koppig weer terug, dus laat
ik hem nu staan. Ik ben er blind voor geworden. Ik merk enkel nog dat
oranje vlak van haar strakke T-shirt op. Dat is al erg genoeg. Dan
vindt ze het vreemd dat als we samen zijn, ik haar onafgebroken
aanstaar, ook als we films zien, ook als we over straat lopen en zij
mij moet wegtrekken, zodat ik niet tegen verlichtingspalen loop. Bij
mijn vrouw ben ik hoogstens eens triest, omdat mijn pa haar nooit zal
ontmoeten. Ge gaat dit niet geloven, maar als ik mij als kind mijn
vader voorstelde met een andere vrouw dan mijn moeder, dan stelde ik
mij een vrouw voor die in alles geweldig goed lijkt op mijn eigen
vrouw. Wie mij een klein beetje kent, is het al kotsebeu gehoord,
maar ik heb 't hardnekkige doel om het leven te leiden dat mijn vader
had moeten hebben, maar te getraumatiseerd voor was. Daarom spreek ik
ook nooit tegen zijn moeder, mijn grootmoeder, want ik steek het op
haar dat mijn vader gestopt is met leven rond zijn 25 en dan
uitsluitend bleef rondlopen om de sputterende levensvonk door te
geven aan mij. Technisch gezien ben ik een fysiek minder geslaagde
kloon van mijn vader. Maar goed, we gingen het hebben over waarom ik
niet naar foto's van mijn vrouw kan kijken. Ik had ook haar status
updates op Facebook verborgen. Dat vond ze toch wat te ver gaan, maar
ik wil niet herinnerd worden aan geluk dat niet binnen handbereik is.
Ik ben van de fastfoodgeneratie, ik kan totaal niet om met
uitgestelde bevrediging. Alles moet nu, direct en onbeperkt.
Later als we eindelijk in het zelfde
huis wonen en er nooit meer dan 30 km tussen ons in zit, en nooit
langer dan tien uur scheiding, mag het huis vol hangen met foto's van
haar. Dat zal zij niet fijn vinden, want ze is niet ijdel. Ze vindt
het al hoogst vervelend dat ik hier over haar schrijf. En haar
schoonheid roemen dat verdraagt ze niet, wat haar zo siert dat ik het
alleen maar nog meer wil doen.En dat ik hier onaangekondigd een foto
van haar op mijn blog zwier, gaat mij gegarandeerd een kwaad
telefoontje opleveren, van zodra ze het gezien heeft.
Mijn broer die is ook met een
Slowaakse. Wij hebben paralelle levens. Met accentverschillen. Ik
klaag over de afstand tussen mij en mijn vrouw. Hij klaagt over de
afstandelijkheid van zijn vrouw. Als ik mag kiezen, dan toch liever
het eerste. Sorry Brat, dat ik dat hier nu zo bot op mijn blog zet en
niet in een mail. Ik mail al genoeg, zie ge. Mijn vrouw en ik slagen
er toch minstens een paar dagen per week in om closer te zijn dan de
meeste koppels die elke dag samen zijn. Rondom mij zijn de huwelijken
als de kopjes in een Antwerpse porseleinenwinkel waar in '44 een V2
raket is op neer gevallen, ergens in de buurt van cinema Rex. Ze
breken allemaal. Ik heb dit jaar meer koppels uit elkaar zien gaan,
dan gevormd zien worden. Ik bel ze niet om het te zeggen, maar ze
gaan allemaal kapot aan een stupide niveau van communicatie. Die
koppels kunnen niet praten. Ze houden meer verborgen dan ze delen.
Als je met 1200 kilometer weerstand zit, en je praat niet, dan heb je
helemaal geen relatie meer. Mijn vrouw en ik zijn zeer bedreven
geworden in communicatie. Het is niet eens zo moeilijk. Je zegt wat
je denkt, ook als het botst. En we vinden altijd wel een woord voor
wat we willen zeggen, want samen spreken we een stuk of tien talen.
Het stomste dat we kunnen doen, is al dat gemis vergeten. We zouden
al dat gemis liefst in een doos stoppen. Als we later mekaar dan
eindelijk eens op de zenuwen werken en dat snertvervelende Engelse
woord 'space' nodig hebben, kunnen we die doos nog eens opentrekken
en terug weten wat voor concentratiekampgevoel het was, om niet bij
elkaar te zijn. Al die onnozele koppels die zo gemakkelijk uiteen
gaan, zouden ze enkele weken of maanden voor hun breuk moeten
verbannen, elk apart naar een verschillend afgelegen eiland. Het moet
niet eens een eiland zijn, als ze maar heel ver van elkaar zitten. En
laat ze het dan maar uitklaren.
La
distance est
à l'amour
ce que le vent est
au feu:
Elle éteint
le petit.Elle attise
le grand.
En
dus spring ik straks op een bus. En dus heb ik tot mijn schade en
schande alweer om vrije dagen moeten bedelen. En dus zit ik straks in
zweetgeur en gejengel met een stewardess die mij om de vijf minuten
komt vragen of ik iets nodig heb (NEE, ALLEEN MIJN VROUW EN EEN BED),
verdiept in vier à vijf boeken die ik meesleur. Onder andere
'Vrouwen'
van die attente Fons Burger. Ik hoop voor hem dat één van die
vrouwen die hij beschrijft, ook zo'n vrouw is waarvan de foto te veel
schittert van te felle schoonheid, als een scalpel die vakkundig elke
beschermlaag fileert en je blootstelt aan alle ongure elementen van
de liefde die nooit zo volledig kan bezitten als ze zou willen.
Vooral niet met een antitankgracht van 1200 kilometer breed. Mijn
vrouw en ik geven even veel uit aan reizen als andere mensen aan de
huur of de hypotheek. Met die troost dat wij op 1200 km nog altijd
samenleven en die andere koppels toch vooral naast elkaar leven en
wij in één weekend genoeg schade inhalen om op onze tachtigste
vredig te kunnen heen gaan, wetende dat we alles hebben gepakt wat
te krijgen viel. Het eerste wat ik doe als we eindelijk op minder dan
3 uur reizen van elkaar zijn (onder de 250 km spreken wij al van een
dichtbijrelatie), is skype van mijn computer smijten. Terug opladen
en NOG EENS VAN MIJN COMPUTER SMIJTEN. En daarna print ik elke
bestaande foto van mijn vrouw af en behang ik de muren.
Ergens
morgenvroeg, ergens in Tsjechië vindt een clash van een omhelzing
plaats, die ge normaal inderdaad alleen in films ziet, om een lijn te
pikken uit een song waar mijn vrouw haar Nederlands mee oefent.
De attitude van Ramones. Dingen
simpel houden. Volle kracht vooruit. Niet kijken naar beperkingen.
Gewoon je ding doen. Wars van alle trends en modegrillen. Bij de
essentie blijven: vlammende punkmuziek spelen. Of dat nu veel geld
oplevert of niet. Fuck you. Gewoon je ding doen.
Van zodra ik die eerste keer, toen ik
vier was, die plaat hoorde End of the century was ik verkocht.
Rock N roll high school. Waw, een nummer waar ze op het einde een
school opblazen. Zou ik als kind geweten hebben dat het niet echt
was? Of dacht ik dat die vier langharige kerels op de rode hoes (mijn
favoriete kleur) echt een school hadden opgeblazen? Geen idee. Ik
haatte school toen al en die mannen waren mijn nieuwste helden. Of ze
die school nu echt hadden verpulverd of niet. Als het niet met
explosieven was, dan hadden ze die school zeker tot puin geblazen met
hun muziek. Wat een geluid.
Van die dag af wilde ik lang haar
hebben. De kapper werd een no gone zone. Mijn moeder knipte mijn
haren terwijl ik sliep. Dat moest in twee nachten, want ze kon elke
nacht maar één kant doen. Voor één dag liep ik er dus meer
punkachtig bij dan ik zelf kon vermoeden. Ik kan mij geen pesterijen
herinneren. Misschien sloegen mijn klasgenootjes wel veel harder dan
ik mij inbeeld.
Bij een instant verliefdheid op de
Ramones hoort vanalles bij. Je houdt als fan van de Ramones
niet van onnodige bullshit. Administratie kan je kloten kussen.
Stropdassen en kostuums horen ritueel verbrand te worden. Natuurlijk,
zo'n punkoutfit is ook een uniform. Maar dat snap je als jonge mens
nog niet. In het begin zie je die leren jekkers en jeansbroeken nog
als anti-kostuums.
Het echte conformisme zit nooit in je
kleren, het zit vanbinnen natuurlijk. Het heeft lang geduurd voor ik
dat snapte. Voor ik er kon mee spelen. Ik begon het met vallen en
opstaan te leren. Toen ik als politiek officier op een ambassade
werkte, droeg ik wel een kostuum. En graag. Wat een grap. Ik die voor
een ambassade werkte. En gewoon om ietwat trouw te blijven aan mijn
afkomst, daagde ik de helft van de tijd toch op in ongestreken,
sjofele kleren. Mijn bazen hebben er nooit wat van gezegd. Alleen zei
mijn directe overste eens: mij kan het niet schelen. Misschien wel
moest ik je moeten aanwerven voor een functie bij een bedrijf waar je
met klanten moet omgaan.
Als je ouder wordt dan 27 lijkt
conformisme onvermijdelijk. Je wil toch een beetje rust en
stabiliteit en je wilt een beetje geld verdienen. Al die dingen
verliezen, omdat je zo nodig stoere kleren wilt dragen en het
invullen van formulieren wil vermijden, dat wil je niet. En je gaat
je gedragen als een kleine pony van Troje. Je draagt nette kleren en
je smokkelt het anticonformisme toch mee naar de werkvloer. Die hekel
aan administratie, te veel beperkende regels en te veel hypocrisie.
Maar ben je zelf niet hypocriet? 'The
nine to five world ain't no place for me', zingen de Ramones.
Kun je die lyrics nog meekwelen zonder dat je hart bloedt? Als punker
nette kleren dragen en je aard verstoppen? Is dat pragmatisch zijn of
jezelf in de uitverkoop zetten? Het zijn vragen die je na een tijd
onbeantwoord laat. Want de gasfactuur moet betaald worden. En je laat
je vangen door comfort en luxe en stabiliteit en status. En je
vergeet dat de grote voorbeelden van rags to riches net die
mensen zijn geweest die zich nooit geconformeerd hebben. Met
doorgedreven conformisme schraap je al vrij snel een mooi
maandsalaris bij elkaar. Met doorgedreven, authentiek anticonformisme
kan je soms wel eens schatrijk worden. Maar ja, de kans is wel klein.
Ja, na je 27ste begin je de dingen nogal simpel op te delen: dingen
die tot geld leiden en dingen die niet tot geld leiden. De eerste
bezorgen je stress en de tweede bezorgen je schuld. Gevangen tussen
twee vuren. Het maakt je mentaal kapot, dat halfslachtig laveren, dan
eens tegen de stroom dan eens met de stroom mee. Tegen de stroom in
verga je van angst en kan het eenzaam zijn en met de stroom mee is
het verstikkend en kots je van jezelf. Noch zalm, noch karper.
En op een dag, als je 56 bent,
verzwelgen de golven je en pleeg je zelfmoord in je bed. 29 jaar te
laat voor die afspraak met de voetnoten van een geschiedenisboek. En
als laatste gesel zie je nog eens je leven aan je voorbij gaan. Hoe
het had kunnen zijn. En het is een illusie dat je zelfmoord pleegt.
Je sterft aan angst. En de Ramones die sterven ook één voor één, zo ongeveer op dezelfde leeftijd, aan net het omgekeerde van angst: aan leven zonder remmen.
âIk heb zo'n maat, zie je, hij geeft mij het gevoel dat ik meer wilde dan ik kon stelen.â
Wie raadt uit welke song de titel komt,
krijgt een gratis en gesigneerd exemplaar van Kladderadasj.
Spelfouten incluis. Voor een redacteur was geen geld.
Die maat van mij werkt in een
call-center. Dat is één van de vele jobs waar ze mij wel zouden
voor aannemen, maar dan alleen om mij een eind op weg te helpen
richting zelfmoord. Niet omdat ik mij daar te goed voor voel. (god
ja, misschien wel, maar zoiets mag je niet openlijk toegeven en al
zeker niet op een blog) Maar omdat ik het gewoon niet zou kunnen. Ik
lijd aan chronisch dagdromen. Ik ben negentig procent (optimistisch
afgerond) van de tijd verward. Ik sla in de zelfde tekst Oeganda en
Uganda door elkaar. Ik schrijf foto's als fotos, omdat ik mij inbeeld
wat er had kunnen gebeuren als Pickett's charge succesvol was
geweest. Ik heb gegoogled, maar Alternative History Obsession
Syndrome bestaat niet, dus ik houd het bij onzinnige dagdromen. Wel
wreed plezant, maar slecht voor 't werk.
Ik volg niet graag protocollen. Dus
ofwel gooien ze mij daar in dat callcenter na een week buiten, omdat
ik met de mensen hun voeten rammel of via de telefoon psychiater
speel in plaats van de mensen een gsm-abonnement aan te smeren, ofwel
neem ik de trein naar het overbevolkte Walhalla, voor mislukte
schrijvers, dat wil zeggen: spring ik er voor. Ik ben zo'n mens die
liever dood is dan zijn goesting niet krijgt. Zo'n soort one man do
or die command. Genetisch onderzoek moet nog uitwijzen of ik Japanse
kamikazegenen heb.
Echter. Ik wilde het echter niet over
mij hebben. Ik wilde het echter over die maat van mij hebben. De
allereerste keer dat ik hem in levende lijve zag, gaf hij mij een
boek cadeau. Geef toe, hoeveel mensen ken je die je bij je
allereerste ontmoeting meteen een heel boek cadeau deden? Hij schreef
er iets in. In het Spaans. Het boek was 'Young Stalin'. Een
andere maat van mij is het nu aan 't lezen. Zijn eigen exemplaar,
want boeken met een Spaanse dédicace leen ik niet uit. Die andere
maat zegt dat hij bij 't lezen constateert dat ik op Stalin lijk.
Misschien was Stalin op 22 juni 1941 ook wel gewoon aan 't dagdromen.
Misschien bedoelt hij dat wel, die andere maat van mij.
Hij is gigantisch groot. De
callcentermaat. Ik heb een ego ter grootte van zijn lichaam en hij
heeft een ego ter grootte van mijn lichaam. Dat schept toch een band.
Zelfs al krijg ik nekpijn als ik twee uur met hem sta te babbelen.
Gebeurt niet vaak dat wij praten. Want mijn maat werkt in een call-center. Hij is
daar zelfs supervisor. Zijn carrière gaat daar even vlot omhoog als
de lul van een 13-jarige die www.youporn.com
ontdekt. Dat werk slorpt hem nogal op. Logisch, want ze zijn daar
onderbemand en onderbevrouwd. Wie wil er in godsnaam in een
callcenter werken? Hij dus. En hij heeft veel zin voor
verantwoordelijkheid, is intelligent en werkt hard.
Ik vind hem erg fascinerend, want
natuurlijk is het niet zijn grote droom om in zo'n telefonisch
wespennest te werken. De crisis in Spanje bracht hem naar hier. Ja,
hij is opgegroeid in Spanje. Het werklozenbureau bevond zich op
enkele straten van zijn appartement, maar op een dag stond de rij
wachtenden tot onder zijn raam. Toen heeft hij zijn koffers gepakt en
is hij teruggekeerd naar België.
Hij is dichter. Ik bedoel, niet dichter
bij België of zo, ik bedoel poëet. Daarmee is hij uniek. 't valt
toch sterk te betwijfelen dat er veel dichters in call-centra werken.
Hij heeft altijd een Moleskin bij. Kent u dat? Dat zijn van die hippe
notitieboekjes die helemaal anders zijn dan alle andere
notitieboekjes op de markt. Ze zijn namelijk tien keer zo duur. Naar
't schijnt had Hemingway ook zo'n Moleskin. En als Hemingway zoiets
aangeraakt heeft, dan mag je het tiendubbele vragen. Ik heb er ook
eens zo eentje gekregen. Een cadeau van een schrijfster. Ja, ja, dat
merk Moleskin is hot in het literaire bedrijf. Mijn toenmalige vrouw
heeft het gebruikt voor haar dieet. Ze noteerde er wat ze elke dag
at. Historisch niet geheel wonderlijk, want Hemingway gebruikte het
alleen om op te schrijven wat hij elke dag zoop.
Die maat van mij is dichter, werkt in
een call-center, heeft een passie voor maritieme oorlogsvoering,
leest alles over Wereldoorlog Twee en is een hele zware en serieuze
bodybuilder. Een van zijn favoriete documentaires is 'pumping iron'.
Een andere maat van mij doesn't like to pump iron, but does like to
iron his pumps, maar dat is weer een ander verhaal. Als ik moe ben,
dwaal ik naar alle kanten, behalve naar mijn bed.
Toch bizar. Zo iemand in een
callcenter. Als ik zelf gebeld word door call centers heb ik de
vervelende neiging om de vraag te stellen: werkt u graag in een
call-center? en als het dan even stil is, een antwoord krijg ik
nooit, vraag ik wanneer bent u gestopt met dromen? Dan reageren
ze heel verward. Ze willen dan wel ophangen, maar dat is tegen het
protocol. Normaal hangen ze op als je zegt dat het je niet
interesseert. Maar het interesseert mij juist heel erg. Wanneer zijn
deze mensen gestopt met dromen? Wanneer hebben ze hun ziel begraven
en zijn ze naar zo'n call-center getrokken? Ik projecteer wellicht te
veel. Misschien zijn er mensen die zo'n job graag doen. Na een
belletje richting mij schijnt er wel eventjes een dipje in hun
motivatie te registeren te zijn.
En dan doe ik hen een plezier en hang
ik op. En dan denk ik aan mijn maat, die mij mails belooft, maar
verzuipt in het werk en verantwoordelijkheden. Ik heb niet zo'n last
van al die verantwoordelijkheden. Dat komt zo. Ik vroeg aan mijn pa:
hoe word je eigenlijk ooit zo succesvol als The Beatles? En
mijn pa zei: Lang genoeg niet willen werken. Zo heeft Hitler
het trouwens ook tot dictator van het machtigste land van Europa
geschopt: lang genoeg niet willen werken. Het is een feilloze
strategie. Sylvester Stallone deed het trouwens ook zo. Geen job
aanvaarden tot hij een bekend acteur was. Do or die. Ik heb dat
graag. Het maakt van onverantwoordelijkheid een feilloos business
plan.
Mijn callcentermaat die dichter is en
oorlogsvoering op zee tof vindt en in Spanje is opgegroeid en ook
heel graag foto's neemt en een fitnessdiploma heeft en een
kruisvaarder tegen kinderprostitutie is en een bodybuilder is en de
gestalte van een SS-officier heeft, leidinggevende capaciteiten
inbegrepen, die werkt zich te pletter, in een sector die hij niet
wilde. Hij wilde werken voor de VN of vrijwilligerwerk doen in een
derdewereldland.
Waarom zit ik te wachten op een mail
van hem?
Als ik mag kiezen tussen hem als zoon
of mezelf als zoon, kies ik hem. Er zal in huis allicht een pak
minder gelachen worden, maar er zou veel meer stabiliteit zijn en
minder of zelfs geen cynisme. Er zou heel wat minder geschreven
worden, maar waarschijnlijk veel meer gedaan en op geschrijf zit toch
echt niemand te wachten. Ook al noemt hij mij de scherpste pen die
hij kent. Veel pennen kent hij niet. Het zijn van die complimenten
die je niet mag geloven, zoals je ook niet al te luxueus moet gaan
leven, want dat verweekt alleen maar.
Hij is ambitieus zonder nijdig te zijn.
En hij zit er niet mee in om via omwegen zijn ambities te
verwezenlijken. Ik ben toch meer het soort dat zich opblaast bij een
checkpoint als ik mijn goesting niet krijg. Dat heb ik niet gezegd,
dat heeft een schrijfster mij ooit gezegd. Die van de geschonken
Moleskin.
Ik ben wel nijdig. Fluogroen nijdig. De
hele zomer lang heb ik nijdige dromen gehad over D.V. uit Wallonië.
Nu wijst een programma op internet dat je schrijfstijl linkt aan
sommige schrijvers uit dat mijn schrijfstijl het beste lijkt op D.V.
uit Wallonië. Iets dat ik al mag horen van kennissen nog voor ik
wist dat D.V bestond en nog lang voor ik wist dat D.V., geboren en
getogen te Aalst, in Wallonië woont. Beter zo, dan hoef ik hem niet
tegen te komen als ik nijdig langs de Dender loop. Misschien wacht
ik daarom wel op de mail van mijn maat. Waarvan ik meer wilde dan ik
kon stelen. Om dat van die scherpste pen nog eens te horen. En dan
kan ik hem zeggen dat ik hem niet geloof, maar dat het toch prettig
is om horen. Zoals je soms ook eens in een vijfsterrenhotel gaat
slapen, voor die ene keer, gewoon om te weten wat het is, zo'n leven
met vijf sterren.
Gelezen:: Jonge honden: is er nog toekomst voor de journalistiek?
In dit slanke, maar echt opvallend
relevante boekje bundelt journalist Geert Zagers tien interviews met
jonge en zeer ambitieuze collegas, maar ook met een reclamejongen
en een erg creatieve ondernemer. Een diverse bende, van eeuwige
optimisten tot nuchtere analysten, met enkele zeer eigengereide
jongens en meisjes. (o ja, ik werd geregeld groen van jaloezie)
Het resultaat is een rijk gevuld kookboek met
interessante recepten om de journalistiek te herbronnen en te
vernieuwen. We lezen hoe het internet en andere nieuwigheden het
journalistieke veld drastisch hebben veranderd. We zien ook hoe de
meeste media gewoon eindeloos teren op de snelle berichtgeving van de
grote persbureaus, wat tot churnalism leidt, in plaats van tot
echte journalistiek.
Churnalism, afgeleid van het Engels werkwoord
'to churn': altijd maar in het potje roeren aan de oppervlakte van de
nieuwsgaring, zonder de tijd te nemen om diep te graven. U kent het.
U vindt het op elke nieuwssite. Doe de test. Neem een artikel over
een opvallend nieuwsfeit en je vindt het zelfde artikel op minstens
vijf verschillende krantensites. Hoogstens is de titel een beetje
omgebouwd.
Ook lezen we over de vele mogelijkheden van het
internet. Vaak blijft het echter bij de mogelijkheid, want er zijn
nog geen degelijke business modellen om die mogelijkheden om te
zetten in wat onze maatschappij zo graag hoort: het rinkelen van de
kassa.Er wordt nogal gefocust op het winst slaan uit
nieuwsgaring. De toekomst van nieuws is blijkbaar vooral afhankelijk
van de mogelijkheden om reclame-inkomsten te genereren. Tegelijk
wordt gelukkig gezocht of er nog mogelijkheden zijn om diepgravende
kwaliteitsjournalistiek te brengen. Een terugkerende discussie is
ook: moet nieuws gratis zijn of niet? Zelf ben ik eventueel te winnen
om te betalen voor mijn nieuws. Dan wel op voorwaarde dat de krant
niet naar de pijpen danst van de adverteerders. Anders heb ik mijn
nieuws liever gratis. Ik ben krenterig als het aankomt op het kopen
van kranten en tijdschriften. Nochtans geef ik veel te veel geld uit
aan boeken.
Ik betrapte mezelf op de vreemde reflex: ik ben zo
ongeveer verslaafd aan nieuws. Ik check minstens elk uur wel een
nieuwssite, maar ik weiger ervoor te betalen. Als mijn hele generatie
zo is opgegroeid, dan lijkt het mij onmogelijk om nieuwssites
volledig betalend te maken. Dan moeten ze de beste artikels en
interviews bundelen in boekvorm, want dan wil ik het blijkbaar wel
kopen. Consumenten zijn vreemde beestjes. Zei ik nou consumenten?
Consumeren wij nieuws? Is nieuws een product geworden? Dat was het
waarschijnlijk al sinds de eerste krant. Dit boekje leert je wat bij
over nieuws. Iets wat dagelijks op ons afkomt, of we dat nou willen
of niet en eigenlijk weten we helemaal niet hoe het tot stand komt.
Kort samengevat is jonge honden een
adrenalinestoot voor elke ambitieuze journalist die een passie heeft
voor zijn vak. En voor leken die willen weten wat ze consumeren. Of
het nu voedsel is of brainfood zoals nieuws.
Geen boek om te lezen, maar om te verslinden.
Om evenjes de slogan van uitgeverij EPO te jatten.
Jonge Honden, is er nog toekomst
voor de journalistiek? (2009), van Geert Zagers uitgegeven
door Van Halewyck. 192 pagina's.
Tags:William Peynsaert, journalistiek, business modellen, nieuwssites, churnalism
niet EEN stompzinnige interesse, maar TWAALF stompzinnige interesses
Het zijn zo van die bekentenissen die je beter niet doet, als je wil dat ooit nog iemand je serieus neemt. Erger dan mijn interesse in
geschiedenis, is een interesse in astrologie. Nochtans, als ik met
iets geld kan verdienen, is het astrologie. Maar dat durf ik dan weer
niet, ik ben zo'n brave mens, ik zet de mensen niet graag in 't zak,
al is dat eerlijk gezegd mijn grootste talent, een talent dat ik
nooit aanwend. I'm worst at what I do best, zong Kurt Cobain
(Vissen)
Het gaat ver die stompzinnige
interesse. Ik ken van zo ongeveer alle bekende (nou ja, bekend voor
een aantal Amerikaanse geeks en 1 Belgische geek) generaals uit de
Amerikaanse Burgeroorlog de sterrenbeelden. Daar zijn twee obsessies
met elkaar verweven geraakt. Ik ken het sterrenbeeld van mijn
vrienden (waar zeer bewust geen enkele Tweelingen toegelaten wordt).
Ik ken het sterrenbeeld van mijn collega's. Van Belgische politici,
van een hele sliert schrijvers. Hoera, telkens er een Vissen tussen
zit, zelfbevestiging, hoezee.
Meestal klopt het. Meestal hebben ze
net die eigenschappen van hun sterrenbeeld. Dat kan aan mij liggen.
Pure perceptie, gefilterde focus en self-fulfilling prophecies van
mijn kant. Rationeel besef ik dat. Emotioneel laat ik er mij toch
door leiden. Vandaag ontdekte ik dat eentje geen Waterman is, zoals
ik dacht, maar Maagd. Ik vond de collega in kwestie op slag
sympathieker. Dan besef je toch dat je te ver gaat in een interesse.
Zelf ben ik Vissen, die hun ongeschreven slogan is: een klein
beetje te veel is juist genoeg voor mij.
En dus check ik, die volgens de
modernste criteria op zijn minst in theorie als een klein beetje
intelligent wordt gecategoriseerd elke dag mijn horoscoop. Die van de
Metro vind ik bijvoorbeeld heel goed. Ik check hem in 't Frans, zo
leer ik toch ook iets nuttigs door mijn stompzinnige interesse. En in
't Duits op internet. Hoe een stompzinnige interesse goed kan zijn
voor je talenkennis. Maar het is fout, dat besef ik. Als baas zou ik
nooit een Tweelingen aannemen, waarschijnlijk nooit een Leeuw, tenzij
om mij een beetje op te vrolijker, maar niet om echt werk te
verrichten, allicht nooit een Waterman en ook geen Weegschaal. Ik heb
het niet zo voor luchttekens. Maagden bij de vleet, om de details
netjes te krijgen. Liever geen stier, tenzij voor bepaalde functies.
Heel graag één Kreeft. Niet meer, want Kreeften maken elkaar
onderling kapot. Vooral vrouwelijke Kreeften. Enkele mannelijke
schorpioenen. Als ik wil dat er flink geneukt wordt op kantoor, neem
ik enkele vrouwelijke Schorpioenen aan. En als ik mijn positie als
baas kwijt wil, neem ik enkele mannelijke Steenbokken aan. Nu, Vissen
worden zelden baas. En als ze 't worden zijn het excentrieke bazen.
De normaalste is nog George Washington. Maar Steve Jobs en Gorbachov
zijn bizarre figuren.
Mijn broer is Steenbok. Dan merk je
meteen dat ik lui word en het roer uit handen geef als die in de
buurt is. Maar mijn vrouw is ook Steenbok. En dat heb ik altijd
gewild. Een Steenbok of een Kreeft. Al is voor mij een Steenbokvrouw
duidelijk de beste keuze, want een Kreeft zou mij te veel bemoederen,
hoewel ze misschien iets agressiever mijn schrijfcarrière zou
organiseren. De vrouwen van Kurt Cobain en Johnny Cash, beide Vissen,
waren getrouwd met Kreeften. Einstein trouwens ook. Maar nee, liever
een Steenbokvrouw. Dat bemoederen van de Kreeft is dodelijk voor een
kleine jongen als ik, die nog veel moet groeien en stompzinnige
interesses moet overwinnen.
Hij zit in elk van ons. Steven
Pressfield beschrijft hem heel precies. Pressfield noemt hem
'resistance', 'verzet'. Hij zit ook in u. De mijne heet AntiWilko.
Zie foto. Hij ziet er bedriegelijk onnozel uit. En hij staat mij
dagelijks naar het leven. Geen zever. Dit is de enige vijand die ik
heb. Dan wel direct een gruwelijke. Hij kent geen regels, hij zou
niks laten om zijn goesting te krijgen. En zijn goesting is mijn hel.
Zijn goesting is ervoor zorgen dat ik
mijn goesting niet krijg, niks onderneem om mijn goesting te krijgen.
U kent hem, hij zit ook in u. Een variant ervan. Het is die stem die
u 's ochtends van uw plan af helpt om te gaan joggen. Die stem die u
overtuigt om toch nog die zak chips open te trekken en uw dieet uit
te stellen tot morgen. Die stem die u zegt: stop pas met roken als uw
laatste pakje leeg is. De demon is full of bullshit en vindt vanalles
uit om u af te leiden en u te saboteren. Het is de stem die u
verleidt om als jongeman acht uur per dag een dwaze shooter te zitten
spelen. Die stem is zo geslepen dat de demon u zal overtuigen dat er
allerlei heilzame dingen verbonden zijn aan acht uur lang een
schietspel op een pc te spelen met 'vrienden' uit Zuid-Korea.
Het is die stem die bij Facebook hoort
en u daar gegijzeld houdt, waar u status updates overloopt, die u
niets bijbrengen, waar u in de bekende blauwe Facebook-cirkels blijft
lopen. Waar u het zoveelste miljoenste in elkaar geflanste
fotoshopprentje bekijkt dat u vertelt dat u uw leven zelf in handen
heeft en dat u gewoon uw ding moet doen in het leven. De demon kickt
op dat soort prentjes. De demon kickt op boodschappen die u vertellen
dat u uw zin moet doen en echt iets moet en kunt maken van uw leven.
Het verzacht uw angst. Het prentje delen op uw muur, verzacht de
pijn, geeft u een vals gevoel van daadkracht. Ondertussen zit u nog
altijd op Facebook en doet u niks. De demon lacht.
Het is aan de demon dat u overtollig
buikvet te danken heeft, een magere bankrekening, een relatie die in
't slop zit, een diploma dat u niet gehaald heeft, een job die u niet
graag doet en blijft doen uit een vals gevoel van
verantwoordelijkheidszin of 'realiteit'. De demon masturbeert op een
papiertje waar hij het woord 'realistisch' geschreven heeft. Dat vals
woord dat u ontslaat van actie en initiatief. Uw gebroken dromen eet
hij voor lunch.
De mijne heet dus AntiWilko. Hij staat
voor alles wat ik niet wil in 't leven. Hij lacht mij uit met zijn
bolle ogen. Er van weg lopen, maakt hem sterker, dus neem ik hem
overal mee. Het is AntiWilko die tussen mijn voeten zit, als ik
buikspieroefeningen doen. Het is AntiWilko die op de grond ligt en
die ik bij elke push-up met mijn neus raak. Oorlog geeft zin aan ons
leven. Het stelt de dingen scherp. Een tweedeling tussen wat
aangevallen moet worden en wat verdedigd moet worden. Het is een
oorlog op leven en dood. Er sterven dagelijks mensen aan hun eigen
AntiWilko. Soms leven ze fysiek nog wel een jaar of twintig, maar
mentaal heeft hun AntiWilko hen uitgerot.
Als elke dag een veldslag is tegen
AntiWilko, dan wint AntiWilko negen van de tien veldslagen.
Waarschijnlijk meer, want AntiWilko heeft doodgraag dat ik hem
onderschat. Mijn magere overwinningen op AntiWilko dit weekend zijn
één uitgelezen boek, een paar pagina's extra aan mijn briefroman
'brieven aan mijn vader' en een hele sliert Duitse en Franse
documentaires die speelden op de achtergrond terwijl ik niets deed en
een strategisch bordspel speelde tegen de enige persoon die al eens
wint van mij bij bordspellen. Ik ben zo goed in bordspellen, omdat
AntiWilko zo vaak gewonnen heeft van mij. In het enige bordspel dat
er toe doet: dat in mijn hoofd. Doel van het spel: voor mij:
voldoening halen, voor AntiWilko: dat ten allen prijze vermijden.
Regels: geen. AntiWilko wint op vele manieren: als je bijvoorbeeld
iemand ziet die verder staat dan jou en je denkt: dju, dat had ik
kunnen zijn. Jij wint als je tranen in je ogen krijgt, omdat je een
overwinning gehaald hebt op de gemeenste kracht die je ooit tegen
kunt komen: jezelf. Als je het moeilijkste van het moeilijkste doet:
dat waar je het meeste angst voor hebt: stappen in de richting van je
droom. Hoe belangrijker de droom voor je is, hoe harder de demon
vecht, hoe meer geheime wapens hij uit zijn arsenaal trekt.
U kent hem ook. Daarom werkt u vandaag
compleet tegen uw zin als ambtenaar bij pensioenen, terwijl u veel
liever kinderverzorgster zou zijn. Daarom geeft u vandaag Nederlands
aan anderstaligen, terwijl u veel liever therapie met
piano-improvisatie zou geven, daarom staat u vandaag aan de lopende
band bij Tupperware, terwijl u veel liever in de modewereld zou
werken, daarom schept u vandaag 2000 kilo cacao bij Callebaut,
terwijl u veel liever in een punkband zou spelen of een winkel zou
openhouden met punkplaten, daarom werkt u vandaag als isolator
terwijl u veel liever een restaurant met Armeense specialiteiten zou
openhouden. De meeste mensen die ik ken, hebben een razgrom geleden
tegen hun AntiWilko. Razgrom, een Russisch woord waarvoor we niet
echt een mooi equivalent hebben. Het betekent zoiets als een complete
nederlaag.
Die maat van mij, die mij soms een
razgrom bezorgt op het veld van karton, die verslaat zijn AntiWilko
zowat elke weekdag. Hij pendelt vanuit Menen naar Leuven om een
master biochemie te halen. Op andere vlakken verliest hij wel van
zijn demon. Hij geeft zijn wens om een lief te hebben elke dag een
half potje slaappillen. De demon vecht op alle fronten. En wie
beweert de demon staande te houden op alle fronten, bluft. Maar
bluffen mag, want in de oorlog tegen de demon, zijn geen regels.
Behalve: er wordt gevochten tot de dood, je kan niet winnen zonder
strategie, er geen mogelijkheid tot een wapenstilstand, er is nooit
een gevechtspauze, de demon past zich altijd aan en vindt altijd iets
anders uit, de demon zoekt bondgenoten in je omgeving en schakelt ook
je vrienden en familie in, de demon valt niet te overtuigen, luistert
niet naar argumenten, de demon is als een pestkop op school, het
enige waar hij van ineen krimpt, is een brute tegenaanval. Discipline
en vastbeslotenheid zijn het watervat, waarin de demon om zijn moeder
krijst. Ik ga de mijne pesten met 50 kussen. 50 kussen voor 50
push-ups.
Gelezen :: Maak van je merk een held, Guillaume Van der Stighelen
Goed boek. Beknopt. Trefzeker. Helder.
De wereld van marketing teruggebracht tot de essentie. Zeer praktisch
gericht. Met interessante analyses. Overzichtelijk. Veel voorbeelden.
Aangename vertelstijl. Hier en daar een fout die voorbij de redactie
is geraakt. Alfred Einstein in plaats van Albert Einstein. Doet geen
afbreuk aan de marketinglessen.
Marketing is basically toch 'gewoon'
een emotie koppelen aan een product. De klant koopt de emotie, voelt
zich lekker, blijft je product kopen. Klinkt simpel, maar is het
totaal niet. En strooien met ingewikkelde reclametaal helpt niemand
vooruit. Guillaume houdt het simpel.
Welke emotie koppel je aan een product?
Dat bepaal je zelf niet zozeer. De klanten zien jou op een bepaalde
manier. Als ze je zien als 'saai' en 'grijs', is het verloren geld om
een campagne te starten om jezelf het imago 'hip' en 'jong' aan te
meten. Daarmee voed je alleen de gedachte dat die twee dingen erg
belangrijk zijn en sja, je bent het niet, wat je campagne ook mogen
beweren. Wat je wel kan doen is 'saai' en 'grijs' ombuigen. Naar
'intelligent' en 'degelijk' bijvoorbeeld. Zoiets werkt wel. Het boek
geeft het voorbeeld van de krant De Standaard.
Guillaume vermijdt dus al te veel
marketinglatijn. Sporadisch duikt er toch eens zo'n term op. Zoals
'leading call'. Dat wil zeggen de boodschap van de hoofdspeler in een
marktsegment. Zoals Danone die beweert dat yoghurt een modern en
jong product is. De leading call is dan: yoghurt is modern. En de
klanten slikken dat. Stassano, de concurrent, werd bang en lanceerde
een campagne dat hun yoghurt ook modern is. Fout: daarmee voedden ze
alleen de gedachte dat yoghurt inderdaad modern MOET zijn. Spijtig,
want de klant had Danone al gezien als de modernste. Beter voor
Stassano was een tegenboodschap geweest: yoghurt moet oerdegelijk en
traditioneel zijn. Of yoghurt moet vooral zo weinig mogelijk suiker
bevatten. Of yoghurt hoort er bij als je naar de cinema trekt. Weet
ik veel, iets anders. Je het imago aanmeten van de concurrent faalt
meestal. Als Dag Allemaal zich straks gaat profileren als Knack,
wordt dat een marketingramp. Guillaume pleit voor authenticiteit.
Zeker in een tijdperk waar mond aan mond reclame met de snelheid van
het licht over de wereld reist. Een merk dat iets belooft dat het
niet kan waarmaken, gaat er aan. Killed by blog, noemen ze dat dan.
(Van Der Stighelen is ook auteur van 'Echt', de man breekt
terecht een lans voor authenticiteit)
Zeer interessant is een overzichtje met
een indeling van merken op basis van persoonlijkheidstrekken.
Het lijstje:
De tovenaar (Disney, Viagra, Mr.
Proper)
De vrijbuiter (Virgin, Humo)
De schepper (Apple, Renault)
De wijze (laboratoires Garnier, Dr.
Vogel)
De heerser (BMW, Microsoft, Côte d'Or)
de mens zoals u en ik (Jupiler, Dove)
de minnaar (Mini, magnum)
de grapjas (Gamma, Red Bull, Axe)
de verzorger (Nivea, Danone)
de onschuld (Lenor, Milka)
de grote held (Nike, Fedex)
de avonturier (Jeep, A.S. Adventure)
Belangrijkste vraag is natuurlijk
wat maakt van een merk dan een held?
Het merk moet uitzonderlijke
kwaliteiten hebben
Er moet eigenbelang van de klant
spelen.
Er moet een maatschappelijk belang
spelen.
Je moet de naam mee hebben, je moet het
hele pakket goed kunnen vatten in één slogan en je moet je
visueel onderscheiden.
Een uitstekend voorbeeld dat
iedereen kent is Apple. Briljante marketing en branding.
Uitzonderlijke kwaliteiten:
computertechnologie volledig onderdeel laten worden van je dagelijkse
leven.
Eigenbelang van de klant: de klant die
apple gebruikt, denkt dat hij speciaal is. Anders denkt. Vernieuwend
is. Mee is. De computerboel van Apple is gebruiksvriendelijk.
Maatschappelijk belang: Apple zet zijn
klanten op één lijn met mensen als Einstein. Zie hun overbekende
filmpje.
Vernieuwers. De mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de
wereld kunnen veranderen, zijn diegene die inderdaad de wereld
veranderen. Apple verandert de wereld. Kleurt buiten de lijntjes.
Geeft niet om regels. Met een fucking I-pod op de trein zitten wordt
plots rebels en vernieuwend. De kunstzinnige avantgarde zijn Apple
gebuikers (niet dus, maar het is een mooie gedachte die goed
verkoopt)
Visueel: Sja, Apple is visueel top.
Herkenbaar. Beheksende branding.
Wie wil weten hoe hard er nagedacht
wordt over de producten die u in uw karretje laadt, welke emotie men
bespeelt om u te doen kopen, en hoe men in een ruis van reclame toch
nog probeert uw aandacht te vangen, moet vooral dit boek lezen.
Gelezen :: Het spel der tronen: hiermee vergeleken is Machiavelli een lepe kleuter
En Tolstoj een zaag met zijn Oorlog en
Vrede. George Martin heeft met zijn reeks 'A song of fire and Ice',
(game of thrones is slechts het eerste deel uit een bredere reeks) de
oorlog en vrede van het fanatasygenre geschreven. Allez, hij is er
nog volop aan bezig.
Het is stukken beter dan oorlog en
vrede, stukken beter ook dan Lord
of the Rings en blaast the Chronicles of Narnia of iets
als Harry Potter gewoon weg. De omvang van deze boeken
proberen vatten, is als de komos proberen meten.
Massa's personages, allemaal
interessant en loepzuiver uitgewerkt, gevarieerd, authentiek, met net
genoeg fantasy-elementen om de illusie van een echte wereld niet te
vergallen. Gestoorde karakters. Bruut geweld zoals alleen de
mensensoort die kan brengen. Gruwelijke praktijken, denken we maar
aan de Unsullied (de onbezoedelden) huursoldaten die als kind
gecastreerd worden, elke dag van naam veranderen en voor niets anders
leven dan gehoorzamen. Ze zijn ook geheel gevoelloos, want men
vergiftigt ze van kindsbeen af langzaam tot ze geen pijn meer kunnen
voelen. Het is maar één voorbeeld uit een wereld bevolkt door
berekende personages die hun eigen moeder zouden opeten om hun
goesting te krijgen. Als er op de achterflap staat: 'characters so
venomous they could eat the Borgia's' dan maakt de inhoud dat
helemaal waar.
Ik ben geen fan van het genre. Bij
fantasy denk ik aan 25-jarige maagden die op donderdagavond samen
komen om Dungeons en Dragons te spelen. Maar dat is weer zo'n flauw
vooroordeel. Vin Diesel is een groot fanaat van Dungeons en Dragons
en het valt toch te betwijfelen dat die nog maagd is.
George Martin is ook Maagd. Maar dan
van sterrenbeeld. Dat is typisch het sterrenbeeld van een pietje
precies. Of astrologie klopt is wat anders, maar die Martin is
alleszins een groot pietje precies. De mate van detail in deze boeken
is zo overweldigend dat je als lezer bijna om genade wil smeken,
vooral als nijdige collega-schrijver, maar je leest natuurlijk
verder, want je wil graag weten hoe het verder gaat. Pageturner is er
een te zwak woord voor. Geen enkele Vlaamse schrijver is tot zoiets
in staat. De Vlaamse boeken die wij in onze pers ophemelen mogen nog
niet ruiken aan de moeite die in deze boeken gekropen is. Dat kan
natuurlijk liggen aan onze Nederlandstalige boekenmarkt. Wie durft
het aan om vijf jaar van zijn leven op te offeren om één deel van
deze reeks te schrijven? In de Amerikaanse uitgeefcultuur krijg je
als schrijver een riant voorschot voor zoiets. Je hebt wat om van te
leven VOOR je boeken in de winkel liggen. In ons taalgebied heb je
zelfs niets om van te leven NADAT je boeken in de winkels liggen.
Haters van het fantasygenre doen er
toch goed aan om deze boeken een kans te geven. Ze zijn een goudmijn
aan psychologie, filosfie en strategie en als het dan echt moet: ook
van culinaire hoogstandjes. Martin beschrijft graag in 't lang en
breed eetfestijnen.
De reeks wordt ook verfilmd. En is
terwijl ik dit schrijf te zien op tv. De acteurs zijn zeer goed
gekozen. Het labyrint aan verhaallijnen wordt tot zijn essentie
herleid. De dialogen roken vuur. Mijn eigen favoriet is de dwerg Tyrion. De favorieten van
mijn ogen zijn Daenerys en koningin Cersei. Wie begint te kijken of
te lezen is verkocht en mag zich bij George Martin beklagen voor heel
wat weg gesmokkelde nachtrust.
Gelezen :: Amerika: een biografie van dromen en bedrog
Geen zin om dat boek hier nu eens
lekker af te breken. Wie een hond wil slaan, vindt een stok, dat weet
iedereen. Zo'n boek kost een geweldige hoop moed, tijd en energie. Al
wie dat tot een goed einde brengt, verdient een pluim. Maar dus, in
vogelvlucht:
Auteur: Björn Soenens. U kent
hem misschien niet, maar u heeft hem begin november vast wel eens
gezien. In eender welk tv-programma dat iets te brengen had over de
presidentsverkiezingen mocht hij opdraven om met een guitige glimlach
zijn mening te geven. Plezante tv. Vlot verteerbare analyses bij het
avondeten.
Wat?
Een vlotte doorloop van de Amerikaanse
geschiedenis in hapklare hoofdstukjes. Plus veel info over het
verschil tussen democraten en republikeinen. Veel info over de
laatste presidentsverkiezingen van november 2012.
Gaat het boek diep?
Nee, het boek gaat niet diep. Het is
het equivalent van het vak Amerikaanse geschiedenis van de Ugent,
vroeger ter waarde van een schamele 4 studiepunten. Niet
verwonderlijk, want Soenens heeft nog Amerikaanse geschiedenis
gegeven aan de tolkenschool in Gent.
Is het een slecht boek?
Hangt van je verwachtingen af. Zelf
vind ik het een matig boek. Na je 27ste word je met de dag een stukje
milder.
Als je de VS door en door wilt kennen
na het dichtslaan van dit boek, dan niet. Maar mogen we dat zelfs maar
verwachten van één boek? Eventjes alles meegeven dat er te weten
valt over een land dat meer dan een paar honderd miljoen mensen telt?
En een zeer bewogen geschiedenis heeft gekend? Nee, natuurlijk niet.
Wie weinig weet van de VS, maakt met
dit boek een vrij goede keuze. Alles passeert snel. Alle klassieke
hoekstenen van de Amerikaanse geschiedenis: de Mayflower, de traditie
van Thanksgiving, de preek van 'a city on a hill', de
beschavingsmissie van de Amerikanen, de onafhankelijkheidsoorlog
tegen de Engelsen, de trail of tears (als de VS eventjes een heel
volk verhuist, de Cherokee indianen uit Georgia), de burgeroorlog, de
oorlog met Spanje, de twee wereldoorlogen, Korea, Vietnam, de koude
oorlog die toch eigenlijk best heet was enzovoort, eigenlijk kent u
het allemaal wel, maar het is tof om het nog eens allemaal kort te
lezen. En geen toeval dat ik de geschiedenis van de VS nu vooral mijlpalen geef in de vorm van oorlogen.
Over de gewone Amerikaan gaat het
zelden. Soenens zoomt vooral in op politici en de media. Boeken over
de VS hebben wat van apocalyptische literatuur. Ook dit. De VS is op
de retour, is failliet, gaat helemaal naar de kloten. En volgens
Soenens valt dat enkel goed te krijgen als de Democraten en de
Republikeinen nu eindelijk eens gaan samenwerken. Valt over te
discussiëren, maar ik betwijfel het. De Democraten zijn rechts en
voor de toplaag van de samenleving en de Republieken zijn dat ook,
alleen nog veel openlijker en fanatieker.
Het is vooral een geschiedenis van
ongekende, ongelimiteerde mogelijkheden en heel wat stompzinnige
beslissingen. We zullen het maar op de pioniersspirit van de
gemiddelde Amerikaan steken: altijd de grens opzoeken, risico's
nemen, falen is niet zo erg, pick up your troubles en trek weer
verder, begin iets anders. Het ongebreidelde kapitalisme, met ongekende mogelijkheden voor de enkelingen en zwarte sneeuw voor de massa. Maar die massa klaagt niet, want er is altijd die droom: ooit zijn zij bij die enkelingen die het helemaal maken. Een mens droomt graag en niemand die de verrassende kracht van dromen betwijfelt. Soenens houdt van de Amerikaanse
mentaliteit, zoveel is duidelijk. Dat er daar nauwelijks sociale
zekerheid is, vindt hij op zijn minst charmant en efficiënt. De
obers zijn zoveel vriendelijker, want zonder je fooi verhongeren ze.
Mensen weigeren geen werk, want het is het rotste, vuilste jobke
aanvaarden, of dus ja, verhongeren of uit vuilbakken leven.
Geen wonder dat donkerblauwe Karel De
Gucht zo lovend was over het boek. Zoals gezegd, geen zin om Soenens
af te knallen. Ik ben onze moddergooicultuur (leve sociale
afbraaknetwerken) serieus beu. Dus om kort te gaan, vijf dingen pro
en vijf dingen tegen
PRO
-vlotte wandeling door de hele
Amerikaanse geschiedenis. Als u een gesprek wilt voeren over de VS
heeft u na dit boek een goeie basis
-een plezantere manier om te slagen
voor het vak Amerikaanse geschiedenis, dan het lezen van een
gortdroge cursus
-voor de internauten met hun
concentratiespanne van een goudvis zijn de hapklare, korte
hoofdstukken kleine lectuuroases
-het enthousiasme van Soenens druipt er
zichtbaar vanafen dat werkt aanstekelijk (zowel op papier als in zijn tv-optredens)
-Soenens weet als ervaren journalist
goed te kiezen wat een sexy onderwerp is en wat niet en hij levert er
aardig wat cijfermateriaal bij waar u toch wel van op zal kijken
TEGEN
-er was geen bibliografie. GEEN
bibliografie. Nauwelijks bronvermelding. Soenens dankt Wikipedia (!), een
beetje lezer wordt dan bang, heel bang. Er zijn hier en daar foutjes
geslopen in het boek. De fout die mij natuurlijk een schop tegen mijn
milt gaf, was: 'bij Atlanta hakte Sherman de troepen van generaal Lee
in de pan'
Dan nu tijd voor een bijzonder nerdige reactie:
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaarg!!!
MIS. William Tecumseh Sherman hakte de
troepen van John Bell Hood in de pan. John Bell Hood verving generaal
Jospeh Eggleston Johnston. Lee heeft niks, maar dan ook niks met de
slag bij Atlanta te maken. Jefferson Davis nam de beslissing om Johnston te
vervangen door Hood. Lee zit op dat moment in Petersburg, vlakbij de
zuidelijke hoofdstad, Richmond. Hij is op dat moment geen
opperbevelhebber van het zuidelijke leger, hij is enkel de
bevelhebber van het leger van Noord-Virgina. Hij heeft er dus
werkelijk niks mee te maken.
Waarom moet iemand dit erg vinden?
Als ik zeg dat de troepen van
maarschalk Zhoekov de troepen van Erwin Rommel in de pan hakten bij
Stalingrad, steigert u ook. Omdat het gewoon niet speciaal historisch
correct is om een generaal bij zijn kraag te vatten en enkele
duizende kilometers verder neer te smijten om hem een nederlaag aan
te wrijven. De fout doet vooral sterk vermoeden dat er meer van die
uitschuivers zijn. Ook vind ik dat het niet in zo'n boek mag staan,
als er op de achterflap staat: 'Wat Soenens niet weet over Amerika
kun je op de achterkant van een postzegel schrijven'. Alle respect
voor Soenens, maar sorry, klopt dus niet. Een journalist als Thomas Blommaert (auteur van 'ik was nog nooit in Zelzate geweest') zou zoveel lof nooit toelaten op de achterflap van zijn boek. Marketinggewijs laat je het natuurlijk beter staan.
-er staan stomme typfouten in, data en
namen worden soms per vergissing verwisseld. Voor 25 euro verwacht je
dat de redactie feilloos gewerkt heeft
-wie de presidentsverkiezingen niet zo
sexy vindt, kan een heel groot deel van dit boek gerust aan zich
voorbij laten gaan
-ondertussen hoeft echt niemand, maar
dan ook echt niemand, die de mooie kans krijgt om een boek over dit
boeiende land te schrijven nog eens te onderstrepen dat DE Amerikaan
niet bestaat. Ik denk dat de meest wereldvreemde Europeaan onderhand
begrepen heeft, dat de VS een zeer diverse bevolking heeft en dat je
vooral niet moet gaan veralgemenen à la ze vreten daar allemaal
hamburgers, hebben geen cultuur, weten niks over het buitenland en
rijden allemaal rond in tanks van auto's die olie zuipen. Die bestaan
natuurlijk, clichés komen van ergens, maar ze zijn niet allemaal zo.
Kunnen we afspreken dat iedereen dat nu weet? DE Amerikaan bestaat
niet. Als iedereen dat nu even noteert, kan het volgende boek over
Amerika een beetje pagina's uitsparen.
Oordeel:
Matig boek. Zeer orthodox van opzet. De
echt alternatieve pers van de VS wordt bijvoorbeeld nooit genoemd. Wel vrij graag gelezen. Belangrijkste mankement is een compleet gebrek
aan een degelijke bibliografie. Wat meteen verraadt dat dit geen echt
wetenschappelijk boek is. Is dat de fout van Soenens? Nee, boeken
moeten verkopen. En dit boek heeft vermoedelijk zeer goed verkocht.
En men heeft er alles aan gedaan om het voor de moderne en snel
afgeleide lezer (ikzelf inbegrepen) boeiend te maken. Hier 25 euro
voor neer tellen? Zelf heb ik dat gelukkig niet moeten doen.
Eindverdict: aangename beginnerscursus en een tikje beter dan de
amerikaboeken van zijn collega's, Greet De Keyser en Tom Vandijck.
Qua stijl wint het Amerikaboek van Geert Mak, maar dat is appelen en
peren vergelijken.
Ik wil toch eindelijk eens afrekenen
met enkele interesses die ik koester, al van mijn eerste
herinneringen. Want productief zijn dat soort interesses niet. Welke
werkgever zit er bij God te wachten op mijn kennis over een kleine
veldslag in juni 1876 waar ocharme iets meer dan 250 Amerikaanse
cavaleristen gesneuveld zijn?
Mijn kennis over dat kleine voetnootje
in de geschiedenis is absurd groot en totaal nergens nuttig voor. Zo
kunt ge u al vragen stellen bij de term 'Amerikaanse' cavaleristen.
Een groot deel ervan waren verse inwijkelingen, uit Ierland, uit
Italië, uit Engeland. Vers van de boot kwamen ze aan hun einde in
één van de vele hoofdstukken van een eeuwenlange volkerenmoord. Die
van de blanken op de indianen.
'Maar' 268 cavaleristen en scouts
sneuvelden en toch is die gebeurtenis meermaals verfilmd en zijn er
een pak boeken over geschreven. Het is ook wel een sexy feit. Een
echte celebrity, een vedette met blond krulhaar, leidt een schoon
regiment, de fameuze zevende cavalerie, naar een gigantische
verzameling indianen, is zo stom om aan te vallen zonder op
versterking te wachten en sneuvelt, nog altijd maar 36 jaar oud.
Kolonel Custer had een blitzcarrière
gemaakt tijdens de Burgeroorlog. Meer omdat hij snel de favoriet werd
van zijn oversten, dan dat hij zo'n geweldig tacticus was. Tijdens de
burgeroorlog doet hij niet veel meer dan altijd maar aanvallen, ten
koste van grote verliezen. Maar hij is fotogeniek, hij kleedt zich
goed en opvallend, hij heeft zijn uiterlijk mee, hij heeft een knappe
jonge vrouw, Libby, hij heeft altijd jachthonden bij en hij heeft een
gigantisch ego. Hij kan het ook goed uitleggen. Na enkele jaren
campagne voeren tegen indianen schrijft hij het boek 'my life on the
plains'. Door critici rap verbasterd tot 'my lies on the plains'. En
vooral: met hem op de voorpagina verkopen de kranten beter, dus hij
heeft altijd de pers aan zijn kant.
Wat steekt die kerel uit eind juni
1876? Amerika wil de indianen uit Montana verdrijven. Er zou goud
zitten in de Black Hills. Spijtig genoeg op indianengebied. Die
moeten dus maar opkrassen. Probleem: die zien dat niet zitten.
Sitting Bull, Gall en Crazy Horse verzamelen duizenden indianen rond
zich en gaan kamperen bij de Little Big Horn rivier. De VS sturen er
een legermacht op af in verschillende kolonnes. Een van die kolonnes
is de zevende cavalerie onder Custer. Iets van een 650 man. Custer
laat zijn sabels achter, hij neemt alleen geweren mee. Gatling
machinegeweren interesseren hem ook niet. Hij wil snel zijn. Hij wil
als eerste bij de indianen zijn, want hij wil alle 'roem' voor zich.
Als hij op de indianen stuit, zijn de
mannen onder zijn bevel doodop, ze hebben weinig geslapen en hun
gezondheid is al fragiel. Recent onderzoek op de lijken wijst uit dat
die jonge gasten al artritis hadden, rotslechte tanden en slecht
gevoed waren. Niet echt elitetroepen dus. Ook piepjong, nogal vaak
jonger dan 18. Echt geweldig bewapend zijn ze ook al niet. Ze hebben
springfieldgeweren bij met slechte kogels die niet altijd echt vuren.
De indianen -leve het Amerikaanse kapitalisme- hebben de modernste
geweren kunnen kopen bij Amerikaanse handelsposten. Tussen de 900 en
de 1800 krijgers zijn verzameld bij de Little Big Horn met hun
vrouwen en hun kinderen. We zullen wel nooit weten hoeveel het er
echt waren.
Die indianen zijn op dat moment de
beste lichte cavalerie ter wereld. Ze weten wanneer ze moeten
aanvallen en wanneer ze moeten terugtrekken. Ze zijn razendsnel,
kennen het terrein als hun broekzak en zijn dus opvallend goed
bewapend. Zelfs met pijl en boog zijn ze geducht. Hun vuursnelheid is
enorm en zeer precies.
Custer trekt zich daar allemaal niks
van aan en valt het uitgestrekte dorp meteen aan, zonder op de andere
kolonnes te wachten. Nog erger: hij verdeelt zijn commando in drie
delen. Een onder zijn bevel, een onder majoor Reno en een onder
kapitein Benteen. Majoor Reno valt eerst aan, maar dat wordt al snel
niks. Die trekt zich terug. Kapitein Benteen loopt een beetje
verloren en komt niet echt indianen tegen. Custer krijgt de
hoofdmacht op zijn dak. Men heeft tot voor kort nooit goed gesnapt
wat Custer juist van plan was. De meest logische uitleg is dat Custer
met zijn onderdeel de vrouwen en kinderen van de indianen wilde
omsingelen. Die tactiek had in eerdere gevechten altijd goed gewerkt.
Deze keer lukt het niet. Er sneuvelen hier ook vrouwen en kinderen,
maar het is Custer die omsingeld raakt. Er is de mythe van de 'last
stand' van Custer. Een restantje van zijn onderdeel dat zich
verschanste en nog een tijdje tot de laatste kogel en de laatste man
zou gevochten hebben. Onderzoek op het terrein en de mondelinge
overlevering van de indianen spreken dat tegen. De hele affaire was
rap beslecht. De cavaleristen panikeerden, er pleegden er nogal wat
zelfmoord. Kortom, het onderdeel van Custer werd vlotjes in de pan
gehakt.
De geschiedschrijving schenkt altijd
overdreven veel aandacht aan de vele manieren waarop de indianen
daarna die lijken hebben verminkt. Onder andere omdat die lijken dan
in hun volgende leven zwaar belemmerd zouden zijn. Als je ziet wat
die indianen te lijden hebben gehad, mag er wel wat begrip zijn voor
die reactie. Als ze dan eindelijk een schoon hoopke van die
langmessen die hen steeds westelijker duwden en hun land inpikten, te
pakken hadden, dan snap ik dat ze zich eens goed hebben laten gaan en
pezen hebben doorgesneden, schedels hebben ingeslagen en meer van het
betere fileerwerk. Custer zelf hebben ze met pijlen de oren
uitgekuist, want als hij beter had geluisterd, had hij niet nog eens
oorlog gevoerd tegen de indianen.
Voor de indianen veranderde er niet
veel met hun overwinning. Het was het laatste hoofdstuk voor Custer,
maar het was ook een beetje het laatste hoofdstuk voor de indianen
van de plains. Crazy Horse wordt zes maand later al neer gestoken met
een bayonet. Op een reservaat en dan nog terwijl een van zijn eigen
stam hem vasthield. Sitting Bill trok naar Canada, zag honger af en
werd uiteindelijk vermoord door politie van het Indiaans agentschap.
Wat ge er in geschiedenisboeken, of ze
nu degelijk zijn of niet, nooit bij krijgt, is wat die
geschiedenisfeiten betekenen voor wie die leest en bestudeert. Zo'n
stomme veldslag als deze, speelt geregeld in mijn kop. Waarom weet ik
niet. Het boeit mij. Ik vind dat er in geschiedenisboeken ook te
weinig gevloekt wordt. Een geschiedenisboek mag die Custer gerust een
overambititieus kalf noemen.
Waarom het mij interesseert, weet ik
niet. Vooral snap ik niet waarom ik dat als ik vijf jaar was constant
zat na te spelen met playmobil. Herkende ik mij in die Custer? Die
overdreven ambitie zonder geduld? Misschien wel. Vandaag interesseert
mij vooral de andere kant van het verhaal. Sitting Bull, Gall en
Crazy Horse die eindelijk zoveel indianen konden verzamelen en
toonden tot wat ze in staat waren. Er bestaat een boek met
alternatieve geschiedenis, waarin plausibel uitgelegd wordt hoe de
indianen van de plains onder de leiding van Sitting Bull hadden
kunnen uitgroeien tot een wereldmacht. Dat deden ze echter niet. Hun
bizons werden bruut afgeslacht, zomaar, voor de sport. Hun hele
manier van leven dat gebaseerd was op de bizonjacht verdween. En ze
verhongerden en kwijnden weg, en kwamen compleet teneergeslagen
bedelen bij de Amerikaanse regering. Vandaag kwijnen ze nog altijd
weg in hun reservaten. Waar men er alles aan doet om hen in het
alcoholisme te stampen. Tenzij ze furore maken in de casinowereld.
Want de Amerikaanse regering promoot tegenwoordig vooral dat indianen
casino's oprichten. Vooral Navajo-indianen staan sterk op dat vlak.
Het is erg een erg trieste
geschiedenis, het verhaal van de indianen, iets waar weinig aandacht
voor is. Ondertussen snap ik nog altijd niet waarom het mij zo
fascineert. En ik vind het spijtig. Als economie mij als kind zo hard
had gefascineerd als dit hier, was ik nu rijk. Tenzij ik mij als
beursgoeroe had ontwikkeld in de stijl van Custer. Dan was ik nu
failliet door te veel risico op de beurs. Ah, nee te veel risico
nemen wordt tegenwoordig zwaar beloond met bonussen. Damn, die Custer
is veel te vroeg geboren.
Waarom ze die kutserie waar ik mij graag aan erger hebben afgeschaft
Om te beginnen met een understatement: het is een flauwe show. Een van mijn
vele guilty bitterzoete pleasures, met nadruk op bitter, want die
show is echt slecht. Het hoofdpersonage kijkt afwisselend extreem
bezorgd, in distress, ofwel overdreven gelukzalig alsof viagra voor
vrouwen uitgevonden is en tien keer zo potent is als een speedball.
Als MILF vind ik haar best aantrekkelijk, dus ik kijk. En 't gaat
toch over cowboys en indianen en ik ben een kleine jongen van een
jaar of zes.
Anyway, de serie was zeer populair op
het Amerikaanse platteland. Niet onlogisch voor een serie die zich op
den boeren buiten afspeelt. De sterkte was meteen ook de zwakte. De
serie werd afgeschaft. Programma's zijn er alleen om kijkers te
lokken, zodat die reclameblokken tussen de progamma's door kunnen
slikken.
Dat vermoedt iedereen als kind al: dat
tv een blok reclame is dat opgesneden wordt met stukjes programma's
tussen. Wel, het is dus echt zo. De serie werd afgeschaft, want
plattelandsvolk is niet interessant voor adverteerders. Die boeren
die kopen niet genoeg. Geen advertenties, geen shows. Nèh, zo simpel
gaat dat.
Dus bedenk: de krant die ge leest, het
magazine dat ge leest, ge leest dat alleen, omdat gij het product
zijt. De makers van dat blad hebben u verkocht aan adverteerders. En
als u een lezende plattelandsmens bent, hebt ge chance als ge
dezelfde interesses hebt als stadsmensen, want voor u op den boeren
buiten maken ze niks. Tenzij, tenzij dus, er enkele slimmeriken zich
puur op u richten en adverteerders tevreden stellen die puur dingen
verkopen die alleen op 't platteland gekocht worden. Dat heten ze dan
nichemarketing. Maar in de regel: adverteerders zijn niet
geïnteresseerd in plattelandsvolk. Ook niet in oudere mensen. Ook
niet zozeer in vrouwen. En ook niet in mindervaliden of lesbische
vrouwen. Ook niet in mijn schizofrene tante. Ook niet in mij
trouwens, ik verdien te weinig en ik vertoon een anarchistisch
koopgedrag, als ik er reclame van gezien heb, koop ik het opzettelijk
niet. Mannelijke homokoppels blijken wel interessant, want mannen
verdienen helaas nog altijd meer dan vrouwen, en zo'n homokoppel
verdient dus een pak meer dan een heterokoppel en nog veel meer dan
een lesbokoppel. Adverteren naar homo's toe is interessant. Landen
waar veel homofobie is zullen dus logischerwijze ook zeer domme
adverteerders hebben. Ik heb goede hoop voor de homobeweging. De
geldzucht van adverteerders zal wel winnen. En zo zit er een mooie
kant aan alles. Ook aan die snertvervelende reclame. Het enige wat ik
verder irritant vind aan de reclamewereld, is dat ik er niet in zit
en geen miljoenen schep met slogans als '12 meter zout'
Enig idee wat die slogan moet
aanprijzen? CHIPS. Een camion vol chips. 12 meter lang. Dat doet
zeer. Dat iemand rijk is geworden met zo'n prulslogan.
Poen pakken. Toen ze dat vak op school
gaven, was ik aan 't staren naar een mooi meisje twee banken van mij
verwijderd. Ze is nu een succesvol architecte. Als ze mij passeert,
ik te voet, zij in haar dikke sjees, dan zwaait ze enthousiast. Mijn
doffe staar met waanhoop bedreigt haar nu minder, dan mijn bronstige staar met kwijl,
tien jaar geleden.Vooral omdat haar sjees ontworpen is om overstekende koeien op te scheppen alsof het zwartwitte pluisjes waren. Zo'n plattelandsproduct dat gemarket werd naar stadsmensen toe.
âWat zit er daar achter?â âHij wil u in uw poep pakken.â
Het hoeft nergens op te slaan, er is geen hond die het leest, het wordt niet gepubliceerd, komt niet in de krant, en deze blog staat niet op mijn CV.
"Hij wil je in je poep pakken!" (voor eventuele Hollandse lezers: in mijn reet dus, niet in mijn kaka) Als ik zeg dat
Fons Burger netjes woord heeft gehouden, krijg ik dat soort reacties. Er
floepen ook in mijn verdorven hoofd vraagtekens aan. Whats the catch?Fons Burger houdt woord. Meer dan woord.
Hij stuurt mij niet alleen een exemplaar van zijn boek Vrouwen, maar ook een
exemplaar van een ander boek van hem, een thriller. Alleen al de portokosten
vanuit Nederland lopen op tot 13 euro.
Het minste wat
ik kan doen, is de boeken recenseren. Van mijn kant ook trouw aan mijn woord,
ben ik al begonnen in Vrouwen. Als Fons Burger denkt dat hij met een recensie
van mijn pen doorbreekt in de Vlaamse boekenmarkt, dan toch twee bedenkingen:
-Fons Burger
dicht mij mogelijks een invloed toe, die ik alleen in mijn dromen heb
-de Vlaamse
boekenmarkt staat alleen open voor kookboeken, irritante Bekende Vlamingen, hoe
irritanter, hoe meer verkoop en zeer eventueel voor romans die zwaar opgeklopt
worden in onze kwaliteitskranten (bij gebrek aan beter) De Morgen en De
Standaard.
Ik zal de
boeken netjes lezen en recenseren. Ja, ik ben zon geweldig onpraktische
recensent die boeken eerst van A tot Z leest voor hij een recensie schrijft.
Misschien heeft Fons Burger dat intuïtief aangevoeld. Fons is schorpioen, die
zijn zeer intuïtief. Vooral naar andere watertekens toe, zoals ik, Vissen.
Op de
achterflap alvast alarm als ik de commentaar vind van niemand minder dan H.B. uit
Gent:
Gelezen en
goedgekeurd. Het is een prettige combinatie van Jan Cremer, Charles Bukowski en
Arthur Schopenhauer.
(H.B, auteur)
H.B. uit Gent
achtervolgt mij. Niet dat hij zich daar bewust van is. Ik heb het hem nooit
verteld. H.B. uit Gent is Weegschaal. Als er nu een sterrenbeeld is waar ik
meestal niet mee door dezelfde deur kan, dan zijn het Weegschalen. D.V. ergens
in Wallonië is ook Weegschaal. Arthur Schopenhauer is trouwens Vissen. Dit is
info die er voor u, lezer, totaal niet toe doet. Rechts van de pagina vindt u
een balkje om omlaag te scrollen.
Ik, Jan
Cremer van Jan Cremer is de tweede roman die ik in mijn leven gelezen heb. De
eerste was de bende van Jan De Lichte, van Louis Paul Boon, waar ik mij
overigens geen letter kan van herinneren. Louis Paul Boon is trouwens ook
Vissen, waarmee ik niets wil zeggen. Jan Cremer heeft dezelfde verjaardag als
Hitler, waarmee ik nog minder wil zeggen
Ik wil vooral
zeggen: ik wacht tot de redactievergadering begint en ben blij dat iemand zo
goed is om mij twee gratis boeken helemaal uit Nederland te versturen. Het
minste wat ik kan doen, is die boeken recensereren en promoten, want het beetje
zakenman in mij gaat kapot van de zenuwen bij de gedachte dat investeringen
niet zouden renderen. Bij mijn eerstvolgende optreden in de Laatste Show (al is
het qua marketing beter om mee te doen in de slimste mens) zal ik een T-shirt
dragen met de cover van Vrouwen. Als bedankje naar Fons toe, een intrigerend
man, die ik nooit ontmoet heb, maar ook gewoon omdat ik de cover mooi vind.
Hier op de redactie dook mijn charmantste collega reeds naar het boek, een
collega die science-fiction verhalen schrijft met een interessante kijk op
seksualiteit. Tu lis ça pour les comprendre?
Ja, zei ik, maar het echte antwoord is: ik lees dat om te achterhalen hoe ik
zelf een boek kan schrijven en gepubliceerd kan krijgen. Over vrouwen. En dan
stuur ik gratis recensie-exemplaren naar chocoschrijvers (een woord dat dat
daar niet bestaat) in Nederland, want ik heb liever een recensie in NRC of De
Volkskrant dan in de Standaard of de Morgen en ik kom liever raar doen op de
VPRO dan in de slimste mens, waar ze alleen derderangs komieken opvoeren die
kerkelijk recht gestudeerd hebben of van stemvervorming of een elegante snor
hun beroep gemaakt hebben.
En misschien wilde Fons Burger wel gewoon aardig zijn. We zijn het vergeten, maar aardigheid, dat is een kwaliteit die mensen soms hebben. Zo helemaal zonder bijbedoelingen. Gewoon zomaar aardig. Als ik gisteren twee euro gaf aan mijn Roma-zigeuner en zei dat hij iets moest eten, was ik ook alleen maar aardig en wilde ik hem zeker niet in de poep pakken.
Deel van het lot van chocoschrijvers: Manuscripten van andere schrijflustigen
verbeteren. Aan kruimeltarief. Ik wil niet weten hoeveel dat in
uurloon is.
Net verscheept naar de auteur: een
historische avonturenroman dikker dan een telefoonboek.
De kans dat het een uitgever vindt, is
zeer klein. Heb ik ook eerlijk gezegd. Het verhaal is braaf en past
beter bij de jaren vijftig. Het deed mij de hele tijd denken aan
avonturenfilms van vele decennia geleden. Ivanhoe en zo. Ik vond het
aardig om lezen. Verhaaltechnisch zit het best knap in elkaar. Alleen
zijn de actiescènes enorm voorspelbaar, is de held van karton, een
soort James Bond van de zeventiende eeuw.
Het was een
titanenwerk om de stijl te moderniseren. De auteur is Franstalig
opgevoed. Ik heb een begeleidende brief geschreven voor het
manuscript, met een korte samenvatting van het verhaal. Het
visitekaartje voor de auteur die aanklopt bij een uitgeverij. En ik
heb hem enkele uitgeverijen aangeraden.
Verder heb ik hem aangeraden om zijn
talent als verhalenverteller eerst te richten op kortere verhalen.
Kinderverhaaltjes bijvoorbeeld. Makkelijker en goedkoper in te sturen
naar uitgeverijen. Sinds mijn advies heeft hij niets meer geschreven.
Hij verwacht nu dat ik zijn ideeën voor verhalen uitschrijf op
papier. Sorry, maar dat is niet part of the deal. Moest hij nu een
grote naam zijn in de letteren, zou ik het meteen doen. Als
chocoschrijver hang je graag je ambitieuze karretje aan een grote
naam.
Maar de schrijfideeën van een ander
uitschrijven, daar pas ik voor. Ideeën zijn als straatstenen. Een
goed idee is als wachten op een bus, er komt altijd wel een volgende.
Ik wens hem het beste met zijn manuscript. Ik kan ook een tijdlang
geen participium presens zoals 'denkend', 'wachtend', 'zoekende',
'wetende', 'werkende' meer zien. Beginnende schrijvers lijden nog al
eens aan wat onder schrijvers bekend staat als de -endziekte.
Ik legde hem ook de situatie in
uitgeefland uit. Kort samengevat:
-uitgeverijen zitten echt, maar dan ook
echt niet, te wachten op spontaan ingezonden manuscripten. Van alle
boeken die een uitgeverij in een jaar uitgeeft, komt minder dan 1
procent van spontaan, lukraak ingezonden manuscripten.
-uitgeverijen zijn pro-actieve
bedrijven geworden. Een uitgever zoekt thema's die goed in de markt
liggen en linkt daar helemaal ZELF een auteur aan. De uitgever
contacteert de schrijver, nog voor die een woord op papier heeft. Wie
boeken wil schrijven doet er dus goed aan om eerst nationale faam te
verwerven met iets totaal anders dan schrijven. Als een uitgever mag
kiezen tussen een bekende wielrenner die een tienerzwangerschap in de
familie heeft of een jonge snaak die zich elke dag de pleuris
schrijft, dan kiest die direct die wielrenner die een grammaticaal
vermogen heeft ter grootte van zijn plasje voor de dopingcontrole,
maar dan minder potent.
-hij heeft absoluut een literair agent
nodig, een professional met uitstekende contacten, die een voet in de
deur van uitgeverijen heeft
-hij kan zijn boek ook in eigen beheer
uitgeven. De prijs per boek kan dan wel hoog oplopen. Zelf ben je
veilig. Zo'n print on demand uitgeverij eist meestal alleen dat je
drie exemplaren zelf koopt. Daarna kan elke koper gewoon via de site
van dat bedrijf bestellen. Probleem: je hebt geen uitgeverij die jouw
boek promoot, die voorlezingsavondjes voor je regelt, te beginnen met
een officiële boekvoorstelling en je moet jezelf promoten, wat
godvlammens moeilijk is en veel energie vreet. Hij was er echt niet
voor te winnen. Trouwens, bij een reguliere uitgeverij ben je ook nog
niet zo zeker van goede promotie. Uitgeverijen volgen goede
marketingstrategieën, die zetten al hun promotiegeweld in op titels
die al ontzettend goed verkopen. Een boek dat niet opgepikt wordt
door de media, bestaat eenvoudig weg niet. Van de meeste boeken heeft
niemand ooit gehoord. Reguliere uitgever of niet. Veel hangt af van
de inventiviteit en de energie van de schrijver. Dat is een muur waar
je tegen op ziet. Ik snap dus volkomen dat hij het niet ziet zitten
om zijn eigen uitgever en marketingbureau te spelen.
Deze charmante man had overigens 8.000
boeken gelezen in zijn leven. En ik geloof hem op zijn woord. Hij
heeft gewerkt als crisismanager, maar hij had altijd een boek bij
zich op zijn vele reizen. Zoals hij spreekt over boeken, dat doet
geen enkele recensent hem na. Zijn vrouw vond zijn schrijfambities
helemaal niets. En bekeek mij, zijn redacteur, als een huis-aan-huis
stofzuigerverkoper, die ook de begrafenis regelt als de stofzuiger
eenmaal ontploft is. Telkens het woord 'boek' viel, trok ze haar neus
op alsof het om een haarbal in een verstopte douche ging.
Waarschijnlijk schrijft hij daarom
niet meer. Hij schreef zijn historische turf 'toen mijn echtgenote
zwaar ziek' was. Dat is het allerbelangrijkste dat een schrijver of
schrijfster in huis moet hebben: een liefhebbende partner die
vierkant achter je schrijfambities staat. Je partner moet je eerste
fan zijn.
Die raad heb ik hem niet gegeven. En
waarschijnlijk was dat de beste raad die ik hem had kunnen geven.
Interviews doen is niet: gewoon opschrijven wat ze u zeggen
Schrijverken zijn, is gelijk naar 't
school gaan, alleen kunt ge nooit een diploma halen. In 't beste
geval krijgt ge een boek gepubliceerd of een interview in de gazet.
En er is voor geen een van de twee een vaststaand recept, maar ge
leert al eens iets bij.
Ge moogt, nee, ge moet, schuiven met
de vragen. Ge moet de antwoorden aanvullen, als de antwoorden niet
duidelijk zijn voor de lezer. Als de geïnterviewde dingen zegt dat
niet passen bij uw vraag, dan zet ge een andere vraag in uw
interview. Als de boel te ingewikkeld wordt, zet ge er een kaderke
bij waarin ge den boel versimpelt. Intro's dienen NIET om de
geïnterviewde voor te stellen. In den intro zet ge kort waar ge 't
gaat over hebben, de aanleiding voor het interview en liefst een
straffe stelling van de geïnterviewde, die hij/zij dan gaat staven
in het interview, indien die dat niet doet, moet ge dat zelf doen,
bij voorkeur op basis van eerdere geschriften, youtubevideo's, mails
of Facebookposts van de geïnterviewde. Extracten uit gestolen
dagboeken zijn helaas de grens. Ge moet dus zelf bepalen waar ge met uw interview naar toe wilt. Liefst in samenwerking met de geïnterviewde, maar een geïnterviewde de rode draad van 't interview laten bepalen, is een beetje gelijk kinderen de menu laten samenstellen: alleen hun lievelingseten en nooit iets anders.
Tot nu toe hield ik mij dus redelijk
trouw aan wat de geïnterviewde mij zei. Dat blijkt een tamelijk
stompzinnige aanpak te zijn. Aangezien er altijd een hele boel
onuitgesproken blijft. De geïnterviewde gaat er al eens vanuit dat
gij wel weet wat hij wil zeggen. Maar de lezer niet, voor die moet ge
dus aanvullen. Bon, over mijn soms stompzinnige aanpak van
vertalingen kan ik het later hebben. En gezien ik mijn
stompzinnigheden geregeld op deze blog zwier, zal duidelijk wezen dat
het adres van deze blog in geen geval terug te vinden is in mijn CV.
Pavel Ocepek, lector Sloveens en de
kerel die mij ontdekt heeft, zullen we zeggen. Zijn eerste
schrijfadvies: een schrijver moet sociale zekerheid hebben. Een
dagjob en geen zorgen over geld als hij thuiskomt.
Sinds ik afgestudeerd ben, ben ik nog
geen dag zonder financiële zorgen geweest. Ow, boehoe, denkt u. En
terecht. Maar ik zeg het toch nog eens feitelijk: geen dag zonder
regeltje geschreven en ook nog geen dag zonder geldzorgen. Tenzij
misschien toen ik op de Nederlandse ambassade in Bratislava zat en ik
naar Slowaakse normen flink veel poen pakte. Let wel: naar
Slowaakse normen.
Om echt diep te graven in een roman,
zal het vast wel handig zijn om routine te hebben, een kalme dagjob
of helemaal geen job. Geldzorgen kunnen ook een motor zijn. Tsjechov
schreef om den brode. En als je met je schrijven niks verdient, vind
ik het maar onnozelheid. Zo'n beetje als bloemschikken. Met excuus
aan de mensen die hun leven een totaal andere wending gegeven hebben,
al bloemschikkende.
Op dit moment speelt een documentaire
over Bill Hicks, stand-up comedian. Een betere drinker, dan een
grapjas. Ik vind zijn stem en zijn houding best tof, maar grappig
vind ik hem niet. George Carlin is een pak grappiger en qua sociale
kritiek nog zoveel schroeiender. Wat ze allebei gemeen hebben: ze
zijn er vlam voor gegaan. Ik ben zo'n kunstenaar die het veilig
probeert te spelen. Nu ja, Boon schreef ook bij een krant en schreef
thuis zijn romans. Maar toch. Er zijn van die mensen die hun huis
verkopen, hun job opzeggen en in een caravan gaan zitten schrijven.
Ik niet. Ik vind er ten eerste niks romantisch aan. Ik vind het niet
nodig. En het keelt nog de creativiteit ook, want je maakt geen zak
meer mee.
Chuck Palahniuk schreef 'Fight Club'
terwijl hij als mechanicien werkte. Hij lag te sleutelen onder auto's
en schreef toch nog.
Mijn pa schreef na acht uur op de
fabriek. Dat is geen aanrader. Ten eerste hou je het niet vol. Werken
in een fabriek hou je sowieso niet vol. Schrijven na je acht uur
chain gang in de fabriek, hou je nog minder vol. Ook niet met
'Paperback writer' van The Beatles op de achtergrond. Zelfs
niet op vinyl.
Het moet verbazen dat er zo weinig
grote schrijvers bij de ambtenarij zitten. Goed loon voor weinig
werk. Als je thuis komt, ben je niet moe. En van die grote kantoren
met veel volk bij elkaar dat niets doet en strategieën ontwikkelt om
nog minder te doen, dat moet toch geweldige grond geven voor allerlei
verhalen?
Ik heb nog gewerkt op zo'n ministerie.
Enige man op een hele verdieping met een stuk of vijftien vrouwen
rond mij. Dat soort werk doet beter schrijven dan jezelf opsluiten in
een caravan. 90 procent van de tijd werk je aan collegialiteit, ik
weet nog altijd alles over al hun relaties, echtscheidingen en
kinderen. Toch het gros van veel romans. Ze zijn nog aan het lobbyen
gegaan om mij voor het tijdschrift van het departement financiën te
laten schrijven.
't is niks geworden. Er brak juist een
schandaal los. Heel Aalst en Erembodegem werkte al voor het
ministerie van financiën. Ene Anne-Marie Verdoodt, een liberale uit
Aalst, was zeer liberaal geweest met het verdelen van postjes en had
iedereen die op haar wilde stemmen een job als ambtenaar bezorgd. Ja,
dat brak toen uit, dat schandaal. En deze Aalstenaar schreef dus niet
voor het blad van financiën, maar voor de krant die de
miljonairstaks verdedigt. En ook wel de koopkracht van u en van die
ambtenaren, maar zeker ook van die wild gekke schrijvers die zich
opsluiten in een caravan.
En toch nog 't meest van al, de
koopkracht van die zeldzame arbeider die boven op een koude zolder
zit te typen met zijn pilootvest aan, half gebroken in lijf en leden,
maar de moed er nog inhoudt om een Vlaamse Chuck Palahniuk neer te
zetten. Ik gun het hem van harte. Anne-Marie Verdoodt zal een
schrijvende arbeider geen postje bezorgen. Die heeft geen tijd om
Marie's eetfestijn te helpen organiseren. Die travakt en schrijft,
subversief, want eerlijk.
Dank u Nieuwsblad, om dit schandaal zo
goed getimed uit te werken. Anders had ik nooit die geldzorgen
gekend. En dat is niet goed voor een schrijver, want mensen die lezen
hebben geldzorgen. De rest zit zijn aandelen te tellen.
De volgende Twilight komt niet van uitgeverij Hautekiet
Twilight in
de titel kan je ook vervangen door GOEDE jeugdboeken zoals De
dagboeken van Adrian Mole van Sue Townsend of eender welk boek
van Aidan Chambers, zoals bijvoorbeeld This Is All: The Pillow
Book of Cordelia Kenn.
Een vriendin laat weten dat Hautekiet
geen jeugdboeken meer uitgeeft. Hun jeugdboeken kregen vroeger goede
recensies, maar ze verkochten niet. Een verleidelijke boekcover als
van Twilight heb ik bij Hautekiet nooit gezien. Goeie boeken, zonder
goeie cover, of slechte boeken met goeie cover. Als mijn hoofddoel
verkopen is, weet ik wat kiezen. Mijn vrouw heeft het eerste boek van
Twilight gekocht, puur van de cover. Ze had er nog nooit van
gehoord. En ze had er al zeker geen recensie van gelezen, anders had
ze de cover geprint van internet en het boek laten links liggen.
Ja, als dat hun business strategie was;
hopen dat goeie recensies tot verkoop leiden, dan moet het niemand
verbazen dat ze er nu mee stoppen.
Heeft iemand al ooit eens een knappe
advertentie gezien voor een jeugdboek? Hoeveel jongeren zitten
trouwens recensies van jeugdboeken te lezen voor ze naar de winkel
stappen? Ja, commercials voor blockbusters GEBASEERD op jeugdboeken.
Die hebben ze wel gezien. En dan staan ze in de cinema, maar ook in
de boekhandel.
Knappe advertenties bedenken was een
brug te ver voor Hautekiet. Liever stoppen ze er mee. Had de Coca
Cola Company dat indertijd ook maar gezegd: dit product verkoopt
niet, laat ons dit vooral niet sluw en assertief promoten.
Ik vrees dat Hautekiet met die
beslissing nog niet uit het slop is. In Humo vragen ze Leo De
Haes naar een boek dat het publiek had gemist. Zal ik je mijn
fondslijst meegeven?, vraagt hij. Allemaal dus.
Verder zegt hij: Ik zie mezelf als
een ambachtelijk uitgever, maar merk dat zelfs ík begin te denken:
'Welk boek zou er nu goed verkopen? Bij welke trend moet ik een boek
bedenken? Welke auteur heb ik huis om als een merk te exploiteren?'
Want daar komt het meer en meer op neer: uitgeven als een
marketingprobleem.
Hun marketingprobleem met jeugdboeken
hebben ze alvast finaal uit de wereld geholpen.
Ik hou niet van het woord inspiratie.
Inspiratie bestaat niet. Inspiratie is dat woord dat zegt: de
kunstenaar moet zitten wachten tot de invallen dan ineens komen.
Het woord inspiratie
is uitgevonden door tamzakken, die iets nodig hadden om hun tamheid
goed te praten. Niks op papier gekregen? Sja, de inspiratie wilde
niet komen. Inspiratie is net zo echt als de tandenfee.
Hier is hoe een echte kunstenaar met
inspiratie omgaat. Je doet het rottigste, het moeilijkste, het meest
revolterende dat je als kunstenaar moet doen:
je blijft zitten. Achter dat scherm,
achter dat canvas, voor dat blok marmer. Koppig blijven zitten. Veel moeilijker dan schrijven. En je
gaat niet weg, voor je enkele pagina's verder staat.
Een echte schrijver doet duursport.
John Irving worstelt. Murakami, Biebau en Peynsaert lopen.
Je spreekt er niet over, je klaagt er
niet over, je loopt niet mijmerend rond wachtend op een hemelse
inval. Nee, de hemelse invallen komen als je blijft zitten. En typt.
De schrijfmuze houdt maar van één geluid en dat is luid je
toetsenbord aanslaan.
Guillaume Van Der Stighelen schrijft in
zijn boek 'Maak van je merk een held':
Always offers great protection
throughout your menstrual cycle to help you live life to the
fullest-without interruption. Bij
ons beter bekend als 'dat droog en veilig gevoel'. Dat 'veilig'
gevoel heeft me altijd geïntrigeerd. Worden vrouwen dan toch nog
bedreigd door iets tijdens de maandstonden? Toch is het juist dat
woord dat die lijn zo kleefbaar heeft gemaakt. (...) Ik vraag gewoon
aan vijf vrouwen welke woorden er bij Always
horen en dan zeggen ze zonder uitzondering: 'Voor een droog en veilig
gevoel.' Veilig? Het mysterie van de vrouw.
Heeft Guillaume Van Der Stighelen
eigenlijk ooit eens meer dan een maand intiem samengewoond met een
vrouw? Of zelfs maar eens mogen ronddwalen in de top secret
herinneringen van een vriendin? Ze hebben het allemaal wel al eens
meegemaakt. Meestal in hun pubertijd. Daar kwam plots de rooie
zondvloed. En hun broek zat onder de vlekken. Op de bus van de
schoolreis. Tijdens de turnles. Net tijdens die spreekbeurt. Als man
maak je iets gelijkaardigs normaal nooit mee. Tenzij je sluitspier
het laat afweten. Sommige vrouwen durven nooit nog een witte broek
aan. Anderen vragen je tijdens hun maandstonden om de vijf minuten of
je toch niks ziet verschijnen op de achterkant van hun broek.Tot
vervelens toe, maar dan vooral vervelend voor hen. Constant bang
moeten zijn dat er bloedvlekken op je broek zitten, moet vreselijk
stresserend zijn. Een product dat gagarandeert dat vrouwen altijd
veilig zijn van de schaamte die ze voelen bij zulke
ongelukken, is inderdaad een (super)held.
Gelukkig heeft Guillaume meer verstand
van marketing dan van vrouwen. 'Maak van je merk een held' is
een boek dat best te pruimen valt, ook al staat het vol foutjes. Zo
is de voornaam van Albert Einstein plots Alfred. En meer van dat
soort uitschuivers. Maar dat staat de ontsluiiering van de
marketinggeheimen niet in de weg. En Guillaume schrijft in een stijl
die je nauw betrekt bij de zaak. Behalve als je een vrouw bent en hij
over menstrueren begint. (Ik vermoed instinctief dat Fons Burger het
in zijn boek 'Vrouwen' gratis onderweg naar dit adres,
hoop ik- iets diepgaander over menstrueren zal hebben, net zoals
Philip Roth dat deed in 'the dying animal')
Wel pleit hij om menstruatie uit het
verdomhoekje te halen door er een andere naam aan te geven, in plaats
van die wetenschappelijke benaming voor iets dat nochtans elke maand
heel gewoon gebeurt. Hier in Aalst zeggen wij 'klodden'. Dat moet
hetzelfde zijn als 'brol', dat ik wel eens hoor. Dat is zeker niet
beter. Maar er spreekt tenminste uit dat het niet aangenaam is. Als
we hier in Aalst zeggen: 'ze zit met haar klodden', doen we dat met
een laag empathie. Welopgevoede dames hebben het over 'mijn dagen'.
Ook vreemd. Alsof de andere dagen van de maand 'haar' dagen niet
zijn. Bestaat er een merk van maandverband dat 'my days' heet?
In all fairness, Guillaume is een zeer
succesvolle reclamejongen. Je kan geen succes hebben in marketing
zonder te weten hoe een vrouw in elkaar steekt. Mannen beslissen
misschien welke technische snufjes er in huis komen en welke sjees er
op de oprit staat, maar de andere inkopen doet de vrouw toch meestal
nog. Guillaume snapt dan maandstonden niet, het grootste verschil
tussen man en vrouw heeft hij wel begrepen als hij schrijft:
Onder collega's :: Fons Burger, auteur van 'Vrouwen'
Toen ik nog stand-up comedian was in
het college van Kapelle Op-den-Bos, stond ik eens tussen twee lessen
in te boekgluren in de lokale bibliotheek. Mijn oog viel toen op
'Vrouwen'. Ik had er geen lidkaart, anders was ik er direct mee weg
geweest. De titel. Vijf vrouwen op de cover. Vooral die zwarte in het
midden. Visueel zeer uitgekiend. Veel symmetrie.
De achterflap leest:
Miljonair en levensgenieter Al
Robinson móet een boek schrijven. Zijn hele leven al bestudeert hij
het fenomeen vrouw maar na zijn scheiding ziet hij eindelijk
het licht.
Al ontwikkelt de Theorie Van De Vijf Vrouwen
waarbij hij de vijf belangrijkste eigenschappen die hij in een vrouw
zoekt, verdeelt over meerdere partners. Hij kiest daarvoor een
prostituee, zijn buurvrouw, een journaliste en zijn secretaresse. Tot
hij de wonderschone architecte Maria ontmoet waar hij ernstig op
verliefd wordt.
Tussentijds schrijft Al zijn boek. het is een
roman over een zekere Donald, die in de woelige jaren zestig zijn
seksualiteit ontdekt. Na een strenge opvoeding raakt hij verzeild in
de seksuele revolutie en het opkomend feminisme van de zeventiger en
tachtiger jaren.
In bijbehorende voetnoten onderbouwt
Robinson de verzameling conclusies die hij uit zijn levenslange
veldonderzoek heeft getrokken over de liefde, seks en relaties.
Een persiflage of een spraakmakende omkering van alles wat we over
deze onderwerpen voor zoete koek aannamen.
Fons Burger (1952)
is journalist, muzikant en ondernemer en heeft met vrouwen een
soort everymans boek met diepgang geschreven. Vrouwen geeft
inzicht in mannen. Van de generatie uit de periode van seks, drugs en
Rock & Roll en misschien wel in alle mannen.
Probleem: ik vind het boek nergens.
Niet in de bib van Gent, Aalst, Erembodegem, of Brussel. In geen
enkele Oost-Vlaamse bibliotheek. Het kost bijna 17 euro. Dat is wat
veel voor een chocoschrijver. Als ebook kost het vier euro. Dat valt
reuze mee. Alleen lees ik totaal niet graag hele boeken op een
scherm. En ik heb een hekel aan e-readers. Onder andere, omdat ik
mensen met e-readers op treinen gadesla. Die lezen niet. Die prutsen
met dat ding. En zijn de helft van de tijd bezig om het te vrijwaren
van schade.
Als ik Fons vraag waarom ik het nergens
vind, tenzij in het Engels op Amazon, antwoordt hij:
Dag William. Je kunt het bestellen
in onze winkel www.difshop.nl,
maar bv bij andere internet bookshops. De Engelse versie is iets
gekuist voor de Amerikaanse markt. De Nederlandse is explicieter. Ik
hoop dat je hem leuk vindt en er misschien een recensie over kunt
schrijven. Groet FB
Die vijf vrouwen op de cover. Eigenlijk
moet ik beter weten. Mijn vader zei altijd: 'Hoe herken je een
slechte LP? Als er een halfnaakt wijf op de cover staat. Nooit
kopen.'
Ik schrijf zelf het Vrouwenalfabet.
Ik wil toch graag weten wat de concurrentie er van bakt. De enige
goeie fictieboeken over vrouwen dat ik ooit las, heten 'the dying
animal' van Roth en 'little women' van Alcott. En in dat laatste daar
kwam helemaal geen seks in voor. Schrijven over vrouwen EN seks, de
kans om in onnozele sofporno te vervallen is heel groot. Ik ben
bereid om Fons een kans te geven. Op basis van zijn foto lijkt hij
mij een gezwollen Hollands ego te hebben, maar zo zien al die
schrijvers er tegenwoordig uit.
Straks koop ik mijn eerste e-book.
In die vorm kan het alvast niet
eindigen op de stapel ongelezen erotische romans van Emma Holly
(http://en.wikipedia.org/wiki/Emma_Holly) die op mijn nachtkastje
liggen.
Wel moedig van hem, om meteen al een
recensie te vragen. Schrijver EN zakenman, die Fons. Een combinatie
die niet hoeft te verbazen.
Van kunstenaars die niet tegelijkertijd
zakenmannen of zakenvrouwen zijn, heb je in deze tijd nog nooit
gehoord.
Als de trein aankomt in Erembodegem is
die leeg. Ik ga dan als een gier door de wagons om gedumpte kranten
mee te graaien. Na de muffinman, de nieuwsgier. Eos, Libelle, Dag
Allemaal, De Morgen, De Tijd. Ik vind altijd wel wat. Het is
misschien contradictorisch als journalist, maar ik betaal niet graag
voor nieuws.
De Tijd gaf me laatst zonder blozen
investeringsadvies. (hoewel, hoewel: misschien drukt die krant daarom op roos papier)
De beste investering was:
munitiefabrieken.
Dat raadde een beursanalist, mét foto
erbij, aan in een stukje. Kogels zijn altijd nodig. Het is misschien
fancy om te investeren in een bedrijf dat gevechtsvliegtuigen maakt,
maar 't is toch een gevaarlijke investering. Er zijn al genoeg
vliegtuigen in de wereld. Wat die vliegtuigen wel altijd nodig
hebben, zijn kogels. Want zo'n supersonische draak staat zonder
kogels geheel nutteloos aan de grond. Duur en mooi te wezen.
Een van zijn argumenten: 'De Libische
rebellen vielen tot ieders verbazing veel sneller zonder munitie dan
verwacht.' Kogels zijn altijd nodig en de vraag is enorm. Altijd
groter dan verwacht. Een ideaal product dus: veel vraag naar,
maar niemand beseft dat echt goed, dus worden er altijd te weinig
geproduceerd.
Wie dus heel erg veilige investeringen
wil doen: investeer in munitiebedrijven.
Of je daarna 's nachts nog kan slapen,
is een vraag die je niet hoeft tegen te houden. Met de winst kan je vast en zeker de
beste slaapklinieken ter wereld betalen.
Een jong ventje. Zesde middelbaar. Zijn
moeder, gok ik, naast hem. Hij gebruikt haar als klankbord, zij leent
zich gewillig als klankbord.
Hij: Bier in flessen is slecht.
Getapt bier is beter. Ju*iler valt nog mee. (waarom wil ik die jongen
graag aan een geblinddoekte bierproeftest onderwerpen?)
Hij:
de meesten van mijn vrienden willen bij de politie werken. Gewoon
omdat ze niets anders kunnen bedenken.
Zij:
Met u laten lachen dus. En u laten bespuwen bij betogingen en zo.
Hij:
Ja, met de politie lacht iedereen.
Er
stappen twee flikken op. Het is de dag van de dynastie. Alle politie
spoort naar Brussel-Centraal. De koning zit straks vlakbij, in de
Sint-Michielskathedraal.
Hij:
Mijn maat wil bij de drugsbrigade werken. Gemakkelijk. Er zijn geen
drugs in Roosdaal.
Zij: Ja, er zijn ook geen jongeren
in Roosdaal.
Hij: Jawel, heel veel, maar ze
zitten binnen.
Zij: Er valt daar dan ook niets te
beleven.
Hij:
Ja, Roosdaal. Het hoogste zelfmoordcijfer van Vlaanderen.
(ik
denk: godverdomme, dat kan niet. Dat is Aalst, dat weet iedereen.
Googlen geeft mij ongelijk. Aalst staat niet eens in de top tien. Je
dood drinken geldt kennelijk niet als zelfmoord. Zie voor de zelfmoord top 10:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=RU3A04HD
)
Hij:
Wacht eens, eigenlijk zijn er wel veel drugs in Roosdaal.
Ik lees ostentatief de Franstalige
Metro, dan laten ze zich goed gaan. Dan denken ze dat ik hen niet
begrijp. Daarna haal ik nog ostentatiever het boek 'Maak van je merk
een held' boven. Het is ook interessant om te zien of het gesprek een
andere kant opgaat, als ze weten dat iemand hen begrijpt. De moeder
houdt mij in de gaten. Ja, ik heb jullie gesprekje gehoord. Ja, ik
zet het nu op mijn blog.
Maar waarom eigenlijk?
Het verbaast mij altijd hoeveel
interesse ik heb in andere mensen. Misschien is dat wel de essentie
van een schrijversroeping: de hele mensenwereld, met al zijn koetjes
en kalfjes, willen vangen, en in één dik boek willen proppen.
Wat steken twee bevriende schrijvers
uit als ze eens een voormiddag besluiten niets te doen en af te
spreken in de groezeligste cafés van Aalst?
Aalst is voor een schrijver, wat
onvruchtbare mergelgrond is voor een wijngaard: hoe harder hij
afziet, hoe beter hij wordt.
Niemand gaat mij geloven, maar de
bevriende schrijfster had de enige gezonde reactie na het verlaten
van Aalst: ze dook meteen haar douche in, veilig in haar huis op de
boerenbuiten.
Wat deden wij op een verloren
dinsdagvoormiddag in het soort cafés waar vanaf 10u 's ochtends het
merendeel van de stamgasten al een pint in de hand heeft en meezingt
met bekende liedjes, maar dan met een geïmproviseerde Aalsterse
tekst?
Waren wij ons leven beu?
Het was trouwens dat café waar ze nog
niet zo lang geleden die homo's in elkaar sloegen. Ja, ja, twee
schrijvers trokken plots de boze wereld in.
Alsof wij twee geteleporteerde pinguïns
waren temidden van een kudde grazende zebra's op de savanne, werden
wij gadegeslagen. Wij zaten daar met pen en papier en wij schreven.
Als een Aalstenaar ziet schrijven, denkt hij 'Boon' en denkt hij
'feminatheek' en denkt hij dus 'tetten' en dan zucht hij en bestelt
nog een pintj (sic). Dus niemand viel ons lastig en enkel minzame
glimlachen vielen ons te beurt.
Wij schreven, onder invloed van enkele
meters aan zelfhulpliteratuur, al onze dromen op en gaven er een
deadline aan. Daarna scheurden wij ritueel een briefke van tien euro
in twee. Kwestie van onze geesten te conditioneren voor een toestand
van overvloed. Van zodra we al die dromen verwezenlijkt hebben,
kleven wij dat biljet terug aaneen en zullen wij dat versturen naar
professor Paul Verhaeghe om hem te bedanken om ons te wijzen op de
kracht van rituelen.
We schreven ook nog al die emoties op
die zo'n blok aan ons been zijn, angst dus, en ook passiviteit en van
die zeer vervelende klassiekers, en we rolden dat op, rond een
muntstuk van 50 cent.
Dan wandelden wij naar De Dender. Een
beetje zoals Raskolnikov uit 'Schuld en Boete', met zijn buit
richting de rivier. Alleen waren wij niet zo onnozel om onze buit
onder een steen te steken, maar smeten we die dus wel zeker in de
Dender. Die zoete zwarte bloedsoep.
Ergens bij de Sint-Anna-brug ligt dus
wat mij al jaren kwelt. Laat ons zeggen sinds 2007. Het waren veel
punten, maar laat ons dat nu maar samenvatten als angst.
Ik kan het iedereen aanraden. Na die
ontlastende worp in de meest deprimerende rivier van België, erger
dan de Chickamauga ('rivier des doods') in Tennessee, wandelden wij
weg alsof we net waterpijp met een kloeke dosis Afghaanse opium
hadden gerookt.
Het was een zwaar afscheid van al die
angst, want nu heb ik geen excuus meer om niets te doen.
De mensen bij de bushalte die wij
passeerden, vermoedden dat wij een zeer plezierig, maar zeer stout,
ondergronds clubje hadden ontdekt.
Een club waar geen angst heerst. Dat
moet de meest decadente, meest hedonistische, maar ook meest gulle,
meest gezellige plek ter wereld zijn. Zo ongeveer het omgekeerde van
een wachtkamer bij de doktoor of een treinwagon in de spits.
Het is vreemd zo zonder angst. Alsof
iemand eindelijk de stop heeft getrokken uit het overvolle zwembad
waar ik met het water aan de lippen in ronddraafde.
Maar dus alvast een tip aan mijn
biograaf: vlakbij de Sint-Anna-brug, timmer een houten bord in de
grond 'hier rust de levensangst van William Paul Peynsaert.' (ja ja,
de zelfde middelnaam als ge weet wel) En laat mensen dan ook hun
angst in die Dender gooien. Die rivier die zoveel miserie heeft
gezien en nog steeds stroomt, die neemt het allemaal van je over,
alsof het niks is, alsof Chipka een eiland is in de Caraïben. En die
geur van Amylum, die hoort er toch echt bij. De geur van veel
arbeidersleed prikt in uw neus, vrij en ongebotteld, en dan weet ge
dat ge dankbaar moogt zijn voor die angst, want er zijn er die
vanbinnen al zo emotioneel dood zijn gestampt, dat ze allang geen
angst meer kunnen voelen. En die verdrinken dan niet die angst en
andere emotionele ballast, maar het enige dat er hen nog rest: hun
gebroken lijf. Die vijftig cent, mag gerust gaan naar een arbeider
die ook op de bodem van die Dender ligt. Voor Charon. Op die andere
rivier. En moge die arbeider aan de overkant van de Styx dan zijn levensgoesting terugvinden, gelijk ik mijn schrijfgoesting, nederig op zijn schouders.
Trein naar Charleroi.
Onuitspreekbare stadsnaam voor Slowaakstaligen.
Zij, ik, een volle wagon, niet te
lokaliseren geur van rotte salami. Iedereen met de mouw voor de neus.
Naast haar: een medemens in het
roos, een strakke broek, een 'raar' (haar ogen) een 'alternatief'
(mijn ogen) kapsel en wat de meeste mensen kwalificeren als
'vrouwelijke' bewegingen.
'Is dat een meisje of een jongen?',
vraagt ze.
'Een jongen', zeg ik, als tamelijk
enthousiaste fan van alles wat androgynie is.
Als wat we als vooral mannelijke
agressie beschouwen de nek omgewrongen wordt in wat we traditioneel
beschouwen als vrouwelijke zachtheid, voel ik mij veilig. Ik vind
macho's een onnodige en saaie verkeersdrempel op de autostrade naar
culturele verruiming.
Mijn vrouw vindt homo's
bedreigender.
Ik snap niet goed waarom en ik wil
dat graag snappen. Mijn vrouw heeft inzake alle andere onderwerpen
een veel fijngevoeliger, veel intuïtiever inzicht dan ik. Dus ik
luister. En sinds ik al eens een keer te snel op de bres sprong om
een minderheid die in opspraak kwam te verdedigen, pas ik wel op,
voor ik mijn mond opentrek.
Ze vindt dat die jongen provoceert.
Ze heeft niks tegen homo's, maar hij loopt te koop met zijn
homoschap. Hij doet dat express, hij wil provoceren. Het is visuele
agressie.
Ik weiger te geloven dat hij dat
doet om te provoceren. Die jongen is gewoon zichzelf en ziet er uit
zoals hij er graag wil uitzien, misschien om andere homo's aan te
trekken, wat mij wel logisch lijkt, maar niet om ons, hetero's, op de
zenuwen te werken. Als hij provoceert met zijn homoschap, provoceer
ik met mijn heteroschap.
Ze is zeker, hij doet het om te
provoceren.
Op dit punt verliezen we de meest
logische oplossing voor dit strijdpunt uit het oog: we kunnen het hem
natuurlijk gewoon vragen. Draagt u roze pulls en scheert u de
zijkanten van uw hoofd kaal om te provoceren?
Niet gedaan, want waarschijnlijk
provoceren wij dan. Dan provoceert hij misschien weer terug. En voor
je 't weet, heb je een treinwagon vol relnichten.
De jongen stapte af met sierlijke
vrouwelijke bewegingen waar hij zich goed leek bij te voelen (mijn
ogen) en met aanstootgevende bewegingen die schreeuwden dat hij homo
was en waar hij zich zelf niet eens goed bij voelde (haar ogen).
We hebben al eens
restaurantpersoneel angstvallig onze tafel zien vermijden met deze
discussie.
Wat haar bijzonder verontrust, zijn
homokoppels die kinderen kunnen adopteren. Ze wil best aannemen dat
homokoppels hun uiterste best doen om een kind goed op te voeden,
maar het hoort gewoon niet. Een kind moet een moeder en een vader
hebben. Als ik zeg dat binnen koppels er altijd een vrouwelijke
partner en een mannelijke partner is. Dat binnen heterokoppels de man
net zo goed de vrouwelijke partner kan zijn, vindt ze dat geen
argument. Moeder. Vader. Duidelijk meetbaar in het toilet. Geen
uitzonderingen.
Als twee homo's verliefd zijn, wil
ze hen zelfs helpen om bij elkaar te kunnen zijn, moest dat recht hun
ontzegd worden. Maar adopteren vindt ze niet kunnen. Daar komen
problemen van.
Ik vind dat veel heterokoppels hun
kinderen wraakroepend slecht behandelen. Dat kinderen van homokoppels
vaak zeer goed af zijn, omdat zo'n koppel een heel erg uitgesproken
kinderwens had. Je adopteert niet per ongeluk een kind, na een fles
wijn te veel.
Ik realiseer me dat we het wel heel
vaak hebben over dit thema. Kinderen van homokoppels die
psychologisch geheel verknipt zouden eindigen en gepest zouden worden
op school.
Ik vraag waarom we het eigenlijk
nooit hebben over kinderen die twaalf uur per dag hard werken in
fabrieken ergens in Azië. Ze moet toch toegeven dat die veel
slechter af zijn en veel talrijker zijn dan kinderen van homokoppels
in het relatief rijke Westen?
Enkele dagen later stuurt ze mij een
lange fotoreportage door van het oorlogsgeweld in Syrië. Een
conflict dat notoir erg is voor de kinderen daar.
Boodschap begrepen. Ja, mijn vrouw
volgt de hele actualiteit en niet alleen een stukje.
Zelf zie ik even later op tv een
hoge Belgische geestelijke verkondigen dat vrouwen geen priester
kunnen worden, omdat dit de fundamentele manvrouweenheid waar de
Bijbel zich op baseert, zou verstoren. De priester (man) trouwt de
mensheid (vrouw). Een vrouw kan dus geen priester worden, want voor
de Kerk kan een vrouw niet met een vrouw trouwen. Waarom de mensheid
precies vrouwelijk is, zei hij niet zo duidelijk. De Kerk laat
mannelijke en vrouwelijk rollen dus duidelijk volstrekt samenvallen
met de anatomische architectuur van onze lichamen. Je kan dus geen
mannentaak op je nemen als je toevallig een kut hebt. De
studiogastheer bleef er tamelijk kalm bij. Al was hij er niet mee
akkoord.
Ik wil in geen geval zelf dogmatisch
de ongebreidelde vrijheid verdedigen, maar toch. De reflex zit diep.
Als een homokoppel dezelfde screening doorloopt als een adopterend
heterokoppel, heb ik er echt totaal niets tegen om hen ook te laten
adopteren. Dan word ik zelfs redelijk woest als men hen dat wil
verbieden.
Het is ook niet fair om eenzijdig
over deze discussie te rapporteren. Dus graag het woord aan mijn
vrouw. Welk onheil verwacht je van adopterende homokoppels? En is dat
onheil dat we bij heterokoppels niet zien? En als kinderen van
homokoppels inderdaad zouden gepest worden op school, is de logische
stap dan adoptie door homo's verbieden of is het logischer om die pesters
te sensibiliseren? Nee, met sensibliseren bedoel ik niet:
hersenspoelen, maar aanvaarding van verschillen, dat A net zo goed
kan zijn als B en beide naast elkaar kunnen bestaan.
Onder collega's :: Jeroen Olyslaegers, ik wil uw branding pikken
U kent hem vast niet. Hij komt niet
vaak op tv en staat in de slechter verkopende kranten. Hij heeft een
oubollig beroep. Hij is schrijver. En niet van kookboeken.Vandaag zag
ik hem met de foto in zo'n achteruit boerende 'kwaliteitskrant' (bij
zo'n krant doen ze er wat langer over om hetzelfde te zeggen en ze
bespreken al eens een boek van een schrijver uit Armenië of een
ander vergeten gat). Ik las twee columns voor hem.
Column lijkt op
colon en dat is niet toevallig, want in columns kakken intelligent
ogende medemensen hun meningkjes uit. Hij schreef over Boon, die
Jeroen. Dat doen ze vaak, die Vlaamsche schrijvers die al eens denken
aan hun arme medemensen. Persoonlijk denk ik ook aan Boon bij
oversekste medemensen waaronder ikzelf. Soit, ik lees die colons van
Jeroen en dacht alweder: ik wil niet kunnen schrijven zoals hij, want
dat kan ik al beter, maar ik wil wel graag zijn:
*branding
*marketingstrategie
*en vooral: de persoon die hem zo
kleedt, zo helemaal schrijverig, een beetje 'camp', een beetje
frivool negentiende-eeuws, maar vooral: schrijverig.
*en als ik echt waanhopig word: zijn
haarkleur.
Daarom ga ik vandaag om de
belangrijkste materiële tool die een schrijver moet hebben om zijn
schrijversschap loeihard te promoten, naast een computer dan:
een bril.
Een grote, opvallende, bij voorkeur
zwarte bril.
De fallus voor de moderne Vlaamsche
schrijver of schrijfster. Alsof je schrijftalent gewoon op je neus
hangt: een bril.
Jeroen staat al zo ver in zijn
schrijverschap dat hij zonder bril op de foto naast zijn colon stond.
Het waren trouwens best goed geschreven colons. Jeroen schrijft zoals
ik, als ik niet veel zin heb om moeite te doen. Waarom ik die
eigenlijk zat te lezen is voor een ander blogpostje. Een blog: het
medium bij uitstek voor de chocoschrijver.
Maar daar kan verandering in komen.
Om 16u ga ik om de zware literaire
artillerie.
Een bril.
Groot. Zwart. Nerdig.
Het soort waar ze je vroeger op de
speelplaats voor in elkaar trapten, nu als visitekaartje van de
Vlaamsche schrijver.
En de Jeroen is nen toffe, zenne. Ik
vind dat schoon hoe zijn branding en marketing in elkaar steken. Ik
lees net het boek 'Maak je van merk een held' van Guillaume Van Der
Stighelen. En Guillaume zal 't zeker met mij eens zijn: die Jeroen
dat is een sterk merk. Als investeerder zou ik geen angst hebben om
te investeren in zijn volgend boek. Zie foto: de Vlaamsche boek
kopende minderheid kwijlt, koopt en zal misschien nog lezen ook. Al
zal dat laatste de portemonnee van de investeerder natuurlijk niet
maken.
'jullie zijn allemaal de slachtoffers van een marketing holocaust'
Detachment
Ik heb altijd al een zwak gehad voor
onderwijsfilms. Dead Poets Society op kop, met nog een guilty
pleasure in de vorm van een resem B-films.
Als voorbereiding bij het schrijven
van een lang scenario voor www.verkrijt.net,
de film Detachment bekeken en Entre les murs.
Detachment (iets als apathie,
verwijdering, afstandelijkheid, scheiding, onthechting) is bruut.
Bruut, want realistisch.
De leegheid van de leerlingen, de
opgekropte agressie, de onwil, de demotivatie, de trotse wanhoop, het
geloof in de belofte van celebrity nieuws als een voorafspiegeling van wat toch zo mogelijk is in de wereld, het overemotionele zoeken
naar aanknoping. En daar tegenover: de leerkracht die zichzelf heeft
afgesneden van elk voelen, die uiteindelijk, slaaf van zijn sensitieve
natuur, waar nog een klein genstertje van over is, een geknakte
straatmadelief in huis neemt. De achterdocht onder collega's, de
mistroostigheid in de lerarenkamer. De autoriteiten die enkel het gegoochel met de cijfertjes kan schelen.
Entre les murs is net zo, maar
Detachment is nog zoveel bruter.
Het gaat niet eens om dweilen met de
kraan open. De waterleidingen zijn gesprongen, de leerlingen willen
je verzuipen en de roestige waterbuizen in je reet rammen.
'you are all the victims of a
marketing holocaust', schreeuwt de leraar in de hoofdrol.
Ik had het op elk van mijn
leerlingen in die ene concentratieschool willen zetten met een brandmerk, 'slachtoffer van een
marketing holocaust'. 'Als het Edgar Allen Poe is en niet Edgar Apple
Poe interesseert hij mijn geen bal'. 'Kom tegemoet aan hun
leefwereld'. Mooi ogend schip met patrijspoorten die niet dicht
kunnen. 'Kom tegemoet aan hun leefwereld'. En dan haal je die
aflevering van The Simpons boven. Die Halloween special gebaseerd op
Poe. En dan hoop je dat ze 't origineel van Poe ook willen verteren.
Maar natuurlijk niet, ze willen gewoon nog een andere aflevering van
The Simpons zien. En dan slaat de twijfel nog toe ook. Misschien
hebben ze gelijk en is Poe, in 't origineel, dood. En is de Poe van
The Simpons de enige die er nog toe doet.
Detachment: de zelftwijfel van de
leerkracht, gevangen tussen meer dan 1 schuldgevoel, met een
20-koppige muur van leerresistente leerlingen voor je neus.
O, ik ben duizend keer liever journalist.
Het is een beetje als les geven, maar de modder gooien de leerlingen
enkel over internet. En je kan weg klikken. In een klas kan je nooit
een agressieve leerlingen zomaar weg klikken. Om dat te kunnen moet je
eerst detachment leren. En dat is altijd een stuk van je menszijn
vermoorden.
Detachment, vanaf nu graag als
openingsles in alle lerarenopleidingen. Met Entre les murs in het
deel na de pauze, voor wie tegen dan nog niet wijselijk schreeuwend is
weggelopen om zijn inschrijvingsgeld terug te vragen.
Schrijverkens, smijt er op tijd het bijltje bij neer
Philip Roth tikt tegen de 80 aan.
Heeft iets van een 30 romans op zijn naam staan. Heb er enkele van
gelezen. The Dying Animal, verfilmd als Elegy (met Ben
Kingsley en Penelope Cruz) heb ik zelfs meerdere keren gelezen. Als
ik in Slowakije ben, zoek ik altijd de Slowaakse vertaling. Kwestie
van mijn Slowaaks op zeer genietende wijze te verbeteren. Ik heb hem
graag, die Roth. Blijft zeer bescheiden bij al dat geschrijf en zo
hoort het ook. Hij lult ook hard uit zijn nek in interviews en zet ze
op 't verkeerde been. Deed Kurt Cobain ook. John Steinbeck die hield
niet van interviews en hield zich bewust uit de schijnwerpers. Tenzij
met waar het om ging: zijn boeken. Nu, Roth die kapt er mee. Ja, hij
zegt dat een boek meer of minder niks toevoegt aan zijn werk. En
gelijk heeft hij.
Ik hoop van harte dat H.B. uit Gent
er een voorbeeld aan neemt. H.B. uit Gent is jonger dan Roth, maar
heeft al veel meer 'boeken' op zijn naam. Schuwt ook de media niet,
want anders zou hij niet verkopen.
Dat de Vlaming geen boeken koopt, is
onzin. Vlamingen halen literatuur in huis, toch van zodra ze een
jobke hebben dat als intellectueel jobke kan verkocht worden op
recepties en zo. Een Vlaming die een literair boek koopt, koopt geen
boek, maar een droom. Een droom van zichzelf als boekenlezer. Dat
boek verdwijnt meer dan 9 van de 10 keer ongelezen de kast in of
eindigt in de tweedehandswinkels, maar whatever. De Vlaming koopt
geen boeken, maar dromen van zichzelf. De droom dat hij/zij nu eens
echt gaat experimenteren in die keuken, de droom dat hij/zij een
dikke literaire turf leest en daar dan kan over mee praten met een
andere Vlaming die leest. Het zijn mooie dromen. Vaak met harde kaft.
En eigenlijk niet zo prijzig. Je zelfbeeld opkrikken met 20 euro. Je
wenkbrauwen laten epileren kost tegenwoordig al bijna net zoveel.
Roth, die kapt er mee. Die houdt de
eer aan zichzelf. Hij wel. H.B. bijvoorbeeld niet. Die heeft niks
anders. En nu heeft zijn vrouw hem nog laten zitten ook. Vrouwen
vallen op mannen die de realiteit durven onder ogen zien.
Ik stop er ook ooit mee. Zelfs nog
voor ik het helemaal beu ben. E.M. Forster stopte er al mee op z'n
veertigste. Voor mij begint het pas dan, helaas. Och, als het vroeger
was begonnen, was ik niet eens veertig geworden.
In schoonheid eindigen, helemaal
top, Roth. Die straffe mannen en madammen die Fawlty Towers
maakten, hebben het ook gedaan. Een seizoen onsterfelijk en dan
stoppen. En Kurt Cobain die kapte er ook mee, dat is bekend. En Louis
Paul Boon, die was het ook zat. En John Steinbeck stak op den duur
ook meer tijd in het verfraaiien van zijn werkplek dan dat hij nog
schreef.
Als je als schrijver een chique
werkplek hebt, is het eigenlijk een veeg teken aan de wand. Een
schrijvende schrijver heeft een plek aan het front, met schimmel in
de hoeken, Siberisch koud in de winter en subtropisch warm in de
zomer. En het ruikt er muf en naar jonge vrouwenkutten. Al is één,
een goeie dan, ook al goed. It's better to burn out than to fade
away. Hoe slechter de artiest, hoe slechter die wijsheid er in gaat.
Maar we proberen nog eens: H.B. uit Gent, it's better to burn out
than to fade away.
De zeven spirituele wetten van succes- Deepak Chopra
Bovenstaande titel pakt enkel bij
een Amerikaans publiek. Die maatschappij die voor die stortvloed aan
zelfhulpliteratuur zorgt, die hier via Amazon en de overbelaste arm
van mijn facteur in de brievenbus gefrommeld wordt.
Het belangrijkste dat ik onthouden
heb: focus niet op geld verdienen, focus op het onbekommerd
ontwikkelen van uw geheel eigen, volstrekt unieke talent en uw
'cadeau aan de wereld' en dan komt het geld vanzelf. Dat was ook de
raad aan zijn kinderen: volg je innerlijke roeping en het maakt niet
uit of ge geld verdient of niet, ik zal u wel onderhouden, als ge
maar uw roeping volgt. Gevolg, o verrassing, hij moest ze niet
onderhouden, want ze werden stuk voor stuk vrolijk fluitend
zelfbedruipend.
Ik heb niks tegen die boodschap, ik
sta er zelfs vierkant achter, maar sjonge, die Deepak ziet er toch
echt het Platoonse afkooksel van het unieke, lepe kwakzalverideaal
uit.
Ik heb direct zijn eersteling
gekocht op Amazon. Mundus vult decipi. Dat is de tweede belangrijkste
les natuurlijk. Voor 1 cent. Ja, voor 1 cent op amazon. Tweedehands,
zo verdient die kwakzalver er niks aan. Nu ja, kwakzalver. Als ik die
lepe emotiemassage lees, voel ik mij toch stukken beter en brandt
mijn maag kwellend prettig van blijde verwachting.
We moeten dringend onze kwakzalvers
de eer toekennen die ze verdienen. Ik heb er beter resultaat mee dan
met alcohol en anxiolyticums of eenzijdige graafgesprekken met zwaar
onderscheiden gediplomeerde psychiaters die het vertikken om mij te
bedriegen en mij niet toelaten zoete suikerspinnen dromen te spinnen.
Daarom worden de meeste psychiaters
misschien wel best vermogend, maar nooit zo schatrijk als Deepak Chopra.
Groene thee. Metabolisme versnelt
met 7 procent. Pindakaas. Verhoogt testosteron. Verbrandt vet.
Frambozen (helaas niet te betalen) verbranden vet. Ginseng. Verhoogt
door meer zuurstof het metabolisme.
Tabata. In plaats van duursport, een
snellere manier om vet te verbranden. 20 seconden hoog intensief
sporten, 20 seconden kalmer aan, 20 seconden hoog intensief sporten,
enz. Een keer of acht in 't begin. Op vijf minuten zou je zo meer vet
kwijt zijn dan met een uur lopen. Als je met een uur lopen al vet
verbrandt. Zo snel gaat het helemaal niet.
De enige manier om echt goed te
vermageren, is elke dag 500 calorieën minder te eten dan je nodig hebt.
Eet je nog minder, dan vermager je een hele poos niet, zakt je
metabolisme en als je dan weer normaal gaat eten, verdik je. 500
calorieën minder dan wat je nodig hebt, is net genoeg om geen
noodtoestand af te kondigen en je lichaam vet te laten opsouperen.
Om te vermageren mag ik maar 1500
calorieën eten. Maar ik ben te lui om uit te tellen hoeveel boterhammen
choco dat zijn. En ik eet graag veel. Maar ik ben tegelijk ook zo
gebrainwasht door reclame van Calvin Klein en mannenparfums en alles
waar ze een sixpack kunnen bij sleuren, dat ik lean en mean wil zijn of complexen heb.
Dus ik ga voor groene thee, ginseng, tabata, frambozen, die keren dat
ik ze kan betalen, pindakaas (zonder suiker) en veel tabasco op mijn
spaghetti, want chilipepers zouden ook al je metabolisme versnellen.
Een gelukkige meevaller dat ik dat allemaal graag drink en eet.
Die tabata bevalt mij wel niet. Het duurt langer om mijn sportkleren
aan te trekken dan om tabata te doen. Verder doe ik ook nog een
abnormaal aantal pushups. Op twee handen, op één hand, met mijn
voeten op een stoel, in handenstand tegen een muur, op mijn neus.
Want meer spieren, vraagt meer calorieën.
En het is ook handig als gimmick,
als onderscheidend trekje. Er zal wel geen enkele gespierde Vlaamse
schrijver rondlopen. En in een veelschrijvend land, waar haast
niemand leest, moet je als schrijver toch met iets opvallen. Lang
haar doet het al lang niet meer. Dat heeft mijn Gentse collega H.B.
(geen gratis reclame voor jou, H.B.) al gelapt. Zonder lang haar was
het hem nooit gelukt. Maar ik moet dus iets anders vinden. Iets dat
sowieso nut heeft. Iets dat opvalt, vooral op recepties met andere
Vlaamse schrijvers, die er meestal toch uitzien als death metal
zombies die hun kop geschoren hebben en hun kleren ingewisseld hebben
bij H&M en een zwarte OCMW-bril dragen. Spieren. Kan nog compenseren voor mijn kleine gestalte.
Mijn schoonzus noemt mij nu al The Hobbit. Maar we hebben al een
Hobbit in de Vlaamse letteren. Dat weet zij niet. Een schrijvende
Schwarzenegger hebben we nog niet. Is wel weer een investering.
Kippenfilet, vette vis en een fitnessabonnement zijn duur. En dat
pompen alleen is natuurlijk niet genoeg. Een eerste kleine
investering geriskeerd, ja, ja via Amazon: 'you are your own gym', van een trainer van
mariniers die niet geloofd in fitnesstoestellen. Ik slinger hier nu
al aan de rand van het trapgat om mij toch te kunnen optrekken.
Benieuwd welke huis-tuin-en keukendingen ik nog meer kan omtoveren
tot fitness voor proletarische schrijvers.
Mijn moeder heeft haar eigen dieet.
Ze heeft gelezen dat spannende films kijken, vet verbrandt. 1
thriller= 1 zak chips. Toch maar mee oppassen. Ik vind het spannender
om mijn moeder en mijn tantes in één ruimte te zetten en één zak
chips in de groep te gooien. Probleem is dan dat ik de zak chips kwijt
ben en dan met honger naar het spannende schouwspel kijk.
Die jongens met hun sixpacks
bedriegen de boel wel. Je hoeft helemaal nooit buikspieroefeningen te doen. Je moet alleen vrij mager zijn en je compleet dehydrateren. Ze drinken dagenlang geen water, zodat hun
buikspieren komen, eh, bovendrijven. En dan drinken ze niet te lang
voor de shoot nog een fles wijn. Alcohol dehydradeert nog wat meer.
Met barstende hoofdpijn staan ze dan voor de camera. Een sixpack heb
je maar voor six helse minutes. Dat kan ik toch echt niet doen voor
literaire recepties of mijn eerste optreden in een programma als de
Laatste Show, dan is het direct echt de laatste show.
De enige koppijn die ik wil, is van
de kopstoot die ik H.B. zal geven, om eerder literaire carrière te
maken met lang haar dan ik. Dat was mijn plan!
Misschien toch maar gewoon calorieën
tellen. Bij de krant tel ik ook al de hele dag. Aanslagen.
Lettertekens. Aantal karakters. Hoeveel is dat een grote boterham met choco? 200
calorieën? Da's dan zeven boke's per dag. Kwestie van een marge te
hebben. Het lost zichzelf op. Als ik nog lang schrijf, kan ik toch
niet meer dan zeven boterhamme'kes per dag betalen.
Mijn adviseur gaat tien dagen, ehm, smurfen in Brazilië
Kunstenloket. Organisatietje dat
kunstenaars op weg helpt. Want de wettelijke regelingen om
kunstenaarsinkomsten wit te wassen, zijn stukken ingewikkelder dan de
maffiaregelingen om drugsgeld wit te wassen.
Die adviseur van mij, helpt mij goed
op weg. Hij legt mij uit hoe het officieel en wettelijk hoort. Hoe je
de inkomsten aangeeft en zo voort. En dan zeggen ze mij bij de
stadsdiensten dat daar niks van klopt en vinden ze het zelfs irritant
dat ik kunst 'officieel' wil doen. De belastinginspectie komt
waarschijnlijk alleen aankloppen als de kunstenaar al een villa
gekocht heeft. Met politici is dat ook zo. Ze graaien alles wat geen
roodgloeidende kachel is en de belastingen ruiken pas onraad als die
mannen een villa hebben in Toscane.
Tip aan mezelf: koop geen villa in
Toscane en blijf vooral de wettelijke bepalingen voor kunstenaars
negeren.
Wie trouwens een kuisvrouw wil
zonder haar in 't zwart te betalen, hoeft haar maar te beschouwen als
een kunstenares. Als je een Poolse kuisvrouw hebt, moet je maar maken
dat ze danst op liedjes van de Kreuners, dan kan je haar betalen als
artiest en zit je wettelijk veilig. En na de Kreuners wil ze nooit nog integreren en vindt ze ook geen andere job.
Wel oppassen met Sabam, laat haar misschien
uitsluitend dansen op klassieke muziek die niet auteursrechtelijk
beschermd is, want als die mannen geen auteursrechten
controleerden, maar zwart werk, was er vanaf eind volgende maand al
helemaal geen zwart werk meer in dit land en werd je ook al opgepakt
als je een oud vrouwtje de straat hielp oversteken, want dat is de
taak van bevoegd personeel, niet van vriendelijke voorbijgangers, en
dus zwart werk.
Nee, al en bij al kan de artiest
rustig blijven verder schooien, de Sabamiaanse controlehorde is
voorlopig nog niet losgelaten op zwartwerk van berooide kunstenaars.
Met N-VA, zweep in de hand, op de bok van de Vlaamse koets, kan daar
wel verandering in komen. Maar voorlopig: blijf die
prentbriefkaartjes kliederen en voor een appel en een ei verkopen. De
fiscus koffiepaust nog wel even verder. Met uitzondering van mijn
maat, Ben Merckx, die omwille van karakteriële redenen die hem zeker
sieren, dan toch als ambtenaar werkt, met nadruk op werkt. Dat er
geen youtubefilmpjes circuleren van hem, de enige werkende ambtenaar,
ligt uitsluitend aan zijn bescheidenheid. Ben, als je dit leest,
antwoord op mijn mail, ik heb je al meer dan een jaar niet gezien. Je
werkt te hard. En je ziet niet dat je jeugdvriend in 't zw*rt
bijklust als kunstenaar. Ja, jawel, dat is WEL een beroep.
Maar terug over die adviseur. Hij
raadde mij onder andere het boek 'Talent isn't born, it is grown'
aan. Ik heb dat besteld, via Amazon, met mijn zw*rtg*ld. Het is een
opbeurend boek. Als je maar lang genoeg aan de schrijf blijft en
boterhammen met choco verteert, dan komt dan toch dat moment dat je
doorbreekt. Of toch minstens breekt.
Vandaag raadde hij mij in een sessie
van een uur of zo een bordeel in Gent aan, boven de Thaïse massage.
Misschien bedoelde hij het als tip om een kortverhaal rond te
schrijven. Of voor een heet staaltje onderzoeksjournalistiek. Of
misschien vond hij dat ik er gestresseerd uitzag, zo als een van die
weinige kunstenaars die zichzelf niet platspuit met smack, en raadde
hij mij een massage aan.
Aaanywaaay, hij vond ook dat ik te
veel verschillende (schrijf)diensten aanbied. Hij vindt dat ik mij
meer moet specialiseren. Teksten aanleveren voor websites
bijvoorbeeld. Maar dat teksten aanleveren voor websites, moet ik niet
zo noemen. Ik moet er een flashy nieuwe naam voor uitvinden, want er
zijn al mensen die teksten voor websites aanleveren. Ik doe dat
namelijk zelf al. Ik noem het tot nu toe nog altijd 'teksten voor
websites aanleveren'. Nooit bij stil gestaan dat ik daar meer geld
kan voor vragen als ik daar een andere naam aan geef. Webberen of zo.
Webjuice spuiten. Digiproppen. Webdesign is sooo 2007. Net zoals je
ook niet meer fascisme en wereldvreemde Vlaming zegt, nee, vandaag
zeg je N-VA.
Mijn adviseur -ik vergeet steeds zijn
naam- gaat dus tien dagen naar Brazilië. Hij heeft daar vijftien
jaar gewerkt. In de filmindustrie (ik ken twee Braziliaanse films,
Sangre en Citade de deus en iets zegt mij dat hij daar niet aan heeft
meegewerkt), in marketing en nog iets. Hij nam er nooit vakantie,
omdat de weekends al zo'n fiesta waren. Hij is teruggekomen toen zijn
zoon van 14 dealde. Hij heeft hem toen geconfronteerd met een
drugsdealer die in de bak had gezeten. Ik zei iets over mijn twee
neven en 50 procent van mijn jeugdvrienden, maar dat hoorde hij niet.
Advies is eenrichtingsverkeer. Die zoon dealt niet meer. Toch geen
drugs. Wel huizen. Als makelaar. Geen slechte move, Vlamingen zijn
verslaafd aan bakstenen.
Waar dat blijft dat advies
eigenlijk?
Af te leiden van zijn stomende pretoogjes was het
ongeschreven advies: ga voor een snoepreisje naar Brazilië. Toch een
land dat in de top tien van meest wulpse landen staat, samen met
Polen en Griekenland (als een land ten onder gaat, slaan de hormonen
op hol. In kapotgeschoten Berlijn anno winter 1945 werd wat afgepoept
in de schuilkelders). Van een maat die er geweest is, Sasja, weet ik
dat ze daar tuk zijn op alles wat man is en er een beetje Duits
uitziet. Dat de vrouwen zich aan je opdringen. Dat is nog eens een
schrijfklimaat. Godverdomme, het beste advies bleef onuitgesproken:
ik moet naar Brazilië! Voor een latino kont als schrijftafel. Met natuurlijke houder voor mijn pen.
Mijn tekenaar en ik komen buiten.
Geen idee, ik vind het fijn om 'mijn' tekenaar te zeggen, hij mag dan
'mijn' schrijver zeggen. Dat doen alleen BV's, politici, missen,
tv-koks, teruggevonden ontvoerde kinderen, Samson, ex-wielrenners,
leden van het koningshuis en Bijbelse figuren hem na, met hun ghost writers. Mijn
tekenaar zegt: 'Ja, het was wel duidelijk dat jij eigenlijk meer
verstand hebt van marketing dan hij. En dan heb je je nog
ingehouden'.
Bon, merci voor je
levensgeschiedenis in een Braziliaanse nutshell, mijn adviseur. Ook
weer 'mijn', ik eis mensen nogal op. Ik ga terug aan de serieuze
Arbeit, met het uitschrijven van een belangwekkend en intellectueel
hoogcalorierijk interview. Ik noem de naam van de geïnterviewde
niet, want alleen mijn familie leest mijn blog en die kennen toch
geen Vlaamse intellectuelen en zelf ben ik toch een Belgische
intellectueel, dus die telt niet.
'Rant' van Chuck Palahniuk zat
vandaag in de bus, via Amazon. (per keer dat ik Amazon vernoem krijg
ik één cent krediet) En dit blogpostjen is ook een rant. En de
postbode bezorg ik nog wel tendinitis. Met de neoliberale logica van
N-VA: hoe harder ik het leven van mijn postbode maak, hoe meer hij
zijn best zal doen om zich om te scholen! Morgen strooi ik glas op de
stoep, ik denk aan de toekomst van mijn facteur. Want dat is
N-VA-logica: alle voordelen geven aan de rijken, in het belang van de
armen. Hoe meer de werkende mensen afzien, hoe beter dat voor hen is.
Mijn adviseur stemt niet voor N-VA,
te veel voeling met de 'à l'aise filosofie', die duikt tien dagen zwoel Rio in. Bedankt voor het advies en de
ellenlange vragenlijst die je me eigenlijk had moeten sturen VOOR
onze afspraak, zodat we wat dieper konden ingaan op mijn
kunstenaarsactiviteiten. Volgende keer dan maar. Jij met een gebruind
kleurtje en een lege zak. Ik nog steeds met bruine mondhoeken. Van de
choco. En platzak.
Treingesprekken, treinlectuur en mijn eigenste Roma-zigeuner
We zitten in dezelfde branche. Sava
heet hij. Mischien genoemd naar die rivier op de Balkan. Hij verkoopt
in de voormiddag de krant voor de SDF-en. Ja, in Brussel krijgen
zelfs de daklozen een Franse naam opgespeld, Sans Domicile Fixe.
Technisch gezien kan mijn Roma-zigeuner een SDF'er zijn, zonder dakloos
te zijn, want hij woont ergens in Brussel. Heeft kinderen. Nog te
jong om naar school te gaan. Die krant van hem kost twee euro. Er
staat niet veel in. Ze is tweetalig, met veel spelfouten. Volgens
Sava is het één kerel die het krantje helemaal zelf vol schrijft.
En behoorlijk wat verdient aan de totale verkoop.
Sava zelf verkoopt niet veel, maar
toch genoeg om te overleven. Hij loopt met die kranten naar mensen
toe alsof hij een ober is met een dienblad vol schuimend bier. Ik
koop de krant nooit. Ik schrijf al voor de krant. En ik krijg op de
trein al de gratis Metro. Maar ik schrijf voor een krant die Solidair
heet. Dus ik geef. Altijd wat kleingeld. En dan zeg ik 'ça va,
Sava?' en hij klaagt over de verkoop en zegt dat het moeilijk is. En
dan zeg ik dat het bij niet zo heel erg veel beter is. In de praktijk
natuurlijk wel, maar niet in mijn kop.
Mijn schoonzus zegt: 'Als je
daklozen geld geeft, dan help je ze om langer op straat te leven'. In
het boek dat ik lees op de trein, 'the spiritual laws of success',
zegt Deepak Chopra -die er toch echt een beetje uitziet als een
fluwelen oplichter- 'geven en krijgen zijn hetzelfde'. Als je niet
geeft, dan krijg je ook niet. En het werkt nog beter als je geeft met
een gevoel van ware gulheid. Die ware gulheid, die lukt nog niet zo
goed. Als ik in mijn zakken tast, is het soms toch nog altijd een
beetje alsof ik mezelf in 't zak zet. Maar ik werk er aan, ik lees
Deepak Chopra op de trein.
Als de Turkse vrouw die het ene
telefoontje na het andere pleegt, eerst naar de garage, dan naar een
immobiliënkantoor, haar badge van het werk vergeet , dan stuur ik
die op naar Securitas. Netjes zoals dat op de achterkant van de badge
staat. 'a post stamp will not be necessary'. Dat schreef ik op de
enveloppe waar de postzegel hoort, want je weet toch maar nooit dat
ze mij traceren en toch een postzegel eisen. Misschien wil bpost zich
wel wreken op mij voor al die stapels boeken van Amazon die ze hier
quasi dagelijks aanleveren. Mijn eigen post ligt hier trouwens stof
te verzamelen, maar zo'n gevonden badge stuur ik op. Wanneer volgt
mijn zaligverklaring, Deepak? Juist, ik moest geven in een staat van
geven, zonder iets terug te verwachten, dan pas werkt het echt, die
stroom van giving and receiving.
Heb ik niks gegeven: de vrouw die
mij uit mijn leesconcentratie haalde door de hele treinrit lang
non-stop met haar advocaat te bellen en de hele trein liet delen in
haar echtscheidingsperikelen. Bizar hoe mensen die telefoneren denken
dat ze plots een geluidsdichte, doorzichtige cocon genereren. Die
smartphonefunctie bestaat vast wel, maar ze is nog niet betaalbaar
voor mensen die 700 euro huur betalen en in een vechtscheiding
zitten. Haar ouders hadden vreemd genoeg de kant van haar ex gekozen,
maar daar had ze zich al bij neergelegd. De vrouw naast mij zat een
Bulgaars boek te lezen, want ik zag de zin: az sem toek wat wil
zeggen: ik ben hier. Vast een boodschap van mijn karma om mijn
situatie te aanvaarden en niet steeds naar andere opportuniteiten te
zoeken. De vrouw dan weer pal recht tegenover mij, versterkte dat
nog. Ze las 'the power of now', in het Nederlands, geschreven door
Eckhart Tolle. Nu ja, 'las', ze had het op schoot en tokkelde op haar
gsm. Ik hoopte stiekem dat ze dat boek zou vergeten. Waarschijnlijk
zou ik dat niet terugsturen, want ik wilde dat boek laatst nog kopen.
Zo'n gedachten zijn waarschijnlijk slecht voor mijn karma. Deepak,
wat denk je?
En het koppel schuin tegenover mij,
had het helemaal begrepen en las alleen elkaars ogen.
Gratis bij proclamatie van uw zoon of dochter: N-VA-propaganda
Als VOKA spreekt, spitst Bart De
Wever de oortjes. En dat mag geweten zijn. Voka is mijn echte
baas, als Voka niet tevreden is, ben ik niet tevreden, zegt hij op
10 augustus in volle onderhandeling met Di Rupo. Hoeveel mensen in de
volle zaal van het ICC (International Convention Centre) in Gent
wisten dat nog op vrijdag 28 oktober 2012? Een lichting Bachelors
studeert af en VOKA, het Vlaams Netwerk van Ondernemingen komt een
woordje 'placeren'. Solidair zat in de zaal en spitste ook de
oortjes.
Zo'n 300 mensen in de zaal. Kersverse
bachelors in chemie en agro -en biotechnologie met hun ouders. Geert
Moerman, gedelegeerd bestuurder van VOKA Oost-Vlaanderen klimpt op
het podium. Ik stel me voor dat als VOKA speecht, Bart De Wever, zich
in de stijl van Mr. Burns, de gewetenloze kapitalist uit The
Simpsons, in de pollen wrijft en denkt: excellent. Moerman steekt
van wel een opdeling van de maatschappij in drie groepen.
De budgetsector
De verdiensector
De ondernemers
De mensen die hier net afstuderen,
moeten nu de keuze maken. Waar horen ze bij? Als het echt niet anders
kan, moeten ze voor de budgetsector kiezen. Alle mensen die geen
winst genereren. 28,5 procent van de werkende mensen tussen 15 en 65
behoren daartoe. Dat rondt hij snel af tot 30 procent. Wat dan 1 op 3
wordt. En dat is niet goed. Want die zachte eieren kunnen hun ding
maar doen op kosten van groep twee: de verdiensector. Dat zijn die
mensen die toch een iets verstandigere keuze gemaakt hebben en 'in de
privé' werken. Maar het summum -zijn woord- is kiezen voor het
ondernemerschap. Ja, dat is de groep die innovatie brengt, die zorgt
voor winst waar die budgetsector op teert. Het zijn de ondernemers
die ervoor zorgen dat er in dit land zoveel ambtenaren, verplegend
personeel, onderwijzend personeel en meer van dat soort ballast dat
een loon trekt, rondloopt. Om nog te zwijgen van het grootste venijn
van allemaal: werklozen, 'mensen die niet willen werken', letterlijk
zijn definitie.
Er volgt ook nog een pleidooi om het
personeel van Ford Genk in geen geval op vijftig jaar met
brugpensioen te laten gaan. Geen idee waarom de kersverse bachelors
dit uitgerekend vandaag moeten horen, maar Moerman wordt emotioneel:
'Dat is een fout die men al veel te vaak gemaakt heeft in dit land.'
Geroezemoes in de zaal, maar het publiek houdt zich koest. Niemand
wil een rel tijdens de proclamatie van zoon- of dochterlief. VOKA
weet zijn momenten te kiezen. Moerman vindt het ook nog nodig om
vrouwen te kleineren. Hij zegt: 'moeders houden meestal de lippen
stijf op elkaar, het zijn meestal de vaders die hun zegje doen, maar
nu zondag moeten jullie moeder toch eens om haar mening vragen over
jullie drie zwakste punten, de belangrijkste sollicitatievraag die
jullie straks krijgen. Vrouwen zeggen niet vaak hun mening, maar als
je ze dwingt (!) hebben ze die wel, hoor'.
Mijn vriendin zegt nochtans zonder
dwang dat je gevaarlijke onzin uitkraamt. Van dat soort quatsch dat
je eind jaren '20 in bierkelders kon horen, niet zozeer bij
proclamaties. Je zei ook nog dat alle diploma's die niet direct op
een job uitgeven, 'lichtzinnige' diploma's zijn. Je pleitte voor het
optrekken van de pensioenleeftijd naar 67. Je hield een lofzang op
Duitsland, Heimat van het Duitse model, maar zonder één woord over
1-eurojobs. En je eindigde met een zeer rooskleurig 'gegeven'.
Binnenkort zouden er 500 000 werknemers te kort zijn op onze
arbeidsmarkt. Alle afgestudeerden zouden dus zeker aan de bak komen.
Maar het summum bleef toch het ondernemerschap. En mensen die daar
vandaag niet voor kozen, moesten ook niet jaloers zijn als ze later
zagen hoe een medestudent rijk was geworden. Rijk worden en
ondernemen is synoniem voor Moerman. Ja, natuurlijk, de loonkost
moest daarvoor wel omlaag. Het publiek ziet VOKA, maar hoort een
samenvatting van het N-VA programma. Applaus volgt. De ouders zien
hun kind al als rijke ondernemer. Dan moeten ze zelf wel tot 67
werken. Hopelijk niet als verpleegster, leerkracht, medewerker in een
stadsmuseum of zo'n andere budgetparasiet, God betert. Wat heeft een
ondernemer daar ooit aan? De bachelor in de biochemie naast mij trekt
aan mijn mouw en zegt: 'Maar wacht eens, die kerel verkoopt hier met
een gematigde toon eigenlijk heel extreme dingen!'
Inderdaad, een politiek discours dat
menszijn louter laat samenvallen met economische bedrijvigheid en een
enge definitie van 'winst' als enige waarde propageert, met
ondernemers als Goden op de Olympus, is gevaarlijk. Zeker als dat
politiek programma vrij podium krijgt op een feestelijke gelegenheid
als een diploma-uitreiking, bij monde van een gladgeschoren en
gekostumeerd en succesvol rolmodel. Ik voelde mij alleszins gerold.
De enige juiste spelling van Moermans summum van succes is suck-sess.
Gelukkig zijn er nog altijd ondernemers -Geert Moerman is niet eens
een ondernemer- die goed beseffen dat hun bedrijf niet kon bestaan in
een wereld zonder humane sector.
Ik schiet elke ochtend wakker met mijn
hart aan 140 per minuut. Ik droom onnozele dingen, die aanvoelen als
nachtmerries. Daarna blijft die angst de hele dag bij mij. Ik kan
niet zeggen dat het een verlammende angst is. Het is een angst die
opjaagt. Met angst bedoel ik: een groot gat van miserie dat mij
dreigt op te slokken. Echt concreet is die miserie niet. Geen angst
van in elkaar geklopt te worden, of een hersenbloeding te krijgen of
overreden te worden of zoiets. Nee, angst om niet genoeg te
presteren. Angst om arm te zijn. Angst om alleen te vallen. Angst om
een jaar of zestig te zijn en weduwenaar te zijn en seks op uw buik
kunnen schrijven en nog twintig jaar gewdongen celibatair uw dagen te
moeten slijten. Angst om een rotjob te moeten doen. Ik gebruik bewust
niet het woord kutjob, want daar kan ik mij nog iets plezants bij
voorstellen.
Kunt ge daar dan niks aan doen?,
vraagt een vriend. Als in: angstremmers slikken. Van die angstremmers
krijg je dorst als een kameel op de planeet mars, je krijgt er tieten
van en je doet niet veel meer. Ik heb ooit eens zes weken een
anxyioliticum genomen. Mijn 'crazy pills' zoals een bevriend
neuroloog die zijn vak graag relativeert ze noemde. Ik heb heel die
periode geen pagina geschreven. Nochtans had de voorschrijvende arts
mij verzekerd: 'Je zal zeker nog kunnen schrijven'.
Medicatie is geen optie. Koreaanse
gingseng slik ik wel. Schijnt mensen te stabiliseren (of er een
verschil is tussen Noord-Koreaanse of Zuid-Koreaanse ginseng is
politiek een destabiliserend gedachtenexperiment, ja, sorry, ge moogt
er al eens insiders in steken he). Volgens de apotheker kweek je met
ginseng gewoon meer rode bloedcellen. Meer zuurstof, meer uithouding,
meer concentratie, meer libido. Maar geen natuurlijke angstremmer. Ik
slik ook geconcentreerd sap van bloemknoppen. Ik herhaal: ik slik het
geconcentreerd sap van bloemknoppen. Om maar te zeggen: angst is een
slechte motivator.
Die angst van te weinig te doen,
resulteert in mijn ja zeggen op veel te veel projecten die mensen mij
voorstellen. Allerlei schrijfprojecten. Te veel om op te noemen. Wat
de angst van te weinig doen niet wegneemt, maar juist nog
vermeerdert. Ik steek het op mijn afkomst. De kleine uit een
arbeidersgezin die zich naar boven gewroet heeft, ondanks dialect in
zijn spraak, de gebocheldheid van de zelfvertrouwenloze, het hiaat
in mijn kennis van de etiquette van de nieuwe beau monde, om nog te
zwijgen van een soort wrange humor dat niet thuishoort in
intellectuele kringen of toch wat daar voor doet moet gaan.
Alleen als ik schrijf en in de hoofden
van personages zit, heb ik geen angst. Of als ik op een stresserend
event loop waar ik moet presteren. Vlak ervoor gaat mijn bloeddruk
wel een paar keer in orbit rond de zon, maar tijdens, als ik er moet
staan, schakel ik toch over op automatische piloot en steek ik dingen
uit, en peins ik: is dat die kleine uit dat vervallen huis op de
Leuvenstraat dat als achtjarige bij de directrice moest voor zijn
platte cafépraat? Nee, ze zei dat het nog veel erger was dan
cafépraat, wat ik uit mijn botten sloeg.
Wat ik als kind had aan zelfvertrouwen,
omdat een arbeiderskind meer grotemensenklap hoort, en meer weet van
de wereld dan zijn voor de werkelijkheid afschermde
leeftijdsgenootjes van bediendenouders -de rancune leeft nog-, ben ik
weer kwijt geraakt, toen in de wereld van de schone jobkes, een
vlekkeloze uitspraak van het Algemeen Nederlands veel belangrijker
was dan algemene kennis of culturele bagage. Zo blijft ge als kleine
van arbeiders toch altijd met één been in twee kampen staan. En ge
zoudt kunnen zeggen, ja, maar, volg dan logopedielessen en praat
schoon Vlaams, ambetanterik. Als 't niet zou voelen als spuwen in
't gezicht van mijn familie, zou 'k 't misschien doen. 't is al erg
genoeg dat ik schrijf in 't schoon Vlaams, ik ga er mijn tong niet
mee bevuilen. Voor ge 't weet, bef ik er slechter door.
Angst. 's Avonds heb ik er zo geen last
van, een beetje maar. Sebiet, als ik wakker schiet, dan weer wel. En
ik moet niet beweend worden, er valt mee te leven. Groene thee
schijnt te helpen. Ik drink er elke dag twee liter van in een
'supersize' tas, voor vier euro gevonden in den Blokker. En
inderdaad, het werkt. Als ik weer eens wreed dringend moet pissen, heb
ik toch twee minuten geen schrik.
My own private Sleepy Hollow: Halloween met mijn tante
Uiterlijke vertoningen en innerlijk
vallen toch echt grotendeels samen. Slepende voeten. Een zombieblik.
Bijna alle driften, tenzij de drang naar eten en nicotine, onderdrukt
door chemicaliën, die niet genezen, maar de symptomen van de ziekte
lam leggen. En haar ook neerhalen.
Een vreemd ritme van slapen gaan om 20u
en opstaan om 3u10 's nachts. Om half vier haalt ze mij slaande
deuren uit mijn nachtmerries, en schiet ik wakker met het
galopperende hart van een wielrenner die zonder doping het peleton
probeert bij te houden.
Om zes uur 's ochtends vertrekt ze naar
haar werk,nuttige bezigheidstherapie, waar ze de strijk doet van de
mensen in de omgeving. Het kan nog niet zo gigantisch slecht gaan, we
dragen tenminste toch nog een beetje zorg voor de zwakkeren in onze
samenleving. Laat ons zo'n verworvenheden met hand en tand
verdedigen. Want als die bezigheidstherapie niet bestond, weet ik
echt niet wat we met haar zouden moeten aanvangen. En zonder
medicatie staat ze binnen de kortste keren weer te praten met engelen
en andere fictieve wezens die haar vragen om zelfmoord te plegen. En
die engelen snappen ook hun werk niet, want ze heeft drie keer
geprobeerd.
Ze sleept dus met de voeten, pantoffels
die een schuivend, krassend geluid maken op de vloer. Elke veeg rijt
mijn brein uiteen. Een jonge mens heeft toch een lage
ergernisdrempel. Ze praat tegen de hond. Geen symptoom van haar
ziekte, want alle buurtbewoners vinden het nodig om ellenlange
monologen af te steken tegen dat beest, dat maar twee dingen wil:
eten en wandelen en op geen enkel ander woord reageert, ook zijn naam
niet, buiten eten en wandelen.
Ze loopt rond, mijn tante, niet de
hond, in een pyjama. Voorovergebogen zoals alleen schoolkinderen van
tien met een gevulde boekentas dat kunnen. Ze gaat van de sofa en
haar breiwerk ze breit aan een snoeihard tempo van één trui of
sjaal per week- naar de koer om te roken en van de koer terug naar de
sofa. En passant, graait ze iets mee uit de keuken. Meestal
zoetigheid. Die stopt ze weg in haar mouw. Dingen wegsteken is,
geloof ik, belangrijk voor het bewaren van een notie eigenheid, ze
voelt zich al genoeg gecontroleerd, dus snoept ze in 't geheim. Ze
liegt er ook op los. Onschuldige dingen. Meestal over dingen ze
beweert niet gegeten te hebben, maar natuurlijk wel gegeten heeft.
Ze is zeer defensief. Heeft nooit
ergens schuld aan en zal de grootste kleinigheden op een ander
steken. Op kritiek reageert ze verbaal erg agressief. Haar
woordenschat is vrij beperkt, maar als ze kon, zou ze mij op tijd en
stond zeer virtuoos uitmaken voor rotte vis.
Ook is ze er snel van overtuigd dat
anderen meer voordeel hebben dan zij. Een koekje meer, een portie
soep die groter is, meer dessert, een lekkerder drankje, een betere
stoel. Ze voelt zich vaak tekort gedaan. Ze is het middelste kind van
vijf opeenvolgende dochters. Misschien ligt dat gevoel van benadeling
dus eerder daar aan dan aan haar ziekte. Verder is ze heel lief, als
je haar maar laat breien, snoepen, slapen, roken. En haar in alle
rust uren tijd laat maken om haar te wassen, op persoonlijke hygiëne
is ze zeer gesteld.
Ze kan er niks aan doen, maar er hangt
een kerkhofsfeer in huis. Alsof 'The fall of the house of Usher' van
Poe hier wordt gespeeld. Alleen hebben we haar nooit levend begraven,
dat doet ze zelf. Het is grijs buiten en kil en nog Allerheiligen
ook. Een woestijn van de geest. De lucht in Erembodegem verstikt de
ziel. De blik van de mensen vermoordt hoop. En in het kraantjeswater
zit geen anarchie zoals een lokaal politicus graag beweert, maar
laudanum. En de enige fontein der vergetelheid is een Schots café
-tenminste de eigenaar is een Schot- een echt schot in de roos, hier
in Erembodegem, die verlatenheid van de Schotse Highlands, die heb je
hier ook, maar dan zonder de troostende, hoopgevende vergezichten. En
zo speelt op een zondagavond in Erembodegem wel tien keer na elkaar,
het volgende liedje, dat toch de kernconclusie samenvat. 'We 've got
to get out of this place',
terwijl mijn andere tantes foto's van mannenkonten in de vorm van
pompoenen op Facebook gooien.
Een bescheiden succesverhaal dat begon met veel Guinness
Met drankverhalen uitpakken is het
kenmerk van de amateurschrijvelaar, maar het is waar, onze
stripfiguur, Herman Verkrijt, zou er helemaal anders uitzien als
Dieter Walckiers en ikzelve die ene keer niet hadden vergaderd in een
Irish Pub.
We bedachten er wat de Guinness formule
is gaan heten. Een receptenlijst voor wat een goeie grap moet hebben.
In geen enkele handleiding voor comedians of sketch writers iets
beter gevonden. Die boeken zoomden altijd maar in op 1 of 2 aspecten
van die formule.
Nu, we zijn heel trots op die formule,
en we toetsen er al onze gags aan. En als Verkrijt niet altijd
grappig is, ligt het niet aan de formule. Het blijft gewoon een grote
uitdaging om die formule echt goed toe te passen. Ook is Verkrijt
ook al op basis van de Guinness formule eigenlijk niet ideaal
voor gags. Al zeker niet voor een breed publiek. We schakelen dan ook
over op een vertelverhaal en stappen af van korte gags. Laaiend positieve
reacties op die gags kwamen soms tot mijn eigen grote verbazing. Zelf
vond ik vooral de afleveringen met heel veel dialoog goed. Maar daar
kregen we dan weer de kritiek dat er te veel tekst bij stond. Mijn
favoriet uit de 100 gags staat hier.
Waarom een bescheiden succes? Sja, bij
een grote uitgever moeten we er niet mee aankloppen. Alleen kleine
uitgeverijen zijn geïnteresseerd en dan zijn we slechter af dan
wanneer we alles zelf doen. Opvallend bij Verkrijt zijn al de
vertalingen. Verkrijt is ondertussen vertaald in het Engels, Pools,
Frans, Slowaaks en gisteren zijn de studenten van de Neerlandistiek
onder leiding van Bojana Budimir begonnen aan de Servische vertaling. Dat al
die talen nog niet van aflevering 1 tot 100 online te lezen zijn,
ligt uitsluitend aan ons en zeker niet aan onze vertalers. Hongaars
is ook in de maak.
Daarom danken wij graag de Poolse
Neerlandistiek en in het bijzonder Kasia Wiercińska, de Hongaarse
Neerlandistiek, en in het bijzonder Gert Loosen, en de Slowaakse
Neerlandistiek, in het bijzonder Zuzana Pitova
en Adam Boch, de Servische Neerlandistiek, en in het bijzonder Bojana Budimir, en last,
but not least, Olivier Noël voor de Franse vertaling!
Toen we aan Verkrijt begonnen hadden we
nooit durven dromen dat de online avonturen van deze foute leerkracht
al na een jaar zoveel vertalingen zou krijgen.
Als we Verkrijt kunnen binnenloodsen
bij een grote uitgeverij, ware dat de kers op de taart, maar het is
sowieso een dol Verkrijtjaar geweest. In de bibliotheek van Gent zitten nog steeds bladwijzers van Verkrijt in een belachelijk groot aantal boeken, tot ergernis helaas, van het afkeurende, maar altijd beleefde personeel
De eerste aflevering van het lange,
doorlopende verhaal van Verkrijt verschijnt in de loop van de
volgende weken. 312 prentjes leesplezier zitten in de pijplijn.
En nooit vergeten: buiten de lijntjes kleuren, opent deuren.
Het schijnt allemaal naar de kloten te
gaan. In de VS dalen de belastingen voor rijken spectaculair, en dat
al jaren. Een maat stuurt mij een grafiekje door, revolterend.
In Het Laatste Nieuws: een hele pagina
voor een harde werker die elke job aanneemt, volgde VDAB-opleiding,
maar hij wordt te oud. Hij kan geen auto betalen, en bij
sollicitaties maakt hij dus geen kans meer. Alleenstaande vader. Twee
kinderen. Straks krimpt zijn uitkering nog wat verder.
Maar Unizo vindt dat het allemaal niet
ver genoeg gaat. Die uitkeringen moeten beperkt worden in de tijd.
Want vlak voor een werkloze parasiet zonder uitkering valt, DAN vindt
hij plots toch wel werk, hoor. Waar is al dat werk dan? Ik ken
vijftigplussers die nog elke dag de site van de VDAB afzoeken, maar
noppes. Bij de VDAB wil een medewerker wel eens heel eerlijk zeggen:
'sorry, maar het heeft geen zin, op uw leeftijd neemt niemand u nog
aan'.
Op de trein: kerel naast mij belt met
zijn vriendin (waarom de hele trein dat moest horen is weer iets
anders). Hij is voor het eerst werkloos gevallen. Hij komt net van de
hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen. Hij schaamt zich dood.
'En
onderaan het formulier stond: 'handtekening werkloze', zo
deprimerend! En het is verdomme de eerste keer dat ik werkloos ben!
En het gaat vier tot zes weken duren voor ik iets ontvang'.
Nu ja, Unizo zegt vast: 'die blijter
had nog wel geld om zijn vriendin te bellen!'
Een vriendin mailt mij: 'mijn dochter
die al van haar acht jaar kranten verslindt, maakt zich grote zorgen
of ze nog wel ooit werk vindt, ze weet totaal niet wat ze moet gaan
studeren'
Het antwoord daarop is natuurlijk:
EENDER WELK universitair of hogeschooldiploma is goed OP VOORWAARDE
dat je kunt netwerken en jezelf kunt verkopen. Je loon is toch
meestal een kleine rekensom. Zelfvertrouwen maal sociale achtergrond
maal EEN (of twee of drie) diploma. En aangezien dat zelfvertrouwen
nogal vaak samenhangt met de sociale achtergrond waar je op groeit,
zullen we maar zeggen: sociale achtergrond maal diploma. Niet dat er
geen rijkeluiskindjes met een diploma van de Sorbonne hondsdepressief
verslaafd zijn aan het betere merk hoestsiroop, maar toch.
Maar er is ook goed nieuws: ik heb een
wonderschone vrouw. En politiek interesseert haar niet. Naast haar in
bed, kan je toch nooit geloven dat er buiten een crisis de mensen ook
al uitkleedt, maar dan zonder gewillige toestemming.
Mijn schrijfpartner -nu ja, partner, we
hebben één boek samen geschreven in een verleden dat al zeer ver en
schimmig lijkt- heeft via crowd funding een uitgever versierd. 150
Hollanders hebben geïnvesteerd in zijn boekproject en zo is een
uitgever eindelijk gerust dat hij hier geen financiële kater aan
overhoudt. Felicitaties aan mijn collega en vriend (hoewel wij elkaar
minder dan twee keer per jaar zien gemiddeld), ik weet als geen ander
hoe godverdoms moeilijk het is om een boek uitgegeven te krijgen.
Zelfs al schrijft men zich te pletter en moet men al jaren horen:
'zeg, gij moet een boek schrijven' Voor wie niet schrijft, lijkt
uitgegeven raken poepsimpel. Niet verwonderlijk want elke bekende
snoet, of het nu een bekende wielrenner of een bekende
tienerzwangerschap is, allemaal mogen ze een boekje placeren bij een
uitgever. Sja, zelf waag ik mij nog niet aan crowdfunding, ik ben
jonger en altijd al naiëver geweest dan hem. Ik zet eerst liever nog
één klassiek inzendoffensief in met het helpende handje van een
literair agent. Wordt moeilijk op een oververzadigde boekenmarkt. Er
is niet alleen in de auto-industrie een overproductiecrisis en een
kermend probleem van overcapaciteit. Elke Vlaming die al een boek in
huis heeft, is niet snel geneigd om er nog een tweede aan te kopen,
waarom zou hij. Twee auto's, ok, maar twee boeken? Why the hell for?
Mijn artistieke partner, Dieter
Walkciers, de innovativiteit zelve, blijft niet bij de pakken zitten.
Samen geven wij onszelf uit. Verkrijt, tweede oplage, 120 stuks,
straks besteld via publish on demand, in bulk om de kosten te
drukken. En zo blijven wij leren. Net nog drie boeken uitgelezen:
-the war of art
-turning pro
-do the work
allemaal van dezelfde auteur, Steven
Pressfield, een gewezen US marine, die kunst scheppen aanvat met
militaire discipline en -letterlijk- doodsverachting. Veel aan gehad
aan deze drie slanke, lean and mean, boekjes. Het geeft troost, het
literaire bedrijf zien als een strijd op leven en dood, want dat is
het ook.
Are you willing to bleed for it?,
vraagt Pressfield in 'do the work'.
Bleed I must and bleed I shall, tot dan
eindelijk een boekwerk van mijntenwege in de boekhandels ligt via een
reguliere uitgever. Erg rationeel is het allemaal niet, daarom noemt
men het ook een droom en dan nog de meest potente van allemaal: een
jongensdroom.
Bon, ik ga nog wat bleeden. En nog eens
proficiat, Dominique Biebau, aka Macca.
De verjaardag van een ex en van Gael
Garcia Bernal, een idool van die ex. Geen geval van nostalgie. Wel
een minieme dosis nostalgie bij het herbekijken van het eerste
seizoen van North and South. De licht geromantiseerde serie over de
Amerikaanse Burgeroorlog. Het eerste seizoen gaat eigenlijk meer over
tegenstelling tussen Noord en Zuid en de oorlog met Mexico. Net nog
een artikel geschreven over de vele nepredenen van Amerika om oorlog
te voeren. De oorlog met Mexico was zo'n lepe aanvalsoorlog, zogezegd
om de agressie van Mexico in een grensincident te straffen.
Ook dichter bij huis en in het nu veel
lepe politiek. Ex-VB'er Karim van Overmeire gaat hier in mijn
eigenste ajuinenstad schepen van Vlaamse aangelegenheden worden.
Leeuwtjes kliederen op de straatnaamborden en grote kuis houden in de
anderstalige boeken van de bib. Een proletarisch schrijverken gelijk
ik moet de goeie kanten aan alles zien. Ik lees betrekkelijk weinig
in het Frans, en lees graag in het Duits. De sectie Frans zal
wellicht het Bart De Wever dieet volgen, om communicerende vaten te
vormen met de sectie Duits.
Ik hoop dat ze dan 'Der Fisch beginnt
am Kopf zu stinken' aankopen. Duits gezegde om te zeggen dat het rot
in 't systeem komt als de top rot is. Dan kunnen we in 't Duits lezen
waar die donkerbruine pest in de leiding van een land traditioneel
toe leidt.
Ik ga nog wat verder kijken naar North
and South. Meer dan 600 000 dooien in die Amerikaanse burgeroorlog.
Ook dankzij klootzakken die zo graag een strikt hiërarische
maatschappij in stand wilden houden.
Ik heb ook zeer luidruchtig Fransche
buren ier schiejf rechtoever, daar ben ik dan straks van verlost.
Kielhalen in Dender en dan den trein op terug naar Brussel. In vierde
klasse. Want met NVA aan de macht gaan we natuurlijk niet genoeg
hebben aan de deling eerste en tweede klasse in onze ijzeren paarden.
Zeepbellen, individualisme, UFO's, Judas Iskariot, rommelmarkten en mijn vader
Vannacht een nachtmerrie gehad.
Mijn vader en ik hadden een UFO gestolen. Hoe dat precies gekomen
was, herinner ik mij niet.
Mijn vader stuurde en ik zat beneden. De UFO was achteraf bekeken een
Duplex Studio, met een kleine bovenverdieping waar de stuurkamer was.
Claustrofobisch klein met een moeilijk trap die er naar toe leidde.
Ik voelde mij niet echt nuttig, terwijl mijn vader aan 't sturen was,
dus ruimde ik beneden wat op en bracht ik hem iets om te drinken.
Hij zei dat de politie achter ons zat, omdat we zogezegd een ongeval
hadden veroorzaakt. Wat niet het geval was.
In de lucht hingen zeepbellen met mensen in, die zeer gelaten en
vreemd vrolijk waren alsof ze high waren, niet alleen high in de sky,
maar ook gewoon high.
Als we ze om hulp vroegen, konden ze enkel over zichzelf of over hun
hobbies spreken. Eentje volgde lessen om te leren zwemmen.
Uiteindelijk bleek dat Judas (ja, de Bijbelse Judas) al die mensen in
die zeepbellen had gehangen, om in hun hersenen te kunnen lezen. Hun
hersenen had hij aangesloten op een computer. Hij wilde al die
gecombineerde hersenen gebruiken voor zijn eigen plannen.
Toen stopte de droom.
Ik ben niet voor Freudiaanse analyse van dromen, maar hier zit toch
wat in:
-Mijn vader stuurt en we zijn op de vlucht, ik kan niks doen: ik
herinner mij dat ik op mijn 5 jaar al zat te wenen achter de zetel
toen mijn vader met de nachtploeg naar zijn werk trok. Hij kwam thuis
en hij zei gebroken in lichaam en geest: Dat ne mens nu toch niks
anders kan doen. Dat met die Ufo is het gevoel van machteloosheid
waar ik mee ben opgegroeid. Het systeem dat ongestoord mijn vader kon
vermoorden. Vandaar ook dat het in die UFO zo claustrofobisch was en
dat mijn vader niet wist waarheen hij moest vliegen.
-mijn vader heeft vlak voor zijn dood een ongeval gehad. Zijn hart
was kort stil gevallen en hij is tegen een stilstaande auto gereden.
De politie beschuldigde hem van vluchtmisdrijf, totaal niet
beseffende dat ze iemand die net een hartaanval had gehad, verweten.
Again, het systeem vermoordt mijn vader
-die Judas is zowel een projectie van het systeem, het grootkapitaal
als van mijn eigen ik. Het grootkapitaal dat ons individualisme
uitspeelt (elk in onze zeepbel) om zichzelf te verrijken. Tegelijk
ben ik zelf die Judas, die zich in dat systeem bevindt en de reflex
heeft om het systeem zoveel mogelijk te misbruiken met de redenering:
als je het systeem niet misbruikt, misbruikt het systeem jou
-die zeepbellen zijn symbool voor de IK-maatschappij, waarbij
iedereen vast zit in zijn eigen grillen, wensen en ego, maar die
ego's zijn zeer broos, 't zijn zeepbellen. (voor wie mij niet
gelooft: lees De chaos van het neo-liberalisme van Paul Verhaeghe)
Ik ben deze keer niet jankend wakker geworden, dus zo'n vreselijke
nachtmerrie was het niet. Met mijn vader in een UFO zitten,
herinnerde mij aan al die keren dat we zonder goed de weg te weten
naar rommelmarkten reden. Hij om vinylplaten te zoeken en ik om
engelstalige romans vanonder stof te halen voor 25 cent.
...gaan
kakken en een collega direct na u naar 't wc zien gaan. Ge wilt hem
nog tegenhouden, maar dat zou ook maar raar zijn. Dus ge wast snel uw
handen en ge maakt u snel uit de voeten. De eerstvolgende keer dat je
iets tegen die collega moet zeggen, vraagt er een stem in uw hoofd:
Die gast is nu aan 't denken hoe hard uw kak stinkt.
Och,
ge moet maar denken, zolang ge nog schaamte kent, is er nog hoop voor
uw persoonlijkheid.
Leven
is ook...
beseffen
dat je wat de belangrijkste persoon in uw leven moet zijn: uw lief of
uw echtgenoot(e) veel minder uren op een dag ziet, dan die collega's.
Vandaar ook waarschijnlijk dat mijn lief nog nooit naar 't wc is
geweest vlak nadat ik gekakt heb. Misschien zijn we daarom nog samen.
Alleszins, 't is vreemd om beseffen: we spenderen meer tijd op het
werk dan bij ons vrouw.
Leven
is ook...
u
werkelijk dood ergeren aan een luide buurman op de trein
en
door het boek dat je aan het lezen zijt, beseffen dat je u ergert,
omdat
ge
uzelf herkent in dat
ram-ik-u-nu-door-de-ruit-of-wacht-ik-tot-den-trein-stopt ventje dat
niet kon zwijgen over het grote project dat hij zou organiseren en
hoe hij het ZOU aanpakken als hij voorzitter was van jeugdraad Aalst
en hoe hij zou ZOU ZOU ZOU
ZOUT
toch op man
maar
meer daar over, later, als 't boekske uit is, want de NMBS is wel
elke dag zo vriendelijk om mijn reistijd aanzienlijk te verlengen,
de
vertragingen zijn nog niet van dien aard, dat ik in een heen en
terugske Brussel een boek kan uitlezen.
Dat tussen haken, moest ik er weer
aanplakken. 34 is net 15 (titels moet je cursief zetten als je bij
een krant werkt, n.v.d.r.) is
een dicbtbundel.
Dat
komt hier even zelden binnen als vrolijke mensen.
Bij de
meeste dichtbundels (eigenlijk allemaal, behalve deze) voel ik nog
voor het openslaan al plaatsvervangende schaamte en meestal is het
altijd nog erger dan dat voorgevoel.
Niet
zo, bij deze bundel. Biebau die zegt gewoon waar het op staat.
't is
wreed om in leven te zijn.
Als
man herinnert ge u toch vooral dat je ooit door een smalle tunnel
moest spartelen in competitie met een miljoen anderen. En maar geven,
en maar staartenwerk doen, want ellenbogen had ge nog niet. En ge had
het kunnen weten stommerik, er waren 999.999 winnaars en maar ene
loser. Ge hebt u laten vangen en nu loopt ge hier rond, nu moet ge
wel.
Dominique
die maakt er het beste van. En om zichzelf terug te vinden, loop hij
nog altijd in tunnels, als ge bospaden zo moogt beschouwen.
En wat
passeert er zo al: kinderen die ge de wereld moet tonen, maar die
veel eerder u de wereld tonen, de vrouw die ge wilt gelukkig maken,
en die ge vriendelijk vraagt om uw kop te vullen met haar gedachten,
want voor uw eigen gedachten zijt ge te (levens)moe, 't is schoon om
met iemand te zijn die wel talent heeft voor geluk en 't is schoon om
daar aan bij te dragen, als ge dan toch nauwelijks uzelf kunt redden.
Bij
mij is levensmoeheid: ook dood willen als ge gelukkig zijt. Want als
ge de zin van het leven niet ziet, zou het onnozel zijn om te doen
alsof ge die wel ziet als ge dan eens geluk ervaart.
En
eigenlijk ervaar ik nog redelijk vaak geluk. Zo wat als fuck you voor
die rare kronkel van de natuur die mij een denkende geest gelapt
heeft, met irritante gedachten die nooit stoppen, ja, doe ik graag,
tegendraads zijn, als ik dan toch moet leven, dan liever averechts.
Averechts is hier in dees klimaat vooral links, hoe linkser hoe
averechtser eigenlijk. Het schone aan het leven is: het stopt ooit
vanzelf.
Dat is
punk voor mij: eigenwijs leven als fuck you, omdat het moet.
34 is net 15
is een punkbundel.
Een die ik zonder schaamte of schuldgevoelens kan aanraden.
Het volgende moest dus in 't Russisch in de volgende videoclip van een obscure band bij de naam Deus (ik ken alleen Roses en wens het daar bij te houden, een band die Mauro Pawlowski in huis heeft, maar hem niet laat zingen, heeft een CEO nodig die slasht in de loonkost door Tom Barman buiten te sjotten en dat zeg ik niet omdat Deus mij niet wilde betalen, het lag helemaal niet aan Deus, maar aan het productiehuis van de videoclip- hoe richt ge eigenlijk zo'n productiehuis op, want dat interesseert mij ook wel) anyway:
" Hello everybody. That was The John Birdsong Quartet....next up are a cool outfit from Cyprus called dEUS, they're not really jazz, well they're not jazz by any stretch of imagination, but er.., what the hell....here they are with a neet
little number called Quattre Mains. Please don't stir the ice in your
glasses too loud because it will kill concentration...
oh, and don't applaude for the solo's either...if they have any, that is...hahaha..well here they are!"
Ze hadden mij dus niet als vertaler nodig, maar als ghostwriter, want dees trekt toch echt op niks. Sjans dat alles in 't Russisch ofwel klinkt als een snoeiharde rondleiding door de Tuin der Lusten van Bosch (dan wel uitsluitend uitgevoerd met Slavische schoonheden) of als een aanval van 3000 tanks ondersteund door dubbel zoveel Katsjoesja raketten in de krakende sneeuw.
Dus, als ik nog eens een bandlid van Deus tegenkom, in Antwerpen, om 2u30 in de Petrol, en die vraagt, nadat hij mij vruchteloos drie keer vodka aanbiedt (ge moet maar stoppen met alkool drinken om constant getrakteerd te worden) wat vind gij de schoonste vrouwen ter wereld, dan zeg ik niet meer Slavische, dan zegt hij ook niet: 'Russisch? Ah ja, speciaal taalke. Heel speciaal taalke. Ja, jong, en die wijven zijn echt heet. Dat is misschien met dat het ginder altijd zo koud is he, die compenseren dat. Zo wil k er n paar in onze volgende videoclip'
Waarom ze dan niet van de eerste keer echte Russinnen gepakt hebben, is mij niet echt duidelijk. Waarschijnlijk zijn die niet zo stom en willen die niet gratis in een videoclip.
Een Russische vrouw is gelijk de duurste auto ter wereld, 't rijdt gelijk nen droom, maar ge moet er wel oliemagnaat voor zijn.
Dan liever een Slowaakse vrouw, een tempel van goddelijke vrouwelijkheid, maar ge komt er alleen in als ge nederig uw eigen nietigheid durft confronteren. Als ge de schoonheid van een simpele sleutelboom kunt appreciëren, slaagt ge heel misschien voor haar toelatingsexamen. In Slowakije tappen vrouwen wijsheid uit de berglucht, waar de ijle resten hangen van alle wijze dingen die ooit zijn uitgesproken. En mijn vrouw hopt van berg naar berg met benen van een fotomodel dat durft eten (zelfde vorm maar met spieren) Het klimmen naar de top zit tot in haar sterrenbeeld, steenbok. Een vrouw die zichzelf nooit Bohyna noemt, zoals Deus dat wel doet, maar 't ontegensprekelijk is.
In uw leven gebeurt niet meer of minder als het mijne, alleen ik ben zo stom om het op op een blog te zetten
Het
is niet meer van deze tijd. Een stream of conciousness. De mensen
hebben geen tijd meer om te lezen. De mensen hebben voor niks nog
tijd. Als ze niet de hele tijd zouden klagen dat ze geen tijd hadden
en lange opsommingen zouden geven van wat ze allemaal moeten doen,
zouden ze al direct veel meer tijd hebben. Mensen die voor niks tijd
hebben, zijn meestal mensen die een job hebben die ze niet graag
doen. Ik zuiver die meestal uit mijn leven. Ik hou niet van mensen
die hun job tegen hun goesting doen. Als ik zombies wil zien, ga ik
wel naar 't kerkhof rond Halloween, dat is spannender dan de de
piekuurtrein- veewagon voor vee dat niet te vreten, noch te pruimen
valt- van 17u27, maar wel veiliger.
Punk
is freedom en dat moet bloggen ook zijn. Het is sowieso tijdverlies,
want de mensen lezen dus niet, tenzij ik hier twee uur bezig ben het
inlassen van YouTube links, pakkende citaten, trucs met VET en
onderlijningen of Italic
gedoe.
En dan nog.
Maar
dat stoort mij niet. En het klopt eigenlijk ook niet. Misschien hoop
ik alleen dat niemand dat hier leest. Vandaag in mijn mailbox:
Waarom
een treincontroleur of andere ambetante nobody's dood slaan? net
gelezen en er veel plezier aan beleefd J
Je
schrijft beregoed en het leest lekker.
Ken
je Nacht van de boze dichters?
Reacties
op blogposts zijn als vrouwelijke orgasmes, ze komen als ge ze al
lang niet meer verwacht of mogelijk acht.
Ik
ken die Nacht van de boze dichters niet. Ik ken ook geen boze
dichters. Didi De Paris schijnt niet helemaal vrolijk te zijn. De
enige boze dichter die ik ken, is Dominique Biebau. Maar dat is er
ene, enkelvoud. Dominique Biebau is ook de enige echt authentieke
dichter die ik ken. Ik ken nog wel authentieke mensen die gedichten
schrijven, maar ja, die zijn dan helaas authentiek talentloos. Dat
gebeurt.
'Waar
blijven jullie het halen?', vroeg iemand mij op FB.
'Onze
inspiratie is zoetzuur. Het zoet vinden we tussen de benen van ons
lief en het zuur krijgen we als we naar de wereld kijken'.
Veel
meer moet ge er echt niet achter zoeken.
Om
geïnspireerd te zijn, moet ge de magie die rond inspiratie hangt
allereerst in de vuilbak smijten. 't is een jobke gelijk n ander. Ge
rommelt wat in uw kop en ge plakt wat ideeën aan elkaar en als ge
dat niet te clichématig doet, komt ge misschien met iets goed.
Vooral als ge 't doet voor uw eigen plezier, en niet om te scoren.
Willen
scoren levert nooit wat anders op dan publieke afgang en slechte seks
(vooral voor de vrouw dan)
Ja,
aan de basis van de meeste vrouwenproblemen ligt een man. Meestal in
de zetel voor tv.
Ik
ga nu beter verder in een nieuwe blogpost, want de moderne lezer (waarvan
deze blog er blijkbaar meer van heeft dan gedacht) kan zo'n lang
tekstblok niet aan. De moderne lezer heeft het druk. Druk met druk
doen.
Ik
ga mij eerst 20 keer opdrukken. Vooral omdat we sinds de crisis geen
verwarming meer kunnen of durven betalen.
Om
ons te verwarmen hebben we de kachel vervangen door een hometrainer.
Als ik kou krijg, kruip ik daar op en lees ik daar boeken en schrijf
ik daar brieven aan mijn lief, die ondertussen honderden brieven
mogen ze postuum gerust publiceren, al was het maar om aliens te
stimuleren met een onderzoek naar menselijke emoties. Graag zien,
moeten ze er toch kunnen afleiden. En hoe een volledig zuivere vrouw
en een volledig rotte man (soortement man, allez) een wonderlijk
productieve symbiose kunnen vormen.
Slaapdronkenheid
maakt mij lyrisch. De enige zatheid die nog lukt, na de dood van
alkool, 1 februari 2012.
In
mijn dorp moet je beginnen drinken, zo rond uw vier jaar, voor zover
ik mij herrinner, maar ge moet ook op tijd kunnen stoppen, als ge uit
pure tegendraadsheid wilt kunnen aantonen dat er meer in 't leven is,
dan elke dag met veel alkool de somberte in uw hart marineren.
Aalst,
als een mens geen klein beetje geloof had in de vooruitgang, zou je
er aan verknocht raken. Als uit les Fleus du Mal van Beaudelaire een
stad kon springen, zou het Aalst zijn.
Maar
Aalst springt niet, zij zwezjelt (= strompelt), wie hier gezond oud
wordt, is genen echten. In mijn dorp leeft men het leven, alsof de
vier ruiters van de apocalyps in aantocht zijn, maar we willen ze te
slim af zijn en zelf de boel plat branden, met een schuimende pint in
de linkerhand en een vlammenwerper in de rechter.
Live
fast, die young.
Morgenvroeg
vier syndicalisten gaan interviewen.
Met
genoeg wallen onder mijn ogen om mijn domiciliëring in Aalst op mijn
gezicht te plakken.
Sinds ik bij een gazet werk zit mijn wijsvinger vaker aan de delete space dan aan de clitoris van mijn lief
Schrijven is schrappen.
Akkoord, maar bloggen is lullen, dus
hier schrappen we niet.
Een heel fout schaamtemoment:
een verstandelijk minder bedeelde vrouw
(soms zijn we toch eens politiek correct) kon haar treinticket niet
betalen. Iedereen zat en keek er naar. De conducteur wond zich op.
Ik taste in mijn zakken en gaf haar een
euro. Het was geen mooie vrouw, dus het was echt een spontane aanval
van edelmoedigheid.
Als ge dat in deze maatschappij doet,
bekijkt iedereen u als een dikke stommerik, en zo voelt ge u ook, ge
denkt: waarom ben ik de enige versuikerde clochard die dat doet?
Zo kijken ook de andere personages,
sommige kijken misschien zelfs kwaad: gij, klootzak, gij beloont dat
gedrag van die bloedzuigers.
Ik weet het niet. Toen de conducteur
zei:' Ge moogt mijnheer een dikke knuffel geven', heb ik mij uit de
voeten gemaakt' Ik zei 't al, 't was geen knappe.
En dan begint het gevecht tegen de
egoïstische conditionering. Wat gaat er mis met iemand zijn
opvoeding als ge u een hoer voelt als ge een euro weggeeft?
Maar ik heb mij gewapend, als self-help
junkie: Anthony Robbins zegt: door geld weg te geven, schept ge een
gevoel van abundance, waardoor je vanzelf (veel) meer geld aantrekt.
(ja, mannen uit 1 stuk bestaan niet
meer, tegenwoordig moet ge daar 200 zelfhulpboeken voor uitpluizen om
iet of wat een solide persoonlijkheid bij elkaar te rapen)
Kamiel Sergeant zei tegen mij: 'wat van
voor naar buiten gaat, komt vanachter weer binnen'
Dat lijkt als een reclametekst voor een
revolutonaire versie van immodium, maar toch, hij heeft een punt.
Vlak nadat ik die euro weggaf,
trakteerde een van mijn opdrachtgevers (tegenwoordig kuis ik
andermans gedrochten van manuscripten op) mij op 5 Spa's. En eigenlijk had ik zelfs vijf gratis whiskey's kunnen krijgen. Hoezee! Ik
moet nog euros weggeven. Aan 't centraal station in Brussel geef ik
regelmatig nen halve euro weg aan ne Roma zigeuner.
Die 2,5 Spa in
ruil, verreken ik in de gratis thee op mijn werk.
Ik drink geen alkool meer. Al drie
maand niet.
Ja, ik dacht, als al mijn collega's
zich in den alkool hangen voor ze zich in den inkt smijten, doe ik
weer averechts en stop ik met drinken.
Ik ben wel van plan om terug te
beginnen met drinken voor ik in Herman Brusselmans verander.
Die met zijn wijsvinger helaas even
weinig aan zijn delete space zit als aan clitorissen.
Waarom een treincontroleur of andere ambetante nobody's dood slaan?
Wat volgt is geen wetenschappelijk onderbouwde uitleg
en daarom misschien net de waarheid.
Ge leest in de gazet dat ne voetballer 600 000 euro in de maand
verdient.
Ge denkt aan die keren dat ge met nen bal tegen ne muur shotte en
ervan droomde om voor 60 000 man stadionvee te scoren. 2 euro de man, dat
is niet veel gevraagd.
Maar ge zijt gene voetballer geworden. Ge hebt een bediendejobke, ge
werkt in een magazijn, ge spuit gevels, ge plaatst keukens, ge werkt
in een call-center. En ge verdient geen 600 000 in de maand, ge
verdient er 1600 in de maand (maaltijdcheques en wat ancienniteit
inbegrepen)
Ergens wringt dat. Al zult ge dat niet toegeven. En lacht ge dat
weg, aan de toog. Gij zijt ne levensgenieter. Ze mogen het allemaal hebben. Pinten pakken, DAT maakt een man. Maar ge lacht toch eens
groen als ge de blonde stoten ziet waar zo ne voetballer mee in de
boekskes staat.
Of ge leest over ne CEO die niet eens tegen een bal kan schotten maar
nog méér verdient dan ne voetballer. En niet één blonde stoot
heeft, maar tien nieuwe per week.
En dan nog 't ergste misschien, bijna elke week staat er wel een of
andere pipo in de gazet die een idee heeft gehad. Plots. Die heeft
plots het gat in de markt gezien. Of die is stommelings bekend
geraakt via youtube en die verdient nu zoveel als tien CEO's samen en
die zegt dan nog in een interview dat het allemaal toevallig is
gekomen? Godverdomme, waarom overkomt u dat eens niet? Aan uwe stomme
bureau, aan die lopende band, aan die hoogoven, in die grootkeuken
aan de ketels, in de slagerij van een groot distributiecenter, aan 't
stuur van uwe camion? Gij hebt zo geen idee'ke om aan die sleur te
ontsnappen?
Godverdju, als ge zo eens peinst, is 't precies of iedereen doet het
beter dan u. Iedereen is op weg naar het grote geld en de blonde
stoot.
Behalve gij.
Maar godverdomme, gij zijt toch ook iemand? Gij zijt toch ne SOMEbody? En dat gaat ge bewijzen ook! Als ge stapt dan stapt ge met
zwierende armen gelijk ne gorilla die juist vijf apinnen van achteren
gevogeld heeft, terwijl hun echtgenoten er impotent staan bij te grienen. Als ge in uwe auto stapt, vertrekt ge met gierende
banden. En ge geeft gas door smalle straatjes en dat bewijst nu toch
dat gij nen echte vent zijt, een man, zo groot als al die CEO's, ook
al hebt ge nu toevallig geen 600 000 euro bonus gekregen?
En als een maat u belt, nadat hij tegen een bus is gereden, dan
vliegt ge gelijk Batman in uwen baD-mobiel en scheurt ge gelijk ne
supersonische viper naar de plek van 't onheil. Want die maat is een
grootheid. Want die is vriendjes met u, de grootste grootheid die er
ooit rondliep, ook al snappen de kranten dat nog niet. En de
controleur die den boel komt opmeten, DAT is ne loser. En die gaat u
en uw maat zeggen wat ge moet doen? Zeg, werkt die voor dezelfde
gazet die al de verkeerde mensen ophemelt? En ge steekt nu eens echt
al het ego, al uw trots die de maatschappij zo miskent in uw vuist en
ge geeft dat stukske nobody van een controleur daar een oplawaai
waarmee hem uit zijn C&A broek vliegt. En voor effekes, ziet ge 't al
voor u, in de gazet: "Moderne ridder springt voor zijn arme,
vernederde maat in de bres!" En daarna een eigen televisieprogramma,
waarbij gij controleurs controleert en er op wijst dat ze respect
moeten hebben voor de opgejaagden der aarde die al eens tegen een bus
rijden. En daarna uw biografie. En een verfilming. Ja, ja, het lot is
eindelijk eerlijk!
Maar, maar, maar, die smeerlap van een controleur die wil niet mee
werken. Die zal nooit nog ergens aan mee werken. Hem is dood. Gelijk een
vlieg geplet tussen de uitgehongerde mondwanden van uw verschopt ego.
Ge slaat die dus dood omdat ge uw eigen de grootste nobody van
allemaal vindt en heel effkes de machteloosheid die ge elke dag voelt
elke keer als ge weer de gazet opent, opzij wilt zetten. De gazet en het showbusiness
nieuws dat ge blijft openen gelijk een kind met een gat in zijn tand
die blijft lucht langs dat gaatje zuigen om te zien of het nog altijd
pijn doet.
En nu naar 't prison. En eerst een proces. Da's ook aandacht, maar de
verkeerde. En daar weer van 't zelfde. Er is er altijd ene met een
idee'ke dat hem in 't nieuws krijgt. Dennis Black Magic scoort zelfs
in 't prison. Die vraagt dat gevangenen porno krijgen in hun cel. Als
gij dat vraagt, lachen ze u vierkant uit, maar dien Dennis die haalt
daarmee weer alle pers.
Het spel is gefikst, de kaarten zijn vals, ge zijt een nummerke, een
niet-winnend lot dat God heeft verloren gegooid en ge hebt iemand
dood geklopt. Misschien wel iemand die na zijn werk gewoon graag naar
huis ging bij zijn gezin en geen last had van CEO's, voetballers, en
instant-mediawonderen.
In uw cel wordt ge melancholisch en als ge een klein beetje
discipline had, zou ge de blues leren spelen, maar dat vraagt 10 000
uur oefenen voor ge daar 1500 man mee haalt voor een optreden. En
dat is nog altijd 58500 minder dan die voetballer. Ge legt 'I can't
get no satisfaction op' van The Rolling Stones, op de I-pod die ge
gekregen hebt van uw mama, de enige die nog wil klappen met u na uw
gloriemoment.
En ge beeft wat. De 150 kilo geil vlees in het bed
boven u, kijkt voor zijn satisfaction uw richting uit. En hij ziet in
u ook een nobody. Een nobody met een nauw gat. En de egostrelingen
die hij ook al niet in de media vond of op zijn bankrekening, die
vindt hij elke avond voor een paar minuten in dat gat van u.
En ge denkt terwijl uw prostaat tot in uw keel stijgt: had ik nu
nooit mogen dromen? En de echte vraag die ge u moet stellen: waarom
klop ik iemand dood, komt niet bij u op. In de media in uw kop
schrijven ze alleen en zeer lovend over u.
En 't is niet eens echt uw fout. 't is de fout van ons economisch bestel. Maar dat vertellen ze u niet. Ge las de verkeerde gazetten. Toegeven, die andere gazetten waren veel moeilijker te lezen en te vinden en t ging over stakers, niet over de nieuwe Goden waarvan ge er zo graag 1 waart geweest.
Ik word niet rap kwaad. Een open blogske aan de regisseur die mijn kloten kan kussen.
Ik word niet rap kwaad. Ik vind dat serieus spijtig.
Als kind wilde ik een opvliegend ventje worden.
Als ik kwaad word is het altijd met veel vertraging.
Mijn ex-schoonouders vonden mij een schaap. (ik vond hen gieren, en
zo hadden we een bont beestenbos, maar soit, da's een ander verhaal)
Een beetje gelijk de zee die lang moet opbouwen voor
het met een Tsunami een paar kusten naar het voorpaginanieuws
schuimt, zo ben ik.
En nu ben ik kwaad.
Op Geert Callebaut.
Noemt zichzelf regisseur.
Er moet iets van aan zijn.
Hij woont naast een theater en zuipt witte wijn en
heeft nog zijn eigen website.
Die mijnheer klampt mij aan, bij een voorstelling
waarin 'mijn' andere regisseur de hoofdrol speelt.
'U moet ik hebben', zegt hem. Ik ruik de witte wijn
van den Aldi nog. In de theaterwereld is alcohollucht de voorhoede van
een opdracht.
Ik krijg een behoorlijk complexe opdracht. Een stuk
voor open lucht, acht acteurs, ze spreken allemaal hun eigen taal,
het publiek verstaat er niks van, maar alles moet duidelijk zijn in
de handelingen. Het moet wild zijn, vol actie, zo gewelddadig dat het
grappig wordt.
En wat nog allemaal niet.
Hij wil de première in een park in Gent. Het moet
een internationale tournee maken. Ik moet ZEKER betaald worden.
Ik ben een stommerik, en nog erger: een schrijfgeile
stommerik. Dus ik schrijf dat. ZONDER CONTRACT (lieve mensen, als uw
kinderen ooit schrijver willen worden, schop ze dan als ze nog maar naar
een pen durven wijzen, doe ze hun bibliotheeklidkaart opvreten, toon hen
foto's van bekende schrijvers gedrochten allemaal- en als dat
niet helpt en ze volharden: schop ze tot ze d'office het woord CONTRACT BRULLEN als
ze zich voorstellen.
In een recordtempo schrijf ik dat spel, al zeg k het
godverdomme zelf. Zonder contract, godverdoms peperkoeken kalfsvlees
dat ik ben.
Geert is enthousiast. Laaiend enthousiast zelfs. Ook
over een ander toneelstuk van mij. Ook 1 dat ik in opdracht schreef
voor een regisseur die dan later epilepsie-aanvallen kreeg van de
drank en in de kliniek eindigde. Maar kijk, DAT vind ik een lekker
rock and roll excuus om een toneelstuk af te lassen, daar heb ik
verder eigenlijk geen probleem mee. Dat bekt schoon: mijn toneelstuk
komt er niet direct, de regisseur heeft zich dood gedronken. Met zo'n
excuus kunt ge rustig thuis komen.
Ik wil vooruit met de show. Ik heb ADD (ambitious
demon drive) Ik zeg Geert dat het maar de eerste versie is. Dat ik
feedback wil om er verder aan te werken. We maken enkele afspraken.
Geert gaat op reis. Verzet afspraken. Is onbereikbaar. Ik bel enkele
keren, stuur berichten. Ik hoor niks meer.
Nu moet ge weten, Geert, ge hebt nu misbruik gemaakt
van het enthousiasme en het talent van een jonge schrijver, maar ge
moet nooit of nooit nog aankloppen, want soort gelijk gij, die zijn
er als de eerste bij om te profiteren van een ander zijn succes.
Het zieligste van uwe kant, vind ik dat je niet
gewoon kunt zeggen: 'Sorry, William, het gaat nu toch niet door, en
ik armoezaaier, kan u zelfs geen klein bedragske voor de moeite
uitkeren.' Dat zou mij echt niet gestoord hebben.
Echt mee inzitten, doe ik niet. Olie komt altijd
boven drijven en met amateurs waar niks in zit, heb ik liever direct
ruzie, dan dat ik er eerst een paar maand tijd mee verlies.
Nog een geluk dat ge mij ooit twee gratis tickets
bezorgd hebt voor een komedie'ke. Dat was ne schonen avond met een
Oekraïense schoonheid aan mijn zij. De schoonheid van de avond zat
hem dus wel niet echt in 't toneelstuk.
Ik ben altijd makkelijker in de omgang dan ik zelf
peins, dus ik pik dat als mijn kleine compensatie.
Een jonge schrijver moet overal de voordelen in zien,
want anders ligt ge rap tussen de met kwik vergiftigde vissen van de
Dender.
Er zijn gelukkig ook echt serieuze mensen om mee
samen te werken, mannen en vrouwen van hun woord.
Ik wil eigenlijk maar voor één reden schatrijk
worden, dat is om al die mensen die mijn ziekelijke schrijfambities
altijd zwaar gesteund hebben allemaal een huis te kopen. Die mensen zijn veel meer waard dan ik
zelf. 't zijn ambetanteriken die schrijven.
Maar toch, zij die met scepsis bleven kijken naar
mijn schrijvelarij, ik weet niet, die vliegen toch op de zwarte
lijst.
Een jonge schrijver moet zijn eigen toch een klein
beetje serieus pakken, anders kan hij beter wat anders gaan doen.
Vergevingsgezindheid levert ten andere minder stof voor boeken dan
wat etterige rancune.
Geert, ik kan alleen mensen haten waar ik wat op lijk, in u zit niks, dus hierna ga ik u vergeten, ge moogt zelfs mijn
kloten niet kussen.
« whatever you do, sex always comes up », Kurt
Cobain.
Aan t station van Aalst. De laatste plek die politieke
vluchtelingen van Aalst zien als ze asiel aanvragen in Gent.
Ik heb net vergaderd met een actrice van Artistiek Nest
over étage fermé, het stuk dat we brengen op de Gentse feesten.
We willen nog naar een café om na te praten, maar ze
durft geen enkel café binnengaan. Na lang wikken en wegen kiezen we toch voor
het café op de hoek. Waar de uitbater zon aardbeineus heeft dat ik altijd een
aardbeienmilkshake bestel. Die daar niet op de kaart staat. Een gemiste kans,
met zon sappige uithangbord.
Mijn actrice bestelt koffie. Schuchter met haar hand
stevig rond haar portemonnee geklemd. Ze is van Rusland en wel wat gewend qua
drankzucht, maar dit beneveld hol is ook een ervaring voor haar.
We zitten nog maar 20 seconden of er vliegt een Marokkaan
op mij af (nee, niet met een knipmes, bevooroordeelde lezer)
Hij vraagt of ik een Belg ben. Ik krijg die vraag vaak.
Tenminste als ik in België ben. Ik zeg ja en hij vraagt het nog twee keer.
Daarna zegt hij : Man, van liefde he, daar krijg je
koppijn van.'
Daarna waggelt hij naar toilet.
De actrice die ik om redenen van hoe dit stuk verder
gaat, anoniem laat, vindt het gelukkig grappig.
De Marokkaan komt terug en maakt duidelijk dat het niet
om een liefde voor bier gaat die hem koppijn bezorgt.
« ik ga nooit nog verliefd worden VOOR ik iemand
door en door ken »
Dat zoiets ingaat tegen de principes van verliefdheid,
zeg ik maar niet. Verliefdheid is een biologisch principe dat voor versnelde
kennismaking zorgt. Als ge elkaar al door en door kent, heeft het dus geen zin
meer.
Hij vraagt nog eens of ik Belg ben. Ik bevestig. Maar hij
lijkt mij niet te geloven. Ik ben misschien te nuchter om van Aalst te zijn.
Mijn actrice meldt dat ze frigide is. Een zatte omgeving
noopt tot ontboezemingen.
Mijn vagina heeft een deurtje. Komt er een man aan, dan
sluit het deurtje
Astarozne, dveri zakrivajoetse, zeg ik.
Ze lacht. Dat is het standaard zinnetje in Russische
metros (opgepast, de deuren sluiten)
We graven een klein beetje in haar verleden. Als
amateurpsycholoog doe ik dat graven vaker met mijn lul dan met een schop, de
DSM of enigerlei andere deontologisch correcte methode.
Ze zegt dat ze nog niet klaar is voor seks. Ze is 22.
Haar deurtje werd voor het eerst opengebroken toen ze 13 was.
Tegenwoordig acteert ze vooral dat ze een plank is in
bed. Ze kan zo naar studio Herman Teirlinck. Daar houden ze van dat soort
oefeningen.
Ze faket orgasmes. Een walgelijke praktijk. Dat weet ze.
Ze had al eens een vriendje die haar plechtig liet zweren van dat nooit te
doen. Nu doet ze het wel. Voor de rust in hun huis. Tenminste de rust voor en
na de tweewekelijkse tien minuten seks die ze nog heeft.
Ik luister. Aandachtig. Ik doe niks. Ik maak geen move.
Frigide vrouwen hebben een verkillend effect. En ik weet dat er meer voor nodig
is dan drie keer zeggen Sezam open u voor t slot van de deur springt.
Bovendien wacht mijn vrouw thuis. Als ik rap ben, kunnen
we nog spreken voor ze slaapt. Een vrouw met antivries in haar bloed.
Ik bestel groene thee. De madame achter de toog weet
niet wat dat is. Ze toont mij een zakske lemon en ze vraagt of dat groene thee
wil zeggen. Ik zeg van ja. Om er vanaf te zijn. Ze heeft zo die wilde blik in haar ogen, die mijn Schizofrene tante ook had, voor ze medicatie nam.
Achter ons roept er ene : « ik ben al zo vaak
gekwetst geweest, ik kan het niet meer, ik kan mij niet meer gegeven. »
t is een man tegen een vrouw. De vrouw slaat hard op
tafel. Ze wil hebben dat zij al veel vaker is gekwetst geweest. Ze slaat nog
eens op tafel. Ze doet dat precies graag.
De Marokkaan duikt weer op. Geen idee waar die altijd naar
toe verdwijnt. Misschien verschijnt hij alleen als met empathie naar mijn
frigide gesprekspartner kijk.
ik heb twee kinderen, zegt hij, Ashley en de andere
naam ben ik vergeten.
Ik glimlach vriendelijk en knik.
Dat moet het juiste antwoord zijn, want hij is weer weg.
Ik stap met mijn Russische winterkoningin naar de trein.
Mijn trein is eerst. Ik stap in.
Astarozjne, dveri zakrivajoetse.
We zwaaien nog.
t is kil op de trein.
Ik ben geen kruisvaarder voor vrouwelijk seksgenot meer.
Tenminste, niet meer in praktijk.
Ik duik in de Metro. De krant.
En vraag mij af of het kapitalisme de oorzaak is van
frigiditeit.
Sinds ik bij Solidair werk, zoek ik de wortel van alle
kwaad in het systeem.
Misschien werd ze zo beïnvloed door reclame dat ze vond
dat ze seks moest hebben op haar 13.
Volgens de volgende eye-openende (het woord eye-opener
wordt tegenwoordig zo vaak gebruikt, dat je zou denken dat we altijd met onze
ogen toe lopen) documentaire kan dat :
Als ik wil vermijden dat mijn dochters hun vrouwelijkheid
en hun seksualiteit vlekkeloos (totaal verkeerd woord hier) verloopt, moet ik
ze van kindsbeen af voorzien met zeer scherpe commentaar op die griezelige
moderne sprookjes als die waarin een een arrogant wijf met een huid alsof van
goud, in de camera lipt:
waar ne mens zoal op peinst, op den trein terug van zijn werk
Ge zit op een schokkend stoptreintje van Brussel tot Erembodegem, met een halte of vijftien.
Het schokt gelijk een vrijpartij die altijd weer op gang komt, maar weer stil valt, omdat ge niet wilt klaarkomen, want dan is de fun gedaan, en ze is zo schoon, ze heeft zo'n subliem heet lijf, dat ge nog efkes in haar wilt zijn.
Als ge stomende sekspartijen begint te zien in de beweging van nen trein, dan zitten uw ballen tsjokvol geil en is 't hoogtijd dat ge uw vrouw weer efkes helemaal vrouw laat voelen.
Maar goed, ik ben nen overseksten, maar ik denk ook nog na over andere dingen, mijn gedachten doen over drie stroken aan blokrijden: seks, de maatschappij en de mensen rond mij en in 't derde rijvak: de eeuwige zelfreflectie en die fanatieke schrijfambities.
Maar laat ons nu bij dat beeld blijven: ge zit op den trein. Iedereen rond om u probeert krampachtig te doen alsof ze heel alleen op dezen trein zitten. Want vreemde mensen daar zijn we bang van. In België klapt ge alleen met mensen die aan u voorgesteld worden door mensen die ge al kent.
Dus in de trein, waar niemand ons aan elkaar voorstelt, hebben we gezeten achter onze marmeren smoelen, veel tijd om na te peinzen.
Ge denkt dan aan dingen als:
-dat verhaal dat Thomas Blommaert schreef over Boelwerf Temse, waar ze nu een rijkemensenkolonie gezet hebben, op de plek waar vroeger mensen samen boten bouwden. Hoe die rijke stinkaards, die denken dat zij de wereld zijn, leven op de kap van de mensen die werkelijk de wereld maken, met hun werkmanshanden en hun zweet.
En dat die Thomas Blommaert toch schoon kan schrijven. En dat die nochtans geen grote bekende literator wil zijn. En dat die waarschijnlijk veel edelere ambities heeft. Ik zou 't niet weten eigenlijk. In zijn verhaal ging het niet over hemzelf of toch heel weinig. Chapeau voor die gast.
Er zijn mensen, die hebben een beeld van zichzelf, van hoe ze zouden willen zijn, en dat is niet wie ze echt zijn, er ligt daar een gigantische kloof tussen. Ik ben er zo ene, bij mij is die kloof vre groot, maar miss minder groot dan vroeger. Bij Thomas Blommaert lijkt er geen sprake te zijn van zo'n kloof. Wie hij is, is ook wie hij wil zijn.
En ik met al mijn nijd, die mens heeft zo'n rust, ik kan er zelfs niet nijdig op zijn. Ik zit vreemd ineen, ik kan niet nijdig zijn op mensen die zelf geen aanleg hebben voor nijd. Hoe zou dat precies werken? Op iedereen nijdig lopen, behalve als ze zelf nooit nijdig zijn. Misschien is mijn nijd gewoon de neiging om mensen met een groot ego te willen koeioneren door ze in de schaduw te zetten van mijn ego.
INTERMEZZO:
ik stond dus vandaag in de gazet. En twas ne schone foto. En een goed artikel (ik had het bijna zelf geschreven) Ik lachte niet. Dat beviel mij. Met mijn ogen wat gelijk een Chineeske bijeen geknepen, is 't precies Kurt Cobain met bruin haar en een vetlaag.
TERUG NAAR DEN TREIN
Ge denkt aan Bert De Graeve. Over die zijn moddervette bonus, terwijl hij er meer dan 600 afdankt.
En ge vraagt u af: die mens kan toch werkelijk niet zo goed zijn in zijn job, dat hij dat geld echt VERDIENT?
Ge verdient geen miljoenen euros. Mensen verdienen hoogstens een paar duizend euro's. Van als ge van miljoenen spreekt, moet ge zeggen: een mens PIKT die miljoenen.
Bert de Graeve en consoorten, dat is georganiseerde criminaliteit. En niet alleen tasten ze in onze zakken, ze grabbelen ook in onze hersenen en verleggen daar wat verbindingen gelijk dat het in hun kraam past.
In de media bespuwen ze ons met de idee dat wij hier in een MERITOCRATIE wonen.
Dat is een woord dat express zo moeilijk is, dat niet iedereen het zou snappen.
MERITOCRATIE: als mensen loon naar werken krijgen. Ge zijt zo goed als uw pré.
DIKKE ZEVER is dat.
Dus als ge niet veel verdient, is 't uw eigen dikke fout, want dat zijt ge ne stommerik en een tamzak. Als ge van die walvisbonussen vangt, zou ge die dus verdienen. MERITOCRATIE.
Niet dus.
We leven niet in een meritocratie. De grootste verdienste gaat niet naar wie het hardst werkt. De grootste verdienste gaat naar wie de beste contacten heeft, het sluwst te werk gaat en met veel hoerensjans en geen geweten de grootste directeurszetel met zijn kont gaat slijten.
Peinzen ze nu echt dat we dat allemaal zo maar gaan blijven slikken, gelijk een pijpautomaat, alsof we allemaal op kniehoogte in een muur zijn gemetseld met alleen ons muil nog vrij, zodat de passerende grootverdieners hun kwakske in onze sliksmoel kunnen schieten, terwijl ze ondertussen nog met de gsm een grote bonus voor 1 van hun vriendjes regelen?
Hier in Erembodegem stapt ne mens zuur van den trein.
succes is gelijk uw pensioen, het komt als ge te oud zijt om er nog echt van te genieten
vijf jaar geleden, was ik door 't stad geboemeld om de eerste de beste wulpse wespentaille op te vrijen
nu is succes vergaren een weddenschap met een dooie willen winnen, mijn pa die 't niet meer meemaakt er was thuis niemand om mij met een sarcastische grijns te bekijken: 'dat obsessief menneke lapt het nu toch'
dus nu ging ik braaf naar huis na 't foto'ke trekken met de gazet en sleutelde ik niet aan de clitoris-angel van een wulpse wespentaille, maar aan meer verkrijtscenarios.
misschien schreef Cobain daarom succes als suckses
verder gaan we niet te veel zagen, want het betekent allemaal heel weinig
niet omdat ik geen succes wil (ik heb die zieke neiging) maar omdat ik altijd bohémiens punk heb willen zijn en het nooit ben geweest.
Daarom staat 'just kids' van Patti Smith op de leeslijst, tussen de slavische romans en de Amerikaanse zelfhulpboeken. Amerikanen zijn goed in van die bombastische peptalk. Dat werkt bijna zo goed als een snuif natte kut. Luister bij deze zin eventueel naar volgend nummer: Moist Vagina
Maar over verder te gaan over succes. Kurt Cobain deed altijd of hij dat succes niet wou en alles hem per ongeluk, ongevraagd overkwam. Naar buiten toe kon het hem zogezegd allemaal niet schelen en was hij de nochalantie zelf. Intern was dat een control freak die kloeg dat MTV zijn videoclips niet genoeg speelde en Pearl Jam de grond in boorde, omdat die meer verkochten.
Ik zoek vaak naar authenticiteit. Dat is moeilijk, want ik bestudeer succes als een kunde, als iets dat te machineren valt. Als er succes aan komt, dan is het niet per ongeluk, maar door veel getouwtrek, geneuzel, bijna machiavellistische berekeningen, oorlogstactieken, chameleontechnieken, zelfverkrachting desnoods (al levert dat meestal niks op, vandaar de authenticiteit, want die doet beter) en dus is zelfs de zoektocht naar authenticiteit manipulatie en strategie. Luister in dit verband gerust naar Iggy Pop.
Toegeven dat ge succes wilt is in een underdogcultuur als die van Vlaanderen tactisch bijzonder debiel. Maar ontkennen heeft geen zin, ge ruikt het aan mij.
Mijn lieven komen altijd aanzetten met het feit dat ik naar boterkoeken of melk ruik/smaak.
Dat is omdat ik opgegroeid ben onder de dampen van een glucosefabriek. Amylum heeft van mij een zoetzuur koekske gebakken en het wast er niet meer af. Courtney Love zie van Cobain dat hij naar koekjes smaakt. Misschien smaakt artistieke ambitie gewoon naar koekjes. Ik zou een succesvolle Vlaamse schrijfster moeten likken om het zeker te weten. Maar er is geen enkele knappe succesvolle Vlaamse schrijfster.
Vandaag liet een ambitieuze Vlaamse kunstenares/tekenares mij weten dat ze dringend een stripper zocht. Ik heb niet gereageerd. Vijf jaar geleden had k dat wel gedaan. Vijf jaar geleden likte ik de dame in kwestie. Ik kan mij niet herinneren of ze nog naar melk of boterkoekjes smaakte. Ik weet wel dat ze klaagde, omdat ik te altruïstisch was om mij te laten pijpen. De eerste tien keer met iemand nieuw slooft men zich nog uit in altruïsme. En maakt het mij niet meer uit. I'm married, buried, happily married, cosily buried. In the sun, in the sun I feel as one. Als ik 7 jaar nog in een mail aan een goede vriend over mijn toenmalig lief schreef: 'ze is perfect, maar in een liefdevolle relatie zitten remt mijn groei', moet ik nu zeggen dat geen enkele relatie zo slecht was dat ik boven mijn 1m74 uitkwam.
Alleen op een blog kan men ongestraft doelloos meanderen. Mensen die wat berusting zoeken, beluister: all apologies
Of zoals Boon vroeg: 'wat heeft dat alles voor zin?'
Het enige dat ik graag had gehad, alleen maar om het direct weer te verliezen is: kinderlijke onschuld.
De plastic tetten van mijn jongste tante doen mij denken
Ze zijn nieuw. Ze kosten 10 000 euro. Maar de littekens wegwerken is op kosten van de ziekenkas.
Toen ik 15 was en mijn seksleven noodgedwongen in eigen hand moest houden, fantaseerde ik wel eens over haar.
Nu gaat dat niet meer, ze is te oud, mijn hand is mij beu en haar twee plastic cupmaten extra brengen daar al zeker geen verandering in.
Ze doet het voor haar zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen aannaaien voor 10 000 euro, het kan.
Ze is er heel blij mee. Nu gaan ze nog vet uit haar billen zuigen om het gebied rond haar borstbeen op te spuiten. Anders valt het te veel op dat haar tetten van plastic zijn.
Vroeger had ze een B-cup. Ik lag nog naast haar op strand, als 12 jarige bom vreed gefrustreerd testosteron. Ze had toen zeer schone tetten. Zeer vrouwelijk. Zeer echt. Nu zijn ze van plastiek. Nu lijkt ze op een vrouw waar ze een stootkar hebben op gemonteerd, een bagagerek voor als we nog eens naar 't strand trekken.
Naturel is toch altijd schoner. Ook A-cups kunnen mij bekoren. Zelfs meer dan ballons. Ik vind fiere A's en B's zeer aantrekkelijk.
Maar goed, ik ben een benenman. Ik word honds als ik lange, ronde, strakke dijen zie. Elk zijn meug.
Dat is naar t schijnt omdat ik geen rokende extraverte macho ben. Rokende extraverte macho's schijnen wel op dikke loezen te vallen.
Blijkbaar toetsen die hun mannelijkheid aan de dikte van de tetten van de vrouwen die zij af en toe als ego-stootkussen vol lozen.
In mijn ervaring zijn vrouwen met A en B cups, zeer sterke vrouwen. Er hoeft geen causaal verband te zijn.
Maar toch, na de vaginavrienden, ook graag de vrienden van A en B cups.
Met een optreden van Bikini Kill in den AB, als kick-off.
A tot E, het maakt mij eigenlijk niet uit, twee cups of laudanum,
er schijnt meer gevogeld te worden door de crisis.
De mensen willen niet uitgeven en kruipen in bed.
't spaart op verwarming en een fitnessabonnement.
En ge vergeet efkes dat ge dood gaat.
Maar mijn tante hoeft niet vrezen, haar extra cupmaat van plastiek, overleeft haar veel eeuwen nadat ze niet meer kan poepen van reumatiek.
Bijna geen kat op politiek debat, waar Voka beet in de arbeider zijn gat
Net terug van een politiek debat. Ik ben één van die weirdo's die zijn kop daar laat zien. VTM faalt om mij binnen te houden. Ik had net een hersencel te veel, eentje maar, om bij den tv te blijven plakken. En net 1 te weinig om een manier te vinden om de avond poepend door te brengen
De sprekers in het debat:
Ne zekere Filip van Unizo, baas van een KMO'ke met acht MEDEWERKERS (en geen werknemers, nee medewerkers klinkt beter, dat is om hen het gevoel te geven dat ze even belangrijk zijn voor het bedrijf als de baas, behalve als het op geld aankomt)
Erwin Callebaut van ABVV (dat is een vakbond)
Jan Van Gyseghem (van VOKA, dat is het clubke van de mensen die ondernemen en die dat graag ongestoord willen doen, zonder gezaag van mensen die de zware arbeid moeten verrichten binnen dat glorieus ondernemen)
Paul Stockman (schepen economie, met de sch van schaapachtig glimlachen)
Romain Dierickx (de reïncarnatie van Marx @ Aalst)
Onderwerp van de avond, eigenlijk: economie.
Om het wredig simpel te stellen:
Flippo en Jan (de lichte, als in lichtgrijs kostuum) waren het er over eens: de motor van de samenleving zijn de werkGEVERS (voor hen synoniem voor barmhartige weldoener) Zij zijn het die werk creëren. Blijkbaar hebben zij daarvoor een knutseldoos op zolder, waar zij jobs boetseren die zij als honingzoete goedzakken dan uitdelen aan al die weinig creatieve, hongerige, makke, afhankelijke arbeidertjes die zonder de rijke, slimme, innovatie werkdonateurs helemaal verloren zouden zijn in deze wereld, de laatste voorraden van de brouwerijen (die zonder werkgevers niet lang meer zouden draaien) zouden opzuipen om dan elkaar het beetje hersenens in te slaan. Ja ja, LEVE DE WERKGEVERS. Die volgens Flippo, als de Goden van de Olympus zo goed willen zijn om af en toe van hun olijfgaarden neder te dalen en jobs onder het volk te strooien.
Voor Erwin draaide het allemaal om werkgelegenheid.
Romain die wilde uitleggen dat die werkgevers nul de botten zijn zonder werknemers. Dat de werknemers de winst maken die de werkgevers dan lekker afromen, omdat ze veel sluwer zijn. 't zijn zotten die werken. Beter van andere te laten werken en het zo te draaien dat hun producitiveit zich vertaalt in geld op uw bankrekening. Dat noemen ze dan denkarbeid. Andere mensen noemen dat pikken.
Flippo die stelde het cru: 'en als de werkgevers nu eens zouden staken?'
Dat is geen origineel idee. Dat wordt al geopperd en uitvoerig uitgewerkt in de roman 'Atlas in staking' waar alle werkgevers daadwerkelijk in staking gaan tot meerdere ramp van de domme werknemers die niks zijn zonder werkgevers. Wat zouden al die makke, talentloze schapen zijn zonder werkgevers met hun clevere ideeën om domme brute kracht om te zetten in winst?
De werkgever, de gladde winstpikker, hij voelde zich een God in 't diepst van zijn gedachten, en Gul met even grote G toen hij jobs kon uitstorten over de hulploze massa die het aan elk druppel zelfredzaamheid ontbreekt.
Kom, eigenlijk hielden de Flippo en de Jan een betoog voor een corporatieve samenleving, waar niemand het in zijn kop haalt om te staken, en waar werknemer en werkgever aan het zelfde zeel trekken en het Führerprincipe terug heilig verklaren en verder alleen nog samenspannen om de glorierijke captains of industry, de gulle werkgever in alle rust zijn winstgevend kopke te laten uitwerken ter meerdere glorie van hemzelf en zijn bankrekening. En de rest mag content zijn dat ze een jobke hebben en geen al te grote armoede lijden.
Flippo van Unizo, die zo naïef is om te geloven dat zijn acht medewerkers durven hun gedacht zeggen tegen hem over wat ze vinden van de staking, wist naar eigen zeggen verdomd goed hoe de werkmens tegenover de nationale staking stond op 30 januari. De werkmensen stonden er tegenover met zeer grote antwoorden en wilden niet mee het land nog verder de grond in boren. (een conclusie op basis van intieme gesprekken met zijn acht medewerkers, voorzeker representatief voor de mening van een heel land)
Nee, zeg, zij moesten bij hem komen vragen waarom er eigenlijk feitelijk gestaakt werd. Ge ziet het, die domme medewerkers kennen hun eigen belangen niet, gelukkig is er de werkgever die ze in hun plaats kent.
Anthony Robbins, mijn goeroe, zeg maar, noemt dat transformationeel taalgebruik. Iets als de mens schept zijn wereld door zijn woordkeuze.
Voor mij is liefde geen uppercut. Voor mij is dat een reis naar mijn completerende bestemming met als indrinkend mooie route mijn vrouw en als eindbestemming een vergroeid wezen, waarvan zij de betere, gezondere helft is. Ik kan niet linken. Ze heeft geen blog, haar blog is haar glimlach, haar daden, de wijsheid in haar ogen. Met zo'n ogen hoef je niet te schrijven om een verhaal te hebben.
Herman Verkrijt is volgens semi-fans niet agressief genoeg. Vannacht nog een agressief scenario gestuurd naar Dieter, de grafische vader van Verkrijt. Geen antwoord gekregen. Dieter houdt niet van agressieve scenario's en dat siert hem.
Tussen het Slowaaks leren door - it's a long way to polyglotism, maar toch korter dan bvb de way naar vonkende rock krijgen uit een gitaar-Boks van Didi gelezen. Zeer sympathiek, zeer sociaal geëngageerd. Tussen de lijnen en in de lijnen zelf ook nogal wat over het krabben van de kunstenaar naar publiek. Logisch, we hebben een overaanbod aan schrijflustigen en een bijzonder kleine vraag naar kunst. Dat valt de mensen niet te verwijten. In deze maatschappij moet ge na uw werkuren als een wolf op wacht liggen op internet om -leve het liberalisme- de beste formule voor elektriciteit, digitale tv, internet, gsm en wat nog al niet van het net te plukken en de nodige paperassen in te vullen. En als ge van die liberale strijd om het bestaan wilt bekomen, lukt dat beter met Thuis of Familie dan met een dichtbundel of een kloeft van een roman. Is er al eens onderzoek gedaan naar de financiële verschillen tussen lezers en niet-lezers? Lezen brengt tenslotte geen patatten op tafel.
Op de trein vergelijk ik de niet-lezers en de minderheid van lezers (ik snap niet hoe de krant Metro altijd volk vindt voor zijn rubriek 'betrapt met een boek', misschien fantaseren ze die of worden die geschreven door dezelfde computer als de astrologierubriek) Ja, de lezers op de trein, het zijn geen aantrekkelijke uithangborden voor de activiteit lezen. Precies of men begint met lezen om een boek te hebben tussen hemzelf en de reflectie in de treinruit. Wat vooral opvalt, is dat de treinlezertjes schuchter, met de verwondering van het kind lijken rond te trippelen, ik haal ze er al uit op het perron, nog voor het in stampen (tis druk in Brussel). Ik herken dat bij mezelf ook. Als ik mezelf door 't station zie lopen, denk ik ook, dat is een opgejaagd konijn dat in het lichaam van een verkoper van de daklozenkrant is gesprongen.
Maar, als de lezers een lees-ontradend effect hebben, dan hebben de niet-lezers een nog veel sterker leesbevorderend effect. Die leegheid in de blik, dat aftellen naar het weekend dat die mensen uitademen. Leven voor twee zevende van de tijd, dat moet triest zijn. Ik heb het ook ooit gedaan, een maand of vier. Ik ben toen meer jaren verjaard dan in de laatste vijf jaren samen. Als ik die uitgedoofdheid zie, dan lees ik liever. En dan hang ik wel vast aan de foute formule voor mijn gsm en enter ik dagelijks het internet van de buren (ik vermoed dat hier ergens in de buurt een oud vrouwtje internet heeft zonder het zelf te beseffen, want wie zet anders in deze tijd geen paswoord op zijn internet) en betaal ik te veel voor elektriciteit. Leve lezen, hoe onnuttig ook, als het alleen maar al de verwondering in stand hield.
ah ja, en Boks van Didi heb ik graag gelezen. Alles wat oproept tot een boycot van fastfoodketens, Israëlische producten en een immigratiestop eist voor Disneyland kan op mijn volle sympathie rekenen. En klein hongerig schrijverke zijnde dat gelijk een klein kruidenierke moet opBOKSen tegen de grote warenhuizen met confectieliteratuur was ik geroerd door de regels:
"Boksen is gezonder dan schrijven, elke mep een uitlaatklep, stukken minder
kans op letsel en meer aanhang"
Tags:masturberen, didi de paris, slowaaks, lezen, boeken, dichtbundel
27-03-2012
Gij moet mijn beste vriend zijn, want ik kan u wel wurgen
Wat steekt een jonge journalist met kreunende schrijfambities (er is geen pilleke tegen die ziekte) zo al uit op een dag? Volgens James Altucher, een veel betere blogger dan ik, moet een goede blog met authenticiteit leuren. We doen dan maar een poging om authenticiteit te serveren.
Zijn gedachtegoed is donkerblauw liberaal, maar hij heeft inspirerende ideeën en hij heeft zeer aanlokkelijke titels voor zijn blogstukken.
Zsjesus, een communist die reclame maakt voor een neo-liberaal.
Ik lees Boon dan wel niet, daarvoor ben ik te veel anarchist en viezen tist (zijn pornoliteratuur slaagt er niet in om mijn zaad te doen stuwen, dus ook dat lees ik niet van hem)
Wat ik wel lees van hem zijn citaten en daar zitten kopstoten tussen.
"Als ge van 100 mensen 99 mensen een geweten schopt, dan wordt die ene die overblijft president en als ge daar nog tegen schopt, vliegt ge in de gevangenis."
Om een beetje aan te sluiten bij de titel:
Mijn beste vriend is ook mijn grootste nachtmerrie: een mens die beter presteert dan ikke. Dat is erg he, en dat is dan uw beste vriend. Eigenlijk is het niet schoon tegenover mijn andere vrienden, om mijn vriendschappen in een hiërarchie te gieten, en aan de top een beste vriend te zetten. Mijn andere vrienden kunnen echter gerust zijn: het is geen benijdenswaardige positie. Mijn beste vriend kan zich verwachten aan aanvallen van nijd, van jaloers gif, op alle momenten dat hij het beter doet op momenten dat ik hem niet kan bijbenen. Omgekeerd is dat ook zo, maar ik ben van Aalst, ik ben opgegroeid in de dampen van fabriek amylum, en in alle bescheidenheid, als het op giftigheid aankomt, ben ik een natuurtalent. Die beste vriend van mij is een clevere, die heeft mij wel door. Hij noemde mij eens een klootzak met een gouden randje, en dat was dan zeer vriendelijk en zeer gematigd van zijn kant. Mijn beste vriend heeft een zeer gematigd, stabiel karakter. Daar benijd ik hem om. De dynamiek is ingewikkelder dan dat. Als de ene te veel op kop ligt, draait hij zich om de achterblijver mee te trekken. De concurrentiestrijd tussen ons steekt pas op als we een nek-aan-nek-race hebben. Hoe nijdig ik soms ook op hem ben, moest hij zichtbaar achterblijven, zou ik de eerste zijn om hem bij te trekken. Maar dan moet ik daarna wel een tandje bij steken, want ik wil wel voor blijven. Een beetje maar. Een neuslengte.
Goed, ik heb besloten van hem voortaan niet meer te benijden en geen gifgasaanvallen in te zetten, telkens hij meer verdient dan ik, een taal beter spreekt dan ik of vlotter in de omgang is dan ik. Dat is misschien als een hyena die beslist van vegetariër te worden, maar een mens moet dromen of hij verliest alles. Dus bij deze beste vriend, ge moogt meer succes hebben dan ik en ik zal niet meer groen uitslaan en geringschattend doen over uw successen. Dat geringschattend doen over successen is trouwens niet puur nijd, ik bejubel gewoon niet rap succes, ik had als kind te veel idolen die ik nooit kon evenaren, dan werd alle succes plots heel klein in vergelijking.
"Mijn moeder stond in brand", zo kopt de blog die ik vanmorgen opstartte met Jonathan. Ook daar authenticiteit als basisingrediënt. Als Staaf Witloof, ook zo'n anarchistische Aalstenaar, het goed vindt, moet het toch wel goed zijn. Dus voor die blog met als filosofie alweder een citaat van Boon (wanneer bundelen ze die zijn citaten eens in een boek van hem, dan kan ik eindelijk zeggen dat ik er 1 uitgelezen heb):
"Zij die niet veel te vertellen hebben, schrijven. De mensen die veel te vertellen hebben, die kunnen niet schrijven".
Om het interview met Kamiel Sergeant te lezen, die op een zaterdag maar liefst 400 mensen eten geeft, klik hier.
Mensen die zoals ik rap nijdig zijn, hoeven niet te vrezen: Jon en ik verdienen niks aan uw klik.
Verder zat vandaag ook nog Boks, van Didi De Paris in mijn brievenbus. Een recensie-exemplaar van uitgeverij P. Als ik niet aan t kokerellen was met authenticiteit, zou ik koketteren met dat woord: recensie-exemplaar. Moet goed klinken op receptie: "O ja, ik herinner mij dat boek, men heeft mij nog een recensie-exemplaar gestuurd." Een narcistisch woordenboek, zou dat al bestaan?
In elk vrij moment Slowaaks geleerd. Talen leren is zo wat mijn veiligste manier om wat intellectueel prestige te vergaren.
Hoog tijd voor een gesprek met mijn vrouw. De mentaal gezonde helft in onze relatie, zonder rare verwachtingen van het leven, zonder nijd, zonder toegevoegde waarde aan woorden als 'recensie-exemplaar'. Medicijn op catwalkbenen. In haar zee van puurheid, is mijn egomanisch gif een drupke dat rap geneutraliseerd is.
Lekker ranzig over mezelf lullen in deze ego-cultuur.
Vanmorgen 8 km gelopen. Buikvet weglopen van jaren vreten in depressieve toestand. Het is vervelend zitten als hangbuikzwijn, die rollen hangen daar maar te hangen. Voor de helft van de kama sutra is het ook al niet handig. Melk en andere zuivel uit mijn dieet gesmeten. Ook al twee maand geen alcohol aangeraakt. Voorwaar geen kleine prestatie in een dorp dat de collectieve zelfmoordgolf nog even uitstelt, zo lang het bier en de wijn nog vloeien. Nee, dat is geen overdrijving. Men zuipt hier. Men is er niet eens trots op. Het is zelfs geen statement meer. Men zuipt zich hier dagelijks lam, net zoals andere mensen dagelijks ademen.
Na die acht km narcistische wellness therapie langs de Dender (alwaar ik meermaals werd uitgescholden door wielertoeristen, omdat ik in de weg liep) trok ik naar de fenomenale feminatheek van collega viezen tist Boon (die mens waar ik veel sympathie voor heb, maar nooit meer dan twee pagina's kan van lezen, zonder die geschriften op kant te gooien, sorry Louis).
Ik zag daar poezen met veel haar op en niet-gefotoshopte tetten. Dat beviel mij wel, want ik hou van naturel. Ik hoef geen geschoren kutten in mijn bed. Ik heb er liever wat haar op. Maar soit, ik had mij verwacht aan 22 000 prentjes. De hele collectie. Maar nee, het waren er hooguit 200. Dat zijn er minder dan de oude, Hollandse pornoboekjes die ik vroeger stiekem vanonder de matras van mijn ouders trok, toen ik een jaar of tien was.
Verder op een terras gezeten op de grote markt van Aalst, vlak naast de Zwarte Man (één van de eerste drukkers van Europa en dat in een stad die niet leest, jawadde, die man verdient inderdaad een standbeeld) Dit in Oekraïens gezelschap. Toch een derde van de tijd in het Russisch gesproken. Zij zuiver Russisch, ik Russisch met haar op, net als op die kutten.
Gisteren heb ik de hele dag Slowaaks gelezen (ik las voor de vijfde of de zesde keer Predcitac- Der Vorleser van Bernard Schlink, ook verfilmd als The Reader) en Peter et Luce van Romain Rolland in Slowaakse vertaling.
Daarna kreeg ik nog bezoek van mijn eigenste Romain. Voorzitter van PVDA Aalst. Die zeer terecht suggereerde dat ik een aandachtszieke vergiftigde kunstenaar ben, product van een geïndividualiseerde maatschappij, waarbij iedereen zoveel mogelijk aandacht voor zichzelf wil en zijn eigen persoonlijkheid wil profileren. Allemaal eilandjes zijn we, waarop we staan te schreeuwen om een beetje aandacht van de andere eilandjes.
Romain is altijd zeer scherp in zijn analyses en ik kan hem dan ook zeer makkelijk gelijk geven. Ik ben een aandachtszieke, over-geïndividualiseerde kunstenaar. Die onder andere actief is op: www.verkrijt.net
en liever harige kutten likt dan er foto's van ziet.
Tags:Louis Paul Boon, Feminatheek, Aalst, kutten, seks, beffen
11-03-2012
The female alphabet: Pia
You look like the Hawaïan beauty in some commercial for shampoo, who
jumps under a waterfall like a tanned nimble dolphin with her black
hair full of soap. Well, at least during a shower. You shower a lot.
You use up the daily ration of warm water all by yourself. Some
people seek the limit by going on a survival tour through the
Australian desert. You get your adrenaline kicks in more mundane
ways. You like ordering the most expensive dish on the menu, you like
booking rooms in boat hotels only three streets from our block. The
only thing you don't spend huge amounts on are clothes. You always
wear the same outfit. I never met a woman with such a minimalistic
wardrobe. When we travel your suitcase is smaller than mine. Why
are you hogging all those books?, you ask me. Leave some to the
other library geeks. They don't do you any good. They don't make you
any smarter. Smarter in your world means: making more money. And
no, you're right, if there was a link between reading books and
making money I'd be a millionaire by now.
Stop
reading books. You need to merge more. With life people, not dead
authors. Those books are only written to make the publishers rich and
to make the writers look smart. Don't think you're smart because you
read, because you're not.
It's
my curse that I fall for opinionated women, I say.
Oh,
don't do that, please don't do that. Your self-pity makes me gag.
I'm not sure why I'm with you. It can't be just your beauty. On the
train to work I see women at least as beautiful as you are.
Objectively speaking.
Some of my friends wonder why I get to have pretty girls like you.
But it's a fairly easy trick. It's easier to get you, than it would
be to get a less physically attractive girl. I recognize the type.
The woman alone on her throne. The nice guys don't impress you, and
the bad guys are too threathening. Which leaves a loop-hole for me.
The erractic mix. The passive-agressive kind. Your outward dominance
and your inward insecurity, my outward insecurity and meekish ways
and inward smugness and cruel lust. On the one hand I reassure you
and the other hand I scare you just enough to excite you. There's
attraction, sure, but there's no real connection, no harmony.
It ends when I get too arrogant outwardly and too insecure inwardly.
A law of communicating vessels, of course.
Or it ends, when I stop returning your calls, submerge and dissapear.
All in keeping with my passive-agressive nature.
What
happened to this latest one? Nina was it?
No,
Pia.
Well,
I knew she was named after one of Colombus' ships.
That
was the Pinta.
When
did you date a girl named Pinta?
I
didn't.
So,
anyway, what happened to this Pia?
She
was a tiny bit too generous with her harsh comments.
Why
do you always pick these cold-blooded chicks?
They're
not cold-blooded in bed.
Still,
you know what I mean.
I
don't know. Secretly I hope some of their firmness and emotional
stability rubs off on me.
Then
pick a nice, solid one, someone you can lean on.
A:
they're never hot. B: I'm not their type.
I like the storm too much. And the restlessness in between the
storms. And being out there, like a tree, naked in the field, and
feel the storm gathering around me, how it slowly intensifies, until
it's all upon me, and I'm there, flirting with disaster. It's hard to
fuck the demons out of a woman when she has none to begin with.
Russian girls come with a couple of
certainties. They will treat your money like they treat your sperm,
they drain it all, daily, with a smile. The only area they economize
in, is textile surface.
It's harder to keep a Russian girl away
from her two-weekly manicure and pedicure and near daily shopping
spree than it is to keep a rooster from cackling.
Oljga has green Scorpio eyes. When she
looks you in the eye you never know whether she wants to slit your
throat or hump you. When she drives her fluorescent pink nails in my
back, I never know if she didn't dip them in some poison that's gonna
make me vomit blood. Strange thought anyway, my she looks like this
giggly radiant angel. Still, I don't trust angels. And I don't trust
giggles.
Four days into this escalated flirt/
hormonal rollercoaster/ budding relationship (??) my hands smell like
this salty-fishy blend of semen and pussy juice. It's in the air, it
dips the bedroom, the hall and the bathroom in some ubiquitous
lecherous haze. It puts us in a state of constant arousal.
We never talk. We joke and we fuck, but
we never talk. She's either laughing or moaning. Or humming. She
likes to hum. Very zen, very hot, very zen. I don't know why we are
always laughing so hysterically. I can't recall a single joke. It
must be the exhiliration of an absurd situation. We met on a plane. I
don't know what started us talking. I think you wanted to trade your
chicken for my salad. I don't usually trade food, but it's hard to
refuse a girl in a tennis short with thies that meet olympic
standards.
We went straight to this house. It's
neither mine nor yours. It's the house of a friend of yours. A phd
student in engineering. Sasja. A guy with the biggest pair of glasses
I ever saw, judging from his pictures. There's no vodka in the fridge
and I say: 'He is not a real Russian.'
'He is', you say, 'a true Russian
doesn't store vodka, he drinks it. Besides, a real Russian drinks
cognac, especially in his class.'
There are two bottles of expenisve
looking cognac on the book shelf of his study. The taste of cognac
blends with the aroma on my and her hands, her belly and the inside
of her wet thies.
'Where is this going?', I ask on the
fourth day.
'With that question you piss in our
soup', Olga with a mjagkij znak says.
Olga with a soft sign: Ольга
as opposed to Олга
without a mjagki znak.
'If
you manage to pronounce my name correctly for this one time, I will
tell you where it's going'
This
mjagki znak makes the L sound like a French L, she tells me.
'You
know French?', I ask.
'Russian
aristocracy is traditionally well-versed in the French tongue', she
says sitting wide-legged on my chest.
'You're
an aristocrat?'
She
rubs herself off on my chest and says:
'With
a jewel like this, how can I be anything but royalty?'
This
isn't going to last. I feel it. Girls like these, they don't stick
around with guys like me.
On
the fifth day we have to leave. Big Glasses Sasja is about to return
from his engineering conference in Dublin.
We
promise to stay in touch. She kisses me on the cheek, not the mouth,
when we part. A doernij znak. A bad sign, as they in Russian. A
doernij znak from the girl with the mjagkij znak.
I
send her a friend request on Facebook. She doesn't respond. Russians
use a Russian variant of Facebook, an actual friend tells me. But I
don't find her there.
Two
weeks later I see her in the main shopping street of Gent. There this
small, fat, round, bald, pink worm-like entity glued to her arm. I
hear her giggles, before I see her. We pass. She looks me in the
eyes, but says nothing. Two guys in black suits follow them. Holding
5 or 6 shopping bags in each hand. They dive into yet an other
clothes-shop.
Gas
and oil money, I take it.
My
friend sees my face drop and says: 'Cheer up, dude, you had four days
with her. And it didn't cost you anything.'
'I
don't know if it's such a good thing', I say. 'I feel like a man who
was born blind, got his eye-sight for four days,only to have it taken
away again. Those four days were so short, it's like they never
happened.'
My
friend shoves me against a tree and walks on, saying: 'You know what
I can't stand about you? No matter what kind of delicious soup life
serves you, you always have to piss in it.'
I
protest. The soup was great, I just want more of it. A little bit too
much, is just enough for me. And 4 days is far, far too little.
My
friend is adamant: 'Cherish the memory. Quit yanking. Move on. What
else are you gonna do? Stalk her? Become a billionaire?'
I
read somewhere that lavender suppresses sexual desire. For weeks I
wash my hands in seas of lavender. I put lavender on my night-stand.
I hang lavender on my neck. Lavender like garlic to fight off the
lethal attraction to a modern day vampire, a giggling angel. Olga
with the mjagkij znak.
My
friend frowns: 'You're excessive about everything you do.'
I
don't answer. The lavender works. It's better to be always blind,
than to be always blind minus four days.
My friend disagrees: 'Four days, even four hours, of heaven, is enough to fill a life-time and it's more than most of us are allowed, you unappreciative drone. And get rid of this lavender, before I make you eat. You smell like my grandma's linnen closet.'
It
was once given to me by the aunt of a French speaking girlfriend.
I
picked it, thinking, which 'classic' can I finish in under two hours?
I
didn't keep track of time, so can't say if I managed to do exactly
that.
I
read it in French to rub off some of the guilt I feel for indulging
in such an unproductive act as reading. If it were legal my family
would have burned me at the stake on charges of heresy by now. Or
stoned me to death. One rock for every book I ever read. I think that
would do it.
As
you can see, I'm not really saying anything about the book itself.
That is because there is very little to be said about it.
It's
about silk. But not really. It's about eggs. But not really. It's
about getting the eggs. In Japan. And bringing them back to France.
But
it's also not quite about that.
Do
I even know what it is about?
Maybe,
just maybe, it's about the power of our imagination in constructing
experiences that never happen, but that are so enticting, they
bewitch us and even make us travel for three months, just to catch a
glimpse of the thing or person that could make the product of our
imagination real.
The
end made me slightly melancholic (even more than I normally am) and
made me feel extra guilty (could it be I have enough guilt to start my own religion?- a quote borrowed from Toris Amos) about every time I took being loved for
granted. The book isn't about that, it just made me feel that way.
Maybe most of all because I didn't get any sun today and was alone
most of the day.
It's
a nice story. That could have done without the first half and would
have made a nicer short story than a slender novel.
There's
a letter at the end that probably was the main reason for bombarding
this into such lists as '1001 books you should read before you die'
I
have the list that was custom-made for the environment of Aalst, town
marinated in alchohol and the historic haze of a textile industry,
long since moved to Asia.
So
being such a slender book, it had a much bigger chance to get on this
Aalst edition of '1001 books you should read before you die'. The
length of the selected volumes being stricly in keeping with the
local life expectancy.
I'm
not sure who gave whom the -lazy- idea, but this book smells like
Murakami's 'What I think about when I think about running' (see somewhere else on this blog)
Both
books are written by famous writers. And both rave about their
preferred sport and make some comparisons between that and their
writing. In Irving's case it's wrestling, in Murakami's case it's
long-distance running.
First of all, one of the more obvious remarks to make here:
If
either one had sent this in as his debut novel, both would have been
instantly rejected, without a thought.
I
don't recommend reading this. I only finished it, because it's
mercifully short, and well, most any autobiographic appeals to a
certain degree.
So
what do we learn? The same thing as in Murakami's book:
writing
isn't so much about talent, it's about self-discipline.
A
friend of mine happened to quote Murakami in a late night email
yesterday:
I
think certain types of processes dont allow for any variation. If
you have to be part of that process, all you can do is transform
or perhaps distortyourself through that persistent repetition, and
make that process a part of your own personality.
To keep on going, you have to
keep up the rhythm. This is the important thing for long-term
projects. Once you set the pace, the rest will follow. The problem is
getting the flywheel to spin at a set speedand to get to that
point takes as much concentration and effort as you can manage.
The friend adds: To sum
up: Motivation is what gets you
started, habit is what keeps you going
Or as Kerouac used to put it: 'If you want to
write, write and keep it up like a guy hooked on benny' (benny not
being a person, but the era's drug of choice)
Irving states: my life as a writer
consists of 1/8 talent and 7/8 discipline
The same was true about his wrestling career,
he says.
My life as a writer consists of ¾ talent and
¼ desperate fear of death caused by my genes vomitting up a dark
hole which suddenly inhales me (I'm not kidding)
How this could help anyone's writing? It
can't. The only interesting thing Irving says about writing througout
this book, is that writing can't be taught, and that you can only
point out his or her weaknesses and strenghts to a budding writer.
Which the budding writer would discover on his/her own, but then at
least you save him/her some time.
Any reason why anyone should read this? It's
more interesting to a wrestler, than to a writer. The genuine love of
wrestling the book comes with and Irving's apparent joie de vivre can
cheer you up. 1/8 of a Prozac pill pulverized into 148 pages.
I like the tone of Irving a lot better than
Murakami's. If I had to choose between having dinner with one of
them, I would most definitely go for Irving. He seems a lot more fun
to hang around with.
If you want to read a famous author's book
about writing, go for Stephen King's 'On writing', it's also
autobiographic, it doesn't come with a sport and it does help budding
writers save some time in developing their craft.
I liked this kloon of Bright Lights,
Big City, by the same author.
These two quotes were worth the read:
Beware the woman who doesn't
like other women; she's probably generalizing from her own
character.
So true.
If the concept of romantic love
has any use, it is to denote that vast residue of inexplicable
attraction which is not covered under the categories of blind lust
and well-informed self-interest.
Hit me like a glass hammer soaked in
truth. Though this could also be the feeling I get from drinking
three (??) liters of coffee a day. Which probably also explains my
current reading speed.
What's the book about? If you read
Bright Ligt, Big City, (I
strongly recommend it) you know what it's about.
Setting:
New York.
Guy
works for a magazine. Doesn't like the work. Lots of self-loathing.
Is in a relationship with a hot model. The hot model has more
ambition than love. She goes on a business (no, career) trip. Doesn't
come back. Is very stingy about shedding any light on her not coming
back. Guy loses it. Goes on a half-year (?) drinking binge.
There's
more cocaine in Bright Bright; Lights big city, which was more to my
taste. Alchohol doesn't quite do it for me. In Bright Lights, Big
City the main character wants to be a writer, and works as an editor.
Here the main character is a fashion journalist, who wants to do, I
don't know what exactly, something useful anyway, either that or be
screenwriter. In the end he's a screen writer. He also has a best
friend who IS a writer. The kind of writer that thinks he is the real
thing. And maybe he is, because he writes short stories. I am a fan
of brevity outside of the bedsheets and Nirvana songs not included.
I'm
drifting. What is the book REALLY about?
About
not cherishing what you have. About getting something just to make
other people envious. About only wanting a toy because someone else
shows interest in it. Other splashes on this literary canvas:
-how
to behave when you want to be taken serious as a writer. The correct
answer is: not to give a shit about how to behave to be taken
seriously. The writer in the book does care. He tries to avoid the
parties of the jetsetters and is afraid he will lose all credit with
the credits when he's photographed with a famous model.
-when
we lose something the value of the thing or person (in this book
mainly symbolized by a dog and top model-turned-actress) suddenly
rises sharply and then we sulk and get a little bit crazy in trying
to get it back
-'casualties
of privilege', most of the characters in the book underachieve
because the necessities of life came far too easy to them and they
got lazy. The one that lost pretty much everything as a child is the
only one who kicks ass in the real world.
-the
very fickle opinion of mainstream media towards famous people. They
get their ego pumped up to the stretch limit, just to get ripped, and
torn down, all for the bloodlusting crowd. Modern day gladiators.
With the blood mainly spent in warm bath ubs gushing out of opened
wrists. (no, no, I get carried away here: there are no suicides in
this book, thank you for that Jay, the last thing we need is an other
novel with a suicide in it)
Bright
Lights, Big City and Model Behaviour both give hope. If you just got
dumped read either one and skip your personal half-year drinking
binge.
If you
try to avoid angel dust, don't read Bright Lights, Big City, there's
something about that book that makes you want to rush into the
nearest toilet and do a line off the toilet seat.
If
you're thinking about studying literature, read Model Behaviour, and
opt for law school.
Tags:Jay McInernery, Bright Lights, Big City, suicide
05-01-2012
On Chesil Beach, Ian McEwan
I like writing about books, not the
minute I put them down, but months after I read them. Just to see if
there's any, ANY bloody use to reading AT ALL.
I remember enjoying this book. Which
doesn't happen very often. I read, mostly because I'm a masochist.
It's about a couple.
A young couple.
In the fifties.
The guy wants to have sex with her.
She wants to postpone this devilish
act for as long as possible.
He thinks the only way to get to the
carnal delights is to marry her.
They get married.
They don't fuck. (This is called a
spoiler)
She says he can fuck anything in a
skirt, and she won't say anything. They can live happily ever after,
together, all the marital bliss, but without sexually consuming the
marriage, which needn't be a problem to the woman, she tells the guy
he can go and get it anywhere.
The guy for whatever destructive
residue of too many bed-time fairy tales and culturally dictacted
decorum, doesn't think twice about it and rejects the offer.
She runs off. They get a divorce.
They don't fuck.
The guy comes to the understanding
later on, that it was an offer ahead of its time. A sixties offer of
free love, handed out in the fifties. He comes to see she really must
have loved him and never stops wondering about the
might have beens.
All in all, the book struck me as an
advocate for patience and tender care.
It's the quick decisions we make to
get instant gratification or because we fret because we didn't get
instant gratification.
It's short, the prose is fast-paced,
the mood has everything of the oppressive fifties and makes you
scream for air on every page, which makes you appreciate the agonies
of free choice open to us all today, so much more.
Oh, they DO NOT GET TO FUCK.
Which believe it or not, makes it a
damn good read.
Best read in the nearhood of a
loving spouse. There might be a sharp rise in the want of instant
gratification after turning the last page.
Do IT at least once, just to take
revenge on an oppressive decade.
Then opt for the blissful choice of
ignoring instant gratification, most of the time.
Because it's only any fun to do that,
when instant gratification is in such luxurious abundance, and the choice is yours, and dictated by oppressive morals.
What do they think, what do they want,
what are they capable of? Written by Greet De Keyser and Miel
Dekeyser
First of all, I'd like to say that- whatever the title implies- it must be higly unlikely that all US citizens think alike.
I picked this book mainly because Greet
De Keyser was the Belgian on-the-spot-correspondent in the US for
many years. She always came across as being passionate about her job.
Everything you always feared to be true
about America, is in fact:
disturbingly true (at least according to this book)
So, to make this summary very terse:
what do Americans want, according to this book:
*they want to drive their SUV's
everywhere (though mostly within the US) without paying attention to
how much gasoline their tanks-without-cannon soak up, no they don't care about the environment
*they seem to evaluate everything on its size. The bigger the better. A large farm is necessarily better than a small farm, in there eyes. They decide this without even considering that the small farm might actually be producing a bigger crop than the larger one.
*they want to pay the lowest possible
price for their gasoline, sending off boys and girls to get blown up
by an IED somewhere in the sand, is not concern to them in this respect
*they actually believe in the American
dream, they are blind to the American nightmare, being poor in
America is your own damn fault
*the state doesn't regulate social
security, so most Americans are very much into charity and will try
to contribute something to orphanages, shelters for the homeless,
soup kitchens and so on. This has to compensate for the lack of a well-functioning social security system
*it's really hard to be well-informed
in America. Much harder than in Europe, because American news
focusses on American events and devotes very little attention to
foreign news. Most Americans are really not aware about what's going
on in the world.
*a lot of volunteers for the US Army,
only volunteer because the army pays for their education. For many
it's their only chance to get a decent education. They don't know the
real risks involved.
*the military academy at West Points
doesn't necessarily put out great officers, it mainly makes
highly effective business executives, graduates are sought out by
private companies as these men and women have an unwavering
discipline and are very loyal, they value their subordinates more
than they do themselves. West Points teaches them to lead by example.The book's message is, among other things, the US is a higly militarized society. But apart from their officer corps, quality of the troops is low, due to low motivation and not being trained for the tasks they are burdened with
(e.g. policing the strees of Bagdad)
*it appears on the outside that the US
is a very free nation. But in fact, especially the middle classes,
are very unfree, shackled to a rigid social convention. They HAVE to
attend church, they have to get their children to softball, they have
to be involved in charity work, they have to work all they can, they
have to get ahead in life or suffer social penalties.
*they've kept the pioneer spirit alive
and want to have a gun near at hand
*they are very patriotic, are not prone
to criticize their government, not even when they are willing to
admit they have a weak president (something good might still come
out of it)
*they look down and look up to Europe
at the same time. Europe is a medieval backwoods in their minds,
whereas at the same time it's also the place of art, fashion and
'grand' style
*when they say they don't invade
countries to steal their oil and overflow them with American
products, but say they do it with the best intentions and to spread
democracy and higher values, they actually believe it (scariest part
in the book)
*they are very prude when it comes to
sex, lots of 'forbiddenness' which ironically leads to a sex-crazed
youth. Nipplegate is an emblematic affair of the American attitude
towards sex. Highly hypocritical.
*America does not have the ambition,
nor the willpower, nor even the capability of actually conquering the
world, their strategy when it comes to messing with countries is:
engagement
exhaustion
exit
*president Bush knew something like
9/11 was coming or at the very least CHOSE not to know
In short, interesing piece of journalism,
more nuanced than this brief summary, but still clear that America
might be the most powerful country in the world right now, but
certainly not the smartest.
The author did confuse the American revolution with the American civil war, in such an unforgiveable manner as to give rise to the fear they got other historic facts horriblly wrong.
Not a bad book, on the whole, but not a good one either. And as will always be the case with literature on a fast developping nation: 7 years after publication it's no longer up to date, so it's certainly not the best book to get some useful insight in the spirit of the US.
this one had been on my reading list for quite a while, but when my literary compadre and dedicated road runner, Dominique Biebau told me to read it, I finally did.
I wouldn't recommend this book to people who don't combine running and writing and are fairly obstinate in both undertakings, but, the book holds some interesting ideas, for instance:
-as a writer you don't only need talent, you also need focus and endurance, running long distances regularly sharpens both
-running has a very positive effect on Murakami (and more importantly, especially with the future of Dutch Literature in mind) on Dominique Biebau. Running prevents mood swings (my friend Pieter-Jan Honoré reminded me about this one yesterday), it helps of course to keep a lean, trim figure and it helps to get disciplined in other areas of life.
This doesn't mean however that running is the solution for every one and that every one should lace up their running shoes right now. Murakami runs because 'it suits' him. Especially long distance running. So find something that suits you. Which brings us to the following:
-the book is not so much about running, as it is about listening to who you are and doing exactly what it is you want to do with your life.
To sum up:
*only compete with yourself, get to your next personal level, don't care about what the others say or do
*there are infinitely more reasons to quit a healthy habit than there are reasons to keep it up. Hang on to those few good reasons, ignore the excuses. Excuses will always pop up, so do it anyway.
*prior to starting in a swimming race: don't wipe your swimming goggles with your hands dripping in vaseline and do check if your shoes are laced up tightly before running
*Murakami is not a fun person to hang out with (he goes to bed way too early)
*Murakami mops the myth that says 'the only good artist is an artist torn apart by his inner demons, hard-drinking, hard-whoring, unkempt and unhealthy' under the carpet. He claims that the best literature comes when the artist learns to control his demons. (and Murakami does it by running)
So, go out and read this book?
Nèh, go out and run and chastice the 21st century 'evil' voices in your head.
The only way to remember the name of a
physcially unattractive woman is to sleep with her.
It's not a waterproof approach, but the
prospects of remembering the woman's name are much brighter once
you've been inside her.
And Margot is a beautiful name to
remember.
The things you said about yourself were
painful to hear.
You would sigh and say: 'Life is fair
for no one, but it's the least fair for ugly women'
I hate the word 'ugly' and never use
it, never even think it.
It's my feeble attempt at not being
superficial.
Margot, you had an obession about your
abs. 'It's the one thing I have going for me', you said.
I couldn't agree. I don't care about
abs. Abs don't do 'it' for me.
I care about long hair, big eyes and
thies.
And, not as much as I should, but
still, I care a great deal about personality.
You had a lot of that going for you, if
you hadn't cut yourself down with every other sentence that sprang
from your pitifully pale and thin lips.
But you were fun. You were such fun to
hang out with. And you were a babe magnet. A real babe magnet.
We'd go places and you'd be chatting
with a ton of good-looking girls in an instant. Maybe you didn't pose
a threat to them, but no, that can't be it, you were simply that much
fun, let's leave at that.
And ok, at first I went out with you,
primarily for that magnet quality, but seriously, there were soon so
many times the best part out of a night out was when we were slumped
back in sacks used as chairs and talking about anything. You had a
sharp, quick-witted mind and you were amazingly well-read.
'Girls like me don't get asked out
between the age of 14 and 20. So I had plenty of time to do a hell of
a lot of reading.'
'What happened after 20?'
'I realized the stunning imbecility of
waiting around for guys to ask you out to start a social life. I only
had two dates in high school. One was with a guy who wanted to figure
out if he was gay. He thought he was after our date, but no. He
hooked up with the girl next door a week later.'
'And the second?'
'The second really was gay.'
I don't really know why I waited till
then, but I kissed you. Right smack on those near invisible lips,
which seemed to have developed attractiveness out of, well, thin air.
'Is this going to be a pity fuck?', you
asked.
Talk of kill the mood...
'No,' I said, 'I really think you're
hot.'
And you really were hot. Not in a
beauty magazine kind of way. But who in a right mind cares about
those?
I saw it. Right that instant I took in
your beauty. And the old rock and roll of attraction found its
devious rhythm.
And we could have been great together.
We really couldn't have been something.
If it hadn't been for streets.
There are a lot of streets in this
world.
And couples walk those streets and get
stared at.
And I saw your beauty. But the others
wouldn't.
Evil others.
Evil me.
I never deserved a slap more than the
one you gave me when you walked out on me.
And the truth is that I miss your
unique look. It's not that you were unattractive, it's just that you
were totally different.
A bit like a sinewy Viking woman with
droopy eyes and an albino complexion.
I think it's good a writer knows the official rules of writing, so he/she can totally ignore them. So every now and then I read one of those 'learn how to write guides' which people buy as the first and often only step to writing their bestseller.
Though I liked Storm's blunt style -hard not to be blunt with such a last name- I got very bored halfway through the book.
Only useful info I gleaned from it:
Storm suggests a writer should ask him/herself 4 questions after writing a story:
1) Is what you're trying to write not too direct and too purely personal? In short: make sure it doesn't escalate into a therapeutic treatment. (after years of making this stupid mistake I most certainly agree) 2) Is what you want to write your kind of story? Does it fascinate YOU? 3) Is your story going somewhere, is there an evolution in it or something intriguing that makes the reader turn the page? 4) Is there something at stake for your characters?
Still not convinced I should be reading a lot in order to write better. This one was a waste of time.
Storm isn't positive about 'the secret of the writer', an other such guide by the hand of Renate Dorrestein, I happen to have lying around.
This not bode well for Dorrestein, I am willing to give her a 5 page chance and if she bores me, back to the library with these superfluous guides to the back benches of literature.
The best writing rules still come from Kurt Vonnegut (see elsewhere on this blog)
So, the maxim 'I don't read, I am read' is clearly sent packing.
The series 'A song of fire and Ice' was highly recommended to us and we read the first part.
The plot twists and character list are very impressive, it's a higly entertaining read, full of fluff and just a tiny smitch of fantasy elements. Not the usual 'peasant boy turns out to be the saviour of the world' kinda crap.
Most of the characters are so backstabbing the book breathes the atmosphere of a teacher's room with more blood.
Highly recommended indeed.
The amount of evil in it, makes it immensely human.
If you like Russian classics with over 200 characters, but you like them better with more action and shorter sentences, go for it.
A man-woman friendship that ends in sex, ends well. Well, maybe it doesnt end well, but the friendship usually ends.
We
werent allowed to have sex. We werent available, so we shared any
physical pleasure we could without resorting to sexual intercourse.
Restaurants,
snack nights, sun bathing, massages, swimming, running, cycling,
windsurfing, wrestling (a lot of wrestling), but mainly:
Alcohol (mostly cocktails with dirty names), food (lots of red fruit and melons) and talk, talk, talk. Talk about anything.
Also a lot of shopping for clothes. Only sort of legitimate way I get to see your breasts.
I
never had so much fun with a girl. Wed go outside during the summer,
walking arm in arm under a UFO-sized, yellow umbrella. Telling people to
step out of the way who were already miles out of our way. Sneaking
into cinemas by the backdoor, so we wouldnt have to pay. The money we
saved I spent on cherry flavored candy for you.
I swelled with
pride when we walked the streets together. You were a pretty hot looking
chicks. A real hardbody with big steamy eyes, like a libidinous bambi.
When
we did have sex- Somewhere near the end of one of our wrestling
matches. Somewhere under your kitchen table- it didnt even feel like
our first time together. More like the 1000th time in a three year
relationship that still has fire in the belly and gone over to the first
step of kinkiness. Some biting, some mild to medium bruising, some
rough kissing that makes your lips feel like chewed gum.
We
wanted to keep the authenticity between us intact. We figured if we
started a real relationship we would cheat on each other within the next
three to four months. Probably even sooner. So we decided to leave it
at that one time.
Back to restaurants and all the rest.
But the ersatz activities didnt do it any more. So we were doomed anyway.
Its better to burn out than to fade away, you texted me.
I understood. We were that close.
Close enough to both realize at the same time, it was time to cherish the memories and be forever apart.
Church bells. If the music is not too loud, church bells
accompany our every fuck.
We are sharing two rooms in an old house, right next to a
small church. You fantasize about doing it in the backyard or in those box-like
cabinets where people come to confess their sins. There are videocameras hidden
in every corner of the church, so we end up not doing it.
Standing naked for one second in our doorway, is about as
far as you go, acting out your exhibitionism.
Sex is still relatively new, a bit newer to me than to you,
but still new enough to you, to make even doggy style sort of experimental.
Im really not used to being so intimate with a girl. So it
sort of feels like you are boy, only way prettier, with breasts and no penis. I
have no idea how to handle whats going on.
You break up every routine I have. I used to go running 12
kms every other morning. I dont do that any more. Sleeping in and having sex
with you, beats the hell out of getting up at 6am to go and run ten laps around
a park.
Your blue eyes and black hair will be on my wish list for
years to come after you are gone. Thats past now. I buried you, in a way, when
I buried the little boy inside me. His death knell started echoing when I met
you. I didnt realize it then. Though the song in the background No way back,
felt like some kind of adrenaline filled
omen.
Most first loves have to die too. Or at least be destroyed
at some point, before they can be allowed to be reignited. Our love died.
Mainly because I thought any pretty looking girl was exactly
like you. And so pretty looking girls should have been interchangeable. Nope.
They werent.
So our path didnt lead to church bells and two whispered I
dos.
You did break my autistic patterns. I still dont know if
thats such a good thing. It gave me the strange and rather self-sabotaging association
that a disciplined life cant be combined with great sex.
I should mention the obvious part: you left me because you
couldnt stand my ongoing self-analysis any more. I dont blame you.
If a relationship depended on sex and sex alone, wed still
be together.
I like your firm back, your broad American football shoulders,
the length of your shiny brown hair. And though your eyes are a bit small, they
burn brightly like glistening chestnuts. Your legs look slim in pants, but are
full and round naked. The red lipstick on your lips a blazing fire made of
flesh.
You are highly sensitive and cant watch drama movies for
fear you will break down and cry. You cry often enough, Ive come to see the
inflationary rate of your tears. Theres no sadness in your crying, only the
joy of living. With wet cheeks you have the mesmerizing beauty of a sad
sea-green mermaid.By the way, you look
the hottest, with your sea-green blouse and fiery red skirt.
Sex with you is only perfect if you end up bruised, with
islands of blue and purple marking the spots where I claimed you. Youre an
easy comer. And youre an animal. A ferocious glutton. If it gives you pleasure,
you have no limits. Its a miracle youre still so thin. And its a miracle you
havent dwarfed me and locked me back in your womb. You are that excessive.
When you are with friends, you look like you havent been
socialized yet. An eternal teenager, ever the playground outcast, your ways are
studied, non-spontaneous and crude. You give boys slaps on the backs that twist
their collar bones.
And maybe for that exact reason, you make such a lasting
impression on people. Men around you, are either too intimidated by your looks
to approach, or they turn into little school boys who play the equivalent of
pulling your hair, with their verbal teasing. Sexual tension behind every tiny
insult they throw at you.
You are everything I could ask for in a woman. Your height
dwarfs me, you are a divinely soft retreat from the scary outside world, in
your arms its suddenly ok to have a fear of life, all I have to do is cover
you in continuous caresses, youre a natural axiolytic with breasts. Tiny
breasts in comparison to your height, which arouses me all the more. They look
like perfect sculptures with no risk of ever sagging.
Transcendental. Bi-polar opposites attract, goes the song
in the background. I never thought my weaknesses could turn on a woman. I crawl
in your pantzer and you close the steel vaults behind me. I love the feel of
your protective pincers in the skin of my neck. And you relish the security
that I could never hurt you. A feeling you find contradicting, because: I am
never attracted to sweet boys. Maybe its because Im the only one with whom your
sweetness is not pretended.
A goddess. A monotheistic goddess. My Isis, your Osiris. You
keep me on a tight leash. No glancing at other women allowed. Granted the fruit
of your gifts, I will subject myself to you, to you and no other. Or you will
shun me and leave me to dry on the beach in the hot callous sand.
You text me about 150 times a day. It drives anyone around
me crazy. Im unable to hold any kind of coherent conversation with anyone any
more. Up until the point that people dont want to meet up with me if you are
not there in body and spirit, so at least we arent texting.
You are about an inch taller than me. Its strangely
soothing. And subversively pleasurable. People frown at our height difference.
Whoever made up conventional male-female roles was a dreadful bore. You wear
high heels on purpose to make it even worse. Normally, you wear comfortable,
sneaker-like shoes.
For months on end we are locked inside each other. And when
we wake up, its like arising from an opium dream. Eyes still misty and vision
still blurry. Head and body slightly numb.
Last week weve agreed to have children.
And maybe, just maybe Ill ask you to marry me.
If you dont beat me to it, though I think well adhere to
tradition in that respect.
You read and criticize everything I write, except this female
Alphabet.
Why do you have to do that? I at least hope it has some
commercial value for a change.
Its the perfect time for me to muse about bygones, because
youre the last one.
Dont be so fucking corny, or Ill have to tie you up for
the third time today and beat all the emo shit out of you
So you like my fledgling breasts do you, my lecherous
pedophile?
While I suck your tiny nipples, I think:
A)You read too much classics
B)No, I keep cupping them to keep my hands warm,
what do you think?
What do you mean, pedophile?, I ask.
Well, you ARE a pedophile, arent you?
What?
Im 17 and you are what? 24? Ergo: you qualify as a
pedophile.
My other three girlfriends are adults. Im a 25 percent
pedophile at best.
I hope you are kidding, promiscuous pedophile.
I am in fact kidding. I only have two other girlfriends. And
they are mature in age, but not in spirit.
You are my first groupie. If writers are entitled to have
groupies, that is. We started emailing after you read something on some site
where exhibitionist writer types post things to beg for attention. Sometimes it
gets you exactly that. Most of the time it gets you as much as what your writing
is worth. Nothing.
Are you naked in my bed because of what you read there? Or
in spite of what you read there?
Your self-control amazes me.
How do you mean that?
This is the third time we are naked, and you havent tried
to penetrate me.
Well, you are a virgin.
And you intend to keep me that way? Like a toy you dont
unwrap from its package? Is there some kind of perverse pleasure behind it?
No, I just dont think I should be the one to do it.
Why not? Am I not attractive enough?
Im not sure if what we have will last, so I dont want to
be the first and then leave you.
Oh, so you are planning to leave me?
I didnt say that.
But you implied it.
You sigh.
What?, I ask.
Nothing. I was just imagining what it would be like, if you
thought I was so attractive you just had to take me. Even if you knew youd
break my heart after.
Sometimes I think you read too many 19th century
classics.
When I read what you write I start to wonder if you ever read
anything at all.
Really?
Haha, ooh, got a soft spot there.
Arent groupies supposed to throw themselves at your feet,
unconditionally and uncritically?
You know, if you would just penetrate me and be done with
it, you might actually have something to write about.
I guess not.
Look, if you are so bloody intent on losing your virginity,
we CAN do it right now, you know.
Yes, it is a bloody intention, I must admit.
Now I sigh.
No, it isnt, Ive never seen it to cause any sort of
bleeding.
Said the expert.
Why do you make me feel like I am your study object?
Well, I am a psychology student for a reason.
You should be studying literature. Avant-garde stuff. Suits
you better.
Thats like taking a course on how to end up unemployed.
I wish I had your insight in the dynamics of university
education at your age.
Now you sound old. But seriously now, why cant you just
say you are not really that attracted to me?
I am attracted to you.
Then penetrate me.
Fine. I will.
Why are you such a slave to what you think I might want or
not want?
Look, I dont mind psychological analysis. Its very
fascinating, but its not exactly setting a sexy mood, is it?
Ok, Ill shut up. How long do I have to shut up?
What?
Well, how long does it take? On average.
I grab you at your waist and pull you on top of me.
You do it yourself, I say.
Ow, and you can wash your hands in innocence, right?
Pedophile Pilate.
This way I can be sure you really want it.
I demand the universal right to be passive during my first
time.
I nod to my right and you slide next to me again.
What s the big deal anyway, I ask myself.
When you got what you came for, apparently, you ask:
So are you going to write about this?
Maybe you should write about it.
I dont want to be a writer. I want to be happy.
You are not very fond of writers, for someone who reads as
much as you do.
So if I like cars, I should naturally like the people that
build cars? One can like books without liking their authors. How new are you to
being in the writer business?
What if I told you I already have two girlfriends?
I would say: tell me something I dont know already.
How do you know?
I didnt until now.
Silence.
What are they like?, you ask. No, wait, dont tell me.
They are in your latest story, right?
I nod.
I should do some research. Something about the harem
longing.
I think theres no research needed. Every man wants to have
a harem.
No, Im talking about women longing to be with men who are
already taken.
Oh that.
You are making me miss class, you say as you give a hard
squeeze in my balls.
I dont think you ever started that research.
You are a bass player in all girls band. The lead singer is
an Irish cousin of yours. You write most of the lyrics.
I used to read them, to see if you mentioned me anywhere.
But I dont think you did.
You wrote the only writer Ill ever like is the one who
knows he will die if he finishes a manuscript , knows that the manuscript will
never be read by anyone, but finishes it anyway with tipex on my laptop
screen.
Its still the most eloquent way someone told me he/she didnt
like me.
You lie tied up on the bed. It's like we stole it from some medieval castle, velvet roof included.
Your
wrists and ancles look even better, even more enticingly vulnerable,
with the thick rope curled around it, like some adamant snake, that
seems intent on strangling off your limbs.
I come and lie
next to you, repeating your question. For the past two weeks you have
been bombarding me with questions about my past exploits. Despite the
huge age difference, sex is sort of new to you.
'Why so many, hey?'
I take a deep breath and say:
'I don't know. Every woman is an adventure. A university of life moving on killer legs.'
'What do they teach you?'
I caress you, with slow strokes, my hand barely touching your naked skin.
'Some
teach me to enjoy life, to be less tense, some teach me to get a grip,
some heal me, some teach me about women in general, how to be good to
them, what it is they need. I enjoy pleasing them, I guess it heals the
wounds in my fragile manhood or something. Apart from giving me the
deepest pleasure I know.'
'What am I teaching you?'
'That the most freedom loving people find it most exciting to give themselves over to the feckle will of an obessed womaniser.'
'Don't flatter yourself.'
I grab your breasts, and kneed them like dow. You want me to come between them.
You are more excited than I am. I prefer to come in different fashion.
When
it's done, it's like there is a white jellyfish sucking on your neck. I
rub it off with my hand and put my fingers in your mouth.
'Why does it taste like salted coffee?', you ask.
'I don't know. It just tastes like that.'
'Is it because you drink so much coffee?'
'I don't know. Some say you can sweeten the taste of it by eating a lot of fruit. But I don't believe it.'
'Why don't you give it a try?'
'I don't know. It's time-consuming to eat a lot of fruit.'
'Then drink smoothies. You should take better care of yourself.'
I'm tempted to say 'yes, mummy', but given the circumstances, I don't.
'Choke me', you say.
Your sea-green eyeshade looks really hot. It's my fetish colour, but you don't know that.
I
straddle your belly and put my right hand firmly round your neck. Do
all girls like this? Maybe not all, but I'm starting to think 20 percent
is a fair estimate.
You breathe heavily and I move away to go down on you, my right hand still gripped tightly around your neck.
I lick you to the rhytm of the song 'When the levee breaks', by Led Zeppelin.
You come shaking and trembling, the bed moves a few inches.
I untie you, and you lie there, beaming, curled up, like a little child, half awake, half asleep.
I put on 'Summer of 69'
It's meant to tease you. You were born in '68.
You are the best friend of my aunt.
My
aunt introduced us. She thought it was exactly what you needed after a
24-year marriage to a guy who tried to plaster his insecurities with
lots of booze and lots of insults thrown at you. You have two children.
The eldest is already copying his father and calling you 'a limp brain
chicken'. You let him, you have no self-defence mechanisms. Your mother
was an alcoholic. The world crashing down on you, is your idea of normal
every day life.
Apart from a wrinkle here and there and the stretch marks on your belly, you look like you have just turned 18.
When I go down on you again, 20 minutes later, you say 'thank you'.
That's
the difference between 18-year old girls and 43-year old girls, the
former you thank for letting you go down on them, the latter insist on
thanking you.
I say you have nothing to thank me for. To me you really are 18.
My tongue moves so slowly, you almost sound like you're in pain.
I stop and say I give you 24 snail paced licks, for every year spent in a sham marriage.
'You make it almost worth it', you say.
When you come a second time, you say: 'good boy, very good boy, that was...lush'
You stroke through my hair.
A woman who understands dogs, has all the knowledge she needs to keep a man happy.
Before
we fall asleep, you say: 'I know I have to find someone my own age, but
for the next six months or so, you can give me all the licks I have
been missing out on.'
Orgasms do something to the spirit of woman. It makes them more self-confident.
When
you kick out your oldest son and send him packing for calling you names
again, I say, with a big smile, I think you can move on now.
'What was in it for you?', you ask.
'I never pass on beautiful 18 year old girls', I say.
'You're crazy', you say.
And you smile, with such radiance, I just have to give you one last kiss.
Women often try to fend off a compliment, because they know it's impossible for them not to believe a compliment.
When I close your frontdoor behind me, I'm also smiling.
In the bible of seduction, 'the game,' they say: always leave them better than you found them.
We had both started work on a PhD.
Different faculty, same building.
We met at the coffee machine. We called him
Eddy.
Giving names to things you both use,
creates a first layer of intimacy.
You always had some trouble putting
together a regular outfit. That day you were wearing a flowery dress with faded blue yeans
underneath. You always looked bored, because everything was just too easy for
you. I liked the way you dragged your feet passed my cubicle. You looked so
convincingly sleepy, it made me smile.
In a very quiet sort of way you radiated
more self-confidence than any girl I had ever met. When we would go for lunch
in the garden of a nearby restaurant, you would blurt out things like: 'By that
time I will already be head of the department'.
Your cocksure attitude gave me a feeling of
peace.
'If you behave I will hire you to serve me
coffee. And maybe if you really behave, you can serve me something else too'.
In your attitude towards me, you displayed
an uncommon degree of verbal cruelty.
I would say:
'We can have a candle light dinner on the
roof of the faculty building'.
And you would say:
'Great, I can throw you off after. Or right
before. More food for me'.
'Be sure to make it look like an accident'.
'Oh, don t worry, everybody knows how
clumsy you are'.
When we did have the candle light dinner I
asked:
'So when do you plan to throw me off?'
'Oh, I have decided it's too soon. I want
to torture you some more first'.
We only met when you felt like meeting.
Which wasn't often. You took your PhD very seriously easy work or not and
you had three girlfriends who were entitled to spend at least one night a week
with you.
Whenever you texted me to ask if we could
meet, everything had to give.
I started rushing as soon as I had put my
mobile back in my pocket. A whole battle plan would develop in front of my
eyes:
-get home, hit the shower
-change clothes
-perfume
-50 push-ups to pump up the muscles a bit
-buy a bottle of vodka and multivitamin
juice to make your favorite cocktail
-buy one freshly baked brownie at the
chocolate bar
I never arrived at your door without a
sweaty brow.
Friends started to wonder why I had let a
girl enslave-kiss me to life, would have been more exact- me virtually
overnight. They looked at me like I was volunteering to shovel coal to keep
hell's furnaces blazing. I couldn't answer their questions. I was puzzled
myself. It had something to do with with the adamant, stern, inflexible look on
your face. Like it was sculpted. It was hard to please you. I could almost
never do anything right.
I would be two minutes late and I would
apologize and say:
'I am sorry, but I had to walk my friend's
dog. He is in the hospital, so he can't do it himself.'
'Well, it's interesting to see where your
priorities lie.'
I'd bring a bottle of wine from a shop on
the outskirts of town where they were supposed to have the best wine North of
the Seine and you'd say:
'White wine? To go with spaghetti?
Interesting.'
When you did say something nice, it washed
my brain with endorphines, because I knew it must have been a very sincere
compliment.
What was I looking for? A strict,
disciplinary mother or just a hard to please girlfriend? Me falling asleep on
your chest and not the other way around, made it all the more worrisome.
I felt like a puppet on your string, but
the puppet felt he belonged there. Any other girl would have cut the string and
chucked the puppet out of the window. Who can stand someone who passionately
pursues the fulfilment of your needs? Who seems to thrive on satisfying you?
You could.
'I never needed anyone to feel complete,
but still you complete me. You complete what was complete already. I think the
most important thing is that with you I can combine the freedom of being single
and have the security of having someone who embraces my uniqueness, without
trying to mold me onto something I'm not and you are there when I want you to
be there.'
One year into our relationship, friends had
to recognize I was a stray bullet who had finally found a direction. You were
the only girlfriend they all respected and didn't look at with pity, but with
enthusiast glee.
I renamed you Zenobia. After the famous
strategist who bested the Roman legions more than just a few times.
The same quiet confidence, dignified
realism and unpretentious beauty emmanate from her portraits.
And it starts out with a Z, because my
story ends with a Z
I don't know why a similar taste in music should pave the way for sexual
intercourse, but it often does.
You liked Half Japanese, but you said it wasn't one of your favorite
bands. The reason you wore the T-shirt was because you actually were half
Japanese. Your father was Japanese, your mother was Belgian. At least she was
at the time, now we would call her Flemish.
We met on the second afternoon of Pukkelpop. I only go to music
festivals when a girlfriend drags me along or to get over one. That time the
latter was the case. We were in luck.
Normally I only like the atmosphere in the camping area. When I'm in
front of the stages I always catch myself watching the band on the tv screens.
Why go to a music festival if you are going to just stand there in a meadow and
watch tv? I can do that much more easily at home, without feeling like a cow
staring at passing trains. But I like the camping grounds and the smell of pot that
gently floats among the tents, like a marihuana sea breeze. I like the bits of
conversation that come to my ear and it makes me feel young and free and
neo-hippie-like to see people wash their hair out in the open. And I like
having sex in a tent with music in the distance and bass beats shaking the
earth under your twirling bodies.
You were there, because you worked there. You helped build the stages
and you were supposed to take them down after. In the mean time you were free
to catch some of the concerts. The only reason you became a roadie. That and
the sense offreedom the irregular
working hours gave you. You had 'the 9 to 5 world ain't no place for me' tatoed
on your wrist. In some kind of very aggressive pink. I guess roadie is one of
the few career options open to someone who has that kind of a tatoe displayed
in full view.
I was in the middle of getting over a break-up. So when when I was
walking back to my tent, after our first conversation, I was telling myself:
this time it's going to be different. This time I am not going to make the same
mistakes again. Not that you had just agreed to a life long relationship or
even a short festival fling, but one can dream, right?
We agreed to meet in front of a stall that sold something that was called
Chinese food, but wasn't. You knew Asian food, so I didn't argue. 'You were in
China?', I asked. 'Yes, is that strange?'
'Isn't that a bit like a German going to Russia?'
'How do you mean that?'
Yes, how DID I mean that? I wasn't making much sense. The sun, the vibes
of the masses, quite a bit of beer (I drink at the end of relationships and at
the start of new ones, and here the two situations blended, so yes, quite a bit
of it) and the old butterfly feeling was making me blurt out crap.
'Nevermind, I was just wondering how Chinese people look at Japanese
people. Knowing what a rowdy time the Japanese had in China right before and
during world war two.
'Right', you said, 'you are one of those guys who read history books.'
You looked at me like you'd just said: 'Right, you are one of those guys
who wake up every morning in their own vomit and like to brag about it.'
'Nevermind', I said again.
'Yes, Nevermind', you said with one eyebrow raised, 'great album, though
In Utero and Bleach are my favorite.'
'You look like the bass player of Shonen Knife', I said.
'Which one?', you asked.
Right, had to admit
a) I didn't know they went through more than one bass player.
b) I didn't know any of their names.
'It doesn't matter', you said, 'they're all good-looking. So thanks.'
I like girls who can take a compliment. Girls who don't fend off
compliments, usually have no trouble stating what they want in bed.
'Do you want to grab a bite?', I said. Being so near to all those food
stalls, it was the most logical thing to ask.
'No, I am not hungry.'
'Are you one of those girls who never eat?'
I can't stand girls who don't eat. They don't have calories to burn in
bed. Or tent.
'No, I eat. I'm sure I'll git a bit peckish when the sun goes down. It's
just too hot to eat anything now.'
'Are you sure? Because you are really slim.'
'Seriously, you should feel my thies.'
You pulled me and my left hand down and put it on your right thie.
'Feel that?'
'It's firm.'
'Maybe. Broad is more the word for it.'
'Seriously, you got a great waist and you got killer legs.'
You were wearing black shorts. So short, the rim barely peeked from
under the rim of your T-shirt.
'Ok, ok, enough with the compliments.'
'Sorry, but it's true.'
Grinning and silence.
'Ok, give me an other one.'
'You got a very feline look.'
'Is that a good thing?'
'That's a very good thing.'
'Ok then. Give me an other one.'
How many compliments does it take till you get to the centre of the...?
I didn't keep count, but we put up a seperate tent that night. All the
way in the back. You moved out of the one you were sharing with your friends, I
moved out of the tent I was sharing with mine. It sort of felt like moving to
the far corner of the island to engage in mysticalinitiating rites, which was a good feeling to
have. At least we could make a little bit more noise there. And we were closer
to the toilets. It wasn't like we needed to be close to the concert area any more.
'You smell like basmati rice, but better.'
'You talk too much.'
Silence.
'But come on, go on. How do I taste? And please don't say something like
hot Sushi.'
You tasted like the most expensive cocktail on the menu, and you don't
want to lose the taste, 'cause you can't afford an other one.
You sat on my face.
'Now you have your cocktail on tap.'
When you rolled away, you asked: 'Doesn't it make your tongue hurt?'
'We are those who ache with amorous love.'
'What?'
'It's the title of an album by Half Japanese, isn't it?'
'Yes, I know. Stop trying to impress me. You already have me naked.'
I was really starting to like you.
The tent at the border of the island, seceded from the rest and formed
it's own little kingdom. We only crossed back to the main island when we ran
out of food. Which we didn't buy at the stalls. We walked all the way to a
supermarket.
'I am what you would call a skinflint. I like that word to describe my
obsession with saving money.'
'I suppose a roadie doesn't get that much pay.'
'Ow, it's ok. Saving money is more like a hobby. Or a challenge I can't
resist. Has something to do with a residue of old Samurai perfectionism.'
Being cheap never sounded so sexy.
I had promised myself not to make the same mistakes again. But it all
felt so right, so I copied that habit of yours. And every time I pick up a new
habit, I overdo it just a tiny bit. The first month of our relationship, I
managed to save over 70 percent of my salary. It's amazing how much you can
save if you really want to.
After Pukkelpop we filled the gaps in your tour schedules with fucking.
The fucking was long, the gaps were short. Every time you left, felt like the
waiter snatched a big dessert I had barely touched right from under my nose.
We texted the skin of our fingers off. Saving money didn't seem to count
for our phone bills. Sometimes we even spoke on the phone. Every other day at
11 am. You were very given to routines for a girl who vowed to hate the nine to
five world.
There a lot of pauses when we were on the phone. Half of the time there
was silence, the other half of the time we were looking for a topic to talk
about. We had agreed not to fill telephone conversation by repeating over and
over how much we missed each other. I hated missing you, your physical presence
and your laughter, so much I drew up a wall between us, to not get too
emotioally attached to you.
That's not very smart. Going into a long-distance relationship while
rejecting the pain of missing, is like declaring war while rejecting the
violence it will cause.
During our last telephone I said: 'Who needs the disappointment of a
telephone call?'
'What?'
'It's in a song by Razorlight.'
'I know that. Tell me the title of the song.'
'Why?'
'Just say the title.'
'Who needs love?'
'Yes, if you can't fucking handle the distance, then fucking have the
guts to tell me so, straight on.'
You hung up.
Very girly thing to do.
I didn't call back.
Very boyish thing to do.
I still can't listen to Half Japanese without craving your body and
wondering in which tent you are sleeping tonight.
I called you the Lady of
the questionmarks. You flooded me with questions. It even started with
one. We were on a train. You sat across from me and you said: 'I am
sorry, but may I ask what you are writing?'
Nothing of any literary worth.
'Ehm, my diary', I said.
'You write a diary?'
Yes, but if you would read two sentences of what's in there, you would run to an other compartment at the speed of lightening.
Of
course, I didn't show you my diary and so we managed to have a drink at
the train station. More questions came. Normally that's my part of the
game, but you didn't even give me a chance to ask you one. It was a
welcome change, I must admit. A girl who showed initiative.
You asked my telephone number. You asked me in which part of the city I lived. You asked me if I wanted to go and see a movie.
And then finally, my first question to you: 'When?'
'How about tonight?'
When you woke up in my bed the next morning you asked:
'Why do you have so many pictures of dead people on your walls?'
'They inspire me.'
'To do what?'
Your best question so far.
I went to get you some breakfast. When I got back you had already cleaned my place.
'Do you mind if I tidy the place up a bit?'
You
didn't ask if you could move in, but you did. You would only ask if you
could put your this or that here or there. My closet started filling up
with your clothes very rapidly. That was fine, I'm used to using the
floor to store my clothes.
Sometimes you didn't ask
questions. Like when you were cooking. You liked cooking. You also liked
to braid my hair. You liked to wash, shampoo, brush and braid it. I
don't think you were trying to tell me something about personal hygiene.
I'm sure you would have asked me something about it otherwise.
When we went out to restaurants, I would pay. You were still studying. You could pick whatever you liked, but you asked:
'Why do you always order the cheapest on the menu and nothing to drink?'
'I am an artist. I don't believe in artists who eat well.'
'Why not?'
'Writers are like mushrooms. Keep them in the dark and feed them on shit.'
'No really, why do you never treat yourself to anything good? You always buy the best for me.'
'If
you choose to be an artist and never produce anything of any practical
use, you are like a parasite. So when I deny myself some of the luxuries
of life, I feel less like a parasite.'
'You don't like being an artist?'
'I love being an artist.'
'I
think if you had a different profession, you would invent some other
reason to deny yourself the luxuries of life. Maybe you are just not
satisfied with yourself?'
I could stand the questions, but the analysis that came with them was something else.
The
first time we had dinner with your parents I saw where you got your
questioning habit from. Your dad was a cop. He would ask your mother:
'How long was this chicken in the oven? How many degrees? Did you put
enough salt and pepper on it? How much does it weigh?'
Where
were you at the time the potatoes burned? What were you doing in the
bathroom? Was someone there with you at the time who can confirm this?
Any
question he had about me, he directed to you. I didnt have a name. I
was this guy. 'Is this guy treating you well? Is this guy good for
money? At what time does this guy get up? Is this guy handy with a
hammer? What kind of car does this guy drive?'
The answers rolled right out of your mouth. Like you had prepared for an exam.
The only question he ever asked me, was: 'What's your poison?'
Meaning my favorite drink. Apparently you weren't supposed to know anything about liquor.
I
knew it wasn't the right thing to answer to the man's question he had a
reddish, strawberry like nose-, but I said I didn't really like the
taste of alcohol.
When we were walking back to my place afterwards, you were bouncing up and down and telling me what a good impression I made.
I couldn't understand all this enthusiasm and asked:
'Why do you like me so much?'
You said: 'You are like a cute little bird with a broken wing. I just love taking care of you.'
Wrong answer.
I asked:
'What if you like taking care of the bird so much, you don't want the wing to ever heal?'
'What do you mean?'
I
don't know why I didn't keep my mouth shut. I mean, you were
good-looking, very girly, very soft skin, nice hips, fashionable, but
unpretentious clothes, subtle perfume and you had a sensual walk. I
could get used to your cleanliness. You spoiled me with your cooking,
but I liked the time it saved me. And your giving nature was most giving
in the bedroom. I was grateful, but tense. I prefer girls who exploit
me for their personalized hedonistic purposes. I guess it gives me a
sense of usefulness. But still, we had a good horizontal connection.
It didn't make much sense.
All those qualities landed you straight on the list of luxury items I like to deny myself.
'Why do you wanna break up with me?'
'I can't stand being pampered.'
'Why not?'
'Did
you ever read the novel Oblomov? You're going to rock me to sleep with
all this good care of yours. I'm afraid I'm going to be like a sedated
baby eternally suckling at his mother's breast.'
'But I like taking care of you! And it's good for you too. You're finally getting some colour.'
'Look, I don't wanna be your rosy cheeked baby, ok?'
'Is this your way of saying I clean too much? I have it from my mother. I can stop if that's what you want. What do you want?'
I walked out on you then and there,
but thanks for letting me discover, I was never looking for any easy ways out of adult life, but for hard ways in.
It took an altruist to make me see I'm a masochist.
In a relationship there can only be the certainty of choice. The
relationship by itself never comes with any certainty. I gave myself the
certainty of choice when we were together for about a year.
At one moment I said to myself: 'This is as good as it gets. I choose you
and rid myself of all the nagging what ifs'
I remember the moment well, because I was walking back to my place from a
night spent in bed with Hilde.
A very fine night it was, and now I
have the quietness of dawn in a sleepy city on Easter morning to be torn
between feeling elated and being scared out of my wits because you might
discover what I did. So no more of that. It's all very clear now. What this
fear is telling me, is that the one for me is you.
In choosing you, I wasn't settling for less than I thought I could have. I
must be clear about that, in all fairness to you. There was more I could praise
you for than there were things I could criticize you for. I am ready to admit
that.
You had good taste in everything. A bit posh sometimes, but still, good
taste. You looked great. A hardbody. Slim waist. Long legs. D-cup. Very Arian,
but with an original face. Iespecially
liked what you called your 'Ukranian slut look'. Tight glitter top, tiny tennis
shorts and leather orange high-heeled shoes with lots of kinky looking straps.
Purple eye-shade. A one-woman sex invasion.When you walked the streets, you
were like a magnificently glistening sword cutting through the masses.
The only reason I stopped telling you how beautiful you were, was because
you got it into your head to sign up for beauty contests. When you told me
that, I could already see you in glossy magazines, showing off your new slick
looking boyfriend.I was sure you would
trade me for a famous soccer player the second they put that crown on your
head.
You called me while I was jogging along the river. They didn't accept you.
I tried to sound empathic. Hard when you're smiling with relief. I said you
were too beautiful to enter. You wanted to believe that, but didn't. You said
it was the fault of me and my constant compliments that you even tried. I
promised to stop complimenting you. You promised to see beauty contests as what
they were: the mainstream promotion of a very shallow beauty ideal.
We had a very quiet dinner that evening. It takes a lot of talking to reach
a compromise, but as soon as you've reached it, an eery silence can creep in.
Silence was new to us. We were never silent before. Always laughing, or talking
and if we weren't talking, we filled the room with the sound of your moaning.
You were the loudest by far. Your orgasms could trick nearby factories, schools
and companies into thinking they were having a fire drill. My dad used to say:
'Something kept me awake last night. It's about 1.75 cm high, blonde and puts a
dumb grin on my son's face.'
Yeah, you were blonde. Out the window went my pathetic adolescent boast: 'I
don't do blondes.'
I also propagated I preferred small breasts.You asked: 'I can't figure it
out. What do you even see in me?'
How much time do you have?
When I first saw you, you were unlike any woman I'd ever seen before. You
looked like an angel with developped sexual organs and at the same time you
looked like you killed your five previous husbands in a way that would make the
most talented Nazi henchman envious. You even said you were a Nazi on our first
date. Not that you had anything against jews, but you couldn't stand the sight
of weaklings. I remember you saying something: 'Without inflicting pain, I go
insane.'
The part of you inflicting it, wasn't quite true. You liked being
administered pain. You could reach orgasm by hitting your 'chatte'. You spoke
French at home. Which makes it even worse that you beat me nine out of ten
times we played Scrabble. We played it in Dutch. As a break in between having
sex. Even you and I couldn't have sex ALL the time. Your father often had 'I
can't stand losing', playing in his car. I don't know if he did that on
purpose, but it was a fine soundtrack to those days.
The moment I chose to be with you for good, I became so scared of losing
you, that, instead of talking you up, with compliments I had always meant, I
started talking you down, with scathing comments I never even believed I meant.
Why do things become so clear only in hindsight?
You broke up with me, because I got too arrogant. Excellent observation, I
must say. Arrogance, a bombastic, yet very fragile shield for insecurity. In
all those sex marathons, you, looking so aggressively sexy and independent,
giving yourself over to me, so passionately, made me overflow with
self-confidence until it turned into blind over-confidence. I was starting to
feel infallible.
I was dealing with the same question. I could never quite figure it out
either, why did you ever fall for me? In the end I was too arrogant to ask you.
I think now, you fell for me because I wasn't a macho, wasmodest, funny andcaring. Walking hand in hand with someone
like you somehow convinced me I should be a bigger, better, much more confident
man todeserve you and so I turned into the exact opposite of what you liked.
How ironic can self-destruction get?
It took me six months and a lot ofinnocent broken hearts before I stopped trying to mend the cracks in my
arrogance. And three years to get over my fear of the certainty of choice.
We're still not on speaking terms, but at least I got rid of enough
arrogance to finally wish you a happy life.
What we had was brief, but the memory stretched. Hooking up with someone
when you least expect it, has the pleasurable quality of becoming a movie
stored in the library of the mind. It usually lasts no longer than one night in
real time, but it takes up more memory space than a boring year will.
You were half American, half German, but you felt German. We spoke
German. In a park, close to the outdoor reception where we met. The first hour
or so we talked about the feeling of guilt young Germans still carry with them.
You said you could travel nowhere without someone bringing up the Holocaust. I
was no exception. I apologized. You patted me on my shoulder a second too long
and said: 'It's ok, I'm used to it.'
You were used to a lot of things. Being compared to your mother for
example. The worst one is your father.He never fails to notice: 'It's a pity you don't have your mother's
nose'. She was a model when she was in her prime.
You are not a model. Not by rigid 21st century standards
anyway.You hate your nose, you say. I
protest and insist you have a very attractive nose. The outdoor reception seems
to get more and more distant, but one of your colleagues keeps bringing us
wine.
We end up in my bed at around six am. My roommate won't be able to concentrate
all day, because he woke up to the sight of your breasts. Very firm breasts you
have. Pointy nipples. You are very active, even after a night spent walking
through town. Is this an attempt at compensation for an inferiority complex? I
don't wanna feed your inferiority complex, but, damn, I like your action.
I walk you back to your hotel around 10 am. When my psychologist makes
me associate something with women I spontaneously say: 'lack of sleep'. All the
way to the hotel your head is on my shoulder, your eyes are closed and you say:
'You know, my boyfriend would never do this, he always falls asleep right
after.' I raise my eyebrows, but am too tired to react.
In the hall of your hotel I ask: 'Can I have your emailadress?' You say
no. 'There's no point, my boyfriend and I share the same emailadress.' I ask
how long the two of you are together. 'Five years', you say. 'Like an old pair
of shoes you are attached to and can't throw away.' I leave it at that. 'You
have an attractive nose', becomes my pick-up line for quite some time.
It works best with girls who already have boyfriends.
A girl in a relationship is a girl who hasn't had a spontaneous
compliment for the dure of the relationship minus the first three months.
Gratefulness is the
key to a happy life that we hold in our hands, because if we are not grateful,
then no matter how much we have we will not be happy -- because we will always
want to have something else or something more.~David Steindl-Rast
"The more gratefully we fix our minds on
the Supreme when good things come to us, the more good things we will receive,
and the more rapidly they will come; and the reason simply is that the mental
attitude of gratitude draws the mind into closer touch with the source from
which the blessings come." - Wallace D Wattles
One of my
biggest fears (I have to remind myself every day that fear is just a powerful trigger
to action, thanks to Tony Robbins)
is that
enough will never be enough.
So I make
lists of things (lists help me to get some structure in my emotions) Im grateful
for. Lists Im not going to bore you with, because these are very simple
things, things that wont be so different from the things you are grateful for
if you start summing them up.
So if you
read this, just think about, or write down, maybe ten things that happened in
your life so far that you are really grateful for.
Its
amazing that those things happened to you, so acknowledge how wonderful those
experiences were, re-live them with a feeling of gratitude and youll attract
more similar experiences as a matter of course.
You didn't love me. And that's alright. You didn't really need me. And
that's ok. You didn't want to need me. That's fine. I've been loved before, I
know what it's like. Being loved scares me more than not being loved.
You were Serbian. I like that about you. You wore a long black fake leather
coat and boots with heels like daggers. When our eyes met for the first time, I
thought I read: 'Wanna see my gun collection?' But you didn't collect guns. You
collected orthodox icons. Your room was full of them. Fucking surrounded by
icons is way more disturbing than fucking in the midst of stacks of
kalashnikovs and old ammo, I must admit.
Bojana. I thought it meant something like 'battle babe', but boja meant
colour in Serbian, your name wasn't derived from boj meaning battle. It didn't
change much, I kept seeing you like the twin of Xena, warrior princess. We
would meet after work and you'd say: 'my boss wanted me to re-do all last
week's invoices' and I would say: 'So you cut his throat with the rim of a
plastic cup.'
You didn't like that.
You were distant, yes, and you took everything very serious and looked like
you could ram your head through a brick wall if you wanted to, but you only
looked that way. You were very sweet actually. Walked your 11-year old dog
every day. He couldn't walk very fast, so you skipped lunch at work to take him
out. You brought your old grandfather his newspaper every morning. You would
knock on his wooden backdoor and yell: 'Are you still alive?' I thought it was
funny, but of course you were serious. You were always serious. 'I put my soul
into everything I do', you said. And you did. You had a ritual for everything.
You would only put your running shoes on when you were standing exactly in
the middle of your doormat. You would make a cross every time you ate
something. You ate beans at every supper. No matter what the main dish was, you
would warm up a can of beans to go with it. You said it protected you from
colon cancer. You sounded so convincing, I started to do it too.
I liked observing you do things. Everything you did was like a prayer in
motion. You didn't like me watching you all the time. 'What? What? Why are you
smiling?', you would ask while you were folding towels or something.
When you broke up with me, you said: 'You never take anything serious and I
don't think you ever will.'
I said I took our relationship serious.
You said: 'That's the only thing I don't want you to take serious. You make
me feel like I am your study object. It's exhausting.'
I was confused for months after. With new girls I started behaving like a
clown more than ever. They didn't stay either. I texted you and asked if you
really thought I was never serious about anything. You answered: 'God, you are
like a Martian studying to be human.'
I became passive with women. Just sat there with them, didn't dare say a
word, afraid that every word I'd utter would be fake anyway. Passivity turned
out to work rather well. It gave timid girls the courage to open up and made
them playful. It made extravert women use me like a living dildo. Before I knew
it I was being passive on purpose.
And so, as I sit here eating my beans and I keep staring at your picture
with the defiant pose (truly sorry, but you really look like you're about to
climb aboard an Abrams battle tank and shoot some village all the way back to
the middle ages) I have to admit:
you were right once again my serious
Serbian girl, I am in fact studying to be human.
You smoke fifty sigarettes a day. It tastes like shit every time we
kiss. I soak my tongue in apple juice, but it won't wash off.You should be
writing your thesis, but you ride me six times a day. Seven on Sundays. You
take the purple ribbon out of your blonde hair and you strap it around my cock.
It's the only way to keep it completely hard. Every vein feels about to pop,
but the pain drowns in your moans.
To call you impulsive, is to call a nuclear bomb a bit destructive. We
go to restaurants at 3 am. I don't know how you find these places. When the
bill comes, it kindly says: 'Pay what you think it's worth' Homeless poets
crowd our table and pay you with verses to get some of your attention. Little
rhymes on pieces of magazines, napkins, cardboard and even wall paper. You
plaster the tiles of your bathroom with them.
'I wash myself in street poetry', you say. It keeps me young.' Well,
your bathroom sure looks like a temple of punk. For some reason your hands are
on the mirror, dipped in your menstruation blood. You have no idea why you did
it. 'But it looks pretty cool, don't you think?' You love it when I go down on you when you have your period. 'Good doggy', you say afterwards
and then you grab my balls and just squeeze them real hard, until, against all
expectations, the pressure makes me come. You only like sex when you are in
full control. You like giving blowjobs, but only if you leave your teethmarks. I
dont mind going down on you, at any time of the month, I plead not guilty on
any charges of perversion. When I go down on you I feel like Im kneeling
before the altar of all thats feminine. When I tell you its a deeply
religious feeling, you say: Shut up and do it again.
You always get your way. You once walked up to a girl and offered her
money for the boots she was wearing. You got them for 40 euros and a kiss on
the lips.I call you Miss Pallenberg when I text you. As in Anita Pallenberg,
Brian Jones' girlfriend until she 'eloped' with Keith Richards. You kinda like
it. 'I guess we do have the same decadent style', you say. You pride yourself
on your decadence. 'Some people they try so hard to get their yaya's out, they go on till it's five to twelve. I go on till it's five past twelve.' To
this day I don't know if you knew you were paraphrasing Hitler.
It's too late to ask you. You also 'eloped'. You called me 'too much of
a thinker, not enough of a do-er'. That stung. That stung bad. For months after
you left, I tried rather obstinately to prove you wrong. But first of all, I had
trouble locating these underground go-go's, as you liked to call them, and then
when I did locate them the people there looked at me like I was the taxman,
about to bust their moonlighting asses, clumsily posing like one of them. I
kept falling asleep whenever I sat down during the daytime. I had to admit you
were right.
That was hard, swallowing my pride. Getting used to 'normal' sex after
you left, was even harder. Like going back from cocaine to cafeine. Sometimes I
still run into one of those bum poets. I smilingly throw them a dime. As a
small offering to fucking in the fast lane. I often wonder what kind of guy
could keep up with you. They say you are sharing a floor of an old factory with
a manic-depressive playwright somewhere in East-Berlin. I have a good feeling
about that.
When I really miss you, I look at the napkin you left me, pinned on my
own bathroom wall.
Stand up and face the music
Embrace madness, everybody is already so frigging
normal
embrace madness, but do it genuinely, open your eyes
everybody is already so stupendously
delusionally
blind
embrace madness
it's the only thing that's pure
I go for a jog then, even if it's 4 am and pouring harder than over the Mekong delta. And when cops pull over and ask if I'm in
the habit of running so early in the morning and I say, without bothering to
look at them, 'sometimes I just feel like it' and they drive off with a wry
smile, I feel like you and I really connected at some very deep level. And the
eight months we were together suddenly feel like so many life-times. And when
my new girlfriends put up some token protest when I want to lick the crimson
nectar right off their thies, I just say 'embrace madness' and dig right in.
Inspired by yesterday's gut-slashing monologue I have started work on a monologue of my own:
'my advice to all you 20-something Cassanovas'
In this monologue I will play a 46-year old Latino who reflects on his life and that of his friends and co-cassanovas, as a warning to young guys who are as restless as he was and still is.
Benjamin (academic and editor of Balzac) and yours truly went to see a play yesterday in Vienna.
Entrance fee: 27 fucking euros
whoopsy daisy, they are rich across the border
Luckily we were sponsored by the Flemish representation in Austria, so it didn't cost us one cent.
No, I'm lying, the obligatory wardrobe ran off with 80 cents.
Anyway, I was very impressed (and I'm smug enough not to be impressed easily, yes, ok, come on, shoot me) and want to stage something like it. Starting with the monologue 'on the destructiveness of porn'
Who will direct this, remains to be seen, because my directors are either busy becoming a doctor or busy seeing doctors because they are falling apart from too much booze.
Nevermind, I'll direct it myself.
Hell, if I learn to articulate a little bit more, I'll even act it myself.
Description copied from http://mqw-2011.k-lab.net/en/program/detail/?page=8&order_by=date_asc&filter_keyword_ids=16&event_id=6444
(monologue was in german language with an intentional fat Flemish accent)
"A godsend", the
Flemish weekly Knack called it. Indeed, this must be the most
overwhelming collective guest lecture ever held by 30 Belgian
missionaries to the Congo in one theatre: the magnificent solo Mission
by Belgian actor Bruno Vanden Broecke, which he will perform in German
for his German-speaking audience. It is almost impossible to believe
that the man on stage is no real-life missionary but an actor - and that
his report, reflections and comments are not those of a Belgian priest
with 50 years' experience of serving in post-colonial Congo but culled
from interviews conducted by young playwright David Van Reybrouck with
dozens of Congo missionaries. In his informal lecture, the missionary
speaks of his life in Africa over time, of belief and community, of
different Congolese ethnicities. He speaks about the Eucharist, about
God and about getting stuck in the mud, about wars, festering wounds and
the barrel of a gun pressed against his forehead. He describes an
utterly ruined country and its enchantingly beautiful nature. Both in
content and performance, this production is one of the most impressive
theatrical experiences of recent years.
Cast Text: David Van Reybrouck / Director: Raven Ruëll Production: Koninklijke Vlaamse Schouwburg, Brüssel
Use the time of a total stranger in such a way that he or she will not feel the time was wasted.
Give the reader at least one character he or she can root for.
Every character should want something, even if it is only a glass of water.
Every sentence must do one of two thingsreveal character or advance the action.
Start as close to the end as possible.
Be a Sadist. No matter how sweet and innocent your leading
characters, make awful things happen to themin order that the reader
may see what they are made of.
Write to please just one person. If you open a window and make love to the world, so to speak, your story will get pneumonia.
Give your readers as much information as possible as soon as
possible. To hell with suspense. Readers should have such complete
understanding of what is going on, where and why, that they could finish
the story themselves, should cockroaches eat the last few pages.
Singing
along with the Beatles reminds me of being 8 years old and sitting in the
passengers seat of my fathers car and not having a care in the world (apart
form being totally awed by this giant father of mine, who was God, rock idol,
King, favourite writer, favourite painter, toughest dude, slickest strategist
all rolled into one to me and he really was all those things- it will be hot in
Heaven tonight)
Only
doubting whether I should become a second lieutenant or a surgeon. John Lennon
had it right however when he said: Life is what happens to you, while youre
planning for something else
So I didnt
become an officer, not an army officer anyway, and I didnt become a surgeon,
not the kind that dissects bodies anyway. So I went to study Russian, because
that sounded real fancy and sounded like very difficult. But I knew it was a
safe bet, its just an other fucking language, I can do any language. So it was
a safe gamble. Im naturally inclined to safe gambles, thats why I win most
board games and get to have jobs I dont have the right degree for.
And then,
in my second year of studying fancy Russian, I met Pavel Ocepek, my teacher of
Slovene. And then its like the universe chooses a path for you and puts you
back on it as soon as you stray a bit too much. Hes the one who made me a
writer. A fledgling one, but a very eager and stubborn one. And so studying Russian,
became a course in advanced writing and I'm almost about to graduate.
Studying Russian became styding Slovene became studying writing became studying girls.
Thoroughly.
Which brings us back to the Beatles. Because the first
beautiful woman I caressed came into my life with A ticket to ride as an
intro. And an excellent intro that was.
knitting nows into an ocean of elastic eternal bliss
Don't know whether I have Nietzsche to thank for this, but I experience a blending of time, like I can travel through different 'nows'
I'm still picking beans with my father
he is still puzzling every passerby by saying hi to them right after voting
he is still playing records and rolling over the floor, dancing with a chair
he is still saying to a 30-something woman: you should sleep with my son, you could still learn a couple of things
he's still saying after an event where I made the opening speech: now, ok, that was like The Rolling Stones were the opening act for a crappy band like the Pebbles
I am still going down on Y as a birthday gift to myself
we are still coming right at the same moment, flowing into each other, I in her impeccable, devoid of all evil, strong-willed and bright blue eyes, she in my psychedelic green-yellow-brown all embracing hedonistic eyes
X is still riding me right after I ran 12 kms and felt superbly young and alive and she is still saying I have the body of an ancient Greek God (something she didn't mean in a completely positive way, but still)
I am still getting applause from my class of Slovene right after my teacher got my letters to him in slovene published in some magazine
I am still giving scandalous speeches at university which people still talk about today
and I am still being held tightly in Z's arms, like I don't remember if a girl ever held me that tightly
I hope everyone can feel god-like immersed in the sea of their favorite nows
Chiricahua apaches beffen beter dan Mescalero apaches
Live fast,
grow motherfucking old en steel boeken in The Next Apache
Mijn
rechtsstreekse chef is een soort Jan Cremer, zonder motorfiets, maar met boot.
Uiterlijk
lijkt hij op Clint Eastwood. Hij kan hijsen als een Rus en heeft gevoel voor
humor als een Brit.
Hij zuipt
mij op wekelijkse basis onder tafel. Hij amuseert zich dan zo kostelijk dan ik
het niet eens genant vind.
Verder kan
ik bacchanalen met het management van harte aanbevelen. Je offert je lever dan
wel op aan de werksfeer, maar die lever helpt bij het werk natuurlijk geen
moer.
Een van de
grootste voordelen van een ambassade, is dat ze vlakbij de beste cafés ligt en
dat er in de kelder een douche is.
Een van die
cafes verkoopt ook boeken. Een hele plezierige combinatie is dat, maar voor de
eigenaar niet lucratief. Ik heb er al vier boeken gestolen. Ik ga naar toilet
en stop ze weg in mijn broekspijpen.
Als ik een
geweten had, zou ik het sussen met de gedachte dat ik die boeken echt lees.
Ik lees ze
echt. Echt waar, ik lees die dingen.
Eentje ging
over de val van de Romeinse republiek.
ONGEMEEN
BOEIEND, zeg.
Veel
geleerd, vooral van die Caesar. Zoveel interessanter dan Alexander de grootste
miet of die Corsicaanse dwerg die een hopeloos slecht manipulator was en veel
ambachtelijker als het op genocide aankwam dan die Weense schilder. Wie van de
twee de beste speeches maakte, blijf een raadsel. Die Hitler zien oreren,
blijft toch geweldig fascinerend, ook al gaat het natuurlijk over niks, maar de
opgekropte seksualiteit spat er zo in bakken af, samen met dat zweet, het is
toch weer mooi.
Maar die
Caesar dus. Heerlijke kerel. Van zodra hij die piraten die hem ontvoeren zegt: Als
ik weer op vrije voeten ben, kom ik achter jullie en maak jullie allemaal kapot
tot Pharsalus. Heerlijke vent.
Dat hij
zich liet vermoorden, heb ik nooit goed gesnapt.
Lijkt mij
echt niks voor iemand van het sterrenbeeld Kreeft.
Ook
ongemeen IN-TER-E-SSANT is het boek
Best
American Short Stories 2004
Steengoeie
verhaaltjes. En die van Macca en Lennie kunnen er zo bij, zonder dat wij ons te
hoeven schamen.
The Next
Apache, dat is trouwens nog eens een kroeg.
Ik ben er
nog geen enkele keer binnengeweest, zonder dat iemand vroeg:
Ben jij
nou die volgende Apache?
En dan zeg
ik doodserieus: Nee, ik ben de vorige. Ik heb werk gevonden bij de ambassade.
En dan wijs
ik op de barman, die ook iets indiaans heeft, en zeg: Hij is de nieuwe. Maar hij
is wel Mescalero. Ik ben zelf Chiricahua.
En dan vragen ze wat het verschil is. En zeg ik: Geen,
alleen zijn Chiricahua betere beffers.
Als Apache is Bratislava trouwens niet echt de ideale stad. Er
is hier geen enkel paard dat ik kan dood rijden en als ik evenveel zou lopen
als ik wil lopen, moeten ze mij hospitaliseren door alle uitlaatgassen die ik
binnen krijg. Verder vind ik hier niemand interessant genoeg om te scalperen en
je hangt toch niet zomaar de scalp van eender wie aan je broeksriem. Die dingen
gaan na een tijdje toch wat rotten en stinken. Dus scalpeer je alleen iemand
voor je toch een beetje respect had.
Verder ook ONWIJS GAAF is het boek The Magus van John
Fowles.
Dat moet ik echter nog stelen, in de keten Panta Rhei in Polus
shopping center.
Het kost een schandelijke 12, 5 euro en dat is in Slowakije
toch echt geen doen.
Ze hebben een toilet en mijn broek met de brede pijpen is
net gewassen.
Als ze mij pakken zeg ik wel dat alles stroomt en dat het
boek in mijn broekspijp niet langer hetzelfde boek is als het boek in hun
rekken.
En anders claim ik wel diplomatieke onschendbaarheid.
This man has been here for so long, he no
longer walks the streets of Slovakia, he wades through its soul.
He's the man who told me it's ok to be
anything in this country.
Are you a homosexual?
Fine, just don't talk about it and eat,
man, eat, as long as you eat well, everything's fine.
Life flows through you and the purpose of
being alive is living, plain, good living.
Life can be simple and quite pure in an
honest country.
In an honest country life is framed on
three pillars.
1.Eating
2.Drinking
3.Fucking
And you work to sustain those three.
In an honest country fucking is about
fucking.
Fucking is truly 'the old in and out' over
here.
Imagination has no place in the bedroom.
Back to naked basics.
Anything that can be done without tools,
without any sort of unnatural attributes can and will be done.
Once you get a Slovak girl to take you
along, everything flows naturally.
Her hand will be a teleguided missile and
your cock the target.
You don't require fancy vibrators, kinky
originality, no need to wear a pig's mask, crawl around on all fours and make piggy grunts, nothing of the
sort, but you will need
stamina.
Expect to perform between two, to well,
seven and beyond.
Western men are not trained in this way,
Slowak men are.
Will she be dissapointed if you perform
only twice?
Maybe a little.
But Slovak girls are different from Western
girls as well.
They haven't been taught to put blame on
the men if they don't climax.
These girls know how to take pleasure, they
don't wait for it to be given to them.
She looks after herself and takes what's
she after from you.
This is because there was no sexual
revolution around here.
There was never a decade here in which you
were almost politically forced to screw around with just about everyone you
met.
The summer of love was western. At the
time, the east was either queuing in line to get some fucking milk or taking a
defiant stance against Russian tanks.
There was a never a moment in Slovakian history where men were made to recognize, hey, wait a minute, we're animals,
we're only after sex, we need to protect women from us, hormone-crazed men-pigs.
No, sex is a part of life around here, as much as eating and drinking are parts of it.
So the good thing is, there's an ulimited
supply of good, plain, natural humping.
You can do it in whichever way Adam and Eve
could do it.
If you're into sm, you'll have a hard time
finding a match around here.
Slowak society hasn't reached this state of
sexual and emotional indigestion.
The proverbial tree of wisdom hasn't been
touched yet.
Plain, hard fucking is still crazy enough
around here.
People who like honesty will find this
country to be paradise on earth.
There's this very practical honesty around
here.
A girl behind the counter in a story who's
cranky, will show that she's cranky. If she's in a good mood, she'll radiate
her good mood. What you see, is what you get. There's no phony, standardized
friendliness in stores around here.
You know, the way we get served in Belgium:
'here's your change, alstuuuuuuuuubliiiiiiiiiiiiieft, toooot ziiiiiiiiiens'
In Belgium store folk think they're
friendly when they stretch the vowels to unbearable length.
And you know they fucking hate their job,
even if they sound like magical friendly fairy from Friendliland.
But anyway, sex tourists, please don't
cancel your flights to Thailand.
Before you get to the natural, plain, hard
fucking, you have to go through all the rituals that open the gates to little
Miss Natural's Moist Dungeon.
Thrill-seeking one-nightstanders should
never, never come over here.
Unless they wanna feel like superman
without his powers.
I'm in a region that seems to qualify as a country.
It has a capital and a currency that's even valid in other countries.
The people are medieval, but the buildings are fairly new.
In the supermarket you can find yourself surround by the latest capitalist goods and peasants that look like Baldrick in Blackadder.
They bump into you constantly over here and if they apologize, you know they are foreigners.
Cars are quite like knights in a tournament. Even police cars want to ride you down like grass.
The women expect you to go slay some dragon before they accept you between their legs. They only know missionary position, because that's the only position that has a catholic ring to it.
No, that's not true, when you ask them they say they like to be on top. Yes, they are very dominant around here.
If you try to dance with them, you'll find that they insist on leading.
Lead you whereto?
To the brink of destruction and alchohol oblivion.
So, my dear Sjosje, stay the fuck away from these hellish creatures, they are man-eaters, vampires who distill the manly energy from all of your fluids.
So what has Slowakia got to offer?
Well, this society is so fucking insane and immobile and inflexible, you start to feel like a visitor from outer space. You never feel part of the fucked-up-ness around here, which can be a very liberating feeling.
Since you can't sympathize with machos, it's also easy to walk past these pent-up balls of agression and alcohol sponges they call men around here.
You could blame all the backwardness on the mountains, as some Slowak intellectuals do, but Switzerland has mountains too and they are cultured people who speak more than one language and gave birth to the Geneva convention.
So it's not the mountains.
It's trying to be something they're not.
A fully developed capitalist country with all the luxury that goes with it and mixed blessings that go with it.
Maybe when they get to have a Gay Pride Parade that doesn't get attacked by skinheads, maybe then the simmering anger in these people's eyes will fade out.
4 guys, no girls (they're smarter than you think) and too much too drink
We meet at a restaurant.
We don't care what it looks/smells like as long as the price list hasn't changed since 1989 and the heating is turned on.
The topic is: Slowakia and girls.
Or better: Slowakian girls.
Not exactly enough too have an evening-filling conversation about, but we manage.
The young guys infuse the older guys with some new tricks to catch the fresh fish.
One of them remarks:
'You know, it's funny, we're twenty years older than these guys and yet the four of us are hunting the same age group.'
Well, I'm not an active hunter any more, but I do like to keep up with new developments in the hunter, ehm, science.
I need to be prepared to teach my sons how to hunt, 'cause I don't want them to go hungry for more than two decades as their father did.
So we swap theories and tactics about how to set a trap and make it work.
And we also think about some guys who don't need any such tricks at all, they just walk into a room and all pussies scream: 'Lock on target! Aim the tiny harpoon, better known as clitoris.'
Those guys exist, but for psychogical benefits we like to pretend they live in an completely different dimension.
Anyway, a whole lotta talking' going on at our table
and a whole lotta shakin' going on in an other part of the restaurant.
A bunch of Russians (come to whitewash money???) is sucking the vodka out of this world and swinging to some oldies. The kind of music the DJ in my personal hell would play endlessly.
So there we are, talking about how to hunt down chicks, happily ignoring the fact that three Russian, with the characteristic Y-shaped legs, womenfolk are eyeing us.
When we don't budge, one of us makes excuses
'yes, but it's good that we don't approach them, because there's four of us and there's three of them. So one of us is going to end up without one.'
Someone else says, with a bit more moral elasticity:
'Or one of them ends up with two of us'
Nothing happens and I'm certainly not going to get three Russian men-prowlers on our sweaty trail, so we leave.
The four armchair-womanisers go to a different bar.
Maybe even cheaper, I didn't check.
One of us starts ordering beer AND hruskovica (strong pear brandy that tastes like your grandma's undies that were soaked in something remotely resembling mashed pears)
So from then on three of us were relatively sober and one of us is somewhere nearer to God and a lot of naked angels.
(we won't mention names, but it was Benjamin)
We finally switch to a different topic.
Some gut feeling on our part telling us that with one of us in this state of sociable merriness it's better not too mention girls.
So for the remainder of the evening we pretty much talk Slowakia to waaay below sea-level.
Smashing up a country with words, yes, we relish that.
That done, we return home.
One of us (yes, ok, Benjamin again) starts inviting girls to share a cab. Doesn't really matter where to, but they kindly decline the offer.
A bit strange, because the offer wasn't all that bad. They could have gotten drunk for free, just sitting in a cab filled with alcohol breath, but no, they had other, more urgent business to attend to.
Slipping into a slightly less provocative outfit to go to early Sunday mass, for example.
So off we go.
Benjamin has a lively conversation with the taxi driver.
Something about the hunt for low prices in a capitalist society.
Yes, the capitalist agony of choice, it's still all very new here.
So off to bed I go,
for some reason dreaming that I go for a run with Daniel Kimono, one of the fastest runners in history. (and no even in my dreams I wasn't able to keep up)
And Benjamin, well, he sits up late and attends to business.
And when he finally gets to bed, he wakes me up by gibbering Slowak in his sleep.
Maybe something about naked angels swirling round his head.
Or Slowak girls in a world where there never was any Catholicism.
Why you should or shouldn't come to
Slowakia, the best beerocracy in the world
Before you read on, I'd just like to say,
for the record, that Slowakia is a great country, the sun rises here in the
morning and there are like houses and mountains and stuff and other countries
are really very, very nearby and they have trains that can take you there.
12 (!)reasons why you wantto come to
Slowakia:
1)you like girls
with legs up to their armpits
2)you insist on
having soup at every meal
3)you enjoypretending you're a catholic
4)you like to shock
people by saying things like God loves gay people too,
women and men should have equal rights or
simply by ordering a small glass of beer
5)you enjoy feeling
like a juicy rabbit during hunting season every time you walk the streets and
almost getting hit by a car every two minutes or so
6)you like men who
just sit there, say nothing all evening and drink like they're on a boat
overflowing with alcohol and the only way to get rid of it, is to throw it down
their throats
7)you like slavic
eighties music and dance to it whenever you get the chance
8)you want to get your
ass kicked in a bar fight
9)you hate books,
literature and discussions about any topic except sports
10)you like your beer and pizza big and cheap
11)you want to whitewash a few millions
12)you wish to
learn a difficult language that sounds like a dog drueling all over you
Only 8reasons to stay the fuck out of here:
1)your idea of a
pleasant night out, is to walk into a bar, strike up a conversation with a
happy looking stranger and feel intellectually stimulated
2)you like women to
keep their boots on while you're fucking them
3)you want to
enrich your soul, not put it on a diet
4)you're not on
steroids and have no talent for street fights
5)you don't mix
tourism with antropological field studies
6)you're not
writing a treatise on minority friction
7)you're not writing
a thesis about the only country in the world who actually paid Nazi-Germany to
deport their Jews (500 Deutsche Mark per head)
8)There are other
countries in the world you haven't visited yet
(alle respect voor de sanitaire wervelwind die hier door ons appartement gewaaid is, maar:)
Kuise
kuiswijven blijven achter
De afgelopen
paar dagen nog eens de stereotype vrouw aan het werk gezien.
Wij, mannen,
zaten (zogezegd lui) naar een docu te kijken over de Japanse bezetting van
China.
Terwijl wij
niet goed wisten wat we moesten aanvangen met een getuigenis van een Chinees
die zijn moeder zijn kleinste broer had zien zogen terwijl ze aan 't dood
bloeden was uit een wonde aan die zelfde borsten, was deze stereovrouw niks
anders aan het doen dan:
kuisen.
Ze stopte enkel
om te vragen: 'Ah, gaat het over Auzswitch (nooit correct kunnen schrijven)?
Een beetje een blunder als je alleen Chinezen ziet getuigen.
Anyway, vrouwen
verspelen hun lidmaatschap in het actieve politieke/maatschappelijke gebeuren
omdat het kuisrobotten zijn, die voorgeprogrammeerd lijken om alles netjes te
leggen en dit oneindig veel belangrijker vinden dan wat dan ook.
De vrouwen die
ik ken die wel iets presteren, kuisen daarentegen nooit of haten het gewoonweg.
Stop met kuisen
(tenzij in openbare gebouwen), ge doet er niemand een plezier mee en ge zijt
ruis op de achtergrond.
PLUS: na al dat opruimen, kon ik vandaag al vanalles niet meer terugvinden. Life is about making things
As I've just finished teaching my boy
Benjamin a brand new trick. (we'll cloud it in mist by calling it the lasso
trick) it's time for a word about the first three rules of unified
reciprocrative Brotherhood.
If you don't look like an Alpha-male, but
feel like one (and wish to outstrip typical specimens of alphadom), the best
way to get where you wanna be is to gain allies.
Benjamin and me are challenging every
prehistoric personality blueprint that entices us, like a devilish tempter, to
sabotage every one around us, except close relatives.
That's why we call each other brats
(brothers), to stimulate the mind to think of each other as family.
So rule number one: create clan spirit.
We make a habit of saying laudatory remarks
at any given opportunity. We never talk ourselves up, we talk the other one up.
Criticism is saved for after the social gatherings.
So rule number two:
Praise in public, criticize in private.
We force our sugar-coated, but
intrinsically predator minds, to strongly believe that what's good for the
other, will ultimately and invariably be beneficial to ourself.
To do this we constantly need to jump
genetic hurdles that represent all too human emotions such as
greed and envy. Hard to beat, but possible.
After a while your mind gets to be conditioned and any one postive breakthrough
is greeted as mutual progress.
Rule number three:
You scratch my back, I scratch your
back.
This helps a lot in any situation.
Especially because most people don't only have to fear their enemies, but also
need to be aware of friends ready to backstab them at every turn. The term
wingman is essentially a very good term, as it describes the tactical benefits
you enjoy, especially when working crowds (whatever the goal to wish you
achieve)
-the best looking ones don't work for Slovak employers
-the best looking ones found employment in Holland, Germany, Austria or Belgium
-do you ever wonder if you meet porn stars on the street?
-I mean, when do they go out for grocercies?
-Or does the porn industry rely on catering?
-When you're close to Hungary, you start to wonder about such things.
-I don't doubt that Slovaks have sex . There are lots of small children around here, I think we all agree the priests would emigrate en masse otherwise. I just can't imagine it.
-there's a lot of pent-up anger in Slovakia, but as good catholics, they keep it down.
-how many male impetus, anger, momentum, initiative flows down the drain since the age of streaming internet porn?
-Porn is the new Church. It keeps the men docile and immobile and the women stoïcally sad.
...for some mysterious reason Slowakian tomato juice tastes way better than the Belgian kind?
...I met the first true Slowakian intellectual, a living monument of a guy?
...this living monument translated scores and scores of Dutch books into Slowakian?
...the Dutch community over here gathers every first Wednesday of the month in the same bar?
...Benjamin and I met some very nice Dutch gozers called Simon and Arnout?
...I ended up at the japanese table at the language café?
...I was taken for a Spanish citizen?
...one of the most interesting people I've met here so far is a male tango talent from Chili?
...we never get enough sleep?
...I fell asleep on the couch last night at about 4 am watching an outstanding lecture by Alain de Botton? (see: http://www.youtube.com/watch?v=MtSE4rglxbY)
...I find myself drawn to German culture more and more?
...Slowakians don't communicate through words but through food and drink?
...this is a very honest form of communication?
...you can feel or think any you want around here as long as you don't throw it into the open?
...Slowakians feel dwarfed by their bigger neighbours?
...Dutch people are so much more direct than other people?
...Benjamin and I love this cut to the chase approach?
...Dutch people don't waste time getting to know the real you?
...contrary to popular belief Dutch people aren't avaricious/skinflints?
...we hit the Slowakian mitochondria of deeper thought?
...incisive conversation tastes good in any country?
...vegetarianism has yet to take root around these parts?
-has no taste (nor money) for fashion like Italians or Slovenians, but gets infinitely less on your nerves than the former and is thinner than the latter
-is not a player and treats women like they were human too
-is certainly not outspoken in his anti-gay opinions, but is certainly not pro-gay
-shows no violent tendencies and keeps quiet while his wife talks
-thinks romance died when Sisi gasped her last breath
-wouldn't want to live in any other country than Slowakia
-fears God
-won't be home on a Friday evening
-has no artistic calling
-refrains from all too overt macho behaviour (thank God)
Had to arrange some administration today and went to four different offices, saw seven different buraucrarobots (people sitting at a desk shuffling paper with their eyes locked on the clock) and got nowhere in English, French or German. Didn't even try Russian.
So it was Slowak all the way. Till I finally got the right documents.
Anyway, this must be why I still have to spot the first veiled mid-east sister or black brother.
Vlaams Belang could learn something around here. If they ever get in the political saddle they'll abolish all tuition of foreign languages in our schools. And they'll abolish sub-titles.
My cramming of a small pocket dictionary did prove its valour.
Friends dubbed in Slowak is still funny and better than dubbed in French. Dubbing is the surest way to keep your country mute outside of its borders.
The only language Slowakians seem determined to learn is
Dutch.
In a couple of months quite a few of them will be speaking Dutch with an Olsjters or Zottegems accent.
Which has nothing to do with their teacher, but can be easily be explained with scientific linguistic rules that come into play when Slowakians master our language.
It should be -20°C on Friday at which point we will find out how much cold the mysterious heating of this communist block can disperse.
You will be glad to know I did not end up in some East-European jail. Those who betted against me will lose a few bucks.
If Europe were a class-room, Slowakia would be the most docile student.
It's all so quiet along the Donau.
My Slovakian is improving at a steady pace. Little wonder, 'cause my Brat and room-mate knows just about every Slowakian girl person under 40 years of age.
We spent the day at the theatre together with two local flowers. The theatre is surprisingly well-equipped and twice as big as Pan's Labyrinth, though slightly less mezmerizing and built out of concrete.
The christmas fair is a tad less artificial than the ones we have in Belgium, with lots of fat sausages and cheerful Slovakians (quite a common sight around here)
There are 302 Belgians in Slowakia.
Benjamin is sad, because his favourite hockey team got licked once again. No idea why he takes this personal, though I wouldn't be surprised if it turned out he owns half the team. (especially if they happen to have cheerleaders)
Bratislava and Ljubljana have at least one thing in common: you can't score smack on the side-walk.
If you read Predcitac more than twice in one day, you start seeing the character Michael Berg in your dish-water, if you stir it you get an image of Kate Winslet, unfortunately with her Reader-prison clothes on.
I miss the Slovenian dual to make conversation even more of a challenge.
All Dutch/Flemish book are translated by this guy called Adam Bzog.
Why he does it, is as yet unclear, but we guess he likes neo-naturalism.
Am reading 'Smrt Bynnyho Munroa'
When you only understand two words per sentence, reading quickly becomes a psychedelic experience.
The Slovakian girl on school television says 'I like sleeping alone' and Benjamin grumbles and says he'll restructure school television as soon as he takes over the Slovakian government, at which point he will proclaim himself 'King of Tabor' and luckily for me he'll be needing a meticulous ministister of Propaganda und Volksaufklärung.
Right now he's looking for beer, but we don't have any, so he makes himself some tea and puts in as many herbs he can find, then he takes a sip and runs screaming through our appartment block: 'I'm Belgian, I'm single and my bank-account doubles Hungary's national income'
Starting to understand the leaflets with slick-looking politicians saying: 'give Bratislava back to the Bratislavians'
Almost finished reading 'Männer-Camp', a book in which two all-American women (prehistoric versions of the ones in Sex and the City) are so fed up with the modern male heterosexual they start a camp to train them to become ideal men.
The ideal man seems to be a farmer who likes milking cows, knows how to fix a sink and isn't too occupied to go down on a female sink.
Benjamin's back from his little outburst of energy. And I'm trying to figure out how to say 'He was just joking' in Slowakian so I can calm down the angry mob that's chasing him.
Bratislaavse tijdingen: Brat a Brat v Bratislave 1
Terwijl Benjamin testjes zit te verbeteren en de Slowaakse tv speelt, een klein bericht vanuit een oud-communistische blok.
Hier binnen is het tropisch warm, maar buiten verkleumen de daklozen aan Vlaams tempo. De hele blok wordt op hamer en sikkel wijze verwarmd. Dat wil zeggen dat we de binnentemperatuur enkel kunnen regelen door 't raam open te zetten.
't zijn hier bijna lokale verkiezingen en de mensen kunnen kiezen tussen katholieke kandidaten en nog katholiekere kandidaten die alleen verschillen in de manieren waarop ze Slowakije zo Slowaaks mogelijk willen houden.
Ze hebben het hier niet voor buitenlanders, vooral niet als ze een kleurke hebben. Dus ik mijd angstvallig de winterzon, zonnenbanken, wortels en overdosissen Vitamine A. .
Mijn manier om Slowaaks te leren is de zelfde boek opnieuw en opnieuw te lezen. 't is gelukkig ne goeien boek, want na een tijdje begin ik het verhaal te verstaan en 't zou triest zijn moest ik de eerste boek die ik lees in 't slowaaks meteen door 't wc willen jagen. Niet aan te raden, want dat kunnen de communistische buizen hier niet verwerken, die zijn enkel berekend op het versluizen van verteerde goulash.
Benjamin is hier ijshockeyfanaat geworden. (when in Rome do like the Romans, maar we drijven dat niet te ver, want zelfs na oefening kunnen we niet zo dof uit de ogen kijken als het Slowaakse mannetjesdier) De bekendste Slowaakse Hockey-speler is net verhuisd naar Rusland, zogezegd omdat hij daar meer kan verdienen, maar vooral omdat je met zijn naam vroeg of laat op een brandstapel eindigt in dit katholieke land. De mens heet Satan.
Ik moet hier trouwens opletten wat ik zeg, want Nederlands leren is hier verbazend populair. Alles wat een beetje lijkt op Duits waarschijnlijk.
Verder zoek ik nog steeds een Slowaakse holebi-vereniging om mij bij aan te sluiten. Niet omdat ik de geneugten van de bruinwerkerij toegenegen ben, maar om de Slowaken te civiliseren op moderne metroseksuele leest.
Wel al beluisterbare Slowaakse muziek ontdekt. Nazareth (ja, de bandnaam moest iets christelijk zijn anders kunt ge 't al schudden hier) 't is de metalversie van Bob de Bouwer, maar het kan er mee door. Randy Laevens zou not amused zijn met de Slowaakse metalscène.
Racistisch zijn ze hier dus ook. Hetgeen mij nog sterker doet vermoeden dat de hier veelgeprezen Slowaakse opstand tegen den Duits in augustus 1944 voornamelijk pro forma was, toen dat duidelijk was dat den Duits niet ging winnen. Dat ze in 1939 nog een stuk hebben afgepakt van Polen staat vreemd genoeg nergens te lezen op hun triomfbogen. Is nochtans de grootste gebiedsuitbreiding uit hun jongste geschiedenis.
Maar goed, racisme dus. Slowaakse prof komt op feestje van de Belgische ambassade, ziet daar Turkse Belgen en kermt in shock: 'Maar allez, zeg, en dat op en ambassade!'
Hadden de Turken ergens in de 17de eeuw Wenen veroverd, mogen we vermoeden dat er zich hier veel sneller een Slowaakse opstand had voorgedaan.
't is een vorm van vluchten. Ik kom uit één
van de simpelste dorpen van Vlaanderen, en ik ben ook nog eens enig kind, en
wij waren thuis ook nog eens arm -snif snif- , al heb ik dat pas veel later
beseft, dus ik werd al snel heel goed in het vinden van amusement in mezelf en
in alles wat een uitweg bood, zonder dat ik me fysiek moest verplaatsen.
Van zodra mijn omgeving mij niet bevalt,
schiet er een klein Vietnameesje in mij wakker dat zich een tunnelstelsel
graaft om ongestoord genot na te jagen. Schrijven is één van mijn spades.
Waar geniet jij van?
Knappe vrouwen, nou ja, mijn type knappe
vrouwen, een knappe vrouw is voor iedereen iets anders, als ik zie wat er
allemaal een trouwring draagt, rauw realistische romans, doorwrochte
geschiedenisboeken waar de auteur er niet voor terugschrikt om toch een beetje
zijn verbeelding te gebruiken en niet enkel droog de feiten weergeeft.
Opstanding, vind ik heel mooi. Rebellie met een boodschap. Mensen die zich
aaneensluiten buiten de officiële circuits om. Mensen intieme details en
bekentenissen ontfutselen, voor psychiater spelen. Harde muziek. Van
vriendschap, zeker in combinatie met heel veel humor. Een onwrikbaar geloof in
de kracht van het menselijk verstand om zijn persoonlijke werkelijkheid te
genereren. Dat esoterisch secretsfeertje was snel aan mij verkocht, maar het
werkt, dus ik ben er heel blij mee.
Ik geniet altijd van meer dingen, dan ik in
eerste instantie denk.
Leuk voor jou. Welke zijn jouw grootste
ergernissen?
Sinds ik Anthony Robbins lees, merk ik
alleen nog dingen op die mij interesseren.
Ben jij destructief?
Nee, maar ik schrijf en lees er wel graag
over.
Lees jij veel?
Ik lees een veertigtal boeken per jaar en ik
zou willen dat het er meer waren. Ook al heb ik aan de meeste boeken die ik
lees, uiteindelijk heel weinig. Ik kies er nog altijd te vaak boeken uit, die
mij dan uiteindelijk niet bevallen. Ik lees te vaak boeken uit een soort van
masochistische discipline.
Waarom is lezen belangrijk?
Lezen is helemaal niet belangrijk. Een mens
die veel leest, doet dat waarschijnlijk om te compenseren voor een heel saai
leven.
Lezen kan toch verrijkend zijn,
ontspannend, lezen kan een leven toch juist heel boeiend maken?
Ik denk dat boeiende dingen meemaken
boeiender is dan erover lezen. Al stel ik mezelf soms de vraag of ik liever
schrijf over dingen dan ik ze meemaak. Vroeger streefde ik er heel bewust naar
om rare toestanden mee te maken om er achteraf te kunnen over schrijven. Dat
doe ik niet meer. Als ik nu rare toestanden meemaak, is dat louter en alleen,
omdat ik dat plezant vind. Schrijven pak ik tegenwoordig veel technischer aan,
vanuit de vraag: waar zitten lezers eigenlijk op te wachten? Waar kunnen ze iets
aan hebben? Of: wat wil ik nu eens lezen, dan schrijf ik het gewoon zelf.
Zijn schrijvers specialer dan andere
mensen?
Néén. Behoeft verder geen uitleg, want da's
zo duidelijk als wat. Schrijven maakt je geen ene fuck beter dan een ander
mens. Schrijvers krijgen veel te veel aandacht, nog eens bovenop de aandacht
die hun boeken al krijgen. Ik snap ideolatrie wel. Keith Richards zei het
laatst heel goed. In elke mens zit een Keith Richards, alleen kiezen de meeste
mensen ervoor om die voor een heel aantal redenen te onderdrukken en niet de
kans te geven om aan de oppervlakte te komen, omdat ze denken dat het
kaartenhuis dat hun bestaan is, dan onherroepelijk instort. 't is dan handig
als er enkele mensen zijn die op uitvergrote wijze die 'verketterde' kant in
hun plaats uitleven.
Jij vindt dat een betreurenswaardig
zaak, die zelfbeknotting van mensen?
Ja. Ik heb de ingelepelde of waarschijnlijk
aangeboren neiging om mensen te doen toegeven aan hun eerlijke verlangens. Wat
dat betreft is mijn fysieke aanwezigheid veel giftiger en efficiënter dan mijn
schrijven. Als ik op school naast iemand in de klas zat, was de kans groot dat
die dat jaar buisde.
Klinkt als een soort messiascomplex.
Da's dan spijtig. Als het waar is, heb ik
een krankzinnig trekje. Maar dat heeft dan weer iedereen, dus niks om ons
zorgen over te maken.
Tot slot, van welk boek heb je dit jaar
het meeste genoten?
Ff checken op mijn lijst.
Fictie: op één, Der Vorleser, op twee, The
Cider House Rules, ik geil wel op van die bitterzoete dingen
Toneel: Educating Rita en Klassenvijand
Non-Fictie: de 48 wetten van de macht van
Robert Greene en alles van Anthony Robbins. Ik heb iets met lekker platte
Amerikaanse pep-talk.
En in de categorie Amerikaanse
Burgeroorlog: The night the war was lost, over de stupide militaire catastrofe
die de val van New Orleans was en CSA: a story of what might have been.
Wat heeft u eigenlijk met de Amerikaanse
burgeroorlog?
HUMO vroeg zich af: Hoe zou het nog zijn
met...Peynsaert in Slowakije?
Wij van HUMO zijn van nature dwepers en
pinnen ons graag vast op slechts een vijftigtal bekende mensen die we tot in
den treure steeds weer opvoeren, niet alleen in interviews, maar ook zeker op
de cover. Deze mensen krijgen van ons jarenlang al onze aandacht. Studio
Brussel aapt ons braaf na bij deze werkbesparende principes. Eén zonnetje waar
wij als dampend stukje journalistendrek ronddraaien is William Peynsaert,
self-made dramaturg, prozaïst, kwezelhater en vooral altijd ontwapenend
oprecht. Wij vlogen met Ryanair naar Bratislava voor een interview:
Wat brengt jou naar Slowakije, William,
is het voor het vrouwvolk?
Voor de Slowaakse vrouwen moet ik het niet
doen. Ik val niet op die giechelige, streng-katholieke meisjes. Als ze aan de
zuip gaan, komen ze wel los, denk je dan, maar da's helaas maar schijn.
Slowaakse kutten liggen altijd in winterslaap.
Wat brengt jou dan wél naar het hartje
van Europa?
Mijn broer, Benjamin, heeft zich hier van
een plek verzekerd in de rangen van de academici van Bratislava, en dat is toch
een omstandigheid die ik niet mocht missen. Zonder hem zou ik hier dus niet
zijn. Samen verkennen wij enkele businessopties. En gelukkig lopen hier ook
dames uit de Zuidelijke Balkan rond. Als Slowaakse meisjes de Beatles zijn, dan
zijn Servo-kroatische chicas de vroege Stones.
Ben je op dit moment aan de schrijf?
Ik ben altijd aan de schrijf.
Waarom ben jij zo'n veelschrijver?
Ik zou anders niet weten wat gedaan. Je kan
moeilijk de hele dag seks hebben en ik geniet hier erg van het leren van
Slowaaks, maar ook dat hou je geen hele dag vol. Ligt ook aan mijn
verschillende persoonlijkheden. Als ik die niet weet te schiften op papier,
begin ik heel vreemd te doen.
Wat doe je dan bijvoorbeeld?
Geen idee, ik heb ten allen tijde pen en
papier bij.
In eerdere interviews zei je dat je
schreef, omdat je vader je daartoe een opdracht gegeven had. Een opdracht die
je onmogelijk naast je neer kon leggen, omdat je zo opkeek naar je vader, alsof
je vader een god was.
Dat bewijst dan nog maar eens dat jullie
altijd de zelfde vragen stellen.
Ja, daar pak je ook graag mee uit, je
bent geen fan van HUMO.
Als kind was ik een héél grote fan. Ik kon
echt aftellen tot het dinsdag was om meteen in die HUMO te duiken. Tot ik geen
onderscheid meer kon zien tussen een oude en een nieuwe HUMO. En och ja, jullie
dwépen ook zo irritant.
Dat kunnen we van jou ook zeggen.
Als ik jullie rubrieken mag geloven komen
er elke week tijdloze nieuwe cd's uit die instant klassiekers zijn. Jullie
strooien gewoon met sterren.
Volgens mij hebben jullie enkele pijnlijke
complexen. Enerzijds kunnen jullie vaak niet wegstoppen hoe geweldig vol jullie
van jullie zelf zijn, maar anderzijds komen jullie meteen zo verpulverd en
nietig over als jullie het over jullie idolen hebben.
Ik denk dat we dit interview weer
voortijdig zullen mogen beëindigen.
Ach, jullie hebben nog 49 andere mensen die
jullie kunnen interviewen. Keuze zat.
Bedankt voor dit interview, mijnheer
Peynsaert. Stoort het als Studio Brussel je straks even opbelt voor een
interview?
Die belden deze ochtend al, ze wilden
jullie voor één keertje voor zijn.
Deze post lappen we er bij voor al de mensen die mij kennen
als een doodtriestige, brunetversie van Kurt Cobain. Zonder gitaar, maar met
biceps. t Is voor de mensen die in mijn grote groen-geel-bruine kamelonogen
kijken en lezen look on the bright side, its suicide. Iedereen die mij op
Pukkelpop 2009 zag bijvoorbeeld.
Dieter, ik weet dat ge op mij staat te wachten, maar ik maak
het straks goed, ik heb 45 graden levenskoorts. Ik heb een Colombiaans gen dat
100 procent pure cocaine, disco shit,produceert in mijn zotte kop. (waar n gigantische bult op staat sinds
gisteren, met dank aan dat ander wit spul, de sneeuw)
Waar Peynsaert dus vrolijk van wordt (ah, ge dacht da hij er alleen kon uitzien als een zelfmoordterrorist twee
seconden voor de lange grote trek aan het touwtje, NIET DUS)
Peynsaert wordt ongeveer vijf keer zo blij als een kleine
baby die aan de tiet van mama ligt, wanneer
- niemand minder dan JEROEN SAEGEMAN, samen met Mauro, mijn
favoriete Belgische (eigenlijk Iers, want die kerel zijn karma is allesbehalve
Belgisch) muzikant zegt dat hij mijn verhaalkes leest.
In dit leven wil ik de Brian Jones van de Vlaamsche letteren
zijn, maar dan nen Brian die zichzelf een beeteke goed beschermt. In mijn
volgende leven wil ik aan mijn huidige ouders geboren worden, maar dan als een versie van Jeroen Saegeman.
- wanneer mijn hoogintelligente Perzische babe zon inzicht
in mij etaleert dat ze zegt: zolang gij abnormaal en zot zijt, weet ik dat
alles in orde is met u
- ik op café kortverhalen schrijf op servetten en de mensen
aan tafel ze direct lezen en half geshockeerd vragen naar nog
- een lezeres een kortverhaal leest, halverwege stopt en
zegt: beikes, zon viezigheid en dan met blozende wangen gewoon verder leest
- ik concerten zie waar de helft van het publiek razend
buiten stormt en de andere helft van extatische ontlading het vel van hun
handen applaudisseert en als finishing touch den boel afbreekt
- mensen mij ziek in mijn kop vinden, maar toch niet kunnen
laten van met mij af te spreken
- mijn pa hier recht tegenover mij in de zetel zien zitten
met een Satanisch lachske
De vrolijkheidslijst is oneindig langer dan de
zwartgallijst, maar Dieter staat te wachten op t Sint-Pietersplein.
Ik ga inbreken in een kerk en als anti-christ op t
spreekgestoelte klefferen.
(achteraf bleek
eigenlijk dat de verantwoordelijke van de parochiezaal ons op alle mogelijke
manieren geholpen heeft om de fotos goed te kunnen nemen. Zolang dat we maar
geen blote borsten toonden. Maar t altaar ontheiligen mocht dan weer wel.)
Ik kom van een lange brainstormavond met mijn
regisseur. Vre productief en fameus aangelengd met alkool. Na een klein
onderhoud met een voetbalfan in een frietkot, bots ik op twee Zweden, die mij
de weg naar de cafés vragen.
t Waren twee dansers die hier auditie gedaan hebben.
Vroeger brandden ze ons huizen plat en nu komen ze hier dansen.
De fut is uit Zweden. Ze waren ook nog eens een halve
kop kleiner dan mij en maar half zo breed.
Waar is dat vikingbloed naar toe?
Gesneuveld aan t Oostfront tegen de Russische horde?
Die twee sympathieke gasten waren ook weer zeer snel
overtuigd van mijn encyclopedische kennis over Zweden.
t Is te zeggen, ik ken:
wa heter du? Of zoiets.
Stockholm-syndroom
De schrijver Strindberg en ik kan zeggen dat die kerel
iets tegen vrouwen had. (elke wijvenzot heeft al eens iets tegen vrouwen)
Dat Zweden tot in de jaren negentig de minder lekkere
Zweden steriliseerde, dat wist ik ook nog.
Ibsen, die dramaturg en shockerende Vissen, dropte ik
ook, ook al is dat een Noor, maar t is van de zelfde coté.
Aja, dat alkool daar moeilijk te krijgen is. Maar dat
weet iedereen.
Alleszins, die Zweden waren impressed.
Bij café Cuba Libre (ja, ik beken dat ik hen
opzettelijk naar dat fascistisch danscafé geleid heb) namen we afscheid.
You know a lot about Sweden, man. I adore you.
Ofwel waren ze serieus met mijnen bek aan t lachen,
ofwel is t gewoon triest gesteld met Zweden.
Sympathieke jongens alleszins.
Als ze wat knapper waren geweest, hadden ze wel eens
mogen dansen in een toneelstuk van mij.
Dagboek van een schrijver: Napoleontische terugtocht uit Sint-Pietersstation
Ik zit hier aan mijn
toegetakeld laptopke met het volume van de muziek afgestemd op burenruzie.
Ben net door de
sneeuw gemarcheerd (wie mij al zien stappen heeft, weet dat ik hier voor ene
keer niet de bombast uithang als ik zeg marcheer) om in t station te
ontdekken dat ze de treinen naar Aalst afgeschaft hebben.
Ik snap dat wel. Als
ge treinen moet afschaffen, dan schaft ge eerst die naar Aalst af. Daar wil bij
schoon weer al geen kat naar toe, dus wat voor wezen zijt ge, als ge er naar toe
wilt in een sneeuwstorm?
Mijn weduwemoeder zit
weer alleen thuis met mijn schizofrene tante. Tante brei. Vre sympathieke
kettingrookster die ne gansen dag niks anders doet dan breien en zichzelf op
een streng dieet gezet heeft.
Ze eet alleen op wat
ze zelf niet moeten gaan halen is in de winkel.
Mama, ik weet dat ge
geen woord leest van wat ik ooit schrijf. Nog eens een bewijs dat mijn
geschriften totaal falen, want het wil nu lukken dat ik nu het deel van de
bevolking waarvoor ik sympathie heb, niet bereik.
Dat was een
omslachtig lange zin, dus hup, daar ben ik alweder een lezer kwijt.
Ow wacht, die
ingebeelde oude vent (kgeloof dat het mijn overgrootvader langs vaderskant is die mij sinds kort overal volgt, ja, krankzinnigheid, dat krijgt ge als ge
elke dag opstaat met een chronisch aandachtsdeficiet en in mijn geval zit ge nu
wel rap aan een aandachtsdeficiet, want ik heb zo toch wel regelmatig aandacht
nodig van zon 1000 mensen per week)
Zal hier ff hernemen:
die oude vent die dus meeleest over mijn schouder en al een pintje Safir in
zijn handen heeft op dit vroeg uur, die zegt:
wa da ge niet hebt
kunt ge niet verliezen
Et ceterum censeo,
heb k het al gezegd?
Da k godver het
grote narrige uithangbord van triestig achtergesteld Vlaanderen wil worden.
Nooit van die vent gehoord en nu ik hem
hoor, blijkt het geen vent te zijn.
Elvis Peeters, auteur van het boekje 'Wij'.
Geen idee wie zijn aars allemaal mogen
oprekken heeft, maar het heeft resultaat opgeleverd; ze hebben hem
gepubliceerd.
De titel heeft hij gestolen van een echte
schrijver, zijnde Zamjatin.
Nou ja, gestolen, Aalvis zal Zamjatin wel
niet kennen.
Schijnt een schokkende roman te zijn.
Als Elvis Peeters in zijn boek oprecht
bekent dat hij al jaren droomt om sneden te maken in babies en de babies dan te
neuken
in die sneden tot de babies sterven
en als hij snotterend toegeeft dat hij
zulke zotte gedachten heeft, omdat hij zelf jarenlang misbruikt is
door een scoutsleider die elke avond van
elk zomerkamp in de kleine Peeters zijn bek piste.
Ja, ok, schanddaal.
Maar het boek gaat over jongeren die
groepsseks hebben.
Elvis, je faket goed,
maar niet goed genoeg, je hebt die schrijfhandboeken niet aandachtig gelezen:
schrijf alleen over dingen die je kent.
Goed ja, de geschiedenis doet hem wel de eer aan die hij verdient: als
schrijver de complete vergetelheid en een plek in het collectieve geheugen als
de rekbaarste aars van Vlaanderen.
Ik hou van Valentinas kot. Al op de gang waaien de feromone
geuren je tegemoet. Ik ben verliefd op haar rode gordijnen, haar verzameling
antieke kandelaars en zelfs op de namaakschilderijen die haar muren versieren.
Stuk voor stuk negentiendeeuwse taferelen waarin Russische aristocraten
figureren. Bij Valentina hebben zulke beelden niets protserig.
We zijn al door een halve fles vodka, als we beslissen om
met ons vriendengroepje een spelletje te spelen.
Geert, jij begint.
Geert steekt al zijn hand uit. Andy moet natuurlijk de
grap produceren: Pas maar op dat je niet de zwarte trekt.
Er zit maar 1 zwarte in het hele zakje. De zwarte betekent:
rimmen.
We gaan elkaar verwennen, aldus de bedenkster, op basis van
de M&M die we trekken.
Het is een inval van Karen. Karen is een weegschaal, die
zijn wel gevoelig voor rituelen en alles wat rechtvaardig overkomt.
Ik herhaal voor mezelf de regels, terwijl onze gastvrouw
rond gaat met het zakje. Valentina, niet voor niets een leeuwin, is tot
spelleidster gebombardeerd.
Wat vind ik nou interessanter, dat we met ons vijf op punt
staan om groepseks te hebben of het vooruitzicht dat ik er straks kan over
schrijven?
Nee, voor 1 keer wint de vleselijke realiteit het van de
schrijflust. Ik hoop al dat ik een rooie M&M uit het zakje neem. Dan mag ik
straks de strakke jeans van Tines benen pellen, om in haar verslavend vocht te
duiken. En dan maar zien dat ik haar goed gek krijg, ik wil dat statige kind
wel eens losser zien. Ze heeft een hete kachel in haar broek, maar ze houdt
zichzelf zo in bedwang. Als Vissen zou ik het hedonisme moeten losmaken in die
gereserveerde Steenbok.
Ik trek geen rooie, maar een gele. Niet erg, t is een
begin. Ik mag aan Tines tepels zuigen. Als ik haar zo gek krijg, manoeuvreer
ik mijn hand wel strategisch lager. Dan lik ik de regels van dit spelletje wel
aan flarden.
Praktische Geert, heeft nog een vraag:
Zeg, gaan we nu al die handelingen allemaal tegelijkertijd
doen? Of koppel per koppel?
Wat maakt dat nou uit?, zegt Valentina lekker Russisch
bot. Ze blaft vooral Geert steeds zo af. Ik stel me haar voor in een strak
sm-pak. Zodat ze Geert, die zagenvent eens goed kan domineren. Eens laten
kwelen door hem te berijden met een strap-on.
Voor een leeuwin, is Valentina eigenlijk best kinky. Vooral
in haar hoge laarzen en smal sluitende bordeaux rok.
Maar goed, eerst Tine maar.
Hoe begin je aan zoiets? Graaien naar de tieten van een
vriendin die je tot voor kort enkel zedige kusjes op de wang gaf en slechts bij
hoge uitzondering eens aanraakte, als er al genoeg alchohol was gevloeid.
Klinkt moeilijk in theorie, maar in de praktijk blijkt toch
weer vaak dat je een vrouwentiet het beste graait door er je hand op te leggen.
Liefst op een kordate manier. Als ik zacht genoeg kneed, is ze al snel op haar
gemak. Een trage aai langs haar lippen. Met zachte druk de lippen scheiden. En
dan komt ze zelf al dichter geschoven voor een kus.
Achter mij staat Geert op. Aan die jongen is natuurlijk een
priesterroeping op een haar na gepasseerd. Die pezewever herinnert zich dat hij
een lief heeft. Had ze dan meegebracht hé, kemel. Hoewel, wil ik aan een wijf
zitten dat voor Geert gevallen is? Waarschijnlijk niet. Geert is rijk, maar nu
ook weer niet zo rijk dat hij een echt interessant ding kan opscharrelen.
We doen met zn allen slappe pro forma pogingen om hem te
overtuigen dat hij moet blijven.
Kwestie van helemaal zeker te zijn dat hij het aftrapt, zeg
ik:
Ach kom, ge gaat mij niet wijs maken dat uw lief in de
zelfde omstandigheden niet eens goed van haar gat zou geven.
Geert is geshockeerd. Heerlijk toch, van die mensen die nog
te shockeren zijn.
Lieselotte die zou nooit zo iets doen!
Nee, vast niet. Waar hangt ze trouwens uit?
Ze werkt met haar thesispartner in het labo.
Andy herhaalt met nadruk werkt, geveinsd jolijt alom en
exit Geert. Meer gevallen engelen voor mij.
Andy heeft zon onrustige kop van een vent die te snel
klaarkomt, dus daar zijn we straks ook rap genoeg van verlost.
Het liefst zou k Valentina en Tine mee naar Valentinas
slaapkamer krijgen. Dan mag Andy zich uitleven met Siska. Geen idee welk
sterrenbeeld ze heeft. Vergeten vragen en dat op zich zegt al genoeg.
De kloterij is dat Valentina en Tine niet kunnen delen, dus
dat wordt kiezen. Astrologisch gesproken zou ik voor de steenbok moeten gaan.
Maar Valentina heeft zon verrekt lang krullend haar, tot
bijna op haar billen. Astrologie of geen astrologie, in de regel heb ik het meer
voor brunettes.
Tine is tenslotte altijd nog te versieren, bij Valentina
moet ik oppassen, die krijg ik alleen in bed als ik in een manische periode
zit. Leeuwenvrouwen kicken van alle vrouwen het meest op zelfvertrouwen en
charismatische uitstraling.
Aan wat denk je?, vraagt Tine als ze merkt dat ik met
minder concentratie streel.
We zijn de enige twee die elkaar aanraken, het vertrek van
Geert heeft de volgorde verpest.
(het embryonale eerste deel wordt vervolgd met embryonaal
deel 2)
Dagboek van een schrijver: Pa, wat had ik je graag die Thunderbird gekocht
De Vlaamse auteur (die mens is
gepubliceerd, dus t is een auteur en geen schrijver gelijk ik hier) Yves Petry schrijft:
De zonden van de vaders zullen
geërfd worden door de kinderen. Zonen zullen hun vaders wreken of hun schuld
inlossen, of ze nu willen of niet. Van de eigen achtergrond en familie kan
niemand zich ontrukken, hoe hard men het ook probeert. Uiteindelijk blijft de
familiale band het touw waarmee men zichzelf wurgt.
Vannochtend schoot ik nog eens
jankend wakker. Het is weer enkele maanden geleden dat zon ochtendschrijerij
mij nog eens overkwam. Dat komt omdat het mij enkel gebeurt als ik eens een
keer uitslaap.
Ik droomde dat mijn vader mij s
avonds van de ouderlijke woonst in Erembodegem terug naar Gent voerde. Tot we
in Gent aankwamen was de hele setting in de droom middeleeuws donker. Ik voelde mij weer eens
gedeprimeerd, machteloos en vernederd door de onzichtbare mensen die de mainstreamtouwtjes
in handen hebben.
Toen we in Gent aankwamen brak de
zon door en bijna magisch licht kaatste van de zandkleurige gevels. Gent in
mijn droom leek helemaal niet op het echte Gent, maar had een middenoostelijk
tintje.
Ik begreep dat aankomen in Gent al
mijn zorgen haast letterlijk deed smelten voor de zon, er overviel mij een
tomeloos gevoel van vrijheid en van levensvreugde.
En ook van schuld. Schuld, omdat
mijn vader terug zou rijden naar dat mistroostige dorp bij de Dender, waarvan
de anti-levensfilosofie van de bewoners, vervaarlijk als een bezwerend schild
fungeert.
Dat dorp waar hij al jaren
stilletjes aan het sterven was met luide rockmuziek op de achtergrond.
En ik, egocentrische zoon, vluchtte
van dat donkere hol en neukte, zoop en schold er op los hier in Gent.
Terwijl hij opstond om 4u20 om te
gaan travakken in de plaatselijke goelag, om de decadente (geen overdrijving)
studentenjaren van zoonlief te bekostigen.
Dromen over mijn vader zijn altijd
sequels van vorige droom. Dus ik droom eigenlijk een familiesoap. In de
nieuwste afleveringen is het altijd zo dat wij hem dood waanden, maar dat hij toch
bleek te leven.
Na een zwijgzame rit naar Gent,
wilde ik het hem zeggen dat ik hem graag zag. Ik zei dat het zon hel was toen
we dachten dat hij dood was.
En toen schoot ik wakker met die
tranen gevuld van schuldgevoel, omdat ik de verwachtigen die men als klein kind
van mij had, niet waar gemaakt heb.
En ik mijn vader dus geen originele
thunderbird heb gekocht, zoals ik als grote jongen in een klein lichaam van
plan was. Toen jij en ik er nog heilig van overtuigd waren dat ik het helemaal
zou maken.
Lang voor ik mezelf degradeerde tot een kleine
jongen in een middelgroot lichaam.
De lengte van mijn blogposts ramt finaal de fastlitcultuur
in de flank.
De fastlitcultuur is echter harder en baf, daar ligt het
leespotentieel van mijn post al grotendeels aan diggelen.
Onderstaand kortverhaal heb ik in geen geval gestolen/cadeau
gekregen van een leerkracht (een échte, geen sopoetnik- fellow traveller- gelijk
ik), die verder zijn naam niet op mijn blog wil zien verschijnen. t Is een
kerel die er staat, die content is in zijn job en dus niet elke dag droomt van
die ene bestseller om eventjes het gevoel te hebben dat hij iets aangevangen
heeft met zijn leven.
Bon, t is de ruwe versie, die ik online gooi.
Net gebeld geweest door Kristien Hemmerechts trouwens. Dat
kind was blijkbaar op een artikel van mij over Palestina gestoten.
Vroeg mij of de Palestijnen het soms hebben over het feit
dat Hamas de sharia wil invoeren in de Palestijnse gebieden.
Ben drie weken in Palestina geweest, heb dagelijks met een
stuk of 20 mensen gesproken, maar ben er geen ene tegengekomen die wakker lag
van de sharia.
En Kristien klonk vrij verlekkerd toen ze het woord sharia
uitsprak. Misschien kickt ze er stiekem op om seksueel compleet onderworpen te
worden door een stel bonkige machos
Its always the one you least expect.
Nu goed, het verhaal:
t is nu wel officieel, Gerrit is doorgebroken., zegt mijn
vrouw terwijl ze haar boodschappen volgens haar licht neurotische opbergsysteem
in de keukenkasten rangschikt.
Misschien heb ik er echt nog hoop in als ik vraag:
Hebben ze enkele van zijn gedichten gepubliceerd?
Die ze kan dan iedereen zijn die genoeg literair aanzien
heeft om mijn maat om te toveren, spoorslags van het land van de hobbydichters
naar het rijk van kortweg dichter.
Ha, roept ze schamper. Ja, misschien als hij het niet
overleeft, dan is zijn werk vast wel hot.
Mijn vrouw heeft de onhebbelijke gewoonte om mij in medias
res met nieuwe informatie te bestoken. Een gevolg van haar wolfsvraat van
jeugdboeken? Ze groet ook nooit of vraagt ook nooit simpelweg hoe mijn dag is
geweest. Nee, ze begint gewoon te vertellen over hoe de hare is geweest of ze
gooit er een gedachte uit waar ze al een hele dag mee zit. In het begin was dat
vervelend, maar het shot mijn hang naar formaliteiten wel lekker loeihard tegen
de schenen. Ik blijf er mij nochtans aan ergeren, want ik ben koppig en ik
blijf bijvoorbeeld ook hardnekkig
klampen aan rooskleurigheid.
Wat zou hij dan niet overleven? Zijn dipje? Ach, what
doesnt kill you only makes you stronger, toch? Hij moet blijven schrijven en
blijven insturen.
Mijn echtgenote draait met haar bruine bambi-ogen.
Verraderlijke dingen die maken dat ik haar niks kan weigeren.
Ja, venti, dat kun je wel zeggen. Maar vertel mij eens hoe
je sterker uit een hersenbloeding komt.
Als ze het dan uitgesproken heeft, is het al alsof ik het al
wist. Wat wil je ook? Die kerel draaide werkweken van 70 uur en meer. Hij stond
al om vijf uur in het warenhuis. Voor ziek personeel sprong hij zelf in. Als s
nachts de vriezers uit vielen, rushte die zelf naar ginder om te sleuren met al
die diepvrieskippen. Een germanist die vleeswaren gaat redden van een
voortijdige smeltdood. Wat bezielde hem?
We hebben het hem vaak genoeg gevraagd. Nooit een plausibele
uitleg gekregen. Misschien had zijn eerste lief dan toch gelijk. Gerrit loopt
de ratrace waarvan elke West-Vlaming als baby al het genetische startschot
voelt zinderen in zijn lijfje. Van de kloten is natuurlijk dat er geen finish
zijn. De vraag is ook of er andere tegenstanders zijn in de race. Andere dan de
geprojecteerde sluimerambities die t zuur geven aan die hermetische
boerendorpen van de Westhoek. Als die collectieve dwingelandijen benen krijgen
in je kop, schiet dan maar uit de startblokken als het eerste orgasme van een
gefrustreerde puber die nog nooit aan de melkerij van zijn buurmeisje heeft
mogen zitten.
Zeg, wat zit je nou zo te denken? Zou je die maat van je
niet liever een bezoekje brengen, daar bij die slachters in hun witte jassen.?
Mijn vrouw heeft een ouder verloren op de operatietafel.
Heeft ze de geneeskunde nooit vergeven. Mijn vrouw doet niet aan vergeven. Ik
ben net thuis van mijn werk. Bijzonder veel zin heb ik het niet om terug de
winteravond in te trekken. Maar ja, die dwingende bambi-ogen. Ik heb nog niet
bevestigd of ze vraagt al wat ik als cadeau zou kunnen meedoen.
Lectuur allicht. Als Gerrit tussen vier muren ligt zonder
boeken of kranten wordt hij zot.
Mijn vrouw klapt, misschien niet eens met opzet, luid een
kastdeur dicht. Zeg, laat het uit, hé. Die gast heeft net een hersenbloeding
gehad en jij gaat aankomen met een paar kleppers zeker? Slecht voor zijn
bloeddruk. Ik flans hier wel een fruitmand in elkaar.
Gerrit, de kerel met de grootste onderscheiding die
makkelijk had kunnen doctoreren als de lange armen op de faculteit verbonden
waren geweest met andere rompen, zonder bezigheid zetten? Das dan wel goed
voor zijn bloeddruk?
Hoe zit het trouwens met onze eigen Gerrit? Heb je hem van
school gehaald?, vraagt ze terwijl ze een houten dienblad weet te presenteren
als een fruitig kunststuk.
Nee, ik heb hem vandaag maar eens laten staan aan de
schoolpoort. Erger zelfs, ik ben drie keer voor zijn neus langsgereden zonder
hem mee te nemen. Elk kind loopt wel een trauma op. Dus dan geef ik het hem liever
zelf, dan hebben we dat ook gehad.
Ach, laat die ironische bullshit achterwege. Je weet dat ik
daar niet tegen kan. Waar is hij?
Hij is boven aan het spelen met zijn treinen.
Mijn vrouw kijkt boos op van haar ersatzfruitmand.
Hoezo aan het spelen? Moet ik weer de boeman gaan spelen?
Je weet toch dat ze deze week proefwerken hebben? Tot acht studeren en dan een
half uurtje spelen. Dat hebben we toch zo afgesproken?
Ik zucht en slof naar de kinderkamer, de kleine van zijn
treinen sleuren, is net dat ietsje moeilijker dan een regiment keizerminnende
Japanners van een eiland jagen. Maar goed, banzai maar. Ik herhaal voor mezelf
nog eens die mantra: je bent zijn papa, niet zijn vriend.
In de hospitaalkamer, zeg ik het is allemaal vers gekocht,
hoor, en in de druiven zitten geen pitten. En zo te zien zit er in Gerrit ook
geen pit meer. Ik had gerust boeken kunnen meebrengen, hij zou ze toch niet
aangeraakt hebben.
Ik zet me naast hem in een stoeltje en zonder een woord te
zeggen kijken we samen naar een hersenloos belspelletje op tv. De vraag die ik
mij vooral stel is, waarom hebben we onze kleine ook weer Gerrit genoemd?
Juist, omdat we die zo astronomisch intelligent en
onstuitbaar ambitieus vonden.
En zolang een schrijver niet succesvol is in het enige waar
hij goed in is (schrijven) is hij een underachiever.
In de zegswijze twaalf stielen, dertien ongelukken niet
bestond, zou die voor mij uitgevonden worden.
Ober, magazijnier, medewerker op de commerciële binnendienst
(langste naam voor grootste hondenjob), en zet leerkracht ook maar in het
rijtje van aanmodderberoepen die deze wanna-be-schrijver probeert.
t Is niet dat mijn Engels slecht is, op kennis scoor ik
bovengemiddeld, t is dat ik een chaoot ben. Dat bleek deze week bovengemiddeld
vaak.
We treden verder niet in details, maar 't was een schaamlijke (Gents dialect) week.
Smile and take the blame en je sympathieke omgeving vergeeft
het je, nog net.
Op blogvlak ben ik dit jaar volledig verpulverd door een
bejaarde.
Jos Ghijsels blogt mij dagelijks onder tafel.
Dat dozijn mensen die de literaire drainage van een mijn
onderstroomde ruïneziel (ja, soms doenwe graag pathetisch, we is dan Pluralis Marginalis) volgen, verwijs ik
graag door naar de concurrentie in de spirt van Its fun to lose and to
pretend:
Het ziet er daar al veel gestroomlijnder uit dan hier het
geval is, de teksten zijn ultrakort en scherp.
Mijn blog gezien door de ogen van De Morgen:
Die Peynsaert schrijft een blog als Oorlog en Vrede van
Tolstoj, t is vast steengoede literatuur, maar er is geen kat die het leest
Ik word natuurlijk liever vergeleken met Dostojevski, zoals
Frank Ronse (voormalig ambassadeur van Polen, maar vooral veellezer) dat ooit
deed, toen hij zei:
Je kortverhaal over die begrafenis, vat ik samen als:
Dostojevski meets the Marx Brothers
Zon compliment hier of daar, houd mijn ragfijn
spinnenweb-ego functioneel kleverig.
Dan vergeet ik dat ik tussen twee schrijfsessies in een
maatschappelijk onaangepaste screwball ben.
Als de wereld echt van underachievers houd, wil ik meer hits
op mijn blog.
Maar dat mag ik niet luidop zeggen, want een mens vindt andermans
ambitie meestal maar stinken.
Dagboek van een schrijver: nieuwe soundtrack voor de Vlaamse ratrace
Om eindelijk eens af te stappen van kutradio (het instrument dat de rijken gebruiken om de massa's in slaap te wiegen)
Gedaan met radiosiroop die eeuwig
klinkt als radio friendly song van John Lajoie, de volgende airplaylijst voor
alle mainstream zenders:
1)
s ochtends ligt een Vlaming gepijnigd af te tellen tot dat
vervloekt vroege moment dat hij op moet om te vertrekken naar die plek die hij
verfoeit, die plek waar hij alleen dommer, lelijker en vedroogder raakt. Straks
stapt hij/zij met een gezicht gelijk een uitgezogen pruim waar biefstukken aan
genaaid zijn, den trein op.
Om deze heerlijk soezende momenten vlak voor het opstaan
voortaan op te luisteren, moet DIT op de wekradio:
Als ze de vrijdagavond massaal het grootwarenhuis induiken,
mag dit spelen, in de hoop dat ze mekaar een Berlusconi lappen met een scherpe
doos cornflakes:
Tijdens het verbeteren zie ik soms kladbladen passeren
waarop dat typische anarchiesymbool staat getekend.
Zelf associeer ik dat symbool niet met anarchie, maar met
tamme leerlingen die nul de botten weten over gelijk wat. Als ze die dingen op
hun kladbladen kladden kun je er als leerkracht van uitgaan dat die leerlingen
tot het meest makke, slachtrijpe deel van de klas horen.
Ze zijn niet anarchistisch, ze zijn niet opstandig, ze
rebelleren in de verste verte nog niet. En dat is spijtig, want ik wil wel eens
echte anarchisten in mijn klas hebben. Die gelijk een anti-schoolse Sturmzug de
hele orde omkegelen. Die mij buiten dragen en vriendelijk en beleefd zeggen:
wij hebben u niet nodig om iets te maken van ons leven. Als we een vraag
hebben, roepen we u wel.
Zo veel macht gaat er helaas niet uit van die ventjes die
met dat anarchiesymbooltje dwepen. Ze zitten daar maar, zo verveeld als de Koninklijke
familie bij een klassiek concert. Dat ze daar tegen hun goesting zitten, is
duidelijk genoeg. En dat snap ik. Ik zat ook tegen mijn goesting op school.
Maar dat ze al die shit die ze haten, zo slap ondergaan.
Beeld van de schrijvende leerkracht (alleen als schoenverkoper
kan je lager vallen):
met hot stuff van The Pussycat dolls op repeat, zit ik aan
mijn antieke laptop. Ik heb mijn dikke Intal-trui aan, want das de enige pull die
mij in de huidige kamertemperaturen warm kan houden.
Ja, ik weiger dit jaar te verwarmen, ik heb mijn hoop
gesteld op een vette terugbetaling van de elektriciteitsmaatschappij om
tenminste te kunnen eten in de lente. Sinds kort zie ik ook af en toe muizen
snel voorbij schieten. Blijven doen ze nooit, want op onze vloer valt niks te
ratten. Ze komen hier soms wel eens kotsen als ze bij de buren hun kas te vol
gevreten hebben, maar verder beschouwen ze ons al niemandsland.
Ik zit er soms wel eens achter met mijn rijzweep om ze
eventueel te drogen te hangen in de tocht. Onze ramen sluiten niet zo goed,
maar dat kunnen we ombuigen tot een voordeel.
Het wordt hier triestiger om triestiger, ik begin al te
schrijven gelijk mijn vader zaliger. Die had het meestal ook alleen over zwarte
armoede en de zelfmoordpogingen van mijn moeder. Die sprong regelmatig van de
drempel (drie treden), maar sloeg dan hoogstens eens een enkel of twee om.
Mijn winniefishsticks smaakten vandaag ook voorbij het
krokante korstje naar iets voedselachtig. Dat kwam omdat ik net een mail had
gekregen van zone 09, die mij in navolging van Spank Thru magazine willen
interviewen aangaande de dolle activiteiten van Artistiek Nest.
De vibes zitten nog altijd goed, en voor t eerst sinds
lang, is schrijven terug een plezierige bezigheid en niet iets dat enkele pippos
beter af gaat omdat ze er toevallig intellectueler uitzien dan ikke hier.
t Was dus een vereniging oprichten of mij zon zwarte bril
aanschaffen met dikke monturen en liegen dat ik een germanist van opleiding
was. Of toch minstens verzorgd algemeen nederlands beginnen praten en de juiste
feestjes afschuimen.
Maar goed, wat ik met deze blogpost in de eerste plaats wil
bereiken is een klein beetje eten.
Bij deze de volgende oproep:
I will write short stories for food. Zeg maar hoe lang het
moet zijn. Wil je er zelf in voor komen? Krijg ik dan een stuk sjokolatj?
Als t van cote dor is en geen nootjes bevat, wil ik zelfs
tot vier paginas schrijven, maar dan mag er nog niet van geknabbeld zijn.
Voor een omelet (minstens 3 eieren, mét peper en zout) wil
ik het ook wel doen.
Voor de prijs van 25 000 euro stel ik ook mijn mangina ter
beschikking, maar laat mij tijdens de daad dan ook snel een kortverhaal
schrijven, dan heb ik toch het gevoel dat je t ook voor mijn pen doet.
Hopelijk kan k zone 09 overtuigen om mij te interviewen in
een restaurant, zodat ik en passant toch iets te stekken krijg.
Dagboek van een schrijver: ADD'er verbetert examens (met hulp van Brusselmans)
1u52
Waar staat de u voor?
U moest al lang klaar zijn met het verbeteren van de
examens, mijnheer Peynsaert!
Omstreeks 22u30 had ik dankzij lieftallige Perzische hulp-
nog één stapel te gaan.
Om even te verpozen zocht ik wat info op over Roald Dahl.
Een mens heeft voorbeelden nodig.
Ik kon zijn versies van oude sprookjes namelijk wel smaken. En
de man was mij al eens aangeraden door een veellezer.
Die sprookjes zitten in het examen. De leerlingen moeten ze
vergelijken met de versie, die iedereen
kent.
Nochtans beweren de leerlingen dat niet iedereen die kent.
Een leerkracht en treingezel van me, gaf laatst de
leerlingen gelijk.
En mij, die goedkoop wilde scoren (probeer ik vaak, maar je
moet er het juiste gezelschap voor uitkiezen en ik was die dag niet goed
wakker) , door ff te wijzen op de symptomen van het vaardighedengerichte
onderwijsvirus, nou ja, mij gaf die welbespraakte jongeman, ongelijk.
Dus bij wijze van soortement conclusie: de leerlingen hebben
het recht om niet alle sprookjes op hun klein duimpje te kennen.
Nu, omstreeks 23u trok ik mijn zevengatenlaarzen aan (van de
paycheck van een leerkracht moet je niet elk decennium nieuw schoeisel gaan
kopen, zelfs niet in de solden, zelfs niet in de solden in de goedkoopste
sweatshop van Bangkok) om een ommetje te doen.
Zoals in andere verhalen van mij, marcheerde ik, compleet
elegantloos, maar dus wel snel, zoals ik gewend ben, naar het citadelpark.
Ik stootte daar niet op de sympathieke mannenverkrachtser,
met wie ik een knipperlichtvriendschap onderhoud, maar op niemand minder dan
Herman Brusselmans zelve.
Hij zat op een bankje en zo van de achterkant bekeken, dacht
ik dat ik mezelf zag zitten.
Als narcist zou ik heus niet geschrokken zijn van zon fata
morgana.
Maar, nee, t was Brusselmans, de oude schrijver, en niet
ik, de nieuwe schrijver.
Dat was te merken aan:
A)de
man op het bankje rookte
B)droeg
een leren jekker (sinds ik van moetens les geef, draag ik geen leren jas meer,
maar zon mantalachtig ding dat mij enige sérieux dient te geven)
C)de
man had een keffer bij, en ik weet van mezelf dat ik niet tuk ben op honden,
dus het moest wel iemand anders zijn dan ikzelf
D)de
man sprak luidop tegen zichzelf, en dat doe ik zelf nooit, onder andere omdat
ik dat één van de toppunten van zieligheid vind, maar ook omdat geen van beide
van mijn ouders dat ooit deden en monkey not see, monkey not do, geldt evenzeer
als monkey see monkey do, natuurlijk
Dit is de tweede keer dat ik hier in Gent op Brusselmans
bots. De eerste keer dat ik hem in levende lijve zag, zat hij ook al op een
bankje. Maar toen was ik nog te jaloers op die zak om er een woord tegen te
zeggen.
Tegenwoordig ben ik zo jaloers op Dimitri Verhulst, dat al
mijn nijd tegenover andere schrijvers zo ongeveer tot niets herleid is.
Het helpt ook dat ik tegen andere schrijvers over het
geweldige succes van Verhulst kan beginnen, omdat hen dat toch altijd kwetst.
Ja, als ik zelf iets niet krijg, gun ik het een ander ook
niet.
De tweede keer dat ik Brusselmans ontmoette (toen ik op hem
nog jaloers was, heette ik hem Brosselmans), gisteren dus, heb ik er wel mee
gesproken.
Met als gevolg dat ik nu weet dat Brusselmans dan wel elke
maand in H*MO verkondigt dat hij al jaren geen alcohol meer aanraakt, maar dat
hij dus de ene tas koffie na de andere achterover kapt. Aangelengd met ouwe
klare weliswaar.
Hij gaf mij enkele schrijftips die ik kan samen vatten als:
begin met één boek te schrijven en schrijf het daarna nog
eens vijftig keer. Maar varieer wel de titel, anders gaat het opvallen. O, en
geniet nooit en public van je succes, mensen gunnen je wel succes, je mag er
alleen geen fuck aan beleven. Je moet er natuurlijk niet in overdrijven, je mag
wel al die kantoorslaven dankbaar zijn, omdat zij elke dag gaan travakken en
met de opbrengst van dat hondenleven zo af en toe een boek van je kopen. Dat ze
het lezen, hoeft niet zo nodig.
Ja, t was een gezellige babbel met Herman. Toen hij
compleet neut was, heeft hij zelfs de examens van mijn kleinste klas verbetert.
Over die vijf exemplaren heeft hij 2,5 uur gedaan.
En toen wist ik weer wat elke grote schrijver/muzikant
drijft:
Het compleet kierrewiete, dolpanische spookbeeld van ooit te
moeten werken.
Ik kijk maar half beteuterd, want ik kijk er naar uit om in
dit dure kostuum de nacht in te duiken. Tel daar dat presidiumlintje bij op. Is
er nog plek op Mars voor de gekristalliseerde stortvloed van mijn ontspoten
ego?
Doe nu toch gewoon die handdoek om. Kom hier, ik maak er
wel een tulband van.
Non-conformistisch, bloedmooi en toch totally punk, jij bent
het compacte moordwijf van 1m65, misschien wel geboren in mijn dromen. Je chargeert
al weer mijn richting uit. Ik grijp je vast bij je zandlopermiddel en ontwapen
je. De handdoek dwarrelt open op de vloer. Handdoeken zijn zo symbolisch
geladen, sinds ik jou ken.
Weet je wat mijn moeder laatst zei?
Even je parfum opsnuiven. Unieke feromonenbom die mijn
ballen energiek doet headbangen. Die eeuwige lieskramp als jij in de buurt bent.
Zeg, die handdoeken in de vuile was. Waarom geven jullie
die zo snel mee? Wij gebruiken die nog eens, hoor.
Je proest het uit. Victory. Als ik je evenveel orgasmen kon
bezorgen als lachbuien, zouden we misschien een toekomst hebben.
Samen dan.
Apart vast nog wel. Nou ja, get over it, zeg ik tegen
mezelf.
Je bent mooi als je lacht, zoals nu met het beeld van mijn
ouders die onze lichaamssappen onbewust over zich uitsmeren, maar je bent nog
mooier als je verstijft van genot, glanst en je lekkere lijf extase ademt. Vooral
als je mijn ego streelt door te zeggen dat je iets keiheet vindt en als de
lakens drijfnat worden van je driehoekige juweel.
Wat ik verder zo fantastisch vind, is dat ik door je kleren
heen kan ruiken of je geil bent.
Ik zwelg je elke dag zonder kans op indigestie. Zelfs je
taalgebruik snijdt heerlijk kietelend door mij heen. De letter A is sinds ik je
ken, helemaal mijn favoriet, no contest, die Antwerpse A.
Heerlijk ook om door jou gewekt te worden, midden in de nacht, als je na
elk feestje, zonder kloppen bij mij in bed duikt en ik bij jou. Hoe wij elkaar
wakker kussen.
Voor het eerst heb ik een leven en hoef ik geen films te bestuderen om te
weten hoe het voelt om voluit jong te zijn.
Ik kan geweldig lang naar je
kijken, ook als je een streng gezicht opzet. Ja, je expressie kan soms bijna
steriel zijn, natuurlijk logisch, als we weten op welke afdelingen je stage
loopt.
Nee, als brok onbewogen sensualiteit heb je mij stevig bij mijn nekvel
gevangen.
We hebben weinig gespreksstof, maar ik weet hoe je er van geniet om mij
compleet uit mijn concentratie te halen door schalks tegen mij aan te schuren
op eender welk moment van de dag.
Je bent klein en fijn, maar als we worstelen biedt je stevig weerstand,
en als ik je vast pin, maak ik mezelf wijs dat ik evenveel macht over jou heb,
als jij over mij, eventjes dan.
Ik hou van onze avondritueel. Sleuren met matrassen en kussens om één van
onze twee koten tot geïmproviseerde tweepersoonskamer om te toveren. Mijn
innerlijke chaos komt tot rust in de zee van rommel waar wij net tussenin
lijken te drijven, op twee matrassen, ongelijk in hoogte. En zelfs al sukkel ik
er gegarandeerd tegen de ochtend tussenin, toch lag ik nooit beter. Als jij al weg bent naar het ziekenhuis, is mijn hoofd nog lang ijl van je geur in de lakens.
Bovenal ben ik
verknocht aan die eeuwige ongrijpbaarheid van je, in welk standje ik je ook
neem, hoe vaak ik ook je borsten kneedt, of je tengere lichaam bijna vermaal
tussen mijn armen.
Altijd lijk jij op het
punt te staan om voor altijd aan mij te ontglippen.
Zodat elke keer seks met
jou, voelt als de allereerste keer. Maximale spanning, je geur en smaak elke
keer weer nieuw. Zoals een dooie een dag drinkt, die hij er onverwacht nog bij
krijgt, zo drink ik jou.
Met gulzige voorzichtigheid, bang dat elke drogerende druppel de laatste
kan zijn.
Ik vraag of je nu echt
niet komt naar het bal. Ja, toegegeven, ik wil weer eens met je pronken. Ik wil
andere vrouwen weer in mijn oren horen fluisteren: waw, je lief is echt een
mooi meisje.
Ik wil terug genieten
van je veroordelende onwennigheid, van je grote bedenkelijke ogen, ik weet hoe
je het presidiumwereldje waar ik zo wellustig in meedraai, belachelijk vindt. Alles
wat ik doe buiten ons bed, vind je eigenlijk maar zo zo.
Een van je mooiste
complimenten tot nu toe, was toen je zei: Dat presidiumlint is het enige wat
er mis is aan jou.
Jij gaat naar jouw
kotfeestjes van chillmensen met hangmatten en stapels weed en ik ga naar mijn
mas tu vu feestjes in verduisterde zalen om mij groot te voelen in dat lint
van me.
Wat mij altijd verbaasd,
is hoe wij zo vaak op hetzelfde moment thuiskomen, zonder
telecommunicatiemiddelen. Woorden doen het bij ons nu eenmaal bedroevend slecht.
Alleen ben ik te jong of
te onervaren om dat als een zegen te zien en geen vloek.
Nu zoek ik naar zeldzame
momenten waarop we eens woorden vinden, maar later zal ik mij alleen de
momenten herinneren, waarin ik naar je keek en je helemaal opslokte.
Alsof de trage
fijnproevermanier waarop ik je dagelijks uitkleedde, de manier waarop ik je
slaapwel kuste of de intense duiken die ik nam in je ogen ooit voordeel konden
halen bij een verbale toevoeging.
Als de tijd in cirkels
gaat en we treffen elkaar ooit terug op een verre kruising voorbij dit aardse
leven, zal het niet zijn voor een goed gesprek, maar om terug voor eventjes
onsterfelijk jong te zijn in de versmolten geur van een zuiver naakte nacht.
dagboek van een schrijver: tussen een ander koppel benen
Waarom andere vrouwen beffen?
Ben ik dan niet goed genoeg, vroeg ze vroeger met haar grote
bezorgde Disney-ogen.
De uitleg was kinderlijk simpel.
Haar wil ik elke dag drinken, maar er zijn zo veel vrouwen
op de wereld en ze smaken allemaal anders.
Als ze toekijkt, is 't al geen zonde meer.
Een vent die niet meer achter de vrouwen zit, is een
gerobotiseerde werkslaaf, uitgeblust en zelfbeliegend.
De voortplantingslokroep van de cellen negeren is spuwen in t
gezicht van t leven.
Verleiden verhoogt de creativiteit en van alle boeken zijn
vrouwen het t meest waard om gelezen te worden.
Een goed boek roept de lezer terug, zoals een heet wijf een slappe lul telkens weer stijf wrijft in het sperma dat tussen haar borsten ligt.
Ik geniet alleen van romans die mijn christelijk schuldgevoel perverteren en ik hou alleen van vrouwen die niks van hun waardigheid verliezen als je ze samen met een goeie maat op alle mogelijke manieren gepenetreerd hebt.
Een vrouw doorgrondt je pas echt, als ze glimmend opkrult
terwijl de zoetzure ochtenddauw van haar hongerige poes onbeschaamd op je tong
prikt.
Dagboek van een schrijver: ik werk alleen met mensen die kunnen zuipen
In dat opzicht (en helaas niet alleen in dat opzicht) heb ik
een overeenkomst met Stalin, ik vertrouw geen nuchtere mensen.
Eergisteren was mijn regisseur zo ongeveer poepeloerezat en
eigenlijk heb ik hem zo het liefst. Zijn ogen dreven over van de alcohol, maar
over zijn lippen rolde de inspiratie en de bestellingen voor nieuwe
toneelstukken.
Ik moet de spaak gelopen relatie met zijn dochter vertalen
naar een toneelstuk. Das er 1.
Hij wil ook zo snel mogelijk aan de slag met een stuk over
een wild rondschoppende angry young man, met Simon van Renterghem (zie foto) in de
hoofdrol.
Die kerel heeft, naast een geweldige smaak in zo wat alles, een ver dragend, heldere stem, rechte schouders (zeldzaam in deze tijd, maar toch zo presenterend op een podium), de look van een kunstenaar en als hem die soms onbegrijpelijke bescheidenheid van zich zou afwerpen is 't een rasacteur.
Het belooft een stuk te worden doorspekt met sarcasme en het
beste ingrediënt dat een toneelstuk kan hebben: ontmaskerende waarheid die
gezellige illusies met een grijns verstikt.
De helaasheid der dingen, maar dan met ballen. Want het is
alsof Verhulst eens aan Aalst geroken heeft en verder niks, voor hij zijn
boekske schreef.
(de Simon is een notoire hater van Verhelst, en bij
uitbreiding alles wat fake en hypocriet is)
Nu, zolang er geen rellen uitbreken tijdens voorstellingen
van mijn aanslagen, zijn er groeimogelijkheden.
Heb mijn regie-assistente en communicatieverantwoordelijke,
Nicole, duidelijk gemaakt dat ik mijn stukken niet meer laat castreren.
En dat ik als egocentrische solipsist mijne naam in koeien
van letters op t script wil.
Voor de rest ben ik niet eens zo ne moeilijken.
Ik zit nog niet in die fase dat ik eisen stel aangaande de
haarkleur van de groupies.
Naast de jongen met de pijpenkrullen (dat stuk dat mij in
het beste geval aandacht van de Mossad oplevert) wil ik in 2010 af komen met
een toneelstuk over genderidentiteit en vaginoplastie, waarin de Hirja uit
Indië een centrale rol spelen. Ik wil t ook over de huwelijkskansen van
hoogopgeleide westerse vrouwen hebben.
Kunstvormen die niet af en toe een wee gevoel in de buik
bezorgen zijn verdacht.
En om voor de hand liggende redenen, wil ik meer met Russen
werken.
Al was t maar voor de haast kinderlijke, theatrale
zuipsfeer die in de coulissen hangt.
Een zatte mens is puur, maar een zatte Rus, is nog veel
puurder.
De summer of love is een goeie veertig jaar geleden en met
de klimaatopwarming geeft het niet in welk seizoen je een re-enacment inlast.
Vrijdag en zaterdag gespeeld in twee toneelstukken van
mezelf en dat lapt toch een kleine dosis adrenaline in de aderen. Was vergeten
dat levenslust voelt als een brok cocaïne die smelt in je keel gecombineerd met
het gevoel dat je hebt als een sensuele godin het groen van achter je oren wast
en je opleidt in de vleselijke kunsten.
Ik snap iets van de erotische spanning die hangt tussen
hoofdrolspelers. Wat mij betreft, had ik mijn tegenspeelster wel eens willen
beffen. t Is van sterrenbeeld een leeuwin en van alle tekens zijn dat de
vrouwen die het liefst een sessie cunnilingus geserveerd krijgen. Er is niks
dat mij meer opwindt, dan vrouwelijke opwinding. Vrouwen zijn t mooist als zij
nat zijn.
Mijn vriendin kan daar allemaal goed tegen, ze is tenslotte
voor mij gevallen omdat ik zon zwart decadent kantje heb. Vroeger was haar
leven zo strak geregeld dat ze wel wat ontsporing kon gebruiken. Dus geen
wonder dat ze viel voor nen Posjljak, nen viezen tist, just geleik Boon.
Als een mens een beetje gekruid wil schrijven, moet hij/zij
van veel proeven. Its one big experiment. Probeer het niet thuis, als je er het
juiste gestel niet voor hebt of te veel geeft om het oordeel van
afkeuringslievende famiale rechters. Het vraagt redelijk wat eelt om te
genieten van alledaagse chaos.
Nu, volgens mijn tegenspeelster kon ik haar ten vroegste
beffen op woensdag. Ze had haar maandstonden en ze kent mij nog niet lang, dus
ze dacht vast dat ik zou passen.
Nochtans, beffen tijdens maandstonden, geeft hoogstens een
lichte ijzersmaak aan het geheel en misschien een rode snor, maar ach, ik wed
dat Baudelaire daar de schoonheid van in zag.
Kurt Cobain was ook verlekkerd op menstruatiebloed en nogal
gefascineerd door de hele interne vrouwelijkheid. Philip Roth schaamt zich ook
niet om een scene te schrijven waarin een ouwe vent een straaltje rood sap
weglikt van de dij van een lekker wijf van nog geen 25.
Schrijver zijn, is een ziekte. Een ziekte waarvan je niet
wil genezen, tenminste als er redelijk wat succes komt bij kijken. Zonder
succes, is een schrijver, maar een doffe zak, zonder licht in de ogen en nog
volstrekt aseksueel ook. Een belediging voor het beetje leven dat er nog in
zijn botten zit. Nee, een mens kan pas goed schrijven als hij mensen verslindt
en het leven zo graag ziet dat hij het elke dag neukt. Mensen zijn graag in de
buurt van levenslustige schrijvers, want niemand zal hen ooit met gretigere
ogen indrinken of zo totaal aanvaarden zoals ze werkelijk zijn, als een echte
schrijver. Ik verdraag alleen mensen die zich geheel naakt aan mij tonen, zodat
ik alle zwarten plekken op hun ziel kan liefkozen.
Ik ben extreem en als er dan toch eens applaus te horen
valt, is mijn seksuele honger weer van boulimische proporties. Sekshonger is
vrij essentieel om de levenslust op peil te houden. Dus voor t eerst in een
half jaar tijd, loop ik er niet bij als een suïcidale nepmartelaar die alleen
niet verzuipt in de rivier hier verderop, uit meer dan latent aanwezige
religieuze neigingen en de liefde voor een moeder die haar echtgenoot en
schoonvader al aan zelfterminatie verloor.
Zelfmoord gaan we die schat van een vrouw niet aandoen. Mijn
mama is echt een geweldig warme vrouw met een sappig gevoel voor humor die mij
uitstekend opgevoed heeft en mij altijd behandeld heeft als een mens en niet
als een baby. Zij heeft altijd met een volwassen vocabulaire met mij gebabbeld.
Eergisteren hoorde ik dat er in de tweede master van de
richting geneeskunde aan de universiteit Gent, een koppel zit dat nu op zoek is
naar een vrouw om een trio mee te beleven. Zij doen rondvraag naar geïnteresseerden.
Langs deze weg zou ik hen graag zeggen dat dit de foute aanpak is.
Het is beter dat als predator aan te pakken en gewoon een kennis
uit te nodigen, waarvan wel te vermoeden valt dat haar hormonen regelmatig een
stevige boogy-woogie dansen en dat onschuldig kind dan op slinkse wijze vol
alochol te kappen, bijvoorbeeld door middel van een spel vodkaRisk. Een beste
vriend(in) in het bed lokken, is ook altijd mogelijk.
Een kusje en een aaitje op het juiste moment, breken het ijs
and when the levee breaks, the kids are gonna taste each others fluids.
Er wordt om de verkeerde redenen te weinig gepoept in dit
land.
Mijn oma heeft het karakter van een heks, maar ik wil in
contact blijven met de roots die mij resten, dus ga ik er regelmatig langs. Als
ik zie wie mijn grootmoeder is, heb ik meer vrede met wat ik zelf uithaal.
Oma is vereenzaamd en oud. Ze is verslaafd aan waarzeggerij
en kansspelen en ze voelt zich fundamenteel onveilig in deze samenleving.
Verder is ze er stellig van overtuigd dat er s nachts onbekenden op haar deur
komen bonzen.
Als ze niet luidop fantaseert over het grote lot winnen,
haalt ze herinneringen op aan vroeger, aan de mannen die ze over de vloer kreeg
en de gezinnen waarvoor ze gewerkt heeft. Het overgrote deel van haar
beroepsleven is ze gezelschapsdame geweest.
Op het kleine salontafeltje naast haar luie zetel staat een
foto van haar man zaliger, mijn grootvader. Over hem heeft ze het ook graag.
Een echte smeerlap, die liever zeverpraat verkocht dan dat hij werkte, maar
toch zon knappe vent.
Ik ken de verhalen allang op mijn duimpje en toch luister ik
telkens weer naar de schaduw van een legende die mijn grootvader in de ogen van
mijn grootmoeder is gebleven.
In ons dorp was hij een opvallende figuur. Met zijn lengte
van 1m 92 kon werkelijk niemand om hem heen. Toen zijn jeugd al lang vervlogen
was, stond hij nog steeds met een lengte van 1m 78. Zelfs met die ingekorte lengte
bleef hij vele mensen angst inboezemen. Tenminste, áls hij dan eens stond, want
meestal zat hij. De houten leunstoel in de voorkamer was zijn vaste stek.
Daar zat hij dan met een boek op zijn schoot. Elke dag weer
een ander boek, want niks kon hem lang boeien. Het boek las hij zelden, wel
kwijlde hij het onder. Die boeken vervingen de vrouwen waar hij vroeger op in
slaap viel. Ik kan niet met zekerheid zeggen of hij hen ook onderkwijlde. Er
zijn wel indicaties.
Steeds als mijn grootmoeder een korte woordenwisseling met
hem gevoerd had, diende ze spuug uit haar gezicht te vegen. Voor haar was dat
hoogstens een klein ongemak. Als vermeende soldatenhoer was ze heus wel erger
gewend. Ik zeg vermeend, want bewezen is het nooit en zelf durf ik haar niet om
uitsluitsel vragen.
Al die dozen Duitse
chocolade die ze in haar kelder heeft staan, kunnen echt onschuldige cadeautjes
geweest zijn van sentimentele moffen. Zij kan het ook niet helpen dat elke
Lanzer in haar een nichtje of klein zusje herkende. Geruchten zijn echter
venijnige dingen. Zeker tot het eind van de jaren '60 stond mijn grootmoeder
bekend als 'de matras van de Denderstrasse'.
Mijn grootvader die werd heel oud. Maar mijn grootmoeder die
blijft tegen alle verwachtingen in, het streepje tussen haar geboortedatum en
sterfdatum rekken.
Al rond haar tachtigste levensjaar zei de dokter dat ze een
Keith gelapt had. Oud worden met zo'n destructieve levensstijl, dat kon alleen
Keith Richards. Mijn grootmoeder lukt het echter moeiteloos. Tot haar
zeventigste levensjaar maakte zij elke dag drie flessen wijn soldaat. Twee in
de voormiddag en eentje 's avonds. Tussenin lag ze uitgeteld op de sofa. Helaas
vertikt ze het om ooit de honderd te halen. Dat heeft ze gezworen.
Van getallen bestaande uit meer dan twee cijfers heeft ze
een heilige schrik. Haar aanleg voor bijgelovigheid is ongezien. Vijf keer per
week frequenteert ze een waarzegster. Vijf keer dus, en geen zes, want zelfs
waarzegsters hebben sluitingsdagen.
Die waarzegster heeft ooit eens raadselachtig gezegd:
"twee cijfers zijn honing, maar drie cijfers zijn lookworst." Mijn
grootmoeder heeft een hartsgrondige afkeer van lookworst. De arme vrouw - haar
pensioentje overtreft ternauwernood het BNP van Mozambique - weigert in te zien
dat de volgevreten waarzegster weinig talent heeft voor profeteren. In
profiteren is ze dan wel weer een hele kei.
Aanvankelijk ging ze informeren bij kennissen van mijn
grootmoeder. Daardoor wist ze vaak wel iets aannemelijks voorspeld te krijgen.
Maar uiteindelijk gaf ze dat op en nu zuigt ze maar wat uit haar duim, want
mijn grootmoeder heeft niet zo gek veel vriendinnen.
Haar man was ooit rijk geweest. Helaas verbraste hij alles
aan vrouwen en een half dozijn bastaardkinderen. Misschien waren er twee of
drie echt van hem. Op dat vlak was hij een tikkeltje naïef. Vrouwen smeerden
hem heel makkelijk het vaderschap van hun kroost aan. Het volstond om bij hem
aan te bellen in gezelschap van een jengelend kind. Mijn grootvader had een
beruchte hekel aan lawaai. Als je mijn hem confronteerde met een kind, zwichtte
hij vrijwel meteen. Al was het maar om dat jengelen te laten ophouden.
We mogen hem echter ook niet onderschatten. Hij had toch wel
zijn pragmatische kant. Als hij het vaderschap aanvaardde, kon hij daarna nog
eens op de moeder van zijn nieuwbakken kind zitten. Mijn opa bracht zijn vrije
tijd immers door met twee dingen: op een vrouw zitten en een vent door een deur
rammen. Deze ongelukkig gekozen hobby's hadden het voordeel dat ze te
combineren waren. Als je op andermans vrouw zit, is de kans groot dat je na
verloop van tijd de rechtmatige echtgenoot voor je neus hebt. Die kan je dan
door een deur rammen. Dat soort machogedrag levert dan weer een andere dame op.
Continuïteit verzekerd.
Natuurlijk was vooral mijn grootmoeder slachtoffer van de
levenswandel van mijn opa. Om haar verdriet op te vangen, had ze zo haar eigen
initiatieven: onder een vent liggen en hijsen. Daar kun je ook mooie
combinaties mee maken. Concrete langetermijngevolgen voor mij: de familiezaak
ging failliet. Concrete gevolgen voor mijn grootouders: armoede troef.
Maar dat hinderde niet. Grootmoeder schakelde over op
goedkopere merken, maar bleef hijsen. Met rampetampen kapten ze al evenmin. Wel
was er een forse daling merkbaar in de kwaliteit van de te neuken vleeswaren.
Gelukkig werd dit ruimschoots gecompenseerd door hun aftakelend
gezichtsvermogen. Pas toen ze beiden de vijftig voorbij waren, werd hun
seksleven iets minder bruisend.
Dat creëerde overigens een enorme leemte in de gespreksstof
van ons dorp. Hele dagen zat mijn grootvader in die leunstoel. Tot hij er niet
meer zat, maar in de garage lag met twee kogels door zijn hart. De
gerechtsdokter zei dat dit zelden voorkwam en dat mijn grootvader hiermee een
statement wilde maken. Daar heb ik mijn twijfels over. Ik heb mijn opa helemaal
nooit een statement weten maken. Als je jonge katjes verdrinkt in een kokende
chauffageketel, maak je dan een statement? Ik dacht het niet. Sommige mensen
zijn gewoon rot. Hij was zijn leven kotsmoe en daarmee uit. Hij werd niet
beweend en niemand weet waar hij begraven ligt.
Nu, tien jaar na zijn dood, drinkt grootmoeder zowel 's
ochtends als 's avonds twee flessen wijn. Ze heeft nood aan meer evenwicht,
zegt ze.
Al sinds de herfst van haar leven woont ze in een piepklein
appartement, dat ruikt naar te sterk gezette koffie en de mufheid van een
verzameling kitsch. Mijn grootmoeder verzamelt álles. De radio is steevast
afgestemd op een zender die afgrijselijke metrumloze Vlaamse Schlagers afstuurt
op bejaardenhuizen en appartementsblokken als deze. Ik denk dat de helft van
onze bejaarden moedwillig doof worden.
Oma zit in gedachten nog steeds in de herenhuizen van
vroegere werkgevers, huizen met wijnkelders, grote schilderijen in de gangen en
bossen rondom.
Schoonmaken heb ik nooit graag gedaan, laat mij maar koken,
dat doe ik graag en goed.
Ik glimlach om haar een plezier te doen.
Ze zal wel meer gedaan hebben dan koken, maar daarover geen
woord.
Voor de honderdduizendste keer vertelt ze me het verhaal van
die ene Italiaanse werkgeefster die op een dag al haar juwelen aantrok, haar
duurste kleren uitzocht en zo naar het station trok om zelfmoord te plegen. Ze
wilde sterven voor ze oud en lelijk werd.
De trein raakte haar en ze was op slag dood. Vreemd genoeg
had haar lijk enkel een blauw oog en was ze verder intact gebleven.
Die young, stay pretty, mijmert oma.
Interessante levensfilosofie, maar mijn grootmoeder heeft
geen gevoel voor timing.
You too need the lecture on the childnishness of coupling? Of course it's childish. Family life is, today more than ever, when the ethos is created substantially by the children. It's even worse when there are no children around. Because the childish adult replaces the child. Coupled life and family life bring out everything that's childish in everyone involved. Why do they have to sleep night after night in the same bed? Why must they be on the phone to each other five minutes a day? Why are they always with each other? The forced deference is certainly childish. That unnatural deference. In one of the magazines, I read recently about a famous media couple married thirty-four years and the marvelous achievement of their learning to bear each other. Proudly the husband told the reporter, "My wife and I have a saying that you can tell the health of a marriage by the number of teeth marks on your tongue." I wonder, when I'm around such people, what are they being punished for? Thirty-four years. One stands in awe of the masochistic rigor required.
De wraak van Gregorij. Onze gast begint de ochtend
van dag vijf met de boel op zijn kamertje kort en klein te slaan. Vervolgens
eist hij tot driemaal toe luidkeels ontbijt.Meer bepaald in de vorm van
gebakken aardappelen. Na zijn ongevraagde verbouwingswerken weigert mijn moeder
deze klaar te maken. De koffiekoeken die Matthijs en ik onder witte vlag naar
hem toewerpen, schopt hij terug met de woorden: Jullie graanrommel moet ik
niet! De Vodka van gisteren was nochtans graanvodka en die ging er bijzonders
goed in. Na drie uur van bikkelharde onderhandelingen komen we tot een
compromis: Gregorij belooft inschikkelijker te zijn en met ons uit wandelen te
gaan, indien hij de gebakken aardappelen krijgt met enkele schijfjes tomaat en
ook een glaasje Vodka.
Ik wil zeggen dat die dus van graan gemaakt is, maar
Matthijs schopt mij onzacht tegen het scheenbeen aan. Ik grijp hem bij zijn
keel, maar mijn pa, weet ons te scheiden. Waarom zijn jullie ook niet gewoon
economie gaan studeren? Geen kans dat je daar ooit te maken krijgt met Russen,
want die hebben geen economie. Pa heeft zo zijn vooroordelen. Gregorij krijgt
al zijn eisen ingewilligd. Moeder weten we tijdig het rattenvergif te
ontfutselen. Zo krijgt Gregorij aardappelen waarvan je na consumptie niet
schuimbekkend over de vloer rolt. De details van onze levensreddende ingreep
hangen we maar niet aan zijn neus. Gregorij schrokt alles naar binnen. Na zijn
ontbijt keilt hij de lege pan naar iemands hoofd, het mijne namelijk. Matthijs
verbiedt mij te reageren. Gezien pa al klaar staat voor een interventie, laat
ik er het er bij. Gregorijs woorden: Sorry, ze ontglipte mij., laat ik over
mij heen gaan.
Hierop gaan we vredig op wandel.
Dat gaat hooguit vijf minuten goed. Gregorij ziet opeens berkenbomen staan. Het
effect daarvan hadden wij nooit kunnen voorspellen. Onze gast krijgt me daar
een aanval van heimwee Gregorij zakt op zijn knieën, rukt zijn haren uit en
barst uit in de meest jammerlijke snikken, doorspekt met odes aan Moedertje
Rusland en dat in het Russisch natuurlijk. Ik voel meteen nattigheid. Hier
komen Matthijs en ik niet ongestraft mee weg. Alle oudjes in mijn straat,
nieuwsgierige aagjes van de gemeenste soort, hebben vanachter hun gordijnen
alles in de mot. Gezamenlijk stormen ze buiten. Dat doen ze ook als er een
ambulance passeert. Dan willen ze zien waar die stopt. Tenzij het er eentje
voor henzelf is, want dan liggen ze liever ergens halfdood. Bijvoorbeeld op de
keukenvloer of in hun kippenhok. Ook nu onderbreken ze hun aanbidding van het
televisiemedium. Ze storten zich op ons. Die dementerende gekken denken dat wij
Gregorij zwaar mishandeld hebben, dat we een illegaal gebruiken als
persoonlijke slaaf. Zonder verdere vragen gaan ze aan het slaan met hun
wandelstokken, looprekjes en ook een enkele tuinschaar. Want als een oude van
dagen niet voor tv zit, is hij zeker zijn gazon aan het kortwieken. Onder al
die slagen, krijgen we vanzelfsprekend niet uitgelegd wat er werkelijk gaande
is. Dus zetten we het op een lopen.
Het bejaarde volkje ontfermt zich
over Gregorij. Hij krijgt thee aangeboden met van die muffe koekjes die elke
Belg boven de 65 in huis schijnt te hebben. Al snel zien ze hun fout in.
Gregorij scheldt hen de huid vol. Hij maakt hen een looprekje afhandig en gaat
op zijn beurt aan het slaan. De oudjes vluchten terug naar hun televisie.
Grigorij vervoegt ons bij onze schuilplaats. Kom vanuit die boom, stelletje
angsthazen. We klimmen inderdaad naar beneden en zetten de wandeling verder.
Tot onze verbazing verloopt alles goed. De zomerzon verkwikt ons, de vrede
lijkt teruggekeerd, Gregorij vertelt ons zelfs een mop. Wij forceren een
glimlach. De wankele harmonie is natuurlijk een kort leven beschoren. Al snel
komt er een vervaarlijke stoorzender opdagen.
Een kwaadwillend lot grijpt in,
en wel in de vorm van een eekhoorn. Dat onze oosterburen een tikkeltje
buitensporig bijgelovig zijn, wisten we al langer, maar dat het zon proporties
aannam dat konden wij nooit vermoeden. Gregorij ziet een eekhoorn oversteken,
een kleine, onschuldige eekhoorn. Wij staan vertederd te kijken, maar onze gast
gaat er meteen vandoor, zo snel als zijn benen hem kunnen dragen. Hij klautert
dezelfde boom in waar wij net uitgesprongen en daar blijft hij zitten tot het
schemert. Jullie gaan mij vermoorden, jullie gaan mijn vermoorden., zegt hij
almaar door. Maar nee, zeg ik, mijnheer Gregorij de angsthazige, daar zijn
wetten voor voorzien, die laten ons niet toe jou te vermoorden. Hoe graag we
dat ook zouden willen.
Tenzij we het natuurlijk op een
ongeluk laten lijken. Je weet heus zelf dat een ongeluk in een klein hoekje
zit. Je zou versteld zijn als je wist op wat voor bizarre manieren mensen
zichzelf onthoofden met, neem nou, een tuinschaar. Gregorij brengt de rest van
de dag niets begrijpelijks meer uit. Hij schudt en beeft zo hard, dat de boom
al snel de helft van zijn gebladerte verliest. Ik doe alsof ik een tuinschaar
in mijn handen houd. Gregorijs kreten gaan door merg en been. De oudjes snellen
hem nu niet meer ter hulp.Het is avond en s avonds is er familie op de buis in
combinatie met herhalingen van FC de Kampioenen. Op zon moment moet het huis
van een Vlaamse bejaarde al aan de vier hoeken branden voor hij met zijn
artritische krent uit de zetel komt.
Matthijs smeekbeden alstublieft
op te houden met het pesten van onze gast hebben geen effect. Mijn sadisme komt
in volle kracht opzetten. Ik vang de eekhoorn, plaats hem op mijn schouder en
voer hem nootjes. Ondertussen boots ik wolfsgehuil na. Gregorij komt al snel in
een psychose terecht. Hij begint zich hoogst merkwaardig te gedragen. Tenzij
het in Rusland de gewoonte is de schors van berkenbomen af te likken terwijl je
met beide vuisten op je slapen inbeukt. Matthijs en ik hebben het nu wel gehad
met onze logé. We bellen de dienst immigratie met een anonieme tip. Er komt een
busje met mensen in een witte jas om Gregorij op te halen. Matthijs en ik maken
rustig onze wandeling af. We keuvelen volop over ditjes en datjes zoals wij dat
zo graag doen. Van Gregorij horen we verder niks meer. Zijn bagage schenken we
aan spullenhulp. Zijn universiteit stuurt twee verontruste mails, maar die
laten we wijselijk onbeantwoord. In het Russische leger benemen zich jaarlijks
duizenden rekruten van het leven, de Russische regering ligt echt niet wakker
van een verdwenen student neerlandistiek.
Matthijs stelt voor het met een
list te proberen. We kloppen aan bij Gregorij. Wanneer we zoals verwacht weer
geen reactie krijgen, wandelen we weg. Ondertussen roepen we luidkeels: Tja,
dan gaan we al die Vodka helemaal zelf moeten opdrinken! We doen alsof we er
vandoor zijn en jawel, we horen het knarsen van de sleutel in het slot.
Gregorij treedt uit zijn isolement! Hoezee!! Dat moeten we vieren. We halen de
vermelde Vodka boven. Eindelijk, eindelijk gaan we ons Russisch bijschaven. De
snelheid waarmee onze gesloten logé zich ontpopt tot een vlotte prater slaat
ons met verstomming. We hebben het uitgebreid over het leven in Rusland, over
de verschillen tussen oost en west en nog veel meer.
Gregorij brengt ons de
kunst van het toasten bij. Hier bij jullie, zegt hij, drinken jullie maar
raak, elk drinkt wanneer het hem zint. Wij doen het anders, wij maken er iets
speciaals van, iets heiligs zelfs. Telkens hij naar zijn glas grijpt, worden
wij geacht dat ook te doen. Weigeren staat gelijk aan een oorlogsverklaring. En
wij maar kappen dus. Op de kennismaking, op de vriendschap, op de vrede tussen
de volkeren. Zo verder tot diep in de nacht. Wat gaat het goed denken Matthijs
en ik samen. Eindelijk hebben we de sfeer die we wilden. Tot ik in mijn
oneindige dwaasheid Gregorij uit zijn tent wil lokken. Ik hef het glas hoog en
spreek als volgt:
Weet je waar ik niet tegen kan:
Russen nog steeds Untermenschen in de ogen van mijn vader- die Amerika
reduceren tot wolkenkrabbers en pochen over hun uitgestrekte steppe. Alsof
Amerika geen uitgestrektheid heeft! Verdrinken in verzuurde borsj graag, die
kloefkappers! GOD BLESS AMERICA!!! Waar ik verder niet tegen kan:
mensen die dagelijks Amerikaanse cultuur INdrinken via film, muziek en tv en
melken over hoe gekant tegen Amerika ze wel niet zijn. Naar de Goelag met die
klojos. Verder: Mensen die tegen Hitler zijn, maar niet tegen Mao. Kijk,
Hitler blijft een verwerpelijke massamoordenaar, maar die waste zich tenminste.
Komt nog bij: mensen die doen alsof Stalin een lieverdje was. Je soldaten
achter rijdende vrachtwagens binden omdat ze zich - allicht in begrijpelijke
omstandigheden hebben overgegeven is gewoon kierewiet.
Na een minuut van de ijzigste
stilte zit Gregorij mij achterna met een keukenmes. Iets in mijn, ik geef het
toe, beschonken betoog, zint hem niet. Is het de commentaar op Stalin of zijn
de lovende woorden aan het adres van Amerika genoeg reden voor een casus bella?
Wie zal het zeggen? Zeker is dat Gregorij en ik koortsig omheen de keukentafel
koersen. Ik om een keukenmes tussen mijn ribben te vermijden, hij precies om het
daar te planten. Na een tiental toertjes komt Matthijs met de oplossing: hij
pootje lapt mijn schuimbekkende achtervolger. Ik bedank hijgend mijn kompaan
voor zijn reddende actie en we halen beiden opgelucht adem.
Dat is echter
zonder de verbetenheid van onze gast gerekend. Hij krabbelt terug overeind,
slaat de hals van de fles Vodka en hup, daar begint de keukentafelrace van voor
af aan. Ook nu is het Matthijs die de vijandelijkheden staakt door krek
dezelfde ingreep. Alleen pootje lapt hij mij en niet mijn drieste belager.
Wanneer ik hem daar met licht geagiteerde aandrang attent op maak, ziet hij
zijn fout in en pootje lapt hij ook de gewapende Rus. Ik verontschuldig mij bij
Gregorij, maar het baat niet. Hij staat op en verdwijnt naar zijn kamer. We zijn
terug naar af. Het zal nooit meer helemaal goed komen. Matthijs kijkt mij boos
aan en zegt: jij ongelofelijke kemel. Ja, wat zeg je daar op?
Gregorij is terug op zijn kamer.
Wanneer hij precies teruggekeerd is, daar hebben we het raden naar. Hoe hij s
nachts binnen geraakt is, zonder vernielingen toe te brengen aan onze voordeur,
is al evenzeer een raadsel. Matthijs en ik blijven niet werkeloos toezien
terwijl onze gast zich hermetisch opsluit in mijn eigen huis. We starten een
correspondentie met Gregorij onder de deur door. We verzoeken hem vriendelijk
naar buiten te komen of op zijn minst mede te delen, waarom hij zich gedraagt
alsof wij zijn ergste vijanden zijn. De reacties blijven uit. Nadere
kennismaking met Gregorij zit er ook vandaag niet in.
Overal waar Laura kwam, ving zij de blikken van de mannen.Al in de middelbare school leverde
dat allerlei voordeel op. Straf kreeg ze nooit en hoewel ze voortdurend
babbelende, kreeg ze vrijwel nooit een opmerking van de leerkracht. Tenzij het
natuurlijk een vrouw was, want bij haar eigen sekse lokte zij meestal
afgunstige wrevel uit. Echte vriendinnen had ze dan ook niet. Al kende ze wel
heel veel mensen en had ze een druk sociaal leven.
Aan de unief zetten die trends zich door. De professoren
fixeerden hun blik op haar tijdens de lessen. Dat vond zij nochtans vreselijk. Winter en zomer ging zij naar de les in een
koltrui. Daar begroef ze zich in, maar haar geïmproviseerde sluiters hadden
weinig effect. De proffen bleven kijken. De klasgenoten even zeer. Ze had een
samentroepingseffect op leeftijdsgenoten. Jongens staken de hoofden bij elkaar
om haar collectief te keuren en de meisjes klitten samen om schoonheidsfoutjes
te kunnen ontdekken. En als ze die niet vonden, dan schreven ze haar wel af als
een hautaine bitch.
Academisch liep het vlot. Een hoogvlieger was zij niet, maar
ze haalde aardige cijfers. Lauras voornaamste zorg was dat zij geen lief had.
Erger: zij had nog nooit een lief gehad. Zelfs over een eerste kus kon zij niet
meepraten. Met 21 was het meisje dat in de winkelstraten alle hoofden deed
keren, nog steeds grasgroen achter de oren.
Niemand uit haar omgeving wist waarom. Zij zelf kreeg er kop
noch staart aan. De mannen keken wel, maar daar bleef het dan meestal bij.
Enkel de meest onmogelijke griezels waagden zich in haar buurt. Die
overstelpten haar dan met clichévragen. Of erger: met clichécomplimenten. Verveeld
stuurde ze hen wandelen. Soms vroeg ze zich af of ze misschien te kieskeurig
was. Als iemand dan vroeg wat voor jongen ze zocht, antwoordde ze steeds: een
gewone, normale jongen. Daar lag het dus ook niet aan.
In het derde jaar van haar studententijd leerde zij dan toch
iemand kennen. Ze kreeg een nieuwe kotgenoot. Een van Lauras huisgenoten
vertrok voor zes maand naar het buitenland. In de tussentijd nam er een student
haar kamer over. Kwestie van niet onnodig huur te betalen.
De nieuwkomer bleek een bijzonder spontane kerel te zijn. Ze
zag hem voor het eerst in de gemeenschappelijke gang. s Ochtends haalde ze haar
fiets uit de berging. Net toen zij de voordeur dicht wilde trekken, kwam hij
binnen met een brood. Hoi, zei hij. Ik heet Wannes en jij?
Laura, zei ze,
terwijl ze ongewild haar armen kruiste en als een soort autosanctie de hiel van
haar ene schoen hard neerzette op de tip van haar andere schoen De jongen bleef
oogcontact zoeken en liet haar blik niet los. Dat was dan de eerste normaal
uitziende kerel die zoiets deed.Ze was
gewend dat jongens zich in haar buurt hopeloos stuntelig gedroegen. Ze raakten
niet meer uit hun woorden, ze lieten dingen vallen en ze keken al zeker nooit
langer dan één seconde in haar ogen. Of ook irritant: ze begonnen
hyperenthousiast over hun toekomstplannen te spreken in een slappe poging om
haar te imponeren.
Deze nieuwkomer praatte tenminste tegen haar alsof hij een
mens voor zich had en geen pop waar je leuk mee kon spelen. In Lauras buik begon
het vreemd te draaien. Ze knikte en ging er vandoor. Op de fiets naar de
faculteit had ze moeite om zich te herinneren welk vak ze had.
In het auditorium was ze er met haar gedachten niet bij. Toen
de prof zich weer op haar fixeerde dook ze echter niet weg. Integendeel, ze
keek hem strak aan. De man raakte volledig de kluts kwijt. Tijdens die ene les
versprak hij zich een keer of zeven. Toen het bord haperde, reageerde hij zo
zenuwachtig, dat hij het per ongeluk loswrikte. Het viel met een luide bons de
grond op. Gewoonlijk gaf hij tien minuten pauze en geen minuut langer, nu bleef
hij een dik half uur weg. Bij zijn terugkomst gaf hij een andere les dan hij
begonnen was, vóór de pauze. Laura sloeg aan het denken.
Het was de drukste dag van de week. Onafgebroken les tot s
avonds. Enkele jaargenotes waar ze soms een oppervlakkige lunchgesprek mee
voerde, merkten op dat er iets aan de hand was. Ze konden alleen niet precies
zeggen wat. Als ze vroegen of er wat scheelde, zei Laura: Ik ben gewoon een
beetje moe. Toen ook de laatste les aan haar aandacht ontsnapt was, liep ze verdoofd
het auditorium uit. De kennissen vroegen of ze mee ging eten. Ze weigerde. Te
moe.
Op de terugweg stopte ze bij een rood licht. Naast haar
stond een jongen. Ze maakte zich wat kleiner en keek naar hem op met grote
ogen. De jongen bevroor. Autos toeterden boos. Zij schoot weg. De jongen
raakte niet in gang. Hij kwam twee meter vooruit. Dan gleden zijn voeten van de
pedalen. Hij kwam ten val. Een auto kon nog net ontwijken. Laura fietste op
automatische piloot en bleef verder in gedachten verzonken.
Toen ze aankwam op haar kot, gooide ze haar boeltje in een
hoek. Ze deed een dosis parfum op, waarmee ze anders een hele week toekwam. Ze
poetste haar tanden, trok haar bloes recht.Daarna rende ze de trap op. Ze
stopte bij een deur, versierd met de tekst: Cunnilingus is king, if you
dont get the whipped cream all over you, then youre not doing it right.
Er hing een zelfgemaakt collage bij: fotos van rocksterren,
schrijvers, historische figuren. De levenslust die van de fotos spatte, beviel
haar wel. Haar hart bonsde in haar keel. De deur ging open. Wannes keek opnieuw
recht in haar ogen. Twee, misschien drie minuten spraken ze geen woord. Tot
Wannes zei: Ach, kom hier.
Hij trok haar mee
naar binnen, tilde haar op en wierp haar op bed. De kleren vlogen in het rond.
Ze kon nauwelijks nog adem halen. Hun wangen waren vuurrood. Heel haar lichaam
leek inwendig te branden. Zijn handen dwaalden over haar heen, het juiste
tempo, krachtig genoeg. Ze misten geen enkele plek. Elke vierkante centimeter van haar lichaam
activeerde hij. Al haar zintuigen gingen in over-drive. Zijn lippen smaakten
naar boterkoekjes. Voor het eerst raakte haar tong die van een ander.
Waar ze zo lang naar verlangd had, gebeurde: ze ervoer de
sensatie van huid op huid. Urenlang gingen ze door. Ze spraken verder geen
woord. Tenzij de zin: we gaan nooit uit elkaar, we gaan nooit elkaar. Dat
herhaalden ze gelijktijdig, twintig, dertig keer. Ze keken elkaar in de ogen.
Ze gaf zich volledig bloot aan hem. Ze had het gevoel alsof hij in haar
overliep en alle barsten in haar ziel plamuurde. Een gevoel van totale
oprechtheid omspoelde haar. Ze dacht bij zichzelf dat ze nu voor het eerst
helemaal niets voorwende. Hij was haar spiegel. Ze begon half te snikkeen. Hij
kuste onverstoord haar tranen weg en zei niets.
Ze bleef tot de middag. Hij haalde koffiekoeken. Enkel het
hoogstnodige spraken ze uit. Het was alsof hij een tastbare extensie was van
haar en zij van hem. Bij het afscheid knelde hij haar stevig in zijn armen. Hij
perste de lucht uit haar longen. Het weldadige gevoel was totaal. Haar geluk
bezorgde haar fysiek pijn, tot net op de grens van het dragelijke.
Op weg naar de les, voelde ze zich nog steeds bij hem. Ze
manoeuvreerde blind door het verkeer. Toen ze veilig aankwam, kreeg ze flashes
van al de verkeersregels die ze net genegeerd had.
De roddelshoppers waren ook nu opmerkzaam. Jij hebt
iemand., zeiden ze in koor. Hoezo? Waarom denken jullie dat? De vriendinnen
keken onderzoekend. Je glimt., besloten ze unaniem. Laura knikte bevestigend,
maar gaf geen details. De vriendinnen drongen aan. Later, zei Laura beslist,
Ik vertel het jullie nog wel.
De lessen volgde ze in hogere sferen. Haar lippen leken
vastgelopen in een brede glimlach. Haar ogen schitteren als een diepblauwe zee
waar de zon in stoeit, hoorde ze een meisje enkele zitjes verderop zeggen. Iedereen
in haar buurt werd als vanzelf vrolijk. Elke onbekende, man én vrouw, leek haar
wel te willen groeten. Ze kon van iedereen alles gedaan krijgen. Zelf was ze
vriendelijker dan ooit.
Haar groepje bleef zeuren om details over de mysterieuze
kerel. Laura liet niets los. Het was te mooi om het nu al te delen. Later,
zei ze steeds. In haar hoofd speelde honderd keer na elkaar de zelfde film.
Alles had ze geregistreerd. Ze voelde opnieuw de druk van zijn vingers, zijn
warme adem langs haar oor, de kleine kneepjes van zijn getuite lippen in haar
hals, de manier waarop hij teder haar borsten omsloot. De intense golven die
van daaruit, uitdeinden tot in haar tenen. Net zo toen hij haar vingertoppen
traag in zijn mond nam. Haar hart voelde aan als een overproductieve
kerncentrale. Ze had genoeg energie om twintig rondes te sprinten rond haar
faculteit. In de cafetaria boden ze haar koffie aan. Ze weigerde: Geef mij nu
koffie en ik vlieg naar de maan en terug. De jaargenotes kweelden in koor
Smelt!, zodat alle ogen in de cafetaria zich op het groepje richtte.
In de namiddag belde haar moeder. Die merkte ook de
verandering op. Laura zei niets meer dan Gewoon, vandaag ben ik uitzonderlijk
goed gehumeurd. Zonder speciale reden. Tegen het einde van het gesprek zei ze:
Mama, ik zie je graag. Dat had ze in geen jaren gezegd. Moeder reageerde
bijzonder enthousiast. Zeker dat je mij niets meer moet vertellen? Laura was
zeker.
Op een wolk fietste ze terug naar haar kot. Ze zette de
ramen open, sprak haar planten toe terwijl ze water goot in hun schaaltjes.
Daarna ging ze voor de spiegel staan en lachte naar zichzelf. Vervolgens deed
ze lippenstift op. Voor één keer krulde ze zelfs haar wimpers. Ach, wat geeft
het?, sprak ze welgemutst. Neuriënd klapte ze haar ramen dicht. Ze zocht
enkele cds uit in haar collectie en nam een zak snoep uit haar kast. Zo danste
ze de trap op naar boven. Met haar vingers streek ze langs de letters op de
deur. Luidop zei ze: If cunnilingus is king, Ill be its throne Ze vond het
idee dat iemand haar daar aanraakte met zijn mond, maar een beetje vreemd. Ze
zag haar vagina als een soort open wonde en ze stoorde zich aan de lengte van
haar schaamlippen. Maar toch, ze vroeg zich af hoe dat zou voelen.
Zonder kloppen gooide ze de deur open, ze wilde Wannes
verrassen. Laura deed drie stappen naar binnen. De cds vielen uit haar handen.
De zak snoep keilde ze naar voren. Met een smak knalde die tegen de muur. Hij
miste net Wannes hoofd. Haar blik viel op een stel borsten. In haar blikveld
was verder niets. Ongelofelijke smeerlap, zei ze. De woorden borrelden op
vanuit haar diepste binnenste. Ze stormde de trap af, zodat het bijna leek
alsof ze er af schaatste. Hij kwam haar niet achterna. Van boven hoorde ze: Niet
op letten. Dat mens is gek.
Op haar kamer veegde ze meteen de lip-stick af. Ze draaide
haar deur op slot en zette daarna de radio keihard. De tranen liet ze komen. Ze
dook in bed. Haar donsdeken wierp ze over zich heen. Ze creëerde voor zichzelf
een bastion en snikte tot ze geen tranen meer in voorraad had. In de gang
hoorde ze de voordeur luid dichtslaan. Er werd bij haar geklopt. Blijf
godverdomme uit mijn buurt!, schreeuwde ze. Voetstappen schuifelden weg.
Uiteindelijk veerde ze recht. Wenen had haar deugd gedaan.
Ze spoelde haar gezicht. Nothing I cant handle, zei ze tot de spiegel. Haar
gsm lichtte op. Een bericht van haar vader: Hoe maakt mijn kleine meid het? Ik
hoor van je moeder dat je zo goedgezind bent.
Ze stuurde terug: De kleine meid in mij is dood. Liefs, Laura
xxx, en schakelde haar gsm uit.
De rest van de avond bracht ze door bij de roddelshoppers.
Ze had nood aan aandacht en deze giecheltrienen hingen aan haar lippen. Ze deed
heel het verhaal. De meisjes reageerden verbaasd, om beurten knuffelden ze
haar. Laura verzekerde hen dat het wel ging.
Van dan af, had ze minstens vier meisjes in haar leven, die
ze vriendinnen durfde noemen.
Een maand later had ze een vaste vriend. Hoewel ze op kamers
zaten in hetzelfde huis, zag ze Wannes de rest van het jaar slechts een keer of
drie vier. Momenten waarop ze hem straal negeerde.
Zeventien. Mijn eerste vriendje, Alex. Ik ben apetrots, want
hij studeert aan de universiteit, is vijf jaar ouder dan mij en zit op kot.
Twee keer in de week bezoek ik heb, woensdagavond en vrijdagavond. s Vrijdags
blijf ik slapen, s woensdags neem ik de laatste trein naar huis.
Die ene vrijdag hebben we afgesproken om 18u10 aan het
station, ik ben stipt op tijd, hij niet. Ik wacht op hem, gezeten op een
bankje, uiteindelijk komt hij aangesloft. Het kost hem moeite om vriendelijk
tegen mij te zijn, ik voel de slapheid in zijn omhelzing, maar ik zeg er niets
van. Ik werp me extra stevig om zijn hals.
Hij neemt mijn tas over, hij staat er op en zegt nors dat
hij ze wel draagt. Voorbijgangers houden ons voor een dolverliefd koppel. Ik
hoop dat ze gelijk hebben, maar ik ben bang dat ze zich vergissen.
Ik heb ongelofelijk veel zin in hem. Op zijn kot vergt het
een serieuze inspanning van mijn kant om hem tot seks te verleiden, maar ik
weet perfect wat hem opwindt en ik krijg mijn zin. Seks met Lex, technisch
altijd tip top in orde, en soms lijkt hij zelfs emotioneel aanwezig.
Deze keer doet hij extra zijn best, maar hoewel ik bijzonder
opgewonden ben, lukt het niet om klaar te komen. Hij blijft doorgaan en
probeert een halve kama sutra aan standjes tot het uiteindelijk dan toch komt.
Ik had het niet meer verwacht.
Daarna lig ik op zijn borst en ik vertel over thuis, en
blijf over thuis vertellen, een soort zelfpijniging bij zijn tastbare
ongeïnteresseerdheid. Ik vraag waarom hij zo stil is. Nou, gewoon, zegt hij,
ik luister.
We hebben alle twee nog niets gegeten en dus kleden we ons
aan en zoeken we het stadscentrum op. Ook aan tafel zegt hij nauwelijks een
woord. Bij het dessert vraagt hij: Ben je het nog steeds van plan? Ik knik
heftig van ja en lacht ondeugend. Morgen zoek ik een kapper., zeg ik. Je
weet wat ik je gezegd heb?, vraagt hij. De woorden komen er mechanisch uit.
Ach, doe niet zo gek, het is toch maar haar? Je went er wel aan., verdedig ik
me. Opeens heeft hij geen trek meer.
We lopen langs het water. Deze stad is toch echt enig mooi
s nachts, niet?, vraag ik. Zeg ik dat nou om hem op de zenuwen te werken?
Omdat ik weet dat hij dát al een kleffe uitspraak vindt? Mijn vingers
verstrengelen met de zijne. Vraag het mij over tien jaar nog eens., mompelt
hij. Hoezo?, vraag ik weer. Ik kan alleen iets appreciëren als het er niet
meer is., antwoordt hij.
Ik kus hem. Hij rolt verveeld met zijn ogen. Denk ik. In het
donker kan ik het niet met zekerheid zeggen. Ik ga voor hem lopen. In het begin
zei hij vaak dat ik een waanzinnig mooi figuur heb. Maar nu zegt hij niets. En
ik voel dat hij het express doet, hij vermijdt mij met zijn ogen. Hij wíl mij
niet meer mooi vinden.
Terug op zijn kot, geven we ons
nog een keer aan elkaar over. Ik haal mijn beste moves uit de kast, maar het is
duidelijk: hij weigert er van te genieten. Uiteindelijk ben ik uitgeput en net
voor ik me echt niet meer wakker kan houden hoor ik hem zeggen: Hier krijg ik
een kick van; alles hebben om gelukkig te zijn en het dan toch niet zijn. Met
die conclusie rolt hij zich op in de deken en slaapt direct in, of doet toch
alsof.
s Ochtends ben ik voor hem op. Ik
sta voor de spiegel en bestudeer mezelf. Mijn haren glijden tussen mijn vingers
en ik bekijk nog eens goed de kleur. Daarna duik ik onder de douche. Achteraf
scharrel ik mijn kleren bijeen, die liggen her en der verspreid. Hij is nu
wakker en volgt al mijn bewegingen. Wat doe je?, vraag ik, vissend naar een
compliment. Ik verzamel beelden om die later te laten opborrelen, zodat ze mij
kunnen kwellen. En voor ik op zon typische uitspraak van hem kan reageren,
vraagt hij, net of hij niets gezegd heeft:
Moet je door?
Ja, ik heb een afspraak om tien. Ik heb
gebeld.
Ik ga naast hem op bed zitten. Kus hem
uitgebreid. Tot straks, knapperd, zeg ik zangerig. Hij kruipt traag in bed,
stapt een meter en laat zich in een schommelstoel zakken. Daar zit hij, gewoon
uit het raam te turen als ik de deur achter me dichttrek.
Als ik anderhalf uur later
terugkeer, zit hij daar nog. Met mijn breedste glimlach dans ik voor hem. Ik
schud met mijn kapsel. Nou, wat vind je er van? Het is precies zoals ik het
wilde. Geef toe, t is beter dan je verwachtte., zeg ik blij.
Alle emotie is nu echt weg uit
zijn gezicht, hij lijkt een soort stalen robot, net The Terminator, maar dan
zonder de zonnebril. Met zijn stem lijkt hij de kamer te veranderen in een iglo
als hij zegt: Je was gewaarschuwd. Wanneer heb je een trein terug?
Doe niet zo gek. Je went er wel
aan., zeg ik lachend.
Dat is nou net wat ik wil
vermijden: er aan wennen.
Hij weet hoe kil hij klinkt en ik
ken hem goed genoeg, hij geniet hiervan, hij heeft dit soort hardheid nodig om
iets aan zichzelf te bewijzen. Uit zijn verhalen kan ik opmaken dat het een
hardheid is die in zijn familie bewúst doorgegeven wordt van vader op zoon.
Wanneer heb je een trein terug?,
vraagt hij weer.
Ik word bang en stop met glimlachen.
Er is er elk uur wel één.
Dat weet hij goed genoeg. Ik krijg
het benauwd, alles in mijn lijf doet pijn en het is net of er uitgehongerde
slang happen neemt uit mijn hart.
Goed, zegt hij, je kent de weg
naar het station.
Hij neemt een tijdschrift op schoot en zegt
verder niks meer. Ik pak mijn spullen. Hij wil me niet zien en duikt in zijn
magazine, maar het doet hem ook pijn, dat weet ik, daar ontsnapt hij niet aan.
Ik wil mijn waardigheid behouden,
geen scène maken, niet smeken, maar inwendig bloed ik. Ik neem mijn tas en stap
richting de deur. Eindelijk kijkt hij op van zijn tijdschrift. Ik kan zo
gewoonweg niet met jou over straat. Je hebt een totaal gebrek aan stijl.
Ik ben niet van plan om mij te
laten doen en zeg bijna, ja, bijna kwaad:
Omdat ik mijn haar rood verf?
Ik houd me kranig, het laatste wat
ik wil, is wenen waar hij bij is.
Ja, kijk, zo zie je er uit als een
regelrechte slons. Niet dat je anders wél stijl hebt, maar dit slaat alles.
Ik slik. Zijn driftbuien ben ik
gewend, zijn ondoordringbare depressieve momenten, maar ik kan niet geloven wat
hij nu zegt.
Rotzak, stamel ik.
Ik had je gewaarschuwd, zegt hij
langs zijn neus weg. Kijk toch eens hoe hij wil benadrukken dat dit hem
allemaal niet raakt, dat het net is of hij met een krant een vlieg dood mept.
Ik vraag mij af of Roman Polanski
deze scène in mijn leven regisseert. Was ik maar zo knap als Emannuele Seigner.
Blijven heeft geen zin, dus ik
storm de kamer uit en sla zo hard als ik kan de deur achter me dicht.
Achter mij zwaait de deur meteen
weer open, Lex komt me achterna. Wat nou?
Wacht, roept hij. Weet je, gaat hij
verder, je bent best een leuke meid, maar je hebt gewoon nooit iets
interessants te vertellen.
Vind je het leuk om mij te kwetsen?, vraag
ik zonder te halt te houden en zonder naar hem om te kijken.
Maar nee, natuurlijk niet. Ik zal jou echt
missen.
Ik begrijp niet wat hij van plan is, maar dat
hij alleszins íets van plan is, weet ik wel zeker.
Vaak ben je echt schattig en je
figuur is subliem.
Net zeg je dat ik geen stijl
heb, protesteer ik half op mijn hoede, half triomferend.
Ja, maar, dat wil niet zeggen dat
je niet mooi bent. Als je eens wist hoeveel nachten ik naar jou liggen staren
heb. Naar dat on-ge-meen lieve gezicht van je, met die vertederende sproetjes.
Wat hij zegt, klinkt zo goed, de
klankwisseling in zijn stem is opeens zo warm, dat ik tranen voel opkomen, buiten
mijn wil om.
Meen je dat?, vraag ik.
Natuurlijk meen ik dat.
Ondertussen ben ik toch gestopt en
kijken we elkaar aan. Hij strijkt langs mijn wang. Schuifelt dichter en kust
me. Eerst bij mijn oor, dan mijn wang, zo steeds dichter bij mijn mond. Ik laat
mijn zak vallen op de grond en hij tilt me op alsof ik een lucifertje ben en
draagt me terug zijn kamer in.
We vallen samen op bed. Hij gaat
in mij. Ik ben nog nooit zo snel en zo wild klaargekomen. De golven van het
orgasme ebben nog weg als hij zich terugtrekt.
Wat scheelt er?, vraag ik verschrikt.
Sorry, t is echt geen zicht zo. Je ziet er
volstrekt mottig uit, net een rosse mier. Maak dat je wegkomt, ik moet jouw
rotkop hier echt nooit meer zien.
Ik begraaf me in het kussen en huil
hartverscheurend. Normaal zie ik zoiets komen, normaal echt wel. Anders kan ik
zijn spelletjes wel de baas. Ik heb mij nog nooit zo vernederd gevoeld, of zo
dom.
Het ergste is dat ik hem door en
door ken. Inwendig stort alles bij hem in, misschien nog fundamenteler dan bij
mij het geval is, maar hij lacht. Hij lacht luidop. Hij heeft zijn zin.
Ik wil mij van mijn beste kant laten zien en breng
Gregorij ontbijt op bed. Althans dat probeer ik. Als ik aanklop hoor ik hem de
deur op slot draaien. Roepen heeft geen zin. Ik krijg geen reactie. Ik zet het
dienblad met het ontbijt dan maar voor zijn deur. De rest van de dag is er geen
spoor te bekennen van Gregorij. Op de grappig bedoelde vragen van mijn pa: Hij
weet toch dat de koude oorlog al weer meer dan vijftien jaar afgelopen is?
antwoord ik zelfs niet. Mijn moeder denkt natuurlijk meteen dat we met een
crimineel opgescheept zitten. Ik zeg dat we hem nog een kans moeten geven. s
Avonds merk ik dat het ontbijt verdwenen is. Alleen een leeg dienblad blijft
over. Verder van Gregorij geen spoor.
Zomervakantie 2009. Matthijs en ik nodigen een Rus uit bij mij thuis.
Die zal een tijdje komen logeren. Het is een idee van Matthijs om
zo in de zomer ons Russisch bij te schaven. Hoop doet leven, denk ik en ik ga
akkoord. Ik heb toch niets beters te doen. Voor een vakantiejob ben ik immers
veel te lui. Het zoeken naar een job alleen al staat mij tegen.
Matthijs stopt een foto onder mijn neus. Een soort
Neanderthaler met een dikke, borstelige baard kijkt mij aan. Dat is hem.
Morgen komt hij aan met het vliegtuig. Zeg je moeder dat ze niks klaarmaakt dat
melk bevat, want daar krijgt hij de schijterij van
Had zijne
majesteit nog verzoekjes anders? Hoe heet die kerel trouwens?
Gregorij
Aleksandrovitsj Maksimov
En waar heb je die ergens
gevonden?
Simpel, via de site van de unief van
St-Petersburg. Gregorij studeert Nederlands.
Dat kan leuk worden, zeg ik tamelijk
apathisch. Dat denk ik ook, zegt Matthijs dolenthousiast. Ik heb al een hele
programma uitgestippeld, zodat onze gast alles te zien krijgt wat de moeite
waard is in ons landje.
Daar twijfel ik niet aan. Ik
bekijk mijn breed glimlachende vriend die naar me knipoogt en mij een kus toewerpt.
Ik bedenk dat maagden meer licht zien in dit tranendal. Dat komt, omdat ze
denken dat hen nog een wereld te wachten staat die het eeuwige geluk met zich
meebrengt: seks. Wacht tot hij daar zo gewend aan raakt als aan een pak
frieten.
Voorlopig laat ik hem zijn zoete dromen, dus
wij op een hete, zeg gerust snikhete, zomerdag naar Zaventem om Grigorij op te
pikken. Mathijs rijdt als een zwaar bijzijnde ouwe bomma met suïcidale
neigingen, maar hij rijdt tenminste.
We ontvangen onze gast met de grootste
hartelijkheid aan de arrivals. De respons is eerder lauw. Geen nood, het ijs
breekt vast nog we. Zo denken wij.We gooien Grigorijs bagage in de kofferbak
en scheuren weg. We geven een vijftal minuten stevig plankgas. Daarna keren we
terug voor Grigorij. Die waren we in ons wild enthousiasme (nou, vooral dat van
Matthijs eigenlijk) vergeten. De rit naar huis toe verloopt vlekkeloos en
rustig. Gregorij zegt geen woord. Ook niet na drie keer kak djila? (hoe gaat het?)
gevraagd te hebben. Matthijs en ik kijken elkaar een beetje bedenkelijk aan. We
houden het er op dat de lange reis hem uiterst vermoeid heeft. Thuisgekomen
wijzen we Gregorij de logeerkamer aan. Matthijs gaat naar zijn huis toe. Gregorij
zal bij mij logeren. Matthijs vader heeft immers gezegd langs de voordeur
binnen en meteen weer buiten langs de achterdeur toen we vroegen of zijn huis
plek had voor een Rus. Ik laat Gregorij zich rustig installeren zodat hij kan
bekomen van de grote verplaatsing. Ik denk morgen wel beter met hem te zullen
kennismaken.
(extract uit 'zaaien', rotzak Reimbrecht verpest de gezelligheid op de zondagse vlooienmarkt)
Het is ochtend, zeven uur en ik steven af op de vaste wekelijkse
rommelmarkt. Van die nieuwe versiertruc met de vingerhoed ben ik hoogst
tevreden, een echte wolfsklem voor wijven, zon prul. Dus ik ben vast van plan om
alle vingerhoeden die ik maar vinden kan te hamsteren. Na het bezoek aan de
rommelmarkt, ben ik van plan om mijn kans te wagen als straatmuzikant. Met mijn
zelfvertrouwen in poedervorm, durf ik dat nu wel aan.
De meesten zijn hun kramen nog aan het opstellen, maar vingerhoeden heb ik
gauw genoeg gevonden. En prachtexemplaren ook. Vier zijn het er. Niet
vervaardigd van metaal, maar van hout, beschilderd met Arabische motieven.
Hoeveel moeten die kosten?, vraag ik aan een man met een geldbeugel om
zijn middel gebonden en gekleed in een lichte regenjas. Hij draagt ook een
dikke muts en is vakkundig zijn kraam verder aan het uitstellen. Duidelijk zo
eentje die van rommelmarkten zijn hoofdberoep maakt.
Sorry, mijn kraam reikt maar tot het hobbelpaard daar. Mijn buurman komt zo
dadelijk weer, als je even wacht
Ik zeg dat ik eigenlijk heel dringend door moet en vraag hem om in de plek
van zijn buurman een prijs te verzinnen. Vier vingerhoeden, daar kun je weinig
verkeerd aan doen.
Hangt er echt nergens een prijs op?
Ik draai de vingerhoeden nog eens ostentatief om in mijn handpalm, antwoord
dan zeer beslist negatief en kijk de man ongeduldig aan.
Nou ja, goed, twee euro zal wel goed zijn, zeker?
Twee euro?, roep ik verbaasd uit. Ik bekijk ze nog eens en denk: voor
zulke mooie wil ik zelfs gerust 20 euro geven.
De man interpreteert mijn uitroep echter verkeerd en zegt:
Ja, sorry, je hebt gelijk, één euro zal ook wel al goed zijn.
Nee, dat bed,.., begin ik om het misverstand uit te klaren, maar ik herpak
mij tijdig en trek gauw een twijfelend gezicht:
Ja ok, van één euro zal ik wel niet verhongeren, niet waar?
Net als de man de euro op de kas van zijn buurman legt, duikt die terug op.
Herman, je had al een klant, ik leg je geld even hier.
Aha, de dag begint goed. Wat heb je verkocht?
Ik stap gauw door, want ik voel nattigheid.
De vingerhoeden.
De vingerhoeden? Alle vier?
Ja.
Maar hoeveel heb je daar dan voor gevraagd?
Wel ik dacht eerst een halve euro per stuk.
Een halve euro per stuk??
Ja, ik weet het, wees gerust, uiteindelijk heb ik 25 cent gevraagd.
Rommelmarkt allemaal goed en wel, maar we moeten ook geen misbruik maken van de
mensen hé
25 cent? Jouw hoer van een moer heeft ook de moederkoek opgevoed zeker toen
ze een miskraam had? Hoe haal je het in je kop om die dingen te verkopen voor
één euro? Heb je die wel eens bekeken? Weet je wel hoe oud die dingen zijn?
Kalm, kalm, Herman, ik heb gedaan om goed te doen, hé
En jawel, opeens hebben we de poppen aan het dansen. Ik heb duidelijk de
koop van mijn leven gedaan, dus vergeet maar dat ik nog afstand doe van die
hebbedingkjes. Gauw stap ik verder, want in mijn nieuwsgierigheid ben ik
blijven staan om het gesprek te kunnen overhoren.
De marskramers troepen samen rond het bekvechtende duo. En zoals ik al
verwachtte, trekt de helft partij voor de ene en de andere helft voor de
tweede. Iedereen haast zich om er alle mogelijke vuile was bij te halen. Niet
moeilijk, want iedereen kent hier iedereen en voor je het weet is het al lang
niet meer om die vier vingerhoeden te doen en blijft er niemand over die géén
ruzie heeft. Ongeloofelijk, denk ik, net een scène uit een album van Asterix.
De werkelijkheid is echt absurder dan fictie. Ik voel mij opeens helemaal in
mijn element.
Temidden van de escalerende chaos komt een bijzonder opmerkelijke figuur het
plein op gestapt. Met zijn resolute passen doet hij mij denken aan een onstuitbare
tankcolonne. Rommel an der Spitze, mijmer ik. Het geruzie stopt niet, maar ze
wijken tenminste als hij er langs wil.
De man draagt een lange zwarte
leren jas, die openhangt, zodat de wijde panden achter hem aan zweven. Het
lijkt wel of hij neergestreken komt uit de hemel. De kraag van de jas staat
omhoog, zodat hij net een rockversie van Bram Stokers Dracula is. Ik zeg
rockversie, want aan zijn ene hand heeft hij een gitaarkist en in de andere een
half gevuld glas Orval. Herkenbaar bier, zelfs van op deze afstand. Hij draagt
het niet bij de steel, maar zijn vingers omsluiten het van bovenaf bij de rand,
zodat zijn hand een spin lijkt te vormen. Geen idee waarom, maar ik vind de
manier waarop hij dat glas vasthoudt, meteen karakteristiek. Enkel mijn
onderbewuste weet waarom hij met die manier van doen mijn sympathie wint.
In zijn kielzog draaft een
puisterige, spichtige jongeman van ongeveer mijn leeftijd met een opzettelijk
gecultiveerde slordige look. De persoonlijke roadie van His Satanic Majesty,
mompel ik voor mezelf. Zijn krielkipkompaan kan hem haast niet volgen, zo snel
gaat hij.
Ik sla met mijn handen op de
respectieve ruggen van de twee dichtstbijzijnde ruziemakers en ik bijt hen luid
en agressief toe:
Heren, de moderne Don Quichot en
Sancho Panza zijn een stel straatmuzikanten. Hadden jullie dát nu óóit kunnen
bevroeden? Wel? Cervantes doet in zijn broek van geluk, als hij het ziet.
De twee kijken mij even aan. Net
of ik ben een struisvogel met de kop van een Dalmatiër en gaan dan weer gewoon
door met ruziën.
Hou je wijf beter aan de leiband
voortaan. Die ongewassen hoender laat niet het reglementaire minimum van
anderhalve meter tussen onze kramen! Hoe vaak moet ik dat nog zeggen?
Dat doet ze uit medelijden,
slampamper. Zo lijkt het alsof je aan een kraam staat dat wat te KOOP aanbiedt,
in plaats van die TBC-dekens van jou, die daar maar liggen te beschimmelen.
Als, ik zeg ALS, er bacillen
zitten in mijn dekens dan is het omdat dat wijf van jou er met haar gifgasmuil
te dicht bij komt hangen! Iedereen noemt haar achter dr rug om Stinky Steffie,
wist je dat? Jaja, Stinky Steffie noemen ze dr!!
Ik ben het moe en leg mijn
handpalmen over de gezichten van de mannen en duw hen achteruit. HAHA, ik ben
SUPERMAN!
Ik trek mijn neus nog eens goed
op en in mijn keel proef ik een heerlijke brok Witte Fee. Als ik halt houd voor
de open gitaarkist van de muzikant, zwieren mijn hersenen rond als een
wasmachine. Het duo heeft post gevat bij de enige boom op het plein en maakt
zich klaar voor een impromptu openluchtconcert.
De coke tovert mij om tot mijn
gedroomde ideale Ik en zonder omwegen, vraag ik of ik mee kan spelen.
No, men dont know anything or willingly act as though
they dont about the tough, tragic side of what theyre getting into. At best
they stoically think, Yes, I understand that sooner or later Im going to
relinquish sex in this marriage, but its in order to have other, more valuable
things. But do they understand what theyre forsaking? To be chaste, to live
without sex, well, how will you take the defeats, the compromises, the
frustrations? By making more money, by making all the money you can? By making
all the children you can? That helps, but its nothing like the other thing.
Because the other thing is based in your physical being, in the flesh that is
born and the flesh that dies. Because only when you fuck is everything that you
dislike in life and everything by which you are defeated in life purely, if
momentarily, revenged. Only then are you most cleanly alive and most cleanly
yourself. Its not the sex that is the corruption- its all the rest. Sex isnt
just fricion and shallow fun. Sex is also the revenge on death. Dont forget
death. Dont ever forget it. Yes, sex too is limited in its power. I know very
well how limited. But tell me, what power is greater?
Artistic Lair doesnt necessarily agree, but we still think
its an insiduously subversive piece of literature.
Ik fris me een beetje op en trek de stad in. In de
gang van mijn kot, pluk ik de planten van mijn onderbuurvrouw kaal. Vandaag heb
ik een doel, want in deze studentenstad zijn nog struikrovers actief. Helaas
zijn er geen struiken meer. Het stadsbestuur ontving al twee petities om daar
wat aan te doen, maar in afwachting daarvan werken de struikrovers in de
centraal gelegen winkelstraat.
Ik stop de geplukte blaadjes en takken achter mijn
oren en ga op jacht. Mijn redenering is waterdicht. Ik ga naar de buurt met de
consumptietempels en wie zich achter mij verstopt, is een struikrover. Die zal
ik vangen en aangeven bij de politie. Voor de beloning. Ja, een mens moet iets
voor hij een gevierd gitarist is.
Onderweg bedenk ik dat een shot
cafeïne mijn ondernemende bui helemaal compleet zou maken. Ik duik een taverne
en slurp de hele koffieproductie van Bolivia voor de maanden november en
december naar binnen. Als ik buiten kom met mijn ogen wijd opengesperd, stuiter
ik op en neer als een drilboor. Toeristen denken dat het een act is en gooien
geld naar mij. Op een halfuur rijf ik acht euro en twintig cent binnen.
Ik koop mij een fopspeen en ga op
schoot bij de sinterklaas. De omstanders lachen zich een kriek. Van tijdelijk
beroep ben ik leraar, dus de clown uithangen, gaat mij wel af. Ik krijg een zakje snoep. Een rot mandarijntje
en twee wakke koekjes.
Een meisje spreekt mij aan:
"Ben jij gek of zo?"
Ik antwoord: "Nee, ik werk
voor tv."
Zij: "Echt?"
En haar ogen lichten al hongerig
op.
Ik: "Nee. Gaan we iets
eten?"
"Wat?" Ze lacht. Dat
wil zeggen: na enig aandringen, vergezelt ze me.
"Ik heb zin in Chinees. Daar
heb je geen kerstversiering."
"Hou je niet van
Kerst?"
"Vorig jaar kreeg ik niets
van die krenterige zak. Kreeg jij wat?"
"Je bedoelt de kerstman?
Euh, zijn wij daar niet een beetje te oud voor?"
"Te oud om te krijgen?
Bejaarden trekken toch pensioen?"
"Dat is wat anders."
"Ja, dat brengt de postbode
en die heeft geen rendieren."
"Je bent raar."
"Jij ook. Je draagt een
muts. En dat terwijl de aarde opwarmt."
Uiteindelijk vinden we een
Chinees. Ik vraag hem de weg naar het dichtstbijzijnde Chinese restaurant. Hij
vloekt en stapt door. Ook behulpzaam. Uiteindelijk zien we een bord 'Restaurant
De Lange Muur.' We gaan binnen. "Twee personen?", vraagt de ober.
"Nee, vier. Ik heb een reuzenhonger." Het meisje schudt bedenkelijk haar
hoofd.
"Hoe heet je
eigenlijk?"
"Sophie."
"Griekse?"
"Nee, Belgische. Hoe heet
jij?"
"Chippy. Billy mag ook.
Alleen niet Willy."
"Euh, dan maar Billy. Denk
ik."
"Wat neem jij?"
"Ik ben nog onbeslist."
"Ik neem pikante kip en
pikante soep."
"Hmm, alles pikant. En om te
drinken?"
"Niets. Op restaurant eet
ik. Al beslist?"
"Ik neem de varkenslapjes in
zoetzure saus, een loempia en spuitwater."
"Je bent wat je eet."
"Noem je mij een
varken?"
"Nee, een loempia."
"Je bent raar."
"Jij ook. Je hebt je muts
nog op."
De ober neemt de bestelling op.
Hij spreekt Engels. Ik spreek Frans. Hij schakelt over op Frans. Ik spreek
Engels. Hij eindigt met: "Dank you schön." Ik zeg: "You bist
welcome."
Sophie glimlacht. Ik maakt plaats
en gooi de menukaarten op de aanpalende tafel. Onze buren schrikken op. Vanuit
mijn ooghoeken kijk ik hen streng aan. Zonder morren halen ze de menukaarten
uit hun bord.
"Lekker, menukaart met curry
en gebakken rijst."
"Ben jij altijd zo
hevig?"
"Alleen als ik wakker ben."
Ze trekt haar wenkbrauwen op.
"Welke hobby's heeft Sophie?
"Euh, ik lees veel, ik dans
graag, ik ga graag op reis."
"En paardrijden?"
"Euh, als kind, ja. Hoe kom
je daar bij?"
"Je ziet er uit als het
soort meisje dat paardrijdt."
"Wat wil je daar mee
zeggen?"
"Wat voor boeken lees
je?"
"Engelstalige klassiekers."
"Nee, maar. Hemingway?"
"Ook. Maar vooral Faulkner.
Jeanette Winterson vind ik ook goed."
"Why is the measure of love loss?"
"Je kent haar?"
"Nee."
Ik heb een algemene vorming genoten.
Ik weet van alles wel iets, maar van niets de essentie. De ober brengt het
eten.
"Even dacht ik dat u er in
China om was."
"Sorry, no understand."
"Yes, you do, you sick gook."
"What you say?"
"I said you got a great cook."
"Tank oe wel."
Hij plaatst de borden voor ons op
van die toestellen met kaarsen onder.
"Mjam. Lekker, wat denk je?
Dalmatiër?"
"Hoe bedoel je?"
"Wel, het vlees, Dalmatiër,
nee? Labrador kan ook. Wat denk jij?"
"Je bent raar."
"Ik ga anders niet met
wildvreemde mannen op restaurant."
Sophie slaat haar blik neer.
"Wat doe je zoal op
reis?"
"Ik hou wel van city-trips.
Ik bezoek graag museums."
"Wat is de laatste stad die
je bezocht?"
"Kopenhagen."
"Welke museums bezocht
je?"
"Euh, wel in Kopenhagen,
eigenlijk geen enkel."
"Hoeveel gaf je uit aan
kleren?"
"Ok, ok, je hebt mij."
"Wanneer heb je het voor het
laatst gedanst?"
"Goh, euh, enkele maanden
geleden?"
"Hoeveel maanden?"
"Euh, dat weet ik niet.
Veel."
"En je danst graag?"
Onze ogen maken nader kennis.
"Ok, je hebt een punt."
Ik vraag haar sterrenbeeld. Ze
zeg het.
"Interessant."
"Hoezo?"
Vraag eender welke vrouw haar
sterrenbeeld en een tel later zijn haar pupillen verdubbeld in grootte.
"Heb je genoeg?"
"Ja, neem maar als je
wilt."
"Waar zit je op kot?"
"Wie zegt dat ik op kot zit?
Zeg, waar blijf jij dat allemaal steken?"
"Van te eten krijg ik
honger. Is het ver van hier?", wil ik weten.
"Wie zegt dat ik je zomaar
meeneem?"
"Wie zegt dat ik mee
wil?"
Ze schrikt. Always mistify, mislead and surprise the prey,
said the hunter.
"Wil je niet mee dan?"
Ik kijk haar lachend aan.
"Dessert?"
"Koffie mag."
"Hier vlakbij verkopen ze
neuzen."
"Ah, lekker."
"Ik betaal en jij zet
koffie."
"Euh ja, ok dan."
De ober overhandigt het wisselgeld.
"Hoe keel je dat eigenlijk
zo'n hond? Kosjer?"
"Ik niet goed begrijp."
"Geeft niet. 't Was lekkere
hond. Eigen kweek, gok ik. Complimenten aan de chef."
"Tank oe wel."
"Rare."
"Zet gauw je muts op."
"Waarom zeul je eigenlijk
die takkenbos mee? Je zegt dat je niet van kerstversiering houdt."
"Da's nodig voor mijn werk.
Ik ben premiejager."
We kopen tweehonderd gram neuzen.
"Honderd gram neuzen van
landlopers, vijftig gram van vluchtelingen, en nog eens vijftig van
verongelukte bouwvakkers."
De verkoper kijkt mij vreemd aan.
Duwt een zakje in mijn handen en incasseert het geld.
"Ik weet waarom je zo
doet."
"Serieus?"
"Ja, je wilt testen hoe ver
je kunt gaan. Om te zien of ik je aanvaard of niet."
"Niet te wijs worden, anders
sloop je mijn verdediging nog."
"Wat moet ik dan
zeggen?"
Ze overvalt mij. De nar in mij
wil een tandje bijsteken. Ik haal mijn takkenbos boven en steek achter elk oor
een twijgje. Ze houdt mij tegen en zegt:
"Niet doen. Mijn kot is om
de hoek."
"Bang om te lachen of
zo?"
"Ik heb nog buikpijn van
net."
We betreden haar kot. Bijzonder
meisjesachtig ingericht. Tot afbeeldingen van stoeiende paarden op een strand
toe. We installeren ons op bed en kijken film.
Ik bied haar het zakje neuzen
aan.
"Welke heb jij liever? Die
van verongelukte bouwvakkers proeven het pittigst."
Ze lacht en schudt haar hoofd.
De rest van de dag vang ik geen
enkele struikrover.
it starts off like a
thousand other songs that you've heard before.
Except in this one they do a little do do-do do do dodoo.
So you try to change the station but it's playing on every one.
A bunch of shitty ass chords and lyrics recorded by a fucking moron.
And you assume that the general public is not that stupid.
You're positive that nobody will want to listen to this.
But you are wrong....
They want another stupid motherfucking lame cock sucking cookie cutter radio
friendly song.
And everyone sings along in their cars and at the mall.
And at the office they all love the new radio friendly song.
- WTF collective (the
chorus guy is outrageously funny)
Dominique Biebau is een hyperactief ventje, dat merk je
meteen als je de man ontmoet. Hij verdient de kost als leerkracht, maar is
naast een begeesterende leraar en een liefhebbende vader, ook een aanstormend
schrijftalent. Altijd druk in de weer kan je hem door de leraarskamer zien
cruisen. Zijn glimlach en schrijfstijl zijn al even ontwapenend. Tussen twee
lesuren door spreekt hij met enthousiasme over zijn vele schrijfprojecten. Hij
heeft een passionele verhouding met kortverhalen, al broedt hij ook op een
roman.
Een aantal van zijn kortverhalen kan je gebundeld vinden in
het boekje begonnen werk. De titel kon niet beter gekozen zijn. Deze
literaire duizendpoot vliegt er nog maar pas echt in. Zijn vroege kortverhalen (ja, ja, we spreken van vroege, want s
mans pen evolueert elke dag) verraden een verbijsterend groot potentieel
dat volop aan het rijpen is.
Zijn inspiratiebrandstof vindt hij overal, dat kan je merken
aan de ruime waaier aan kleurrijke personages die bij Dominique de revue
passeren. Obsessieve loodgieters, kotsende kunstenaars en moordzuchtige
talenleerkrachten Dosto, zoals hij zichzelf gedoopt heeft, bewijst op elke
pagina dat hij een scherp observator is van de mensheid. Zoals elke echt goeie
schrijver bulkt hij van empathie en inlevingsvermogen. Dit aparte talent maakt
van zijn personages steevast mensen van vlees en bloed. Als slavist merkten wij
tot ons genoegen op dat Dosto (ook weer geen toevallige bijnamen) bewust of
onbewust vaak links legt met de rijke Russische letterkunde. Zelf is de man
nochtans germanist. De tal van dit heerlijk onpretentieuze boekje is dan ook
een gestroomlijnd orgaan dat lekker weg leest.
De meeste verhalen in deze bundel zijn eerder al
gepubliceerd, onder andere in Gierik/NVT, Meander, het VPRO-radioprogramma De
Avonden, de VDAB-debuutbundel De eerste keer en verschillende web-sites. Andere
verhalen zetten hier hun eerste pasjes. Het resultaat is een rijke verzameling
waar je op elk moment van de dag kan induiken
Wij voorspellen deze auteur een stevige gefundeerde
schrijverscarrière. Al wat er verder voor nodig is, zijn één atoom
spotlighthonger en één atoom marktstrategie (wie
realistisch kijkt naar de boekenmarkt beseft dat enige marketing zich sowieso
opdringt als een schrijver niet alleen wil schrijver, maar ook gelezen wil
worden)
Begonnen werk is een plezante bundel om kennis te maken
met deze nieuwe stem. We mogen van hem goed verkopende, slanke werken
verwachten, die meer impact hebben, dan de lezer in eerste instantie beseft.
De kortverhalenbundel Begonnen werk is te koop via de
website Unibook.com en heeft een erg democratisch prijskaartje van 12, 19 euro!
Dieter and William are working on a new play, together with Alja Kiseleva. Actually, it's a concertplay, called 'Zilverbos' presented to you by Le Boulevard Russe. Two actors will perform sketches
sifted out of the rich and ever intriguing history of Mother Russia. The
concertplay will be staged on the 12th of December.
Artisic Lair is expanding, which means that a belly-dancer/playwright,
a sculptor and a poet have joined up and are now at the service of our
customers.
Let your orders roll right in and we will deliver in a fortnight* !
t is nu wel officieel, Gerrit is
doorgebroken., zegt mijn vrouw terwijl ze haar boodschappen volgens haar licht
neurotische opbergsysteem in de keukenkasten rangschikt.
Misschien heb ik er echt nog hoop in als ik
vraag:
Hebben ze enkele van zijn gedichten
gepubliceerd?
Die ze kan dan iedereen zijn die genoeg
literair aanzien heeft om mijn maat om te toveren, spoorslags van het land van
de hobbydichters naar het rijk van kortweg dichter.
Ha, roept ze schamper. Ja, misschien als
hij het niet overleeft, dan is zijn werk vast wel hot.
Mijn vrouw heeft de onhebbelijke gewoonte
om mij in medias res met nieuwe informatie te bestoken. Een gevolg van haar
wolfsvraat van jeugdboeken? Ze groet ook nooit of vraagt ook nooit simpelweg hoe
mijn dag is geweest. Nee, ze begint gewoon te vertellen over hoe de hare is
geweest of ze gooit er een gedachte uit waar ze al een hele dag mee zit. In het
begin was dat vervelend, maar het shot mijn hang naar formaliteiten wel lekker
loeihard tegen de schenen. Ik blijf er mij nochtans aan ergeren, want ik ben
koppig en ik blijf bijvoorbeeld ook
hardnekkig klampen aan rooskleurigheid.
Wat zou hij dan niet overleven? Zijn dipje? Ach, what doesnt kill
you only makes you stronger, toch? Hij moet blijven
schrijven en blijven insturen.
Mijn echtgenote draait met haar bruine
bambi-ogen. Verraderlijke dingen die maken dat ik haar niks kan weigeren.
Ja, venti, dat kun je wel zeggen. Maar
vertel mij eens hoe je sterker uit een hersenbloeding komt.
Als ze het dan uitgesproken heeft, is het
al alsof ik het al wist. Wat wil je ook? Die kerel draaide werkweken van 70 uur
en meer. Hij stond al om vijf uur in het warenhuis. Voor ziek personeel sprong
hij zelf in. Als s nachts de vriezers uit vielen, rushte die zelf naar ginder
om te sleuren met al die diepvrieskippen. Een germanist die vleeswaren gaat
redden van een voortijdige smeltdood. Wat bezielde hem?
We hebben het hem vaak genoeg gevraagd.
Nooit een plausibele uitleg gekregen. Misschien had zijn eerste lief dan toch
gelijk. Gerrit loopt de ratrace waarvan elke West-Vlaming als baby al het
genetische startschot voelt zinderen in zijn lijfje. Van de kloten is
natuurlijk dat er geen finish zijn. De vraag is ook of er andere tegenstanders
zijn in de race. Andere dan de geprojecteerde sluimerambities die t zuur geven
aan die hermetische boerendorpen van de Westhoek. Als die collectieve
dwingelandijen benen krijgen in je kop, schiet dan maar uit de startblokken als
het eerste orgasme van een gefrustreerde puber die nog nooit aan de melkerij
van zijn buurmeisje heeft mogen zitten.
Zeg, wat zit je nou zo te denken? Zou je
die maat van je niet liever een bezoekje brengen, daar bij die slachters in hun
witte jassen.?
Mijn vrouw heeft een ouder verloren op de
operatietafel. Heeft ze de geneeskunde nooit vergeven. Mijn vrouw doet niet aan
vergeven. Ik ben net thuis van mijn werk. Bijzonder veel zin heb ik het niet om
terug de winteravond in te trekken. Maar ja, die dwingende bambi-ogen. Ik heb
nog niet bevestigd of ze vraagt al wat ik als cadeau zou kunnen meedoen.
Lectuur allicht. Als Gerrit tussen vier
muren ligt zonder boeken of kranten wordt hij zot.
Mijn vrouw klapt, misschien niet eens met
opzet, luid een kastdeur dicht. Zeg, laat het uit, hé. Die gast heeft net een
hersenbloeding gehad en jij gaat aankomen met een paar kleppers zeker? Slecht
voor zijn bloeddruk. Ik flans hier wel een fruitmand in elkaar.
Gerrit, de kerel met de grootste
onderscheiding die makkelijk had kunnen doctoreren als de lange armen op de
faculteit verbonden waren geweest met andere rompen, zonder bezigheid zetten?
Das dan wel goed voor zijn bloeddruk?
Hoe zit het trouwens met onze eigen
Gerrit? Heb je hem van school gehaald?, vraagt ze terwijl ze een houten
dienblad weet te presenteren als een fruitig kunststuk.
Nee, ik heb hem vandaag maar eens laten
staan aan de schoolpoort. Erger zelfs, ik ben drie keer voor zijn neus
langsgereden zonder hem mee te nemen. Elk kind loopt wel een trauma op. Dus dan
geef ik het hem liever zelf, dan hebben we dat ook gehad.
Ach, laat die ironische bullshit
achterwege. Je weet dat ik daar niet tegen kan. Waar is hij?
Hij is boven aan het spelen met zijn
treinen.
Mijn vrouw kijkt boos op van haar
ersatzfruitmand.
Hoezo aan het spelen? Moet ik weer de
boeman gaan spelen? Je weet toch dat ze deze week proefwerken hebben? Tot acht
studeren en dan een half uurtje spelen. Dat hebben we toch zo afgesproken?
Ik zucht en slof naar de kinderkamer, de
kleine van zijn treinen sleuren, is net dat ietsje moeilijker dan een regiment
keizerminnende Japanners van een eiland jagen. Maar goed, banzai maar. Ik
herhaal voor mezelf nog eens die mantra: je bent zijn papa, niet zijn vriend.
In de hospitaalkamer, zeg ik het is
allemaal vers gekocht, hoor, en in de druiven zitten geen pitten. En zo te
zien zit er in Gerrit ook geen pit meer. Ik had gerust boeken kunnen
meebrengen, hij zou ze toch niet aangeraakt hebben.
Ik zet me naast hem in een stoeltje en
zonder een woord te zeggen kijken we samen naar een hersenloos belspelletje op
tv. De vraag die ik mij vooral stel is, waarom hebben we onze kleine ook weer
Gerrit genoemd?
Juist, omdat we die zo astronomisch
intelligent en onstuitbaar ambitieus vonden.
Acht jaar samen in de klas gezeten en nu pas voegen we
elkaar toe op facebook.
Elkaar een hele tijd uit het oog verloren en de vooroordelen
zijn hooggespannen.
Hij denkt die vult rekken in de Aldi en ik denk die is
inpakker in de Colruyt
Maar nee, den Benny doet nu full-time wat hij in het
middelbaar ook al deed, tekeningskes maken, van salamanders (naar het door hem
pas ontdekte, gelijknamige Gentse café) tot hete wijven met tetten zo rond dat
ze er mee naar hun werk stuiteren. In zoverre hete wijven natuurlijk een werk
moeten hebben. Die gast zit met acht in de klas in een animeerschool die
verdorie niet van karton alleen is (wel bijna helemaal) en zelfs een
opnamestudio heeft die werkelijke álles opneemt.
Met mij is het ook bijna goed afgelopen. Ik ben leerkracht
geworden, nu toevallig wel in een goede school, in tegenstelling tot de
jeugdgevangenis, Middenschool Istanbul, waar ik vorig jaar stond. Het concept
van de jeugdgevangenis hield voornamelijk in dat de leerlingen de leerkrachten
gijzelden en ook geselden, verbaal schoffeerden en folterden als ketters, zodat
ik het uiteindelijk enkel kon vinden met de Dari-sprekende Afghanen en de
Georgische en Tsjetsjeense enclave die Russisch sprak, omdat ik die verstond en
omdat die in land van herkomst ook al verdrukt werden.
Op mijn nieuwe school zit slechts één Turkse medemens en
daar kan ik het dan ook nog eens geweldig goed mee vinden, dus het gaat mij
voor de wind in de pedagogische sfeer. Ik hoef geen Albanees meer te
verwijderen van de benauwde keel van een met parfumflacon gewapende Thai. Ik
kan zo waar rustig les geven.
Benny zit drie keer op kot in Gent. Een keer hier vlakbij de
kinepolis, één keer op de Belgradolaan en ook één keer aan de watersportbaan.
Hij werkt op de Ajuinlei met sympathieke bazen die hem er vriendelijk op wijzen
als de halve kilo weed die hij steevast in zijn borstzakje zitten heeft, op de
grond is gevallen. Samen met Guy Mortier heeft hij meegewerkt aan de scenarios
van de film van Suske en Wiske, de Texas Rakkers.
Guy Mortier zegt
hierover in Guido Magazine:
Benny en ik zijn pas
begonnen toen er al een basisscenario was, van Dirk Nielandt, op basis van het
stripalbum. Het eerste wat we hebben gedaan, is de spreektaal natuurlijker
maken. Tempo, extra dialogen, geen lange zinnen, humor, al eens een nieuwe
situatie... Ze hadden ons bovendien gevraagd om de film ook voor volwassen
aangenaam te maken, wat we hebben geprobeerd door er wat absurde humor in te
steken. Vooral Benny had een pak absurde grappen bedacht, maar ze zijn bijna
allemaal gesneuveld in de definitieve versie. Tja, we dachten dat kinderen er
niets op tegen zouden hebben en dat volwassenen er eens mee zouden kunnen
lachen... Zo had we op een bepaald
moment bedacht dat tijdens het revolverduel een haar op Lambiks hoofd tegen hem
zou beginnen te praten. (lacht) Ook de dieren
wilden we doen spreken, maar toen hebben ze ons duidelijk gemaakt dat elk nieuw sprekend
personage weer zoveel geld kost, en het was al zo duur, dus we moesten dat wel
schrappen. Kortom, we zijn in alle mogelijke richtingen bezig geweest. Daar
kwam dan feedback op, zodat we na een
tijdje begonnenin te zien wat we niet
moest doen. De werkstudenten die onze studio kuisten, ludieke bijnamen geven of
de pornoversie van Wiske flyeren bij de poort van een basisschool. Dat kon dus
allemaal niet. Als scenarist moet je vooral zeer nederig zijn. Benny heeft daar
soms een probleem mee en dan vooral als hij onder de invloed is van paddos.
Hij heeft ook sterk de neiging om voortdurend de lijn ik was zat, ik weet het
niet meer als excuus te gebruiken. Wat ons na een auto-ongeval in Amsterdam
bepaald zuur is opgebroken. Maar soit, die jongen heeft veel in zijn mars en in
zijn borstzakje, dus die komt er wel.
In onze reeks jonge salamanders volgt binnenkort een
interview met Benny Raimondi, de man die u, zonder het goed en wel te beseffen,
reeds tweemaal op tv zag en die niet alleen kabouter Wesley inkleurt, maar ook
mee werkt aan de nieuwe Pixarfilm Downer, over de Scandinavische
grunge-eekhoorn, Krut Köppijn, die op 27 maandige leeftijd de tol van de roem
begint te voelen en als nieuwste nummer suicide by the snowside uitbrengt.
Ook plot en dialogen zijn van de hand (voor wie Benny beter kent: de hand die
aan de arm zit met alle festivalbandjes waarin een biologische kweekvijver is
geslopen) van
Ik stap van de trein in Erembodegem en ik krijg nog eens
gratis en voor niks bevestigd dat de helaasheid der dingen de feiten
beschrijft zoals ze zijn, daar in de Denderstreek.
(de helaasheid der
dingen is een verfilmd boek, ook bekend onder de titel: de helaasheid van het
feit dat een andere Aalstenaar meer geld verdient met schrijven dan William
Peynsaert)
Voor mij sloffen een man en een vrouw met achter hen twee
dutsjes die zo lijken weggeplukt uit Oliver Twist of Les Miserables, maar dan
gekleed in plastiek vestjes en lopende in neo-klompen, zijnde sportschoenen.
De vrouw, zwaar paffend, draait zich om naar haar jongeren,
en vraagt, zonder zichtbare aanleiding:
Moe je op a tanne emmen? (moet je op je tanden hebben, maw
moet ik uw muil kapot slaan?)
De man vraagt: Wadde?
Of dattem op zen tanne moed emmen, vroag ek em.
De zeer toegewijde vader trekt zijn brede schouders op en
zegt: Ach
De kindjes reageren al helemaal niet.
Ik kom graag in Erembodegem.
Niemand boven de 12 verwacht er nog iets van het leven.
Sinds enige tijd krijg ik bijna elke
middag een meisje over de vloer dat luistert naar de naam Nicole. Bij die naam
stel ik mij een potige slagersvrouw met drie kinderen van evenveel vaders voor.
Toen ik Nicole leerde kennen was ik dan ook verbaasd te horen dat ze zo heette.
Elke middag omstreeks half twaalf
belt ze bij me aan. Ik ben dan net wakker. Soms zit ik te tokkelen op mijn
gitaar. Meestal zit ik voor me uit te staren, terwijl ik aan het windhaar op
mijn kin pluk. Ze laat zichzelf binnen. Mijn reservesleutel hangt al aan haar
sleutelbos. Op sociaal vlak sla ik graag een aantal stappen over.
Ze komt binnen, ploft in mijn schommelstoel,
zegt geen woord. Grijnzend zit ze recht tegenover mij. Ik kijk onverschillig en
ram op mijn gitaar of pluk onverstoord verder aan mijn embryonische baardgroei.
Ze heeft een broodje bij. Dat peuzelt ze op. In minder dan vijf minuten heeft
ze die klus geklaard. Die meid ademt haar voedsel. Ik vraag mij af hoe dit
welpenjong zich in bed gedraagt. Of ze op dat vlak ook zo gulzig is. Ik kan het
niet weten. Er is niet het minste fysieke contact tussen ons. Ik kijk haar niet
aan, maar zie haar toch.
Ze is lang en mager. Stijlvol
gekleed. Ze draagt altijd die ene outfit. Zwarte botten, grijze broek,
glimmende zwarte jas. T-shirt varieert, meestal zit er een beetje glitters op
en staat er een spreuk op te lezen als: I love talking, I hate listening. Ja,
egocentrisme is een goedkeurde religie en mogen we ook op T-shirts propageren.
Nicole is het enige meisje met kort haar dat deel
uitmaakt van mijn kennissenkring. Ik vraag waarom ze eigenlijk de moeite doet om
hier te komen. Ze heeft niets beters te doen, zegt ze. Bovendien vindt ze mij
excentriek. Bij mij voelt ze zich als op een uitstapje naar de zoo. Ik zeg:
Nog eventjes en je hangt een bordje met verboden te voederen om mijn hals.
Dat zou wreed zijn. Je kunt best wat voedsel
gebruiken. Je ziet er uit alsof je al maanden onder een brug slaapt. Als je
inderdaad ooit een overberoemde rockster wil zijn, heb je de look al mee. Het
talent is wat anders.
Ik heb geen zin om mij te
verdedigen tegen haar verbale uithalen. Ik troost mij met de gedachte dat ze
elke middag hier is, bij mij, en niet ergens anders. Weten je vriendinnen dat
je hier bent?, vraag ik nieuwsgierig. Ik zeg hun dat ik bij mijn oma eet.
Ik trek bedenkelijk één wenkbrauw op. Daar ben
ik goed in. Mogen ze niet weten dat je hier bent? Ze schommelt wild heen en
weer. Ik heb graag mijn geheimpjes., zegt ze zelfvoldaan. Ik rasp mijn
vingers op de snaren van mijn gitaar. Als het vel straks van mijn vingertoppen
hangt, kan ik mezelf stoer vinden. Ik word depressief van jouw pogingen tot
muziek., zucht ze. Zo klinkt het in mijn ziel, antwoord ik lekker
dramatisch. Ze snapt niet wat ik tekort kom. Je hebt alles. Een kot,
liefhebbende ouders, uitzicht op een diploma, vrienden en een lief. Wat wil je
nog meer?
Ik heb geen lief, zeg ik.
Van wie is die foto dan?, vraagt ze.
Van mijn tegenspeelster.
Waarom wil jij elke vrouw die je kent versieren?,
luidt de volgende vraag.
Uit een fundamenteel gevoel van onmiskenbare
verveling. Alleen als ik neuk, voel ik mij compleet.
Een mens heeft zo van die vaste
one-liners.
Wil je mij ook versieren?, vraagt ze daarop.
Nee, lieg ik.
Ze vuurt de volgende vraag af:
Denk je dat ik jou wil verleiden?
Ook niet antwoord ik, hopend op het
tegendeel. Ik verlang er naar om haar vast te grijpen, een kus te drukken op
die scherp omlijnde lippen van haar. Op dit moment vervloek ik mezelf om mijn walgelijke
zachtheid. Liever zou ik haar optillen en met geweld op mijn bed gooien. Ergens
denk ik dat ze mij zou laten begaan. Ik kom er niet achter. Niet vandaag; ze
moet zich naar een nieuwe les spoeden. Snijd je polsen niet over of iets in
die aard. , zegt ze nog als ze weggaat. En tot morgen, voegt ze toe. Ja,
tot morgen, herhaal ik met een diepe zucht.
In mijn ademtocht zit zoveel
onbevredigd verlangen vervat dat er rook opstijgt uit mijn longen. De
kringelende damp vormt een moderne Venus die mij allerverleidelijkst wenkt. Met
name haar dijen zijn moordend. Ik werp mijn gitaar opzij. Met mijn armen wil ik
haar omsluiten. Ik grijp natuurlijk in het niets. Nicoles sjaal hangt over
mijn schommelstoel. Ik trek hem onder mijn neus door. Meisjesgeur. De enige
reden om s morgens uit bed te stappen.
Ik open mijn raam. In de verte zie ik
haar wegbenen. Ze heeft geen achterwerk, daar is ze te mager voor. Maar, God,
wat is ze verdomme cool. Net een gekke fotografe die dol is op conceptuele
kunst. Eigenlijk lijkt ze sterk op Astrid Kircherr, dat meisje dat de Beatles
fotografeerde bij de Reeperbahn, toen ze nog snotneuzen waren die met verwondering
naar de wereld keken. Toen ze elkaar nog niet aan stukken wilden scheuren, want sucksesss
corrumpeert onvermijdelijk.
Nicole, ongelukkige naam voor een ongeremde
persoonlijkheid die leeft om excentriek te zijn. Zo stel ik me haar voor. In
werkelijkheid is ze het zoveelste achttienjarige meisje dat uit voyeurisme mijn
gezelschap opzoekt. De enige excentriekeling ben ik. Ik doe het raam dicht en
draai mij om naar de. grinnikende spoken van de eenzaamheid.
AL 2: Artistic Lair interviewed by Spank Thru Magazine
AL 2: Artistic Lair interviewed by Spank Thru magazine for
the first time
Spank Thru
magazine
So how do you guys work? I mean, there doesnt seem to be a
genre, a style or technique that doesnt leave your studios.
Dieter
Usually its he who comes up with the basic idea.
William
Not always, sometimes Dieter has a catchy phrase or concept
in his mind and then he asks me to cook up a story.
Dieter
We just sit together and brainstorm our ass off.
William
As soon as we both agree on the storyline, main characters and
all that, we start work.
Dieter
He does all the writing, but right from the start we made it
clear that I would be very critical.
Spank Thru
magazine
And how does he take your criticism?
William
With two Dafalgans and half a kilo of Brussels sprouts.
Dieter
Well, then he usually falls silent for like exactly half a
minute and he comes up with like five alternatives. And then we just pick one. Well,
he'll go like, here are alternatives A, B, C, D, E, pick the best one, Partner
Spank Thru
magazine
And youre always ok with what he picks?
William
Yeah, of course. He knows what he likes, hes got an
excellent feeling for what will create the right effect. Any Deus ex machina
will give him the creeps and hes allergic to cliché or story-lines that get
out of hand, so I trust him, totally.
Spank Thru magazine
What about the pictures, do you tell Dieter exactly what to
draw?
William
Hell no. I supply him with the dialogues or the text and I
leave him to it. It rarely or never happens that Im not satisfied with what he
makes of it.
Spank thru
magazine
How did the two of you meet?
William
We shared the same cell in a Youth Detention Centre. Most of
the time youre really bored and we started making up stories to keep ourselves
busy.
Spank Thru
magazine
Why were the two of you in juvy?
William
I did a radio show on a college radio, called Slitthroat
Mayhem some people found very offensive.
Spank thru
magazine
What did you do?
Dieter
He aired this show called Guess the cruelty in which
people get tortured to death live on air and the listeners had to guess what was
happening to the victims.
William
It wasnt real of course. But some people thought it was
fucked up enough to put me away for some time.
Spank Thru
magazine
How about Dieter?
William
What do you think? Where do you think he gets all these
crazy drawings? This guy actually lived on chinese rocks throughout most of his
childhood, man. Hes dropped more acid than John Lennon and K3 put together.
Spank Thru
magazine
Whats K3?
William
Absolutely the best Belgian Indie rockband of the moment.
Spank Thru
magazine
Really?
William
Ow, definitely. They sound like a bluesy cross-over between
the Young Marble Giants and a giddy version of Daniel Johnston.
Dieter
Yeah, theyre the best. We once tried to shag all three of
them together. We even wanted to pay them with chocolate bars.
William
They wouldnt do it. Said we looked too serious and spoke in
too long sentences.
Spank Thru
magazine
What are your plans for the future?
William
Take you straight to literary nirwana.
Dieter
Record five albums with our band Jar of Jam, write 51
novels, get thrown out of a television show, get banished from at least one
country and get our own statue, so we can vandalize it and pretend were punk.
That and cash bigger and bigger, monstrously big cheques.
If you shoot for the moon, you might land a star, thats
what I believe.
I come home from work and theres a note on the
kitchen-table. I can tell immediately that its from Emily, because she always
writes in pink and puts little hearts on her is instead of dots.
Dear humpy Greggy,
Theres a little treat
for you upstairs, be sure to nibble on it as long and as slowly and as
teasingly as you like.
You know she likes it,
Your not always so
obedient humpmate,
Milly Moan
yYy
I was planning to grab a bite, but I know I should go up
there straight away. Theres no way to tell how long Lucindas been up there
and just how uncomfortable her current situation is. Emily is very original
when it comes to tieing people up, but she not much for comfort.
She has outdone herself this time though. Lucinda has her arms
above her head, shes chained to the ceiling. I like that. Her outstretched
position makes her look extra slim and accentuates the roundness of her ass.
There are ropes around her ankles to keep her legs apart and her buttcheeks are
wet with oil. Emilys gagged her with red stockings and blindfolded her with
one of my black boxershorts. I remove the ersatz blindfold and a pair of
twinkling eyes seem to yell out: surprise!.
Lucinda is wearing nothing but a lace bustier, bordeaux with
a black rim. Very thoughtful of sweet Emily to leave away the matching
underpanties. Im softly carressing her two long braids. They knock four years
of her age, so she looks 18, at most. Im wondering if Ill do something
original, or simply what I feel like doing. I decide on the latter, drop my
pants and promise myself Ill make it up to her later.
I roll the bustier up a bit and poke her in the small of her
back with my dick. I move slowly lower, wipe a few times across her asshole,
exert some pressure on it, go in with the head, redraw and then I suddenly
plunge in. Once inside I try to make downward thrusts, somehow believing that
this will make her feel some faint vaginal stimulation too.
I love coming inside her ass. Lucinda likes the way her ass
makes me go crazy, but it doesnt of course give her an orgasm. Luckily, she
has a very sensitive G-spot, so I slip in a vinger after Ive had my way with
her. And I start making this frantic come over here gesture with my middle
finger. Shes getting red in the face and her breathing is getting so fast now
that I remove the stockings, so she gasps for air. I like seeing this girl
come, she really clenches every muscle tight and when the orgasm hits her, she
starts shaking all over, causing the chains to make this funny, rattling sound.
When shes cooled down a bit, I untie her and I kiss her on
her lips.
Lucinda needs to be tied down in some rather threatening way,
at least twice a week. Otherwise she gets cross and then she can be a real pain
in the ass.
During our
first weekend together we went to see that new Pixar movie. She laughed the
loudest in a packed room. I noticed that the spots on her wrists had the same
colour as the flower in her hair. Right after a funny scene she turned to me:
Stop looking at me with those puppy eyes, youre breaking my heart. I pinched
her in her thigh, to prove my cruelty and my domination, but I knew then I was
lost.
I was
smitten by this strangely two-faced girl and I knew shed find out and dump me
straight away. She was a Scorpio, a fact I clung to, like a code I used to map
her out, the only thing about her that made sense. I knew the more Id love
her, the harder Id hit her. She laughed and I poor Pisces, wondered how much time
was left before Id feel her poisonous sting.
Dieter is most probably drawing away at our Tyler Series (click the button 'graphic novel' on our site to get a teaser) and
making sketches for a new comedy series we call 'Mister Verkrijt',
featuring a nervous, rather excentric teacher who always manages to get
himself in a world of trouble. Dieter is also finding the right vibes to draw a very intriguing story about a magician who loses a very precious collection of pebbles. Yes, they do end up in rather the wrong hands.
William is coming up with some Palestinian short stories, most of them based on actual events. His Palestinian friend, Dr.Badereddin A. Alsa'ada, is helping him to
get all the details right. William is also writing stories for a joint
project with the very talented writer, Dominique Biebau. Together with
the very energetic and always cheerful Bert Pecceu he's working on
yet an other children's book about a very peculiar friendship, to say
the least and not spill any more beans.
When Artistic Lair
isn't working, they are most likely to be found reading or playing
board games. Dieter has recently discovered the magnetic allure of
a Russian novel. An oldy, but a goody called 'heroj nasjevo vremeni' (a
hero of our time) by Michail Lermontov. William is reading a novel by Irina Denezjkina, called Daj! (give!) and is also doing some research about Belgians who fought in the American Civil War.
Oh
and of course, as we speak, rehearsals are taking place for a play,
written by Artistic Lair, which will be staged on the 11th of December.
The play is called 'Lars, Dwars' and the lead part is filled in by a
remarkably gifted young actor, called Michiel, who will also be
treating the audience to some live solo drum sessions!
We staired
into each others eyes for about five minutes and then finally I mustered all
the courage I had, lunged forward and kissed her. I was still aiming for her
cheek, just to be on the safe side. But she corrected me and catched my lips
with hers. After that she took over the action and drew me to her, rather
violently, I must say. She drew me down on the bed and I believe she hit her
head on the bed-side, but if she did, it sure didnt bother her. She was
breathing very heavily, I wasnt used to seeing a girl get so excited, that
quick.
She was so
impatient and turning and twisting all the time, that we were moving around the
bed like some sort of helicopter. When we finally got rid of most of our
clothes we had your average run-through. She didnt look all that pleased
during it, I asked her if was hurting her, twice. I obviously was, but she
simply said continue. I tried to last as long as I could, but then eventually
I decided she was the kind that doesnt climax simply through penetration, no
matter how long it lasts. So I went down on her, but that didnt work either.
I was
getting tired, and I felt very dissapointed, which she noticed, because I
couldt seem to pleasure her. So I asked her what she liked, promised that Id
do anything. She didnt answer. So I insisted she d tell me. Nothing she could
come up with, was going to shock me. And I was obviously not doing it right. I
dont know what I like, she said, its my first time.
Of course,
I should have known, but somehow I didnt. Maybe I couldnt imagine a virgin
having sympathies for some of the Nazis Endlösung principles. She didnt know
what she liked. Yes, that did sound like something I could believe. Ok, I
said, then let me rephrase that, do you have any idea of what you might like?
We can take our time you know.
She didnt
say a word, but she put my hand on her neck. This small move alone got her
aroused again. I didnt need to hear more from her. I simply felt that the
rougher, the tighter I squeezed her neck and the harder I ran it through her,
the more shed like it. First time or not. Afterwards I even found out she
could climax by rhitmically hitting her clitoris with the back of my hand. She
even asked me to tie her down, to come over her breasts and then to smear my
semen all over her tits. I joked that we should go out and buy a whip some time
later this week and she said the thought turned her on immensely, but that
shed like to wait a bit. Maybe in a month or so, shes be ready for that.
When we had
momentarily spent our cardinal force, she stroked my hair, which I enjoyed very
much, her fingers sort of electrified my temples. I used some of her stuffed
animals to act out scenes of fornication, which half shocked her, half amused
her. After a while she suddenly whispered, You know, you have the cutest puppy
eyes, but if you ever start acting like a puppy around me, Ill dump you, just
like that. I cant stand weakness. It makes me sick.
On the way
over to the chocolate bar she jumped up and down like a little girl of about
eight. She waved her arms about her and insisted wed go and see the new Pixar
movie. Dont you just love cartoons?, she asked. You read Latin, but you
love cartoons, somehow that doesnt make sense to me. She shrugged and said:
Im not really into the sense making business.
She sure
wasnt. During the fondue for two she casually mentioned that all physically
and mentally impaired persons should be liquidated or nutered at least. Strange
to hear that from a girl with big sparkling eyes and a purple flower in her
hair, who also claims to sleep with a ton of pluche pets. I was getting more
fascinated by the minute.
We did go
through all the rituals, so we had to let each other in on our past
romantic/sexual experiences. I let her do most of the talking. Some women like
to hear every detail about every girl you ever banged. They like to hear about
your insatiable hunger for pussy, because they like the excitement, the threat
you pose to their inevitably monogamous dreams. Others will simply walk out on
you. I hadnt figure out just which kind she was. I suspected the former and I
also feared shed be unimpressed by an all too honest presentation of my
record.
Much to my
suprise again, it turned out she had almost zero experience. I didnt even know
for sure, whether she was a virgin or not. Im the kind of Cassanova who
suffers from what Ill call the slows. It usually takes me three even four
dates before I get down a girls pants.
We ordered
an extra brownie, which got us a puzzled look from the waiter. After she had
woolfed that one down also, I suggested wed go to a cocktail bar. I had my own
route of seduction in this town.
No, she
said, lets go to my place.
To do what?
I know
sometimes its just better to shut up and nod yes, but I tend to fuck such
situations up by, well, not shutting up.
To
wrestle, she said.
Wrestle?,
I asked, still not shutting up, Im pig-headed, yes, I am.
Yes, it
turns me on like you wouldnt believe.
It was hard
to say anything after that, even for me.
She had a
spacious studio, that got very cold at night, because all the windows pointed
straight to the north and she was too economically balanced to turn on the
heating, she said.
Whenever I
get really cold I just run a few laps around my kitchen table.
I asked her
if she had any alcohol. I never drink, but on first and second dates I still
need to forget some painful high school rejection scenes. No matter how many
girls I sleep with, the first move never comes easy with me. After that first
one Im fine, Ill drink her menstruation fluid out of a cup, for all I care,
but that first move always makes me a little bit shy and sort of feverish.
There was
no alcohol. She did regret saying that, she said. I should have giving you a
glass of milk and told you it was mixed with rum. Youd have gotten drunk
anyway.
Yeah,
probably. Indeed, she should have done that. Would have worked fine.
So we just
sat on her bed, staring at large posters of cartoon animals with hysterical
looks on their faces that were on every wall. I could see she was getting cold.
Her hands were up in her sleeves and she was wearing two sweaters already. I
was afraid shed get tired, so I suggested a no blinking contest
Lets go
through all the right rituals, shall we? Im rather a traditional girl, she
said after a pause and taking a rather long look at me. I had difficulty
guessing her age. She could be between 17 and 22, maybe even 23. She wore
aflower in her hair and she was rather
muscular, she was fairly broad in the shoulders, but this only added to my
appetite. Her eyes were big and bright, surprisingly they were blue and
something about them told me she wasnt going to be this average fuck. I
thought she would be very tender, very clingy too though, which made her a
potential liability, dump-wise.
Something
in her face reminded me of a reptile or a skeleton even, she was very thin in
her face, with a big nose. I always like a big-nosed girl. To me the size of a
girls nose equals her libido. Its a simple trick that never fails me.
Take me to
your number one seductive spot
That would
be the chocolate bar, I said almost in a robot voice.
What will
we have there?
The
chocolate fondue for two
Sounds
about right.
She stood
up and grabbed her blanket, folded it very carefully into a tiny square and
somehow managed to tuck it into her bag. Somewhat to my dismay I now saw she
was about as tall as I was. In fact, we were exactly the same height, only I
was in the habit of stooping, which made me seem smaller than her.
In the
corner of my eye I saw my friend gesturing, a quick move of his hands I
interpreted as a big sigh followed by the word Finally.
Just before
we left the yard, she said:
Its very
rude of you not to ask my name, but I forgive you. I cant help liking rude
boys.
I was ready
to hit myself on the head with a clenched fist.
Im sorry,
whats..?
Thisbe. My
parents called my Thisbe. They both love Ovidius. Especially his
Metamorphoses.
I was
planning on a sheepish smile with playful eyes to accompany my what ya
reading? attack, but halfway up to her, the question became redundant. I
couldnt make out the title yet, but I knew for sure, that she was reading Ars
Armatori by Ovidius. A new translation was out on the market. I had bought it
myself, not because I didnt have several editions already, but because I loved
the cover. It was subtly, yet brilliantly obscene. If you put the book open, on
its belly so to speak, the front and back cover together clearly made a
strawberry shaped pussy, so enticing you were ready to go down on it, when
nobody was looking. The reviews had more to say about the cover than about the
translation, which was a pitty, because it was exceptionally fresh and
well-written. I was envious of it myself. Every Latin student was.
As I
hunched down next to her, unthreateningly near the border of her blanket, without
so much as touching the cloth, I asked, Do you like it?
She had an
amused little smile and without looking up from the pages she threw back a
question of her own.
The cover
or the translation?
The
translation, I answered with the smile I had been planning to fake, but came
all by itself now.
I read the
original, but I think the translation is quite good actually.
You read
Latin? How come I never saw you in one of our classes?
This time
she put down her book, so it seemed like we had a juicy pussy right there
between us. I was getting to like the situation, intensely.
So one
needs to be studying Latin in order to understand Latin right? So just because
youre not in law school, I can assume you dont know theft is a crime, right?
She had me
there, of course. No, but, its not very common for people outside of the
Classical Department to be reading a dead language.
I imagine
its not. Its not very common for someone to act like a deranged locust around
here, but your friend is doing a thorough job. What does he plan to do with all
those apples?
I simply
shrugged, but inside I was pleased. Shed been observing us.
Anyway, he
must like you very much.
Who?
Your
friend. Whats in it for him? You get to walk away with the girl and he goes
home all by his lonesome. You must tell him some very vivid accounts of your
night-outs.
I did tell
my friend very flowery accounts of my nightly debaucheries. Not always as
deviant or debauching, as I wanted them to be, but my horizontal exploits were
fairly seasoned by then.
So I get
to walk away with the girl, do I?
I hadnt
expected her to be so up front.
Dont you
usually?
Now she was
flattering me. I took great pride in my reputation as a ladykiller, well, the reputation
was always bigger than my actual résumé in the art of love-making, but even so,
I wasnt doing that bad. Compared to my high school record of fucking I had
gone from zero to hero in my university days.
I was
trying to guess her name. I thought maybe Semira, Bernice or Tanné, perhaps
Therese or Thalia. Finally I became convinced her name started with a T, well
it had to be something exotic anyway. That did rule out Tatjana or Tamara of
course. She certainly didnt have Slavic roots, that much I could tell.
Her skin
was the colour you get when you mix too much milk through your coffee, her
orange sandals with long leather straps accentuated it perfectly.She was about 15 yards away now. My prey for
today was moving with the sun. As soon as the shade caught up with her, she
picked a different, more luminous spot. She would trail her cubist blanket
after her, slung over one shoulder. Her waist was tiny, but she had this lifted
ass, thats more common in black girls. Perhaps she was a quadroon or an
octoroon. Her complexion was too light to be a mulatto.
Up on till
now she hadnt been doing much, except for what appeared to be sun-bathing. I
couldnt imagine she was doing it to get a tan, I guessed she was doing it for
the rejuvenating effect a few rays of sun can have on a person. Or maybe for
the almost transcendent experience of lying in the sun with your eyes closed,
as if youre floating in a sea of light. The closest thing to a sip of eternity,
I suppose, that and The little death, as the French call it.
Her
inactivity made it hard for me to approach her. She could be dozing for all I
knew. If I were to go over to her now, she wouldnt even see me coming, so I
would give her a hell of a fright, for sure. My friend, my ungainly, though
always cheerful roommate, who supplied me with copies of his notes and
translations and was in the habit of curing my sudden depressions, was with me.
If I went out hunting for girls, I always tried to take him along. For reasons
of contrast, Im ashamed to admit. I had convinced myself that an average
looking bird looks twice as handsome in the company of an ugly one.
Anyway, my
friend was picking apples and getting mightily bored, he was pushing me to undertake
some action, throwing my own adagium into my face: An offensive that stalls,
never regains momentum Hed picked several trees bare by now, so it was indeed
time for some action. I was beginning to fear that some monks would emerge from
the monastery to chase me and friend out of their yard. This green resort right
smack dab in the middle of the city centre the clerymen had so generously
opened to the public. Probably to peek at the young, sweaty student flesh. I
could imagine them drueling high up there from the the miniature windows of
their cells.
Either
make a move now, or we go, alright? I need me one tall ladder if Im to pick
any more apples today. We can come back tomorow. Ill bring some barrels and
Ill squish the apples into cider with my feet. And you can go on staring, just
like a 16-year old rheumatic cat would when
I didnt
hear my friend finish his sentence. It was one hour before they closed the
yard, but there was my chance. A book. She had reached for her bag, no bigger
than a medium-sized lunchbox and pulled out a slender volume. Sound the charge,
Id say.
Ik sta in mijn klas, het is speeltijd en ik zet al een
schema aan t bord. Ik trek kolommen, maar met elke lijn die ik trek voel ik
mij minder op mijn gemak. Ik begin mij flarden te herinneren van een droom. Ook
iets in deze klas. Ja, ik sta op de zelfde plek met dit stuk krijt in mijn
handen, en het schema is klaar, de bel gaat, maar er komen geen leerlingen en
ik besef dat het buiten al een paar minuten compleet stil is. En dan kloppen ze
en er komt een vent binnen met zon plastiek masker van een heks op zijn hoofd
en ik denk, tiens, das een grap, maar die vent stapt op mij af en geeft mij zonder
iets te zeggen een lap in mijn gezicht met de loop van een pistool.
En dan zegt hij dat ik vooruit moet stappen. Ik wil naar de
deur gaan, maar hij duwt de loop in mijn nek en zegt dat ik door t raam moet
kruipen. t Is donker buiten en de speelplaats lijkt vol kleren te liggen. Ik
kruip door het raam en als ik mijn voet op de grond zit, trap ik op iets zacht,
ik tast met mijn voet naar de grond, maar ik vind niks vast, dus ik laat mij
toch zakken. Ik moet t plein over steken en naar de schoolpoort stappen, want
daar is nog een plek vrij, zegt de man. Overal waar ik stap, is de ondergrond
week. Mijn ogen raken gewend aan t donker en ik besef dat ik op lijken stap,
overal lijken van leerlingen. Ik ben zo de kluts kwijt dat ik uitglijd over de
brei op de grond en ik wil niet denken wat er precies aan mijn handen kleeft en
aan mijn gezicht als ik terug recht krabbel. Bij de schoolpoort is inderdaad
nog een piepklein eilandje van betonnen vloer zichtbaar tussen de uitgespreide
lichamen in. Hier moet ik op mijn knieën zitten en weer voel ik de koude loop
van het pistool in mijn nek. Deze is de laatste, hoor ik de man zeggen. En
dan schiet ik wakker.
Dat schema, dat stuk krijt en die klas, zelfs de kleren die
ik aan heb, doen mij denken aan het begin van die droom en ik krijg het nu zo
benauwd dat ik alleen nog maar kan kijken naar de deur. Hoe ben ik nog door die
deur kunnen stappen, na zon droom vannacht? Juist als ik denk, als ze nu
kloppen, krijg ik al een hartstilstand, kloppen ze echt. De vent met het
heksenmasker. Het enige verschil is dat hij een machete heeft, in plaats van
een pistool. Hij blijft staan in het deurgat, dus ik draai mij om, om door het
raam te vluchten, maar dan zie ik dat er bij elk raam net zo een vent staat.
Gewoon te kijken, te wachten. Van op de gang hoor ik roepen: Is dat de
laatste? en de man knikt en zegt: met deze gaan we ons nog even amuseren, hoe
ver zou hij nog kunnen kruipen zonder handen en voeten? Van op de gang zegt
iemand lachend: Dat vraagt om een experiment
Ik geraak nog tot op t einde van de gang en dan hakken ze
mijn schedel open.
Cybil
en ik hebben onze vleselijke kunsten tot een hoger niveau getild. Op haar kot
hebben we metalen ringen aan het plafond bevestigd om haar aan vast te binden,
zodat ze geheel uitgerekt overgeleverd is aan mij.
Daar
hangt ze nu, met haar rug naar mij toe, haar tenen vinden net steun op de
grond. Mijn bewegingen zijn gemaskerd voor haar gespannen pupillen. Ik neem de
zweep en stap op haar toe. Er is geen haast bij. Eerst laat ik het koude leer
langzaam over haar uitgeleverde vlees strelen, om de zenuwen een idee te geven
van wat komen gaat. Tot ze rilt van onzekere afwachting. Dan laat ik het leer
naar voren schieten, onvoorzien hard. Ik wacht en geniet van het ineenkrimpende
lichaam dat nu wellustig glanst. Ik laat er een regen van slagen op neerkomen,
rug, flanken, dijen, en heel gemeen: knieholtes. Voor ze kan herstellen mep ik harder
dan tevoren. Vervolgens verplaats ik de werkzaamheden naar de volgende zijde:
haar nu van verlangen opzwellende borsten met samengetrokken spitse tepels.
Ik
zuig er aan alsof ik dit nog duizend jaar zal volhouden, wetende dat ze
ondertussen zo hard naar de verlossende zucht van een climax verlangt dat het
geil uit haar vochtige plekje langs haar om aandacht schreeuwende dijen
druppelt. Geen haar op mijn hoofd dat er aan denkt haar nu reeds de frisse
wateren van een orgasme te vergunnen.
We
zijn pas aan het opwarmen. Ik leg mijn hand kalm op de achterkant van haar hals
en sabbel beurtelings op haar oorlellen. Daarna draai ik ruw haar gezicht naar
dat van mij en besprenkel ik haar onderlip met plagerige likjes waar ze geen
verweer tegen heeft. Ik laat me meeslepen in het moment en bijt in haar lip tot
ik bloed proef en zij het écht uitschreeuwt van pijn.
Die
lelijke knauw is ze vlug vergeten als ze smeekt: lik mij, lik mij. Lik mij
alsjeblieft! In de plaats laat ik de zweep langzaam afglijden, langs haar
mooie platte buik, tot haar venusheuvel met de aandoenlijk wuivende blonde
haartjes en laat de zweep zacht langs haar vagina glijden, die nu verkrampt van
begeerte. Ritmische tikken met de zweep op haar magische driehoek maken het
alleen erger. Ik weet dat ze louter van die ritmische slagen op het gebied rond
haar clitoris kan klaarkomen, maar dat heb ik deze keer niet in gedachten.
Met
mijn vrije hand ontklem ik haar nek en knijpt bijna volledig haar keel dicht. Sinds
ze terug is van Egypte, durf ik steeds verder gaan. Ze kan nergens heen,
niemand hoort haar gesmoorde schreeuwen, ik heb de macht om als een speelse kat
haar pijnlijk naar ontlading snakkende lijf tot de uiterste hunkering te
voeren. Ik sla scherp op haar billen, met de vlakke hand, het geluid van de slagen
weergalmt door de kamer.
Ik leg mijn vingers op de verleidelijk natte poel
van haar vertederend mooie poes, maar verder doe ik niets. Ze kan zich niet
bedwingen en rijdt met gretige bewegingen op mijn hand. Ik neem mijn hand weg,
kus haar vol op de lippen waar nog een fijn streepje bloed op zit en daal
eindelijk af naar het magnetische plekje dat haar vrouw maakt, traag lik ik het
warme zachte vlees en proef de smaak van haar benevelende sappen op mijn tong.
Gek hoe iemand die zo op mijn zenuwen werkt, iemand die ik nauwelijks kan
uitstaan, mij seksueel toch zo kan opwinden.
Zonder haast breng ik haar met smachtende
likken tot een hoogtepunt, ik smul van haar, ik fijnproef haar. Haar
buikspieren beginnen te golven, binnenin balt de baarmoeder zich, voor haar
ogen wordt het zwart, ze hoort niets meer, het genot ontploft in haar onderbuik
en deint uit over haar hele, wild schokkende lichaam, puzzelt haar ziel terug
stevig in mekaar en toont haar essentie. De essentie van een neukteef.
Ik omhels haar stevig en overdek haar
gezicht, onweerstaanbaar betoverend in volle bevrediging, met een beschermende
mantel aan kussen en kijk diep in haar ogen. Beiden, op dit moment, volledig
ontvankelijk voor elkaar en bereid tot offer van alles aan het hogere wij,
ondanks de haat die woekert tussen ons, als een tumor die ons beide wil verstikken.
Hier en nu zijn we nog eventjes intens verbonden en lijkt er tussen ons nog
iets gaande te zijn dat je al te makkelijk zou kunnen verwarren met liefde.
Deze middag ben ik vastbesloten om een berg schoolwerk te verzetten. Dat is echter buiten mijn pc gerekend, zo merk ik al
snel als ik plaats neem voor dat beduimelde, bekwakte schermpje.Voor die ene, uitzonderlijke
keer dat ik mijn pc wil gebruiken voor iets nuttiger dan het downloaden van
porno ik heb een voorkeur voor ruwe anale scènes -, crasht dat rotding. Gedaan
met typen, weg taak. Ja, ik ben geen informaticus. Ik ken maar één methode om
een defect toestel te repareren: er een flinke mep op geven. Werkt verbazend
vaak, maar niet deze namiddag.
Ik moet die taak netjes uitgetypt
indienen tegen volgende week maandag, van een krappe deadline gesproken, dus ik moet een pc
hebben. Ik haast mij dan maar naar de stadsbibliotheek. Een internetcafé zit er
niet in, het is het einde van de maand, ik ben compleet platzak. Ik kom aan in
de bibliotheek op het drukste moment van de dag. In het pc-lokaal is elke
computer bezet. Nu ik eindelijk besloten heb om mijn leven terug de baas te
worden, laat ik mij door zoiets niet van mijn stuk brengen. Ik wip dan maar
achter het bureautje van de infobalie. De bibliothecaresse is nergens te
bespeuren. Die is vast een potje gaan neuken met de baas. Ergens in de sectie
metafysische poëzie. Ik begin vol ijver aan mijn taak, maar ik zit er
verdomme tien minuten en ik moet al vijf kloefkappers afwimpelen. Mijn respect
voor bibliothecaressen groeit hier spontaan drie kwart van een millimeter.
Eentje is verdraaid hardnekkig.
Hij: Excuseer, ik zoek het boek
Mieke Maaikes obscene jeugd van Louis Paul Boon.
Ik: Vanaf volgende week hebben we weer
pruimengelei.
Wat moet ik daar mee?, antwoord
de lastpost niet-begrijpend.
Vanaf volgende week hebben we
weer pruimengelei.
Ik heb toch helemaal geen
pruimengelei nodig. Ik zoek enkel dat boek van Boon.
Vanaf volgende week hebben we
weer pruimengelei.
Luister, ik zoek Mieke Maaikes
obscene jeugd. Het is altijd uitgeleend. Ik zou het graag reserveren.
Vanaf volgende week hebben we
weer pruimengelei., zeg ik met een diepe zucht.
Pas dan laat hij mij eindelijk
met rust. De viespeuk. Dat waant zich een intellectueel, omdat het de volledige
naam van Boon kan produceren. Boon drinkt zich een stuk in zijn voeten, als hij
weet wat voor lezers hij tegenwoordig heeft. In de hemel dan. Of ja, misschien
in de hel. Hangt er van of God wel eens een boek leest of niet.
Een andere zagenvent wil een boek uit het
magazijn. Ik zeg hem dat het magazijn tijdelijk te kampen heeft met een schietpartij
tussen twee tot drie rivaliserende bendes. Hij wil graag weten welke bendes. Ik
zeg:
The writing slit-throats van
Kouter Zuid nemen represailles tegen de Methaphoric upstarts van Kouter Noord.
Als de Dadaist sadists van Sint-Zevenbergs er mee gemoeid zijn, wordt het helemaal
een bloedbad.
Hij kijkt mij vreemd aan en gaat heen. Ik werp
de andere bezoekers een boze blik toe en ze druipen af. Ik kan verder met mijn
opzoekwerk. Een tiental minuten heb ik rust. Dan staat er een interventieteam
van de politie voor mijn neus. Ze vragen waar het magazijn is. Ik zeg:
Kelderverdieping, tweede gang op uw rechterkant. U kunt ook afgaan op de
schoten. Ze danken mij en rennen naar de lift. Altijd weer gek hoe snel een
gerucht zich verspreidt, denk ik bij mezelf.
Ondertussen maak ik wat voort. Nog één keer
onderbroken door een eerstejaars met een boekenlijst. Het is een UFO. An
Unidentified Fuckable Object. Ik toon mij van mijn meest behulpzame kant. Ik
leg haar uit welke boeken verfilmd zijn en in welke videotheken ze deze kan
vinden. Ze bedankt mij uiterst hartelijk. Ik vraag haar gsm-nummer. We maken
een afspraak om binnenkort samen Lolita te bekijken. Mijn computer mag nog
crashen, concludeer ik. En het is niet omdat ik het nu serieus meen met Cybil
dat ik er geen gewone vriendinnen meer mag op nahouden, toch?
Daarna moet ik ophouden. Er staat
een erg boze bibliothecaresse afwisselend op mijn schouder te tikken en haar
bloesje dicht te knopen. Ik zeg: Dat was zeker maar een vluggertje? Dat heb je
met die diensthoofden. Ze moeten er op een dag veel te veel afwerken. Ik neem
de lift naar beneden. In de inkomhal ligt iedereen op de vloer met de handen
over het hoofd gevouwen. Ik zigzag tussen hen door en keer huiswaarts. Aan de
uitgang duwt een journaliste een microfoon onder mijn neus. Hoe is de situatie
op het terrein? Ik zeg: Jaz ne razumem. Jaz sem turist. Daarna laat ze mij
met rust. Waarvoor talenkennis al niet goed is.
Ik hou trouwens niet van journalisten.
Generaal Sherman uitvinder van de moderne oorlogsvoering volgens sommigen
had gelijk: vermoord s avonds alle journalisten en nog voor het ontbijt heb je
nieuws uit de hel.
William: If I sell my soul to you, will it make me famous?
Satan: Yes.
William: Will I write great literary works?
Satan: Yes, you will.
William: Will my books capture the spirit of the age?
Satan: Without a shadow of a doubt.
William: Will I like what I write?
Satan: Shed me your soul and you shall.
William: Exactly how succesful will I be?
Satan: What you write shall be like a land of milk and honey
to a roving hord. Wretched and starving they will devour it.
William: What will it be like without my soul?
Satan: You will feel numbed. You wont be able to enjoy the
everyday pleasures of life. You will not enjoy beauty, sex, food, music, all
that will be a nuisance to you. You will make jokes and youll be the only one
not laughing.
William: What will I enjoy?
Satan: The applause. You will enjoy that, like a
thousandfold orgasm. But the applause never lasts long and youll be a slave to
your talent. Youll be in constant need of a bigger audience. In the end you
will only write and not live. After you sell me your soul, there will be no way
back.
William: How do we do this?
Satan: Think of your most beautiful memory and Ill reach in
your chest and take whats mine for ever more.
William: Can I listen to no way back by the foo fighters
during the transaction?
Satan: As you wish. Now think of the happiness you
experienced, but never fully appreciated.
William: Wait, one more question. Will my father know about
my success? Will it make him proud?
Satan: Yes, he will, itll make him so proud, hell have the
energy to be the most magnetizing stand-up comedian heaven has ever seen. You
like that, dont you?
William: Yes, I do. Will it hurt?
Satan: You have no idea.
William: Ok, take it.
Satan: No wonder writers are my favourite. You make my job
seem too easy.
Four days passed and Dieter and Martin found themselves in
an outskirt of Slovenia, high up in the mountains. They had walked most of the
way, kindly turning down offers of Slovenians volunteering to give them a ride.
When the food supply ran out, Dieter refused to buy more, though there was no
lack of shops in the villeages they trudged through. Theres no need for food
where we are going Martin had simply shrugged, the secretive ways of his
taciturn father had finally aroused his curiosity and he did have to admit that
Slovenia was a majestically beautiful country, that the fresh air was doing him
good and that he didnt even miss television, his computer nor his friends.
That night they ate the last of the foodstuffs, a rather
Spartan meal, comprised of canned beans in tomato sauce, some crackers and two
apples for dessert. Martin threw away his Apple core and quipped: So starting
tomorrow we hunt deer to keep us on our feet?
His father reacted in uncharacteristically serious and
determined tone: Starting tomorrow we fast. Youll stay here and Ill move up
a fewer hundred yards more.
And then what?
We wait and we fast.
Wait for what?, asked his son with big questioning eyes.
For the vision to come. If we wait long enough and
concentrate on who we truly are a vision will come depicting are totem animal.
That will be a symbol of our purest, inner strength, it will guide us on our
path to our own, specific destinity. Finding it will prevent us from spending
too much time in fruitless soul-searching and/or spending thousands of euros on
therapists, shrinks and other quacks.
Martin looked at his father in disbelief, he was ready to
dash off an sms along the lines of dads gone completely crazy this time, for
sure, if only his father hadnt expressly forbidden to Carry his mobile phone
in his bags with him.
So how will we be fasting?
For as long as it takes.
And what if the vision doesnt come.
Dont you worry, it will.
Are those totem animals or whatever aware that we have a
plane to catch in three days?
Dieter showed a half smile and then said reasuringly:
Look, I never told you this, but Ive never had the feeling
that I was being all that good a parent. Of course, its all monkey see monkey
do, I mean, my dad did his best, but I think if hed pushed me harder or
something I might have seen more opportunities in my young life. So, for once,
just trust me on this, I have a very good feeling on this and I just want you
to time that Im going to be a father to you, from now on.
That were more words than Martin had received from his
father than the sum total of an entire year, so he simply didnt know how to
react and just resigned himself to the idea of fasting for a couple of days.
Hed never felt more important in his life than right this minute and, though
the whole plan didnt make any sense to him at all, he did appreciate the
attention.
So in the morning, Dieter woke up early, broke up his pop
tent and took off, handing a large bowie knife to his son, telling him to stay put
and to only yell out if there was any real danger.
A wise man ought to
follow the paths beaten by great men, and to imitate those who have been
supreme, Nicolo Machiavelli
Dieters son had no idea what his father was up to this
time, he told his best friend, Eric, the night before Martin and his dad were
to leave for their trip to Slovenia. 18-year old Martin wasnt exactly looking
forward to it, he had mixed feelings about it at best. His mother Elke, wasnt
all that happy with her husbands travelling plans either. Though she had
gotten used to it that Dieter liked taking off on his own for about a week a
year on average, this time she felt particulary left out.
But she did as she
always did, she shrugged and laughed it off, consoling herself with the thought
that it was a small price to pay in exchange for a year-long equipoise in her
husbands feelings. She knew all to well how he experienced society and his in
his eyes- petty role in it, as a noose that stuck ever more tighter around his
neck. The trip would release some tension. She felt guilty anyway about being
the all too conventional partner, who had little or no artistic aspirations and
could only encourage or discourage, depending on her mood and the degree of
wildness in her husbands plans.
Elke was, as usual, packing her husbands bags and tending
to a thousand little details that her confused partner overlooked and was
always ready to dismiss as unimportant triffles. Dieter had a late-night
meeting with his long-time partner-in-crime, shortened to PIC, William. The two
of them always had the strangest notions of how to deal with modern-day-life
and both were not getting enough satifsfaction out of their all too ordinary
jobs. This time William had talked his friend into setting the stage for a ritual
aimed at opening up more paths in life for his son. The idea originated in
ancient Indian practices and Dieter was thrilled.
Dreamer and chronic
enthusiast William, had convinced him that present day manhood was in the most
dire straits, that most Young men didnt have a clue what to begin with their
lives and that fathers simply passed meekness, unoriginality on to their sons,
their example of dull office clerks being the perfect recipe for a life or
unsatisfactory boredom. How different it all could be, if a father were to pick
up his ancient role of opening the eyes of his son to life, to his inner self,
to how powerful man can be if he only believes in himself and throws off
societys yoke. If only a father became both a pillar and a light-house in his
sons life, instead of a mere provider of material well-being, all that luxury
that was sure to do more harm than good. No, William and Dieter were going to
do it differently. They would be fathers, not mere dads.
This morning we had the opportunity to visit a centre where people who are mentally disabled receive proper care and attention.
The centre is run by Jalal, the good-natured, always cheerful, coordinator for social development. He's also the one who puzzles together our program and we owe him a lot of thanks for his help.
Today we got to see a glimpse of his work, rare opportunity, because most of the time we catch him in between two meetings. Jadal is a very busy man, very well-respected in the local community. He has lived through a lot and his great amount of experience shows in his gestures, wise eyes and in the invariably careful and witty way in which he explains things to us.
The oasis centre affords room for up to 24 individuals. There's a long waiting list, as there is no staff nor finances available to create more places. The people who come here are picked up by car every morning, they stay until noon and then they return home. Jalal explains us, with characteristic sincerity in his voice, that these people deserve to lead a normal life. They should not be captives in their own homes and they should not be allowed to wander the streets unprotected, where they might become the victims of violent attacks and abuse by inconsiderate people.
Here they are treated with respect and everything is done to provide them with normal living standards. These people have a right to be happy.
If we didn't know already that Jalal means what he says, we would be convinced by his reaction to something that happened just the other night. One of the patients is forced to sleep in a centre, her mother having left the country a few days before. Marks on her arms and the rest of her body make it very obvious that the girl has been mistreated. The usually calm and equipoise Jalal responds with anger, though firmly controlled. He will call the centre and make them clear in the most direct terns that he will not allow this kind of treatment. They can expect trouble with the police if it continues.
The patients in the oasis are all over 18. They come here when schools no longer have a place for them. There's no way around the fact that these people need a very specific approach,because the cases are very severe. Some were born with the Down-syndrome, others are clearly mentally underprivileged. We are shocked to hear that some have been sexually assaulted, as if their life wasn't deemed troublesome enough as it were.
Here in the oasis they create a positive, safe environment for them. In the morning they greet each other by singing and dancing. Each of their names is sung to the rhythmic beats of a drum. The room fills with joy as the staff and patients shake their hips and dance in circles. The men and women openly show their affection for Jalal. One boy who speaks English rather well, says to him: 'My problem is that I love you.' The happy lad tells us he bought a new car for just 9 shekel. A story that is a bit hard to believe, but Jalal smilingly accepts it as truth and adds: 'After this he's going to buy a mobile.'
After the morning salute they are divided into four groups. It's strange to hear how silent the Oasis has become all of a sudden. There's no more singing and no more drums. Everybody is ready to do some serious work. Each group have some specified tasks cut out for them. Some go through all the steps that are necessary to recycle paper, others make candles while still others are busy making very artistic postcards out of the recycled paper.
Jalal explains that the staff tries their best to discover the individual talents of the members. They all have their own specific skills. During our tour we bump into a French volunteer who obviously enjoys his work here. He introduces us to every member of the group in charge of the paper recycling. His name is Pierre, but they call him Piano, a nickname he seems particularly proud of.
We are so impressed by the quality of the products the workshops turn out, that we buy them as souvenirs for the home front. This morning we were still wondering about what to buy for our host mother, Nawah, because today is her birthday. Now we know: some beautiful artisan-made candles.
Jalal admits that he has a good feeling for these people. He didn't know he had it in him, but he discovered it some months ago. It shows in the respect he treats them with. A girl comes into his office asking him for permission to accompany a woman from the staff to the supermarket just across the street. She's overjoyed when she gets permission to go, just like that. At first she can't even believe it.
Jalal turns to us. 'Can you believe it? She's allowed to go to a supermarket just a few meters away and she's astonished. That's exactly what I mean. We want these people to lead a normal life.'
He also explains us that the centre is not allowed to make much profit, because making profit is not in the best interest of the patients. What he's trying to make clear is that the patients should never be taken advantage of. This centre costs money, because it is there for them and not the other way around.
After the tour of the Oasis centre, Jalal is off to an other meeting. We see him walking briskly to his new appointment and we ask ourselves how anyone who spent ten years in jail on minimal charges not deserving such a harsh sentence, can still be so kind, without ever uttering the least word of bitterness.
Jalal's noteworthy experiences in prison are already the basis for a new article.
The other side of the wall: Alternative tourist tour
Health Work Committees, the organization that's guiding us here in Palestine (a more detailed article about this organization will follow) supplies us with all kinds of useful addresses and telephone numbers amongst others, they gave us the number of Ajman. He runs an agency that focuses on alternative tourism here. Everything we do around here is called alternative, and so far our stay here has indeed been anything but ordinary. Our organization painstakingly wants to assure we get the closest possible look at the true state of affairs in the Palestinian territories.
It's noon and we've just returned from the Mehwar centre for abused women. Everything seems to be closed, a pause dictated by the sultry heat. As there is also a lull in our program for the first time since our arrival in Bethlehem, we decide to call Ajman.
He asks us which time would be suitable for us to have a tour and somewhat hesitantly we ask if it would be convenient for him to do it now.
Not more than three minutes later we're in a mini-bus driving through the Shepherds' Fields. The place that allegedly constituted the scene on which the angle came to announce the good news the birth of Jesus- to the shepherds.
Ajman probes us to find out what we've seen so far. He'd like to guide us in French, but we opt for English, as Maryam isn't as proficient in French as she is in English. Every now and then a French expression does slip into his explanation. We will find out later why he's so fond of the tongue of Molliere, Rimbaud, Camus, Sartre and so many other literary giants.
We drive towards the Jewish settlements and pass from a Zone A to a Zone C. In the A zone the Palestinian authorities are in full control. A zone C means that the Palestinians own the land (for the time being we should add, unfortunately), but that administration and police our in the hands of the Israeli authority. In fact they are under military law.
Ajman, who, with his long curls, sunglasses, cigarettes and relaxed laissez faire, laissez passer behavior reminds one of a philosophically minded student striding the narrow streets of the Quartier Latin in Paris. Someone's who's ready any time of the day to leave his seat in a cozy, liberal bar to go out on the street and preach 'love, peace and empathy or slogans like: underneath the asphalt there's a beach' to anyone willing to listen.
We stop at Herod's mountain, where they have uncovered only recently the tomb of this almost legendary king. We also get to stare at his ancient pool, now more than 2,000 years old. It looks a bit dilapidated now of course, but one can still imagine the vast and regal man-made oasis it once must have been.
Ajman shows us some Jewish settlements and explains us how it's impossible for him to ever enter them. We ask if we, armed with European passports may enter. The answer is yes, but only from the other side.
We see how the Israelis are constructing an intricate two-way system, with roads exclusively for Israelis and roads exclusively reserved for Palestinian traffic. It's easy to notice that the Israeli roads are better and located higher than their Palestinian counter-parts. The latter need tunnels to get passed the former.
For the time being we can still drive on this Israeli road, conveniently marked with yellow lines, so Israelis can always know they're on a 'safe' road. Mighty watch-towers arise on the side of these roads, every 100 meters or so. We ask if they're always manned and in this part they are indeed.
Ajman drives us to a particularly interesting read: depressing or enraging- spot. It's an olive grove closed in by barbed wire. On a hill-top we see a few houses next to a Jewish settlement. The handful of isolated houses belong to Palestinians. They are completely closed of, literally trapped in a sort of no man's land. But in fact, there are people still living there, surrounded by the callous contours of an alien wall.
Ajman tells us the people over there may leave there houses, but they're not allowed to have visitors. They don't have the Jerusalem passport and their status is acutely precarious. To go to school the children have to cross over to the nearest village, but to do that they have to pass a check-point. A daily process that involves a scrutinizing search of their schoolbags. 'What do they expect to find in children's bags?', we ask.
'Nothing, of course, they only want to make life hard on them, to make them leave.'
Ajman points to the olive trees. Do you know how old these are? Some are thousands of years old. The Israelis uprooted hundreds of them to build their wall. And you know what they did with them? They buried them to cover their crime.'
Ajman tells us the story we already saw unfolding on a large map the Health Work Committees presented us with. The Israelis are surrounding the whole area of Bethlehem with settlements, they appear on hilltops all around the area and little by little they are being connected, like an ever tightening noose. They want the Palestinians to feel imprisoned, they'd like to see them turn desperate.
The settlements start out from scratch, at first they are called outposts, but soon enough they look like the most modern kind of huge holiday resorts, completely sealed off to any unwanted company. It makes you feel that the Israelis are there, omnipresent and always on the look out to grab more land, but at the same it's almost as if they are not really there and only exist in fairy-tales.
But make no mistake about it, they are certainly there. And as Ajman tells us, every day something new appears in the landscape, they're constantly expanding and perfecting their trap.
Again we ask how he deals with all this.
'Ow Palestinians have lots of ways to ease their troubles.'
He points to his house. A majestic building, a real dream house, as if it were made by Mattel for Ken and Barbie to live in it, but constructed with more taste.
'That's how we fight them, by making our houses as pretty as can be. To say, hey, this is our land. You know, we live better than them.'
It's true, the houses we see here are often amazing, big, and beautifully designed.
Just before Ajman drops us off at a local, non-tourist restaurant, he gives us some more information that makes some of the most impressive and expensive looking houses a very fragile quality that makes you ache deep down in your heart.
All of the houses standing too close to the wall have received warrants stating that their owners have to break them down. If not the Israeli army will do it for them. All expenses paid by the owner.
We sit down for lunch in an enchanting open air restaurant overlooking these fertile hills and cannot help but wondering why one people can go to such strenuous length to drive off other human beings.
The other side of the wall 17: Alternative Iranian help
During our interview with the writer Nassar Ibrahim we find out that he's married to an Iranian woman. He describes her with a lot of affection in the same adjectives I have come to associate with Iranian women: fiery, energetic with an indomitable spirit. He tells us she is running the ONLY refugee centre for abused women in the entire middle east. Immediately we make an appointment to meet her in the Mehwar centre.
This unique centre was founded with the help of the Italian government. There used to be no such institution in the whole of Palestine. Abused women had to be contented with shelter in a clinic or even a prison.
Now all that has changed, these unfortunate women have a safe haven to turn to. And safe it is. During a short tour we get to see all the safety precautions that the staff takes to ensure the well-being of the women. Nobody gets in without a proper appointment or an official document stating that his presence there is allowed.
The Persian director is a bit reluctant to have her picture and her name accompanying our interview or any article resulting from our meeting. We'll call her Malika for practical purposes. She insists we drink coffee, as all people we meet here tend to do.
She explains us how her centre is not only unique in Palestine, but in the entire world. The centre is not only a shelter, it's much more than that. Everything is done for these women, everything from A to Z. In the morning cars come to take them to work or to school. They have gym classes twice a week and everyday they attend all kinds of sessions to help them find their place in society.
This is not an easy task and Malika carries a heavy burden. Only the worst cases come here. These women have been sexually abused since their early childhood. Their entire development has suffered in so many ways. The centre offers a wide spectrum of aid, both psychological and legal.
We get a tour by the fitness instructor, a very enthusiastic, bantam sized woman who seems to love all shades of pink. She leads us through the halls of the centre, the walls are adorned with pictures depicting violence against women. Atrocious images of Afghan women being stoned to death accompany pictures of an Italian woman who is clearly a victim of some brutal domestic violence.
An other wall boasts explanatory drawings in a vivid, almost comical style. 'Who made these?', we ask.
'Ow, I did', she smiles.
She even insisted on painted her gym all by herself.
In pink, almost as a rule.
We don't get to see any of the women, nobody is allowed to see them. The tour ends> She points to an outer wall and says: 'You know, we chose this kind of stone, because no bullet can get through it.'
We ask her if someone ever took a shot at it.
'O no, no, as soon as we see or hear anything suspect we call the bullies'
The what?
It turns out she means the police, but she keeps calling them the bullies, charmingly unaware of what the word bully means.
Our guide sighs happily. 'There is so much work to do around here. Sometimes me and my colleagues just stay here and our husbands come and visit us here, so we can continue our work.'
We are amazed to see so much good will. In the days to follow we will notice the same kind of warm, constructive attitude not just towards abused women, but also towards little children, the elderly and, most difficult of all, the mentally disabled, as we tour one social centre after the other.
Shaub means hot in Arabic and that describes the feeling you get when you walk a street around here. It's hot, burning hot. Already in the morning it's over 30 degrees around here. If you stay in it's cool. The houses are mainly built out of a sandy colored stone and inside it's never very warm. People try their best to keep the mosquitoes out, but that doesn't always work. So Maryam and I are more or less covered by mosquito bites.
Before we arrived in Palestine, we read a lot about the conditions here. Particularly striking was an account by a Belgian woman living in the Westbank with her Palestinian husband. Every day she had to pass checkpoints to get to her work in Israel. Each time she had to lift her blouse up to her neck, to prove she wasn't carrying any explosives. You can imagine some of the humiliation she must have felt. One time an Israeli soldier punished her because she showed her passport a little bit too close to his face. Apparently he thought the passport was going to explode in his face.
The soldier forced her to stand in the broiling sun for half an hour. When you read it, you think: hmm, that must be uncomfortable and boring as well. But over here, you only have to be exposed to this unforgiving heat for one minute to realize what kind of cruel torture this is. It's pure harassment of the vilest sort. After two minutes already every cell in your body is looking for shade, for a place to hide from these attacking rays of sun.
The woman said that after half an hour she was completely scourged. Walking these streets around noon and seeing how the shopkeepers close their shops between one and four, seeing people rush inside when the sun reaches its highest point is enough to convince me that she wasn't exaggerating.
So that's where these Israeli soldiers, nervously shouting kids in uniform in fact, look for allies. They force the sun to perpetrate their crimes for them. After only a couple days here I'm confronted with a lot more of the ingenuity of the Israeli people to bring their psychological genocide against the Palestinian people into effect.
Luckily the Palestinians are equally ingenious at finding ways to cope with the oppressing and adamant behavior of their neighbors.
Op dit moment logeren we bij een familie in Bethlehem. Tot onze lichte verbazing zijn de meeste mensen die we tot nu toe ontmoet hebben katholiek. Ook onze gastfamilie. Vandaag is het zondag en vanochtend zijn ze naar de mis geweest. Dat doen ze zelfs elke zondag.
Mama Shomali is leerkracht, papa Shomali is ingenieur in Ramallah. Ze hebben drie kinderen. Luma, een allervriendelijkst meisje van 14, een jongen, Zaid die 11 jaar is en nog 1 zoon die 17 is en zich als een soort prefab tiener gedraagt.
90 procent van de tijd (en dat is een behoorlijk exacte schatting) zit hij aan deze pc en chat hij via msn met zijn vriendinnetje. Haar foto prijkt dan ook op het bureaublad. Daar hij toch altijd gekluisterd zit aan het pc-scherm, kennen we nog niet eens zijn naam.
Op dit moment heb ik dus eindelijk de pc eens kunnen inpalmen voor Intaltijd.
Mama Shomali is wat we terecht de vriendelijkheid zelve mogen noemen. Drie minuten geleden bracht ze mij nog een bord gesneden fruit en op dit moment is ze voor ons het avondeten aan het klaarmaken. Ze vraagt ongeveer elk half uur of we iets nodig hebben en probeert te vermijden dat we taxi's nemen door ons zelf overal heen te voeren. Wij van onze kant doen er dan weer alles aan om zo onzichtbaar mogelijk te maken, want we willen absoluut geen misbruik maken van zoveel bereidwilligheid. Als de mama even niet kijkt, schieten we er vandoor in een taxi. Ook al hebben we de grootste moeite om aan de chauffeurs uit te leggen waar we willen zijn, want huisnummers noch straatnamen zijn hier ingeburgerd.
Dochter Luma is een vroom meisje dat het kruisje dat om haar hals hangt, kust als we voorbij een kerk wandelen. Tijdens onze kennismaking vroeg ik haar of ze gewoon christelijk was in naam, of echt geloofde in God. Het antwoord liet geen seconde op zich wachten: 'Of course we believe in God!'
Zij is het die mij mijn eerste Arabische woorden leert, samen met haar broer Zaid. Als een echte gids neemt ze ons mee door Bethlehem en helpt ze ons bij aankopen. Bepaald een luxe, want een en ander verschilt hier nogal van wat we gewend zijn.
Zaid, haar broertje, is een schattig baasje dat door zo wat al het vrouwvolk tussen 7 en 97 jaar in de harten wordt gesloten. (en terwijl ik dit schrijf voel ik mij licht ongemakkelijk terwijl de mama mij een bord pas gebakken Palestijnse lekkernij voorschotelt) Zijn grote droom is voetballer worden. We slapen in zijn kamer en die is beplakt met tientallen foto's van de Portugese speler Ronaldo. Hij is erg verlegen, zeker tegenover Maryam, maar telkens hij ons ziet, schudt hij ons vriendelijk de hand.
Papa Shomali hebben we pas gisterenavond leren kennen. En toen was hij in een melancholische bui. 'We are a people without hope' Hij vertelde ons over het dagelijkse leven tijdens de tweede Intifadah en over de problemen die hij heeft om van thuis naar zijn werk te komen en de hinder die hij ondervindt van de vele checkpoints. Vanmorgen was hij stukken vrolijker en rolde zijn aanstekelijke glimlach door de kamers van hun overigens prachtige huis. Palestijnen zijn grapjassen, zo blijkt, als je ze beter leert kennen.
In de namiddag hebben we een gids gehad die we in een volgende blog 'Sir smile a lot' zullen noemen.
Nu is het al weer tijd voor het avondeten en dat wordt zoeken naar ruimte na de vele tussendoortjes.
Na het eten gaan we verder op verkenning in Bethlehem.
Blogmateriaal genoeg overigens, want gisteren hebben we de Palestijnse schrijver en politicoloog Nassar Ibrahim kunnen interviewen.
Er wacht echter een Palestijns meisje op nieuws van haar lover, dus we zullen de naamloze 17-jarige jongeman hier niet langer beroven van zijn chatmogelijkheden.
Hoog tijd ook dat ik alle bordjes met voedsel die hier accumuleren op de pc-tafel eens naar het aanrecht breng.
Een welgemeende Sukran (dank u) voor ons bijna te lieve gastgezin.
Op een dag hadden de reiskribbels van globbetrotter Anne haar in Laos gevoerd. Ze kan niet zo goed tegen de warmte en wordt dan makkelijk ziek. Deze aanvallen geven haar maagpijn, die altijd vanzelf overgaan, naar just in cae blijft ze liever in het zicht van medemensen. Als het echt erg zou worden, kan iemand altijd hulp bieden.
Ze was op de trap gaan zitten van haar hostel. Heel wat mensen liepen haar voorbij, maar 1 jongeman vroeg haar wat er scheelde. Ze antwoordde dat haar maag pijn deed en was een beetje gepikeerde toen de jongeman gewoon weer verder ging.
Twee minuten later was hij daar echter al terug met zijn handen vol medicijnen. Anne wist dat geen enkele ervan werkte, maar ze was zo gecharmeerd dat ze toch maar enkele pilletjes innam. En zo maakte het meisje uit Ierland voor het eerst kennis met een jongen uit Israel.
Ze raakte in gesprek met de Israelier, die zich ondanks zijn tussenkomst als barmhartige Samaritaan, heel vreemd gedroeg. De rest van haar groep negeerde hem. Anne is echter iemand die naar eigen zeggen aangetrokken wordt door mensen die ze niet begrijpt en dus praatte ze uitvoerig met hem, dagen aan een stuk. Na een tijdje negeerde de groep niet alleen hem meer, maar ook haar.
De jongen had overduidelijk niet alleen erge dingen gezien, maar heel waarschijnlijk ook erge dingen gedaan. Anne vermoedt dat hij een kind had gedood en als resultaat daarvan heel wat innerlijke demonen te temmen had.
Na de dagenlange gespreksmarathon ging ze boeken lezen. Eerst over legers en over hoe je een team geest, meer specifiek een leger geest, opbouwt en in stand houdt. Pas daarna begon ze verwoed te lezen over het conflict in Palestina. Tot het onderwerp nog het enige was waar ze kon over spreken. Ze kreeg er zo de mond van vol dat haar familie en vrienden zeiden: hey, leave me alone and say these things to people who give a shit.
Ze maakte voor zichzelf de rekening: ik kan er blijven over zeuren of ik kan er daadwerkelijk iets proberen aan doen. Lukt het me niet, ok, dan heb ik het toch geprobeerd. Then I can put it in a little box and move on to something else.
But hey, roept ze enthousiast uit, guess what, my project works!
In een bar in Ramallah ontmoeten we Anne. Haar rode haren en sappige tongval verraden haar Ierse komaf. Van het internationale gezelschap rond de tafel krijgen we niets dan lof te horen. Anne is niet op haar modje gevallen, blijkt een wandelende encyclopedie te zijn over alles wat de Palestijnse zaak betreft en ze is een erg moedig meisje.
Geregeld gaat zij namelijk op huizenjacht, maar dan wel eentje waarbij zij in het allerergste geval haar leven riskeert. Anne fotografeert namelijk de huizen die wij kennen als 'illegal Jewish settlements' Dat doet zij niet van veraf, maar van binnenuit.
Hoe ze dat lapt? Ze doet zich voor als het meest naieve meisje ooit en gedraagt zich als een enthousiast fanate van interieur, architectuur en knusse woongezelligheid. De kolonisten trappen er vlot in en geven haar met de glimlach lifts van kolonie naar kolonie.
Op een keer heeft ze zelfs mee een tour gedaan met een groep Joodse zionisten die op prospectie waren voor nieuw land. Ze overhoorde hun commentaar bij het observeren van de Palestijnse horizon.
Nog steeds geshockeerd, zegt ze: ' Ze zien hen gewoonweg niet, er wonen zichtbaar duizenden en duizenden mensen in het gebied waar ze al hun eigen huis visualiseren, maar de Palestijnen die er al wonen, lijken onzichtbaar voor hen. Ze zien ergens vage restjes van stenen en denken dat tombe is van een of andere duizende jaren oude voorvader.'
Naast foto's nemen en alle mogelijke infor;atie verzamelen over de kolonies, runt ze ook Project Clean Hands, vergelijkbaar met Mario Franssens Dexia-campagne.
Ik citeer hun doelstellingen even:
'Project Clean Hands is concerned with the contributions of Irish individuals, groups, companies and organisations to the illegal activities in occupied Palestinan Territories.'
Het meisje spreekt met zo veel vuur over de Palestijnse zaak en lijkt zo gerespecteerd te zijn door haar Palestijnse gezelschap, dat ik mij onvermijdelijk afvraag: hoe wordt een Iers meisje zo'n gedreven, geengageerde activiste, zo ver weg van haar geboorteland?
Ik vraag het haar en ze lacht haar karakteristieke bulderlach die al de hele avond het geroezemoes in de bar overstijgt.
'Do you have time, 'cause it's a loooong, looong story'
Intal had wel degelijke tijd en noteerde het verhaal van een Ierse voorvechtster van de Palestijnse vrijheid.
We're staying in Rocky Hotel at the moment, still busy shaking off all our prejudices and all too predictable Western expectations about the living conditions around here. The hotel looks almost like an ancient Arabian palace, all modern comfort can be readily obtained. This is not the impoverished society we've been preparing ourselves for.
We're more than a bit surprised that almost no Palestinian women are wearing a veil. For some unknown reason we experience nervous shivers running down our spine when we see a young Palestinian girl meeting a male friend. They kiss each other cheerfully on the cheek. The girl is wearing lots of make-up on her happy looking face and glitter on her clothes, a minimum layer of fabric that leaves more than a bit of her body exposed to the setting sun.
We think we're keen observers when we remark: 'We don't see a lot of foreigners around here'
Our outgoing guide laughs and says: 'Wait and see'
Less than an hour later we're introduced to a merry, bantering company that includes among others a modest Belgian girl, a brazen Irish lass and a very fragile looking, but very talkative and militant French girl. All, Palestinians and foreigners alike, are drinking alcohol.
Is this the mainly Muslim country we set out to visit?
Today we sit in the hotel lobby, reflecting on all this. The hotel owner strikes up conversation and asks if Maryam has roots in the Middle East. A conversation follows out of which the following interview is born.
1 Can you describe me Iran's attitude towards Palestine? What do you think Iran should do?
They play a dirty game. Why did they send fighters to fight the Russians in Afghanistan in the seventies and not here? They think they get more power from supporting Hamas, and they don't care about the Palestinians. They send out a message to Israel: if you ever attack us, we got armies (Hamas and Hezbollah) on your North side and your south side. We don't like Iran's role in our politics at all.
We don't want them to supply us with weapons. If they really want to help us, as they keep claiming, we would like to see them finance the education of our youngsters. Let them build a university here instead of giving money to radicals. Give us money and let us spend it on education and health care. If you do that Palestine people will become stronger in the world economy.
But anyway, Iran is not on my mind, normally I never even think about it. For me, what counts, is that Israel never wanted peace.
2 In your own words, how would you describe the current situation in Palestine?
Jews are greedy. That's why there are so many jokes about them. Why does a Jew have a big nose? Because it's free. The Palestinian territories are occupied by Israel, that's a fact anyone can see. We're not allowed to develop any industry, they try to keep us down any which way they can. The occupation continues and will continue for as long as it is profitable to a lot of people. Israel makes money out of this occupation.
Why would any Jew living abroad want to emigrate to Israel? In Europe and the United States they're a lot better off. The Zionists want the Jews to fear the Arabs. If they feel safe, they would leave. Every ten years they create an Intifadah and the stupid Palestinians fall into this trap.
In the long run it's bad for Israel. The citizens of Israel will pay the price in the end. A father serving at a check point will be more violent when he comes home to his own family. All they long he's been under a lot of stress.
If you give it ten years, to teach the younger generation that we can live together, then there is hope.
But in their hearts the Israeli's don't want peace. Why give up one meter if you have the power to maintain control over it? They don't want to give us a country. They can't explain it to their people if they give up something they can keep controlling.
There is no nation on earth in our entire history that is eternally strong. What goes up must come down. 3 Ramallah is obviously a very unique place. How is it possible so many Palestinians here are driving big, expensive cars? I overheard you saying several times that there are no resources in Palestine, that Palestine is prevented from producing anything by itself.
They don't make their money here, obviously. All of the people you see here, driving a fancy car, have businesses abroad. They just live here. Do you think I earn my bread running this hotel? No, of course not. I have several brothers in the United States. We own liquor stores and gas stations there. That's how we make our money.
4
What does the term 'naqba' mean to you? Did it affect you or your family personnally? In what way?
I'm a refugee here, you know. My grandfather was a farmer, he was so afraid that one day he took his children by the hand and he walked for three days from Lud to Ramallah. Part of the Bun Gurion airport belongs to my grand-father, believe it or not, but we have papers proving it.
The Palestinians didn't have weapons to fight the Israeli's. They were afraid and they fled.
5
How did the people react over here when Israel invaded the Gaza strip?
You feel bad, of course, but it's not only Gaza they invade.
I don't support it. You can't put people in a jail. People in Gaza are not pro-Hamas, they give Hamas the chance to grow stronger. If people had a better life they would never support Hamas, but if you have nothing to lose, yes, then you turn to Hamas for help.
If Iran wants to bomb Israel, we say, fine, kill us both. Nobody wants to see his children get killed, but there's always a boiling point. They support Hamas because there is no other way.
Hamas will never get 5 percent of the vote if the people in Gaza have a good life.
Israel has to understand this. Hamas can always say: Israel doesn't want peace, so join us, we will fight them together.
8 A large picure of Arafat is hanging in the hotel lobby, what's your opinion on him?
I have never been pro Arafat, but in the end I felt that he was sincere. The propaganda of Israel says he didn't want peace. But he Asked for 22 percent and only got 14 percent.
What's happening here, is that we're becoming a new South-Africa. Fortunately, there's light at the end of the tunnel. Maybe 50 years from now things will change. Maybe through war, maybe peacefully, maybe economically, but change it will.
What goes up must come down.
6
When was the last time violence erupted in Ramallah?
Well, the last big eruption of violence took place in 2001. I was here for only four months, tanks were in front of our house, I put my children in the bath tub, I thought they'd be safe there. It was a very scary period, They were bombing a lot of buildings. They even tore up the roads with their tanks. It was awful.
But you ask me about violence. I'll tell you this.
Three months ago I had an American friend over at my place. He stayed till late at night and after that I gave him a ride to the place he was staying. I was driving in my pajama's without my passport. All of a sudden I notice Jewish soldiers appearing right in front of me. They stop my car and they threaten to throw me in jail, because I don't have my passport with me.
Can you imagine? In my own country!
If it had been the police who wanted to give me a ticket. Fine, but why soldiers? Why jail?
7 How do you think will the conflict end?
Look, I'll explain it this way. Suppose I lend you 100 dollars and after a couple years a court ruling says you only have to give me back 22 dollars. A good deal for you right? But you don't accept that you only want to return 14 percent or maybe only 10 percent.
That's what happened here, they took all our land, we'd be happy to get 22 percent of it back, but Israel thinks even that is too much.
I don't understand it, at the moment the United States and Europe back Israel's claims. Now is the time for them to have peace on very favorable terms. I mean, what if in 10 years a new super power arises with different priorities? Or what if the oil runs out and the US says: oh, now we don't need any more bases in the Middle East or what if they develop some super device in space allowing them to fire missiles all over the globe and they no longer need bases on the spot?
If the US stop supporting Israel, the entire country is left in ruins immediately. The Jews will leave. What if the Palestinians become stronger than Israel one day?
Do you think that people who suffered so long will have the least possible doubt when it comes to destroying Israel?
Now's their chance to have peace and to have things settled around here. Even Hamas wants peace if they get the 1967 border
99 percent of our people is ready to accept peace and to live alongside the Jews.
Jews are smart, they have better technology, better living standards, but they want a country from water to water, they are greedy and that's the problem.
History will repeat itself. The Jews will end up scattered across the globe again.
The lion in the jungle doesn't stay strong for ever.
Voorbij de muur 11: lesson number one: discrimineer de vrouwen
We landen in Tel-Aviv, de hitte overvalt ons samen met een leger groene vestjes waarop -security- staat. Tijdens onze tussenlanding in Munchen viel ons al meteen op hoe de controles opeens nog strenger werden. Maryam werd niet meer met een vertontschuldigende, ietwat verlegen glimlach gevraagd om haar tas open te maken en haar deodorant af te staan. Nee, de hele sfeer was al een pak bedrukter, de gezichten van de controleurs leken op barometers die een nasty onweer voorspelden. We werden betast en gefouilleerd, niet met de glimlach, maar met de geconcentreerde snuffelblik van een bloedhond.
Dankzij de vorming door Intal, bij monde van Joaquim, wisten we dat we onze paspoorten moesten tonen aan een man en niet aan een vrouw of aan een Israelische neger. Die segmenten van de Israelische samenleving moeten zich immers bewijzen en gaan echt hun best doen om de details te checken van je verhaal.
Maryam is Iraans en we zouden ons moeten verwachten aan de strengste ondervragingen. Op het vliegtuig hebben we echter net het tegenovergestelde gedaan, we zijn mentaal ingesteld op een vrolijke boswandeling voorbij de controle met het verstand op nul en een schaapachtige, blik van de I-pod en fastfood generation. We hebben thuis erg goed gekeken naar Johnny Depp die met pure coke 'disco shit' door de douane fladdert.
Een klein probleempje duikt op als ALLE controleurs vrouwen blijken te zijn. Gelukkig valt ons uiteindelijk de kortste rij op. En jawel, in het loketje zit een man. Links en rechts schuiven instinctief vrouwen en kinderen aan bij zijn vrouwelijke collega's. Merkt dan niemand dat die vrouwen voortdudurend af en aan lopen om er extra veiligheidsmensen bij te halen, dat ze extra vragen stellen en om meer documenten vragen?
Do you know any Israeli's? Where did you meet them? Can you show me an email to a Israeli friend?
Het meisje produceert document na document. Een schril contrast met onze 'take the pasport and run experience'
So Maryam and William, why Israel? (we zullen ons later afvragen waarom hij zo nadrukkelijk onze voornaam gebruikt, een truc om mensen met een fake id te ontmaskeren??)
Culture, shopping, museums, beach.
Did you make hotel reservations?
We're going to look for a cheap hotel in Tel-Aviv.
Ok, enjoy your stay.
Sja, waarom moeite doen als je vrouwelijke 'inferieure' collega's zich al uit de naad sloven om de terroristen er uit te halen?
Mijnheer is al blij met het gevoel van macht dat hij over de reizigers uitoefent, hij hoeft zich verder niet te bewijzen en kan de kantjes ervan af lopen.
-derde kleuterklas: in den beginne leek Boelie zich eerder
te ontwikkelen in de peinture maudite, terwijl zijn zeer bevoordeelde juf naam
vergeten- waarvan hij ontegensprekelijk de kakkelat van, de klasmuren versierde
met zijn schilderwerken
-tweede leerjaar eerste literaire pogingen aan de eettafel
ten huize Peynsaert-Schelck worden op aanraden van moeder gestaakt
Tekentalent wordt verder niet benut. Boelie raakt enkel op
tijd in de tekenklas op zaterdag als men hem met geweld kan los rukken van de
bedspijlen.
-derde leerjaar: Boelie haalt magere 7s voor veel te lange
opstellen. Gebrek aan bondigheid blijft hem ook later parten spelen.
Pa verplicht hem tot het lezen van De bende van Jan de
Lichte
-vierde leerjaar: Boelie schijnt voor een tienjarige een
nooit geziene woordenschat te hebben, zegt juf Gerda circa 15 jaar na datum
-vijfde leerjaar: Boelie schrijft zijner mening uit over de
Franse Revolutie, Napoleon en de Tweede Wereldoorlog (de juffrouw Denise was
niet geïnteresseerd in de Amerikaanse Burgeroorlog, gelukkig maar, want Boelie
was toen nog meer gespecialiseerd in Napoleon) Boelie krijgt vrij podium om de
geschiedenislessen over te nemen en met trillende hand (zie Tom Hanks in
Saving Private Ryan) zijner schrijfsels voor te lezen. Pa is zelfs onder de
indruk en laat de schrijfsels nu helaas verloren voor het kritische, volwassen
oog- lezen aan vrienden.
één scène in het schooltoneel komt uit de pen van Boelie
Andere literaire pogingen worden door klasgenoten, onder
andere Pieter Vanvolsem, zonder aarzelen van tafel geveegd.
-zesde leerjaar: enige compliment inzake schrijven, betreft
een titel van een opstel, een dichteres-klasgenote krijgt dit jaar meer
belangstelling. Het zou nooit meer goed komen tussen ons.
Pa verplicht mij tot het lezen van Ik, Jan Cremer, met
bijzondere vermelding van de scène waarin de hoofdpersoon het uitzicht van
drollen koppelt aan het beroep van de wc-gangers
-eerste middelbaar
Veel academisch succes, doch niet bij het vrouwvolk en al
zeker niet op literair vlak, tenzij we vertalingen mee rekenen
-tweede middelbare
Ik herinner mij enkel een zeer slap verhaaltje dat speelde
in de Amerikaanse Burgeroorlog, waar mijn pa absoluut niet over te spreken was
-derde middelbaar
Enig succes met een opstel over onze buren. Het thema
Amerikaanse Burgeroorlog blijkt opnieuw geen hit.
-derde middelbaar accent
niks te melden
-vierde middelbaar
Tamelijk geslaagde limericks met leraars in de hoofdrol.
Opdrachten voor Nederlands maak ik niet.
-vijfde middelbaar
Opstel over sportdag wordt voorgelezen. Een verhandeling
voor Nederlands krijgt enige aandacht. Een opstel voor Frans wordt interessant
gevonden. Opstellen Duits jagen de leerkracht Duits de daver op het lijf.
Prulgedichten worden uitgeroepen tot talentvol door
klasgenoten die natuurlijk niet veel gewoon zijn.
-zesde middelbaar
Opstellen voor Engels oogsten maximale lof. Commentaar van
pa: Ja, die leerkracht is zo gewend van afgrijselijke shit te lezen, dat hij
makkelijk onder de indruk is.
Toneelstukskes bij Nederlands schijnen zeer origineel te zijn.
- 1ste Kan geschiedenis
107 paginas met de hand geschreven manuscript Verkrijt
mij, nooit herlezen en nooit laten lezen
-1ste Kan slavistiek
Persiflerende komische stukken om enkele jaargenoten te
entertainen. Lezerspubliek: Vier mensen.
Boelie correspondeert schriftelijk ambachtelijk met stylo-
met zijn vader.
Commentaar van pa: Er zit een beetje verbetering in.
-2de Kan Slavistiek
Brieven in het Sloveens door prof uitgeroepen tot
eclectische literaire parels. Bundel gepubliceerd in Slovenië.
Commentaar van pa: Die kerel is zeker homo.
-1ste Lic Slavistiek
Boelie schrijft full-time voor studentenblad De Slaaf en
wordt op café aangesproken met Ben jij de legendarische scriptor van Slavia?
Commentaar van pa: In dat boekske staat niks interessant,
ik zou er mee stoppen.
Boelie schrijft de toneelversie van Een held van onze tijd
van Lermontov en ontpopt zich in zijn privé-leven con brio als een nieuwe
Petsjorin
Pa komt niet kijken.
-2de Lic Slavistiek
In een groot overzicht van alle studentenbladen wordt de
Slaaf beschreven als:
Het is als de roman Oorlog en Vrede; het is een
meesterwerk, maar niemand leest het.
Pa vindt één stuk van één pagina crimineel goed. (stuk later
opgenomen in Zaaien)
Onder regie (en lichte druk) van hoger genoemde prof
Sloveens, schrijft Boelie een reeks monologen waarvan er drie op het podium
komen, naast een monoloog van Tsjechov.
Een prof in de nabespreking: Ah, ik wist niet dat er ook
Tsjechov tussen zat, ik dacht dat alles van William was.
Boelie maakt Dagboek aan Zoon af. Een archislecht manuscript
dat Gogol zeker zou verbrand hebben.
Boelie gaat mee op schrijfweek met enkele gevestigde
auteurs en krijgt na drie dagen als commentaar: Wij zijn eigenlijk allemaal
jaloers op jou.
Relatief bekende auteur leest toevallig een stuk uit Dagboek
aan zoon dat ligt te slingeren in een kopieercentrum en laat weten dat hij
talent heeft.
-SLO
Boelie schrijft Zaaien, een verbetering ten opzichte van
Dagboek aan Zoon (al was dat niet moeilijk), vindt het zelf goed, maar
uitgeverijen laat het Siberisch koud
Toneelacademie Lennik klopt aan voor teksten en voert die
op. Boelie uitgenodigd op eindejaarsvoorstelling, maar daagt niet op.
Boelie begint aan het Spinnenmeisje, Soraya en Sanja.
Commentaar van andere schrijvers: Zonder talent kan je niet
op 1 raken.
Boelie raakt de onkritische, allemaal-dikke-vrienden-sfeer
al snel beu en stopt met teksten online te gooien.
-DMO
Boelie schrijft Sanja waarvan hij zelf enkel de eerste
drie paginas op iets vindt trekken.
Boelie begint aan de Brekers.
Schrijven wordt vanaf nu echt een dagelijkse routine
-Leraar geschiedenis Halle
Boelie maakt deel 1 van De Brekers af, raakt tot drie vierde
van deel 2 en herneemt dan Het Spinnenmeisje waarvan hij de eerste helft af
krijgt vlak voor journalistieke kruistocht naar het heilige land
Boelie richt samen met Lut, PAN op
Wanhoopsmail en -acties waarbij proffen, gevestigde auteurs
en uitgevers op boekvoorstellingen het mikpunt zijn, stapelen zich op.
Every time I sell myself to you, I feel a little bit
cheaper.
Een stripverhaal waar Boelie het scenario voor leverde,
wordt stilgelegd
Boelie wordt verzocht een kortverhaal op te lappen. Ze
geven mij roestige brommers en ze verwachten dat ik ze ombouw tot een Porsche,
maar het blijft dan wel hún Porsche.
Sssst, mensen zonder uitgevers moeten hun muil houden.
-Mei tot juni 2009: Stem in woestijn nabij Ankara
Boelie wordt aangezocht om een toneelstuk te schrijven over kansarmoede
Boelie schrijft kortverhaal A rare kind of nightmare(enige kortverhaal opgenomen in dit
overzicht) en gaat gedegouteerd slapen, kotst de dagen nadien van geelgroenjaloersige,
verbitter, frustro-envy en beseft dat het fout zit met dat schrijven
Uit facebook gegrepen (dat noodzakelijke kwaad voor de
neo-sociale mens)
We citeren:
X is een sukkel: nu weet ze niet meer hoe ze foto's kan uploaden op
FB...pfff, het lukt gewoon niet meer :(
O,
nee, het einde is nabij! Geef mij een touw en vlug. 't is mijn laatste snik, zonder FB lijd ik een hondenleven.
Een kind van twaalf denkt u?
X is geboren in het gezegende jaar 1957.
X springt iets later onder een trein, blijkens een prompt opgerichte facebookgroep van mensen die dat een geweldig idee van haar vonden. Fans van de zelfmoord van X.
Geef toe, hoe zou u
zelf reageren, als faecesbook plots niet meer werkt? Een dag zonder quizje is
een dag niet geleefd? Wie gaat u anders vertellen welke teletubbie u bent, welke
schoenmaat u écht hebt en of u uw koffie drinkt met of zonder melk? Was u op de
middelbare school ook al een loser? Only one way to find out, niet waar.
Bij de hemelpoort staat juffrouw Gabriël (engelen zijn
geslachtsloos, dus dat geeft hen vrij de keuze) met de inchecklijst voor
nieuwkomers.
U weet dat zelfmoord een grote zonde is, maar met de juiste
redenen komt u er met een tik op de vingers van af.* Wat heeft u tot uw suïcide
gebracht?
X doet jammerend haar verhaal.
Juffrouw Gabriël zet zonder verpinken NVT (niet van
toepassing) bij de volgende vijftien vragen, roept heel zakelijk:
1000 jaar hel. Next!
X snottert er op los, beneden op aarde ervaart men een
tweede zondvloed. Ze probeert nog: Hebben ze facebook in de hel, mijnheer?
Niet mijnheer, maar juffrouw, madame Sukkel, juffrouw! Een
beetje respect he, faecesbooker van mijn kloten.
Boehoehoe, iedereen doet zo gemeen tegen mij vandaag.
Zie daar uw status update voor de komende duizend jaar.
X snift en snottert en stelt zich in de rij naar de hel voor
zondige faecesbookers.
Een eeuwigheid opgesloten in een praatcafé met brrrrrrrr, de schrikbarende ende schabauwelijke wreedheid:
vijftig intellectuelen van elke mogelijke strekking en
achtergrond, maar zonder internetverbinding.
* de engel Gabriël heeft na
zijn uren nog een kleine bijverdienste als vingertikker bij de VN
Wat simpelweg the method voor acteren is, moet de trance
method voor schrijven zijn.
Zet Gimme Shelter of Midnight Rambler van The Rolling Stones
op repeat, niet tien keer, maar dertig, veertig keer.
Schrijf alsof je er niet bent, alsof je zelf al gaan slapen
bent.
Alsof je designerdrugs op hebt, die nog moet worden
uitgevonden.
En als je schrijft over rituele dansers met hoofden van
bokken, die je huis in Afrika omringen, terwijl er een vreemd zigeunerachtige
ouwe troela in haar schijt op je zetel ligt, beschrijf de dingen dan zo zodat de geur van de paginas dampt.
En ga vooral niet slapen vooraleer het einde er staat en je
niet meer weet of je het geschreven hebt of gehallucineerd hebt.
Als verkiezingen iets konden veranderen, waren ze al lang
afgeschaft, dixit de broer van mijn grootvader uit Hofstade, de cynische
hoofdstad van Vlaanderen.
Vorige verkiezingen:
Ik ben op weg naar het stemhokje en bots op één van mijn
vele tantes.
Voor wie heb je gedaan?,vraag ik.
Voor dienen met zijn bril.
Ja, maar hoe noemt hij?
Ja, dat weet ik niet, ze manneke, dat zijn toch allemaal
dezelfde ze, William.
100 meter verder.
Nog een tante, die stemmen in de eerste plaats ziet als een
van hogerhand opgelegde rookpauze.
Zelfde antwoord.
Nog wat verder op, een verre kennis. Eeuwig met een witte baseballkap
op zijn kop. Geen idee wanneer die in de mode is geraakt. In Vlaanderen wordt
helemaal geen honkbal gespeeld.
Ik stem altijd voor de politicus met de gekste naam.
Democratie.
Heerlijk.
Al een geluk dat de oom van mijn grootvader gelijk heeft, of
ik zou mij nog zorgen gaan maken.
een frontale aanval op ingegraven mitrailleurposities met zwaar geschut in tweede linie. Een schoolse herhaling van de landing te Gallipoli zo waar!
We gaan de klasjes Frans een beetje cultuur proberen bijbrengen. Dit in de vorm van Franse liedjes via youtube in de computerklas.
Wat is uiteindelijk het ergste dat kan gebeuren? Een Albanees die ze met pet en al door een pc-scherm rammen? Een Turk die ze wurgen met het snoer van een muis?
De negroïde Braziliaan werd reeds overgeplaatst, omdat hij het slachtoffer werd van een soort discriminerende Apartheid. Dus die zit nu terug safe.
De lokale Turkse Ku Klux Klan zegeviert, 1 AA is terug raszuiver!
Het heeft niet veel gescheeld of de bomen op de speelplaats droegen vreemd fruit!
De liefhebber kan op youtube zoeken naar het liedje 'Strange fruit', om te zien wat ik exact bedoel.
'Ik vind het wel heldhaftig hoor wat jij doet. Voor BSO-klassen gaan staan.'
Als iedereen toch alles behalve een Vlaming in mij ziet, ben ik vanaf nu half Perzisch, een kwart Mongools en een kwart Huns. Ik ben sowieso geen Vlaming te noemen, noch uiterlijk, noch qua karakter, noch qua gedrag. Het enige wat ik met een Vlaming gemeen heb is een volstrekt gebrek aan elegantie en het ontbreken van elke muzikale aanleg.
De Iraanse dualiteit ligt mij veel meer, de oud-Iraanse tradities als Nov Ruz vind ik veel specialer en filosofisch diepgaander dan al onze emotieloze, geroutiniseerd zakelijke pro forma gebruiken hier. Al onze feestelijkheden zijn om bij in slaap te vallen, het enige waar we fier op zijn, is dat we veel kunnen eten.
Als Vlaanderen ooit opgaat in een ander land, is de enige logische keuze: Duitsland.
Dus vanaf nu: 'mijnheer, van waar komt u?'
Iran.
Tenzij in de luchthaven van het (schijn)heilige land, want dan ben ik eventjes terug Vlaming.
Het Horstwessellied (zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Horst-Wessel-Lied) raakt onderhand wat gedateerd en Duits is bij de bevolking toch niet al te populair.
Dus het Vlaams Belang ging op zoek naar een nieuw clublied (om te zingen als de deuren dicht gaan natuurlijk ter maximalisatie van de gezelligheid)
Eentje dat eventjes overwogen werd was:
'Et moi, et moi, et moi' van Jacques Dutronc (zie: http://www.youtube.com/watch?v=TPKACL6Z0-c)
De tekst sloot vrij goed aan bij de gemoedstoestand van de aanhangers en er viel te marcheren op het ritme.
Maar de Franse taal stootte hen uiteindelijk toch te veel tegen de borst.
'Waarom roste, krolse Mata Ruivi liever diarree spettert op de pagina's van De Morgen dan op die van de Brandenburger Zeitung'
Samen met Egmont, een geneeskundestudent, sta ik te Brussel Noord, te wachten op eerst zijn trein en daarna de mijne. Het gesprek is richting de stoïcijnse dood (met ondertonen van seks, rock 'n' roll en vrijgevochtenheid) van mijn TV (teergeliefde vader. Als kind las ik Nero) gekabbeld. Ik ging er vanuit dat Egmont al wist dat mijn TV naar het Walhalla was (als hij mocht kiezen waren de dames van de Walkure-taxidienst waarschijnlijk allemaal brunettes met sixties kapsels in mini-rok die op een punkish ingerichte zolder aan conceptual art doen, een beetje zoals The Factory van Warhol), omdat ik zo'n talent voor valse hoop heb, dat ik nog steeds denk dat toch minstens iedereen die mijn thans semi-gezwollen face (gebeten door een spin) kent ook mijn blog leest.
Ik doe voor de zoveelste keer de schrijnende ende vreeschelijke vertelling en Egmont luistert naar mij als wilde hij mij het gevoel geven dat mijn leed op dat moment het belangrijkste ter wereld was. Goeie luisteraar die Egmont. 'You have suicide genes' luidt zijn geparafraseerde conclusie. 'Pas maar op'
Allemaal leuk en wel, maar ik hou niet van exibitionistisch eenrichtingsverkeer, dus we graven ook even in de psychologische achtertuin van Egmont. Hij heeft er last van dat hij stil schreeuwend, paniekerig wegloopt van zodra mensen een engagement van hem verwachten (heb ik zelf nou niet bepaald last van, de enige persoon die mij van een gebrek aan medeleven kan betichten, ben ik zelf). Zijn papa heeft hem als kind zo gebrainwasht en zo -klassieker- zijn ambities op zijn zoon geprojecteerd, dat hij nu altijd vrij wil zijn en al snel naar lucht moet happen van zodra iemand mede zijn leven probeert te bepalen. Dat mechanisme beseffen, leidt tot nog toe niet tot een bijgestuurd gedrag. Egmont komt terecht in penibele situaties door als een verdwaalde kogel te fungeren in zijn relaties.
Ook knap lastig, maar bij mij zit het anders in elkaar. Ik ervaar de geprojecteerde ambities van mijn pa niet als alien. De clichématige conclusie van ons blitzgesprek luidt nog dat 'opvoeding altijd een beetje beschadiging is'
'Ouders zouden hun eigen kinderen niet mogen opvoeden' (als tiener las ik Gulliver's travels)
Ik weet nog dat ik als kind loog of toch overdreef dat mijn vader niets naliet om zijn ambities over te zetten op mij. Als ik dan faalde was het zogezegd mijn fout niet, want pa had mij gepusht in een richting die de mijne niet was. Voor indekking had ik ongetwijfeld talent, maar van zodra iets mij te makkelijk afgaat, zoek ik een andere uitdaging op, dus ik dek mezelf niet meer in.
Binnenkort hebben we hier katjes in huis. Eens zien of ik mijn ambities op hen kan projecteren. Misschien wordt er dan eentje leadgitarist bij de resurrectie van de band 'Les chats sauvages' en misschien schrijft een ander katje dan de onverbiddelijke bestseller 'Waarom roste, krolse Mata Ruivi liever diarree spettert op de pagina's van De Morgen dan op die van de Brandenburger Zeitung'
Gratis exemplaar bij aankoop van drie Whiskas-producten.
(tenzij de Oxfam-wereldwinkels al eerlijke dierenvoeding verkopen)
Ik neem plaats in de stoel van Hassan the barber, 15 jaar
oud, en de enige jongen in 3 Haarzorg B. t is voor een scheerbeurt. Waarom het
zelf doen als de haarzorgrichtingen voortdurend nood hebben aan modellen? Ze
evalueren permanent in die klassen, Hassan krijgt punten om mij glad te
scheren. Bij het binnenkomen heeft hij mij al eens goed liggen gehad, hij heeft
mij de hand geschud, nadat hij eerst zijn pollen vol haarlak had gespoten. Zijn
broer in 2 Handel probeert mij dat ook altijd te lappen, maar dan met de flacon
parfum van een klasgenote.
Voor hij begint legt hij het scheermes één tel tegen mijn
keel. Zijn juf moet al direct dreigen om hem een nota in zijn agenda te geven. What
the hell zou ze daar dan in zetten, vraag ik mij af. Uw zoon dreigt er mee de
strot van een collega open te leggen. Gelieve hem hiervoor op de vingers te
tikken. Schooltje spelen in VN-stijl.
http://www.youtube.com/watch?v=eLHlzSeuJ50
gaat onvermijdelijk door mij heen als het mes langs mijn wang schraapt, maar
Hassan houdt het verder kalm. Hij neuriet wel een speciaal deuntje. Ik vraag
hem welk liedje dat is. Trying to make conversation, heten ze dat. Het antwoord
van Hassan: Dat is het traditionele lied bij het offerfeest, als we een schaap
de keel over snijden.
Gezellig.
Ik hoef niet te betalen, toch één pluspunt. De juf zucht: Nog
enkele weken en dit schooljaar hebben we ook weer overleefd.
Nog even langs de lerarenkamer. Een collega staat met de
klink van de deur in de hand en zegt met een zucht en de blik gericht naar
binnen: Kom, nog enkele weken en we hebben het weer overleefd. Hij knikt mij
vriendelijk toe en gaat er vandoor. Een agenda onder de arm, waarschijnlijk
van weer zon kapoen die hem met de dood heeft bedreigd.
Ik zit twee minuten in een zeteltje met de metro op schoot
(iemand voorziet de school met een dagelijkse voorraad aan metros) en dan gaat
de bel. Een vrouw staat op met een zucht en zegt: Tot de speeltijd overleven
we het wel.
Buiten op die speelplaats staan 10 000 bloeddorstige Zulus,
zou je denken.
Maar het zijn maar 200 pubers die hun rechten kennen.
Thesis in de kijker: de correlatie tussen gazonhoogte en politieke voorkeur
Mei is thesismaand, dus wij gingen op zoek naar een
interessante thesis, bij voorkeur eentje die er wat tussen uitspringt. We
klopten aan bij Johannes van der Walle (eigenlijk gewoon een kotgenoot, kwestie
van tijd te sparen), student Pol en Soc (dat zijn die mensen die nee, dank u
zeiden tegen de richting Rechten en veel vrije tijd uitstekend weten te
combineren met een universitaire opleiding)
Hij onderzoekt of er een verband is tussen de zorg die
mensen besteden aan hun gazon en de bolletjes die zij kleuren in het stemhokje.
Om deze blog entry voor de verandering eens heel kort te houden:
Ja, Johannes vond dat verband. Zijn indrukwekkende database
aan gegevens (om die te verzamelen deed hij zich onder andere voor als een
huis-aan-huis-verkoper van kunstgras, tot hij besefte dat er misschien ook een verband
bestaat tussen de bereidheid zon verkoper binnen te laten en politieke
voorkeur en hij dus maar gewoon over hagen klauterde gewapend met meetlat) wees
uit:
Hoe korter en verzorgder het gazon, hoe rechtser de eigenaar
of bij uitbreiding het gezin
Nu moet ik eerlijk toegeven dat ik niet echt geloofde in de
slaagkansen van mijn kotgenoot. Tot ik even bij de buren ging checken. Aan de
ene kant zijn ze bij mij thuis voor het Vlaams Belang (tenminste de
grasbeheerder van het gezin is dat) en inderdaad dat gras is korter dan kort,
daar voelen de mieren zich bekeken. Aan de andere kant zijn ze CD&Vers staat
op hun hoofd te lezen- en dat gras is ook akelig kort en onderhouden. Het gezin is namelijk lid van de Manische Grasmaai Bourgeoisie en verpest de leute van de zonnekloppers in de buurt door hun grasmachien buiten te halen van zodra er een streep zon is en dat ding van hen klinkt als een neerstortende stuka bestuurd door een obese mof met kinkhoest. Enfin, we gingen het kort houden. Mijn mama
en wijlen mijn papa zijn links en inderdaad: het gras wordt pas afgereden als
het niet anders kan.
Ik moet ook denken aan mijn grootvader die voor het Vlaams
Belang is (voornamelijk om alle andere politieke partijen te kloten, hetgeen inderdaad elke keer weer een efficiënte strategie blijkt, we moeten het hem meegeven) en die
komt zelfs speciaal van vakantie helemaal alleen om zijn gras af te rijden.
Doet hij al jaren. Langer dan twee weken van huis weg? Nu, die neemt de trein
terug en rijdt zijn gras af.
Morgen eens vragen aan mijn vreemdelingenlegioen op school hoe
hun gazon er thuis bij ligt.
We wensen Johannes alleszins veel geluk. Ik betwijfel nog
steeds dat zijn proffen er de ernst van zullen in zien, maar hij heeft er echt
veel werk in gestopt en zijn aanpak is ook echt wetenschappelijk onderbouwd,
dus eigenlijk verdient hij wel om er door te zijn. Er worden grotere prullen
ingeleverd morgen en de komende weken.
PS voor de liefhebbers: mensen die daadwerkelijk kunstgras
in hun hof hadden liggen, er waren er zo enkele, heeft Johannes buiten zijn
onderzoek gehouden.
Flashen, Spuiten, slikken, snuiven, Chinezen, wijn zuipen en
zwijmelen op de rand van zedenschennis met romantisch idyllisch zicht op
Hollandse zeilbootjes en nu happen naar lucht
Een mens leidt maar één leven, maar de meesten onder ons
dromen toch al eens van één of meerdere plottwists en alternatieve scenarios
ter uitdieping van hun in termen van dimensionaliteit zeer beperkte bestaan. De
eerdere beschrijving van de seksgeschiedenis van een herenhuis kadert daar in.
En nu volgt na de fictie de werkelijkheid of alleszins mijn versie daarvan.
We zitten aan de Graslei. We zijn Dieter, Elke, Maryam en
ik. De lekkerste dates zijn die tussen twee koppels. Het herenhuis bestaat en
ligt hier een kilometertje of zo vandaan. Hier is die Graslei, een autoloze
strook langs een kalm riviertje waarvan de oevers op dit punt bezaaid zijn met
eetgelegenheden en terrasjes. Het leukste blijft om die peperdure etablissementengordel
straal te negeren en je zitvlak op de stenen langs het water neer te planten.
In de hand een fles wijn of een zak koffiekoeken, al naar gelang het tijdstip
van de dag.
Wij vier hebben royaal gevulde bakjes rijst en kipgerechten gehaald
bij de afvalchinees Een woord dat rechtstreeks resulteert uit het kenmerkende
mompelgewauwel van auteur dezes. Dieter is mijn vaste tekenaar voor
korteademprojecten, Elke is zijn vriendin, Maryam Djun is mijn Azzizam. Samen
zijn wij vier jonge mensen die elk op hun manier hun slice van the big world
cake willen inpikken. Drie boogschutters en één Vissen (ikke), astrologisch wil
dat zeggen: vier mensen die van nature aangetrokken worden door extremiteiten,
hoogoplaaiende, conflagrerende avonturen en maximalisme. Misschien ook een
streep zelfverheerlijking in de Vissen, die streep die niet strookt met de
streep opportunisme, want zelfverheerlijkende fictie verkoopt zeer slecht in
een land waar een even ergerlijke als makke bescheidenheid hét streekideaal is.
We zitten hier al een hele tijd, met het weer hebben we het
echt getroffen. Saint Tropez zomers warm met een Hollandse zeilbootarmada die
het oog graag mag strelen. We zijn jong, hebben honger naar alle mogelijke
Epicuristische uitspattingen, zijn geil, want het is warm en zijn gezond van
lijf en leden. We got money in our jeans and were really gonna spend it
right.
Wijn gieten we vlot binnen, coke snuiven we niet, erover
palaveren doen we wel en mijn enthousiast vertelde, hoewel ook waarschuwende,
anekdotes gebaseerd op mijn beperkte ervaring met deze sneeuw van de Andes zelfs
mijn huisarts lacht mijn cokeflirts weg -, ontsteekt duidelijk het
experimenterende vuur in mijn tekenaar, die als kunstenaar trouwens zeker zijn
look mee heeft.
Op weg naar de nachtwinkel voor de volgende twee flessen
droge, Zuid-Afrikaanse witte wijn, vraagt hij of ik dat meisje kan contacteren
dat aan het zuivere spul kan raken. Dat meisje dat een kerel kent die hippe
feestjes geeft voor het rijke volkje op speciale locaties zoals kerken. Ja,
via facebook kan ik haar wel een bericht sturen Teleurstelling bij mijn maat. Dat
is een veel te grote omweg. Hola, hij wil de knetterervaring van stampvoetende
Boliviaanse fanfares die langs de zenuwbanen van je hersenen marcheren, nu
meteen ervaren. No can do, ik ben al mijn telefoonnummers pas verloren, inclusief
het nummer van het meisje met de stofzuigerneus die op moment van bloggen
waarschijnlijk een thesis schrijft op chemische discipline.
Dan maar alcohol, het is lang niet hetzelfde, die kick, maar
het is beter dan de socioculturele geknechtheid van een nuchtere Vlaming. De
uitbater van de nachtwinkel ontkurkt de flessen en roept ons bij het buitengaan
vrolijk toe: Tot straks!
Bij terugkomst bij onze vrouwen hangt er seks in de lucht. Elke
heeft al een keer of acht haar bloes express hinderlagig laag getrokken, haar
fraai balkon wijst voornamelijk pesterig mijn richting uit. Maryam vindt het
hilarisch dat ze dat durft. En ik zou geen vent zijn, als het niet het nodige
effect sorteert. Telkens ze het doet ramt ze een opjuttend seksshot in mijn
kop. Elke droomt er luidop van om bejaarden een hartaanval te bezorgen door eens haar D-cup te flashen. Potentieel aangebrande situatie, maar wel zo veilig. Elke is van Dieter en
ik ben van Maryam, daar bestaat niet de minste twijfel over. Maar we maken
onszelf maar iets wijs als we niet elk voor zich minstens heel even denken aan
een one-night-stand uitwisselingsproject.
Hoe het dan de volgende dag verder moet met de vriendschap
en de krijtlijnen tussen de partners, dat is zo één van die vragen die de
gelukkige neiging hebben om hulpeloos te verzuipen in alcohol. Ik zit al met
mijn hand in Maryams broek. De zedenschennis is redelijk officieel. Onze meer
vrijgevochten Noorderburen hebben er vast geen probleem mee, ze leenden ons al
met veel plezier twee vorken om net iets praktischer te kunnen Chinezen, maar
er lopen hier wel flikjes rond en die extreem-rechtsen in uniform vooroordelen
zijn gratis voor iedereen- die hebben het toch niet zo begrepen op vingeren in
vol publiek.
Dieter zie ik voor het eerst onstuimig Elkes amandelen of
toch die regio (misschien zijn Elkes amandelen wel geknipt, zo goed ken ik
haar ook niet, al zeker niet van binnen) op een diepgaande inspectietocht
trakteren. Het halve kortverhaal de seksuele geschiedenis van een groot
herenhuis heeft ons gesprek een handige springplak naar hete ontboezemingen
gegeven. Elke die zich zoals iedereen in mijn omgeving er terdege van bewust
is dat alles wat ik hoor potentieel schrijfmateriaal is- vermeldt terloops dat
een ex haar al eens penetreerde met een wijnfles. Dat pikt wel, maar niet erg,
hoor. De fles was waarschijnlijk niet afgewassen. Een bepaalde scène uit het
kortverhaal ontlokt ons uitspraken over beffen tijdens de maanstonden. Ik zeg
met onverholen trots gun mij daar ook eens een gram van- dat ik in sommige
relaties, niet de huidige, wel eens van onder de lakens opdook met een mond vol
menstruatiebloed. Dat smaakt naar ijzer, weet Maryam als dokter in spe en ik
bevestig. In zoverre dat je dat smaakt, want het komt dan wel overal te
plakken, maar je krijgt er nauwelijks iets van naar binnen.
Waar we alle vier stiekem en minder stiekem aan denken,
wordt een stap dichter bij realisatie gebracht als we verleggen naar het huis
van Dieter en Elke. Op redelijk originele wijze doen die twee laatste dat, want
zij zijn met de kano gekomen. Dus zij peddelen en wij lopen mee langs het
water. Die kano moeten we even later uit het water hijsen en naar huis dragen,
waar we hem net kunnen droppen in de gang. Daarna gaan mijn fictie heeft de
eigenaardigheid om te fungeren als self-fulfilling prophecy- de kleren uit.
Tenminste bij de jongens en dan alleen het bovenstuk. De
meisjes spelen hun BH kwijt, maar behouden verder hun kleren. Dus so far, so
decent nog. Verder komt het ten andere ook niet, want Elkes maag die trouwens
al lang gebroken is- vindt het nodig om, misschien, maar heel waarschijnlijk
niet uit morele overwegingen scheidsrechter te spelen en onze licht decadente activiteiten
stil te leggen. Dieters vader die ons even gezellig vervoegde eerder op de
avond zei het nog: De Romeinen, die wisten wel wat goed leven was. Mja,
misschien toch weer eens Ovidius gaan lezen, om te zien hoe je dat praktisch
regelt zon orgie, want ons lukt het alleen in fictieve versie.
Als de maag terug gekalmeerd is en wij duizend keer gezegd
hebben dat Elke zich NIET moet verontschuldigen voor haar misselijkheid, want
dat kan iedereen overkomen, we vinden het alleen spijtig dat zij dat moet
meemaken. Kotsen van zattigheid is toch een beetje sterven, niet waar.
Tot zover de decadentie die wij als jongmensen op tijd en
stond graag najagen. Geen groepseks, maar ook geen bevreemdend ontnuchterend,
naakt ontwaken de volgende ochtend. Memorabel is de avond wel. Elke woelt en
woelt, wrijft in haar slaap met haar hand bijna permanent door mijn haar,
terwijl ze bijna zeker weten- droomt dat ze een hamster is of zo. Ze piept en
snuffelt en draait wild om en om. Geheel onlogisch is dat vermoeden niet, want
Elke verdient haar geld als dierenverzorgster. Maryam en ik zouden het willen
navragen, of ze inderdaad droomt dat ze een nieuwsgierig rond trippelend
beestje is in haar slaap, maar we zien haar niet meer wakker. Niet omdat ze
Jimi Hendrik achterna gaat in een vroegtijdig heengaan, verstikt in eigen kots brr,
de gedachte alleen al -, maar omdat we er omstreeks half zeven van onder
muizen.
Nog even een surrealistisch moment als we over een kano heen
moeten kruipen om bij de voordeur te komen. Buiten gaat het traag, want de
drank hangt nog in ons lijf. We gaan zelfs af en toe zitten op een bankje in de
ochtendlijke zomerzon. Ik merk op: Vroeger ging ik rond dit uur 12 kilometer
lopen Seksloosheid verhoogt als geen enkel steroïde de sportiviteit.
Maryam merkt op: En Boelie dacht dat zijn studententijd er
op zat. Bijna thuis, op nauwelijks 100 meter van een andere goeie vriend van
ons, Pieter-Jan, stormt Maryam opeens af op een bloemenperk en ledigt op haar
beurt haar maag. Iets waar we op dat moment niet echt om kunnen lachen, maar
achteraf wel en dat zelfs hartelijk. Het spreekt alleszins van ontegensprekelijke
liefde als je iemand nog steeds mooi vindt als ze haar avondeten van gisteren
er uit gooit. Het mooie, ravissante kotsende meisje. Enkele uurtjes slapen in
ons bed en dan groepseks met twee. We hopen van Dieter en Elke hetzelfde,
terwijl we enkele krachtige, memorabele beelden toevoegen aan de tien seconden
durende autobiografische langspeelfilm die we zullen zien vlak voor we op een
dag, hopelijk nog ver van nu, onvermijdelijk dood gaan. Alle mensen sterven,
maar weinigen hebben echt geleefd, zegt Mel Gibson in Braveheart.
Mean Mr Mood-Swing leest een boekje na een foursome
Mean Mr Mood-Swing leest een boekje na een foursome (of de
stijfzatte poging daartoe)
Links zien mijn lezers (vier sinds de laatste statistieken,
waaronder 1 analfabete tante die ik voor haar geschreeuwde steunbetuigingen ze
denkt dat telefoons je stem enkel een beetje verder dragen dan normaal, maar
dat je nog steeds moet krijsen voor dood om je langs die weg verstaanbaar te
maken- graag bedank door elke aanvulling te voorzien van een illustratie)
Vlaamse schrijfgesel, Johan Anthierens. Das die vent die mijn pa ooit liet
weten dat hij een fameus stuk kon schrijven, dat zijn kamikazistijl hem beviel,
maar dat mijn pa zijn bijna terroristische anti-establishment geschriften
inhoud misten.
Ik sla hier, na een bezopen nacht -die mijn weke onderbuik
zeker niet ten goede komt- waarbij ik het genoegen had om samen met Maryam in
hetzelfde bed te maffen als Dieter en Elke en dit in het reeds beschreven
herenhuis dat figureert in de seksuele geschiedenis van een groot herenhuis
(een realistisch vervolg op dat fictieve halve kortverhaal volgt zo dadelijk
nog) een boekje open getiteld: De flauwgevallen priester op mijn tong Als
titel kan dat tellen in dit land der helaasheid van flauwe titels en slappe
lichtgewicht boekies.
Het duurt niet lang of ik stuit op een quote die lekker
leest en zo goed voelt als een goedendag die de schedel van de doorsnee Vlaamse
snertjournalist open splijt (ik doe aardig mijn best om mij in het Vlaamse
journalistieke klimaat zo onmogelijk te maken als een traditionele Jood met papillotten
in zijn krulhaar op een spoedvergadering van Hamas, hetgeen geen erg is, want
ik heb nog het Engelse en Sloveense taalgebied om mij in te storten nadat ik
finaal van een kale schrijfreis teruggekomen ben hier in dit nog steeds stijfdeftige
zwijg en wees respectabel, God en de buren zien u, binnen de lijntjes kleurders
landje):
De objektiviteit
schudde ik van mij af, objektiviteit is voor het gros van de journalisten het
schaamblad voor hun kastratie.
Die vier lezers, zelfs mijn heerlijk turbo-breiende (haar
enige hobby naast kettingroken) geflipte tante, zullen gemerkt hebben dat de
link naar de site van de Morgen (nog steeds gerund door de arrogante,
nep-linkse, zichzelf over het paard tillende zakken van gisteren) van mijn
blogstek verdwenen is. Komt er van als die droogzwierjanetten niet de ballen
hebben om te berichten over hun eigen dolkstootmachinaties binnen hun
personeelsbestand.
Het is spijtig dat ik de foto van Johan die in het boek zit,
niet terug vind op internet en dat ik niet beschik over een eigen scanner.
Anders konden mijn lezers, en in het bijzonder mijn tante dus, meegenieten van
de heerlijk duivelse gezichtsuitdrukking op die man die overleed op MIJN
verjaardag (voor de schrijvende Vlaming is elk steentje goed om zijn/haar mythe
uit te bouwen) Echt iemand die er tot in de kleinste toppen van zijn tenen van
genoot om scherp te stampen op de veel te lange tenen van anderen en dat
moesten we toch even in de elektronische bloemen zetten. Zo als sympathiserende
schrijver die van zijn mama en tantes te veel liefde kreeg en krijgt om met
bommen te gooien. We gooien dan maar met schrijfsels aan het tempo van een
standaard Russische infanterieaanval.
Sinds ik mij tegen betaling voordoe als leraar Frans in de
ontblote zenuw van de multiculturaliteit heb ik er werkelijk alle tijd voor. En
ik vind nog veel inspiratie ook, daar tussen die sympathieke Albanese
messentrekkers, Slovaakse Roma-zigeuners, Afghaanse slachtoffers van bloedwraak
(beweren ze toch), Turkse afstammelingen van fanatieke Janitsaren die hun
stamboom kunnen terugtraceren tot de zeeslag bij Lepanto van 1571 en hier en
daar een Afrikaan met een hangmatzwierderige tred.
Het leven is mooi als buiten de zon schijnt, je net drie
keer je Azzizam gepakt hebt, vannacht een bijna-foursome hebt gehad en dus voor
even de schokkende suicide by the bedside van je pa van je af kunt zetten, je
eigen met de neus op je mortaliteit gedruktheid weer even kunt vergeten en nog
even proeft van die frame of mind van toen je nog geen halfwees was en dacht
dat de dood een fabeltje was om de kindjes bang te maken en als aanleiding voor
het schrijven van thrillers.
Ik wou dat ik kon geloven dat mijn pa ergens in de hemelen
nu hoofdredacteur is van een God bijzonder onaangenaam hiernamaalsweekblad,
maar ik ben een hedonistische, moodswingende, atheïst die in het kielzog van
het met succes afsluiten van een jarenlange wanhopige zoektocht naar een
laattijdige seksuele rijping begonnen is aan een jarenlange wanhopige zoektocht
naar een duizendkoppig lezerspubliek.
Anyway, moge mijn teergeliefde vader rusten in losbandige
hippie sixties seks, dito psychidelicarock, get out of my life, youre so
respectable punk, fiere pur sang James Deanige/ Clint Eastwoodige/ Richard
Burtonnige/ Jacques Dutronige mannelijkheid en postume literaire rondschop
furore.
Een gynaecologe die zelf aan het schilderen gaat om haar kliniek op te knappen, vaak zie je het niet. Niet in België en al zeker niet in Afrika. Maar het gebeurt. Marleen Temmerman deed het en negeerde de verbaasde, misschien zelfs afkeurende blikken van haar plaatselijke collegas. Als progressieve dwarsligger negeert ze wel vaker gangbare codes. Ze schrikt er niet voor terug om in de ogen van haar tegenstanders zowel cultureel als moreel-ethetisch te gaan spookrijden. Zelfs op een volgelopen congres, waar de meerderheid haar meningen niet deelt en bits reageert als ze haar ideeën naar voren brengt. Dat en anderen veelzeggende anekdotes lees je in haar nieuwste boek, mama Daktari, een erg persoonlijk getint relaas van jaren ontwikkelingshulp in de voorste frontlinies.
Ontwikkelingshulp in Afrika dat is veel touwtrekken, vaak hameren, soms tot in den treure, op de zelfde precaire omstandigheden, je hees schreeuwen om veranderingen, voor er eindelijk eens iets gebeurt. Vooral dan aan de top. Om dat dag in dag uit te doen, is een flinke dosis koppige verbetenheid nodig. Onder het bed van Professor Temmerman staan echter, zoals ze zelf zegt, enkele attributen die hierbij bijzonder van pas komen: een hele verzameling stoute schoenen. En die trekt ze ook vlotjes aan als ze ziet dat het nodig is. Mama Daktari had ook de klokkenluidster van Nairobi kunnen heten. We lezen hoe zij de specifieke problemen in haar werkveld klaar en duidelijk onder de aandacht brengt. Al moet zij dan soms clandestien te werk gaan en de broodnodige waarnemers haar ziekenhuis binnen smokkelen om hun ogen te openen.
Aan problemen om bezoekende commissies voor te schotelen anders geen gebrek. In Kenia hebben we kindjes van acht die zich prostitueren, je vindt er als de buurt denkt dat je er redelijk warmpjes bij zit- al eens een boreling in een rieten mandje voor je stoep, vrouwen bevallen in de struiken bij het ziekenhuis, gewoon omdat ze geen geld hebben om het binnen te doen, maar in de hoop dat als er echt complicaties zijn, ze hen toch wel opnemen. Mama Daktari vermeldt van die gekruide feiten die je als lezer niet los laten, omdat de smaak nogal wrang is. Stel je eens voor dat men je adres vraagt en dat jij je moet oriënteren aan de hand van het dichtstbijzijnde toilet. Ja, in Kenia deelt men wijken in per sanitaire voorziening. Men doet niet de moeite om de rijen golfplaten hutjes aparte straatnamen te geven.
Dit derde literaire kindje van Temmerman wisselt wetenschappelijke artikels, bijvoorbeeld over aids, af met toegankelijke verhalen uit haar persoonlijke ervaring. Hierbij schuwt zij zeker de humor niet, want het is gelukkig maar-niet allemaal kommer en kwel. De lezer zal bijvoorbeeld niet zonder glimlach voorbijgaan aan de kleurrijke figuur van haar boy Joseph of de strategie die Kenianen toepassen om condooms te verenigen met hun geliefde principe van flesh to flesh. Je leeft ook mee met haar dilemmas. Wat doe je als gynaecologe met de vraag: kun jij onze dochter professioneel maar een beetje besnijden? Anders doet de familie het. En als de familie het doet, is het met de botte bijl, zoveel weet zij ook.
In Mama Daktari klinkt naast een grote deskundigheid, vooral respect en empathie door, voor een land, een volk en voor vrouwen overal ter wereld. En heel zeldzaam: het boekje lijkt zich heel direct en indringend tot de lezer te richten, alsof Mevrouw Temmerman bij je op de koffie zit om heel open over haar ervaringen te vertellen. Dat ligt dan aan de warmte van het boek, dezelfde warmte die ook heel duidelijk spreekt uit de fotobijlage, en de verteltoon, want die is helemaal oprecht.
Halverwege mijn straat staat een hoekige rijdende
doodskistdisco, zon kleine voiture waar meestal vier tot vijf jongemannen in
zitten, elk met een wit petje op hun kop en met de elektronische boenkboenk
tamtam krakend luid. Kan niet goed zijn voor zon autootje. De eigenaars van
dit exemplaar vinden het nodig om elke dag bij zonnig weer buiten te zitten in
hun bloot bovenlijf, op de stoep, bij gebrek aan tuin. Ze vinden zichzelf heel
stoer zo, ik vraag mij af of ze mij de rivier in lazeren als ik vraag om hun
handtekening na hun acteerpenetraties in de gay porn reeks farm boys thrust
deeper. Als ik er langs wandel spits ik altijd mijn oren in de verwachting
Russische woorden te zullen opvangen, want de drie hebben dat animale, dommige
boerengezicht van de doorsnee Slavische man. Ze vinden zichzelf lekker macho
als ze zo halfnaakt en half rood verbrand rondzwalpen als zatte, geëpileerde
bavianen.
Nu, het zijn geen Oost-Europeanen, het zijn Vlaamse jongens
met dat uitzicht waar je een heel reeks vooroordelen kunt aan ophangen. XTC
slikkende, jobhoppende, nauwelijks gealfabetiseerde, eeuwig te vroeg
klaarkomende, closet-case homos die rechts stemmen en in theorie graag nichten
zouden bashen. Dat zijn vooroordelen en die hebben zij vast ook tegenover mij
als ze mij zien voorbij marcheren met mijn lang haar, jeansbroek en simpele
T-shirt. Ze zien in mij vast een verwijfde, versuikerde witte wijn slurpende,
pacifistische linkse rakker, met de biceps van een spaghettistok, die als
grootste geheim meezeult dat hij op graspop eens aan een jointje heeft gelurkt.
Alleen al om niet in het plaatje te passen van de uitgemergelde, wereldvreemde
krielkipintellectueel sleur ik een resultaat opleverend minimum met gewichten.
Ach ja, gewoon voorbij wandelen en dromen van een
vrouwelijke kolos met punthakken die opeens verrijst van op de bodem van de
schone rivier die hier voor mijn deur ligt, een moordend sexy reuzin (vast en
zeker Perzisch) die hen in American X stijl met opengesperde muil op de stoep legt,
zodat alleen hun bovenste rij tanden de stenen raken en dan die hakken van haar
schoenen moordend door hun aarzen drijft. Machos mogen ze van mij altijd
levend verbranden of inschakelen bij dwangarbeid in Afrika voor het bouwen van
schooltjes en ziekenhuizen.
Verder in mijn straat, zie ik sprietmagere mannen van tegen
de vijftig in onsmakelijk korte shorts. Een soort wijde onderbroeken in een
felkleurig, pseudo-sportief kleurtje. Dat de regering daar niets aan doet. Dat
de Vlaming geen gevoel voor stijlvolle kleding heeft, wisten we al langer, maar
er zijn grenzen en voor de meesten onder ons is die grens één centimeter boven
de knie en geen millimeter hoger. Die mannen hebben vast een echtgenote die
ofwel zwaar bijziend is (ogen kapot gebrand op de zonnebank) of hen
hartsgrondig haat anders laat die toch hun man zo niet de deur uit gaan? Even
verder staat nog zon dartel springkonijn stretchoefeningen te doen recht voor
mijn neus. En dat in zon korte nauw spannende sponsen broek met een T-Shirt,
in een kleur waarvan je maag wel moet protesteren, dat zit dan om zijn lijf gespannen als een soort vers houdende inpakfolie. Net een mensenbroodje dat een hapklare brok wil
zijn voor een ongezond snoepende T-Rex.
Gent heeft dringend meer privé-tuinen nodig, zodat de meer
gereserveerde burger dit soort wansmakelijkheden verder bespaard blijft. Het
stadsbestuur verspreidt ook best pamfletten met de 50 dont dos als je ooit nog seks wilt hebben. Het is mijn
inschatting dat dit veel misverstanden zou voorkomen en ook veel sociaal leed
zou verhelpen. Voor sportwinkels en fitnesszaken zou dit het faillissement
betekenen, maar dat is een kleine prijs voor een enorme winst op esthetisch
vlak.
Mijn broodjes koop ik bij een Turk, net zoals mijn
cashewnoten en mijn fruit, want ik koester de ijdele hoop dat ik zo de
cursusblokken van mijn leerlingen sponsor, alsook hun loyaliteit koop. Ze
kunnen geen Frans, maar hun mamas smeren heerlijke broodjes tegen bijzonder
democratische prijzen moet ik zeggen en ze hebben niet die zeemvelsmoel van de
gemiddelde plus-40 jarige Vlaamse huisjeboompjeroddelzonnebanktrut, zoals er
weer aardig wat verzameld zaten op het dek van de dichtstbijzijnde caféboot.
Op de terugweg bots ik nog op mijn vroegere huisarts die op
een kilometer van mijn huidige huisarts woont. Waarschijnlijk weet hij niet dat
ik hem geditcht heb en denkt hij dat ik helemaal nooit ziek ben, want hij
schudt mij overvriendelijk de hand. Ja, hij had toen ik kind was al aardig wat
sympathie voor mij, omdat ik voor een kleuter uit een arbeidersgezin verdacht
spitant en sarcastisch uit de hoek kwam. Als curiosum deed ik het als kind heel
goed. Hij heeft ook al zon kort broekje aan, alleen ontbloot het bij hem niet
zo onsmakelijk veel vlees, omdat hij zeer kort te been is. Gedumpt heb ik hem,
omdat mijn nieuwe huisarts niet met de hakken over de sloot slaagde en
geneeskundig onderlegd is en dus tijdens consultaties geen remedies hoeft te
googlen. Misschien denkt hij ook wel dat ik uit praktische overwegingen
overgeschakeld ben op een Gentse huisarts. Niet dus. Ik zit bij de
rechtstreekse concurrentie.
Ik apprecieer
alleszins de vriendelijkheid, want de meeste volwassen mensen die algemeen
Nederlands praten, bekijken mij met de zelfde vooroordelen als waarin ik die
drie semi-naaklopende plebejers uit mijn straat inschat. Ofwel straal ik voor
hen een soort, ruwe, onverfijnde, animale, hersenloze seksualiteit uit, ofwel
zien ze mij als dat volksventje dat met veel geluk een klein beetje educatie
opgedaan heeft en nog net een woord van meer dan vijf lettergrepen kan
onthouden. Hoe conformistischer ik mij kleed, hoe meer vooroordelen en
misprijzen die geëstablishte intellectuelen schijnen te hebben. Dan bekijken ze
mij als een kruiperige worm die o zo graag lid wil worden van hun selecte
breednekkige clubje.
Niet willen gelezen worden, is daar het hartigste anti-gif
voor, naast een compromisloze vastbeslotenheid om als opgeklommen arbeiderszoon
ten allen tijde helemaal je eigen ding te doen. Want ik word liever uitgespuwd om wie ik ben, dan om wie ik pretendeer te zijn.
dixit Karel Jonckheere. De favoriet van mijn pa in het grote
citatenboek.
Door Pieter Daens bladeren van Boon, tijdens een minuten
durend ontspannend schijtmoment. De laxerende werking van koffie slaat minzaam
toe.
Mijn boekenkastje (met nadruk op je want er is niet veel
plek in de zakdoekstudio die nog twee weken mijn woonst is) puilt uit van de
turven. De meeste gekocht in kringloopwinkels, de Oxfam boekenwinkel, of de
Sleghte (das die boekhandel die zeer gewiekst munt slaat uit Vlaamse
amateurintellectuelen)
Sommigen heb ik zelfs uitgelezen, zoals (en nu is het hier
even zoeken) A peoples history of the Civil War, dat boek dat er onmogelijk
gewaand- er op zijn eentje in slaagde om mijn onverklaarbare attavistische
(daarmee hebben we dat woord ook nog eens gebruikt) liefde voor de Confederatie
compleet weg te wagen. Hoezee, want dat werd tijd.
In veel van die boeken zit een treinticket van de NMBS, als
baken om aan te duiden op welke pagina ik ooit strandde. de gebroeders
Karamazov, U-Boat, Na kmeti, Women in love van D.H. Lawrence, allemaal
hebben of hadden ze zon duur betaalde bladwijzer.
Op een kastje naast mijn boekenrek ligt een geprinte versie
van zin of onzin van lezen (of toch iets in die trant, want het titelblad is
zoek). Geen idee wat de zin ervan is. Ik heb mezelf opgelegd dat ik enkel nog
lees in andere talen dan het Nederlands. Dus niet om te lezen, maar om een
vreemde taal te oefenen. Anders vind ik lezen op zich tijdverlies. Ik doe
namelijk niet aan ontspanning. Ik ben een utilist, als er geen concreet nut
steekt in een activiteit, laat ik het zo.
En daar zeg ik dan eerlijk bij, dat
ik het nut van sommige mijner activiteiten op sluwe manier moet zien verkocht
te krijgen aan het superviserende deel van mijn Ik. Lezen in een andere taal is
altijd makkelijk verkoopbaar aan de verlichte despoot die wil heersen over mij.
Seks hebben ook. Seks verkoopt, dus als ik veel neuk, weet ik weer wat
schrijven. Seks komt mijn schrijversschap rechtstreeks ten goede. En volgens
mijn Azzizam stap ik na seks altijd opvallend zelfverzekerder. Dat komt mijn
présence dan weer ten goede en dat is nog altijd het allerbelangrijkste, want
een schrijver leurt niet met zijn teksten, maar met zichzelf.
Er zijn geen lezers
meer
Schrijven. Een opgeklopte bezigheid. Het is maar schrijven
en ik doe het, omdat ik het niet kan laten en er zijn nog mensen die het lezen
ook. Al kan mij dat de laatste tijd niet meer schelen. De enige die lid moet zijn van mijn fanclub ben ik zelf, maar met het oog op feestjes is het natuurlijk wel zo gezellig als er nog meer zijn.
Ik dacht dat het Robert
Fiske was die recent klaagde dat niemand nog leest, dat iedereen een boek aan
het schrijven is. Hij beschreef zijn vliegtuigreizen waarbij hij in enkele uren
tijd de hele Franse pers doorneemt, plus nog 200 paginas leest in een boek (dikke stoefer wel die Fiske)
Zijn medereizigers bladeren hooguit eens door de lichtgewicht pockets die ze
voor de gelegenheid bij hebben. Zijn stelling: mensen kunnen niet meer in de
diepte lezen.
Hij zal vast wel gelijk hebben. Fast food, speed talk, sms,
internet, fast lit. Cultuurverval zeggen ze dan. Dikke bullshit dat woord. Welk
cultureel verval? En in vergelijking met welke tijd doet die cultuur van ons dan
aan verval? Sinds de Grieken? Alsof ze daar allemaal zon geweldige
intellectuelen waren. Sinds de jaren vijftig of zo? Bullshit, er is helemaal
geen cultureel verval. Er is de comfortabele zekerheid dat de mensheid bestaat
uit een massa onbelezen, verstandelijk niet dom, maar volstrekt luie, waste of
space mensen, die van niks weten en dat er een dunne toplaag is van
intellectuelen die ofwel dik profiteert van die onwetendheid of wel zo onnozel
is om die massa te verlichten.
Als schrijver moet je de dingen soms lekker
simplistisch voorstellen. De eeuwige genuanceerdheid gaat ook al eens vervelen.
Ceci nest pas un
livre
Wat maakt een boek goed? Een rode draad? Gevatheid?
Personages die af zijn? Een spannend verhaal? Een detaillistische
doorwrochtheid? Het shockeffect? (er in slagen dat de lezer zich herkent in jouw personages en zo zijn of haar diepmenselijke narcisme grenzeloos kan botvieren??)
Ik denk zo wat dagelijks aan die voluptueuze, volgevreten bourgeois uitgeefster van
Manteau (dat zijn die zeer geldgeile mensen die Boon ooit weigerden. Schudden
met het hoofd van onbegrip, allemaal samen, ja) die twee jaar geleden zei dat ik mijn eigen stem
nog moest vinden. Overal gezocht die stem, maar hoe meer ik zocht hoe stiller het werd in mijn kop. Die stem in mijn hoofd is een vrouw, als je haar wil vangen, loopt ze weg, maar als je haar negeert, volgt ze je. (jaja, in quotes persifleren ben ik echt steengoed!!)
Dat ik goed was in het bedenken van titels, vond die Rubensachtige uitgeeftaart wel. (akkoord, ik hoef niet meer zo nodig een uitgever te hebben, maar ik vind het gewoon leuk om rancuneus te zijn, dat ligt mij) Ik heb net nog
een lijst namen doorgestuurd naar mijn vaste tekenaar, Dieter, die zoekt een passende
naam voor zijn kano. In namen bedenken ben ik goed. Misschien moet ik een
bedrijfje opstarten dat zich specialiseert in het leveren van babynamen. Aldus
de alarmerende wildgroei van namen die onheilspellend op een Y eindigen, zoals
Kenny, Cindy of de wraakroepende praktijk waarbij ouders hun kindjes noemen
naar een parfummerk zoals Kenzo.
De naampjes die ik mijn goede maat voorstelde (ik weet
ongeveer wat hij zoekt, want mijn maat is een boogschutter, en ik heb om de een
of andere obscure astrologische reden een zeer goede voeling met dat teken)
sjkval
(wel liever schrijven in cyrillisch schrift, das stoerder) das de naam van
een Russisch type torpedo, het beste in onderzeese oorlogsvoering van het
moment. Dat ding maakt zijn eigen luchtbel onder water en gaat daardoor zo
snel als een raket in de lucht. Drie keer sneller dan Amerikaanse
torpedoes hetgeen een geweldig voordeel geeft natuurlijk. Uitwijken is
onmogelijk.
het betekent 'windstoot'
*Chinook (naar de gelijknamige Amerikaanse Helicopters), betekent 'wilde
wind' in een indianentaal
*Napad (aanval)
*Jadro (kogel int Russisch, int Sloveens lijkt het op jadernica wat
zeilboot betekent)
*Marjak (matroos)
*Strelets (boogschutter)
*pobjeda (overwinning)
*groznij (de verschrikkelijke)
*Ivan IV (de verschrikkelijke dus)
*Tepesh (de achternaam van de echte Dracula)
*Styx (rivier in romeinse mythen)
*Lethe (zelfde rivier in Griekse mythen)
*Jason (en de Argonauten)
*Daedalus
*Raphaël Semmes (beste kapitein van het Zuiden, veroverde met 1 schip 69
noordelijke boten en zonk er nog een andere, redelijk zotte prestatie)
*Trafalgar (zeeslag)
*Lord Nelson
*Guadalcanal (zeeslag)
*Mid way (idem)
*Oblaka (wolk)
*Snek (vikingboot)
*Thor
*Aegir (vikinggod van de wind)
*Papyrus
*Potjomkin (naam van een bekende pantserkruiser)
*TNT
*Angel dust (benaming voor coke)
*Akoela (haai int Russisch, is benaming voor een type duikboot, van de
akoela-klasse)
*naam van een ontdekkingsreiziger (er zijn er genoeg, maar ze klinken niet
zo geweldig opwindend)
*Zmaj (draak int Sloveens, symbool van Ljubljana)
*Robinson (eventueel int Cyrillisch geschreven)
*Kosak
*Tortuga (bekend historisch zeeroversnest)
*Mombassa (bekend modern zeeroversnest)
*Karst (gebergte typisch voor streek in Slovenië)
*Illyria (andere benaming voor Slovenië, vooral ten tijde van Napoleon)
*Actium (zeeslag)
*Agrippa (de romein die die zeeslag won)
*Spoetnik
*Mudi se mi (ik heb haast)
*Divjak (wildeman)
*soemasasjol (zot geworden, Russisch)
*Fanatik
*Brez mej (zonder grenzen)
*Pirat brez mej (piraat zonder grenzen)
*vpirjod (voorwaarts! in het Russisch)
*Naravnost (rechtdoor)
*Biser v vodi (parel in het water)
*Roesalka (waternimf int Russisch)
Wat maakt een boek goed was de
vraag? (mijn denksysteem is gesplitst in een vierbaansvak en de gedachten die daarop rijden houden er een Iraanse rijstijl op na) Oprechtheid heb ik mij eens laten vertellen. Een onversneden eerlijkheid
in elke zin en elk woord. Het gevoel creëren bij de lezer dat alles wat daar
staat waar is en dat de schrijver niet wil scoren. Dat lukt enkel als je in de
eerste plaats helemaal alleen voor jezelf schrijft. Je moet de boeken schrijven
die jezelf had willen lezen, maar nergens vond.
Als ik nog schrijf, is het om
mezelf te amuseren. Omdat schrijven, na seks, en gesprekken met dierbaren zoals
Maryam en bijvoorbeeld hoger genoemde tekenaar, het enige is wat ik echt leuk
vind, naast een vijand compleet Zerstören, maar in het dagelijks leven is dat moreel en sociaal gezien redelijk onwenselijk. Omdat ik nooit iets grappigs lees, omdat ik weinig mensen echt grappig
vindt, omdat er in zo weinig teksten die ik tegenkom, echt vaart zit, of iets
wat maar in de verste verte op levenslust en wild rond kickend leven lijkt.
De literaire dorheid primeert.
Blijkbaar zijn mensen die schrijven er hardnekkig van overtuigd dat schrijven een zeer
ernstige, heilige bezigheid is, en als ze dat niet vinden, moet het maar
shockerend zijn. Wat is er mis met lollig? Ik mis plezante eigenheid in het
meeste (eigenlijk gewoonweg alles, hoor) dat ik lees.
Favoriete boekjes
Ik vraag mensen vaak wat hun
favoriete boeken zijn, maar als ik die vraag aan mezelf stel, komen er bitter
weinig titels boven drijven.
De eerste die zich opwerkt van de
bodem van mijn geheugen is Bright lights, big city, omdat dat boek je van de eerste
zin met je kop tegen de paginas stampt en daar ook houdt.
The dying animal van Roth vind
ik vrij aardig. Een simpel boekje, maar het bezit die oprechtheid waarover ik
het had en het is nergens langdradig en het wil nergens overdreven moeilijk zijn,
omdat er mensen zijn die moeilijke boeken gelijkschakelen aan goede boeken. Ja,
ik ben voor punkboeken. Drie akkoorden en een harmonische slordigheid. Wandel weg als het je niet bevalt.
Een goed boek is een boek waar de
schrijver zelf lol aan beleefde. Zo zijn er vast niet veel boeken, want als je
fotos ziet van schrijvers, is dat nog altijd het beste afschrikmiddel voor
elke aspirant-schrijver. De meeste schrijvers, zouden als ondertitel bij hun
portretfotos kunnen krijgen: ik schrijf, omdat mijn chronische depressie zo
nog enige zin lijkt te hebben en wel kunstig overkomt. Beter een schrijvende,
huilerige zielenpoot met erectieproblemen en een vrouw die op een ander poept dan gewoon een huilerige zielenpoot met erectieproblemen en een vrouw die op een ander poept
Een goede tip aan beginnende
schrijvers: zoek vooral NIET het gezelschap van collega-schrijvers op, tenzij
ze aardig kunnen zuipen en vernietigend zijn in hun zelfspot en elk van hun
bewegingen lijkt te geschieden op de tonen van I did it my way, gecoverd door
The Sex Pistols
En schrijf alstublieft niet omdat
je denkt dat je daardoor een papieren eeuwig leven gaat leiden. Alsjeblieft
zeg, wat heb je daar aan? Schrijf omdat je kickt op aandacht HIER EN NU, schrijf omdat je
bijna terplekke klaarkomt als je mensen uiteenrijt met je geschriften of omdat
je er een keiharde, voluit be-aderde stijve van krijgt omdat je publiek over de grond bolt van het lachen,
maar niet om de onbestaande literaire eeuwigheid in te gaan. Als er een
asteroïde langs komt en het licht hier finaal uitgaat, spaart die heus je
boeken niet.
Schrijf omdat je er fun aan hebt,
doe het met hart en ziel, om de lang vergeten Nederlandse band de tröckner
kecks te citeren, en als je t met tegenzin en frustratie doet, ga dan
bloemschikken of Japanse schaamhaarpruikjes verzamelen, of leer vijf talen
perfect spreken, das ook opvallend genoeg en voor de meeste mensen een paar
duizend keer simpeler dan een grappig boek schrijven van 100 paginas.
PS begeleidende foto toont een greep uit Boons feminatheek
Na door de blank staande Gentse straten gewaad te zijn in
ware Crocodile Dundee stijl, nam ik het boemeltreintje richting Aalst.
De trein waar je safe in slaap kunt vallen, in de zekerheid
gewekt te zullen worden door de smeuïge geur van een fabriek bij de naam Amylum
(kan ondertussen van naam veranderd zijn, maar het ruikt nog altijd hetzelfde).
Het is een geur als van de potentieel lethale vervuilde
rivier. De Ghanges na een droge periode, zodat alleen de zweetmodder van een
paar honderdduizend godsdienstwaanzinnige Hindoes er nog in drijft.
Ik bleef wakker en leerde voor mijn theoretisch rijexamen.
Dat gezegd zijnde, heb ik alweer enkele mensen een minachtende uitlachsmile
bezorgd en zo blijf ik joy verspreiden als een Zuid-Afrikaanse stoephoer
syfilis. (geslachtziekten zijn een opvallend motief in mijn werk)
In Erembodegem moest ik zijn om mijn huisarts te bezoeken.
Een uitstervend ras die huisartsen. t Is een knelpuntberoep aan t worden. De
werkdruk is dan ook redelijk moordend. Maar deze doet het graag en das te
merken aan de horror vacui in zijn wachtkamer. Aan patiënten geen gebrek.
De mama en ik nuttigen samen het avondeten. Spaghetti. Ik
heb tijdens mijn studentenleven zo vaak spaghetti gegeten, dat mijn maag ver
niks anders meer verdraagt en mijner goede weduwemoeder weet dat.
Ons huis is gelegen halverwege op het plateau van
Erembodegem en bij zware regenval geeft dat zo zijn problemen.
Ook vandaag, want het blijft maar gieten en omstreeks half 8
stroomt de beek in onze hof weer eens over, met als gevolg dat mama en ik op de
sofa vluchten en als de sofa van de Medusa door de voordeur drijven.
De beek in onze hof, is de zelfde beek die echt waar
permanent los door de kelder van de buren stroomt, dus bij noodweer zijn die sowieso
zwaar in de poep gepakt. Ook zij dreven buiten op matrassen, planken, lege
wijnkisten (vooral dat, want bij ons in de buurt, ben je een sociale paria als
je geen alcoholicus bent) en dus weg waren wij met zn allen.
Ik had gelukkig de pollepel bij, dus ik kon peddelen. Mijn
moeder had ook haar bezigheid, want die koekeloert graag rond en wierp haar
kritische oog op onze mededrijvende buren.
Met de kom aardappelen nog op schoot, was zij gewapend om
eventuele achteraanklampers van een welgemikt antwoord te dienen.
Ik zei al dat wij hooggelegen zijn daar in Erembodegem, dus
wij volgden de stroom water bergaf langs de weg die niet voor niks de Hogeweg
noemt.
Pijlsnel omlaag raften wij richting Dender. Das het
stinkriviertje waaraan de Denderstreek dus zijn naam dankt.
Iemand van de omdrijvende buren kwam op het idee om er een
race van te maken. Een eindmeet was dra bepaald. Dat zou Geraardsbergen worden.
De eerste in Geraardsbergen zou een jaar lang gratis echte Geraardsbergse
mattetaarten krijgen.
Dat hoorden wij graag. Geen idee wie die zou gaan betalen.
Die mattetaarten. Waarschijnlijk voelde stijfzatte Clémant zich een viking,
omdat hij een kastrolle met handvatten gelijkende op pinnekes ondersteboven
op zijn moegezopen kop had. Dus die zag een plundertocht in Noormannenstijl wel
zitten. De geraardsbergse bakkers moesten echter niks vrezen. Stijfzatte
Clémant rookt de helft van zijn OCMW-uitkering in de eerste week van de maand
al op en raakt ongeveer drie meter ver zonder hulp van de volledige inhoud van
een Ventolin-puffer.
Ook de andere buren zijn verstokte rokers. Dus mama en ik
lagen al snel op kop en dit nochtans aan een kwakkelsnelheid van nauwelijks
twee knopen per uur en dit met de wind mee. Tegen Denderleeuw verslapte die
kruissnelheid nog eens tot 1 knoop per uur, want in Denderleeuw staat het
vilbeluik waar ze dus beendermeel maken om snoepjes van te maken- en tot zeker
drie à vijf km vanaf centrum Denderleeuw ruikt het naar gevilde platgereden kat
met uitpuilende darmen die vlot doorgaan met achterstallige ontlasting en dit
op twee centimeter van je neus. Zo ruikt het daar.
Heerlijke geur is dat, want als je in Erembodegem woont,
weet je dat je als je die geur s morgens tot aan je huis kunt ruiken, dat het
die dag met zekerheid prachtig zomers weer wordt. Frank de Bozer komt vanaf de
lente elke ochtend met zijn fiets tot op ons dorpsplein om die geurstand te
checken. Meestal wordt hij dan omringd door een vijftiental overjaarse Erembodegemse
ouwe dozen die hun dagen slijten op het terras van het Soete Bekje waar zij
zich vol stampen met complexe koolhydraten, meestal in de vorm van gebakjes en
die het dus wel eens met een BV willen doen, ter afwisseling van een rij
halfbroers, stiefvaders en minderjarige neefjes.
Dat zijn dagen die dus aromatisch degoutant ruikend
beginnen, meestal hangt er ook mist, maar die klaart op en dan breekt de zon
door. Een geur die menig Erembodgems hart sneller doet slaan. Na de winter maak
je een astmatisch laagbijdegronds vreugdesprongetje de eerste dag van het
nieuwe jaar dat je die ruikt. Hoezee, de lente is daar. Hoest hoest Jippie,
kots kots, joepi, walg, rochel, bweurk, HOERA, de lente, piep piep hoestbui.
Busje komt zo.
In the sun, in the sun I feel as one
One blood coughing incestoïd retard
Yeah baby.
Under Erembodegem skies is het goed creperen.
Het Hiroshima bij de Dender.
Geen radioactieve misvormde babytjes. Nee, mijnheer, mijn
broer is ook mijn papa.
Erembodegem, waar de boer nog vrijelijk E-605 op de patatjes
sproeit gelijk de Amerikanen Agent Orange in de Vietnamese jungle.
Mama en ik wonnen vlot de race. De tegenstanders waren al lang
Cara-pils aan het drinken in een drijvende pittazaak van een zeer gewiekste
pittaboer. De pittaboot, een uitvinding van Haroun, alias Rudy Eeckhout, een
rasechte Vlaming die zwaar zonnebankt en zijn haar potzwart verft om als
pittaboer een klein beetje street credibility te scoren.
Wij, Erembogemenaars hebben de buitenlanders graag, als ze
tenminste hun plaats kennen, aan de juiste kant van de winkeltoog.
Aangezien moeder en ik toch zo voorop lagen op de rest,
hebben wij er langs de oevers van de brede Dender. Jaja, de Duitsers vonden het
in 1940 zelfs van groot strategisch belang om onze kerktoren plat te
bombarderen en onze denderbrug te massacreren. In de tuin van mijn eigen huis
was een Duits veldhospitaal. Mijn ma is er nog steeds WERKELIJK van overtuigd
dat er Duitse soldaten in ons huis rondspoken. Als je de video vergeet te
programmeren schreeuwt die: ich habe es nicht gewusst, op zolder zit een ekster
die van s ochtends tot s avonds zingt, verdammt ich lieb dich, ich lieb dich
nicht, en wormen in onze pattattenzakken scanderen regelmatig wir brauchen
Lebensraum im Keller. Dit en andere onwaarschijnlijkheden verontrusten mijn
moeder zeer accuut, tenzij tussen 18u10 en 22u45, want dan kijkt zij tv en is
zij nagenoeg onverstoorbaar. Zij schuwt hierbij ook geen programmas als
Derrick en de Schwarzwaltklinik, dus onze familiepsychiater (onze derde, want
de eerste heeft zich onder een trein gesmeten op de lijn Erembodegem-Aalst en
de tweede heeft zich door de kop geschoten met een Mauser een serieus
blafgeweer- in de verlaten fabriekshallen van Schotte) zegt dat zij nog geen
fobie heeft voor alles wat Duits is.
Nu goed, langs de oevers twee om heel precies te zijn- van
de Dender hebben wij welgeteld ZES staande plakkaten van het Vlaams Onbenul
verwijderd alsook een SP.A poster van ene Fleemja Van den Broesse. Niet omdat
wij iets tegen de SP.A hebben, maar omdat wij specifiek iets hebben tegen die
mediageile teef die het product is van nepotisme en dynastiek overerfbare
uitgeholde democrazy.
Dat van die mattetaarten was uiteraard een fabeltje en
achteraf bleek ook dat het een loze verkiezingsstunt was van Clémant, die dit
keer opkomt als lijstduwer van de LDD. Na het al vijf verkiezingen compleet
verbrod te hebben bij de lokale VLD. Hij likt namelijk te weinig aarzen schoon.
Niet dat hij niet van goede likwil is, maar omdat hij dus sowieso al niet veel
adem heeft, en met zijn neus tussen twee billen gepropt, wordt zijn astma al
snel levensbedreigend. Vandaar ook dat astmalijders het zeer zelden ver
schoppen in de Belgische politiek.
Ik ging na de race een weinig drijfnat bij mijn huisarts.
Die mij wist te vertellen dat ik zeer zeker kon schrijven (was het compliment
bij te betalen? Ik dacht van niet) en dat hij mijn frustratie snapte. Welke
frustratie moge dat wezen? Publicatie mijner schrijfarbeid lijkt mij niet te
zullen resulteren in enige wezenlijke verbetering van mijn levenskwaliteit.
Publicatie komt enkel de strontige bruinheid van mijn tongspier ten goede. Ik
bedank beleefd en schrijf lustig zinnen die veel te lang en slordig zijn om
ooit door een uitgeversbeugel te kunnen. Als ze die al ooit lazen, want zij
volgen nauwgezet de miss-verkiezingen om te weten uit welke richting zij de
volgende onverbiddelijke bestseller van Belgenland mogen verwachten.
Misschien moet ik eindelijk eens mijn verhaal doen, ik ben
namelijk de bastaardzoon van koningin Paola. Dat de goede vrouw die mij tegen
betaling (een arrangement met overnachting in een geheim klooster van Opus Dei)
overnam ook Paola heet, was dan ook een praktische uitbuitbaar feit. 26 jaar
geleden kwam ik uit haar Italiaanse foef gesjeesd. Albert zei: t is nen
bastaardje en hij lijkt op den tuinder, hij eef kroene vingers Het groen op
mijn babyhuid kwam van de schimmel in het vaginakanaal van onze Reine, want zij
had daar al drie maand een tampon vergeten, en dat geeft toch iets qua
onwelruikendheid en bacterieel kweekgedierte. Vandaar dat ik later ook zeer
goed aardde in Aalst, want die geur was sterk verwant met die van Amylum.
Dus langs deze weg wil ik zeggen: Mama Paola, ti amo,
ondanks alle verwaarlozing en dumping in Aalst, met name Erembodegem. Wist ons
koningspaar veel dat de pennen in deze landstreek het scherpst zijn, de mannen
én de vrouwenhet dronkst en de rivieren
het stinkst.
Ze noemen zichzelf varkens, beesten, ze vinden zichzelf dom
en als ze zeggen dat ze iets kunnen hebben ze het over sport.
Enkel strengheid snappen ze, in groep reageren ze enkel op
straffen, individueel zijn ze wel voor rede vatbaar.
Ik doe dit voor jou, snap je dat wel? Ik doe dit niet om je
te ambeteren.
Hoe zeg je dat in het Turks?
Slagzin om agressie te draineren.
Als je een moslimmeisje (dat zijn meestal meisjes die graag
van zichzelf zeggen dat ze moslim zijn, verder merk je daar opvallend weinig.
Als ze je klas uitlopen is het niet om in de gang een matje uit te rollen en te
bidden) straft, komt er meteen van cultuurgenotes:
Ben jij soms een racist, mijnheer?
Daar heeft het geen zak mee te maken, ik ben met een
Iraanse, wat zou ik gaan racist zijn?
Ja, maar misschien is zij geen moslim.
Een blanke is racist en islamofoob tot het tegendeel bewezen
is. En op zon momenten hebben ze genoeg gevoel voor argumentatie om meteen in
de advocatuur te stappen.
Racist.
Mijn favorieten zijn een levenslustige, negroïde Braziliaan,
een gehoofddoekt Palestijns meisje (niet omdat ze Palestijns is, maar omdat ze
alles te gemakkelijk vindt) en een Ghanees die ingenieur wil worden, en genoeg
vonk in zijn ogen heeft om dat echt te worden.
Ik vind niet van mezelf dat ik zo geweldig les geef. Maar ik
was de wanorde en hun demotivatie wel al genoeg beu om ze naar orde te schoppen
als t moest. Elk aan een aparte bank, kijken als een soort massamoordenaar als
ze hun bek durven open doen op een moment dat het mij niet zint, niet toelaten
dat ze hun benen op een stoel naast hen liggen. En dan beeld ik mij nog
geeneens in dat ik in een legersituatie zit, want daar ben ik vrij snel toe
geprogrammeerd.
Als ze niet meewerken, moeten ze met die nonchalante shit
niet aankomen. Als ze werken, mogen ze van mij in flashy groene zwembroek
komen. Als ze niet werken, moeten ze maar zweten en zuchten. Je straft omdat ze
praten en na een tijd ben je al genoeg aan die stilte gewend, zodat je hen wel zou
willen straffen als ze zuchten.
Ben jij gek of zo?, vraagt de enige en allereerste die ik
een nota in haar agenda geef.
Ik trek een kop als van een echte madman en daar heeft ze
niet van terug. Replieken zijn ze van leraars niet gewend. Zij mogen zagen en
klagen en tegenwerken, maar een leraar moet zich altijd netjes gedragen.
Ik dwing mezelf tot netheid enkel en alleen, en dan nog met
tegenzin en een zekere zelfwalging als het niet anders kan. Tegen de directeur
bijvoorbeeld. Yukkie. Ik ben bijna respectabel. Bijna.
En ergens voelen ze het toch, ook onder de laag van strikte
Martinet (zoek op in Engels woordenboek) dat ik wel met hen begaan ben. Je kan
geen gang door of ze wrijven aan je arm (ligt schijnt aan hun cultuur dat ze
sneller aanraken), zeggen voor de vijfde keer die dag vrolijk hallo en vragen
hoe het met je gaat, komen ook aangelopen om zogezegde wanddaden van andere
leerkrachten aan te klagen.
Ook al met de dood bedreigd geweest. Lekker is dat. Geeft je
het gevoel dat je leeft. Komt er van als de leerlingen via een cursus moeten
ontdekken dat er wieltjes zitten aan een bureaustoel. Nee, hun leerstof is niet
bijzonder spannend, toch niet voor handel. De cursus Frans vind ik eerlijk
gezegd bijzonder goed meevallen. Hoeveel leuker kun je schools leren
uiteindelijk maken?
Gek hoe je daar in groeit in leraarschap. Eerst denk je nog
aan je eigen schoolhaat en zit je nog in de gewoonte om de poten van de
autoriteit flink stuk te zagen. Maar dat verandert snel, als je ziet dat ze er
geen zak mee opschieten. Als ze nou nog grappig tegendraads zouden zijn.
Waar gaan ze in deze nep gepolijste maatschappij
(ongelofelijk kutwoord is dat toch geworden wegens een verslijtingsgraad als de
eerste tentgrote onderbroek van mijn overgrootmoeder) een stap vooruit komen
als ze op stoelen liggen zoals op een sofa, met hun mond open hangen te kauwen
en even veel negativiteit uitstralen als overspelige vrouwen die ze tot een
stenigingsdood veroordeeld hebben en hels gekweld worden door opstopping en gonorroe.
Als je hun moedertaal spreekt, kun je in hun ogen wel niets
meer misdoen. Met een stuk of vijftien leerlingen Russisch en Bulgaars
gesproken en met één Afghaan zelfs een paar woorden Perzisch. Ja, die roepen
tegen beltijd van ver in de gang met een brede glimlach dasvidanje.
Als ik plots last krijg van een vliegende syfilisaandoening
die zich op mijn hersens zet, en ik daar een permanente betrekking zou
aanvaarden (uitgesloten hoor), dan zou ik in de zomer minstens een twintigtal
zinnen Turks leren.
Geen levenslange carrière in ons onderwijs aan het plannen,
maar voor zo eventjes is het een leuke verdienste en een zeer interessante
socioculturele dissectie.
Verslavend is het wel, les geven, dus ik stop er mee, van
zodra ik er echt goed in word.
Mélange deau de chatte (de seksuele geschiedenis van een
herenhuis)
Wij wonen nu al meer dan een jaar samen.
We leerden elkaar kennen op een feestje, het begon met
plagerijen over en weer en het was niet de alcohol, want we waren de
abstinenten op de wijnavond.
Een gegeven dat ons eerst niet in dank werd afgenomen, maar
later ruimschoots door ons goed gemaakt door in te spelen op de kinky
fantasieën van de aanwezigen. Ja, ze vonden het wel lekker zo. Alle gesprekken
vielen stil en in ieders ogen glom blijde verwachting. Vooral geil ongeduld
ook. Zonde voor hen, die hoopten op live porno porno that can see you, want
die avond hielden we het braaf.
Ook de weken en maanden die er op volgden, bleven we zeer
beheerst. Althans in ons gedrag, want onze fantasie sloeg ook al op hol en de
spanning die in de lucht hing tijdens onze dates was al beter dan de povere
seksbeurten van de meeste koppels. your average Friday night run-through om
Pacino te quoten.
Ja, die etentjes, die waren heerlijk, en dan heb ik het
nauwelijks over het eten. Al was dat ook best te pruimen, want Elke kan goed
koken, vooral als ze zich uitgedaagd weet en er weinig ingrediënten in voorraad
zijn.
Die eerste etentjes was er nog schroom, we hadden onze
kleren nog aan en als er al eens aanrakingen kwamen, fysiek contact was vooral
een initiatief van Elke. Al waren het nog de hardhandige handelingen van
knijpen en poken. Met licht gewelddadige strelingen, kun je elke affectieve,
laat staan sensuele onderbouw altijd nog ontkennen.
Dat veranderde toen we er coke tegenaan gooide. Sindsdien
holden we, zelfs als de Turkse werkster van de huisbaas het herenhuis kwamen
proper leggen, naakt door alle kamers. Kamers zijn er in overvloed. Gezellig
was het huis in het begin niet. De smalle breedte van het huis verhinderde dat,
de kilte boven ook, en overal de volle dozen van de vorige huurders die nog
niet helemaal verhuisd waren, schiepen een vorm van onthechting tegenover het
huis, zodat je het niet werkelijk in je hart kon sluiten.
Naakt tooiden we ons met de gekste dingen. We liepen rond
met oude bommakleren, drapeerden tapijtjes met oosterse motieven over elkaar
heen, klommen via ladders op zolder en gebruikten die zolder als podium voor de
zotste kunsten. NGT. Naakt geïmproviseerd theater. En heel die tijd bleef het
bij kijken en het weghakken, nee het doelbewust uitrotten van elke visuele
schroom. We waren al gauw compleet vertrouwd met elk plekje, elk haartje ook op
elkaars lichaam. De vrouwen kregen er op de duur plezier in om zich niet meer
te ontharen, wellicht om hun dierlijkheid te bevestigen.
We schepten er bijzonder veel genoegen in om elkaar in alle
bewegingen zonder kleren te kunnen aanschouwen. Wat een wonder om een vrouw,
zowel die van jou als die van de ander, naakt een ladder te zien bestijgen en
full view te krijgen over hun poes, daar ergens verborgen tussen strakke
huidplooien van twee jonge vrouwtjes, een nieuw pallet bij elke stap hoger. De
plagerige bewegingen die ze aannamen. Met als gevolg dat wij bijna spataders kweekten
in de laatste plaats waar je als jongen wilt hebben. Onze lullen stonden
permanent stijf. Youre naked, they salute, grapten wij.
De coke ontpopte zich inderdaad als minuscule Boliviaanse
dansers, regimenten dansers, die in ons zenuwenstelsel op ritmische beat
voortmarcheerden en ons geen seconde rust gunden, ze wilden altijd maar meer,
altior, citior, fortior, geiler, natter, dieper. En we peilden de volle diepte
van de brede, o zo brede waaier van de mogelijkheden van een ongeremd
liefdesspel met vier. We hadden alle tijd van de wereld, jobsgewijs zat het
goed, het geld stroomde regelmatige binnen. Not a care in the world. En alles
draaide nog om de enige dingen die ons konden schelen. Kunst en seks. Kunstige
seks, Turks Fruit maar dan met vier. Met regelmatig het muntachtige, prikkende
en tegelijk verdovende gevoel achter in je keel, van gesmolten coke die
langzwaam doordruppelt. Even goed slikken als er een groter brokje doorvalt. En
dorst veel dorst. Dorst naar elkaars sappen en veel wijn ook. Gelukkig had het
huis een grote wijnkelder en hoefden we ons daar ook geen zorgen over te maken.
Coke en wijn van 1950. Geen wonder dat we ons Goden op hun eigen Olympus
voelden. Het huis was ook zo hoog, we torenden boven de hele buurt uit. En o,
we vonden onszelf heel revolutionair zo, en moreel baanbrekend, alsof we een
teletijdsmachine naar de late jaren zestig hadden genomen. In dat kader
schuimden we ook alle mogelijke muziekfestivals af, waar we er enorm van
genoten om en public elkaar met ons vier te overlebberen.
Publiek hadden we er ook graag bij, want we leken wel een
revolutionair collectief zo die mensen voor de voldongen feiten stelden. Fait
accompli:hier is de nieuwe grenzeloze onzedelijkheid. Get out of my life,
youre so respectable, schreven we in koeien van letters op de zijkant van
onze festivaltent, die de hele nacht door wiegde. Onze seksueel aura was al zo
ontspoord, dat zelfs de lawaaierige types die graag luid roepen en zogenaamd
kicken op toestanden als die van ons, er pijnlijk stil van werden. En hun
stilte had iets gebrokens. Alsof ze daarna nooit meer luid zouden zijn.
We lagen in het gras, in parken, niet alleen op festivals,
en vergeleken luid en duidelijk, met elk mogelijk oog voor detail, als de ware
conaisseurs, de smaak van het kutvocht van de meisjes. Onder elkaar hadden we
het enkel over vaginavocht, maar als er meestal zelf opgezochte- luistervinken
in de buurt waren, switchen we opzettelijk naar kutvocht, met een nadruk op die
u. En het stroomde met bakken van ons gezicht hoe verslingerd we er aan waren.
We onderscheidden alle mogelijke nuances, onderzochten smaakverschillen naar
gelang het tijdstip van de menstruele cyclus. Het was inderdaad zo dat de
meisjes na verloop van tijd gelijktijdig begonnen te menstrueren.
Als meest verregaande en waarschijnlijk meest shockerende
date, dronk ik in het bijzijn van een potentiële koper van ons huis, gewoon aan
de keukentafel, een kop menstruatiebloed. Ik doe de kop altijd vol met de
helft van beide. Dat smaakt het lekkerste. Dat kunstje herhaalde ik telkens er
een potentiële koper was. Als zelfs dat niet pakte. Sommigen redeneerden toch:
de huidige huurders koop ik er niet bij, benadrukte ik toch steeds dat er in
huis overal nog wel achter hoek of kant een stash narcotica kon gevonden
worden. En dat je dus vooral moest oppassen met kleine kinderen, want ja, die
vinden zoiets, en je weet nooit wat ze er mee uithalen. Onze slaapkamers die
behangen waren met fotos van ons in alle mogelijke taferelen die nog het meest
deden denken aan de tuin der Lusten van Bosch, schrikten ook danig af, en
anders hadden we het wel over termieten, waterschade, schimmels, eender wat.
Een keertje was er een potentiële koper die zei: Can I join the party? We
zijn toen een vastbindspelletje begonnen, waar hij gewillig in mee ging,
übergeil als hij al was, doordat het hele huis, elke steen er van, los gespatte
seksualiteit uitwasemende. We fotografeerden hem, onder andere met een kloeke
wortel in zijn derrière en beloofden plechtig deze te zullen opsturen naar zijn
thuisadres. Iets dat we niet werkelijk deden, maar we speelden wel met de
gedachte.
De huurbaas die bij God niet kon bedenken waarom zijn huis
niet verkocht raakte, bleef het dan maar verhuren. En zo zitten wij hier veilig
en kunnen we elke stoel, elk stukje tapijt, ook de kastjes en de dozen vol
rommel, die maar blijven staan, bevlekken met onze jeugdige essentie, het
vermengde hormoonvocht van twee koppels, die zich bedrinken aan elkaars jonge
lijven.
Dag William, dag Lut, ik zal minstens een uur later zijn.
Tot zo J
Lut en ikzelf in hunder wiek geschoten.
Een uur onder onszelf vergaderd en de dame die nog denkt dat
ze de leiding heeft, hebben we er buiten gelaten. Eigen koers, eigen middelen
en eigen ideeën.
Zitten op terras, buiten in een kwakkelende lentezon.
Zij bestelt déca, ik vloeibare cafeïne, zij heeft op zich al
ADHD, koffie is de versneller om mijn vierbaansvak breinshit dat extra beetje
op te zwepen.
We werken toneelstukken uit en, toeval bestaat niet, daar
komt een acteur langs.
Eentje zoals we ze graag hebben. Doorleefd, halve junk, lang
haar, slordig, maar tamelijk verzorgd, met bakken talent en een Antwerps accent
(bijna altijd een goed teken)
Patje komt er bij zitten en bestelt een Westmalle Tripple.
Elk zijn smeermiddel.
Hij ziet het volledig zitten, en hup we zijn vertrokken. Artistiek
bedrijf staat op rails. We hebben een prijslijst en ik bespreek woensdag met
mijn boekhouder hoe je contracten opstelt voor zo artistieke transacties.
Mijn boekhouder ziet er meestal uit als een verwaaide
kunstenaar uit de goot, maar hij is het niet. Hij is een self-made man die nu
zwemt in de poen.
Lut en ik werken onze themas verder uit. Ze demonstreert
haar eigen acteertalent in plat Gents.
Aanrijding in Moskou, denk ik als vanzelf.
Ze doet het accent van de Gentse Turken en het is alsof ik terug voor mijn klassen sta. Typisch die loze dreigementen.
'Doe ké normaal mens'
Basis voor een eerste toneelstuk is meteen geboren.
En met deze twee acteurs zit ik op rozen.
Hij schrijft alles uit, hij schrijft echt heel goed, zegt
Lut aan Patje.
Patje die mij ergens vaag doet denken aan Sancho Panza of
een Mexicaanse socialistische guerrillafractie kijkt mij eens goed diep in de
ogen. Zijn ogen lijken op die van mij, het zijn poorten naar ergens anders.
Hij ziet er zo uit
Ja, ik heb de schrijverlook wel mee. En das een plus, want
90 procent is attitude.
Waarom zo bits? vroeg Yvette, want zo heet onze pro forma
bazin, eerder op de vergadering.
Bits is co-auteurschap opeisen en een verzekering van een meer dan redelijk ereloon.
Waarom zo bits? Haar zoon zei vorige week al: Sinds ik je
leren kennen heb, ben je gestaag meer voor jezelf beginnen opkomen.
Voor mezelf beginnen opkomen?
Even bijkleuren.
Ik heb mijn eigen Cu Chi gegraven, in mijn kop zit een
Corregidor en voor elk Di Alamo dat ik opwerp en dat eventueel plat geveegd
wordt, schieten er tien nieuwe uit de grond.
Mentaal compleet voorbereid op Rattenkrieg in de Kessel aan
de banken van de Wolga.
Geen NKVD nodig om verder op te jutten. En als de rollende
donder toch ff staakt, is er puur Perzische maximalistische Maryam met
schroeibitie in onbeperkte voorraad om mij voort te sleuren.
Boelie je bojevit.
Peynsaert ad portas.
Ik heb de gevleugelde muzen aan een touwtje en ze vinden het
nog lekker ook, die feromoonvochtige sletten.
Een Belgisch zwaarbewapend infanteriebataljon, 152 man
sterk, uitgerust met de allernieuwste technische snufjes uit onze fabrieken in
Herstal, is gisteren in de namiddag slaags geraakt met een eenheid van de
Taliban strijdkrachten.
Een verkenningsvlucht wees uit dat het om een cyclist ging
die een mand eieren naar een voorpost van de Taliban bracht. Deze voorpost
bevond zich in de Amerikaanse sector, maar onze jongens nemen hun opdracht heel
serieus en zagen het als hun plicht om in te grijpen.
De vijandelijke eenheid werd al snel tot staan gebracht,
zodat de Talibanstrijder zijn toevlucht zocht in een greppel. Onze soldaten
claimden dat zij beide banden van zijn voertuig hadden lek geschoten, maar
latere berichten spraken dat tegen. Een van onze jongens die nog in Leuven op
kot heeft gezeten, meende overigens zijn eigenste fiets te herkennen. Ook dit
gegeven kon nog niet geverifieerd worden.
Na meer dan 24 uur van non-stop beschietingen over en weer,
zijn er vier à zes eieren kapot Van een geschat totaal van ongeveer 60 eieren
is dat een substantieel verlies. Het fietszadel is al enkele keren van bezitter
verwisseld en dit na enkele zeer heldhaftige charges van onze jongens, die
helaas op het laatste moment steeds werden teruggedreven door het moordende
vuur uit de kalasjnikov van de cyclist.
Een Belgische militair raakte daarbij gewond, toen hij
tijdens een frontale aanval zijn enkel verzwikte. De jonge korporaal zou
ondertussen aan de betere hand zijn. Zijn bezorgde familie kan rekenen op zijn
vervroegde terugkeer.
Na drie aanvallen en een tactisch briljant flankeermanoeuvre
dat helaas in het water viel door een plotseling opstekende zandstorm, besloot
onze generale staf om de luchtmacht in te zetten. Twee F-16s vlogen uit, maar
keerden onverichterzake terug, aangezien er duidelijke aanwijzingen waren dat
er zich een eekhoorntje in de omgeving bevond. Dat deed de piloten denken aan
Scrat uit de Ice Age films en zodoende kregen zij het niet meer over hun hart
om hun bommen te lossen.
Bij het ter perse gaan, meldde onze correspondent ter
plaatste dat er onderhandelingen in de maak zijn tussen het Belgische leger en
de Taliban om tot een bestand te komen. Enkele van de gebroken eieren zouden
nog consumeerbaar zijn en de Taliban belooft op erewoord deze te bedelen aan de
plaatselijke bevolking. Ondertussen zouden onze militairen ook even op ademen
kunnen komen. Zon automatisch vuurwapen, vuurt toch echt niet automatisch, ik
voel mijn wijsvinger niet meer, zuchtte één van onze vermoeide soldaten. Het
bataljon heeft verschillende psychologen in het veld ter beschikking om het
gevaar op post-traumatisch stresssyndroom onmiddellijk te kunnen tegengaan. De
commandant benadrukt verder het belang van een regelmatige bevoorrading met
ijsjes. In een land als Afghanistan waar temperaturen van meer dan 45°C zeker
geen uitzondering zijn, kan dat bezwaarlijk een overbodige luxe worden genoemd.
Eerder deze week nog rommelde het binnen de rangen, toen de
kwartiermeesters de toevoer van de smaak Chunky Monkey van het overheerlijke
Ben & Jerrys label, niet konden garanderen.
Minister Pieter de Crem spreekt nu al van het glorierijkste
moment in de Belgische krijgsgeschiedenis sinds de deelname van ons land in de
Koreaoorlog. Heren journalisten, I hate to say I told you so, quod erat
demonstrandum, België kan en zal een actieve en dragende rol spelen aan de
zijde van coalitiepartners in internationale conflicten, aldus de minister.
Op termijn zou hij het Belgische leger ook onafhankelijk
willen inzetten, bijvoorbeeld om de Kaukasus en op termijn ook de Wolga in
bezit te nemen, teneinde ons land te voorzien van levensnoodzakelijke olie.
De anus van een homo dichtplakken met secondenlijm
De anus van een homo dichtplakken met superlijm en dan cola
met laxeermiddelen doen drinken.
Als schrijver moet je in het leven staan.
In het leven staan, is een leerling horen zeggen:
Iran is een gevaarlijk land, hoor. Weet je wat ze daar
onlangs gedaan hebben met een homo? Ze hebben zijn anus dichtgeplakt met echt
van die superlijm en dan hebben ze hem cola doen drinken met van die
diareemiddelen in?
En is die dood gegaan?
Jaja, die moest keihard naar toilet en toen is hij
doodgegaan.
Je verifieert het verhaal niet, want dat heeft om
verschillende redenen geen zin. Waar of niet; dat zon verhaal circuleert is
erg genoeg. En je weet het ook zo: zon soort folteringen, misschien niet exact
zo, maar minstens even schikbarend gebeuren. Ergens. Nu. Op dit moment.
Ergens schreeuwt een meisje vastgebonden op een koude aarden
vloer en een oud takkenwijf snijdt haar vagina aan gort.
Als je daar echt bij stilstaat, sta je niet meer in het
leven, maar lig je in het leven, te stikken in de kots van hersenloze wreedheid
die ver, en minder ver van je bed, ergens op iemands kop regent.
De film Crash ontspint zich recht voor mijn eigen ogen,
voorlopig zonder het wapengekletter. Leerlingen die elkaar pittavlees noemen.
Brazilianen die Turkse scheldwoorden razend vlug oppikken en in de strijd
gooien tegen hun Turkse klasgenoten. Hit em where it hurts.
Een Turkse van 14 die met grove stelligheid verkondigt dat
Tsjetjsenen beesten zijn, bandieten die alle mogelijke gruwelijk bedrijven.
Heeft ze gehoord van Russische vrienden.
Ik zeg dat Russen ook wel smerige praktijken uithalen met de
Tsjetsjenen.
Zoals wat dan mijnheer?
Ik weet, ik moet nu op de proppen komen met tamelijk
shockerende voorbeelden, of ik krijg ze er niet van overtuigd dat het zo is.
Mensen zijn alleen ontvankelijk voor waarheid als de waarheid slaat.
Gelukkig is de realiteit afstotelijk genoeg.
Dus dat is de manier om ze stil te krijgen.
Vertellen hoe je een stoffelijk overschot naar een rouwend
gezin verstuurt met een flinke lading springstoffen verborgen in de lijkkist,
zodat de nabestaanden hoog de lucht in gaan bij ontvangst.
De rouwbandjes hadden ze al en het is wel zo makkelijk voor
de begrafenisondernemer.
Vanuit een antropologisch standpunt is het intrigerend om te
zien dat het bedrukte toiletpapier dat Joepi heet, in de regel lijkt samen te
gaan met Hip Hop, R&B, uitklapbare gsms, glittermake-up en een volslagen
desinteresse in alles wat daar buiten valt.
Deze mensen gaan later OOK stemmen. Die brengen een stem
uit. Op een partij. Als het allochtonen zijn, nog net genoeg op de hoogte van
politiek om voldoende links uit te wijken op de stembrief.
Waar hebben die leerlingen het meeste aan?
Dat ik hen bijna manu militari de Franse grammatica bijbreng
of dat ik hen toon dat een volwassene positief tegenover hen staat en gelooft
in hun verstandelijke vermogens? Ja, toch wel. Een van de weinige manieren om
mij kwaad te krijgen, is als ze zichzelf dom noemen. Vreselijk irritant als ze
dat doen.
De jongens lezen geen joepi, die kijken op naar voetballers,
die liefst naast het veld ook geweldig scoren bij het vrouwvolk. Luidop dromen
van een rijbewijs doen ze ook.
Autorijden kunnen ze al van hun twaalfde, want oom heeft een
garage en zij parkeren de autos.
Een belangrijk verschil tussen mijn leerlingen en ik. Ze
putten hun fierheid grotendeels uit andere wapenfeiten dan ik.
Intellectual pursuits zijn niet aan hen besteedt en ik hoef
maar te gaan kijken naar hun thuissituatie om te weten hoe dat zo gekomen is.
Woestijnen van de geest zijn overerfbaar. (alleen niet in Finland liet ik mij
wijsmaken, wat doen die Finnen dan wel beter?)
Maar waar de school de nodige irrigatiewerken zou moeten
uitvoeren, pist de school het reddende vocht er flink naast. Alleen niet in
Finland liet ik mij wijsmaken, wat doen die Finnen dan wel beter?
En we proberen al zo vaak te vertrekken vanuit hun
leefwereld. Of we proberen dat toch.
Met als voornaamste resultaat, dat ze het verwachten, they
wont settle for any less.
Zo saai, weerklinkt al snel, kort en afgemeten, als de bijl
van een beul op het kapblok.
Een twintigtal riddertjes jongens en meisjes- klappen
gelijktijdig het vizier van de helm weer dicht en heffen hun schild, scherpen
hun gepunte goedendag.
Verbod op saaiheid doet ons de nek om.
Ik denk aan die klasjes, al die klasjes in houten barakken
anno 1866 in de VS. Allemaal zwartjes die eindelijk op legale wijze mochten
lezen en schrijven en die niets liever wilden dan onderwezen worden. Kinderen
die nog redding zagen in leren.
Breng hen maar eens aan het verstand dat als onderwijs voor
hen verboden was, ze er verdomme zouden voor vechten.
Van sommige zaken overtuig je een mens niet met drie zinnen.
Lezen doen ze niet, dus met een tekst moet je het niet proberen. En een betoog
van langer dan twee minuten moet je ook al niet prepareren, want zo lang krijgt
een nieuwsitem op tv ook niet.
Ik droom niet van brave leerlingen. Ik droom van leerlingen
die zich met revolutionair élan verzetten tegen school, die niet de leraren
zuur doen betalen voor hun loon, maar ons hele onderwijssysteem kapot slaan van
binnenuit. Die leerlingen van mij verwijten elkaar met clichévitriool, maar ze
werpen geen barricades op in de gang, schieten niet met scherp. Alleen draconische
verstrengingsmaatregelen zouden misschien nog echte rebellen leveren.
De eerste helft van Full Metal Jacket als verplichte
leerstof in de lerarenopleiding. Zo wat het omgekeerde van mijn aanpak.
Ben leraar in een Turkse school met hier en daar een
Albanees, een Marokkaan of ook wel een verdwaalde Italiaanse.
Drie kwart van de leerlingen weet dat de ketting die om mijn nek
hangt, het slaande oog is.
Ankara, op een kilometer van mijn deur.
Mijnheer ben jij Turks?
Eindelijk nog eens voordeel bij mijn multiculturele
uiterlijk.
Je hebt mooie ogen, mijnheer.
Nochtans altijd zeer waterig, met een ondertoon van
verschopte écrivain maudit (ja ik geef tegenwoordig Frans he, een mens moet
uitpakken met iets) en een toets ingoede permissiviteit op een bedje van
empathie en de eeuwige, half voyeuristische buitenstaanderfactor eigen aan de
schrijver.
Opportunisme zinkt in waterigheid en sluimert op de
oogbodem.
Gelukkig maar.
Wat te doen als de leerlingen net ietsje te familiair
worden?
Een zonnebril in overweging nemen.
voor u alle respect, mijnheer.
Respect. Een woordje dat vaak valt als je met allochtonen te
maken hebt. En ze menen het nog ook. Het zijn geen CD&Vers.
Je kan ze afblaffen als ze voor de zoveelste keer niet
blijven stil zitten. Dat werkt. Eventjes.
Maar wat te doen als ze je eerlijk bekennen dat ze vlak voor
school nog een paar schoenen gestolen hebben?
Interesses:
De joepi links
Voetbal rechts
Verleidelijk om alle leerstof in voetbaltermen te gieten.
Maar dan moet je na je uren wel
Haar, ogen, alles wat je ziet, allemaal onbetwiste eigendom van Maryam
Shiri.
Duidelijke afspraken maken met de leerlingen.
Afspraken helpen wel geen mythes uit de wereld.
De hele klas meent serieus dat het allemaal begon met Adam en Eva.
Jouer aux échecs
Hilariteit alom.
Geen fervente schakers?
Valt best mee.
Ésjek betekent ezel in het Turks.
Er is verder ook de klas die géén Nederlands spreekt.
De meerderheid spreekt wel weer Turks.
Dat scheelt in de kosten bij aanschaf van taalgidsjes.
Le Turc sans peine, kost iets van een 20 euro en daar kom je al een
heel eind mee. Je oefent bovendien nog eens je Frans.
Turks kende ik nog niet.
Wij zijn een echte crapuulschool, hé mijnheer?
Zwijgen is instemmen. Maar ik heb de film Freedom Writers gezien en
sinds ik er al mijn levensmoeheid en cynisme-al voor mijn 20stige- heb uitgegooid, ben ik licht inspireerbaar tot wereldverbeterlijke
toestanden.
Schoolmoeheid zeggen ze van deze leerlingen.
Schoolhaat is net iets exacter.
Maar dan bij de schoolpoort: Ik haat het als het weekend is
Thuismoeheid ook al.
Steek je hand op als je géén stiefvader hebt die op het punt staat je
moeder te verlaten.
Godver, ze willen weer niet meewerken, zou je denken, zou je hopen, bij
deze vraag wel.
Same old story, different face.
Als er een goeie radiozender bestond in dit land, zou ik
This is rock and roll aanvragen, van the Kids, en in gedachten rock
and roll vervangen door TNT teaching
Gets you on your toes like a strong cup of cappuchino
This is the real shit.
Niet meer voor op mijn 40ste, doch zeer bruikbaar op mijn 26ste
Entre les murs, maar dan in t echt.
Ik ga nog eens herbeginnen in Bint van Bordewijk.
Bint van Bordewijk verhoudt zich tot ons huidige onderwijs als
Napoleontische tactieken tot moderne urban warfare.
Ons onderwijs kan niet een beetje beter, ook niet veel beter.
Het kan alleen maar enkele miljarden keren beter.
En in alles blijf je toch schrijver.
Want wat het meest ergens in mijn buis van Eustachius blijft rommelen
en op mijn netvlies blijft schroeien gelijk napalm anno 1968 ergens in de buurt
van Khe Sangh, is die leerling die als héros noemt: Dirk Bracke.
Wie dadde?
De leerling, lid van de grote gevaarlijke anti-leesclub, haalt een boek
boven.
Dat lees ik.
Wat lees je verder nog?
Ik doe aan marktonderzoek altijd en overal. Als huurmoordenaar zou mijn
laatste vraag aan mijn slachtoffers nog zijn: wat zullen over een goeie minuut
je favoriete schrijvers geweest zijn?
(als ze mij noemen, weet ik nog niet wat gedaan, zo ver was ik nog
niet)
Niets, mijnheer, alleen Dirk Bracke.
Op naar de Fnack om heel die vent zijn oeuvre in te doen.
Als je die leerlingen aan het lezen krijgt, ben je nu al cult.
Vergeef ze vader, want zij weten niet wat zij doen, ze zijn allemaal
verfacebookt, verplaystationt en vertelevisied.
Op het gevoel af blame ik capitalism.
De onwetendheid van de één is altijd het brood van de ander.
Een oude bekende is toevallig op twee dozen manuscripten van
mij gestoten, die op mij staan te wachten in mijn vast kopieercentrum, waar ze
mij kennen als de schrijver onder andere van veel te lange zinnen zoals deze,
waar ik meteen een punt zal achter zetten als de lezer mij wil toestaan nog
drie keer te headbangen met mijn vettig kopke haar dat straks al weder onder de
douche zal gestoken worden, zodat ik straks de afwas moet doen met koud water,
want veel warm water heb je hier niet, ja de mankementen aan deze studio mogen
nu wel hemelsbreed geschreven en uitgebazuinderd worden, want t kot is
verhuurd, op do you remember rock & roll radio van The Ramones.
Ik zeg tegen die oude bekende, die op zich nog vrij jong is,
vooral in en rond de schaapachtige ogen, die mij altijd aankijken alsof ik een
semi-suïcidaal konijntje ben dat op dagelijkse basis het treinverkeer tussen
Gent-Dampoort en Gent-Brugge lam legt door aanstalten te maken zelfbereide
konijnenfricassee te maken, zo onder de wielen van de tsjoektsjoek, tot
meerdere stress van de dierenvrienden onder de conducteurs, die helaas dun
gezaaid zijn binnen die beroepssfeer, want conducteurs zijn ook niet gek, die
stemmen niet voor Groen, nee, zij ook al niet. Die vijf procent naiëve
kloepkappers, waaronder ik zelve, die Groen de kiesdrempel doen halen, ja die
besturen geen treins.
Nochtans heb ik een familiale link met de treinbranche, want
mijn overgrootvader die was perronchef tijdens wereldoorlog II, hij pleegde
eens een verzetsdaad door een troepentrein van den Duits op het verkeerde spoor
te zetten. Het verzet heeft hem daar nog voor gehuldigd. Toen hij zijn
onderscheiding ontving, verzweeg hij wel wijselijk dat het met verzet allemaal
weinig te maken had, want dat hij gewoon strontzat was geweest. De doorsnee
Aalstenaar verkeert ongeveer de helft van zijn wakkere tijd in kennelijke
toestand.
Nu, ik pik mijn dozen manuscripten op, zo samen met mijn
maat Randy, want alleen sjouwen is natuurlijk te veel gevraagd, zelfs al ben je
dan niet gepubliceerd en hop wij naar de post.
Veel volk zo in de post, alsof de email nimmer ware
uitgevonden en dus schuift heel vriendelijk wel, wat volk opzij, om mij en mijn
maat toe te laten, 12 enveloppen te voorzien van het adres van een uitgeverij
die heel misschien, als ze even vergeten dat ze mij niet kennen en bijvoorbeeld
niet bevriend zijn met de slager van mijn nonkel, mijn manuscripten eens een
vluchtige, geeuwerige blik zullen toewerpen en misschien, heel misschien, als
ze dus nogmaals vergeten dat ze mij van haar noch pluim kennen, mij op basis
van schrijfkunnelijk talent een wurgcontractje zullen aanbieden, zodat ik een
nietige tien procent opstrijk van elk boekje dat ik kan slijten.
Nu de merde is natuurlijk dat niemand bij een uitgeverij in
de verste verte bevriend is met een verre vriend van één van mijn nonkels,
zelfs niet met een minnaar van één van mijn tantes, want mijn tantes zijn
trouw, die hebben geen minnaars en mijn grootmoeder is er ondertussen te oud
voor, die had wel veel minnaars, misschien bevonden er zich ook wel uitgevers
of toch minstens vrienden van slagers van uitgevers. Ik had verdomme vroeger
moeten beginnen schrijven. Geeft niet wat, eender wat, gewoon als kleuter, iets,
als het maar enige lijvigheid had, een boekje ongeveer zo dik als in de tijd
mijn kleutervuistje, want toen ik slechts een tiental appeltjes hoog was, had
mijn grootmoeder, ik ben er nu wel zeker van, een affaire met een verre bekende
van een uitgever. Kans gemist, godverdomme.
Sta mij toe de Ramones nog een kleine beet veel luider te
draaien, want het vermeende homokoppel hier boven, heeft vannacht veel lawaai
gemaakt, niet zo zeer met seksuele uitspattingen, maar met hun geïmproviseerde
fitnessruimte. Ik ga geloof ik toch eens een Mens Health onder de deur
schuiven, want in elke aflevering van dat boekske vermelden ze toch een goeie
vijftien keer dat je tussen elke training 24 uur moet tussen laten voor een
optimaal resultaat en als ik hem hier boven daar van overtuigd krijgt, dan heb
ik toch om de andere dag rust, want nu verkeert mijn, ondertussen dus verder
verhuurde studio, in de onzachte deining van zijn zwiepende halters.
Was mijn bovenbuur maar groter dan 1 meter 85. Die lange
slungels moeten niet aan compensatie doen voor hun broekzaklengte in
overijverige, vrijwel futiele pogingen om spiermassa op te bouwen. C is echter
ver onder de 1 meter 85, ik denk dat die arme kerel zelfs nog kleiner is dan
ikzelf. Dus dat kan tellen qua compensatiedrang. Arnon Grunberg heeft het ook.
Maar die is nog kleiner dan C, dus die heeft bicepsen zelfs gewoon zo gelaten,
die schrijft dan maar stukjes zo op de rand van cynisme en algemene
ambetantigheid. Arnon schrijft niet om leuk te zijn, zegt hij. Arnon stond eens
naast een uitgever te lullen over weet ik veel wat voor belevenissen en stel je
voor, daar is dus zijn eerste boekje uit gegroeid. Mazzelen noemen ze dat
volgens sommige woordenboeken. Sinds ik dat weet, spreek ik iedereen aan die er
maar vagelijk als een uitgever uitziet en dan begin ik te lullen, over alles,
maar niet over het weer, want dat vindt zon uitgever vast niet origineel
genoeg. Ik vermeld ook altijd mijn slager en alle andere kleine zelfstandigen
waar ik soms iets koop, want je weet toch nooit dat zon uitgever ook die zaak
frequenteert en dan heb ik meteen een voet in deur, want als we dezelfde slager
hebben, wat let hem dan nog om mij te publiceren? Nu ik moet wel zo eerlijk
bekennen dat ik misschien niet zon goed zicht heb op hoe zon uitgever er
uitziet, want tot nog toe, is het mij niet gelukt. Het merendeel van de typen
die ik aanspreek, blijken toch op een of ander ministerie te werken of in de
verzekeringen te zitten. Nu, misschien is het ook wel zo dat uitgevers minder
vaak met de trein reizen, want het is nu wel zo dat ik altijd pendelaars
aanspreek op de reeds hoger vermelde verbinding tussen Gent-Dampoort en
Gent-Brugge.
Trouwens, in de post, werd ik besteld door iets tussen een
man, een onbehaarde muilezel en een vrouw in. Zij loensde op een dergelijke
manier, dat zij makkelijk een loket voor en een loket achter met haar diensten
kon verrijken. Zij was niet gewend aan onuitgegeven auteurs, want toen zij mij
met mijn dozijn pakketten zag aankomen, zag ik haar in pictogrammen denken:
lieve here Jezus, werk! Ja, werk, en werken deed ze, al heb ik geen flauwste
benul van wat zij mij allemaal wilde duidelijk maken, zij deed haar uitleg
terwijl zij zich bukte, momenten waarop ik mijn ogen stijf dicht kneep, want ik
wil niet in de décollété glimpen van een onbehaarde loensende muilezel die ze
postbeambte gemaakt hebben. Ze zag er mij ook tamelijk misbruikt uit door een
priester of toch minstens door een blinde aalscholver, misbruikt was ze, daar
ben ik zeker van. Het stond haar alleszins niet aan dat ik geen stickers had
geplakt op mijn enveloppen. Zij wilde ook niet echt geloven dat elk manuscript
even veel gewicht in de schaal wierp. Op dat punt dacht ik even dat ze toch
iets van kaas gegeten had van het uitgeversbedrijf, maar ze doelde dan toch
weer op het mathematische gewicht van elk paketje en na korte, doch zeer
nauwkeurige verificatie bleek inderdaad dat elk paketje evenveel woog. Hoezee,
dacht ik bij mezelf, als ik het zo mooi kan uitkienen dat elk ambachtelijk
vervaardig manuscript exact even veel weegt, is dat toch wel degelijk een
klinkend bewijs van mijn vakmanschap.
Maar goed, ik moet nu les gaan geven aan een bende op
kruissnelheid puberende jeugdelingen die dagelijks slachtoffer zijn van naar ik
aanneem zwaar uitgebluste leerkrachten die als enige minpuntje aan het job, het
bestaan van zoiets als leerlingen aanstippen, doch niet gevreesd, ik ben
voorbereid, ik heb hier al zitten lezen in Nana, van Zola en dat beviel mij
toch wel. Ik moet die Zola eens bellen en vragen waar hij zijn stokbrood koopt,
want dan kan ik toch maar vermelden bij mijn volgende omzendmanuscript dat ik
dezelfde bakker als Zola placht aan te doen.
Ik moet mijn leerlingen de Franse taal gaan bijbrengen, doch
ik zou ze beter onderwijzen in het enige talent waar ze later ooit iets mee
kunnen aanvangen: het kweken van de verreikende arm, dus wat ze noemen in het
Engels: to hob-nob. Als ze maar lekker veel vriendjes van vriendjes leren
kennen gaan alle deuren later voor hen open. Natuurlijk, Frans zou daar wel
eens van pas bij kunnen komen. Ja, misschien moet ik het hen zo verkopen. Want
een moderne leraar gééft geen les, hij verkoopt zijn les, en de leerlingen
zitten meestal op hun geld, kooplustig zijn die niet als het les aangaat. In
het beste geval krijgt een leraar van de jonge bloedjes gedaan dat hij min of
meer in stilte zijn brood mag verdienen. Je zou natuurlijk ook sympathiek les
kunnen geven, maar daar is de directie dan weer meestal niet mee gediend.
Frequenteert u de slager van een kennis van een uitgever?
Laat het mij weten op 0477 56 19 96, de eerste tien bellers
krijgen een gesigneerd exemplaar van mijn eersteling bij hen thuis bezorgd.
Ach, ja waarom niet, ik eet eigenlijk wel best graag honing.
Wij schrijven heus niet voor imkers
Geeft niet, een natuurtijdschrift is ook leuk. Maar jonge
leeuwen, heten eigenlijk welpen, hoor. Nu, goed, jullie zullen het wel weten,
als biologen zo.
Later, niet laat genoeg, koffiehuis Gent.
Wanneer zijn de schrijfkriebels zo gekomen?
Ach, wilt u het daar over hebben? Ik dacht dat de
schrijfmicrobe zo ongeveer kwam nadat ik die miljoenen mieren voelde kriebelen
in mijn balzak.
Het geile gevoel in een mannenscrotum vergelijken met het
krioelen van mieren, steelt u van uw stadsgenoot, Louis Paul Boon.
U komt echt niet intelligenter over door zijn volledige naam
te noemen, mijnheer Hommel.
Wat zijn uw voornaamste invloeden?
Ik schrijf nooit onder invloed. Ik verdraag eigenlijk de
meeste drugs bijzonder slecht. Mijn coke-experimenten leverden mij al meteen
een ticketje spoedafdeling op en mijn recensie van DEUS onder invloed is
werkelijk schrijnend slecht
Leest u zelf vaak?
Zeer zelden, ik lees niet, ik word gelezen.
Die quote steelt u dan weer van Jan Cremer, mogen we stellen
dat u een oeuvre aaneen breidt met gestolen quotes?
Ik eet graag appels.
(journalist en fotograaf wisselen blikken van verveling en
ik slurp mijn koffie, maar die is nog steeds te heet)
Uw eerste roman deed mij denken aan Herman Brusselmans. Wat
mij opviel is dat u er alles aan doet, om plaatsnamen er buiten te laten.
Nochtans vermoed ik dat Zaaien zich afspeelt in Gent.
Bent u wel heel zeker dat imkers geïnteresseerd zijn in mijn
werk?
Zijn er wellicht films die u beïnvloed hebben? In uw tweede
boek, Sanja vallen bijzonder veel titels van films.
Bij God, zeg, imkers
(slurp, maar koffie nog steeds te warm)
Het hoofdpersonage in Zaaien rijdt de ene scheve schaats na
de andere, zijn de avonturen van Reimbrecht gebaseerd op autobiografische
realiteit?
Ach, ik zie al waar dit naar toe gaat. U wilt mij laten
zeggen dat ik een oversensitieve schandknaap ben die zich voor zijn
afzuigdiensten laat betalen in manuscripten van sukkelachtige ongepubliceerde
frustro-auteurs
In welke passages bent u op uw best? Ik vond de scène waarin
Reimbrecht op een begrafenis verzeilt zo ongeveer Dostojevski meets the Marx
Brothers. Echt heel sterk. Ik wou dat ik het zelf geschreven had.
Ik snap echt niet hoe imkers hier één bal kunnen aan hebben.
In uw boek de brekers verwerkt u heel scherp uw grote
kennis van de Amerikaanse burgeroorlog. Hoe oud is die passie van u?
Ik meen serieus dat u toch beter iets over de gebarentaal
van bijen doet.
Haalt u veel inspiratie uit uw passionele relatie met de
veelgeprezen Perzische Prinses?
Wist u dat honing het enige levensmiddel is dat werkelijk
nooit slecht wordt?
In Sanja, beschrijft u de wereld van een jonge vrouw die
een gekwelde kindertijd gekend heeft. Hoe zou u uw eigen kindertijd typeren?
In piramides graven ze dus potten honing op en die kan je
dus zo eten.
Mijnheer Peynsaert, zo heeft dit echt geen zin, hoor.
(fotograaf en journalist maken aanstalten om weg te gaan)
Wij bieden u de kans om reclame te maken voor uw werk. Ons
was verzekerd dat u het heel serieus meende met uw schrijverscarrière.
Ik heb nooit gevraagd om een interview voor imkers. Ik heb
een ander doelpubliek. Masochistische necrofielen.
U heeft ons zélf met een ton emails en geloofsbrieven overtuigd
om u deze kans te geven.
Dat zijn necrofielen die het uitsluitend doen met levende
lijken.
Kijk, ik zal u nog eens serieuze vraag stellen en dan zijn
wij genoodzaakt om dit gesprek af te voeren.
En kent u lunofielen?
Laatste kans, mijnheer Peynsaert. Wij hebben begrepen dat uw
vader onlangs overleden is. Denk je dat schrijven een rouwproces kan
versnellen?
Lunofielen kicken op seks op de maan. Ze kunnen enkel
klaarkomen als ze in een maanlandschap staan. De populairste plek voor hun beweging
is Mexico. Daar heb je een oude krater en die zit vol van hun kwakjes. Hele
gekke mensen, lunofielen. Wat ik mij altijd afgevraagd heb: zijn er ook
lunofiele imkers? Zal wel niet zeker?
Exit Hommel
Mmm, heerlijk, half lauwe koffie en rust, ja rust.
Ff de ober aan zijn mouw trekken.
Kan u Im a kingbee van The Rolling Stones spelen? Snel,
ik geef je 5 euro, als die twee het horen voor ze de deur uit zijn.
Dat soepbeen in een schort kijkt mij doodgemoedereerd aan.
Dat interview heb je wel even compleet verknald.
Ik vind het vooral zonde voor die imkers
Je bent echt wel een doordrammer. Echt niet meer grappig,
hoor.
Ik schrijf niet om grappig te zijn
Maar om eindeloos te zijn. Eindeloos vervelend en saai.
Ja, de ober was ook een frusto niet gepubliceerde auteur die
dacht dat hij hier bier en thee opdiende in ruil voor verslijtbare verhaaltjes.
En geen imker die er naar kraai.
'Je moet nog een beetje werken aan je eindzinnen.'
Zondagnamiddag. 26 april. Ik spoor vanuit Gent via Brussel
naar Jette. Men heeft mij gevraagd om een interview af te nemen met een
Filippijnse dissident. Hij schrijft ook, wordt mij enthousiast toevertrouwd.
Een niet te miskennen reclameboodschap, kwestie van mij extra warm te maken
voor deze nieuwe opdracht. Men benadrukt nog enkele keren dat het om een
sympathieke jongeman gaat, die vlot vertelt over de penibele toestand waarin
hij verzeild raakte. Nou dat belooft, een zondagmiddag zeker wel waard en het
adres waar het gesprek zal doorgaan, is nog makkelijk te vinden ook. Vlak bij
het station. Zo heb ik het graag.
In Jette dwaal ik als de Bohemer die ik ben, met grote ogen
door een kunsttentoonstelling. De muren zijn behangen met niet onaardige
schilderijen, maar met een prijskaartje dat mijn portemonnee al gauw duizelig
maakt.
Gespot met Belgisch gerstenat
Boven bij de bar tref ik hem Voor mij staat een tamelijk
lange, magere jongeman, met een uitnodigende glimlach die een even zo warme
inborst laat vermoeden. Nou ja, jongeman, navraag wijst uit dat hij toch al bijna
40 lentes telt. Mijn fout weze mij vergeven. Als je Axel onschuldig
twinkelende ogen ziet, die nog ongeschonden verwondering schijnen te kennen,
denk je dat je met een schrandere, opgewekte tiener te maken hebt. Maar Axel is geen tiener. Dat blijkt al na een kort
gesprek. Deze kerel weet zeer goed waar hij mee bezig is. Axel Pinpin is trouwens met véél bezig. Hij is
dichter en journalist, maar ook landbouwingenieur, vader en echtgenoot en o ja,
volgens de regering van zijn moederland, is hij in bijberoep ook nog eens een
te vrezen communistische guerrillastrijder. Als dat werkelijk zo is, weet hij
zijn gewelddadige verleden en oorlogszuchtige intenties goed te verbergen.
Zelden zon vreedzame ziel ontmoet.
Ons gesprek moet even wachten. Hij loopt als een kip zonder
kop rond, zijn performance moet zo dadelijk plaats vinden en er zijn nog wat
voorbereidingen nodig. En passant checkt hij voor de grap even of ik wel
degelijk Intal vertegenwoordig. Je weet maar nooit hoe ver de tentakels van de
foute krachten in de Filippijnen reiken. Werd Trotski ook niet vermoord door
een killer die zich eerst uitgaf voor een Belgische journalist? Axel lacht zijn tanden bloot en verzekert mij dat
hij er vertrouwen in heeft. Hij staat straks geheel en al ter mijner
beschikking, maar eerst wil hij publiek lokken voor zijn korte optreden.
In trance voor rechtvaardigheid
Dat ronselen van toeschouwers pakt hij bepaald origineel
aan. Hij stopt een bol touw in zijn achterzak en met daaraan verbonden een
houten karretje met een briefje erin: stop the killings. Dat sleept hij
achter zich aan. Het doet mij een beetje denken aan het kruis dat ene Nazareër
lang geleden torste, opdat zijn volk er beter van zou worden. Axel blinddoekt zich en een assistente wandelt mee
om hem klappen te geven met een geïmproviseerde knuppel. Als haar zachte tikken
net iets harder lijken aan te komen dan ze bedoelt, verontschuldigt ze zich
snel. Met deze dramatische scène trekt de activist het hele gebouw door.
Uiteraard stroomt enige tijd later Axel lokaaltje vol
belangstellenden. Axel valt als een
gepijnigde martelaar op de grond, in bezit genomen van getormenteerde spasmen.
Het geheel krijgt begeleiding van een indringend, dreigend muziekstukje.
Uiteindelijk staat de dichter op en neemt hij zijn blinddoek af. Hij moet
bekennen dat hij zich eventjes terug in de handen van zijn kidnappers waande.
Ik zeg kidnappers, want Axel wil dat
hier duidelijkheid over bestaat: hij werd NIET gearresteerd, men heeft hem
ontvoerd.
Axel prijst de film
aan die Intal heeft kunnen maken en nodigt iedereen uit om die samen te
bekijken. Later op de avond zal ik die zelf ook zien. Vooral de oproep van een
klein meisje die met doorleefde, scherpe stem naar de politie schreeuwt, zal
mij niet loslaten. Haar beide ouders zijn in koelen bloede afgemaakt voor haar
ogen. Weten jullie wel hoe lang het duurt voor je zoiets verwerkt?, vraagt
het meisje snikkend. Het kleine meisje, is eigenlijk een klein vrouwtje. Haar
kindertijd zit er al op. Gesmoord in het geweld dat haar thuisland teistert. Zo
veel is wel duidelijk.
Ik op mijn beurt ontvoer Axel naar een afgelegen kamertje, waar gelukkig
voor ons, enkele comfortabele zetels staan. Onze gast neemt een gemakkelijke
houding aan en steekt relaxed een sigaretje op. Veel tijd is er niet, dus ik
neem mijn pen en notitieboekje in de aanslag. Allereerst wil ik graag iets meer
weten over zijn kindertijd.
War. What is it good for?
Axel stond als kind
nogal onder invloed van zijn grootmoeder. Blijkbaar was zij nogal begaan met
het lot van de armen en prentte zij haar kleinzoon nadrukkelijk in dat er in de
wereld veel misstanden recht te trekken zijn. Verrassend genoeg was papa Pinpin
een soldaat, die eind jaren 70 actieve dienst zag in de strijd tegen
opstandige moslims. Op een nacht hoorde Axel zijn vader in tranen uitbarsten en tegen zijn
vrouw jammeren: Ik kan het gewoon echt niet meer.
Deze momenten schudden duidelijk iets wakker in de kleine Axel
. Aan de universiteit vertaalde deze empathie met de verdrukten zich in zijn
studiekeuze. Hij studeerde agricultuur en wenste met die kennis de boeren in
zijn land vooruit te helpen in hun streven een aangenaam bestaan uit te bouwen.
Met name door de landbouwtechnologieën te verbeteren. In een overwegend
agrarisch land als de Filippijnen kan men zulke kennis zeer goed gebruiken.
Van zodra Axel afstudeerde, in 1992, ging hij aan de slag.
Eerst als medewerker in Amerikaanse projecten. Hij hielp wegen en bebossing
uitplannen langs vliegvelden. In 1996 werkte hij voor het departement
wetenschap en technologie, waar hij subsidieaanvragen uitpluisde en al dan
niet goedkeurde. Binnen dit kader trok hij ook rond en onderwees hij de boeren
nieuwe landbouwtechnieken. Bij één zon bezoek, stelde een boer hem een vraag
die als een bom in Axel gezicht ontplofte. Allemaal goed en wel wat jij ons
hier leert, maar kun je ons garanderen dat ze ons land niet afpakken?
De vraag veranderde Axel levensloop nogal drastisch. Hij
had zich altijd al geïnteresseerd voor de moeilijkheden van de
landbouwbevolking, maar hij had zich nooit echt actief ingezet om hun belangen
te verdedigen. Hij gaf wel geld, maar daar bleef het dan zon beetje bij. Na de
bomvraag kwam daar verandering in.
Allen voor één en één voor zichzelf
Problemen hebben die boeren. Ja, allicht, maar welke dan? Om
het heel kort te zeggen: enkelen hebben alles en heel velen hebben niets. Wie
het Filippijnse grondbezit eens goed bekijkt, stuit op cijfers die minstens
enkele vragen oproepen. Op een bevolking van ongeveer 85 miljoen, zijn er
pakweg 56 miljoen boeren. Dat maakt 75 procent van het totale inwonertal. Van
die meer dan 50 miljoen landbouwers zijn er welgeteld 9000 personen die alle
land bezitten. Hoe komt die selecte happy few aan zon uitgestrekt bezit? Het
antwoord zou ons veel te ver leiden, onmogelijk om het binnen de lijnen van dit
artikel haarfijn uit te leggen. Wie dat wil kan het boek van Bert de Belder[1] er
op nalezen, daarin wordt de context helder geschetst. Volstaat te zeggen dat de
lange en turbulente geschiedenis van kolonisatie en overheersing (niet enkel de
Spanjaarden en de Japanners, maar ook de Amerikanen hebben er begin 20ste
eeuw op bijzonder brutale wijze huisgehouden onder andere A peoples history
of the United States van de auteur Norman Zinn beschrijft dat stukje
geschiedenis in zeer duidelijke termen) dit zorgwekkende onevenwicht in de hand
heeft gewerkt.
Hoe dat zo gekomen is, mag stof zijn voor historici,
belangrijk om weten is, dat die 9000 menselijk, al te menselijk!- er alles aan
doen om hun knusse positie en de vele daaraan verbonden privileges te behouden,
ten koste natuurlijk van de arme meerderheid. Een verhaaltje dat bijna zo oud
is als de wereld. Dus, begin ik mijn voor de hand liggende vraag, wat er
gaande is, is eigenlijk een strijd tussen rijk en arm? Axel knikt, You got it, right, William. Het is
een klassenstrijd.
Niet moeilijk om de situatie in te schatten dus, maar wat
doe je er aan?
I gave my soul for the working mans plight
In het geval van Axel luidt dat antwoord: alles wat in mijn macht
ligt. De jongeman gaf zijn mooi betaalde job op en ging zich voor de volle
honderd procent inzetten voor de boeren. De zekerheid van een interessant loon
dat elke maand op je bankrekening landt, kende hij van dan af niet meer. Hij
zette zich in voor de boeren, en zij deden in ruil wat ze konden voor hem. Ze
betaalden hem terug in de vorm van overnachtingsplaatsen en voedsel. Ja, maar,
wat vond jouw vrouw daarvan?, wil ik weten. Die vond dat in het begin niet
zon fijne gang van zaken. Axel verdiende meer dan gemiddeld, in de week had
hij een aangename job en de weekends stonden open om leuke dingen te doen met
het gezin. Toen Axel echtgenote echter zag wat voor een kracht er schuil ging
achter de boerenbeweging en hoe die zich mobiliseerde en organiseerde, raakte
ze er uit ook bij betrokken. Terwijl haar man zich inzette voor de landbouwers,
spitste zij zich toe op de belangen van arbeiders. Tot ze beviel van hun eerste
kind en de zorgen voor nakomelingen haar activistenbestaan onmogelijk maakte.
Uit noodzaak nam ze terug een normale job aan. Axel heeft alle begrip voor die beslissing.
Actiefilm of toch gewoon Filippijnse realiteit?
Niet iedereen was zo blij met Axel inzet. Men kan echter
niet direct een gezicht plakken op de personen die zijn ijver als een doorn in
het oog ervoeren, maar dat die personen bestaan, is wel zeker. Het zijn die
anonieme mensen die verantwoordelijk zijn voor heel wat geweld. Axel is duidelijk: de opdrachtgevers zijn de rijken
die hun rijkdom veilig willen behouden. En de rijken hebben de macht in handen.
Wie hen een strobreed in de weg legt, verdwijnt of wordt op klaarlichte dag
neergeknald door onbekende, gemaskerde mannen. Gerechtelijk onderzoek om de
daders te vatten, loopt al snel spaak, als er zelfs ook maar één stap
ondernomen wordt in die richting.
Axel zelf dacht ook
te zullen sterven toen hij op een dag klem gereden werd en zich omsingeld wist
door een veertigtal gewapende mannen. Op basis van flinterdunne aantijgingen
hij zou een communistisch strijder zijn gooiden ze hem en zijn gezelschap,
inclusief zijn chauffeur die met de hele zaak helemaal niets te maken had, in
de cel. Axel zou overdag vredig les
geven, maar s nachts de wapens opnemen tegen het regime.[2]
Filippijnse inquisitie
Het eerste jaar was het gevangenisregime bitterhard. De
gevangenen hadden geen toegang tot media, contact met de buitenwereld werd hen
onmogelijk gemaakt. Voor Axel was dat
het ergste aspect van zijn gevangenschap. Als getrouwde man, had zijn vrouw
officieel het recht om af en toe de nacht bij hem door te brengen, maar dat
bezoekersrecht werd hem ontzegd. De kleinste benodigdheden moesten zijn cel
worden binnengesmokkeld. De bewakers schuwden ook geen folteringen. Axel en
zijn gezelschap kregen kogels tussen vingers geplaatst, waarop men hun handen
strak inbond. Daarna sloeg men op hun handen. Men trok ook een zak over hun
hoofd en beukte toen op hen in, zodat ze zich niet schrap konden zetten om de
slagen te incasseren. Ze zagen de klappen immers niet komen.
Axel benadrukt vooral
het psychologische geweld. De gevangenen kregen krijsende vrouwenstemmen te
horen. Zogezegd de stemmen van hun echtgenotes die schreeuwden terwijl men ze onderwierp
aan verkrachtingen en andere vernederingen. Axel liet zich echter niet manipuleren. Blijkbaar
was de bedoeling van de folteringen dat hij namen van medestanders zou
prijsgeven, maar hij was niet van plan om zoiets te doen. Want, vraagt hij
retorisch: Welke dood is mooier dan sterven voor je principes? De beulen
speelden verder nog het psychologisch vaak afdoende spelletje good cop, bad
cop met hen, maar ook dat wilde niet lukken. Axel boog niet.
Hulp helpt
Meer dan twee jaar zat de man vast. In zijn cel schreef hij
gedichten, die van veel gevoel spreken, van hoop en volharding in idealen. Hoe
kwam hij dan uiteindelijk vrij, wil ik weten. Axel zou graag duidelijk stellen, dat hulp wel degelijk
helpt. Buitenlanders die regimes aanschrijven met grieven en protesten: op
termijn sorteren zulke acties het gewenste effect. Functionarissen kunnen een
stroom van sympathiserende brieven van over de hele wereld blijkbaar toch niet
zo maar naast zich neerleggen. Het zal ons, activisten, een hart onder de riem
zijn. Wat we doen, heeft verdorie zin. Als we merken dat onze tijd ver op is en
Axel terug moet performen, wil ik nog
horen waar hij het meest trots op is. Onze dichter vermeldt een allesomvattende
studie over koffieproductie, waarvan de bevindingen belangrijk zijn geweest
voor zijn land. Koffie is namelijk een belangrijk Filippijns exportproduct.
Plannen voor de toekomst
Met de klink van de deur al in zijn hand, vraag ik hem nog
wat hij nu van plan is te doen. Daar bestaat geen twijfel over: terug naar de
boeren, zijn werk verder zetten. Als slavist weerklinkt in mijn oren,
chazjdjenije v narod, dat wil zeggen: gaan naar het volk, zoals een trend
in het negentiende-eeuwse Rusland bekend stond, een trend waarbij
intellectuelen het volk gingen verheffen met hun kennis. De toenmalige
Russische plattelandsbevolking wist eigenlijk niet zo goed wat ze met die jonge
idealisten aan moest. Maar de Filippijnen zijn negentiende-eeuws Rusland niet.
Daar is de bevolking maar al te gretig om zichzelf op te werken. Ze weten wat
ze willen en dat is om te beginnen- een grondige, rechtvaardige herverdeling
van de grond. Iedereen die hen daarbij kan helpen, is meer dan welkom. Wij op
onze beurt kunnen helpen, door de ontwikkelingen op de voet te volgen, de
bevolking ter plaatse te laten voelen dat de internationale gemeenschap met hen
sympathiseert. Kortom, hun moed levende te houden. Mensen als Axel bewijzen dat het hen niet aan de nodige spirit
en creativiteit ontbreekt om door te zetten.
Nog heel snel vraag ik om uitleg bij het T-shirt dat Axel draagt. Een gekke kater springt wild uit wat
onmiskenbaar een geconfedereerde vlag voorstelt. De lezer weet misschien niet
welke vlag ik bedoel, maar heeft ze zeker wel al eens gezien. Het is die vlag
die de Ku Klux Klan graag te pas en te onpas bovenhaalt, hét symbool voor de
kortzichtige redneck, maar bij uitbreiding ook wel met open armen ontvangen
door iedereen die zich op de een of andere manier als rebel beschouwt.
Niettemin vind ik het vreemd om Axel in
zon T-Shirt te zien. O, die T-Shirt, die is van mijn favoriete band, The
Stray Cats!
Met een ontwapende glimlach en gedragen op de vleugels van
een onstuitbare levenshonger holt Axel weg. Verder op de gang is de documentaire
afgelopen en hij moet nog een woordje zeggen. De ontmoeting met deze krijger
van de ziel doet mij denken in de geest van auteur Paulo Coelho. Als je
bedoelingen goed zijn, als je weet welk doel jij moet bereiken in dit leven,
dan helpt de hele wereldgeest jou om dat doel te verwezenlijken. Love, peace,
empathy fluistert de lege kamer stilletjes als ik nog het volgende gedicht van Axel
overpen in mijn notitieboekje:
Letter to my son
Son, there is no one who will tell you stories this night,
You will twist and turn upon your bed, with no one beside you,
Hug close a pillow I left behind, or place a leg upon it
For I will also embrace you, here, where I have long been imprisoned
Son, no one will prepare your breakfast for tomorrow,
You will wake with no chocolates or pandesal° to greet you
Use the cup I last made my coffee in
For I will also eat with you, here, in the gloom op my prison cell
Son, the house remains silent upon your return,
With a deafening loneliness cast upon our darkened room,
Go play the music we last listened to, together,
For I also whistle it here, that tune we know and love
Son, learn well the tales of solitude and apprehension,
Realize the hunger of the farmer I have fought for,
And study the music of struggle and liberation
But always watch out for the ones who took your father away
één dag uit het leven van een uitgebluste scholier
Ik was als kind zo dom dat ik naar school moest
Een maandagochtend zeven uur 2001 in het 2de trimester van het 5de middelbaar.
Een wekker loopt stilletjes af. Wiens wekker? De mijne. Wie wekt hij? Mij dus. 't Is een wekradio, maar 't is slechts geruis dat mij uit mijn haast immer droomloze slaapt haalt. Ik luister niet graag naar de radio. Laat staan dat ik een favoriete zender heb. Dus word ik 's morgens tot actie aangespoord door geruis dat zich tussen de mij onbekende zenders ophoudt. Nee, op de radio draaien ze te veel rotzooi. Liever geruis dan. Ik sta op zonder heel veel moeite, maar ik trek wel mijn kleren aan met de gedachte: o wat ben ik toch moe. Ik ben 18 en scholier en ik behoor dus moe te zijn bij het gloren van de dag. Mijn kleding die slingert op de grond. Dat vind ik 't handigste. Mijn bed opmaken doe ik ook zelden. Ik slaap niet lekker in een bed dat niet overhoop ligt. Afgezien van de rondslingerende outfit is mijn kamer heel netjes. Dat kan haast niet anders, want er staat niks op. Alleen een kast met nog meer kleren, enkel dewelke ik draag, krijgen een plek op de grond. Roze muren en een klein kruisbeeld. Dat kruisbeeld laat ik oogluikend hangen, om mijn moeder geen hartkwaal te bezorgen, en omdat ik er nog niet uit ben of ik nu wel of niet gelovig ben. Ik ben instabiel en ik kan elke ochtend met godsdienst ontwaken. Ik zeg van niet, maar ik denk soms wat anders. Aangekleed ga ik de gammele trap af. Ons huis is voornamelijk in elkaar geflanst met afbraakmateriaal van andere huizen en laat mij toe te zeggen dat je dat merkt. Na een kort bezoek aan het toilet, dat een nogal merkwaardige ligging heeft, namelijk in de inkomsthal, ga ik naar de keuken waar mijn moeder aan de afwas begonnen is, "Yo madre", zeg ik, terwijl ik een geeuw probeer te faken. "Dag mijn manneke", zegt ze terug.
'Dag manneke' is haar ochtendbegroeting. Mijn moeder roept hiermee bij zichzelf een andere tijd op, de tijd dat manneke zeven jaar was. Die tijd vindt zij een gelukkige, omdat ik dan nog redelijk gelukkig was. Ik ken weinig van moeders - ik spreek er maar met één - maar 't lijkt mij dat moederdieren hun geluk altijd plachten af te wegen bij dat van hun jongen. 'k Geloof dat mijn moeder geluk wel op prijs stelt. De idee van 'Happiness is never grand' uit 'Brave new world' heeft zij nooit gelezen. Moeder leest geen boeken. Moeder is poetsvrouw. Daar heb ik geen problemen mee. 't Heeft wel wat flair, het statuut van 'working class hero'. Uit mij 'yo madre' spreekt een familiare plagerigheid, maar ook een zekere afstandelijkheid. 't Gaat mij om beide, maar wellicht toch meer om 't laatste. Alvorens aan 't ontbijt te beginnen - in tegenstelling tot vele jongeren ontbijt ik - zet ik 'Black Sabbath' op. Ik programmeer: 'sweet leaf', 'killing yourself to live' en 'Iron Man'. I love Black Sabbath in the morning. Die sfeer past het beste bij het escapisme dat zich in mijn binnenste roert met het vooruitzicht op zenuwdodende school. Het komende half uur zal het beste ogenblik van mijn dag wezen. In bezit genomen van dat escapistisch gevoel dat door de muziek nog versterkt wordt, geniet ik intens. Ik zie mezelf keer op keer sterven. Meestal vind ik de dood voor een vuurpeleton dat ofwel vaag blijft ofwel bestaat uit in het blauw gestoken uniesoldaten. Uniesoldaten vanwege mijn obsessie voor de secessieoorlog, Amerikaanse burgeroorlog of simpelweg 'The civil war' in 't Engels. Een obsessie jawel. Mijn obsessie. Gezeten aan mijn bord cornflakes - voedingswaarde: nihil, afgezien van de melk - ga ik een beetje aan headbangen doen, meegevoerd door de pijn die ik zo graag oproep. Bij 'sweet leaf', denk ik aan een liefde, een liefde die benijdt en beschimpt wordt door de wereld. Een hartverscheurende liefde, zoals ik er nooit één gekend heb en waarvan ik ook meer en meer vermoed dat ik ze ook nooit zal kennen. Ik ben 'desperate voor love', maar ik heb wel een intimiteitsprobleem, ik verdraag geen aanrakingen. Dat heeft te maken met mijn 'low selfesteem'. Zou ons Nederlands nog lang Nederlands blijven of een Engels dialect worden?
Dat gebrek aan eigenwaarde heb ik tengevolge van een plaag, de tienervloek; acné. In mijn geval heeft die vloek lelijk - ik kan het niet genoeg benadrukken - huisgehouden. Vandaar ook dat ik later bij 't scheren niet in de spiegel durf kijken. Ik scheer mij niet vaak. Douchen doe ik wel dagelijks, tanden poetsen enkel als ik de deur uit moet. Ook in de badkamer neem ik 'Black Sabbath' mee. Binnen een uur zit ik in een hellegat waar elke persoonlijke bezigheid genadeloos gekelderd zalworden. Muziek zit er dan niet in. Dus moet ik nu mijn oren de kost geven, straks schakel ik hen toch uit. Je reinste zelfbescherming noem ik dat. Ik schraap blindelings het windhaar van mijn geteisterde geschonden kaken en ik haal de resten van 't ontbijt van tussen mijn tanden. Voorwaar geen simpel karwei, want dat grut kruipt overal. Ik deporteer de radio terug naar de keuken. Vijf tellen later sta ik met de handen in mijn haar boven mijn rugzak uit te staren. Zeven maand school en nog steeds ken ik dat vervloekt lessenrooster niet uit mijn hoofd. Mijn geheugencellen werken uitermate selectief. Ik gooi er wat boeken in. Boeken waar zonder twijfel interessante informatie in staat, maar die op een zodanige manier weergegeven is dat het strontvervelend wordt. Een overzichtelijke structuur heet dat. Bullshit, zeg ik.
Exit vrijheid
't Is nu zo ongeveer 10 over acht. Ruben en ik hebben een afspraak, de afspraak dat hij om 10 over acht aan mijn deur staat. Als hij niet komt, belt hij. In de meeste gevallen gaat daar regen aan vooraf. Ruben kan niet tegen regen. Ruben is een neger. Die kunnen niet tegen regen. Ik hou van regen. Bij regen contrasteert mijn gemoedstoestand niet met de weersomstandigheden. Vandaag is er enkel mist en de prikkelende stank van het vilbeluik een dorp verderop. De geur in kwestie is een geraffineerde mengeling van gecremeerde platgereden katten en overjaarse hondenbrokjes. Alsof er een verschil is tussen die twee. Ik sta alvast buiten te wachten, want blackie, een wel zeer voor de hand liggende bijnaam voor een neger, is toch weer te laat. Dat is een zekerheid. Een schooldag is één slopende ziekmakende zekerheid. Om 8 u 15 komt dan eindelijk de grootste klomp lui vlees ooit ontsproten aan een vrouw - een blanke nog wel, Ruben is een mulat - van om de hoek. Nooit zaten zo veel apathie, ergernis en demotivatie op een gammele fiets als de zijne. 13 minuten resten ons nog om vóór het tweede belteken op onze bestemming te zijn. Laat ik het zo stellen: we hebben geen schijn van kans. Ik heb werkelijk geen idee of het een algemeen kenmerk is van het Afrikaans continent, maar als Ruben zich dient te haasten, doet hij 't omgekeerde en niet eens zo subtiel.
Onderweg begint hij aan een monoloog die ik al 210 dagen moet aanhoren. Ruben is een computerverslaafde, moet je weten, een spelletjesfreak. Er is slechts één niet onoverkomelijk doch zeer enerverend probleem: stiefvaderlief verstopt enkele essentiële pc-kabels om de studie-ijver van stiefzoonlief enig reutelend leven in te blazen. Deze sabotagetechniek is menig zichzelf respecterend ouderpaar welbekend. Wat hun wellicht minder bekend is, is dat het niet werkt. Zeker in het geval van Ruben zet het geen zoden aan de dijk. Nee, de maatregel heeft zelfs nefaste gevolgen. Ruben, waarvan de creativiteit, net zoals de sprongkracht van de kat in 't nauw, niet onderschat moet worden, heeft er niet beter op gevonden dan 's nachts op te staan, voorzichtig door het ouderlijke huis te sluipen en die verwenste kabels aan hun schuilplaats te onttrekken. Deze nacht, zo maak ik op uit zijn met veel animo vertelde uiteenzetting, waren de begeerde draden te vinden in de kofferbak van één der ouderlijke wagens, want mama en papa zijn zo burgerlijk als maar toegelaten is van het buurtcomité. Waarom heeft deze burgerlijke stiefvader geen betere schuilplaats bedacht? Mundus vult decipi? Ik denk het wel ja. Dat studieminnende burgermannetje had toch gewoon die elektrische rommel mee op de slaapkamer kunnen nemen? Of is die schijtluis bang dat er op een keer een gefrustreerd zwarte, gewapend met een ordinair keukenmes (bij gebrek aan een machete) aan zijn bed zal staan om zijn burgerlijke darmen uiteen te rijten? Ik sluit niks uit en iedereen herinnert zich Rwanda.
Charon met de sleutelbos
Terwijl we onze school naderen, valt het ons op dat de straten geen schoolgaande jeugd meer herbergen. Ook de markt is leeg.Dat wijst er op dat het schoolgebeuren zijn aanvang heeft genomen. Versnellen doen we echter niet. Ruben leeft zo ongeveer op het ritme van de brousse. Dat laat zich niet versnellen. Op dertig meter van de schoolpoort zetten we er toch maar een beetje vaart achter. De portier heeft, in het zweet zijns aanschijns, geleerd dat het groene ding achter hem dicht moet om 8 u 28 min. We halen het nog net, samen met een tiental andere rampstudenten. We glippen door het kiertje dat de portier, die vetbuik aan de oever van onze Styx, in zijn goedheid nog overlaat om ons tot verdere spoed aan te manen. Hij werpt ons nog de vaderlijke raad na van vroeger vertrekken. We lopen verder met een onverschilligheid die deze tempel der apathie zeker siert, alleen om aangeklampt te worden door de heer Prefect. Een excuus voor een man. Hij wordt geplaagd door een slechte rug, want als goed christen gaat hij gebukt onder bergen zonden die hij zelf nooit durft plegen. Welk ander taaltje kan deze vrome voortbrengen dan een algemeen Nederlands dat zo onnatuurlijk is als vijf gekloonde kippen in een legbatterij? Omdat we al te laat zijn, vindt dit symbool van menselijke deugd het nodig om ons nog wat langer op te houden. "Ruben en kameraad" is zijn met een geforceerde strengheid uitgebrachte aanspreking. Zalig vind ik dat. Dat heerschap staat al een flinke stap dichter bij zijn tweede prozac van deze ochtend, enkel en alleen, omdat er twee zelfverklaarde losers vijf minuutjes te laat zijn. Zeven als we er zijn inspirerende tussenkomst nog gauw bijtellen. Ook volgens hem schijnt te laat komen, vermeden te worden door vroeger te vertrekken. En dan heb je van die mensen die beweren dat er op school niks te leren valt. Na dit korte oponthoud gaan we gezwind verder, al was het maar om te bewijzen dat we ook nu nog op tijd in de rij kunnen staan.
Groet aan de bel
Op de grauwe speelplaats troepen vele kuddes malse scholiertjes sament om weg geleid te worden naar de schoolbanken. Ik beroem er mij even op, dat het gevierde lid van de parochie van daarnet, mijn naam niet in zijn met de bergrede verziekte hersens had. In deze plek des onheils is anonimiteit een krachtig defensief wapen. Dat hij mijn naam schuldig bleef, vind ik niet zo verwonderlijk. Ik stop mij zo vaak als ik kan weg achter mijn 1 m 92 grote levende mokkakleurige schild. Zo zijn we bij één van de hoofdredenen aangekomen waarom ik zo vaak in het gezelschap van Ruben te vinden ben. Ook is het zo dat Ruben er bij de populaire club van ons jaar net buiten valt. Zij het zeer nipt. Alleen al om de oligarchie te verstoren, profileer ik mij als de hondstrouwe raadsman van Ruben. Die verwenste rij is natuurlijk net vertrokken als wij de paradegrond voor onze klas naderen. We wringen ons tussen andere klassen door met een gespeelde gehaastheid. De verrassend grote verscheidenheid van het schoolvlees passeert in mijn ooghoeken. Ik merk er op die tot de handelsrichtingen behoren. Die zijn gemakkelijk te herkennen. De jongens dragen er witte petjes en blazers en hebben voetbalbenen. De meisjes hebben schoenen aan die op stelten lijken. Ze zijn massaal geblondeerd. Luidruchtig zijn ze ook.
In de handelsrichtingen is sprake van een grote uniformiteit. Als individu stellen ze weinig voor en dus komen ze naar buiten als groep. Stoer doen, voetballen en sms'jes sturen is zo wat alles waar ze goed in willen zijn. Moderne passeren even later. Bij hen is al veel minder sprake van uniformiteit. Wel zijn zij het vrolijkst. Misschien komt dat, omdat ze richtingen volgen waar de druk minder is dan in de Latijnse, maar zonder dat ze zich daarvoor moeten schamen. De handel is altijd nog lager. Hun humor is zeer speels, bestaat vooral uit practical jokes. Struikelende mensen ontlokken meestal een bulderend gelach in hun kringen. Uiteindelijk wroeten we dan door uitgedunde rijen leerlingen die wél stand houden in de klassieke richtingen. Hier is sprake van de meeste diversiteit. In Latijn-Moderne talen, de richting waar ik in vertoef, overheerst het melancholische, klagerige type. Het steekt hen een beetje dat ze het in Latijn-Wiskunde niet kunnen rooien. Die richting geldt als de zwaarste en dat is ze ook. Dat durft de gestapo soms openlijk te bekennen. Onze klas heeft de bijnaam 'vuilbak'. Leerlingen worden er in weggeworpen. Als je ergens slecht in bent - geeft niet wat - dan ga je daarheen. Een gebrek aan talent voor wiskunde is natuurlijk een vereiste, maar als je op de koop toe slecht bent in talen, geeft dat heus niet. We spenderen meer tijd aan taalvakken, maar we gaan gewoon aan een trager tempo. De Latijn-Griekse kan ik niet typeren. Ze bestaat enkel uit Ruben. Die is er ooit in verzeild geraakt om het vak wiskunde te ontduiken. Hij scoort er nooit onder het klasgemiddelde. Latijn-Wetenschappen is sterk verwant met Latijn-Wiskunde, maar in de wetenschappen zijn ze speelser en schenken ze iets minder aandacht aan de studieboeken. Dat zijn dus de ingrediënten van deze mensenzee. We bereiken de deur die tot mijn hel leidt. Ruben stormt er doorheen en ik volg met een gezicht dat boekdoelen spreekt.
Buiten is zon, buiten is leven, hier is de non, les aan 't geven
Poolse krijgsgevangenen schreeuwden nog 'Niech zíje Polsjka' alvorens de Nazi's hen neermaaiden. Ik kijk zo hatelijk als ik kan om te laten merken dat ik niet gekraakt ben. Je hoeft het leraren niet gemakkelijk te maken. Ze hadden best een andere job kunnen kiezen. Ik heb niet gekozen voor wiskundeonderricht en dat mogen ze weten ook. Ik zet mij achter die verwenste bank, tuur nog even rond, diep met een zucht de werktuigen der wiskunde op. Ik zie gele en witte kleuren, kaal en koud. Ze zijn er op gericht ons zo kalm mogelijk te houden. De lichtbruine, beige gordijnen, de bleke vloer en de bloemloze planten schreeuwen: Let op! Noteer! Zwijg! Voor mij zitten mijn medegevangenen. Ik doe mijn uiterste best om iets van leven te ontdekken, een zweem van eigen gedachten. Niets wijst in die richting. Ze moeten zich wel vervelen.Dat kan niet anders. Ik heb hen het vaak genoeg horen beweren. Toch merk je het niet. Voor mij zitten veertien robotten. Slaafs noteren ze alles wat er gezegd wordt . Nog netjes bovendien. Vijf jaar middelbaar onderwijs heeft hen zo gemaakt. Vijf jaar opmerkingen, nota's en oeverloos muggenziften heeft hen geleerd dat ze hun geest maar beter thuis laten, dat er op school geen plaats is voor persoonlijkheid. Sommigen zijn erger aangetast dan anderen. De kritieke gevallen hebben nog slechts een spons in hun hoofd. 32 uur per week zuigen ze alles op wat er gezegd wordt. Zelfverworven kennis is hen geheel vreemd, schijnt hen zelfs ongepast toe. Het typevoorbeeld hiervan zit enkele meters van mij. Hij is druk in de weer met het kopiëren van grafiekjes. Dat doet hij met een nauwgezetheid Michelangelo waardig. Thomas is zijn naam. Hij is de natte droom van elke leraar. Je kunt je er niet aan ergeren, je kunt je er enkel over verbazen. Helemaal vooraan staat dan waar het allemaal om draait dit uur: de wiskundelerares. Ze is gekleed naar de aard van haar vak: kleurloos. Het is bepaald moeilijk om haar niet voor een non te verwisselen. We vragen ons dan ook af of haar moeder overste er weet van heeft dat zij overdag het onderwijs in grijze nevelen stort. Wiskundeleerkrachten scoren qua vakbekwaamheid het hoogst. Dat deelt hen meteen in bij de minst aangename krijtverslinders. De mannen onder hen zijn meestal kaal of kalend, de vrouwen ronduit onaantrekkelijk. Van alle leraren hebben zij het minste contact met de leerlingen. Namen interesseren hen al niet, gefixeerd op cijfers als ze zijn. Ondanks dat zijn ze als mensen de kwaadste niet, ze kunnen het gewoon niet helpen. Wat ik het meest aan hen apprecieer is dat ze zichzelf blijven en dat ze menen wat ze zeggen. Desondanks is een les wiskunde voor mij bijzonder onwelkom. Het vak is mijn zwaard van Damocles. Het prikt nu al in mijn nek. Zonder wiskunde zou ik veel geruster zijn in mijn slaagkansen. Een eigenschap die mijn antipathie jegens het vak nog aanzienlijk versterkt. Ik haal zeer tegen mijn zin een blad en een pen uit mijn rugzak, maar kom niet aan noteren toe. Naast mij is Ruben aan zijn ontbijt begonnen. Al kan je tonic drinken bezwaarlijk een volwaardige maaltijd noemen. Zijn jas heeft hij niet uitgetrokken, die extra warmte is bevorderlijk voor zijn slaappogingen. Zelf geef ik alle hoop op eigenhandig vergaarde notities op. Ik troost mij bij de gedachte aan een kopieermachine en leg mij toe op mijn traditionele vorm van broodnodig tijdverdrijf. Tempus fugit, zeggen ze, nou niet in een wiskundeles. Talrijke lijstjes passeren ook nu de revue: mijn tien favoriete Beatle nummers noemen, zoveel mogelijk nummers van The Rolling Stones opschrijven, namen van generaals, hoofdsteden, noem maar op. De lijst die steevast terugkeert is die der vijftig staten van Amerika. Die construeren staat garant voor x aantal minuten vervlogen tijd. Enkel met dat doel voor ogen heb ik die uit het hoofd geleerd. Op die manier moord ik een lesuur wel uit. Mijn gemoedstoestand duikt naar een dieptepunt. De gedachte aan een C-attest (gelijk aan een enkeltje Birkenau) gaat op mijn hele lijf hangen. Ruben doet zijn best om onopvallend in een pc-blad te lezen, zonder succes weliswaar. De cijfervrouw maant hem aan 'zijn lectuur' weg te stoppen. Ze merkt dat ik niet bij de les ben, maar ze laat me met rust. Dat valt me van d'r mee. Als de bel gaat, produceert mijn lichaam kortstondig zaligmakende chemische stoffen. Die welkome reactie ebt dra weg. De dag is nog lang niet ten einde.
Stalin leeft
Een les geschiedenis is de volgende halte op het pad dat ons de status van bruikbare burgers dient te bezorgen. Geschiedenis is een van mijn interesses. Op school is het even goed een bron van ergernis. Met als enig positief punt dat ik er geen moeite hoef voor te doen. Geschiedenis een vak dat een eigen lokaal verdient. We breken op en beginnen aan de verhuis. Ruben en ik zijn vanzelfsprekend de laatsten die 't lokaal verlaten. De leraar Geschiedenis heeft de bijnaam Paki. Hij lijkt sprekend op een Pakistaan. Geschiedenisleraren zijn net als leraressen Nederlands geabonneerd op "De Standaard". Met dat verschil dat leraren Geschiedenis er af en toe in lezen. Dit exemplaar is net iets meer zegen dan vloek.Hij leert ons sporadisch iets bij. Wat ik tegen hem heb, is zijn air van alwetendheid. Verder is er natuurlijk de oppervlakkigheid, inherent aan alle lesactiviteiten op school. Ik heb hem bijvoorbeeld horen zeggen dat de Russen in Afghanistan verlieten in body bags. Ik heb er niet op gereageerd. Die vent houdt niet van kennis die de zijne niet is. Het is echter zo dat Russische gesneuvelden Afghanistan verlieten in speciale kisten die je als particulier onmogelijk open kon krijgen. Der Iwan werd immers in die mate verminkt door de Mohammedanen dat het thuisfront slechts het gezicht te zien kreeg. In de kist zat een klein raampje. Als ik volgende week strafstudie wil, moet ik hem deze bijsturing nu presenteren.
Zonder zijn aureool van alwetendheid zou ik het hem niet eens kwalijk nemen. Na een opstandig trage verhuis, komen we met z'n allen het aangepaste lokaal binnengesloft. Ik neem plaats naast Yannick. We zijn op nummer gezet. Een extra maatregel om frivoliteiten geen kans te geven. In mijn geval is dat beslist mislukt. Yannick en ik vormen een komisch duo. Toegegeven, bij Paki houden we ons relatief koest. Ik verdenk Paki er van Stalin en Lenin in een meer dan gezonde mate te bewonderen. Leraars met zo'n ferme voorbeelden herinner ik pas als laatstejaars aan hun foute beroepskeuze.
Vandaag heeft hij het over Napoleon. Dat vind ik een hoogst interessant onderwerp, maar ik voel mij zo wegkwijnen als hij 's mans leven in minder dan tien minuten samenvat. Je zou denken dat die Corsicaanse dwerg beter had verdiend. Een naïeve misvatting. Ik mag juichen dat zijn militaire ondernemingen überhaupt aan bod komen. 'Histoire bataille' heeft afgedaan bij Paki. Hij laat niet na dat dikwijls genoeg te zeggen. Vermoedelijk stelt hij zijn hoop in de atoombom, om alle kennis van conventionele oorlogvoering geheel overbodig te maken. Ik blijf gespannen luisteren om iets nieuws op te pikken, maar een opfrissing van de term 'continentaal stelsel', is vrijwel alles wat ik uit de brand kan slepen. Ik had evengoed enkele strips van Bakelandt kunnen lezen. Terwijl ik zo zit en denk, vergaap ik mij aan de toch wel treffende gelijkenis met een Pakistaan. Zijn ware naam is Yoga en dat kan hij niet wegstoppen. Hij ademt opvallend correct. Verder houdt hij zich kaarsrecht en zijn figuur laat geen braspartijen vermoeden. Die vent zit elke dag op een matje met zijn scheenbenen in zijn nek. Ik betwijfel dat hij van de gelegenheid gebruikmaakt om zichzelf te pijpen. Nochtans, als je zijn vrouw ziet, zou je hem prompt uitroepen tot masturbatiekoning. We noemen haar het spook. Haar linkeroog is op de vlucht voor haar gezicht. Zo'n appetijtelijke brok is het. Ironisch genoeg geeft ze esthetica. Hij geeft bijzonder monotoon les, maar met veel en wild gebruik van zijn handen. Een groot aantal van zijn zinnen begint met ' 't is misschien niet slecht '. Hij verkondigt zowaar eigen meningen en boven zijn bord hangt de spreuk: 'aude sapere' (durf te weten). Hoe bemoedigend dit alles ook mag lijken, oplichterij is het wel degelijk. De spreuk mist een cruciaal aanvullinkje, zijnde: quod EGO sapio (wat IK weet) en ga daar vooral niet buiten. Een medeveroordeelde in mijn klas heeft het ooit gewaagd om zijn idyllische afschildering van Afrika - je moet er maar op komen - te nekken. Na de les werd ze prompt gedwongen tot een verontschuldiging, veilig onder vier ogen. Ik zei 't al, vadertje Stalin heeft nog aanhangers.
Uitwaaien zonder strand
Tien minuutjes speeltijd is wat volgt op vijftig minuten verminkte geschiedenis. De benaming speeltijd is nog lang niet achterwege gelaten. De term past volledig in het kader van beoogde onderwerping. Kinderen spelen, kinderen hebben niks te zeggen, dus wij zullen spelen. Die tien minuten vul ik steevast in met melancholische overpeinzingen. Moreel masochisme lucht meer op dan je zou denken. De omgeving waarin ik vertoef is die van 'the cool crowd', een kern van jongens die zich beter voelen dan de rest en die zich laten omringen door een uitgelezen hof. Enkele aantrekkelijke en vooral onderdanige jonkvrouwen kunnen hierbij vanzelfsprekend niet ontbreken. Narren zijn er ook. Soms komt er zelfs intelligente humor tot stand. Opvallend hierbij is dat 'The Simpsons' een niet te overschatten impact hebben op onze jongerencultuur en op onze cultuur, tout court. Vlaanderen maakt voor het eerst in zijn geschiedenis kennis met sarcasme. Ongeveer vijfhonderd jaar later dan de Angelsaxen. Geeft niet, Oost-Europa doet er nog wel tweehonderd jaar langer over. Enkele banken in de buurt van de meisjestoiletten maken de troonzaal uit. In het midden zit meestal koning Dieter, met aan zijn zijde hofmaarschalk Tim. Jerre is de hofnar met het meeste aanzien. Sam is de lagere edelman die zijn best doet om te delen in de populariteit van de prominenten, van de aristoi.Een onderneming met wisselend succes. Geachte edellieden zijn Jochen en Peter, twee DJ's, troubadours zeg maar.
Ruben is de parasiet van het gezelschap. Zelf hang ik er maar wat bij. Zeer korte opmerkingen zijn welhaast mijn enige bijdrage. Ik word aan't hof getolereerd omdat ik één jaar ouder ben, geen hogere positie ambieer en mij onopvallend gedraag. Meestal zit ik op het uiteinde van één der banken en daar zit ik het beste. Je hoort alles, je ziet alles en zelf ben je redelijk beschut tegen de boze wereld van een middelbare speelplaats. Het geruis dat over zo'n gebetoneerde grasweide hangt, inspireert bovendien tot dagdromen. Wat kan een asociale achtienjarige jongen meer wensen? Studeren behoort ook tot de mogelijkheden. Ik kan dus niet klagen. Vandaag is het hof naarstig op zoek naar vrouwelijk schoon. De zomerzon drijft de hormonenproductie op en dat mogen de overgevoelige en extreem zelfbewuste jongedames tot hun spijt ondervinden. Net voor de meisjestoiletten is het hof uitstekend gepositioneerd om een boel vrouwvolk uitgebreid te keuren. De schoonheidsjacht valt echter maar mager uit. De jury wordt iets grimmiger. Ze gooien hun uitgesproken afkeur naar de wandelende vleeswaren. Op tientallen meisjeskamers vloeien vanavond bittere tranen.
All students are tortured equally
De bel maakt een einde aan deze mensonterende vleeskeuring. Vijftig minuten Engels wachten ons. De lerares die daarvoor zorgt, is niet bepaald populair. Ten onrechte vind ik. Bij haar kan je wél aan vrije meningsuiting doen. Op een middelbare school is een populaire leerkracht, een grappige leerkracht en daardoor ook een man. Een populaire vrouwelijke leerkracht is een knappe vrouwelijke leerkracht. Zij is niet populair, maar ze tolereert mijn zever en dus tolereer ik haar. Tijdens deze les wil ze dat we een opstel schrijven. Ze zou graag vernemen hoe het vijfde jaar ons bevalt. Na een onderdrukte vreugdekreet - mijn opinie wordt gevraagd! - haast ik mij om het volgende op papier te krijgen: The fifth year is extremely difficult. School is brutal and you can not refine it. Teachers demand unconditional surrender to their will. Rebellion is punished severely. Most students are bored. Our minds have been crippled. We've been taught to obey. Insubordination is everyone's goal but television has destroyed the minds of the strongest. My fatal flaw is laziness. I can't focus on my schoolwork. They do not teach me the things I want to know. My brain cells are on a rout, totally demoralized. We only use 5% of our brain. I use even less. Our Latin teacher is the best cure for insomnia. The first week it was exciting to get to know the new students. The second week we were tired of them. With Karen missing in action and Wouter attending a school for soon-to-be-nuns our morale level is at it's lowest point ever. Our history class with the man from Pakistan is a mental torture. Our Latin lessons are a test of life or death for our noses. And last but not least, the money we give to Haiti disappears in the pockets of a semi-professional soldier. We simply try to survive with a grim determination to gain our high-school diplomas. And then we can all live on social security. God bless Belgium. Karen en Wouter zijn twee medestudenten die 'weggezuiverd' zijn. De semi-professionele soldaat is onze leraar Frans. Na zijn uren speelt hij luitenant-kolonel in het Belgische leger (waar tweetaligheid dé voorwaarde tot promotie is) Ze laat ons één voor één onze pennenvruchten voorlezen. Ik krijg er de lachers mee op mijn hand. Ze geeft mij 9 op 10. Mijn objectiviteit tegenover haar was al wankel en ligt nu aan diggelen op de grond. Deze leerkracht kan er mee door. Zij laat ons echter in de steek en draagt de rostra over aan de Teutoonse die ons Duits geeft.
Blafles
De Teutoonse is blond - hoe kan het ook anders? - groot en ze kleedt zich uitermate deftig. Niet saai of lelijk, neen, gewoon oerdegelijke, Duitse secretaressekledij. Ze lijkt wel niet weggelopen uit de Bund Deutcher Mädel. Daar is ze te intelligent voor. Maar de S.S. wil ik niet uitsluiten. Ze denkt dat het in mijn bovenkamer goed scheef zit. Ik werk gewillig mee om die gedachte vooral levendig te houden. Daarom benut ik elk kansje om Duits te associëren met de Nazi's. Ik moet dat deprimerend taaltje niet. Voor een gedwee en onvermijdelijk gehoorzaam volk als de Duitsers, kan ik weinig appreciatie opbrengen. Je ziet tot wat een gebrek aan opstandigheid kan leiden. De Führerin die ons dé schreeuwtaal bij uitstek machtig maakt, is een toonbeeld van Germaanse daadkracht. Haar lessen suizen voorwaarts als een experimentele Japanse trein. Hoe klein mijn liefde voor de taal van Goethe ook is, ik moet bekennen dat ze een bedreven en getalenteerde leerkracht is. Bovendien laat ze mijn oncontroleerbare opmerkingen oogluikend toe. Maar het belangrijkste is dat ze er in slaagt ons Duits bij te brengen. Hoe gek het ook mag klinken, ik wil bijleren. Vandaag heeft zij besloten om ons aan een dictee te onderwerpen. Gezucht alom, maar allen nemen zij toch hun pen ter hand. Enkel maar zuchten is zo'n zielig protest, zeker als je nadien gewoon doet wat van je gevraagd wordt. Met het dictee komt ook de stilte eigen aan een overhoring. Er hangen punten aan vast en punten zijn als geld; mensen doen er alles voor. In sneltempo dicteert ze ons een half kantje. Na afloop vraagt ze dat we zelf ons aantal fouten inschatten. Twee, noteer ik optimistisch, maar ik bedenk mij en zet er 1945 op. Deze laat ik niet voorbij gaan. Dan is het afgeven geblazen. Ze is niet van plan om een hele les aan een dictee te verspillen. 'Arbeit macht frei' zegt Yannick met een toon een S.S.-Gruppenführer waardig. Ruben is er niet, want die heeft veel minder Duits. Duits is zowat het enige dat mijn klas beter kan dan de rest van de Latijnse.
Lunch race
Op Duits volgt de middag. De gedetineerden mogen, nee moeten, de maaltijd gebruiken in de refter. Buiten eten is verboden. Het gebrek aan plaats in de refter, geeft wat wedstrijdgehalte aan het gebeuren. Als je wil vermijden - en als je maar een beetje puber bent, wil je dat - staande te moeten eten in het zich verkneukelende oog van de hele zaal, dan kan je maar beter spurten. Om ter bestemming te komen, moeten mijn klas en ik door drie poorten. Die poorten zijn te smal voor alle kuddedieren die er doorheen willen. Het logische gevolg is dus filevorming. Wij, Vlamingen, zijn geen Britten die aangeboren talenten hebben voor rijvorming. Bijgevolg heeft de weg naar de krappe eetzaal veel weg van de Groeningenkouter anno 1302. Dit moment van de dag is zeer vruchtbaar voor de ontwikkeling van misantropen en claustrofoben. De psychiatrie vare er wel bij.Extra problemen in deze mierennest: die poorten zijn vaak niet eens volledig open.Er komt ook een minderheid uit de andere richting Bovendien zijn er van die leukerds die aan de doorgangen een babbeltje slaan en voor niks wijken. Een stevige dosis opmerkzaamheid komt hier erg van pas. Het centrum van deze massa staat, om een reden die mijn verstand te boven gaat, veel sneller stil dan de flanken of op zijn minst één flank. Daar moet je wezen. Met enig wringen kom je er dan wel. In de eetzaal zit ik bij dezelfde groep als op de speelplaats. Mijn eerste reflex, als goede hofgenoot, is plaats houden voor de rest. Plaatsen verderop reserveren heeft geen zin. Plekken vlak naast jou zijn veilig tot als het echt niet anders meer kan. Om je bezetting uit te breiden, ben je best dat je met je groep plekken tussenlaat. Daar waagt niemand zich, want dan zitten ze midden in een vreemde bende. De vijandigheid waarmee we allen doordrongen zijn, is uit te buiten. Gezeten aan onze dis is niet de voltallige klas, want die is niet hecht. Alleen de jongens zijn present, Yanick en Thomas uitgezonderd. Yannick zit bij voormalige klasgenoten, want hij heeft lak aan het hof en Thomas eet bij zijn meter. Het gezelschap stamt uit verscheidene klassen. Er kunnen sterke verhalen uitgewisseld worden. Mijn opstel wordt terloops vermeld. Ik reageer niet. Informeren naar wat de getolereerde weirdo uitspookt, is dagelijkse kost. Anne, het enige meisje in de groep, zit mij aan te kijken. Als ik haar blik vragend vang met de mijne, moet ze lachen. "Jij kan zo vreemd kijken" ,zegt ze. Ook dit moment is routine geworden. Ze zegt dit elke middag, op dezelfde toon. Als ik vrijdag mee op café ga, weet ik al zeker dat Tim vraagt wat er scheelt omwille van diezelfde vreemde blik.
Here comes that girl again
Volgende probleem op het programma is het ontduiken van de studiemeester. Die kerel ziet er op toe dat er geen rommel op de vloer achterblijft. Iedereen wil weer zo snel mogelijk weg en wil niet aangehouden worden om een papiertje op te rapen. Waarom niet? Omdat we tieners zijn. Het minste geringste akkefietje ruikt naar gezichtsverlies. Ik geraak er weer langs zonder oponthoud. Ik bedenk zoals zo vaak dat mijn geluk ooit uitgeput zal zijn. Bij het verlaten van de eetzaal zijn mijn gedachten al gefixeerd op de herovering van mijn kalme plekje, mijn eigenste Gibraltar. Onze groep valt wat uiteen in het tumult van de tweede volksverhuizing, maar de edelen en de anderen - waaronder ikzelf -zakken allen af naar de begeerde twee banken. Ik arriveer net op tijd om mijn vergeethoek in te palmen. En laat ik niet gestoord worden, wens ik in stilte. Een gebruikelijke verstoring van mijn rust, is het voetbaltoernooi. Als er vandaag gespeeld wordt, is het risico groot dat het hof een acte de présence geeft aan het voetbalterrein. Voor mij houdt dat in: rechtstaan, meeverhuizen als er een andere uitkijkpost gevonden wordt, ballen ontduiken en veel duwen. Gelukkig is 't veilig vandaag, geen voetbal. Ruben en de andere atleten, dollen wat met een basketbal. Geeft niet. Er is nog genoeg volk over dat als levend schild kan fungeren. De anderen pikken hun vleeskeuring van deze ochtend terug op. Ik leg mij toe op het bestuderen van de voorbijgangers. Aan hun manier van stappen, kan ik een boek afleiden. Debbie uit mijn klas schiet voorbij met snelle passen. Haar blik ligt verankerd op de grond. Ze lijdt onder haar negatief zelfbeeld en wil zo snel mogelijk uit het zicht zijn. Ik merk er wel meer op die met eenzelfde probleem worstelen. Maar Debbie beent het snelst voorbij. 'Rood vestje' bevindt zich eveneens tussen de voorbijgangers. Het is Sam die haar zo gedoopt heeft. Hij heeft het zwaar te pakken van haar glanzend uiterlijk. Het betreft inderdaad een buitengewoon knap kind. Ze is te knap om aan te raken. Zij stapt niet met de schichtigheid van een neger op een bijeenkomst van de Ku Klux Klan. Ze schrijdt voorbij en Sam krijgt het kwaad. Ik zie ook arrogant vrouwvolk dat zich inbeeldt bekoorlijk te zijn. Zij schrijden niet. Zij rollen voort als tanks. Hun neus hebben ze in de wind, hun hele houding schreeuwt: kijk naar mij, kijk naar mij. Ik vind weinig zo afstotelijk als een dergelijke houding. Mensen die zichzelf ernstig nemen, verdienen een goed pak slaag. 't Is ook het soort dat meteen geshockeerd is. Willens nillens moeten die overbezorgde dametjes aanstoot nemen aan alles wat niet past in hun wereld van mode, make-up en de rijke etters die hun lieven zijn. 'Stupid girl' van The Rolling Stones zegt het beter dan ik. Gedurende tien tellen zit ik vast in een romantisch tienerkomedietje. Tot ik mij herinner dat dit soort films steevast een happy end heeft. Dat kan niet gezegd worden van de middagpauze. Die eindigt temidden van mijn dierbare mijmeringen. De bel, die bevelende en autoritaire godin, beveelt mij naar het sorteervak. Dieter en Sam blijven ostentatief hun plaats op de bank innemen, tot een oude vrijster hen tot actie port. Ik bevind mij reeds op de kruisweg in afwachting van betere tijden tot verzet. De prachtige voorjaarszon wordt gewisseld voor een muf lokaal op de eerste verdieping. Muf is een woord dat speciaal is uitgevonden om klaslokalen te beschrijven.
Sie ist shön wieder da
Op deze lentedag heeft het Ministerie van Onderwijs voor ons nog meer Duits in petto. De blonde lerares deelt ons mee dat de dictees verbeterd zijn. Nou, wij hadden niets anders verwacht van de vertegenwoordigster van een volk dat zijn oorlogsproductie nog weet op te voeren tijdens de meest infernale bombardementen. Mijn foutenraming heeft ze alvast begrepen blijkens haar ietwat verontruste blik in mijn richting. Ik had twee fouten en ben dus zeer tevreden. 'Van jou ben ik echt bang', zegt ze. Mooi zo. We gaan door met de oefeningen op naamvallen. Yannick heeft zich een hele voormiddag uiterlijk kalm gehouden, maar nu voelt hij het komisch vuur onweerstaanbaar branden. Zijn wankele concentratie verlaat hem volkomen als hij de in te vullen uitgangen -e, -n, en -en vervangt door woorden als vensterbank en hopsasa. Hiermee wil hij benadrukken dat er telkens weer een ander regeltje geldt en dat je enkel kunt gokken. Yannicks humor is mijn inziens van een hoger niveau maar je moet hem aan het werk zien en horen om het uit te schateren. Schateren is wat ik nu doe en dat is niet naar de zin van de Teutoonse. Het regent opmerkingen, maar ze haalt ons niet uit elkaar. Dat doen andere leerkrachten wel in haar plaats. Een andere aardigheid die we hanteren om lucht te geven aan onze beperkte aandacht, is het luidkeels vermelden van de resterende tijd. Nog zeventien minuten, nog zestien minuten, nog vijftien minuten. Elke lettergreep wordt uitgestuurd in een gerekte toonaard die het tergend effect ten volle doet uitkomen. In de huidige omstandigheden kan ik dit slechts hilarisch vinden. Stress en frustratie leggen de basis voor de slapste lach.Mevrouw Van Vaerenbergh, want zo heet die van Duits, verlaat ons kort daarop. Geen tijd om de bevrijding te vieren.
Verkoopt u ook echte opium?
In haar plaats komt de priester die ons godsdienstonderricht geeft. Ik verkies een priester boven een leek, want leken zijn nog net iets hypocrieter. Die weten meestal niet precies waarin ze claimen te geloven. Deze man van het kruis bevalt me wel. 't Is de eerste godsdienstleraar die ik ken waarbij enige studie vereist is om punten op je kar te laden. Het spijt mij dan ook enigszins dat hij binnenkort zijn bekeringsmissie overlaat aan zo'n verwarde amateur. Hij is gepromoveerd. In zijn branche mag dat nauwelijks een verdienste heten. De kerk is als een leger dat maar voldoende manschappen heeft om de plaatsen binnen de generale staf te vullen. Geen wonder dat hij opklimt. Zijn manier van les geven werd een beetje beïnvloed door Socrates. Hij bestookt ons wat graag met een aanzienlijke reeks vragen. 'Waarvoor dient het celibaat?' vraagt hij kort na zijn ongedwongen intrede. "Omdat mensen als u zich niet zouden voortplanten", mompel ik plagerig doch niet gespeend van een vereist minimum aan giftigheid. De grote smurf, want dat is zijn officiële bijnaam (zonder de hulp van enkele telefoonboeken komt hij 's zondags niet boven zijn altaar uit), vraagt aan een gelukkig lachende Yannick om te herhalen wat ik gezegd heb. Deze laatste schrikt daar niet voor terug. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht en dezelfde blik als van de Teutoonse kleurt zijn ogen als hij me vraagt milder te zullen zijn voor zijn opvolger. Leken zijn nog veel gemakkelijker op hun tenen getrapt. Mildheid zal mij geheel vreemd zijn, maar ik zwijg. De klas lacht ondertussen met een ondertoon van 'Amai, die durft'. Shockeren is een onderschat genot. De vragen zijn slechts als inleiding bedoeld. In sneltreinvaart beschrijft hij ons alle boeken van de Bijbel. Zo ook 'Numeri' waarvan hij zegt : 'het staat boordevol precieze getallen, maten en aantallen, je leest er voortdurend over dingen, zoals bijvoorbeeld, ik zeg maar wat, Abraham was 600 jaar oud ' ' en had tien tenen', vul ik verveeld aan. Hoewel ik dit nauwelijks hoorbaar uitbreng, pikt Yannick mijn aanvulling op. Meteen begint hij onbedaarlijk te lachen. Ik vervoeg hem twee tellen later. Mijn opmerking heeft hem verrast. Hij dacht dat ik ingedommeld was.
De rest van de les spenderen we aan het herhalen van dit ene zinnetje. We krijgen er niet genoeg van. Grote smurf is dan ook opgelucht als hij van haatsmurf en lolsmurf verlost is.Godin Rinkel Tinkel legt onverstoord haar ritme op. Wij mogen andermaal voor vijf minuutjes onze hersenen monteren.
Plaspauze
Yannick gaat er vandoor om mijn escapades te verhalen aan zijn maten. Nieuws over mij is daar zeer gegeerd. In een saai oord als dit worden niemendalletjes als mijn opmerkingen ware hoogtepunten in het officieuze schooljournaal. Yannick is verder niet vies van enige overdrijving om zijn publiek vast te houden. Ikzelf volg het hof en speel dagboek voor Ruben. Wat hij meemaakt zonder mij, vertelt hij mij in detail. Ik heb daar geen sterke bezwaren tegen. Hij heeft Grieks gehad en dat is hem zwaar gevallen, want als enige leerling in die les ligt het voor de hand dat hij wel aandachtig moet zijn. Vijf minuten vrijheid zijn zo voorbij. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een zelfde aantal minuten spreekbeurt. Rinkel Tinkel weergalmt in al haar grootsheid en wij marcheren naar een les Latijn, de koploper onder de slaapverwekkers.
Nagelvijlen en af en toe een gerundium
Het is niet zo dat Latijn op zich niet deugt. Integendeel zelfs. Wat fout is aan het vak is de leraar. Die gezagsloze brulaap brengt zijn uitgebreide kennis hemeltergend traag en geestdodend over. Correctie: angstvallig probéért hij ons die kennis over te brengen. De man, en hij niet alleen, onderschat ons. Hij gaat er vanuit dat we Latijn niet interessant vinden, omdat het te moeilijk is. Zijn ingenieuze oplossing hiervoor is alles minstens vier keer uit te leggen. Vier is slechts het absolute minimum, want in de praktijk waagt hij zich zonder verpinken aan tien herhalingen. Het spijtige van de zaak is dat de man over zo'n immense kennis beschikt en dat zo weinig daarvan doorgegeven wordt. Zijn kennis dankt hij aan zijn literatuurvraat. Die gaat samen met zijn culinaire vraatzucht. Ik heb het nooit gezien, maar zijn huis zit naar verluidt tjokvol boeken. Televisie heeft hij niet en hij is een verstokte vrijgezel. Overal waar je hem tegenkomt, heeft hij wel een boek bij. Zijn bijnaam is de Knor omwille van zijn aparte lichaamsbouw. Met hygiëne neemt hij het niet zo nauw getuige zijn lijfgeur. Ofwel zweet hij gewoon zo erg dat er geen zeep tegen gewassen is. Les geven is duidelijk iets wat hem veel plezier verschaft. Een enerverend minpunt is dat hij volstrekte stilte eist. Leraars maken vaak de fout, stilte gelijk te stellen aan aandacht. Niets is minder waar natuurlijk. Neem nu mezelf. Ik zit recht voor hem. Op mijn schooltas ligt het boek 'Platoon'. Ik zit op mijn dooie gemak te lezen, op één meter van hem. Het is zeker dat hij niets merkt. Hij is er de man niet naar om dit over zijn kant te laten gaan. Ik krijg een stijve nek van mijn ongemakkelijke houding, maar liever dat dan de foltering van een poging tot opletten.Als we vijftig minuten doen over de vertaling van twéé zinnen, haak ik af. Zijn uitwijdingen die er niets toe doen en veel te lang duren, ben ik onderhand kotsmoe. Een pluspunt van het vak Latijn is dat het veel wegheeft van vrije studie. We moeten zitten en zwijgen. De vertalingen krijgen we netjes gedrukt geleverd. Van grammatica snappen we geen moer, zelfs geen kleintje, en dus loont het niet om iets te noteren. Om te slagen voor Latijn is er een doeltreffende en beproefde methode. Je leert de vertaling uit het hoofd en je zorgt er voor dat je de bijpassende Latijnse tekst herkent. Dat geeft je op overhoringen net niet de helft. Bij het onderdeel grammatica vul je lukraak veel voorkomende termen in. Ablatief van oorzaak scoort bijvoorbeeld vrij goed bij Knor. Dat geeft je nog steeds niet genoeg om de helft te halen. Niet getreurd, er zijn nog de inhoudsvragen. Antwoord daar uitgebreid en met ingewikkelde formuleringen en je komt er wel. Wát je zegt, is niet zo belangrijk. Wel hoe je het zegt. Dat geldt voor alle vakken behalve wiskunde, fysica, chemie en biologie.
Als de zaken er zo voor staan, kan je probleemloos iets anders doen tijdens Latijn. Huiswerk maken, lezen, sms'jes sturen, voor een overhoring leren, soezen, fantaseren over een bloederige opschorting van de les Mogelijkheden te over. Helaas zit meer dan de helft van ons verdoofd voor zich uit te staren. Een minderheid noteert op autopiloot. Alleen Thomas, die overijverige Rus, de Stachanov van de familie, is uiterst nauwkeurig aan de slag. Ik doe mijn best om te vergeten dat ik op school zit. Mijn boek is niet kwaad, maar de film was beter. De klok slaat onverhoopt 15u55.
Daar aan de einder gloort de dag
Ik zit al driehonderd seconden in optimale staat van paraatheid om te vertrekken. Ik schiet weg en wacht net buiten de deur op Ruben. Eens verenigd met mijn gezel in destructieve futloosheid, maak ik mij op voor het naschoolse snoepritueel. De leden van het hof zijn suikerjunkies. Kort na schooltijd, elke dag van de week, gaat de koning met zijn gevolg om zoetigheden. Net buiten ons hersenspoelcentrum is een buurtwinkeltje. Ik ben niet zo'n zoetekauw en ik volg dus nodeloos. Waarom ben ik hier nog? Omdat Ruben hier rondhangt en ik weinig zin heb in een eenzame rit huiswaarts. En uit domheid. Alleen wij vertoeven hier nog uit vrije wil. Eens terug op de speelplaats - weer een vernederende term uit het sluw bedachte schooljargon -palm ik een bank in op een aangename afstand van de rest. Ze bootsen kinderstemmetjes na. Een modegril in onze humor. Dieter en Jochen zijn de vormvernieuwers. Ruben pikt hun humoristische trends als onvervalste bloedzuiger meteen op. Thomas als meeloper van het trage type zit levenslang één trend achter. Wat overschiet volgt over het algemeen vrij stipt. Alleen Jerre doet z'n eigen ding. Hun gesprekken zijn momenteel bewust doorspekt met de grammatica van driejarigen. Het had aanvankelijk iets komisch, maar de trend hoort ondertussen al twee maand dood en begraven te zijn. De vondst van Jochen om alle zelfstandige naamwoorden door 'entiteit' te vervangen was een kort leven beschoren. Absurde belastingen uitvinden, is een hardnekkigere stroming. De meeste informele clubs zoeken wel een hoogsteigen kenmerk. Deze heeft haar gading gevonden in absurditeiten. En in een blijven-plakken-op-de-speelplaats-ritueel. Het kan veel erger. Thomas verlaat ons als eerste. In een vruchteloze poging om Ruben tot spoed aan te manen, maak ik aanstalten tot vertrekken. Helaas komt er pas schot in de zaak als de prominenten verdwijnen. Ruben en ik zakken eindelijk af naar de fietsenkelder en stappen de vluchtige vrijheid tegemoet. Fase één van de missie Homebound is achter de rug.
Ik wil graag aangifte doen van een gestolen gisteren, een weggeriste dag en een ontvreemde morgen.
Thuis zijn we nog lang niet. In plaats van te fietsen, gaan we te voet langs de winkelstraten. Ruben stopt achtereenvolgens om te geilen op nieuwe pc-spellen, koortsachtig te bladeren in pc-bladen en om een donut te kopen. Als ik eerlijk ben, vind ik het wel iets hebben om zo lusteloos door de stad te slenteren. Ruben ontmoet bekend volk op de Grote Markt. Terwijl er zich een inhoudsloze discussie ontwikkelt, wacht ik verder op het moment van vertrek. Dat landt uit de grijze hemel (Tja, lusteloosheid maakt poëtisch ) om 17u15. Onderweg naar onze respectieve huizen spreken we over dingen als filosofie en geschiedenis. Op school leren we niks en om die paradox goed tot zijn recht te laten komen, beroemen we er ons op dat we uit eigen beweging studeren. Straffe mannen als Nietzsche maken vaak het gespreksonderwerp uit. Of uitzonderlijke historische gebeurtenissen. Schooldagen zijn zo radbrakend gewoontjes dat we beiden een levensgrote nood hebben aan extra-ordinaire feiten. Verder spuien we kritiek op het instituut dat ons meer de dan de helft van ons jonge leven ontfutselt. Onze voornaamste eisen zijn: meer zelfstudie, zelf onze vakken mogen kiezen, meer diepgang en minder bemoeienissen. Ruben verkiest het Amerikaans systeem boven het onze. Ik geloof niet in eigentijdse paradijzen. Van zodra we ons weer enigszins denkende wezens voelen, gaan we over tot kwaadsprekerij en roddelen. Zelf verkiezen we de term maatschappijkritiek. Zijne koninklijke hoogheid, Dieter, wordt door de mangel gehaald. We zijn het erover eens dat hij en veel van zijn onderdanen te veel aandacht schenken aan hun imago. Hun gezelligheid laat het er het leven bij. Voor Jochen is onze achting wel hoog. Hij steekt duidelijk uit boven de anderen. Hij kent zijn weg in het boeddhisme, heeft alle boeken van Nietzsche en Machiavelli gelezen, is goed in sport, populair bij de meisjes, zit in Latijn-Wiskunde en is vriendelijk bovendien. Zijn perfectie maakt mij altijd zenuwachtig. Het eindpunt van onze reis is nu gauw bereikt. We kunnen nog wel enkele uren doorkomen, maar Ruben moet met de nodige tegenzin naar de voetbaltraining. Ik betreed mijn huis, na mijn fiets te hebben gestald. Mijn ouders vragen waar ik zo lang uitgehangen heb. Het eten is al klaar, waarvoor mijn dank. Ik verdwijn naar de zitkamer met mijn avondmaal. De zeden van dit huis laten toe dat ik voor tv eet. Ik oefen controle uit over de lichtbak tot 20u. Daarna wil mijn moeder een soap zien. Op mijn kamer ontsnap ik aan die hypnotiserende rommel. Huiswerk heb ik deze avond grondig uit mijn gedachten verdreven. Voor morgen moeten we enkele Franse vervoegingen kennen en een tekst lezen voor Engels. Frans is echter gereserveerd voor het vijfde lesuur. Die vervoegingen bekijk ik onder de middag wel. Aan die tekst van Engels is een vragenlijst gekoppeld. Dat levert niet rechtstreeks punten op. Die lijst blijft mooi blanco. Ik lees tot 21u. Dan is het de beurt aan Jimi Hendrix. Zijn versie van 'Gloria' zet ik zo luid dat de buren probleemloos mee kunnen genieten. Daarna ga ik lopen. Gewoon enkele rondjes op straat. Ik doe dit voor mijn gezondheid, maar met al de CO2 die de mensen de lucht in sturen, werkt het wellicht averechts. Langs een drukke verkeersweg joggen is uit den boze. Mijn traject heeft een klein stukje snelweg, maar die is op dit late uur verlaten. Ik loop alleen in het donker van de nacht, omdat ik de blikken van mijn soortgenoten zo veel mogelijk wil vermijden. Na afloop douche ik, kijk nog wat tv, vul in telegramstijl mijn dagboek aan en ik kruip onder de wol. 't Is nu 23u30 en ik vervloek de komende ochtend al. Ik bol mijn deken tot een bunker en graaf mij in. Tegen de tijd vind ik geen bescherming. In dromenland wacht mij niets en als ik wakker word, is het dinsdag.
Op 23 april 2009 ging in Gent een interactief debat door in
een gebouw dat de welluidende naam Oehoe draagt. Het onderwerp: seksuele en
reproductieve gezondheid van vrouwen in Guinee, met de nadruk op het thema
vrouwenbesnijdenis. De vereniging Felica die het debat organiseerde, kon
rekenen op de hulp van enkele vooraanstaande deskundigen om de vele
ingewikkelde aspecten die aan deze wanpraktijk verbonden zijn uit de doeken te
doen.
Soms meer op de hoogte dan ze
zelf hadden gewild
De volgende mensen deelden hun expertise met de aanwezigen.
Mevrouw Els Leye is werkzaam op het vlak socio-culturele studies, zij zelf
richt zich meer specifiek richt op geweld tegen vrouwen en ijvert actief om FGM
(female genital mutilation) te voorkomen, onder andere in Sudan en Somalië. Mevrouw
Khady Koïta is auteur van het boek Mutilée waarin zij een aangrijpend verslag
geeft, niet alleen van haar besnijdenis, maar ook van de vele andere vormen van
onderdrukking, pesterijen en mishandeling waar zij het slachtoffer van werd. Na
een moeilijke jeugd wijdt zij zich nu met al haar kunnen aan het voorkomen van
FGM. Dr. Cathérine Loua is oprichter van de NGO Felica die actief is in Guinee.
Zij ontfermt zich onder andere over vondelingen en helpt tienerzwangerschappen
voorkomen. Dr. Wim Delva is een doctorandus die onderzoek doet naar de
verspreiding van het HIV-virus. Het geheel werd gemodereerd door Dr. An
Vercautere. Zij is zelf zeer goed op de hoogte van de problematiek, daar zij
zelf in Guinee actief is om het ergste leed te bestrijden. Naast moderator, nam
zij ook nog eens heel professioneel de taak van tolk op zich, want het debat
ging hoofdzakelijk in het Frans door.
Dat is alles en dat speelt toch zon grote rol!
Vooraleer ik verder ga, citeer ik een jong tienermeisje dat
anno 1944 in haar dagboek het volgende schreef:
Ik wou hem(Peter)
vragen of hij wel weet hoe een meisje er eigenlijk uitziet. Een jongen is van
beneden geloof ik niet zo ingewikkeld ingericht dan een meisje. Op fotos en
afbeeldingen van naakte mannen kun je toch heel goed zien hoe die eruit zien,
maar bij vrouwen niet. Daar zitten de geslachtsdelen of hoe dat heet wel meer
tussen de benen. Hij heeft toch vermoedelijk nog nooit een meisje van dichtbij
gezien, eerlijk gezegd ik ook niet. Inderdaad is dat bij jongens veel
makkelijker. Hoe zou ik die installatie in s hemelsnaam moeten uitleggen, want
dat hij dat niet precies weet heb ik uit zn woorden wel kunnen opmaken. Hij
had het over de Muttermund(baarmoederhals), maar die zit vanbinnen, daar kun
je niets van zien. Het is bij ons toch wel heel goed ingedeeld, voor ik 11 of
12 jaar oud was wist ik nooit dat er ook nog de binnenste schaamlippen waren,
dat was helemaal niet te zien. En het mooiste van het geval was, dat ik dacht,
dat het urine uit de kittelaar kwam. Toen ik moeder eens vroeg wat dit
doodlopende ding betekende, zei ze dat ze dat niet wist, hè die doet nu ook
altijd zo dom! Maar tot het onderwerp teruggekeerd hoe moet je zonder
voorbeelden nu in s hemelsnaam uitleggen hoe dat in elkaar zit? Zal ik het
hier vast maar proberen? Vooruit dan maar! Van voren als je staat, zie je niets
dan haar, tussen je benen zitten eigenlijk een soort kussentjes, zachte dingen,
ook met haar, die bij het staan tegen elkaar aanliggen, man kan wat daarbinnen
is dan niet zien. Als je gaat zitten spijten die van elkaar en daarbinnen ziet
het erg rood en lelijk vlezig uit. Aan het bovenste gedeelte, tussen de grote
schaamlippen bovenaan zit een huidplooitje, die bij nader inzien eigenlijk een
soort blaasje is, dat is de kittelaar. Dan komen de kleine schaamlippen, die
zitten ook tegen elkaar aan gedrukt net of het een plooitje was. Als die open
gaan, zit er daarbinnen een vlezig stompje, niet groter dan de bovenkant van
mijn duim. Het bovenste gedeelte daarvan is poreus, daar zitten verschillende
gaatjes in en daar komt het urine uit. Het onderstaan gedeelte lijkt wel alleen
helemaal overheen, het is haast niet te ontdekken. Zo ontzettend klein is dat
gaatje wat eronder zit dat ik me haast niet in kan denken, hoe daar een man in
moet, laat staan een heel kind uit. Dat gaatje kan je niet met je wijsvinger
in, maar niet eens makkelijk. Dat is alles en dat speelt toch zon grote rol!
Je Anne M. Frank
Een moeder zoals die van Anne die geen idee heeft wat een
clitoris wel mag wezen, is allicht niet meer van deze tijd of van deze streken.
Helaas hoef je niet ver te reizen om toch op dat soort onwetendheid en zelfs
nog veel erger te botsen. Zo worden nog dagelijks (!!) 6000 meisjes verminkt
door het verwijderen van dit huidplooitje, die bij nader inzien een blaasje
is.
Niet zomaar vingers wijzen
Als we denken aan vrouwenbesnijdenis, zijn we snel om die
traditie te linken aan de Islam. Dat verband is echter moeilijk om vast te
stellen. Ten eerste vraagt geen enkele passage in de Koran om
vrouwenbesnijdenis, ten tweede zijn er heleboel moslimlanden waar men de
ingreep niet toepast en ten derde zijn er genoeg andere religieuze
gemeenschappen die de praktijk juist wel kennen.
Waarom besnijdt men dan? Wijdverbreid is de notie dat
vrouwen met clitoris sowieso achter alle mannen aanrennen die in hun vizier
komen. Blijkbaar beschouwt men de clitoris in sommige culturen als een soort
klepel die met zekerheid de losgeslagen nymfomanie inluidt. Dus: uitsnijden die
handel, om hun eigen best wil.
De beweegreden achter de praktijk zijn alleszins niet
eenduidig. In het oude Egypte offerde men clitorissen aan de Nijl, om zo
vruchtbaarheid af te smeken. Soms beseft men ook niet welke functie de
vrouwelijke geslachtsorganen hebben. Men heeft het vaak ook over een
overgangsritueel, de besnijdenis is dan belangrijke stap in de overgang van
jong meisje naar jonge vrouw. In streken waar men die overgangsrituelen echter
vervangen heeft door onschadelijke gebruiken, constateerde men echter dat men
meisjes in plaats van rond hun 14de of 15de al ging
besnijden rond hun 6de of 7de. Met een overgangsritueel
kan het dan nog weinig te maken hebben.
In sommige streken
stelt men de besnijdenis van jongetjes en meisjes gelijk en is men er van
overtuigd dat men maar een stukje, nutteloos huidweefsel wegsnijdt. Nu,
ondertussen gaan er genoeg stemmen op die zeggen dat ook mannelijke besnijdenis
verminking is, maar dat is al weer een andere discussie. We kunnen het er wel
over eens zijn dat de vrouwelijke variant nog altijd ingrijpender is.
De leden van het panel lieten duidelijk voelen, wat zij
ervan dachten. Vrouwenbesnijdenis is hoe je het draait of keert gewoon een
inventie vorm van vrouwenonderdrukking.
Wie snijdt?
Meestal voert een oudere vrouw de ingreep uit. Vaak in
primitieve en hygiënisch onaangepaste omstandigheden. Deze vrouwen overtuigen
om daarmee te stoppen, is moeilijk. Een heikel punt is dat deze besnijdenissen
een vorm van inkomen zijn voor deze vrouwen. Het is hun beroep. Ze zouden al
een andere broodwinning moeten vinden, om hun huidige inkomsten op te geven.
Bovendien is de meerderheid niet gealfabetiseerd. Dus even plakkaten
verspreiden met alle redenen waarom vrouwenbesnijdenis verkeerd is, mooi op een
rijtje gezet, zal weinig veranderen. Je moet al werken met overtuigende betogen
opgenomen op cassette of op film. In bepaalde streken trekken activisten rond
met rijdende cinemas, vrachtwagens waarin men een film projecteert die de
bevolking sensibiliseert.
Het zijn inderdaad de vrouwen zelf die snijden, maar dat
kunnen ze alleen doen, maar omdat de mannen hen stilzwijgend steunen, met
nadruk op stil. Ze doen eenvoudigweg hun mond niet open. Einstein vond al dat
het meeste kwaad uitging, niet van zij die het bedrijven, maar van zij die
toelaten dat het geschiedt. Een groot probleem is dat de mannen niet in actie
schieten. Stiekem vinden ze het wel veilig zo, het is een zeer efficiënte vorm
van seksuele onderdrukking. Of een man met een besneden vrouw inderdaad veel minder
kans heeft om na het werk de postbode of de melkman gekleed in enkel een slip
in zijn kleerkast aan te treffen, is nochtans zeer de vraag. Ook zonder
clitoris kan een vrouw nog altijd haar dosis affectie buitenshuis willen
opscharrelen. Tenzij ze natuurlijk zo getraumatiseerd is door de ingreep, dat
ze nooit nog vrijwillig een stap zet in de wereld van seksualiteit en
lichamelijke intimiteit. Je zou voor minder.
FGM in alle vormen en kleuren
Het werd tijdens het debat enkele keren benadrukt: men snijdt
niet overal even veel weg. In sommige streken heeft men het probleem kunnen
medicaliseren. Daar geven dokters enkel een kleine prik om bloed tevoorschijn
te toveren en daar laat men het dan bij. Nog steeds nergens voor nodig, die
kleine kwetsuur, maar het kan alleszins erger, véél erger.
Soms snijdt men enkel het huidje dat rond de clitoris zit,
het zogeheten preputium weg.[1] Soms
snijdt men een stukje van de clitoris weg, of de hele clitoris, soms snijdt men
de clitoris en de kleine schaamlippen weg en soms snijdt men én de clitoris én
de kleine schaamlippen én de grote schaamlippen wég en daarbovenop durft men de
vrouw ook nog eens dichtnaaien.
Die laatste, ergste vorm noemt men ook wel de
"faraonische" besnijdenis of infibulatie: alle uiterlijke geslachtsorganen
van de vrouw worden weggesneden en de wonde laat men helemaal dichtgroeien, op
een zeer kleine, potlooddikke opening na, waarlangs menstruatiebloed en urine
het lichaam kunnen verlaten.
Bij deze extreme verminking is niet enkel het seksueel
functioneren van de vrouw aangetast, maar komen ook andere lichamelijke
functies in het gedrang. "Vrouwenbesnijdenis" gaat dikwijls gepaard
met schadelijke neveneffecten voor de gezondheid van de vrouw zoals bloedingen,
infecties, uitgebreide littekenvorming of problemen bij zwangerschap of
bevalling. In het geval van infibulatie kunnen infecties ontstaan doordat het
menstruatiebloed niet tijdig uit het lichaam kan verwijderd worden, of vrouwen
kunnen de grootste moeite hebben om te plassen.
Infibulatie kan overigens ook impliceren dat de ingreep voortdurend moet
worden overgedaan. Bij het eerste seksueel contact moet een vrouw meestal
letterlijk opengesneden worden. Bevallingen verlopen uiterst moeizaam en het
kan gebeuren dat na een bevalling geëist wordt dat de vrouw terug
"dichtgemaakt" wordt zolang zij haar kind zoogt en geen seksueel
contact heeft met de man. Nadien herbegint de lijdensweg.[2]
In Somalië ondergaat overigens bijna elke vrouw deze
zwaarste vorm van vrouwelijke genitale verminking.
Het dilemma van de dokters
De vraag die dokters, met name gynaecologen, zich stellen,
niet allen in de landen waar FGM het meest voorkomt, maar ook hier bij ons, is:
doen we het zelf, op een professionele manier waarbij de complicaties tot een
minimum herleid zijn, of sturen we ze weg en laten we ze zelf maar begaan,
waarbij de kans op complicaties groot zijn, en de omstandigheden allesbehalve
ideaal?
Een erg moeilijke vraag. Daar waar dokters met goede
bedoelingen zelf zijn gaan besnijden, interpreteerde de bevolking dat als: het
zijn dokters die het doen, dus hoe kan het dan verkeerd zijn?
Zoals al eerder aangehaald, zijn dokters er ook in geslaagd
om het probleem te medicaliseren, zoals dat heet. Ze voeren een soort nep
besnijdenis uit, die enkel resulteert een wondje van tijdelijke aard.
Ver van mijn bed?
Think again. Ook Vlaamse dokters, in hun praktijken hier
terplekke, worden er mee geconfronteerd. Volgens het doctoraatsonderzoek van
Els Leye blijkt dat bijna 60 % van de Vlaamse gynaecologen al een vrouw of
meisje met een genitale verminking op bezoek kregen.
Ongeveer vier op de tien klachten zijn van seksuele aard. Ook wordt vaak
gevraagd om de vagina opnieuw dicht te naaien na een bevalling (een zogenaamde
herinfibulatie). Maar niet alle artsen reageerden hierop gelijk. Achttien
gynaecologen gingen op die vraag in. Zeven herstelden de toestand zoals voor de
bevalling, zeven anderen lieten een grotere opening, en de vier overigen
voerden slechts het noodzakelijkste uit.
De meeste artsen beschouwen genitale verminking als een vorm van geweld op
vrouwen. Bij de artsen is er veel onduidelijkheid; weinigen hoorden er iets
over in hun opleiding. Bovendien is de wet onduidelijk. Er is veel vraag naar
informatie, zowel naar de technische als de ethische kant van de zaak, besluit
Leye.[3]
Mogelijke oplossingen
Sensibiliseringscampagnes met behulp van cassettes en film,
zoals reeds vermeld, zijn zeker een sterk wapen in de strijd tegen FGM.
Daarnaast zijn grootscheepse alfabetiseringscampagnes nodig. Tijdens het debat
was er sprake van een alfabetiseringsgraad van amper van 16 procent onder
vrouwen in Guinee. Het is aartsmoeilijk om jonge vrouwen te beschermen tegen de
excessen van eeuwenoude tradities als ze niet eens kunnen lezen en schrijven.
De passieve houding van de mannen, werd ook al aangehaald.
Ook hun attitude moet veranderen, ze moeten een actieve rol gaan spelen in het
vermijden van FGM. Lokale autoriteiten moeten zich duidelijk uitspreken tégen
het gebruik. Als er wetten komen die de praktijk verbieden, moeten ze ook
daadwerkelijk uitgevoerd worden. Zolang niemand gestraft wordt, gaat men er
gewoon mee door.
Tijdens het debat werd het voorbeeld aangehaald van Burkina
Faso. Daar zijn wel degelijk maatregelen genomen die helpen. Er bestaat een
meldpunt voor exiceuses, overtreders ontlopen hun straf niet. Met als
gewenste resultaat dat er minder besnijdenissen plaatsvinden en er actief iets
tegen gedaan wordt. Voor meer informatie over het beleid van dit land ten
aanzien van FGM, zie
*voor een recensie van de schokkende documentaire The day I
will never forget Deze documentaire die al gedraaid werd op Canvas, toont
naast enkele afschuwelijke beelden van besnijdenissen, waarbij meisjes vergeefs
om hun moeder schreeuwen, ook assertieve meisjes die van huis weglopen en een
rechtzaak aanspannen tegen hun ouders. Er is dus wel degelijk hoop.
[1]Deze vorm noemt men lichte variant of
sunna-besnijdenis. De naam komt van het woord Sunna, waarmee men binnen de
Islam de mondelinge overlevering bedoelt waarop moslims zich baseren, naast de
geschreven overlevering, de Koran. Profeet Mohammed zou namelijkeens toevallig een besnijdenis hebben zien
gebeuren en toen zou hij gevraagd hebben om niet te veel weg te snijden.
Op kot maak ik nader kennis met
één van mijn huisgenotes. Het meisje in kwestie heet Laura.
Laura is lief. Laura is klein.
Blond. Meisjesachtig verzorgend. Vrolijk. Gekleed in opwekkende kleuren, vooral
gelige tinten. Een aangeboren gebronsde teint. Korte, stevige ronde dijen, met
een hooguitstekende kont als van een zwarte sprintster, soms in een jeansrok,
soms in witte katoenen broeken. Altijd moordend. Laura is een brave meid. Zacht
en fris als een pas opgemaakt bed. Een fijn engeltje, een seksengeltje. Op
voorwaarde dat men zich niet veeleisend opstelt.
Als ik nu s avonds niet bij Cybil
ben, hang ik bij haar uit. Ze kookt voor mij, we lachen vaak, samen,
tegelijkertijd, om dezelfde grap, niet elk om beurt. Ze stimuleert mijn
levenslust. Na het eten, eten onze lichamen van elkaar. Ik word reuze geil van
haar, ondanks haar conservatieve voorkeuren, haar preutse restricties.
Of misschien wel juist daarom,
omdat wat niet mag, opwindt. De grens van het toelaatbare aftasten maakt
hitsig. Pijpen doet ze zelden, penetratie kan alleen met condoom, beffen kan
als je aandringt en dan vindt ze het wel lekker, anaal moet je zelfs niet
insinueren, valt me zwaar van dr tegen.
Blijven slapen heeft ze liever
niet. Ze raakt niet in slaap als er iemand in haar gezicht ademt. Stoort mij
allerminst, als ze slaapt, kan ik rustig op wandel. Ze heeft geen speciale nood
aan knuffels, al helemaal niet in het openbaar. Komt mooi uit, die enkele keren
dat ik zo gek ben om samen met haar naar de winkel te gaan.
Wel houdt ze er van zij aan zij te leunen, als
we samen een boek lezen, als we samen fotos kijken. Alle vrouwen houden van
fotos. Mijn hand houdt ze ook graag vast, dan streelt ze mijn vingertoppen, ze
sopt deze niet in haar mond, maar, och, daar hebben we anderen voor.
Neuken met haar is lekker. Niet
dat het háár verdienste is. Ik bedoel, het woord neuken alleen al vindt ze
afschuwelijk. Afschuwelijk is één van haar vaakst gebruikte woorden.
Afschuwelijk en verschrikkelijk. Alles is afschuwelijk en verschrikkelijk. O,
en erg. Alles is erg. Wachten in de rij is erg. Een prof die vijf minuten te
laat komt is verschrikkelijk. Een kassierster die een nummer fout intikt, is
afschuwelijk. Alles is afschuwelijk. Goed, dat ik Laura graag bespring, heeft
dus weinig van doen met de persoon Laura.
Haar medewerking beperkt zich tot liggen en
spreiden, soms ook zitten en komen. Ja, klaarkomen doet ze wel. Dat noem ik een
groot pluspunt. De frequentie van haar orgasmen maakt zelfs genegenheid in me
los. Ze steelt mijn ego door klaar te komen. Met kleine, korte gilletjes komt
ze klaar. Anders is ze heel stil. Ik weet dat ze niet faket, want ze kan
überhaupt niet liegen.
Laura is een heel proper meisje,
zowel van lichaam als van ziel. Het heeft geen zin haar verder te perverteren.
Laura heeft geen kinky geheime wensen. Laura heeft geen geheimen. Al vast geen
enkel waar mijn hartslag sneller gaat van slaan. Mijn hartslag kan werkelijk
goed overweg met andermans geheimen. Met die van mezelf iets minder.
Trouwens, ze kookt best aardig.
Ze lacht lief. Ze heeft enige waarde als gesprekspartner en belangrijk: ze is
zich van geen kwaad bewust. Cybil komt zelden of nooit naar mijn kot, want Hare
majesteit Cybil trekt haar neus op voor mijn vervallen onderkomen. De kans dat
Laura en Cybil met elkaar in contact komen is bijzonders klein.
Vandaag zie ik Cybil niet, ik
blijf liever binnen, ik ga niet uit. Niemand heeft me wat gevraagd en overdag
heb ik uitzonderlijk eens gestudeerd. Ik studeer talen. De enige kennis die
quasi van zelf komt bij mij.
Om 19u kom ik binnengewaaid bij
mijn kokette kotgenote. Ik heb haar ma Parisienne gedoopt, naar dat befaamde
fresco van een verfijnde jongedame op Kreta. Doen alsof je enige culturele
verfijning hebt, verhoogt je aantrekkingskracht bij intelligente vrouwen. Ma Parisienne
is aan het kokkerellen, druk in de weer met elektrische vuurtjes. Spinazie met
rijst, viskroketten, fruitsla als toemaatje.
Ik bekijk aandachtig de in
stukjes gehakte vruchten. Je hebt er waar ik frambozen op plet om vervolgens de
frambozenmoes langzaam af te likken. Op Laura plet ik niks. Laura is er in
geslaagd haar maagdelijkheid te verliezen niet eens aan mij!- en haar
deugdelijkheid te bewaren. Ze roert in haar potten, ik plof op bed, probeer mij
Laura voor te stellen bij haar eerste keer. Het lukt niet. We hebben het er
nooit over gehad. Niet echt. Laura doet aan seks in zoverre ze achteraf kan
doen alsof er niks gebeurd is.
Ik staar haar aan. Een andere
vrouw zou vragen waar ik zo naar zit kijken. Niet Laura. Ze imiteert een
huisvrouw en roept gespeeld aan tafel!.
Ze steekt een kaars aan. Van
kaarsen houdt ze. Dat weer wel. De radio speelt. Een jongerenzender. Ze schept
mij op. Ik glimlach. Ik wacht tot zij begint te eten. Nooit eet ik vóór haar.
Nee, ze beseft dit niet. Ik mag dan wel zo promiscue zijn als een bonobo of
weet ik wat, ik behandel haar altijd netjes.
Ze eet traag en elegant. Heel
nauwlettend, maakt helemaal nooit een vlekje. Mensen eten zoals ze neuken. Ik
schrok. Met smaak.
Terwijl ze eet, vertelt ze mij
over haar dag, welke lessen ze gehad heeft, waar ze om gelachen ik vervang
door: onnozel gegiecheld - heeft. Ik knik, stel vragen om mijn aandacht te
bewijzen, bied aan om samen de vaat te doen. Ik voel het stuwen in mijn ballen
als ik denk aan hoe ik haar straks penetreer. Wat ruikt ze vandaag waanzinnig
lekker.
Ik droog af, zij schrobt. Ze
vraagt naar mijn dag. Ik vind mijn dag uit. Ze lacht. Schattig toch? Ik vertel
hoe ik vandaag twee straten lang achtervolgd ben door een dolle hond, die ik
alleen dan heb afgeschud toen de hond in kwestie in onzachte aanvaring kwam met
een fietser. Liegen: de basis van elke gezonde relatie.
Terwijl ze de vaat wegzet - alles
heeft een vaste plaats - word ik mij bewust van haar kledij. Geen schoenen,
maar pluchen sloffen in de vorm van puppies. Meisjesachtig, totaal, zei ik het
niet? Daar boven een nauwsluitende rok, stof onbekend ben ik soms een
couturier?-, hoger een goudgele bloes, nog hoger, om haar hals, zit een sjaal,
ook binnenskamers, ook als ze de vaat doet. Slechts voor seks gaat die uit en
dat is een heel proces. Niks heeft een motief, alles is één kleur, enkel de
pluchen voetwarmers hebben gezichtjes.
Ik geef als een automaat borden door, zij
zingt mee met de zangeres op de radio. Het stoort mij niet en dat verbaast me.
Als de afwas eindelijk opnieuw verdwenen is in de kasten, het aanrecht blinkt
en de vaatdoek als een afdakje gedrapeerd is rond de kraan, kunnen we overgaan
tot wat anders, denk ik zo.
Ik ga achter haar staan en kus
haar in haar hals. Gevloek in mijn hoofd als ze kirrend dat kietelt
uitproest. Dan sluit ik haar borsten maar in de palmen van mijn handen. Dat
lukt net. Ik aai traag, van de onderkant van de tepel richting haar oksel en weer
terug, ik kneed zacht de kern van haar boezem. Er heeft iemand zin, krijg ik
te horen. Kindje, ik heb altijd zin.
Waarom kom ik anders eten? Om te
eten? Malle meid. Wat mij betreft, hebben we een fijne deal. Ik hou jou
gezelschap, wanneer je daar zin in hebt, en jij geeft me toegang tot je
lichaam, wanneer ik daar zin in heb. Begrijp mij niet verkeerd, ik zal heus
niet aandringen als je eens werkelijk geen zin hebt. Of als je menstrueert en
jij jezelf te vies voelt. Mij maakt dat beetje bloed niet uit. Jou wel. Jij
walgt van die stroperige, rode substantie. Het is niet het soort bloed dat uit
een snijwonde gutst. Nee, ik heb het over een dikke geleiachtige brei die met
mondjesmaat je poes verlaat.
Laura gebruikt niet het woord
poes als ze het over haar vrouwelijke driehoek heeft. Eigenlijk heeft ze er
geen benaming voor, geen koosnaampje, niets. Alsof dat deel van haar lichaam
niet bestaat. Laura is er zo eentje die zich schaamt voor wat de natuur haar
schonk. Zonde.
Ik zou haar graag helpen. Echt,
ik ben meer dan bereid om haar te leren houden van haar lichaam. Haar de
schoonheidsbeleving mee te geven die ik ervaar als ik haar vlekkenloze huid
zie, de volheid van haar dijen, haar ondeugend bolle achterwerk. Helaas, het
mag niet zijn.
Spreken over seksualiteit kan
niet met Laura. Ze klapt meteen dicht, ze sluit zich af. Seksualiteit is iets
dat ze hooguit laat gebeuren. Die complexe handeling zwijgt ze liever dood. Ze
is te bang. Straks ontdekt ze nog dat ze het lekker vindt. Waarom zou mijn ding
anders twee tot drie keer per week in haar ding glijden? Om de weg vrij te
houden?
Ik trek haar naar me toe, draai
haar gezicht naar het mijne. Zacht druk ik mijn lippen op haar ontspannen mond.
Als ze nu een bepaald kort klankje uitstoot, iets erg korts, in geen geval een
bestaand woord, meer een soort gezoem dat uit haar keel opstijgt, dan weet ik
het. Dan heeft ze geen zin. Het keelgeluidje zegt: Leuk dat je mij in je armen
sluit, maar laat ons het daar bij houden vanavond.
Mijn buik trekt samen. Ik spits
mijn oren. Als het nu niet komt, dan zal het ook niet komen. Het moment van de
waarheid breekt aan, als ik over haar kruis streel, over haar kleren heen. Als
haar wangen nu rood aanlopen, zit ik gebeiteld. Ik speur haar gelaat af naar de
eerste tekenen van seksblos. Vandaag is geen verloren avond. In haar ogen komt
die blik bovengedreven die zegt: Best, laat maar komen. De opluchting is
groot. Ik ben haar dankbaar. De zeurende pijn in mijn onderbuik krijgt straks
verlichting.
Ik til haar op en leg haar zachtjes op bed. Ze
schopt zelf haar pluchen puppies uit. Ik ben niet de enige hier die zin heeft.
De rok laat ze aan mij over. Plagend traag koppel ik hem los. Die gordel om
haar taille zit er enkel voor de show. De rok dwarrelt op de vloer. Tijdens
seks, op zich al een ordeverstoring in haar optiek, lap ik gelijk ook alle
andere netheidregels aan mijn laars. De beurt is aan de bloes. Ik draai haar
teder-dwingend op haar buik. Er zit een rits aan de achterkant. De sjaal trek
ik als laatste los. Ik laat hem spelen rond haar nek. Vervolgens laat ik hem
langs haar buik, langs haar dijen glijden. Daarna deponeer ik hem bij de rok en
de bloes. Haar ondergoed kan nog even wachten.
Mijn vader drukte mij als kleine jongen, toen
hij mij nog iets wilde inprenten, vaak
genoeg op het hart: Een vrouw is als een gitaar; je moet haar eerst stemmen.
Ik wil maar zeggen: ik wil de pret niet bederven door overhaasting. Traag
streel ik haar hele lichaam. Met bijzondere aandacht voor haar wangen. Heel wat
vrouwen vinden het bijzonder opwindend als je hen streelt over hun gezicht.
Daar is Laura geen uitzondering op.
Ze komt op temperatuur, want ze blaast uit.
Een deel van de hitte die zich nu ongedurig nestelt in haar binnenste, moet ze
uitstoten. Ze raakt al aardig opgespannen, maar ik wil het vuur wat verder
oppoken. Laat mijn natuur zich uiten als haar genot. Ik aai zacht over haar
ondergoed. Met mijn hand duw ik ritmisch tegen haar geslacht. Ik plaats me over
haar heen. Mijn handen plaats ik aan weerszijden van haar hoofd. Een knie glipt
tussen haar dijen en neemt het over van mijn hand. Zij kreunt. Ik lach. Haar
ogen draaien weg. Ze kronkelt onder mij. Zelfs Laura kan zo opgewonden raken
dat ze uit eigen beweging mijn broek open gespt. Ik schrik me een hoedje, als
ze mijn broek ook afstroopt en met haar vingers op verkenning gaat in mijn
slip. Zou ze het leren?
De opwarming kan ik nu staken.
Tot zover gaat ie goed. Het ondergoed mag uit. Als ik haar BH verwijderd heb,
trek ik zelf mijn kleren uit. Het tempo mag lichtjes opgedreven worden. Haar
slip vormt de laatste barrière. Het is een wit stofje, versierd met kleine
hartjes. Voor mij stijgt de spanning ten top. Ik kan haar bloedgeil maken, maar
kan ik haar ook bevredigen?
De katoenen slip raakt de grond.
Voorzichtig glijd ik in haar. Stukje voor stukje gaat hij er in. Als we
volledig in elkaar geklikt zijn, wacht ik. Gewoon wachten. Ik tel tot tachtig.
Haar vagina sluit zich om mij heen. Voor Laura lijkt het net of mijn lid zwelt.
Eens ze zich gevuld voelt, kan het aloude spel van in en uit en in en uit
beginnen. Ontstoppingswerkzaamheden.
Alleen, het hoeft niet zo nodig.
Ik kan ook draaibewegingen maken. Daar heeft een vrouw heel wat meer aan. Ik
let op en observeer haar mond, haar ogen en haar blos. Alle kleine signalen wil
ik gezien hebben. Ik ben één grote voelspriet. Alle middelen zet ik in om te
peilen naar haar genot. Vrouwen sturen niet graag woordelijk bij. Liever laten
ze een man aanmodderen. Een enkele keer pakken ze je hand om die naar de juiste
plek te leiden. Daarbij oefenen ze een absoluut minimum aan druk uit. Als er
geen woorden komen, moet je het van non-verbale communicatie hebben. Ik kijk en
merk dat ze ongemakkelijk ligt. Daarom schuif ik het kussen steviger onder haar
hals. Ze nadert zo ongeveer het hoogtepunt.
Ik houd op met steunen en beweeg
me dichter naar haar toe. Mijn handen wurmen zich onder haar rug. Ik ga op haar
liggen. Inniger kunnen we niet verbonden zijn. Als ik het goed heb, is ze nu
behoorlijk van de wereld. Op dit punt hoop ik dat de ontlading niet lang meer
op zich laat wachten. Ik weiger koppig vóór haar klaar te komen. Dat is een
domper op de feestvreugde, zowel voor mij als voor haar. Gelukkig zijn daar al
gauw de juiste tekenen.
Ze graait met haar handen in het
vel van mijn rug. Ik voel haar fijne vingers over mijn ruggengraat dwalen.
Schattig. Tot op dit moment is ze betrekkelijk stil geweest. Maar dan laat ze
een langgerekte kreet van bevrijding ontsnappen. Ik krijg mijn beloning. Haar
genot nestelt zich ook in mij. De aanblik van een vrouw in vol orgasme is te
mooi. Ze kijkt mij aan, een bewijs van erkentelijkheid, een onuitgesproken
bedankje? Wie zal het zeggen? Ik mag nu.
Het ritme versnelt. Mijn
opwinding neemt even gevoelig af. Ik besef dat we iets vergeten zijn. Ik gok
dat zij er niet bij stil staat, maar deze keer hebben we geen condoom gebruikt.
Mag ik dat zien als een mijlpaal in onze vertrouwensband? Of is het gewoon
nalatigheid? Ik ben nog niet klaargekomen. Voorlopig zijn we safe. Er kan enkel
een beetje voorvocht in haar gedruppeld zijn. Trouwens, safe zijn we altijd. Ik
weet vrijwel zeker dat ik geen venerische ziektes heb. Dus zeg ik lekker niks.
Straks staat ze voor een voldongen feit.
Misschien kunnen we dat gedoe met
condooms dan helemaal achter ons laten. Goed, tijd om mij te concentreren. Ik
kom wild schokkend klaar. Eerlijk gezegd, zijn die schokken bedoeld voor haar.
Ik kan het ook zonder. Aan mij zie je moeilijk of ik geniet of niet. Om haar te
plezieren, doe ik er graag een schepje bovenop. Het resultaat is er. Ze is
tevreden.
Wellicht merkt ze straks dat
sperma niet lang in een vrouw blijft. Het stroomt er vrijwel meteen terug uit.
Als ze straks foetert, omdat we rubberen protectie vergeten zijn, zal ik uit de
lucht vallen. Voorlopig geen vrees. Onze geslachten vormen nog mooi één geheel.
Ik kus haar op haar voorhoofd, op beide wangen, op haar neus en op haar mond.
Onze lippen blijven even aan elkaar plakken. Dat noem ik een geslaagde kus. Ik
strijk door haar haren. Er plakken er enkele op haar zweterige huid. Ze gloeit.
Ik kijk haar vertederd aan en zeg: Dat was, euh, aangenaam. Om mijn
understatement goed te verduidelijken, rol ik met mijn ogen en adem ik zwaar.
Ze lacht en ze neuriet instemmend. Heb ik nou
parels voor de zwijnen gegooid? Waarom zegt ze niet dat ik de meest attente,
meest passionele, meest bedreven minnaar ben? Jezus, ik moet dringend dat ego
van me een beetje intomen. Dat gaat fout anders. Ik geef haar een stevige
knuffel en rol kussend van haar af. Altijd het horizontale protocol eren.
Terwijl ik haar hand vast blijf houden, vertelt
ze mij over haar kindertijd. Over zomervakanties die ze doorbracht op de
boerderij van haar oom. Als ze nou zou zeggen dat die oom zijn poten niet kon
thuis houden. Dan zou ik haar geremdheid kunnen plaatsen. Niets van dat. Op de
boerderij had ze het helemaal naar haar zin.
Als ze stilvalt, staart ze gelukzalig voor
zich uit. In haar dagdroom loopt ze weer als een klein meisje achter kippen
aan. Ze plaagt de gemene hond die gelukkig aan de ketting ligt. Van tijd tot
tijd gaat ze mee de koeien melken. Zulke verhaaltjes zijn alleen leuk om horen
als je juist geloosd hebt in de vertelster. Ze zijn ook te genieten als je weet
dat er daarna gegarandeerd seks volgt. In alle andere gevallen, word ik er
driftig van.
Als ze uitverteld is, bol ik mijn
kleren samen en zoek ik mijn eigen kamer op. Het is maandagavond. Vandaag valt
er verder niets te scoren. Ik zou nog gauw naar Cybil kunnen lopen om haar te
kussen met Lauras smaak nog brandend op mijn lippen. Maar als ik voor cynisch
ga, wil ik het meteen goed doen en mijn lief tongzoenen met het kutvocht van
een ander glinsterend om mijn mond.
Nachtelijke ontmoeting met een mannenverkrachtster
Het is drie uur voor
zonsopgang en ik ga nog een ommetje doen in het park. Zogezegd om een frisse
neus te halen, maar eigenlijk wil ik aan mezelf bewijzen dat ik wél dapper ben,
want het is s nachts gevaarlijk in het park.
Stadslegenden en andere onzin
ten spijt is het volstrekt kalm in dat gevaarlijke park Groene oase, thuis van
verkrachters, schandknapen, dieven en drugsverslaafde allochtonen als je de
verhalen mag geloven. Allemaal niks van aan.
Maar wanneer ik onverwacht dan
toch geritsel in de struiken hoor, ga ik er vanuit dat het een vette bankier is
die zich laat afzuigen door een schoolverlater die thuis klop kreeg van een
tirannieke vader. Of misschien wordt daar wel een vrouw verkracht? Dan moet ik
als held natuurlijk ingrijpen. Twee reddingsacties op één avond. Voor een held
is dat een makkie.
Als scenario 1 van toepassing
is, zweer ik bij mezelf dat ik die bankier in zijn planetoïde-reet schop en bij
scenario 2 begraaf ik die verkrachter levend in hondenpoep. Rijkelijk voorradig
in een stadspark.
Ik spring in vol ornaat tevoorschijn
van tussen de bomen en in mijn hoofd dondert de stem van die instructeur uit de
film Full Metal Jacket. SHOW ME YOUR WAR-FACE!!!
WRAAAAAH, schreeuw ik en ik
maak me klaar om mijn kneukels te breken op de onderkaak van levend menselijk
afval.
Nou, kijk eens aan, wie we
daar hebben! Zo laat nog op pad? Heeft de melk met honing geen effect gehad?
Wil mama geen verhaaltje voorlezen?
Ik moet nog even wennen aan
het donker, maar ik herken de stem al. Het is de verkrachtster.
Ik zie dat je druk in de weer
bent., zeg ik spottend.
Uhu. Valt wel mee.
Op de grond voor mij ligt een
man van middelbare leeftijd. Armen en benen wijd gespannen en vastgebonden aan
vier palen in de grond. In zijn mond zit een opgerold maandverband. Zijn ogen
doen mij denken aan fotos van Joden of zigeuners die weten dat ze straks een
nekschot krijgen. Of dat straks iemand hun borstkas openbreekt en hen bij volle
bewustzijn ontdoet van hun hart. Ik krijg opgewonden rillingen over mijn rug
bij de gedachte. Ik weet dat het verkeerd is, maar de enige reden waarom ik
niet zou genieten van zon martelpret is, omdat ik bang ben voor karmische
repercussies. De wereld heeft geluk dat ik niet twintig centimeter groter ben,
blond met blauwe ogen.
Ik heb zin om met een freaky
blik te zeggen dat ik in een vorig leven Mengele was. Maar wie weet, misschien
leeft die vent nog en snijdt hij Argentijnse tweelingen open of straatkindjes
in Calcutta. Een voortvluchtige Nazi met een beetje verstand in zijn kop, zit
nu allang niet meer in Zuid-Amerika.
Ik sta met mijn handen in mijn
zakken en ik let al niet meer op de scène aan mijn voeten. Ik zucht diep en ik
vraag mij af waarom mijn tijdperk zo saai is. Mijn gedachten gaan uit naar
Hitler en de rest van de massas, hoe die uitzinnig van vreugde de komst van
oorlog toejuichten in 14. Ik snap het helemaal.
Zeg, ga je daar een beetje
depri staan lummelen? Zo kan ik mij niet concentreren, hoor.
Ik kijk het moordwijf, waarvan
ik de naam niet wil weten, uit angst dat die hard zal tegenvallen, hulpeloos en
verloren in de ogen.
Ja, zeg, what a rotten
party-pooper jij bent. Ga dan tenminste zitten, ik kan er niet tegen om met
iemand te spreken die zijn gezicht niet op de zelfde hoogte van het mijne
heeft.
Ik doe zoals ze vraagt en zij
berijdt verder haar slachtoffer. Ze heeft al haar kleren nog aan, maar haar rok
is helemaal tot haar middel omhoog gekropen.
Ben je al lang bezig?, vraag
ik terwijl ik mijn benen moeizaam in kleermakerszit trek.
Een kwartier of zo. Niet weer
beginnen met je Gestapovragen, ja?
Ze
vloekt luid.
Wat?
Die vent zijn flutlul floept
voortdurend uit mijn Yoni. Lach niet! Als ik mijn kut Yoni wil noemen dan doe
ik dat toch? Alsof jij geen naam hebt voor je piemeltje.
Wel, om eerlijk te zijn...
Lieg niet. Gadverdamme,
floept ie er wéér uit.
Misschien is hij al
klaargekomen, dan verslapt zijn lul sowieso.
Klaargekomen?
Ze trekt bruut aan de man zijn
oren, net of ze wil die er met alle geweld afrukken en gromt afgemeten tussen
haar tanden: Ben jij klaargekomen?
Zo geef je hem nog flaporen
in ware Dumbo-stijl.
Jij houdt je muil.
Ze duikt met haar gezicht tot
vlak bij haar slachtoffer. Ben jij klaargekomen, smeerlap?
De man antwoordt niet, maar
snikt, bang en vernederd. Ze laat een straal speeksel op zijn voorhoofd
druppelen en graait met één hand naast zich. Ik hoor iets rinkelen en dan zie
ik hoe ze hoog haar arm heft en met volle kracht haar sleutelbos laat neerkomen
op haar slachtoffer. Ze slaat om te raken, er is niet de minste beheersing in
haar beweging. Er valt een aardige hap vlees uit de wang van de man. Langs zijn
neus lopen twee kleine stroompjes traanvocht.
Ze draait rondjes, net of ze
buikdanst, maar dan zittend, dus ik vraag:
Kun jij buikdansen?
Wat zei ik nou net van die vragen?
En godverdomme, ik zweer het, als ik hier niet snel klaarkom, steek ik dat
maandverband in zijn muil in de fik.
Zal ik anders helpen? Met dat
orgasme, bedoel ik. Ik geef wel een Yoni-massage.
Zou je wel willen, hé,
gluiperd?
Betrapt tuur ik naar de tippen
van mijn schoenen. Is dat maandverband eigenlijk gebruikt?
O ja, reken maar. Lekker hé,
niet dan? Kom, geef toe, zeg dat je het lekker vindt!
De man brengt natuurlijk enkel
bange m-klanken uit. Ze heft weer haar arm, het maanlicht botst van de
sleutelbos en ik zie hoe er enkele bloedspatten tot op mijn schoenen vliegen.
De slagen gaan synchroon met haar neukbewegingen. Ik geniet ervan om
lethargisch en verveeld naar het bloed op mijn schoeisel te staren.
Als je klaar bent, gaan we
dan iets drinken?
Op dit uur? Denk je dat er
nog iets open is?
We kunnen eens kijken, we
vinden vast wel iets.
Nou, misschien. Hangt er van
af hoe moe ik ben.
Het lijkt mij passend om in de
context een beetje grof uit de hoek te komen, dus ik zeg:
Komt dat orgasme nog? Je
lijkt wel besneden.
In sommige culturen besnijden
ze vrouwen, zodat ze niet van seks zouden genieten. Ik begrijp waarom ze dat
bij ons niet doen. Belgische mannen zijn in bed toch compleet knudde.
Ik ben niet knudde in bed.
Kerel, laat het. Ik ga echt
niet met jou naar bed.
Je verkracht een half
kalende, tamelijk gezette, kleurloze veertiger, maar je wilt niet met mij naar
bed. Leg me dat eens uit.
Ik hoef helemaal niks uit te
leggen. Je lijkt mij een uitslover in bed en daar hou ik niet zo van. Dan voel
ik mij verplicht om klaar te komen en dan lukt het al helemaal niet.
NIET klaarkomen lukt je
zonder mij anders ook al best aardig.
Kijk, nu begin je écht
irritant te worden. Ken je het liedje uit de begingeneriek van Dawsons
Creek?
Ik trek bevreemd mijn
wenkbrauwen in een schuine plooi en knik.
Zing dat voor me, wil je.
Ik kan echt niet zingen, een
halve maat en alle parkdieren migreren meteen naar de dichtstbijzijnde spoorweg
om...
ZING!! Godverdomme, zing!!
Best. Jij je zin.
Ik ga op mijn rug liggen, vouw
mijn handen achter mijn hoofd en kijk opnieuw naar de sterren waarvan ik er
geen enkele kan benoemen. Op de koude grond wentel ik mij in herinneringen aan
de puberale tristesse die ik voelde toen ik nog elke dag aan de buis
gekluisterd hing bij die zeemzoete tienersoap. Ik kweel:
My heart is in my hands
My head is in the clouds
My feet have left the ground
My life is turning around and round
And every voice inside my head is telling me to run like mad
Oh bows and arrows stars and sunsets
hey hey hey yeah
hey hey hey yeah
Every heartbeat, every kiss
just
Makes me wonder what all this is
Suits of armour Hearts and arrows
Hey hey hey ye-eah!
Ondertussen hoor ik de zwepende geluiden van de sleutelbos die stukken vlees
weggrissen uit het aangezicht van de man. Ik moet denken aan die geselscène uit
The Passion of the Christ, de enige reden waarom ik die film indertijd ben
gaan zien. Bij de lijn my feet have left the ground, komt my cute little
rapist luid schreeuwend klaar.
Sjeezes, van een ontlading gesproken, je schokt over heel je lijf.
Je kunt echt niet zingen, maar toch bedankt, hijgt ze. Dat was echt, écht
sweeeeet.
Zeg nou eens eerlijk, als ik je nu vraag of we nu niet op de één of andere
manier, op een hoger niveau, toch seks gehad hebben, wat zeg je dan?
I did not have sexual relations with this man., zegt ze met een krakende
mannenstem, terwijl ze kort in mijn richting knikt .
Ze gunt mij ook niks.
Gaan we dan nu eentje drinken?, vraag ik beteuterd.
Heb jij een aansteker? Nee, natuurlijk niet. Je rookt niet.
Waarom wil je een aansteker?
Ze zingt dromerig die lijn uit Satisfaction: Cant be a man, if he does
not smoke en zegt dan:
Ik wil dat maandverband in brand steken, kun je dat niet raden, slimpie?
Ze staat op en loopt rondjes rond haar slachtoffer, op zoek naar een ander
speeltje om hem te kwellen, maar ze vindt niks.
Kom, doe mij en een lol en plas op zijn gezicht, als je dan toch zo nodig
wil meespelen.
Maar ik moet helemaal niet., protesteer ik.
Aan jou heb je ook echt, maar dan ook, echt, ECHT NIETS!!
Ze gaat over zijn hoofd staan, een voet langs weerszijden en tilt haar rok
een beetje op. Al gauw klatert er een gouden straal naar beneden. Meer de kleur
van platinagoud, zo in het donker van de nacht.
En denk nou niet dat ik into plasseks ben, oké?. Ik pis gewoon op die vent,
omdat het zout in mijn urine zijn pijn zal verergeren.
Al goed, al goed, ik zei niks. En gaan we dan nu eentje drinken? Je hebt
die kerel bewerkt met de punch van een gevleugelde wurgslang met
scheermesklauwen.
Mijnheer is zeker poëet?
Gitarist.
Nee, ik ga niks met jou drinken. Halvegare. Het is laat, het is koud, ik
ben moe en er is nu niks meer open.
Ze plukt haar slip van een laaghangende tak, blijft ternauwernood overeind
terwijl ze die aantrekt en beent dan weg.
De groeten.
Ik kijk naar haar heerlijk lange benen en zucht van verlangen. Waarom zijn
de mooiste vrouwen altijd zon krengen?
Jij een idee?, richt ik mij tot haar slachtoffer.
Nee, zal wel niet hé?
Ik krabbel recht en maak de man los, wat geen sinecure is. Damn, waar heeft
die leren knopen leggen? Even geduld, beste man.
Als de kerel los is, draait hij zich op zijn zij en trekt hij zijn benen
omhoog, dicht naar zich toe. Met zijn handen duikt hij tussen zijn benen, en
ontdoet hij zijn letterlijk blauwe ballen van de elastiek die er strak om zit.
Ik haal het stuk maanverband uit zijn mond en wrijf mijn bebloede handen af
in het gras. Echt vies, vind ik dat.
En dan begint het. De man jammert, jammert alsof iemand alle ellende in de
wereld op muziek heeft gezet. Ik zeg: Rustig maar, rustig nou maar. Alles komt
goed., zoals ze dat in films ook altijd doen, maar films hebben mij weer eens lelijk
belogen. De man kalmeert helemáál niet en gaat gewoon door met janken. Ergens
wel begrijpelijk natuurlijk. Ik wil hem vragen waar hij woont en of ik soms
iemand kan bellen, maar dan daagt het mij ineens dat ze mij wel eens als
medeplichtig zouden kunnen beschouwen.
In paniek richt ik mij tot de man en zeg met fluweelzoete stem: Ik heb jou
losgemaakt hé, niet vergeten hé, ik heb jou gered, ok, niet vergeten hé, goed?
Luisteren is er niet bij, hij blijft gewoon grienen en ontwijkt mijn blik. Snot
uit zijn neus vermengt zich met het bloed om zijn lippen.
Boelie
zit samen met Nico en Randy bij Skinny Joe, een broodmagere kerel die de hele
dag door onafgebroken tabak kauwt, zenuwtics schijnt te verzamelen, voor de
rest op zijn vrouw scheldt en nerveus zijn lopende zaken gadeslaat. Joe
organiseert toernooien in gezelschapsspelen, hij ziet er op toe dat alles
eerlijk verloopt en linkt spelers die ongeveer aan elkaar gewaagd zijn om zo de
spanning te verzekeren.
Boelie
heeft er al een spel Revolution opzitten, Nico en Randy zijn elk nog verwikkeld
in een schaakpartij voor geld. In afwachting neemt Boelie hun post door. Dieter
en Elke, die bij Frank op een plantage logeren, schrijven geregeld een briefje,
maar Benjamin, die inwoont bij de zus van Frank in Steadville, bombardeert hen wekelijks met minstens één dik
epistel, waarin hij elk mogelijk detail uit zijn dagelijks leven lijkt te
vermelden. Enkel Boelie leest zijn brieven nog aandachtig. De rest neemt genoegen
met een korte samenvatting.
De
wedstrijden gaan door in een overdekte steeg, vlak voor het huis van Joe. Die
zet elke ochtend wat tafeltjes buiten. Zijn vrouw, een gezette jongedame met
twee dikke vlechten en een aantrekkelijk gezicht, dat echter erg aan schoonheid
inboet door de eeuwig trieste uitdrukking die uit haar grote waterige ogen
spreekt. Haar ogen zouden in betere omstandigheden nochtans een sterke troef
geweest zijn. Indringend blauw en dat voor een halfbloed. Zij loopt af en aan
met thee, die in theorie gratis is. Joe heeft geen vergunning om een café uit
te baten, dus mag hij geen drank verkopen, al zeker geen alcoholische. De walm
die uit sommige theekoppen opstijgt, laat niets te raden over wat de inhoud
betreft. Deze service is Joes excuus om zijn deel van 15 procent op alle inzet
op te eisen. Cynthia
biedt ook de drie jongens een kop aan, maar die weigeren beleefd. Ze weten maar
al te goed dat Joe dat vergif zelf brouwt in zijn kelder. Boelie verwijst er
naar als Penny Royal tea, het betere aborteermiddel voor de moedige
doe-het-zelfster
Randy
heeft zijn blik gefixeerd op het schaakbord en denkt al goed vijf minuten na
over zijn volgende zet. Zijn tegenstander wordt ongedurig en drinkt kop na kop
van de thee. Een procedure die Boelie met een veelbetekende glimlach
observeert. Nico ziet het ook en knipoogt naar zijn maat. Na drie koppen van
dat brouwsel kan niemand nog helder denken.
Als
Randy dan eindelijk een zet gedaan heeft, vraagt hij zonder op te kijken van
het bord: En wat schrijft onze Benjamin?
Boelie
bladert door de negen vellen papier om nog eens te verifiëren.
Hij
heeft nogal te klagen over zijn leerlingen.
Zijn
ze stout?, vraagt Nico.
Nee,
ze zijn best braaf, ze zijn alleen in niets geïnteresseerd. Benjamin heeft een
brief bijgesloten van zijn oudste leerlinge om te illustreren waar ze wél van
wakker liggen. Moet je horen. Best wel erg eigenlijk.
Hallo lieve Lucinda,
Hoe maak je het? Het spijt mij dat ik zo
lang niet geschreven heb, maar ik heb het dan ook ongelofelijk druk. Met
kerstmis in aantocht is het hier een gekkenhuis. Dus vergeef mij als ik soms
even de draad kwijtraak, maar je verliest je hoofd hier gewoon. En er is nog
zoveel te doen! Er moet nog eten gekocht worden en de koks moeten het nog
deftig klaarmaken, want Jezus, zijn dat een stel niksnutten bij elkaar. Je mag
al blij zijn als ze er in slagen 's ochtends een eitje voor je te bakken.
Mathilde van de Coburns zei laatst ook al dat de slaven sinds de verschijning
van dat boek en de hele hetze er rond de
laatste tijd nog zo moeilijk doen wat ze moeten doen.. En dat is er niet om
gelogen, want bij de Coburns zijn de
portiers werkelijk een bende onbeschofteriken. Ze nemen je hoed nog geeneens
aan. Die hetze rond dat boek snap ik trouwens niet. Ik heb er vijf paginas in
gelezen en toen al weer opzij gelegd. Echt verschrikkelijk saai. Als ze de
schrijfster straffen, dan liever omdat ze zon saai lor de wereld ingestuurd
heeft.
Genoeg daarover, want ik wind mij zo al
genoeg op. Om verder te gaan: er moeten nodig nieuwe tafelkleden gekocht
worden, want wist je dat die dit jaar rood moeten zijn? Dat heeft Shirley, van
de familie Sturgis gezegd, en die kan
het weten, want die is bij de gouverneur zelf op bezoek geweest. Alleen hebben wij echt
alle mogelijke tafelkleden in huis, in alle mogelijke kleuren, maar natuurlijk
geen rode. Zou je niet gek worden? Dus die moeten zo snel mogelijk gekocht
worden.
Volgende punt: de wijnen. Papa heeft een
enorme wijnvoorraad aangelegd, maar dat is nog niks, hoe gaan we in godsnaam
beslissen welke we nemen bij welke gang? Charleszei dat we met witte moesten beginnen. Maar
je kan toch helemaal niet met witte wijn beginnen op een avondfeest? En toch
zeker niet als de tafelkleden al rood zijn. Dus zeg ik, consequent zijn en voor
rood gaan. Maar nee, Charles was niet
akkoord, die kleine tiran wil natuurlijk witte. Papa was het gauw beu en nu
drinken we bij de eerste gang rosé. Ik weet wel al zeker dat de buren zich
daarover zullen vermaken.
Een
ellende, toch, een ellende! Goed, da's de wijn en we zullen het er mee doen.
Dan, het bestek. Nemen we oma's oude zilver, of nemen we het nieuwe dat oom
Oliver ons geschonken heeft, toen ie weer was uit Auburië. Ik zeg tegen mama:
laat ons het nieuwe nemen, dat is eens wat anders. Was mama natuurlijk helemaal
de put van in, zegt ze, helemaal over haar toeren: je oma draait zich om in
haar graf! Dus dat wordt het oude. Ho, net komt Helen zeggen dat Mira niet van
zin is aan tafel te komen, zogenaamd omdat ze haar blauwe jurk niet mag dragen,
maar werkelijk alleen om mij te pesten, want zo is ze. Dus die blijft de hele
avond op haar kamer zitten. Wat zullen de buren daar van zeggen? O , ik voel
dat ik ga schelden of wenen of beide.
Kalm, kalm, Liza, alles komt goed. Volgende
punt: vragen we de gasten eerst in de salon of gaan we maar gelijk aan tafel.
Ik vind dat we maar beter meteen aan tafel kunnen gaan, want van al dat
gepalaver in de salon krijg ik hoofdpijn, vooral als ze beginnen roken. En als Mathew
Evans aan zijn verhaaltjes over zijn tijd in het leger begint, dan zijn we nog
niet thuis. Om van Mildred Rogers nog te
zwijgen, want die valt dan vast in slaap en begint dan zo te snurken dat de
ramen er gaan van trillen. Maar naar mij wil natuurlijk weer niemand luisteren.
Nee, papa zegt dat het geen pas heeft om de mensen zomaar zonder boe of ba aan
tafel te jagen. Dat je zo geen mensen ontvangt. Och, ik haat het. Dan, kleren.
Wat zal ik nou dragen? Ik heb echt helemaal niks om te dragen. Al mijn jurken
zijn zo saai. Mama wordt dol bij het minste decolleté. Zo'n kwezel. Ik zou mijn
groene linten kunnen dragen en mijn amberkleurige japon, of denk je dat die
meer bij een zonnewendefeestpassent?
Zal ik mijn paarse jurk dragen met die karmozijnrode overgooier, die oom voor mij
meegebracht heeft? Of denk je dat er dan te veel rood is? Ach, dat zon feest is
me toch een kwelling! Leuk om op visite te gaan, maar om het zelf te
organiseren? Zeker in dit gekkenhuis.
Juist, voor ik het vergeet, wist je al dat
Fanny Burtows, de vrouw van de chef van politie en Emma Meigs, de vrouw van de
kolonel, vlammende ruzie hebben? Echt waar, dat was me een gedoe! Je gelooft je
oren niet. Fanny was op visite gegaan bij Emma om thee te drinken, zoals ze
vaak doen. Nou zijn ze in gesprek en dan flapt Fanny er uit dat haar servies
toch mooier is dan dat van Emma. Waarop Emma zegt dat ze gewoon jaloers is,
omdat zij van haar man altijd veel duurdere kleren, dan Fanny. En toen heeft
Fanny gezegd dat haar man tenminste eerlijk werkt voor zijn boterham. Toen wilde
Emma natuurlijk weten wat ze daarmee wel wou insinueren.
Nou, toen zei Fanny dat Emma's man zich rijk
pikt en in wel twintig schandalen tegelijk verwikkeld zit. En toen heeft Emma een
theekopje stuk geslagen op Fanny's hoofd. Sindsdien spreken ze niet meer tegen
elkaar. Dat komt er ook nog eens bij. Want welke van de twee zullen we
uitnodigen? Je kan ze toch niet beiden vragen, want dan heb je de gasten meteen
verdeeld in twee kampen want iedereen heeft ondertussen natuurlijk al partij
gekozen, en als je er maar één vraagt heb je ook heibel.
Stel nou dat we alleen Emma vragen met haar man. Dan weet je al zeker dat
Theresa, de vrouw van Gustav, de tapijtenhandelaar afzegt, want dat is de beste
vriendin van Rmma. En als je alleen Fanny vraagt dan kan je wel vergeten dat de
vrouw van de rechter komt, want die is daar kind aan huis. Een dilemma! Mama
vindt dat we ze maar beide moeten vragen en hopen dat ze alle twee afzeggen.
Alsof dat ooit gebeurt! Lucinda, lieverd, schrijf mij alsjeblieft hoe het er aan
toe gaat daar bij jou, want hier moet je wel compleet zwakzinnig worden!
O ja, wist je wat ik van papa gekregen heb
voor mijn verjaardag? Een pony met bijpassende koets! Goed he? En ik mag zelf
mijn koetsier uitkiezen! Als je komt, moeten we maar een ritje maken. Nou, ik
laat je.
Liefs,
Je vriendin Liza.
Ps Geloof jij trouwens dat er oorlog komt?
Ik geloof van niet. Maar ik hoop wel dat we een onafhankelijk land worden. Dat
is weer eens wat anders. Papa denkt er over om dan in de politiek te gaan. Maar
o, laat ik je daar maar niet mee vervelen! Daag!
Boelie
vouwt de brief dicht.
Dat
is nou eens een typevoorbeeld van de mentaliteit die mijn Maryam zo veracht.
Randy
vindt de inhoud inderdaad opvallend leeghoofdig, maar keurt wat hun vriend doet
ook niet goed.
Dus
Benjamin pakt zo maar brieven af van zijn leerlingen en stuurt ze zelf rond?
Klaarblijkelijk
was ze de brief aan het overschrijven tijdens zijn les. Van elke brief die ze
stuurt, bewaart ze een kopie voor zichzelf.
Lang
leve email toch maar, zegt Nico. Daarna zwijgen de jongens. Hun tegenstanders
vragen om stilte, ze worden nerveus van al dat getater in een taaltje dat ze
niet eens kunnen verstaan.
Boelie
wil de brief wegstoppen, maar net op dat moment valt er iemand onstuimig rond
zijn nek. Als hij omkijkt, voelt hij meteen een dikke kus op zijn lippen
landen.
Waar
bleven jullie zo lang?
Maryam
heeft het te druk met kussen om antwoord te geven op de vraag van haar Boelie.
Pieter-Jan neemt over.
Er
was weer zon parade, de hele hoofdstraat zat muurvast.
O
jee, zuchten Randy en Nico verveeld.
Hebben
jullie al veel kunnen winnen vandaag?, vraagt Maryam.
Randy
draait zich naar haar toe, vist iets op uit zijn binnenzak en toont haar met
een opzettelijk karikaturale glimlach de winst van de voormiddag: een brede
waaier bankbiljetten.
Randy,
stop dat weg, loop daar niet zo mee te koop, dat is gevaarlijk, sist het
meisje op luide fluistertoon.
Daarna
valt haar oog op de brief in Boelies handen. O heeft Benjamin weer een turf
geschreven? Boelie knikt. Is er ook een brief van Dieter en Elke die wil ik
wel lezen?
Boelie
overhandigt haar een ongeopende enveloppe, die Maryam voorzichtig openscheurt
met nagel van haar wijsvinger. Rrrrr, mooi rood gelakt, merkt Boelie op,
terwijl hij in een ronde cirkel over haar achterwerk wrijft. Maryam, wijst hem
op haar typische manier terecht voor zijn publieke avances, door langgerekt
zijn naam te laten rollen. Boelie wrijft onverstoord verder.
O
nee, roept Maryam uit, als ze hooguit een halve pagina ver is.
Wat?,
vraagt Pieter-Jan die gebogen staat over het schaakbord van Randys partij.
Maryam
en Pieter-Jan lopen over Goldsmith Boulevard. Ze komen net terug van de les.
Pieter-Jan is niet echt lovend over de prof, die niet voor niets de bijnaam, Tom
Fool draagt.
Heb
je die kerel nu horen tekeer gaan tegen de nieuwe theorie dat ziektes
verspreid worden door onzichtbare organismen? De mensen hier hebben een enorm
temperament, maar ze gebruiken hun energie om de verkeerde dingen te
verdedigen.
Maryam
haalt haar schouders op. Ze volgt nu al bijna twee jaar geneeskunde aan The
Southern University of Medicine en heeft op vlak van onwetendheid en
vooroordelen al heel wat meegemaakt. Zeker als enig meisje in een klas van meer
dan 150 studenten.
Met
zo iemand valt niet te discussiëren. Een vent die er trots op is dat in zijn
hele carrière als chirurg nog niet één keer zijn operatieschort heeft laten
wassen. Shit man, als je hier ziek valt, maak je enkel kans om te overleven als
je uit de handen van een dokter blijft.
Pieter-Jan
wuift naar enkele voorbijgaande meisjes. Elk vergezeld van een slavin die als
chaperonne fungeert. Hun overdreven vrolijkheid staat in schril contrast met de
expressieloze gezichten van hun personeel. Ze paraderen parmantig door de
straten, met hun neus in de wind en gaan erg aanrakerig met elkaar om. Maryam
keurt hen geen blik waardig, maar vanuit haar ooghoeken ziet ze toch hoe de
dwaze geiten, zoals ze hen onveranderlijk bestempelt, aan het fluisteren en
giechelen slaan, van zodra ze haar opmerken.
Is
dat niet een nichtje van Frank?, vraagt Pieter-Jan, die de meisjes als ze
voorbij zijn, ongegeneerd nastaart.
Maryam
blijft strak voor zich uitkijken en wandelt traag en onaangedaan verder.
Welke
bedoel je?
Die
ene met de gele schoenen.
Pieter-Jan
kijkt zijn vriendin aan en glimlacht als hij ziet hoe ostentatief ze met haar
ogen rolt.
Dat
is de ergste. Dat onnozel schaap waant zich de godin van de schoonheid of
zoiets, geloof ik. En dat heeft niet eens één aanbidder.
Oei,
reageert Pieter-Jan, nochtans is het in de hogere kringen sociaal wenselijk om
toch minstens een stuk of drie smachtende aanbidders te hebben.
Ze
mag dan een schare vrouwelijke fans hebben die haar hoofd op hol brengen met de
meest overdreven complimenten, maar volgens Frank is er wel geen enkele jongen
die haar het hof maakt.
Pieter-Jan
lacht. Ik kan al raden wat die vriendinnen haar wijs maken. Dat ze mannen
afschrikt door haar schoonheid en dat ze haar niet eens durven benaderen.
Dat
was meteen de reactie van mijn Boelie ook. En ze gelooft het zelf, dat is het
ergste.
Maryam
merkt hoe de trottoirs nu opvallend snel vol mensen stromen. Uit alle huizen
verschijnen nieuwsgierig kijkende mensen, uit de ramen hangen kinderen, die met
vlaggetjes zwaaien. Een koppel dat voor de twee geneeskundestudenten wandelt,
draait zich abrupt om en haast zich weg. Maryam hoort de man tegen zijn vrouw
zeggen: O nee, daar heb je weer zon bende van die idioten. Die waterkop van een
Vance heeft ook geen sikkepit autoriteit.
Maryam
heeft zon soort klachten al vaker gehoord. Seymour Vance is de burgemeester van
Carlston, hun nieuwe verblijfplaats. Officieel verbiedt hij demonstraties als deze,
maar in de praktijk laat hij maar begaan.
Maryam
zucht. Die heethoofden die ijveren voor de onafhankelijkheid van het zuiden,
maken haar bang. Ze doen haar denken aan de domme extremisten uit haar oude
wereld. Pieter-Jan neuriet ondertussen het overbekende deuntje mee dat de
demonstratie onvermijdelijk begeleidt. Het kersverse Zuidelijke volkslied hoor
je tegenwoordig elke dag, nergens ontsnap je er nog aan. Het behoort tot het
vaste repertoire van elke caféband.
Je
moet ze wel meegeven dat ze een levendig muziekje hebben gekozen voor hun zaak.
Maryam
is niet overtuigd en heeft andere zorgen. De straat zit nu potdicht, alle
verkeer is tot stilstand gekomen. We gaan een omweg moeten maken als we tot
bij mijn Boelie willen raken.
Of
we kunnen wachten tot de stoet voorbij is.
Maryam
draait zich al om.
O
nee, daar heb ik geen zin in. Als je er zo één gezien hebt, heb je ze allemaal
gezien.
De
twee keren terug en wringen zich door de massa, de eerste zijstraat die ze
tegenkomen slaan ze in. Als ze pas om de hoek zijn, zien ze hoe vier mannen
gewapend met zware houten knuppels een deur van een huis intrappen en zonder de
minste aarzeling naar binnen gaan. Een menigte vrouwen en kinderen blijft
buiten staan en schreeuwt aanmoedigingen.
Wat
krijgen we nou?, vraagt Maryam verontwaardigd.
Pieter-Jan
wijst gewoon omhoog, naar het balkon van het huis en dat volstaat als antwoord.
Over de reling van het balkon is de nationale vlag gedrapeerd. Blijkbaar wil de
eigenaar van het huis, zijn anti-secessie gevoelens uiten, maar dat wordt hem
niet in dank afgenomen. De gewapende mannen sleuren hem naar buiten en leveren
hem uit aan de vrouwen die als een vlucht aasgieren op hem toeschieten om hem
te bedekken met pek en veren. Zelfs de kinderen spuwen naar hem en werpen
steentjes naar zijn hoofd.
Maryam
duwt haar stapel cursussen in armen van haar maat en vliegt dan naar een vrouw
die met een grote kwast het gezicht van de man insmeert. Ze duwt haar opzij en
tiert luid: Wel eens gehoord van vrije meningsuiting?
Alle
vrouwen verstillen als stenen zuilen en gapen haar stomverbaasd aan. Het
slachtoffer maakt van de gelegenheid gebruik om er vanonder te muizen. Het kringetje
vrouwen weet even niet wat gezegd, tot er eentje is die Maryam herkent.
Dat
is dat manwijf dat dokter wil worden!, proest er eentje uit.
Er
volgt luid gelach. Ze kijken haar aan alsof ze het grootste stuk vuil is dat de
vrouwen ooit gezien hebben in hun leven. Je kunt al raden hoe ze haar patiënten
zal genezen.
Maryam
briest, maar Pieter-Jan sleurt haar mee, voorbij de groep. Terwijl ze zich laat
meenemen, zegt ze rustig, maar recht uit haar hart: Jullie zijn zo, zo heel
erg, dóm.
Eentje
reageert: Een hoer die zich voordoet als dokter. Slim bekeken natuurlijk.
Spijtig dat zoiets zo doorzichtig is.
Misschien
kon ze geen klanten versieren op een normale manier, lacht er een andere.
Een
vrouw die voor dokter studeert vinden ze in deze wereld scandaleus. Volgens een
rare gedachtekronkel is elke verpleegster of dokteres per definitie een vrouw
van lichte zeden. Een deftige vrouw zou nooit een job zoeken die haar zo nauw
in contact brengt met wildvreemde mannen.
Op
het einde van de straat blikt Pieter-Jan nog één keer achterom. Maryam zegt
geen woord meer en is in zichzelf teruggetrokken. Hmm, zegt hij, die man
heeft blijkbaar zijn conclusies getrokken. Zijn balkon ziet er opeens opvallend
naakt uit. De vlag is inderdaad verdwenen.
Gaat
het een beetje?, vraagt hij aan zijn kokende vriendin.
Weer
haalt ze haar schouders op en met een uitgestreken gezicht zegt ze: Ik hoop
gewoon dat die dwazen hun zin krijgen met hun o zo geliefde
afscheidingsplannen. Eens zien hoe lang ze dan nog lachen.
Pieter-Jan
geeft haar een stevige arm en versnelt zijn pas. Hij denkt aan die grappige cartoon
met die boom, in die Noordelijke krant. De boom stelt de hele natie voor, op
een hoge zijtak zitten enkele lekkerbekkende mannen die de tak waarop ze zitten
ongeduldig afzagen. Ze zitten op de kant van de tak die zal neerstorten en op
de tak staat geschreven: secessie.
Een groepje dinks zit in een hoekje dolken, dieven en ridders te
spelen, een spel waarbij het de bedoeling is om met vijf dobbelstenen de
hoogste combinaties te gooien. Je gooit twee keer en na je eerste worp kies je
zelf met hoeveel dobbelstenen je hergooit. Alleen het resultaat van je tweede
worp telt. Het spelletje is razend populair in New Burbon, in alle lagen van de
bevolkingen. Er zijn gevallen bekend van rijke grootgrondbezitters die hun hele
fortuin er doorjagen en daarna dienst nemen in het leger of voor een
vernederend baantje nemen als opzichter op een plantage van een buur.
Dinks spelen zelden voor geld, want dat hebben ze niet. De
landslaven spelen meestal voor karweien. Een slaaf die veel geluk heeft in het
spel, kan er voor zorgen dat hij voor lange tijd naast zijn vaste dagtaak geen
vervelende karweitjes meer moet opknappen. Spelers die het geluk tegenzit en
van geen ophouden weten, kunnen zich zo beladen met extra werk dat ze wekenlang
maar vier uur slaap per nacht halen. Gelukkig is de solidariteit onder de
slaven groot genoeg om medeslaven op tijd te doen stoppen voor ze een gokschuld
verzamelen van maanden karweien.
Deze dinks, die aan een half vermolmd tafeltje zitten, behoren tot
die 100 000 uitzonderingen die in vrijheid leven, maar ook zij dobbelen niet om
geld. Ze vinden het grappig om te spelen om uitdagingen. De verliezers moeten
gekke opdrachten uitvoeren. Dat varieert van in het holst van de nacht de items
op een absurd boodschappenlijstje aanslepen tot, levensgevaarlijk eigenlijk,
naar een blanke vrouw knipogen. Het spel verloopt zonder dat er één woord valt,
de spelers concentreren zich op het resultaat, iemand houdt nauwgezet de stand
bij. Tot er eentje opstaat en luid snauwt:
Ik ruik nog liever aan de kont van een oude, verlepte hoer, die net
een scheet laat waar soep bij is, dan dat ik ooit nog tegen jou speel, Harlem.
De duivel zelf heeft je handen gekust
Wat scheelt er?, roept Marly vanachter zijn bar. Het is al na
sluitingstijd, maar de vaste klanten mogen blijven tot na de opkuis. De barman
vindt het wel fijn zo. Alleen is maar alleen en terwijl hij de boel weer netjes
legt, hoort hij graag het gemoedelijke kabaal van het vaste cliënteel. Hij
vraagt zich wel af waar zijn meester uithangt, want die blijft uitzonderlijk
lang weg vannacht. Toen Marly hem vroeg waar hij heen ging, zei Duro op typisch
geheimzinnige toon: Naar de maan kraaien met een tong. Daaruit wist Marly wel
genoeg, Duro had een afspraak met een van zijn spionnen, tongen, in het
taaltje van zijn baas. Duro is een vrije dink, die ijvert voor de afschaffing
van de slavernij en de vooruitgang van zijn ras, maar Duro zou Duro niet zijn
als hij, tot het zover was, niet zelf gebruikmaakte van het noodzakelijke
kwaad. Marly merkt er zelf weinig van en is waarschijnlijk één van de best
verzorgde slaven in het hele zuiden, maar dat neemt niet weg, dat Duro hem
wettelijk bezit. Voorlopig is onze regeling wel zo handig. Dat vermijdt dat je
gekke dingen uithaalt, is Duros uitleg als Marly vraagt of hij niet gewoon
zijn vrijheid kan krijgen, als zijn meester dan toch zo gekant is tegen
slavernij. Duro heeft dan ook meer iets tegen blanken dan tegen slavernij. En
in de wet is er niets dat vrije dinks belet om zelf slaven te hebben. In
theorie kan het zelfs dat een slaaf zelf een slaaf bezit.
Pux, de gedrongen jongeman, die net kwaad is opgesprongen, loopt op
Marly af. Beste vent, schenk me nog
eens één van die cocktails van jou uit. Zo eentje waarvan je oren dubbel
plooien en je neusharen uitvallen.
Sorry, Pux, de bar is dicht. Als Duro er niet is, blijft alles
onder de kurk.
Pux laat zich niet zo makkelijk afschepen. Ach, kom toe, wat geeft
een klein drupje? Duro is rijk genoeg. Verdomme, een dink die er zelf dinks op
na houdt, hoe vaak hoor je dat? Kom toe nou, ik heb net hard verloren van
Harlem. Ik moet veertien dagen lang elke avond zijn schoenen blinken, hem s
ochtends wekken en zijn bed opmaken. Heb dan verdorie toch een klein beetje
medelijden.
Marly is onverbiddelijk en dan wordt Pux gemeen: Is het dan toch
waar wat ze zeggen, hebben slaven dan werkelijk geen gevoelens?
Op dat moment zwaait de deur van de bar open. Als Pux Duro opmerkt,
fluistert hij tegen Marly: Kom nou, Marly, braaf opzitten en pootje geven,
baasje is terug. Baasje boos zijn, hoor. Kom, geef braaf een kopje dan krijg je
een suikerklontje. Daarna hijgt hij overdreven als een hond. Als hij ziet dat
Duro recht op hem afstormt, krimpt hij ineen. De baas stopt pas pal voor hem,
met zijn ogen op vijf centimeter van de bange ogen van Pux. Duro laat twee tonnen
die hij onder zijn armen draagt, vallen en geeft Pux een klap in zijn gezicht.
Weer verloren, hé? Werk je hoerengeluk uit op een ander, gesnopen mestdinkje?
Pux wrijft hard over zijn wang, niet omdat het zon erge pijn doet, maar om
niet nog erger uit te lokken. En grijp nou zon ton en doe zoals ik. Marly, ga
jij naar boven en grijp al onze spullen bij elkaar.
Marly twijfelt een moment maar doet dan wat hem gevraagd is. De
anderen, Pux, en Harlem en Jubs, in de hoek, staren Duro met grote ogen na,
terwijl hij door de bar rent en de inhoud van zijn ton overal achterlaat. Na
nog eens een kwaad commando, volgt Pux zijn voorbeeld. Duro maant hem aan om
het goed te verspreiden. Buiten staan nog twee tonnen, behelp je, zegt hij
tegen de anderen. Als er vier tonnen zijn uitgegoten, volgt de rest van de
bevelen. Harlem, Pux en Jubs, waarschuw de rest van de bende, haal je spullen,
we verzamelen bij Laïla en Latifa. Zorg dat Misty en Hope er ook zijn. Iedereen
gaat mee.Harlem wil weten waarheen dan wel. Dat krijgen jullie later wel te
horen, het belangrijkste is dat we nu snel tewerk gaan.
Duro loopt naar boven om
Marly te helpen met de bagage en ook de rest schiet er vandoor. Marly en zijn
meester dragen twee zware koffers naar buiten, veilig naar de overkant van de
straat. Duro wandelt rustig terug, werpt nog een laatste onderzoekende blik
naar binnen, tast dan in zijn binnenzak en strijkt een lucifer af langs de
houten gevel. Marly die zijn baas gadeslaat trappelt ongedurig ter plaatste,
hij weet niet of hij Duro nu moet tegenhouden of niet. Zijn meester gedraagt
zich als een krankzinnige. Marly wil toeschieten, maar dan is het al te laat.
De lucifer suist naar binnen. Het lijkt wel of er een fikse wind opsteekt, een
gele golf deint uit en Salems Haven verandert in een woeste vlammenzee.
Marly dwingt zichzelf om praktisch te denken. Hoe krijgen we die zware koffers
bij de La-las? Duro schijnt te weten wat hij doet. Maak je maar geen zorgen.
Ik heb voor vervoer gezorgd. Carlice komt ons oppikken.
Inderdaad komt er van op hoek een open koets aangereden,
voorgetrokken door twee kleine, maar snelle paarden. Zwart maar met een witte
vlek op hun nek. Die vlekken fungeren in de donkere nacht als een soort
oplichtende bakens. Op de bok van de koets, trekt een jonge vrouw met een
vastbesloten, grimmige trek op haar gezicht, de paarden ruw tot stilstand. Duro
en zij begroeten elkaar kort met een knikje. Vlug laden de meester en zijn
slaaf de koffers in en weg zijn ze. Marly merkt hoe ze tijdens de rit andere
dinks voorbijsteken, die een opgerold vloerkleed met zich mee zeulen, waarin
waarschijnlijk al hun bezittingen zitten. Ze rennen als ratten die een zinkend
schip verlaten, maar als ze hun leider onbeweeglijk zien zitten in de koets,
vertragen ze en vallen hun stemmen stil. Is de grote afrekening begonnen?,
vraagt Marly verschrikt. Kuisen ze Freedmens Quarter op?
Zijn baas kijkt star voor zich uit. Veel meer dan dat. De hele
wereld zoals je die nu kent, staat op het punt om grondig te veranderen. Bid
samen met mij dat ik binnenkort wettelijk verplicht ben om je de vrijheid te
schenken.
Marly kijkt nog eens goed naar de vluchtelingen en voelt zich
helemaal warm worden. Hij heeft zich niet meer zo gevoeld, sinds Duro hem kocht
van zijn vorige meester.
Het antwoord moet even wachten, Pieter-Jan wil in een
makkelijke houding zitten als hij zijn verhaal doet. Hij gooit zijn geleende
jas af, neemt plaats op een stoel en schept eerst wat sfeer door overdreven
gedetailleerd zijn zoektocht naar de mysterieuze bar te beschrijven. Boelie is
de gezapige vertelstijl van zijn maat gewend en weet dat het weinig zin heeft
om hem op te jagen. Pieter-Jan vertelt zoals een fijnproever eet: traag en met
smaak. Uiteindelijk komt hij dan toch nog bij de pittige details aan. Ik beschouw
het als een ego boost van formaat. Het had natuurlijk elke vent kunnen zijn,
die daar toevallig langs kwam, maar ik veronderstel dat ze mij toch hadden laten
links liggen als ik niet aan hun eisen voldeed. De verteller werpt nog eens
een onderzoekende blik op zijn zwartrode hand. Donker is het wel hé, dat
bloed?
Wel zonde natuurlijk dat de knapste er vandoor ging,
herhaalt Boelie met een uitdrukking van spijtbetuiging op zijn gezicht.
Oooo ja, bevestigt Pieter-Jan, haar vriendinnen mochten
er ook wel wezen, maar bij de ene beviel er mij echt iets niet, iets in haar
geur dat mij echt afstootte. Toch wel vrij onpraktisch zon trio. Het is bijna
onmogelijk om je aandacht gelijk te verdelen over de twee.
Boelie tuurt naar de grond en heeft die blik in zijn ogen
van iemand die meer zou kunnen zeggen, maar wijselijk zijn mond meent te
houden.
Jij hebt natuurlijk andere ervaringen wat trios betreft,
zegt zijn maat dan maar in zijn plaats. Veel hangt natuurlijk af van de
aantrekkingskracht tussen de twee vrouwen waar je het mee doet. Als die twee
zich stierlijk vervelen met elkaar en ze volledig afhankelijk zijn van de
aandacht die jij ze schenkt, dan ben je wel gezien.
Even is het stil. Dan lachen ze allebei. Veel mannen maken
zoietsniet mee, mompelt Boelie toch
wel trots, zowel op zichzelf als op zijn maat.
Waarom ben jij eigenlijk nog zo laat op in je eentje? Is al
de rest al gaan slapen?
Yup, iedereen maft al. Willem heeft van de hele avond geen
woord gezegd. Nico en Randy zijn blijven schaken. Maryam is in bed blijven
lezen. Dieter en Elke heb ik niet meer gezien. Die zullen ook wel al slapen.
Pieter-Jan heeft weinig nodig om te snappen wat er aan de
hand is.
En jij had een paniekerig nachtje? Het moest er natuurlijk
ooit weer eens van komen. Vertel eens, hoe gaat het eigenlijk nog met jou?
Pieter-Jan was in de vorige wereld graag psychiater
geworden, tenminste dat was één van de carrières waar de jongeman welgenoegen wilde mee nemen.
Sinds mijn vader overleden is, denk ik vaak aan de dood. Er
lijkt mij zo weinig tijd te resten om iets te maken van mijn leven. Ik denk ook
dat ik die ongezonde bekendheidsdrang maar eens moet wegwerken.
Pieter-Jan is blij dat zijn maat dit zelf inziet. De
overdreven ambities van de jongen die hij gaandeweg gaan beschouwen is als zijn
adoptiefbroer, lijken hem vooral ranzig en onnuttig. Ze maken zijn broer geen
gelukkiger mens.
Verbluffend succes willen oogsten, maar er niet het juiste
zaad voor vinden, dat is een pijnlijke zaak, erkent hij begripvol.
Dat of niet de juiste grond vinden om het zaad te laten
kiemen, stelt Boelie even bij.
Zo kan je het ook verwoorden natuurlijk, geeft Pieter-Jan
toe, zich ervan bewust dat zaad hebben, maar geen grond, een gedachte is die
meer troost brengt, dan wel de grond hebben, maar geen eigen zaad.
Wat zijn jouw plannen in deze wereld? Voor Willem, Maryam en ik, is het duidelijk
genoeg, wij worden dokters hoe dan ook, de anderen komen ook wel op hun pootjes
terecht, ze nemen genoegen met weinig. Om jou maak ik mij zorgen. Fragiele egos
en hun onbevredigbare honger hebben het moeilijker om geluk in te vinden, in
welke wereld dan ook.
Boelie kijkt intriest naar de grond en zucht. Hij vraagt
zich af of er hem ooit iets zal bevredigen.
Jij moet kunnen excelleren in iets. De vraag is in wat. En
hoeveel bevestiging je nodig hebt om er zelf van overtuigd te zijn dat je
excelleert. Schrijven is één ding, akkoord, als je blijft schaven en meer
geduld oefent als je scènes en personages creëert, dan komt er vast wel iets
van. Je moet zon dingen vooral praktisch aanpakken.
Als er geen reactie komt, gaat Pieter-Jan verder:
Serieus man, als ik naar jou kijk, zie ik in de eerste
plaats vooral mogelijkheden en niet zozeer beperkingen.
Als Boelie vindt dat hij te veel aandacht krijgt, gooit hij
het gesprek snel over een andere boeg.
Heb je die twee eigenlijk gepenetreerd?
Nee, de ene had haar maandstonden, dus die wilde geen
penetratie, en om er dan maar eentje te penetreren, dat is ook geen doen. Ze
waren wel übergeil, moet ik zeggen, ze hebben mijn dijen bereden, dus die
zitten ook onder het bloed. Best wel kinky eigenlijk. En man, gul dat die twee
waren. Overal hebben ze mij gestreeld en gekust. Een compleet nieuwe ervaring
voor mij.
Boelie kent het seksuele verleden van zijn maat, weet heel
goed dat hij drie jaar lang verkeerd heeft met een ijskast.
Ik heb je al vaak genoeg gezegd: jouw ex is de
uitzondering. De meeste vrouwen zijn warm en geven graag. Hoe meer je neemt,
hoe meer ze geven. En ik kan me goed voorstellen dat je dat fijn vond.
Strelende vrouwenhanden polijsten een mannenziel. En dat zeg ik niet, omdat het
pseudo-poëtisch klinkt, maar omdat het zo is. Passionele vrouwen injecteren je
met zelfvertrouwen waarop je altijd kunt terugvallen. Ben je dan eigenlijk nog
in die bar geraakt?
Nee, maar nu wil ik er helemaal zeker eens langswippen.
Pieter-Jan pauzeert even en haalt zijn schouders op. Veel
hangt natuurlijk af van de plannen die Frank met ons heeft. Misschien zijn we
hier sneller weg dan je denkt.
Het loopt al tegen de ochtend aan, maar de twee vrienden zijn
nog lang niet uitgepraat. Ze gaan naar beneden, niet meer op zoek naar de fles
wijn, die Boelie wilde vinden Boelie drinkt niet in de buurt van zijn
geheelonthoudende maat-, maar gewoon op verkenning door het huis, zonder
getuigen. Met elk een kaars voor zich uit, dalen ze de trap af. Ze gunnen
zichzelf de tijd om het huis eens goed te bestuderen. Overal in huis hangen
grootste jachttaferelen. Mijnheer Frank blijkt echt verzot op jagen. Onze gastheer
heeft ook zo zijn ambities, zegt Pieter-Jan terwijl hij over bustes van de
eerste presidenten van hun nieuwe thuisland wrijft. Hij zet zijn kaars op kant
en propt twee bekende marmeren hoofden onder zijn hemd. Ik heb borsten met een
uitgesproken politieke voorkeur. Hij geeft een kusje op de mond van een derde.
Lekker koud, dat marmer, ersatzliefde voor een necrofiel zon beeld.
Pieter-Jan zet de beelden voorzichtig terug, haalt dan een hertenkop van de muur
en probeert daar zijn hoofd in te wurmen, maar dat wil niet zo goed lukken.
Boelie geniet van de vrolijke narrenkunsten van zijn maat, maar breekt het
moment als hij weer een briefje vindt. Deze keer is het wél duidelijk van wie
het afkomstig is.
Pieter-Jan, some breaking news hier op tafel. Vriend Willem
is er vandoor.
Pieter-Jan zet de hertenkop af. Hoezo?
Zie zo, en Boelie steekt hem het briefje toe.
Blijkbaar kon Willem absoluut niet wennen aan het zicht van
onderdanige slaven, hij voelde zich ook niet meer op zn gemak binnen de groep,
heeft nu nood aan alleentijd en wil zijn geluk beproeven in het Noorden,
helemaal in zijn eentje. Het briefje eindigt met: een echte man maakt zijn
eigen geluk. Hij wil niet leven van de gunsten van een slavenhouder, want hij
kan niets bedenken dat zo smerig immoreel is als dat.
Een typische Willem-redenering, zegt Pieter-jan die hem
het beste kent, heel rechtlijnig en niet het minste beetje pragmatiek
Boelie neuriet bevestiging en draait neerbuigend met zijn
ogen, alsof hij wil zeggen dat een gebrek aan opportunisme het grootste kwaad
van allemaal is.
Frank
snuift de lauwe lucht van de zomernacht op. Hij staat te wachten bij de grote
deur van Front royal, de villa van de manke leeuw, de baas van hun intieme
kring, al spreekt niemand hem met die term aan. De jonge plantagehouder voelt
zich een beetje ijl in zijn hoofd. Hij voelt zich weldadig warm, alsof zijn
bloed rond stroomt om hem van binnenuit te masseren. Het kan hem niet schelen
dat de stalknecht er verdacht lang over doet om zijn paard te brengen. Op dit
moment is alles hem eender. Het voelt fantastisch om zo goed op de hoogte te
zijn van de toekomst en enkel blije verwachtingen te hebben. De redders van de
komende revolutie heeft hij onderdak verschaft, ze staan bij hem in het krijt.
Hoe ze in godsnaam het Zuiden zullen helpen zegevieren, daar heeft hij geen
idee van. Zelf vindt hij ook dat het Zuiden de nakende oorlog best alleen af
kan, maar goed, als de voorspelling anders dicteert, het zij zo. Frank zal de
oorlog geen windeieren leggen. Wat er ook moge gebeuren, hij zal zijn gasten in
de watten blijven leggen, contacten met hen blijven onderhouden.
In New Burbon kunnen ze niet blijven. Akkoord,
het lot is het lot, maar het kan geen kwaad om het lot een handje te helpen. New
Burbon is geen plek voor de Brekers. De stad ligt niet centraal genoeg, ze
moeten naar Steadville, Carlston of eventueel New Ridge. Al denken sommigen dat
die stad misschien voor het noorden zal vechten of alleszins neutraal zal
blijven. Ach, nee, al dat geblaat, als er oorlog komt, volgt New Ridge het
voorbeeld van haar zustersteden, en komt ze onder de banier van het zuiden,
zeker weten, verdomme. Frank zou zijn dronkenschap kunnen commanderen, zich
nuchter kunnen houden, maar hij heeft er geen zin in, hij wil zich laten
meedrijven op de golven van de roes.
Hij
is de laatste die vertrekt. De leeuw heeft hem bewust tot de laatste bij zich
gehouden. Hij moet er alles aan doen om zijn gasten samen te houden, maar ze
moeten weg van hier, dat is het belangrijkste. De leeuw had zijn redenen, het
is hier niet veilig voor de brekers. Onzin, natuurlijk, maar de leeuw wordt
oud, oude mensen zijn altijd bezorgd. Maar akkoord, weg moeten ze, geen
probleem, Frank zorgt voor alles.
De
knecht komt eindelijk met Franks paard. Zelfs in het donker kan Frank zien dat
de jongen schichtige, bange ogen heeft. Het laat zich raden, de stalknecht is
bang voor een standje. En de gevolgen kunnen zwaar zijn. Als Frank zijn beklag
doet bij de leeuw en die om zijn reputatie van goed gastheer te verdedigen
ongemeen hard wil straffen, riskeert de jongen meer dan zo maar een pak rammel.
De verontschuldigingen beginnen al.
De
hoef, er zat vuil in de hoef, het paard
Tot
de grote verbazing van de knecht, legt Frank hem het zwijgen op en gooit hij
hem een kwartje toe. De slaaf vangt het met beide handen. Zijn grijs-witte tanden lichten
op als hij ze bloot lacht.
Dank
u, meester, dank u!
Frank
is niet zijn meester, maar elke blanke is uiteindelijk meester van elke dink. Hij
wipt op zijn paard als een wilde, de drank lijkt hem licht te maken. Als hij
over de lange oprit van de villa draaft en de donkere nacht tegemoet rijdt,
voelt hij het pistool dat in zijn broek zit tegen zijn buik op duwen. Het geeft
hem een behaaglijk veilig gevoel. Hij test het uithoudingsvermogen van zijn
lievelingspaard, Flash, en geeft het meedogenloos de sporen. In nuchtere
toestand springt hij veel voorzichtiger om met zijn dieren. In een recordtijd
bereikt hij Beauregard. Het paard staat er afgemat bij, Frank geeft het enkele
complimenterende tikjes. Vaag beseft hij dat hij morgen spierpijn zal hebben in
zijn dijen, zijn achterwerk voelt nu al aan als was het van hout gemaakt.
Terwijl hij het paard naar de stal brengt, blikt hij omhoog naar de
sterrenhemel. Op nauwelijks vijf minuten tijd ziet hij drie vallende sterren
langs het firmament scheren. Nu is hij er echt helemaal van overtuigd. Er wacht
hem een grote toekomst. Vast iets in de politiek, ja, dat moet wel. Vechten is
niet aan mij besteed. Laat mij maar oreren, mensen overtuigen en nieuwe ideeën
lanceren. Elk zijn sterkte en dat is de mijne.
Eens
in huis gaat hij rechtstreeks naar zijn kamer. Hij geeft toe aan de
vermoeidheid die nu over hem valt. Het initiële oppeppende effect van de
alcohol heeft plaatsgemaakt voor een slome beneveling. Op weg naar zijn bed,
merkt hij niet dat er nog licht schemert in zijn bibliotheek. Hij is te zeer in
gedachten verzonken. Morgen, morgen tref ik alle regelingen, niets aan het
toeval overlaten. De Brekers zijn de weg.
Op
Beauregard is Boelie er niet in geslaagd om zijn vrienden tot actie aan te
sporen. Ofwel geloven ze dat hij de briefjes zelf geschreven heeft, ofwel
denken ze dat Pieter-Jan er achter zit. Bovendien vinden ze dat Pieter-Jan een
intelligente kerel is, die best wel op zichzelf kan passen.
Iedereen
is al naar bed en Boelie waakt. Op de deur van zijn afwezige maat heeft hij een
briefje gehangen. Ik zit in de bibliotheek, laat mij weten als je terug bent.
Boelie
heeft zich teruggetrokken in de bibliotheek. Benjamin heeft hem nog een hele
tijd gezelschap gehouden. Samen hebben ze kaarten bestudeerd, omdat ze daar
beiden verzot op zijn. Boelie is moe, maar de vermoeidheid maakt hem niet
slaperig, maar maakt hem paradoxaal genoeg juist babbelziek.
Mis
jij hier niemand? Je ouders bijvoorbeeld? We zijn nu al een tijdje weggerukt
uit onze vertrouwde omgeving, maar niemand van ons spreekt daar ooit over,
alsof we al in onze eigen leugens geloven en we echt per schip gevlucht zijn
uit Auburië.
Ik
denk natuurlijk wel aan mijn ouders, en aan enkele vrienden. Mijn activiteiten
bij de scouts, de school waar ik les geef, nou ja, gaf. Soms vraag ik mij ook
wel af of ze mij thuis nu zoeken. Soms denk ik dat ik een afsplitsing ben van
mezelf, dat er thuis niets veranderd is, dat Benjamin daar nog steeds rondloopt
en functioneert. Misschien dat we op een dag allemaal terug wakker schieten in
onze vertrouwde omgeving. Ik wil liever niet nadenken over hoe het mogelijk is
dat wij dit meemaken, ik denk dat ik anders snel gek word.
Ja,
waarschijnlijk valt het wel niet te achterhalen waarom dit gebeurt. Ik geloof
ook niet dat het een droom is. Dit is echt, dat weet ik zeker, ik denk dat
niemand van ons dat betwijfelt.
Benjamin
bevestigt door kalm van nee te gebaren. Hij slaat een grote, dikke atlas dicht,
stelt zich traag recht en plaats het grote boek met de nodige moeite terug op
zijn plaats.
Mis
jij soms iemand?
Boelie
overweegt de vraag en aarzelt even.
Mmnee,
niet echt. Ik troost mij inderdaad ook met de gedachte, dat wij een afsplitsing
zijn van onszelf en dat wij ginder gewoon verder blijven bestaan. Of er een
wisselwerking bestaat tussen de ik die we hier zijn en de ik die we daar zijn,
weet ik niet. Als je daar over nadenkt, zal je inderdaad wel snel doorslaan. Ik
sta er verder liever ook niet te veel bij stil. Je weet dat mijn moeder weduwe
is. Dat ze mij, haar enige zoon, nu ook nog eens moet missen, dat wil ik liever
niet visualiseren. Mijn moeder die zo heel alleen, doodsbang alleen thuiszit en
zich afvraagt waar ik heen ben. Natuurlijk, ik ben niet alleen verdwenen, ik
ben verdwenen samen met Pieter-Jan en mijn lief. Misschien put ze daar troost
uit. Maar goed, ik ga er mee akkoord dat ons gewone leven op de een of andere
manier gewoon doorgaat.
Benjamin
zegt geeuwend ja.
Hoe
zie jij onze toekomst hier?
Geen
idee. Een job vinden zeker? Gewoon verder doen, veronderstel ik, iets opbouwen.
Welke keuze hebben we anders? Sit back and enjoy the ride, dat hadden we toch
afgesproken
Benjamin
geeuwt opnieuw en verontschuldigt zich.
Sorry,
man, maar ik ben echt moe. Vind je het erg als ik ga slapen? We kunnen morgen
verder praten.
Nee,
natuurlijk niet. Ga maar, ik ben nog niet moe. Ik ga nog wat lezen.
Je
vindt het niet erg? Ok, dan laat ik je.
Benjamin
kijkt met een blik vol medeleven, naar zijn maat, die volgens hem, veel te veel
nadenkt. Boelie is zich bewust van dat medelijden en voelt zich daar
ongemakkelijk bij.
Er
is niets aan de hand, hoor, ik wil gewoon nog wat lezen.
Benjamin
gelooft niet dat er niets scheelt, maar verdwijnt. Rust zal zijn maat misschien
goed doen.
Boelie
blijft alleen achter. Hij staat op en loopt langs de rekken met boeken, leest
hier en daar een titel, bladert lukraak door enkele boeken. Hoe moet het met
zijn schrijfdroom in deze wereld? Zal hij hier gewoon dezelfde dingen ambiëren
als in de vorige wereld? Misschien gaat het hem hier makkelijker af? In de
vorige wereld liep zijn schrijverscarrière of althans de hoop daarop, helemaal
niet van een leien dakje.
Het
knaagt in hem, de jongeman heeft vaak last van onverklaarbare angstaanvallen.
Hij heeft zijn gemoedstoestand uitvoerig gedocumenteerd in tientallen
dagboekschriften en kent ondertussen wel ongeveer de mechanismen van zijn
geest. Boelie keek als kind uitermate op naar zijn vader. Zijn vader was met
stip zijn grootste held. Maar die vaderfiguur stootte hem af en trok hem
tegelijk aan. De schrijversopdracht is hem met de paplepel ingegeven, maar zijn
vader vond zijn verhalen nooit goed. Die dubbele houding van zijn vader, heeft
het zelfvertrouwen van de jongeman als kind en als adolescent zwaar
ondergraven. Zijn vader dweepte eigenlijk met twee zaken: literatuur en
militaire strategie. Om zijn vader te plezieren koos de jongeman de weg van de
literatuur. De militaire weg, leek, zeker in het vredige Europa, nogal
uitgesloten. Dat het nooit gelukt is om van het schrijversschap iets te maken
is een oud zeer dat vaak pijnlijk opspeelt. Net zoals het nu doet.
Boelie
staat op, hij wil op verkenning gaan in huis, zien of er niet ergens een fles
wijn is die hij achterover kan drukken om zichzelf te benevelen, in een poging
zo tot andere inzichten te komen. De wandelende cocktail aan contrasterende
emoties die de jongen is, is niet echt een stevige drinker. Als hij drinkt, is
het omdat enkele van zijn literaire idolen officieel claimt hij geen zulke
idolen te hebben - onverbeterlijke zuipschuiten waren.
Hij
duwt de zware houten stoel achteruit en stapt naar de deur. Net als hij die
opentrekt, staat Pieter-Jan met een brede glimlach voor zijn neus. Lijkt wel
een soap, mompelt Boelie, daar kunnen ze ook geen deur opentrekken zonder dat
er toevallig net iemand binnenkomt. Pieter-Jan blijft onbewegelijk staan, zijn
glimlach wordt alleen nog breder. Boelie moet er ook van glimlachen, hij heeft
begrepen dat zijn vriend een leuk verhaal te vertellen heeft.
Hoe
vind je de locatie van een bar in een wereld zonder internet, zonder kaart op
zak, zonder stadsplannen op elke hoek van de straat en zonder gps? Dat is de
vraag die Pieter-Jan moet oplossen. Hij zou natuurlijk gewoon de weg kunnen
vragen aan een local en dat probeert hij ook.
Alleen
trekt elke blanke zijn neus op en laten ze hem staan zonder hem nog een blik te
gunnen. Dinks reageren zo mogelijk nog vreemder, ze raken in de war, doen alsof
ze hem niet begrijpen of zeggen vlakaf dat ze het niet weten. Pieter-Jan
vermoedt sterk dat ze liegen.
Dan
maar op goed geluk, besluit Pieter-Jan. Met wat geluk vindt hij de weg naar
Freedmens Quarter terug. Een blanke vrouw houdt hem staande met een blik in
haar ogen alsof ze met een krankzinnige te maken heeft.
Ben
je soms gek, daar regeren de dinks, zelfs de politie waagt zich daar niet. De
enige blanken die je er ontmoet zijn uitschot.
Als
ze de vastbeslotenheid opmerkt in Pieter-Jans bewegingen, besluit ze dat de
jongeman tot de laatste soort behoort en dus gaat ze vlug heen. Ze tilt haar
lange rokken op en weg is, gevolgd door haar slavin, die in elk hand een zware
mand draagt.
Pieter-Jan
vindt het wel amusant en krijgt enkel maar meer zin om verder te gaan. Twee
straten verder, beseft hij dat hij vast en zeker in Freedmens Quarter is
gearriveerd, want er zijn geen blanken meer op straat, de meeste huizen zijn
zwaar vervallen en de dinks die hij ontmoet, kijken hem brutaal aan. Wel laten
ze hem met rust. De nieuwsgierige jongeman vermoedt dat ze hem voor een
gevaarlijke bandiet houden. Welke andere blanke zou het in zijn hoofd halen om
hier schijnbaar ongewapend te komen?
Pieter-Jan
probeert zijn geluk bij een stel spelende, halfnaakte kinderen die een
conservenblikje rondtrappen. Het merendeel kijkt hem aan alsof ze nog nooit een
blanke van dichtbij gezien hebben. Een moedig ventje stapt naar voren en eist
geld voor de inlichting. Pieter-Jan bekent met een glimlach dat hij geen geld
op zak heeft. Geen probleem, de kleine wil het ook wel doen voor een paar
schoenen en zijn begerende blik valt op Pieter-Jans schoeisel. Zijn vriendjes
volgen de onderhandeling met grote nieuwsgierige ogen, er is nog niets
overeengekomen en ze kijken nu al jaloers.
Pieter-Jan
twijfelt en tast in zijn zakken of hij niet iets anders kan aanbieden. Er is
niets dat in aanmerking komt, dus vraagt hij een inlichting op krediet.
Je
zegt mij waar ik de bar kan vinden en morgen, dat zweer ik, sta ik hier terug
met een halve obloon.
De
kleine, die naarmate de onderhandeling aansleept, meer en meer zijn angst
overwint, is niet gek en vraagt Pieter-Jans schoenen als onderpand. De jongeman
begint nu echt zijn ongeduld te verliezen, maar dan weerklinken er drie
vrouwenstemmen die als een snerpende alarmbel door zijn verstand schieten.
Wij
willen seks, wij willen seks, geef ons seks.
Pieter-Jans
pupillen vergroten en keuren onderzoekend een trio vrouwen dat schaterlachend
uit een huis komt gezwalpt. De drie lopen arm in arm en amuseren zich
kostelijk. Het zijn dinks, maar aan hun teint te zien, hebben ze ook blank
bloed door de aderen stromen. Kindjes van prostituees oordeelt Pieter-Jan snel.
De
kleine zakenman blijft afwachtend voor zijn voeten staan. Als de vrouwen Pieter-Jans
richting uit wandelen, wil hij van het kleine ventje af.
No deal, ik vind het zelf wel.
Zo
makkelijk komt hij er echter niet af. De kleine fixeert zijn blik op
Pieter-Jans gezicht en doet een milder voorstel. Een schoen als onderpand en
een kwartje morgen.
Of
ik nou één schoen geef of twee, het ongemak is hetzelfde.
Zijn
zin is pas uitgesproken als de drie vrouwen al rond zijn nek hangen. De kleine
beseft dat het nu geen zin meer heeft en druipt af, zijn vriendjes volgen.
Heimelijk opgelucht dat hun maat verloren heeft, zijn ze gul met troostende
woorden en gebaren.
Pieter-Jan
weet niet wat hem overkomt.
Wat
een stuk, zeg, kirt de eerste.
De
tweede draait haar sjaal om zijn hals.
Hmm,
lekker breed in de schouders.
En
die armen zijn geen pap, zegt de derde terwijl ze in zijn bovenarmen knijpt.
De
drie vrouwen draaien onderzoekende cirkels rond hun vangst.
Hij
is echt groot, hé, net wat we zoeken.
Dat
gezicht mag er trouwens ook wezen. Echt een guitig gezicht. Hij combineert het
schattige jongensachtige, met het stoere mannelijke. Erg opwindend, moet ik
zeggen.
Vinden
jullie niet dat hij iets kunstzinnigs over zich heeft, wat denken jullie?
Volgens
mij is hij een soldaat met verlof. En wat voor slechte burgers zouden wij zijn
als we de verdedigers van de natie geen verzetje gunnen?
Ach,
nee, geen soldaat. Zakenman misschien, wie weet, zon dominante
slavenhandelaar. Ja, ja er schuilt iets duisters in die ogen. Ik wed dat hij
graag de touwtjes in handen heeft.
Om
te demonstreren wat ze bedoelt, trekt ze bruusk aan de haren van een van haar
vriendinnen, die opzettelijk een zwoele pijnkreet uitbrengt.
Spraakzaam
is hij niet, hé, zegt de andere, terwijl ze met haar vingers over zijn mond
streelt. Pieter-Jan bekomt niet van de verrassing, laat alles over zich heen
komen en beseft pas dat de drie hem richting een muur manoeuvreren als hij met
zijn rug al de stenen raakt.
Eentje
vraagt rechtstreeks wat hij doet in het leven en uit gewoonte antwoordt
Pieter-Jan dat hij geneeskunde studeert.
Genééskunde,
herhaalt ze, duidelijk onder de indruk. Kijk eens aan, zeg, verstandige jongen
hebben we hier.
Wat
een vangst zeg, en dat loopt hier maar vogelvrij rond. Boffen wij maar dat die
hengst hier langskomt. Hij lijkt wel door God gezonden.
Of
de duivel, vult er eentje al te gretig aan.
Nemen
we hem mee?
Natuurlijk
nemen we hem mee. We zijn kierewiet als we deze laten lopen. Straks wordt hij
nog vermoord. Dat zou pas zonde zijn.
Mee
waarheen?, vraagt Pieter-Jan.
Mee
met ons naar binnen, malle jongen. Je mag ons berijden tot de kippen weer van
stok komen.
De
belaagde jongeman beseft opeens dat de zon al onder is. Een blik in de ronde,
geeft hem het onaangename gevoel dat er heel wat ogen op hem gericht zijn,
vanachter de gordijntjes van de smalle huisjes. Veel is er door het duister
niet te zien waarschijnlijk, maar een veilig gevoel geeft het toch niet.
Is
het ver?
Is
het ver, vraagt hij, nee, schatje, het is dat huis daar, waar we net buiten
komen.
Eentje
sabbelt al aan zijn oor, een andere heeft haar hand al eens stevig over zijn
kruis laten glijden. De derde, de knapste, schuurt met haar boezem langs zijn
zij. Tot die zich opeens realiseert dat ze getrouwd is.
Getrouwd?,
roept haar vriendin verontwaardigd uit. tegenoverstaan van wie? De vlooien in
het bed van de dominee?
In
ons hart zijn Zachary en ik getrouwd! Begrepen, gemene feeks?
In
zijn hart is jouw Zachary getrouwd met de halve buurt, gniffelt er één.
Pieter-Jan
valt de koude op waar net nog een weelderige boezem was, als de boze vrouw weg
beent.
Mijn
Zachary is veranderd, hij is trouw nu. Bekijk het maar, voze sloeries, geef die
jongen maar de ziekte door, matrassen.
De
vrouw verdwijnt om de hoek. Op zoek naar haar Zachary, neemt Pieter-Jan
teleurgesteld aan. Spijtig, want die derde vond hij nou net de mooiste.
Let
maar niet op haar, koene ridder.
Meer
lekkers voor ons mondje
Pieter-Jan
houdt echter de boot af. De twee vrouwen nemen hem bij de hand en willen hem
mee naar binnen sleuren. Wacht, wacht eens even. Waarom ik en niet een ander?
Het loopt hier toch vol mannen die net zo geschikt zijn voor jullie doeleinden
als ik?
De
vrouwen hebben hun antwoord klaar: Dat zijn geen mannen zoals jij, dat zijn
nog kleine jongens, die kunnen we zo rond onze vingers draaien. Daar is echt
niets aan.
Pieter-Jan
heeft al lang geen fysiek contact gehad met vrouwen en nu is het alsof hij met
zijn neus in een botervloot vrouwelijkheid wordt geduwd.
Maar
we weten hoegenaamd niets van elkaar. Hoe heten jullie bijvoorbeeld? vraagt
Pieter-Jan als ze bij de deur zijn.
Voor
ze antwoordt, zegt de ene nog eens tegen de andere: Maar hij is toch echt wel
erg knap, hé? En dat wij daar dan zo toevallig tegenaan botsen. Daarna richt
ze haar ogen weer op haar doelwit, ze bukt haar hoofdje en knippert fel met
haar wimpers.
Ik
heet Hope.
En
ik heet Misty, die de houding van haar vriendin kopieert.
Kijk,
lijken mij aangename meisjes, maar het probleem is dat
Dat
is nou net jouw probleem, pikt de andere in, er is helemaal geen probleem.
Wij gaan elkaar gewoon lekker verwennen. Kom aan, twee vrouwen die zich zo aan
jou overgeven, is dat niet waar elke man van droomt?
Akkoord,
het zal wel een fantasie zijn van haast elke man. Maar ik hoef die fantasie
niet per se te beleven.
Ach,
kom, zon kans laat je toch niet liggen? Hoeveel mannen kunnen zeggen dat ze
dit ooit hebben meegemaakt? Zonder dat ze er voor betalen wel te verstaan.
Ik
geef toe dat ik geflatteerd ben, maar hoe verleidelijk de kelk ook is, toch
laat ik hem liever aan mij voorbijgaan.
De
twee vrouwen pakken elkaar vast, en bijna alsof het een bewuste strategie is,
raken ze elkaar traag en affectief aan, terwijl ze net hoorbaar tegen elkaar
fluisteren:
Oh,
en hij kan het zo mooi zeggen. Een man die goed is met woorden, daar word ik
nou eens echt helemaal heet van.
En
het is zon schatje. Heb je die ogen van hem al eens bekijken. Ik geloof dat
het ons een uur kost om alle kleurschakeringen te noemen die er in voorkomen.
Pieter-Jan
blijft twijfelen, maar enkele centimeters onder zijn middel, begint een
dwingend gevoel langzaam zijn gedachten te domineren. De zoete vrouwelijke geur
van zijn tegenstandsters prikkelt in zijn neus, en loopt als een stroom van
genot over zijn rug naar beneden. Elke cel in zijn lichaam lijkt wel een
losgeslagen elektron dat op en neer springt en tuimelingen maakt.
Bij
zichzelf denkt hij: geef nou eens toe, gun je zelf ook iets, even niet meer
denken, go with the flow, laat gebeuren wat gebeuren mag, in het slechtste
geval is het een leerrijke ervaringen.
Nog
een laatste blik op de lippen van de meisjes, waarvan hij zich de smaak en de
textuur voorstelt, zodat het verlangen groeit om zijn voorstelling ervan te
toetsen aan de werkelijkheid. Het ene meisje heeft van nature vuurrode lippen,
extra geaccentueerd door een minuscuul schoonheidsvlekje, net boven haar mondhoek. Het andere meisje
heeft helaas dunne lippen en een nogal grauwe huidskleur, de vorm van haar
gezicht is best ok, maar haar neus mist alle karakter. Haar golvende lange
kastanjebruine haren maken nog iets goed, maar haar weinig intelligente ogen,
maken het beeld uiteindelijk toch kapot. Kan hij er niet eentje nemen?
Een trio
hoeft niet zo zeer, met eentje is hij ook al best tevreden. De knappe van de
twee, is nog lang niet zo mooi als het meisje dat veel te vroeg weg ging, maar
ze mag er wezen. Ze is net iets kleiner dan haar vriendin, haar borsten zijn
niet overdreven groot, maar ze weten de aandacht te trekken, op de een of
andere manier zijn ze prominenter aanwezig dan het dikkere paar borsten van
haar vriendin. Pieter-Jan gokt dat de lekkerste geur ook van haar komt. Hij
meent dat er een storend element zit in de geur van de andere. Geen stank, nee,
gewoon een storend element in haar lijfgeur, niet eens een kwestie van hygiëne.
Op de duur vindt hij zichzelf in zijn weigerachtige houding net iets te komisch
worden. Hij wil niet dwarsliggen om speciaal te doen, dus uiteindelijk zwicht
hij toch en laat hij zich meetronen. Het gevoel van hun fijne handen strak om zijn polsen, vindt hij wel iets hebben. De twee meisjes hebben beide een lange dunne nek. Van die kwetsbaarheid gaat een prikkelende seksualiteit uit.
Binnen
werpen ze zich als roofdieren op hun vangst. Zijn eerdere vermoedens blijken al
te waar. De smaak van de ene bevalt hem allerminst, al kan hij dan niet zeggen waarom dat dan zo is, er botst gewoon iets. Hij zou liever alleen
kussen met de ene, mooiere, maar hij beseft dat hij zoiets niet kan maken. Als
de ene zich genegeerd voelt, volgt er gegarandeerd ruzie en dan is het uit met
de pret. Pieter-Jan is zoveel vrouwelijk
initiatief niet gewend en blijft tussen de kussen en het ontkleden door verder
praten.
Wat
doen jullie eigenlijk in het leven?
Wij
zijn danseressen.
In
Sordid Haven, een bar hier net om de hoek.
Je
meent het
En
nu sst, toon maar eens wat je naast praten nog meer kan met die tong van je.
De
overdonderde jongeman wordt op bed geduwd en voelt hoe vier handen tegelijk
over zijn naakte lichaam strelen. Over die sensatie heeft hij verder geen
klagen. Die bar heeft zijn naam niet gestolen, bedenkt hij nog, voor hij zelf
in actie schiet.
Frank
schudt overtuigd van nee en nestelt zich aan de vergadertafel in het huis van
Bertold Cheatham, bijgenaamd de manke leeuw. Tot zijn vijfenzestigste zetelde
de man in de senaat. Sinds hij tijdens een debat over de slavernijkwestie een
tegenstander tot bloedens toe afgeranseld heeft met zijn wandelstok, heeft men
debatten over de kwestie, althans in de senaat, verboden. Een overwinning voor
het zuiden, want als er niet eens over gesproken mag worden, kan de slavernij
ook niet worden afgeschaft.
In
het zuiden kan ouwe Bertold rekenen op een heldenstatuut en ook in het noorden
heeft men in brede kringen respect voor de ouwe. Kort na het debat kreeg hij
honderden wandelstokken toegezonden van bewonderaars van over het hele land.
Sommige zelfs belegd met diamanten. De mooiste exemplaren heeft hij gehouden en
die sieren nu zijn vergaderruimte. Frank voelt zich nooit helemaal op zijn
gemak in de buurt van de oude vuurvreter. De nationale held van het zuiden kan
het nooit laten om op een vervelende toon te vragen: En Frank, nog
experimentjes gepland met je slaven? Frank herhaalt dan zijn
standaardantwoord: Op dit moment niet, maar ik bedenk nog wel wat.
Zelfs
vandaag spreekt de manke leeuw zijn vraag uit in één adem met zijn begroeting. Frank
laat deze keer echter meer ergernis dan gewoonlijk doorklinken in zijn
ingestudeerde reactie. Gelukkig zijn er genoeg aanwezigen die de vergadering
geen seconde langer willen uitstellen. James Munford, een slanke jongeman die
er nogal ziekelijk uitziet geen wonder als je bedenkt dat het binnen zijn
familie traditie is om neven en nichten te trouwen- opent met de woorden:
Heren,
de gebeurtenissen van de afgelopen tijd spreken eigenlijk voor zich. Alles
loopt volgens de voorspelling van de oude acht. We mogen onszelf feliciteren,
want we hebben goed gehandeld. De brekers hebben een veilig heenkomen gevonden.
We kunnen de toekomst rustig afwachten.
Een
van de aanwezigen lacht schamper. Ik blijf het onzin vinden. Als het
daadwerkelijk tot oorlog komt tussen noord en zuid, heeft het zuiden geen hulp
van buitenaf nodig om die klus tot een goed einde te brengen. Voorspelling of
geen voorspelling.
De
man spreekt voor velen en krijgt applaus, vooral van de jongste deelnemers. De
manke leeuw duwt zich met beide handen af op de tafel en veert overeind.
De
voorspelling is heel duidelijk. Zonder hen, is het Zuiden reddeloos verloren en
laat een uitputtende oorlog ons na vier jaar geruïneerd achter.
Simon
Cartwright durft het aan om de eminente gastheer tegen te spreken.
Met
alle respect, maar ik blijf het onzinnig bijgeloof vinden. De acht oudste
plantagehouders plegen tijdens een obscuur ritueel zelfmoord, hun volste recht
wat mij betreft, leuk voor hun erfgenamen, maar met die daad zouden ze dan
redders uit een andere wereld aangetrokken hebben? Kom zeg, dat heeft alles van
de griezelromans die mijn vrouw met haar holle hoofd met tonnen tegelijk
verslindt.
Waarom
ben je dan hier, als je er toch geen geloof aan hecht?, vraagt Frank.
In
alle eerlijkheid: ik kom uit respect voor onze leeuw en ik blijf voor de
exquise parels uit zijn wijnkelder die hij ons met een buitenwereldse gulheid
blijft voorzetten.
Met
die uitspraak heeft hij de lachers op zijn hand.
Hij
staat op en heft het glas:
Heren,
op de gezondheid van de leeuw.
Hoe
weten we eigenlijk dat we met de juiste mensen van doen hebben?, vraagt een
van de plantagehouders die anders bijna nooit een woord zegt en enkel aanwezig
mag zijn omdat hij de kleinzoon is van één van de oude acht.
Frank
wist dat die vraag zou komen.
Ze
matchen perfect de beschrijving die in de cirkel staat geschreven. Alleen zijn
ze met negen, in plaats van met tien.
Aha,
dus de voorspelling loopt al mank, ik bedoel, fout, roept de leider van de
sceptici triomfantelijk uit. Het gebruik van het woord mank ten overstaan van
oud-senator Cheatham, heeft hem wel even doen blozen.
De
jongen die ontbreekt, had geen cruciale rol. Zijn afwezigheid hoeft verder
niets te betekenen. Wat telt is dat de anderen gekomen zijn.
De
aanwezigen vragen Frank om zijn mening te geven over zijn speciale gasten.
Ze
doen zich voor als pas gearriveerde Auburiërs. Echt overtuigend zijn ze
natuurlijk niet, want ze zijn helemaal nooit in Auburië geweest. Ik kan echter ook
niet zeggen dat ze ooit zwaar in de fout gaan. Je kan raden dat ze niet van
Auburië komen, maar je zou ook nooit vermoeden dat ze uit een verder gevorderde
wereld afkomstig zijn die met de onze niets te maken heeft. Fysiek zijn ze erg
zwak, paardrijden kunnen ze bijvoorbeeld niet of nauwelijks, welbespraakt zijn
ze dan weer wel. Ze zijn trots en makkelijk te complimenteren. Zo zijn ze er
bijvoorbeeld echt van overtuigd dat ze mijn leven gered hebben.
Op
dat punt schieten Franks zogenaamde belagers van toen in de lach.
Ze
zijn natuurlijk zeer slecht op de hoogte van onze cultuur, maar zo wat de helft
van hen beent actief bij en leert snel. Eentje ervan is erg apathisch. Een van
de meisjes is enkel geïnteresseerd in mijn paarden. Die houd ik zo zoet.
Volgens de voorspelling is het enkel nodig dat zij en haar vriend voorlopig in
leven blijven. Anders kunnen de anderen vreemd reageren.
Vertoont
een van hen ook maar het minste militaire of politieke talent?, vraagt de
scepticusfractie.
Eentje
heeft in een herberg voor aardig wat commotie gezorgd door als leek het spel
Revolution te winnen. Ik schaak ook regelmatig tegen hem en ik moet toegeven
dat er strijdlust brandt in zijn ogen.
Ach
kom zeg, daar zetten we op in? Op een bordkartonnen generaal die fonkelende
ogen zou hebben. Mijn zoontje van drie heeft ook agressie in zijn blik. Zullen
we hem vast een generaalsuniform laten naaien?
De
manke leeuw is het zat.
Heren,
we houden ons trouw aan de voorspelling. Laat ons niet vergeten dat ze exacte
op het voorspelde tijdstip verschenen en meteen ingrepen toen ze dachten dat
Frank bedreigd werd. Dat is genoeg bewijs voor mij. Zelfs al zijn die jongelui
het grootst denkbare uitschot, het kan nooit kwaad om ze voorlopig te steunen
en te zien wat er verder van komt. Frank, jij regelt het nodige, zorg ervoor
dat het hen aan niets ontbreekt. Verwen hen verder, de rest wijst zichzelf wel
uit. Ik verwacht van iedereen dat hij Frank bijstaat om de veiligheid van zijn
gasten te garanderen.
De
autoriteit van de leeuw legt de scepsis van de slavenhouders aan banden.
Ik
hoef de heren er ook niet aan te herinneren dat niemand, maar dan ook niemand,
één woord hierover mag zeggen, aan eender wie.
Daar
is iedereen het inderdaad over eens. Stuk voor stuk geven ze te verstaan dat ze
hun zwijgplicht als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Ook Miles Porter knikt
instemmend. Nochtans kan deze moddervette plantagehouder het nooit laten om
alles wat hij meemaakt in zijn leven, in geuren en kleuren te vertellen aan de
slavin waarmee hij haast dagelijks het bed deelt. Geen moment vermoedt hij dat
bloedmooie Carlice, terwijl ze verveeld onder zijn zweterige lichaam ligt,
uitrekent hoeveel geld ze kan vangen voor de kostbare informatie die hij haar
domweg in het oor fluistert. In Sordid Haven betaalt men voor zon inlichtingen
een eerlijke prijs.
Op
Beauregard is Frank nu pas echt in alle staten. Een bevriende plantagehouder is
het nieuws over de slavenopstand (of de poging daartoe) komen brengen. Franks
vriend vraagt om een gesprek onder vier ogen. De gastheer trekt zich met zijn
bezoek beleefd terug in zijn studeervertrek. Het schaakspel dat toch al op
weinig aandacht kon rekenen, wordt uitgesteld tot een volgende keer. Even later
komt Frank al terug en rijden hij en de vriend samen weg. Kennelijk hebben de
slavenhouders in New Burbon een soort spoedvergadering gepland.
Boelie
en Pieter-Jan blijven alleen achter. Die laatste stelt zich vragen bij het
gedrag van hun gastheer.
Wel gek eigenlijk hoe die Frank ons zo
vertrouwt. In principe kunnen we zijn hele hebben en houden roven.
Denk
je werkelijk dat dit zijn hele hebben en houden is? En trouwens, denk je dat de
slaven hier ons zo maar laten begaan?
Je
denkt niet dat we hen een aanzetje zouden kunnen geven om mee te plunderen?
Nope,
die slaven zijn niet gek. Waar zouden ze verdomme heen moeten? Het noorden is
ver en zelfs in het vrije noorden zitten ze niet te wachten op dinks. Daar zijn
ze bang dat dinks als goedkopere arbeidskrachten het werk van de blanken
afpakken. De exemplaren hier in huis zijn ook veel te trots op hun bevoorrechte
positie als huispersoneel.
Akkoord.
Maar zeg, als zon slaaf er in slaagt om het noorden te bereiken, is hij dan
vrij?
Ik
denk het niet. Maar als hij er in slaagt om uit de handen van zijn baas te
blijven, is hij veilig natuurlijk. De meeste noordelingen zien dinks misschien niet
graag komen, maar een arrogante slavenhouder helpen om zijn eigendom terug te
krijgen, dat is dan ook weer een stap te ver.
Het
gesprek van de twee jongens wordt onderbroken. Ook de anderen zijn ondertussen
wakker. Als die te horen krijgen wat er allemaal gebeurd is, vinden ze het
allemaal bijzonder spannend. Maryam hoopt dat de slaven massaal in opstand
komen. Ze zou doodgraag zon revolutie van dichtbij zien. Randy is daar niet
van overtuigd.
Zon
slavenopstand zou volgens mij extreem bloederig verlopen. Geloof mij, dat wil
je liever niet zien.
Maryam
betwijfelt dat en zegt dat het misschien ook wel zonder geweld kan. De
apartheid in Zuid-Afrika is toch ook via een politieke weg afgeschaft?
Randy
protesteert opnieuw.
Ja,
maar dat was in een wereld die op zo veel vlakken zo veel verder ontwikkeld was
dan deze. En ook de afschaffing van de apartheid liep niet over rozen, hé.
Maryam
vraagt Boelie of ze het boek dat de aanleiding gaf tot zoveel onvrede mag lenen.
Ze is nog niet helemaal wakker en wil
het liever rustig aan doen vandaag. Het lezen van De armband van tante Rosy
lijkt haar nuttige tijdsbesteding. Bij wijze van verlaat ontbijt neemt ze wat
fruit mee.
Ook
de rest scharrelt in de keuken wat eten bij elkaar. Tot ze er uitgejaagd worden
door Jubs, de dikke slavin, die naar eigen zeggen al voor meester Frank kookt,
sinds hij zijn eerste tandjes heeft.
Nico
en Randy herschikken het schaakbord en beginnen aan een echte schaakmarathon.
Benjamin gaat samen met Boelie nog wat neuzen in Franks privé-bibliotheek. Als
ze Willem vragen of die niet meekomt, weigert die categoriek. Met een sip
gezicht neemt hij plaats in een luie stoel en doet vanuit die positie alsof hij
de schaakpartij observeert. Pieter-Jan slaat hem gemoedelijk op zijn schouder.
De literatuur van deze wereld interesseert je niet?
Lusteloos
trekt Willem zijn schouders op. Pieter-Jan begrijpt het gedrag van zijn maat
niet, dus gaat hij naar boven, vraagt het personeel om schone kleren en gaat
dan de deur uit. Hij heeft er wel zin om eens alleen op verkenningstocht te
gaan in de stad.Benjamin
en Boelie zitten ondertussen gebogen over een kaart van hun nieuwe thuisland.
Het is onderverdeeld in staten met aan het hoofd een verkiesbare gouverneur. Er
zijn 34 staten in totaal, daarvan zijn er 17, net de helft dus, waarin
slavernij legaal is.
Een
mooi evenwicht, stelt Benjamin.
Tot
je andere zaken vergelijkt. In de noordelijke staten wonen 20 miljoen blanken,
in het zuiden slechts 5 miljoen, aangevuld met 3 miljoen slaven. Volgens de
laatste cenus leven er ook 100 000 vrije dinks in het zuiden.
Als
je de lijst van de presidenten eens bekijkt, is het wel zo dat bijna alle
staatshoofden in het zuiden geboren zijn. De laatste zes presidenten zijn
allemaal zuidelijken.
Sja,
slavenhouders hebben natuurlijk alle tijd om aan politiek te doen en bovendien
hebben ze geld genoeg om stemmen te kopen.
De
twee bollebozen worden in hun onderzoek gestoord door een vreemd schuivend geluid.
Als een blik op deur werpen, zien ze een blaadje liggen.
Boelie
loopt naar de klink en gooit de deur open, maar op de gang is al niemand meer
te zien. Hey, toon ons nou gewoon wie je bent, we zullen je niks maken, roept
hij. Er komt natuurlijk geen antwoord.
Tot
zichzelf mompelt Boelie:
Als
je ons briefjes kunt schrijven, kun je ons toch net zo goed aanspreken? Zon
kinderachtige onzin.
Wat
staat er op het briefje?, vraagt zijn compagnon.
Het
is van het allergrootste belang dat jullie vanavond naar Sordid Haven gaan. Doe
het voor jullie eigen veiligheid.
Benjamin
neemt het blaadje over om het zelf eens goed te bekijken, net of hij vertrouwt
zijn maat niet helemaal. Boelie toont hem ook het tweede briefje.
Wat
denk jij? Dit is zo amateuristisch, zo doorzichtig, dit ruikt uren in de wind
naar een hinderlaag, toch?
Benjamin
weet niet wat hij er van denken moet. Misschien wil die Harlem ons helpen?
Waarom
dan die geheimzinnigheid? Die heeft zich toch al aan ons voorgesteld?
Wie
zou Frank dan betalen? Dat slaat nergens op. Wie heeft er nou baat bij dat wij
hier logeren?
Boelie
vindt dat ze dit nog een tijdje moeten stil houden voor de groep.
Waarom
dan?
Anders
panikeren ze maar en angst is een slechte raadgever. Voor je het weet, begint
iedereen spoken te zien.
Benjamin
is voorlopig akkoord, maar heeft wel één bedenking.
Maar
zeg, kunnen we Pieter-Jan dan wel alleen laten vertrekken naar die bar?
Shit,
das ook waar.
De
twee rennen naar Pieter-Jans kamer, maar daar ze zijn al te laat. Op de deur
hangt een briefje.
Lieve
jongens en meisjes. Blijven jullie gezellig binnen, ik zet vanavond een stapje
in de wereld. Wie mijn aanwezigheid te zeer mist, kan mij
wellicht vinden in de
Sordid Haven. Die bar met zijn onderhand mythische proporties.
Dont
wait up.
Kusjes,
P-Jay.
Ja,
ok, concludeert Benjamin direct, die briefjes zijn zon onnozele grap van
Pieter-Jan, dat is wel duidelijk.
Boelie
wil akkoord gaan wat betreft het briefje onder de deur van de bib. Maar wat
dan met het briefje in mijn bed?
Ach,
hij is gewoon snel geweest. Hij kan altijd even langs jullie slaapkamer geweest
zijn, geef toe.
Ja,
maar de handschriften zijn ook compleet verschillend.
Benjamin
valt niet te overtuigen. Hij knipoogt en wandelt glimlachend terug naar de bib.
Als
er iemand spoken ziet, ben jij het wel.
Boelies
reactie op die laatste zin, druist helemaal in tegen zijn eerdere voornemen.
Best
dan probeer ik de anderen wel aan het verstand te brengen dat dit niet pluis
is.
Tien uur s ochtends en al te warm voor een jas. Op weg naar
vergadering met twee dames. Een schrijfproject voor het OCMW. Om den brode. Veel
water bij de wijn doen en maar slikken. Every time I sell myself to you, I
feel a little bit cheaper You is dan de uitgeverswereld en iedereen die mij
daar aan een voet tussen de deur kan helpen.
Dromen van een eigen uitgeverij. Spelen met het idee van
uitgeven in eigen beheer. Het typische fasendoorloop van een
wanna-be-schrijver. its fun to lose and to pretend en ik geef er nauwelijks
nog een zak om. Ook het woordje nee went. De standaard afwijsmails wennen.
Ergens weet je: je moet tot een bepaald aantal nees komen om tot een ja te
komen. Elke nee is een stap dichter bij een ja. In de liefde net zo. Ik was
bont en blauw voor ik eindelijk de geheime vrouwensappen kon proeven. Op een
dag laat je los en dan hoeft het niet per se meer, dan ben je ook gelukkig zo.
Je koestert je in de zon en het maakt allemaal niet meer zo veel uit. Op zon
moment valt uit de lucht, wat vroeger compleet onbereikbaar leek.
Het is je onderhand zo menens dat je verdomme handleidingen
begint te lezen als spanning in verhalen, writing a novel en je koopt
tijdschriftjes die heel kort en bondig Schrijven heten en die trouwens pokkenduur
zijn. De dame aan de kassa meent je te herkennen en zegt: Ja, dat zijn
interessante boekjes. Jij bent toch die Pool he? Die ook nog piano speelt? Als
je er uitziet als een Poolse schrijver-pianist heb je dan tenminste toch al de
look mee. Schrijfsucces heeft niets van doen met schrijven, maar met het juiste
imago en de juiste contacten. 1 procent schrijfarbeid, 99 procent handjes
schudden.
Ik ben nooit zo gelukkig geweest, want ik het diepst van
mijn gedachten ben ik Rhett Butler en als ik terugkijk op mijn leven krijg ik
altijd wat ik wil. De zekerheden van het zondagskind. Dus vriendjes worden met
de Maarten Ingelsen van deze wereld, smeekbedes schrijven naar Arnon Grunberg,
bedelen bij uitgeverijen, het hoeft allemaal niet meer.
Volgend jaar omstreeks deze tijd, lig ik in de winkels.
Ik vraag mij wel af, hoe zal ik dan reageren op de
bedelmails in mijn inbox?
In
zijn kleine kamertje boven het stamcafé van de bende van Burke, ontwaakt ook de
quadroon Harlem Monroe. Luide stemmen beneden wekken hem uit zijn slaap. Hij
heeft helemaal niet zo lekker gedroomd en zijn hart slaat zo snel dat de
ketting om zijn hals er gaat van trillen.
Eventjes
is hij bang dat Burke gek genoeg is om wraak te nemen voor gisteren. Zou die
Burke het wagen om hem ook maar één vinger kwaad te doen? Iedereen weet toch
dat Harlem een beschermeling is van Duro? En wat er gebeurt met lui die Duros
vrienden aanpakken, weet iedereen. Harlem staat op van zijn bed, hij was deze
middag zo moe dat hij met zijn kleren aan in slaap is gevallen. Nieuwsgierig legt
hij zijn oor te luisteren tegen de deur. Hier en daar kan hij een woord
opvangen. Als hem duidelijk is geworden waar de mannen beneden in de bar het
over hebben, zegt hij bij zichzelf:
Het
is begonnen! Zo snel al. Verdorie, we moeten vlug handelen nu, voor het te laat
is.
Zonder
nog een moment te aarzelen, neemt hij de weg over de daken, en gaat hij via de
brandladder naar beneden om verslag uit te brengen bij zijn baas. Die
is echter al beter op de hoogte dan Harlem.
Als
hij hijgend aan hetzelfde tafeltje van deze ochtend gaat zitten, is Duro hem
voor:
Dus
je hebt het ook gehoord? Nu komt er zeker oorlog, dit is nog maar het begin.
Harlem
zegt wat hij er van weet, in de verwachting dat zijn chef de ontbrekende
details aanvult:
In
Coopers Creek heeft een blanke man samen met een bende slaven een munitiedepot
van het leger bezet.
Is dat al wat je weet?
Harlem
kijkt beschaamd omlaag en knikt kort van ja. Hij vindt dat hij zich belachelijk
gemaakt heeft door zo snel te reageren. Duro vertelt hem de rest.
Ze
zijn al allemaal opgepakt. Opgepakt of dood. Het leger heeft de opstand
neergeslagen. Er was blijkbaar een energieke kolonel van het beroepsleger in de
buurt en die heeft meteen een honderdtal gewapende mannen gemobiliseerd. De
opstandelingen hebben het nog drie uur volgehouden, maar de meeste zijn
gesneuveld. De leider is gevangen genomen. Hem wacht allicht de strop.
Wie
was hij?
Een
tamelijk oude blanke man, genaamd Miles Green. Hij zou maanden geleden al eens
vijf slavenhouders vermoord hebben met de hulp van zijn zonen.
En
er zijn nergens anders opstanden uitgebroken?, vraagt Harlem beteuterd.
Nee,
er was te weinig tijd. De bedoeling was om met de voorraad in het wapendepot
een duizendtal slaven te bewapenen en er mee naar de bergen te trekken om
vandaar uit geleidelijk aan alle slaven tot opstand te brengen.
Hoe
weet je dat allemaal? Zijn er al kranten?
Duro
leunt achterover en glimlacht.
Ik
wist al enkele dagen dat er iets op til was. Maar het nieuws is mij te laat ter
oren gekomen en Coopers Creek is natuurlijk veel te ver van hier. Anders waren
we er bij geweest. Dan was de actie misschien gelukt.
Waarom
heb je mij er niet eerder iets van gezegd?
In
sommige kwesties is het beter dat alleen de baas op de hoogte is.
Harlem
apprecieert het niet dat zijn baas niet meer vertrouwen in hem stelt, maar hij
gaat er verder niet op in.
Maar
je beseft toch wat dit betekent? De brekers arriveren en de kans dat er oorlog
komt tussen Zuid en Noord wordt op enkele dagen tijd opeens wel heel reëel.
Op
dat moment komt Marly aangewandeld.
Ach,
Harlem, is er ook al. Gefeliciteerd.
Hoezo?
Nou,
je bent vast de laatste in heel New Burbon om het nieuws te horen, marmot. Er
is trouwens nog meer nieuws.
Marly
gooit iets op tafel. Het is een exemplaar van De armband van tante Rosy.
Ik
heb het net uit. Als die poging tot een opstand geen olie op het vuur gooit,
doet dit het wel. Er is niet één slavenhouder die hier mee gediend is. En
geloof me, die rijke piefen lezen misschien niet vaak, maar die hebben ze
allemaal gelezen, hoor.
Jullie
kennen de voorspelling, zegt Duro plechtig. Als alles goed gaat, hebben we
over een jaar of zo oorlog in dit zondige land, met als gevolg dat al onze
broeders en zusters die nu nog gebukt gaan onder het discriminerende juk van de
slavernij binnenkort allemaal vrij zijn.
Harlem
ergert zich aan het overdreven optimisme van zijn baas.
Je
vergeet een klein detail. De oude acht hebben hun zin gekregen, als de Brekers
in leven blijven, gebeurt net het omgekeerde en wint het Zuiden de oorlog,
zodat de slavernij gewoon blijft bestaan, sterker dan ooit gegrondvest dan ooit
tevoren.
Maak
je maar geen zorgen, die brekers hebben we volgende week al gekeeld. Je zei
toch dat ze op Beauregard logeerden? Nou, waar maken we ons dan druk over?
Heb
je mannetjes onder het personeel van Beauregard?, vraagt Harlem.
Duro
lacht.
Nooit
te veel willen weten, Harlem, nooit te veel willen weten.
In
de namiddag is Frank nog steeds niet helemaal gekalmeerd. Elke en Dieter zijn
nog uit huize en Boelie is de eerste die wakker is. Om zijn gastheer wat tot
bedaren te brengen, stelt hij een spelletje schaak voor. Voorlopig houdt hij
het merkwaardige briefje op zak, ook zijn vrienden weten niets van zijn vondst.
De
twee plaatsen de prachtige marmeren stukken in de overbekende slagorde. Boelie
houdt van de koude, gladde steen, en betast elk stuk uitgebreid voor hij ze op
het bord plaatst. Het briefje verandert niets aan zijn houding ten opzichte van
de rijke planter.
Kent
u overigens het spel Revolution?
Ja,
natuurlijk ken ik dat. Geweldig spel ook, alleen spijtig dat het zo lang
duurt.
Frank
is echter moeilijk op andere gedachten te brengen. Zijn lectuur van deze
ochtend laat hem niet los.
Wat
ik ook niet snap, is dat een uitgever zon boek publiceert.
Ach,
dat is toch allemaal vriendjespolitiek. Wellicht heeft die uitgever het boek
niet eens gelezen. Die Margaret Harper zal waarschijnlijk een charmante
verschijning zijn.
Dat
mens Harper een knappe verschijning? Frank vliegt op en pakt er een
verfrommeld exemplaar van The New Burbon Illustrated Herald bij en drukt zijn
gast een foto onder de neus.
Boelie
moet bekennen dat het kleine, iele ding op de foto nou niet bepaald een
schoonheid is. Is dat de schrijfster van De armband van Tante Rosy? Net een
soort dwerg.
Die
dwerg heeft wel net de schandaalroman van de eeuw geschreven.
Boelie
snapt nog niet zo goed waar het precies om draait.
Komt
er dan zo veel seks in voor?
Seks?
Als het nou alleen dat was! Nee, volgens die smerige troep is elke zuidelijke planter
een sadist, een pooier of een apathische morfinist die geen zier geeft om het
welzijn van zijn slaven. Of waarom niet al die dingen tegelijk? En het beeld
dat ze van dinks schetst! De enige intelligente personages in heel het boek
zijn dinks. Alle blanken zijn bruten. Wat wil je ook, de helft van de blanken
die ze opvoert zijn geboren uit interraciale gemeenschap, want jufvrouw Harper
meent kennelijk dat wij allemaal onze slavinnen misbruiken, van zodra onze
echtgenotes even de andere kant opkijken. Vunzigheid.
Mag
ik het boek eens zien?
Frank
beveelt een knecht om het boek te halen in zijn studeervertrek.
Als
je het tenminste nog terugvind. Ik weet niet wat ik er in mijn woede mee gedaan
heb. Wie weet kan je het gaan zoeken ergens achter in de tuin.
Even
later krijgt Boelie de gewraakte roman onder ogen. Bij het lezen van enkele
random passages, valt hem op dat de dinks in het boek erg menselijk
geportretteerd zijn. Wat ook opvalt, is dat ze er alles aan doen, om hun
slavenbestaan op sluwe wijze te verlichtten en dat ze verder maar één grote
droom koesteren: ooit vrij zijn.
Verkoopt
dit boek goed?, vraagt Boelie.
En
of! Noordelijke kranten noemen het al een klassieker. Ze zouden dat mens
verdomme een proces moeten aandoen. De slavernij van dinks is hun natuurlijke
staat. Verstandelijk zijn zij niet in staat om een maatschappij te organiseren.
Ze willen die verantwoordelijkheid ook niet dragen, ze zijn niet gelukkiger dan
als ze slaaf zijn.
Waarom
worden er dan zo veel maatregelen genomen om te vermijden dat slaven weglopen?
Als ze toch zo gelukkig zijn met hun slavenbestaan?
Ook
daar heeft Frank het antwoord op.
Dr.
Samuel Cartwright, die veel geschreven heeft over de speciale hersenstructuur
van dinks, noemt die aandoening drapetomanie: de krankzinnige neiging om weg te
lopen. Ach, eigenlijk moet je medelijden met ze hebben, ze hebben zichzelf niet
gemaakt.
Boelie
gelooft zijn oren niet. Hij wil Franks beweringen aanvechten, maar dan weerklinkt
de stem van Pieter-Jan, die terwijl hij zich lui uitrekt vraagt:
Wie
is er aan het winnen?
Als
Pieter-Jan zijn wenkbrauwen fronst, bij het zien van de slordige ontwikkelingen
op het spelbord, zegt Frank, voor hij voor het eerst tijdens dit spel een zet
overdenkt:
Wij
zijn eigenlijk niet echt geconcentreerd bezig.
Pieter-Jan
stelt Boelie voor om te wachten tot de rest wakker is en dan maar eens op zoek
te gaan naar die Sordid Haven.
Ik
denk niet dat je de rest mee krijgt. Als Maryam hier blijft, is de kans groot
dat de rest ook hier blijft, werpt Boelie tegen.
And
you stand by your woman, veronderstel ik. Geeft niet, dan ga ik wel alleen. Dan
hoef ik ook niet meer te wachten tot iedereen wakker is.
Gisa klinkt als een oud-Egyptische stad, maar er gaat een
kersverse studentenvereniging achter schuil. Een hele speciale nog wel. Gisa
klinkt mooi meegenomen- exotisch, maar staat eigenlijk voor: Ghent Intercultural
Student Association. De vereniging heeft, naast het organiseren van barbecues
medeoprichter Duro, heeft een levensgenietend maagje- nog heel wat andere waardevolle
doelstellingen. Intal ging een kijkje nemen bij wat een verwante groepering
lijkt.
Wie in contact komt met Gisa, komt waarschijnlijk al snel in
contact met de sympathieke oprichters, Placide M. Habiyambere en Durotimi
Olawaive, de twee enthousiastelingen van het eerste uur. Aan motivatie en
enthousiasme geen gebrek, dat zie je meteen. De twee zitten boordevol ideeën en
goede bedoelingen. Om hun enthousiasme en idealistische vuur te kanaliseren
trokken zij van bij de start de expertise aan van Maryam Shiri, een dame die
van wanten weet als het op organiseren aankomt. Duro en Placide schuiven haar
graag naar voor als het boegbeeld van de vereniging, omdat zij met haar
onmiskenbare charisma en bestuurstalent de vereniging een broodnodige
professionele basis kan geven. She arrives and things start moving.
Gisa zou geen moderne vereniging zijn als het al geen groep
op facebook had. Op hun pagina kun je onder andere meer lezen over hun doelstellingen.
We geven hier kort hun vier hoofddoelen:
1 ) HET VERENIGEN VAN MENSEN VAN VERSCHILLENDE CUKTURELE
AFKOMSTEN
2)DE IN-, DOOR- EN UITSTROOM VAN STUDENTEN VAN VERSCHILLENDE
CULTURELE ACHTERGRONDEN IN HET HOGER ONDERWIJS VERBETEREN
3)BETERE INTEGRATIE EN PARTICIPATIE IN DE BELGISCHE
MAATSCHAPPIJ
4 ) HET VERGROTEN VAN HET BEWUSTZIJN OVER DE BAND TUSSEN EN
HET GEMEENSCHAPPELIJK ERFGOED VAN STUDENTEN IN DE DIASPORA EN DE STUDENTEN VAN
HUN MOEDER/VADER-CONTINENTEN
We geven ze in hoofdletters en dat mag ook wel: het zijn
doelstellingen die elke student zou moeten onderschrijven. De vereniging heeft
goed gezien dat onderwijs bij voorkeur een stokpaardje in het programma is. Is
er een draagvlak voor deze vereniging? Zeker wel, deze vereniging is nodig. Dat
bewijst de belangstelling waarop de eerste grote samenkomst van Gisa al kon
rekenen. Gisa stelt zich dan ook open voor een zo breed mogelijk publiek. Elke
student, van elke komaf, is welkom. En de Ghent in de naam betekent niet dat
studenten uit Brussel of Leuven niet hoeven aan te kloppen. Integendeel.
De eerste hindernissen van dit piepjongen initiatief zijn:
allereerst tot een werkbare structuur komen en ten tweede, eens die structuur
er staat, de basisactiviteiten van een vereniging uitbouwen. Dat houdt onder
andere in: zo snel mogelijk vijf evenementen organiseren die kaderen in de
doelstellingen. Geopteerd werd (wijselijk genoeg) om deze eerste vijf simpel te
houden. Wie wil vliegen, moet eerst leren lopen. De leden gooiden bakken
voorstellen op tafel. Aan nieuw stimulerend bloed geen gebrek.
Als deze vereniging zich realiseert dat zij, zeker bij de
geboorte van iets dergelijks, als alles nog broos en fragiel is, een leidende
hand nodig hebben, die snel knopen kan doorhakken, indien het niet bij ideeën
spuien blijft en men zijn tijd niet verliest met oeverloze discussies
voorspellen we deze vereniging een grote toekomst. De overgrote meerderheid op
de eerste samenkomst had jeukende handen en wilde meteen aan de slag gaan.
Enkele jongens echter deden mij helaas denken aan een befaamde scène uit Monty
Pyton, waar men maar blijft schreeuwen om immediate action zonder tot iets
concreets te komen. Vooral de dames hoorde ik nogal zuchtten als reactie
daarop. Om maar te zeggen: de goede bedoelingen zijn er, maar een vereniging
heeft pas kans als er vrij snel bindende beslissingen genomen worden.
Gisa kan (en zal, het vertrouwen is er) een vereniging worden
die zal werken rond de milleniumdoelstellingen, zal samenwerken met
zielsverwante organisaties, de nodige contacten zal uitbouwen, op termijn een
eigen site en een eigen maandblad zal uit de grond stampen, mensen zal
enthousiasmeren om te delen en te laten delen in andere culturen, de
buitenlandse student een stok achter de deur zal geven tijdens zijn of haar
academische carrière, kortom: haar doelstellingen zal realiseren.
Hou deze jongens en meisjes in de gaten, want er broeit wat!
I. Anyone intending to embark on a major work should
be lenient with himself and, having completed a stint, deny himself nothing
that will not prejudice the next.
II. Talk about what you have written, by all means,
but do not read from it while the work is in progress. Every gratification
procured in this way will slacken your tempo. If this regime is followed, the
growing desire to communicate will become in the end a motor for completion.
III. In your working conditions avoid everyday
mediocrity. Semi-relaxation, to a background of insipid sounds, is degrading.
On the other hand, accompaniment by an etude or a cacophony of voices can
become as significant for work as the perceptible silence of the night. If the
latter sharpens the inner ear, the former acts as a touchstone for a diction
ample enough to bury even the most wayward sounds.
IV. Avoid haphazard writing materials. A pedantic
adherence to certain papers, pens, inks is beneficial. No luxury, but an
abundance of these utensils is indispensable.
V. Let no thought pass incognito, and keep your
notebook as strictly as the authorities keep their register of aliens.
VI. Keep your pen aloof from inspiration, which it will
then attract with magnetic power. The more circumspectly you delay writing down
an idea, the more maturely developed it will be on surrendering itself. Speech
conquers thought, but writing commands it.
VII. Never stop writing because you have run out of
ideas. Literary honour requires that one break off only at an appointed moment
(a mealtime, a meeting) or at the end of the work.
VIII. Fill the lacunae of inspiration by tidily
copying out what is already written. Intuition will awaken in the process.
IX. Nulla dies sine linea -- but there may well be weeks.
X. Consider no work perfect over which you have not
once sat from evening to broad daylight.
XI. Do not write the conclusion of a work in your
familiar study. You would not find the necessary courage there.
XII. Stages of composition: idea -- style -- writing.
The value of the fair copy is that in producing it you confine attention to
calligraphy. The idea kills inspiration, style fetters the idea, writing pays
off style.
XIII. The work is the death mask of its conception.
The Critic's Technique in Thirteen Theses
I. The critic is the strategist in the literary
battle.
II. He who cannot take sides should keep silent.
III. The critic has nothing in common with the
interpreter of past cultural epochs.
IV. Criticism must talk the language of artists. For
the terms of the cenacle
are slogans. And only in slogans is the battle-cry heard.
V. "Objectivity" must always be sacrificed
to partisanship, if the cause fought for merits this.
VI. Criticism is a moral question. If Goethe misjudged
Holderlin and Kleist, Beethoven and Jean Paul, his morality and not his
artistic discernment was at fault.
VII. For the critic his colleagues are the higher
authority. Not the public. Still less posterity.
VIII. Posterity forgets or acclaims. Only the critic
judges in face of the author.
IX. Polemics mean to destroy a book in a few of its
sentences. The less it has been studies the better. Only he who can destroy can
criticize.
X. Genuine polemics approach a book as lovingly as a
cannibal spices a baby.
In
de hal van het ontwaakte huis, zijn de jonge indringers tot een besluit gekomen.
Maryam zal de deur openzwaaien en de jongens zullen met malende vuisten naar
buiten stormen. Iedereen zet zich schrap, de jongens zetten zich per twee, met
op kop Randy en Pieter-Jan en achteraan Benjamin en Willem.
Maryam
telt tot drie en maakt dan de deur bliksemsnel open. De jongens nemen hun
aanloop, maar vertragen ook weer meteen, zodat ze over elkaar struikelen. Voor
hun neus staat een klein oud mannetje met nog één grijze pluk haar, zo
gedrapeerd om zo veel mogelijk van zijn schedel te bedekken.
Ik
heb een levering voor Mevrouw Jenkins, zegt hij, terwijl hij een beetje in de
war gebracht, nog snel even het adres checkt. De postmeester houdt het pakje
onder zijn ene arm, in de hand van zijn andere arm heeft hij een briefje.
Mevrouw stond er op dat ik al zo vroeg zou komen, verontschuldigt hij zich.
Aan zijn grote ogen te zien, brandt hij van nieuwsgierigheid om te weten wie
deze rare snuiters zijn, maar de beleefdheid weerhoudt hem om verdere vragen te
stellen dan:
Is
mevrouw thuis? Ze zou even moeten tekenen.
De
jongens krabbelen overeind, Maryam acht het raadzaam om gewoon achter de deur
te blijven staan. Boelie is de eerste om te antwoorden.
Wij
zijn haar Auburische neven, zoals ze ons noemt. Ze heeft ons vast vermeld, we zijn, euhm,
nogal berucht. Sorry, hoor, maar we wilden neef Hendry een poets bakken. Die is
nu om een krant. Heeft tante niets over ons gezegd?
De
postbeambte herstelt wat van zijn verwarring. Nee, daar heeft ze, geloof ik
niets over gezegd
Dat
is nou vreemd, zegt Boelie, tante heeft ons in haar brieven verzekerd dat ze
zo uit keek naar onze komst dat ze het tegen iedereen uitschreeuwde.
O,
maar dat is leuk, zegt de beambte, inderdaad vreemd dat ze er niets van zei,
maar mevrouw zal het vast wel erg druk gehad hebben met de voorbereidingen voor
zo veel gasten. Blijven jullie lang?
Als
Boelie niet meteen antwoordt, meent de oude man dat hij een grens overschreden
heeft.
O,
neem mij niet kwalijk. Ik wilde helemaal niet zo nieuwsgierig zijn.
Boelie
haalt een vergevingsgezinde glimlach boven. Maryam en de rest van de jongens
vragen zich af hoe lang ze hier nog blijven plakken. Als het meisje vanuit het
huis voetstappen hoort, is ze het beu en komt ze naar buiten.
Haar
vriend weet hoe laat het is en zegt nog:
Nou,
beste man, wij moeten er weer eens vandoor. Als je moet wachten op tante om
flensjes te bakken voor ontbijt, ben je gezien. En haar huispersoneel heeft ze
te veel verwend, dat steekt geen poot uit. Doe haar mijn complimenten en geef
haar een flinke pets op dr lekkere kont.
Daarna
beent hij met grote passen weg, de rest volgt gauw. De postbeambte is zo
geschrokken dat hij naar lucht hapt. Als de dame des huizes in het deurgat
verschijnt, beginnen ze hard te lopen. Randy vindt het heerlijk en schatert het
uit.
Als
ze ver genoeg gekomen zijn, ploffen ze neer op een bankje in een klein park.
Dat
was fun, moeten we vaker doen, zegt Pieter-Jan hijgend. Die bende van Burly
zal het dan toch opgegeven hebben.
Als
Maryam wat bekomen is, vraagt ze: Heeft het dan nog zin dat we naar dat
Freemens Quarter trekken? Ik ben eerlijk gezegd, doodop, kunnen we niet gewoon
terug naar Beauregard? Ik verlang naar mijn bed.
Iedereen
is moe en gaat akkoord. In de straat waar ze zich bevinden, komt het leven
terug op gang. Rolluiken gaan omhoog, dienstmeisjes en knechten vertrekken om
boodschappen te doen. Een heer rijdt voorbij in een open koets en kijkt hen
onderzoekend aan.
Pieter-Jan
spreekt voor iedereen als hij zegt:
Misschien
krassen we nu beter op, we hebben dan wel niets gestolen, maar waarschijnlijk
krijg je toch wel problemen in een chique buurt als deze. Wat een contrast met
de wijk die er achter ligt, zeg.
Randy,
de criminoloog van het gezelschap, veronderstelt dat ze ook in New Burbon wel iets
kennen als huisvredebreuk.
Iedereen
staat op. Best eens een keer de weg naar het centrum vragen, zeker?, vraagt
Pieter-Jan. Van daaruit is de terugweg snel gevonden.
Rijden
hier geen taxis?, wil Maryam weten.
Wel
een paardentram, weet Nico, maar die doet enkel de hoofdstraat.
De
groep vindt vrij vlot de weg terug naar Beauregard, maar het is toch bijna
middag als ze door het hek slenteren, moe en met een reuzenhonger. Mobs laat
hen binnen, samen met Elke en Dieter, die ondertussen al aardig ongerust waren.
We
stonden eigenlijk net op het punt om jullie te komen zoeken.
Een
hele opluchting, zegt Boelie.
Mobs
laat een uitgebreid middagmaal bereiden en ondertussen krijgen de thuisblijvers
het hele avontuur te horen. Op een bepaald punt in hun relaas, vraagt Maryam:
Waar
is Frank eigenlijk? Weg voor zaken?
Elke
wuift haar vermoeden weg.
O,
nee, dit heeft zich opgesloten in zijn studeerkamer. Vanochtend heeft hij een
pakketje boeken ontvangen. Man, ik heb nooit iemand zo blij geweten met nieuwe
lectuur!
Dat
scenario klinkt Boelie bekend in de oren.
Ah,
de boekenbevoorrading via zijn pennenvriendin, ja daar vertelde hij mij al van.
De boekenwinkels hier zijn nogal slecht, bijna alle boeken worden gedrukt in
het Noorden, en het duurt soms maanden voor ze hier op de schappen verschijnen.
Geen geringe frustratie voor een veellezer als Frank.
Als
de nachtbrakers hun verhaal gedaan hebben, zijn Elke en Dieter stevig onder de
indruk. Dieter heeft echt spijt dat hij dit allemaal moeten missen heeft.
Ja,
sorry, we wilden jullie niet wakker maken, zegt Willem.
Hebben
jullie die mysterieuze redder, die Harlem nog teruggezien?, vraagt Elke,
hoewel ze het antwoord op die vraag ook zo wel kent.
Nee,
zegt Maryam. en misschien maar goed ook. Ik heb geen zin in nog meer van die
belevenissen.
Pieter-Jan
vouwt zijn handen achter zijn hoofd en laat zich onderuit zaken.
Mwa,
ik weet zo niet. Als ik straks wat geslapen heb, wil ik deze avond wel eens een
kijkje gaan nemen in die Sordid Haven. Lijkt mij wel een intrigerende naam voor
een bar
Je
doet maar, zegt Maryam, maar dan toch zonder mij.
Het
gezelschap kan bijna de ogen niet meer open houden. Ze schuiven van tafel en
gaan op zoek naar hun bed. Elke en Dieter trekken naar de stal, deels gerustgesteld,
deels beteuterd, omdat ze er niet bij waren.
Op
de trap vraagt Boelie aan Maryam: Gaan we echt al meteen slapen?
Het
meisje had blijkbaar inderdaad wel plannen in die richting.
Boelie,
je bent stout.
Met
lome passen gaat het hoger. Net als ze bovenaan de trap zijn gekomen, horen ze
luid een deur dichtslaan. Frank verschijnt en komt aangedreven als een
donderwolk.
Die
ziet er bepaald niet happy uit, zegt Pieter-Jan.
Zonder
te groeten, loopt de gastheer hen voorbij, en stormt hij de trap af.
Hoe
durft die kwezel! Het lef! En dat heeft nog nooit één voet op een plantage
gezet. Zon vunzige laster. Ze schept er vast nog een pervers genoegen in om
zon vieze leugens op papier te zetten.
Pieter-Jan
vindt de situatie wel komisch.
Romannetjes
lezen kan ernstige gevolgen hebben. Denk je dat mijnheer Frank op een stout
seksboekje gestoten is dat de seksuele revolutie dreigt in te luiden, hier in
New Burbon?
Geen
idee, we horen het vanavond wel, zegt Maryam met een geeuw. Zonder nog verder
te talmen duikt ze haar slaapkamer in. De rest volgt haar voorbeeld.
In
de slaapkamer spoelt Maryam nog snel haar mond. Tandpasta kennen ze hier
duidelijk nog niet.
Boelie
laat mondhygiëne de strijd verliezen van de wil tot slapen, en kruipt al in bed.
Als hij de lakens openslaat, vindt hij iets op zijn hoofdkussen, geen muntjes
zoals in een hotel, maar een kleine enveloppe. Daarin steekt een briefje,
waarop staat te lezen:
Buckner
krijgt betaald om jullie in huis te nemen
De eerste twee paginas van de dag mogen nog met haken en
ogen aan elkaar hangen
Ik zit in de bibliotheek, al enkele dagen gebombardeerd tot
mijn vaste werkplek. Langzaam kom ik terug in mijn oude, getrouwe ritme. Dat
wil zeggen: ik heb nauwelijks slaap nodig, ik schrik s morgens automatisch
wakker en ga voor een ochtendjog door het park. Finish or faint als mantra in
mijn hoofd bij elk extra rondje. De rituelen van de strever voelen beter aan
dan de doelloosheid van de niksnut, de endorfines na de run, voelen prettiger
dan het tintelen van de onderbuik van de nachtbraker waar het vet zich
opstapelt. De heerschappij van het vet die zich uitbreidt, is een voelbaar,
branderig gegeven. Liever de verzuurde benen van de roadrunner.
Uitzicht op het zuidpark, waar ik nu niet zit, het weer is
er niet naar. De kleine insectjes, de frisbees, de hijgende honden, lawaaierige
koters, voetballen als asteroïden, een nakende zonneslag, voorbijgangers die om
vuur vragen (als je de face hebt van een Bulgaar, een zigeuner of een Hongaar,
heb je ook meteen de face van een roker) lawaai van autos, de ongemakkelijke houding
in het prikkende gras, de grillen van een micro-klimaat, geurtjes van een
ondergedoken drol, het zijn allemaal dingen die mij vandaag niet begeleiden bij
de schrijf/onderzoeksarbeid. Als de zon doorbreekt, verhuis ik spoorslags naar
buiten.
Zin om ersatzgesprekken te schrijven, voor alle dialogen met
vrienden die ik mis, omdat ik hier zit, als schrijverkluizenaar tussen de boeken,
mijn oudste maatjes. De sterke overweging om mijn gsm uit te zetten tot 22u,
zodat ik een easy target ben voor de fictiespellers in mijn brein en me
volledig kan laten roven door verhalen. Alles wat ik schrijf, zit nu al in
mijn, ik heb enkel tijd en concentratie (lees: roes)nodig om het er allemaal uit te laten rollen.
Aan schrijven is weinig gelegen, het komt op automatische piloot, alleen moet
de baan recht en vrij zijn om over te schakelen, zodat ze je niet crasht in de
bochten.
Iemand vraagt mij of Arnon soms al een antwoord stuurde. Ik
zeg Nee, die man heeft natuurlijk wel iets beters te doen dan de concurrentie
te helpen. De persoon vraagt verder. Ik snap het niet. Vanwaar al die
interesse. Komt het antwoord: Ik kijk uit naar je definitieve doorbraak.
That makes two of us.
Een blik op het grijze weer en ik denk aan mijn neef. Zondag
voor het eerst gezien in pakweg acht jaar. Die begon ook over het weer. En dat
hij op zijn werk elke dag een pak ijsjes opat. En met een pak, bedoelde hij een
collie, dus niet 1 pak maar meerdere pakken. Hij zei mij niets over de methadon
die hij nog elke dag moet drinken, de gesprekken met psychologen. Geen woordje
uitleg over de lijdensweg van de junk. Wat hebben mensen toch met het weer? Ik
hoor liever alle vettige geheimen die ieder van ons zeker wel heeft, dan hoe
het weer er uit ziet. Ik heb ook ogen in mijn kop en ik lees nog steeds niet
aan een tempo dat voortijdige blindheid veroorzaakt.
Dag William, ik heb je acht jaar niet gezien, wist je dat
ik nu elke dag methadon drink, omdat ik anders steel van mijn ouders? Omdat ik
anders niet aard in deze wereld, omdat ik ervan kots van deze wereld?
Nee, hoor. Slok, slokkie, hier met die metadon, zeg, lekker
weertje hé, vandaag, hoe het gaat? Goed, op het gemakje hé, maar nu moet ik er
weer eens vandoor.
(wat is er ooit goed aan op
het gemakje??)
Tot over acht jaar, schat ik, benieuwd welk weerstype er dan
heerst. We hebben er niet eens een weddenschap aan verbonden. Onder de 15°C
moet jij mij het verzameld werk van Pessoa, en boven de 15°C moet ik jou een
kilo weed, of had je liever de nieuwste Playstation, dat helpt ook. Ben ik
beter, omdat ik Pessoa ken en hij liever een racespel speelt op een console, om
te bekomen van een zware dag ijsjes likken op het werk? Beter is een vuil
woord.
Dank je, neef, onder invloed heb je mij beïnvloedt als geen
vijf schrijfcursussen ooit hadden gekund.
Mijn boeken worden realistischer, mijn personages klagen al
eens over het weer.
In
het huis waar de jongeren zijn binnengeslopen, blijft ook niet alles rustig. Ze
riskeren om vast te zitten tussen twee fronten. Willem kijkt schichtig achterom
en zegt:
Horen
jullie dat ook? De vrouw en heer des huizes ontwaken, geloof ik. Hun
voetstappen op de trap weergalmen als een echo
Wat
ik me eigenlijk afvraag, is waar die slaven van het portiek eigenlijk logeren.
We zijn geen slavenkwartieren gepasseerd, mijmert Randy.
Nico
berispt hem.
Niet
aan de orde, man, niet aan de orde.
Boelie
is voor ingrijpende maatregelen.
Gaan
we hier nu bang staan blijven wachten op betrapping? Ofwel rushen we nu naar
buiten, all-out attack, guns blazing, ofwel lopen we naar achter en leggen we
de situatie uit.
Willem
is -het kan haast niet anders- tegen.
Ja,
leg die familie maar eens uit wat wij hier doen. Alsof ze ons niet voor
inbrekers zullen aanzien
Even
is het stil en wacht de groep bang af. Enkel Willem kan niet zwijgen.
Ik
voel mij een beetje als het hoofdpersonage in the tell-tale heart van Poe
Na
een minuutje bang afwachten, schrikken ze allemaal op van een schel geluid. Met
grote ogen staren ze elkaar aan.
Op
Beauregard zit Frank Bolivar Buckner alleen, maar naar eigen zeggen, niet
eenzaam aan de ontbijttafel. Vandaag is hij extra vroeg op, want hij zit al
weken op hete kolen. De postmeester had hem verzekerd: Op een verzending van
meer dan 15 kilo, moet je minstens acht dagen wachten. Natuurlijk, vanuit
Burston komen die pakjes per schip, dus dan is er geen vertraging.
Acht
dagen dus, dat wil zeggen dat vandaag de grote dag is. Al drie dagen heeft hij
Ewan, de loopjongen van de post een halve obloon beloofd als hij de bestelling
meteen bij aankomst op het postkantoor inlaadt en met de hondenkar bezorgt te
Beauregard.
Vijftien
kilo, mijmert Frank terwijl hij zijn derde gekookte eitje van die ochtend
uitlepelt. Mary stuurt minstens wel vijfentwintig kilo!
Frank
eet om zijn ongeduld te vergeten, pas als hij van tafel komt en zijn zware maag
voelt, beseft hij hoeveel eten hij verwerkt heeft. Om die lading te verteren,
gaat hij rondjes stappen in de tuin.
Roep
mij van zodra er iemand belt
Het
personeel snapt niet waar al dat ongeduld goed voor was. Het driemaandelijkse
postpak uit het Noorden kan hen echt geen moer schelen. Maar de meester fleurde
er van op als van niets anders, alsof hij pas terug vrij kon ademen als hij het
nieuwe pakket verslonden had.
Als
de zon pas een uur op is, heeft Frank al een heus ijsbeerparcours getrokken
door de tuin. Elke en Dieter zijn nu ook uit de veren en komen hem op blote voeten
gedag zeggen, alvorens ze binnen op hun beurt aan de ontbijttafel schuiven. Een
vrouw die overal op blote voeten ronddartelt, vindt Frank maar niets.
Gelukkig
is ze Auburisch, anders had ik er toch echt iets van gezegd. Hoog tijd dat ik
mijn gasten wat etiquette bij breng. Maar goed, ze komen mij tenminste groeten
voor ze aan het brassen slaan.
Brassen
is een verkeerd woord, en dat weet Frank ook zelf. Zijn ongeduld maakt hem
echter een beetje knorrig. Uiteindelijk valt zijn blik op de rozenstruiken
achter in de tuin en die bevallen hem allerminst. Net als hij de tuiniers er
bij wil roepen om ze een standje te geven, verschijnt Mobs, het hoofd van het
huispersoneel, met aan zijn zijde een rosse knaap, die nerveus heen en weer
wiebelt. De broodmagere knaap heeft het langverwachte pak stevig in zijn beide pezige
en vooral sproeterige armen geklemd.
Frank
komt toegesneld, neemt het pak over en scheurt het open als een hongerige wolf.
Mobs,
neem die beste jongen mee naar de keuken en schenk hem zoveel frambozensap of
citroenlimonade uit als hij op kan.
Ewan
heeft dorst, veel dorst, maar als hij Mobs volgt naar de keuken, is hij toch
niet op zijn gemak. Vruchtensap allemaal goed en wel, en er kan vast ook wel
een koekje af, maar hij zal pas een gerust hart hebben als die hij die halve
obloon veilig op zak heeft. Als mijnheer Buckner het nou maar niet vergeten is.
Hoe herinner je een heer aan een belofte zonder over te komen als een brutale
boerenpummel? Zelf mag hij niet vergeten om enkele koekjes weg te grissen voor
zijn sneeuwwitte hond, Traveller, die nu trouw op hem wacht bij het hek.
Frank
is dolblij met zijn nieuwe voorraad. Maar zo blij als hij nu is, zon vreselijk
donderhumeur heeft hij vanavond al.
En
dat heeft alles te maken met het eerste item dat hij uit de doos tilt.
De
tengere jongeman die altijd gekleed gaat in zijn beige velours broek en grijze
trui, hier in de nieuwe wereld weliswaar vervangen door een vaal hemd, is over
een heleboel keukenspullen gestruikeld en is daarna in een grote verzameling
vuile kookpotten getuimeld.
Voor
hoeveel mensen koken ze hier wel?, vraagt Maryam zich af.
In
het donker gaan de jongelui van kamer naar kamer.
En
kijk deze keer een beetje uit je doppen!, waarschuwt het meisje, vlak voor ze
zelf bijna tegen een openstaande deur loopt. Nico kan haar nog net tegenhouden.
Het doet haar nieuwsgierigheid allerminst teniet.
Wie
zou hier wonen?
Hoe
moeten wij dat nou weten?, antwoorden de jongens.
Ze
dringen door in de eetkamer, daarna weer een eetkamer, groter en mooier ook.
Hmm,
fancy, zegt Maryam goedkeurend.
Die
eerste eetkamer zal van de slaven zijn en de tweede van de meesters, merkt
Randy op. Het kritisch ingestelde meisje is daar nog niet zo zeker van.
Die
eerste kan ook van de kinderen zijn, misschien zitten die niet samen met hun
ouders aan tafel. Misschien gunnen ze hun slaven niet eens een eetkamer. We
weten uiteindelijk zo weinig van deze wereld.
Niet
het meest uitgelezen moment voor een socio-culturele, me dunkt, zegt P-jay. Al
is Randy natuurlijk net iets te braaf voor een zinderend debat.
Randy
laat de opmerking over zijn laag hangende, maar brede schouders gaan. In de
mooie woonkamer hangen grote schilderijen, maar het is te donker om te zien wat
ze uitbeelden.
Pieter-Jan
is niet trouw aan zijn woord en geeft zich zelf over aan cultuurkritiek.
Ik
zou dit huis graag eens aanschouwen bij daglicht. Al heb ik wel zon vermoeden
dat de schilderijen van die typische bombastische, strijdvaardige,
überromantische shit uitbeelden die hier zo in zwang is. Vrouwen in wapperende
rokken die legers ten strijde voeren met in hun handen een kolossaal zwaard en
een blik in hun ogen alsof ze net orgasme van hun leven gaan krijgen.
Ik
vind het wel iets hebben, mompelt Boelie onverwacht.
I
bet you do
Maryam
neemt ondanks de adrenalinerush de tijd om de sfeer op te snuiven.
Het
is hier nu zo donker, maar, weet je, het ruikt hier zelfs duur
Na
de grote eetkamer, luxueus gemeubileerd en ongeveer zo groot als de doorsnee
fabrieksrefter, volgt een grote traphal, met maar liefst twee trappen die naar
hetzelfde verdiep leiden.
Als
dit een boek was, zou ik naast ravijnen, traphallen als een motief nemen.
En
als dit een film was, zou ik P-Jay nemen om de audiocommentaar te leveren,
gromt Boelie.
Vaste
slapers wel, die eigenaars, merkt Randy op.
Nico
zucht diep.
Laat
ons hopen dat dit zo blijft
Pieter-Jan
zet dreigend een voet op de eerste trede van de trap. Weet je, het jeukt om
boven ook eens een kijkje te nemen. Ik voel mij of alsof ik een vrouw gezien
heb met haar tieten bloot, maar die het vertikt om haar rok uit te trekken.
Iedereen
sluipt door de centrale gang die vermoedelijk uitkomt op de voordeur.
Dat
is nog vlotjes verlopen, niet, schatjes?, vraagt Nico retorisch.
Maryam
vindt de vrouwelijke trekjes van Nico echt schattig.
Zon
versuikerd taalgebruik en toch het testosterongehalte van een divisie Waffen-SS
die enkele duizenden Russische infanteristen keihard in de val laat lopen.
Maryam
drukt haar Boelie een dikke kus op de lippen, misschien wel omdat dat de enige
manier is om hem het zwijgen op te leggen.
Oorlog,
oorlog, Boelie ziet overal oorlog.
Randy
die voorop loopt, legt zijn hand op de klink van de voordeur, die eindelijk
bereikt is, hekkensluiter Pieter-Jan heeft echter een vervelende bedenking.
Hoe
dom zijn wij eigenlijk?
Hoe
bedoel je?, vraagt de rest al half op de tenen getrapt.
Die
kerels kennen de buurt toch veel beter dan ons, doe die deur open en we lopen
als lammetjes naar de slachtbank.
Als
iedereen beneden aan de ladder staat, is er geen moment om op adem te komen.
Hun zelfaangestelde gids had dit niet verwacht.
Gatverdrie,
zijn ze daar nu al achter ons?
Willem
piept om de hoek. Die Burly heeft zo te zien versterking opgetrommeld. Wat
doen we nu?
Boelie
stelt voor om er in een rotvaart op toe te lopen en ze te tackelen. Dat zien
ze nooit komen. De aanval is de beste verdediging, toch?
De
gids frunnikt ondertussen aan zijn jas. Iedereen wacht af, tot hij zegt:
Oef,
gelukt, taaie draadjes, zeg. Hier, neem deze knoop, ga naar het Freedmens
Quarter en blijf daar tot morgenavond, als iemand jullie lastigvalt, toon dan
die knoop. Ga naar Sordid Haven, dat is een bar. Zorg dat je Quincy Jones te
spreken krijgt.
Maryam
krijgt de knoop in haar handpalm geduwd, ze weet niet zo goed wat ze er mee
moet aanvangen. Iedereen verdringt ze om een glimp op te vangen. De voetstappen
om de hoek komen dichter.
Zeg,
horen jullie niet wat ik zeg? Freedmens Quarter, daar moeten jullie wezen! Die
kant uit!
De
jongeman in de lange jas waaraan nu een knoop ontbreekt, wijst driftig in de
juiste richting. Eindelijk zet de groep zich in beweging. Enkel Boelie draait
zich nog om.
Ja,
maar, hoe zit het dan met jou?
Maak
je om mij nou maar geen zorgen, knul. Mij doen ze niets.
Mogen
we dan tenminste de naam van onze redder weten?
Harlem
Monroe en ga nu!
De
groep stuift er vandoor, kriskras door de zwak verlichte steegjes. Als ze om
kijken zien ze nog net hoe Harlem express in de armen van de achtervolgers
wandelt.
Hoe
vinden we nou die wijk?, vraagt Nico. Een duidelijke routebeschrijving heeft
hij niet echt gegeven.
Als
we een internetcafé tegenkomen, zoeken we even op google maps, grapt Randy,
maar niemand lacht.
Har
har, zegt Maryam.
Na
enkele straten verder geracet te hebben, houden ze halt om de situatie te
overdenken. Heeft iemand nog het flauwste idee waar we zijn?, vraagt Willem.
Blijkt
van niet.
O
natuurlijk begint het nu ook nog eens te regenen. Perfect., vindt Maryam.
Ach,
het zijn maar wat druppeltjes, sust Pieter-Jan, losse flodders.
Nicos
blik valt op een portiek, waar twee mannen rustig een sigaretje roken. Ze
zitten op de laagste trede van een trap en kunnen makkelijk schuilen als ze
gewoon enkel treden opschuiven, maar de regen schijnt hen allerminst te deren.
We kunnen het altijd aan hen vragen, stelt Randy voor.
Stuk
voor stuk betrappen ze zichzelf op een verraderlijke reflex. Ze bespeuren de
aarzeling in elkaars gedragingen. De twee mannen zijn dinks. Boelie lacht
spottend.
Ha,
nog maar pas hier en we zijn al beladen met de zelfde klassenmentaliteit en
racistische voordelen als iedereen hier.
Maryam
trekt haar schouders op en wil haar Boelie graag meteen van het tegendeel
overtuigen. Kordaat stapt ze op het rokende paar toe. Als ze dichter komt, ziet
ze pas hoe oud de twee zijn. Ze schat hen zeker wel een stuk boven de zestig.
Hoewel ze vermoedt dat mensen die heel hun leven een slavenbestaan leiden vast
veel sneller aftakelen.
Kunnen
jullie ons de weg wijzen naar Freedmens Quarter?
De
twee bejaarde dinks kijken elkaar aan alsof ze net wereldschokkend nieuws
gehoord hebben. Maryam ruikt dat ze in de maling zijn genomen.
Bestaat
die wijk niet? Hebben ze ons wat wijsgemaakt?
Nu
snappen de twee rokers er helemaal niets meer van. Jullie willen naar een wijk
waarvan jullie niet eens zeker zijn of ze bestaat?
De
twee oude slaven schudden synchroon hun hoofd en zeggen, grammaticale fout inbegrepen:
Witte
mensen is vreemd.
Op
het einde van de straat, duiken ook figuren op. Willem is de eerste die hen
opmerkt.
We
zijn nog niet verlost van die lastpakken zo te zien.
Pieter-Jan
is optimistisch.
Hun
aantal is wel al flink gekrompen
Randys
oog valt echter op de vuurwapens die de achtervolgers hanteren. De groep duikt
in de portiek die afgeschermd is met aan weerszijden twee muurtjes die een
grote poort flankeren. In de smalle portiek raken ze opeen gepropt, samen met
de twee oude dinks, die zich zichtbaar ongemakkelijk voelen met blanken zo
fysiek nabij. Maryam krijgt het benauwd.
En
nu? Nu staan we hier ook mooi, we kunnen geen kant meer op
De
twee dinks fluisteren onder elkaar en nemen aan dat dit vreemde troepje blanken
Fälisch spreekt, vandaar dat ze zich zo zonderling gedragen. Pieter-Jan laat
zijn blik vallen op de poort die nog op een kier staat.
Dit
lijkt mij de achterdeur van een groot huis. We kunnen eventueel los door het
huis gaan en verdwijnen langs de voorzijde.
Willem
is niet te vinden voor dat idee.
Dat
kunnen we ook niet maken, we maken binnen iedereen wakker. Straks hebben we ook
nog de kwaaie eigenaar achter ons aan met een shotgun of iets in die aard.
Kunnen we het niet uitpraten met die jongens, als beschaafde mensen? Tijdens het spel leken ze mij toch voor rede vatbaar, of niet soms?
Jij
gelooft nog in eenhoorns en draken zeker? Ik weet zeker dat hij nog met een
knuffel slaapt, bijt Boelie.
Een
van de dinks lijkt het begrepen te hebben en blikt om het rechtse muurtje van
de portiek. Al direct weerklinkt er een schot, de kogel slaat in op het linkse
muurtje en ketst af.
Ok,
door het huis maar.
Willem
zelf duwt de poort open.
Now
youre talking sense, boy, reageert P-jay.
De
monden van de dinks vallen wagenwijd open, één van hen wil alarm slaan, maar
zijn makker weerhoudt hem.
White
peoples business, Bird, see no evil, hear no evil, am I right or am I right?
De
groep glipt een voor een door de kier. Iedereen muisstil zijn, hoor, we hebben
al problemen genoeg.
Veel
effect heeft Maryams waarschuwing niet. Het klingelt en het klatert, net of er
een dozijn kerkklokken wild tegen elkaar opbotsen. Randy zucht diep.
Ok,
nu gaan we het krijgen.
Benjamin,
zegt met een gepijnigde stem: Ja, sorry, het is hier dan ook pikdonker.
Het duurt niet lang of Boelie heeft tien veldslagen én de
oorlog gewonnen. De mannen aan de overzijde van de tafel vloeken er op los en krijgen onderling ruzie als ze de schuld op elkaar af willen schuiven. Iemand zoekt een uitvlucht om niet te betalen. 'Tenslotte sleuren ze er zo maar halverwege het spel nog iemand bij.'
De man met de meeste autoriteit legt hem het zwijgen op. 'Laat het.' Aan zijn ogen kan je anders zien, dat de gang van zaken hem ook totaal niet zint.
Dat maakt dan 30 oblonen in ons voordeel
P-Jay die de
handigste is als het op geld aankomt, incasseert het bedrag bij de verliezers.
De vrienden vieren de overwinning en werpen een blik op de
menukaart.
Nico is nog niet al te vertrouwd met de munteenheid in de
derde wereld.
30 oblonen, welke koopkracht moet ik mij daar bij
voorstellen? Is dat veel?
Pieter-Jan rekent snel even na.
Dat zijn negentig dagschotels, dus ja, dat lijkt mij wel
een aardig sommetje
De hele bende buigt zich over P-Jays schouders en loopt mee
de kaart af. Maryam is opeens klaarwakker en helemaal in een uitbundige feeststemming.
'Een grote karaf wijn voor ons allen?'
Pieter-Jan is de enige die protesteert. Maryam heeft in haar feestzucht weinig begrip voor buitenbeentjes: 'Zeg, waarom kun jij nou niet voor één keertje met ons mee drinken. Wat is er nou in godsnaam mis met één glaasje wijn?'
De geheelonthouder van het gezelschap wijkt niet. 'Ik houd zielsveel van wijn, dat heb ik altijd gedaan en dat is waarom ik het nooit drink'
'Waar slaat dat nou weer op?', vraagt Maryam geërgerd. Boelie antwoordt in de plaats van zijn maat.
'Pieter-Jan is bang dat hij net iets te innig vriendschap zou sluiten met het inspiratievocht der dichters. Zijn favoriete schrijver Pessoa heeft niet alleen in zijn plaats alles geschreven wat Pieter-Jan ooit had willen schrijven, die notoire zuipschuit heeft ook al elke druppel alcohol in zijn plek achterover geslagen.'
'Dat is nou de stomste reden om geen alcohol te drinken, die ik ooit gehoord heb. Slaat echt helemaal nergens op. Hoe kan een dooie nou ooit in jouw plaats een alcoholverslaving hebben gehad, laat staan in jouw plaats een oeuvre bijeen geschreven hebben? Drink verdomme voor één keer met je mee. Mate houden, dát is karakter hebben. Geheelonthouding is voor bange papkindjes.'
Maryams uitdagende woorden hebben geen effect, Pieter-Jan bestelt thee.
Het meisje dat nu volledig haar slaap vergeten is, gaat de bestelling doorgeven aan de bar, maar ze strandt op drie meter van de toog. Een kerel manoeuvreert zich naar haar toe en klampt haar aan.
Wacht, meid, jullie komen beter met mij mee. Die kerels
zijn slechte verliezers. Volg en wenk je vrienden, als je leven je lief is.
Maryam voelt hoe de hand van de man zich stevig om haar pols
wurmt. Ze wil protesteren, maar voelt instinctief aan dat zijn bedoelingen goed
zijn. De vrienden schieten overeind als ze denken dat het meisje lastig wordt
gevallen. Als Maryam ziet hoe ze agressief uit de startblokken schieten, doet
ze subtiel, maar duidelijk genoeg teken, dat ze het moeten laten. Iedereen
heeft begrepen dat er iets op til is. In de bar is het muisstil, alle ogen zijn
op het centrale tafereel gericht.Een jongeman die de trappen opgaat, gevolgd
door de bende nieuwkomers.De uitbater zegt aan zijn serveuse, een blonde Lolita van circa 15 lentes:
'Snel, verdomme, draag de duurste flessen en de wandspiegels naar de kelder en blijf daar tot ik je roep.'
Bovenaan de trap, zegt de jongeman:
Snel, mijn kamertje is op het einde van de gang. Via het
raam kunnen we langs de straten weg.
Iedereen is nog zo gewend aan het jachtige ritme van hun
lange tocht dat ze stilzwijgend volgen. Een voor een klauteren ze uit het
kleine raampje van een krappe hotelkamer. Overal staan spullen die nogal
Afrikaans aandoen. Maryam kijkt iets aandachtiger naar haar redder, de jongeman
heeft zelf ook iets exotisch.
Kom, vlug nu, Burly Burke en zijn bende forceren straks wel
mijn deur. Ik snap niet dat ze jullie die 30 oblonen zo maar gegeven hebben. Ze
zullen wel even van slag geweest zijn door de nederlaag. Maar dat duurt nooit
lang bij die achterbakse messentrekkers.
Via de daken komt het gezelschap uiteindelijk bij een
gammele brandladder. Tijdens de afdaling vraagt Boelie:
Kom jij niet in de problemen straks, omdat je ons geholpen
hebt?
Maak je over mij nou maar geen zorgen. Jullie zijn degenen
die in de shit zitten.
Pieter-Jan is niet echt overtuigd.
Zo gewiekst lijkt de tegenstand mij anders niet. Als die
Burke de leider is, ligt het verstandelijk gemiddelde van de groep vast nog een
stuk lager en die vent ziet er al de dommigheid zelve uit.
Dat zegt hij deels ook om Boelies overwinning te
minimaliseren, maar dat beseft hij zelf niet echt. De nerveuze jongeman die de
vrienden tot grotere spoed blijft aanmanen, gaat er nauwelijks op in.
O, maar daar had ik het niet eens over. Burke en zijn bende
zijn op dit moment inderdaad het minste van jullie zorgen.
Wij hebben niet het geluk elkaars buren te zijn, ik woon in
Gent en ben zelfs nog nooit in New York geweest. Ik had ooit een maat die dol
was op die stad, maar die is helaas al overleden. Anders had ik nog een extra
stimulans gehad om de oceaan over te steken.
Als jij en ik buren waren geweest, dan zouden we misschien
op een doordeweekse avond aan de praat geraakt zijn en ons gesprek zou allicht
tot de dageraard onder stoom voortgeraasd zijn.
Iets meer dan een week geleden, overhandigde ik jou drie manuscripten
van mijn hand. Drie?, zei je verbaasd, maar je nam ze aan. Je leek mij
bijzonder vriendelijk, maar hey, dat kan een pose zijn. De strategie van kill
you with kindness (jou misschien bekend uit de film the devils advocate, die
je misschien net zo goed kan citeren als Apocalypse now)
Ik gaf je die manuscripten na een lezing. Een lezing van
jou, geen van mij. Mijn vriendin die ook mee was, merkte op: die kerel zegt
nou net dezelfde dingen als jij altijd zegt. Is dat een compliment of een
sneer? Ik was alleszins akkoord, jij zei erg gelijkaardige dingen, vooral over
oorlog. Maar, zeg ik tegen haar, het is verschil is wel dat hij daar beneden
zit, en ik hier boven zit, dat hij betaald krijgt om te zeggen wat ik ook denk
Waarom geeft iemand drie manuscripten af in een plastic tas
aan eigenlijk een volslagen onbekende. Enkel en alleen omdat die onbekende zo
veel meer succes heeft en misschien, heel misschien, als die iets ziet in de pennenvruchten,
een goed woordje zal doen bij zijn uitgeverijEN (meervoud)? Eventjes meerijden
op de succestrein van een ander. Is dat te vergelijken met een bekend schrijver
die achterop een Amerikaanse tank springt in Irak of Afghanistan en munt slaat
uit zijn nieuwsgierigheid? Er waren mensen in de zaal die zich daar vragen bij
stelden. Ik niet. Ik vind dat normaal. Knappe marketingzet en ik geloof ook
echt dat het je interesseert om die dingen eens van dichtbij te zien. De
financiële bijval die er uit volgt, is natuurlijk mooi meegenomen.
Afkeurenswaardig? Ach, het is tenslotte uw vak en als we moeten tellen wie er
allemaal een centje meepikt door de bezetting in Irak, dan zijn we lang bezig.
Ik zou ze al vast geen eten willen geven.
Enkele dagen na mijn ow-please-help-mij-aan-een-uitgever
hinderlaag (of frontale aanval, je zag mij niet komen, dus misschien was het
toch eerder een hinderlaag) kreeg ik een kort mailtje van je assistent. Dat is
fijn en niet fijn, maar vooral toch het laatste. Hoor ik er ooit nog iets van?
Laat je het weten als je er geen zak aan vond? Heb je ooit enkele uurtjes tijd
over om eens te babbelen als je weer eens in het land bent? Van schrijver tot
schrijver, nederlandstalige, schrijver, Vissen, man van benedengemiddelde
lengte, onorthox in de omgang, seksuele vonk die op en neer springt? Die dingen
hebben we namelijk gemeen. En, ik mensen vragen mij haast dagelijks: ben jij
van Bulgarije, Colombia, Peru, Italië, Spanje, Turkije? Ben je soms zigeuner,
native American of hebben je grootouders dan tenminste andere roots dan
Vlaamse? Ik heb nog nooit de vraag gehad of ik soms Joods ben. Nu, ik zal ze
zelf stellen: heb ik soms ergens joods bloed in mijn aderen stromen? Het zou
mij niet eens verbazen, en dat zeg om nog iets met je gemeen te hebben.
Ik lees op dit moment je boek (ik lees trouwens niet echt
graag, ik wil liever als Jan Cremer zeggen: ik lees niet, ik word gelezen) Kamermeisjes
& soldaten en het bevalt mij nogal. Ik leg het pas om de 20 paginas even weg
om even zoveel paginas te lezen in the dying animal van Roth of spanning in
verhalen, van de mij volslagen onbekende René Appel. Appel zegt mij iets, maar
die schilderde, die schreef geen zelfhulpboek voor ploeterende schrijflustigen.
Arnon, ik heb nog wel meer manuscripten. O, en ik spreek
Russisch, Sloveens, een beetje Bosnisch ook, ik lees zonder problemen Bulgaars.
Als je nog eens naar Oekraïne trekt, wil ik wel tolken. Ik ben nogal vertrouwd
met die Babel die je soortement aangespoord heeft tot je rondreis.
Ach ja, je zal wel geen tijd hebben voor een publicatieloze,
dwangmatige veelschrijver die indefessus agendo, een uitgever zoekt via alle
mogelijke kanalen, behalve dan de normale weg. Want mij werd gezegd: Sending
it in mean nothing, personal touch is everything.
Arnon, are you out there?
Je mag ook altijd reclame maken voor mij in zon stukje in
HUMO. Je maakte al eerder reclame voor de blog van Bertje Anciaux. Vermeld mij
ook eens een keer.
Maar liever toch een persoonlijk gesprek. Volgens mij zouden
we het best met elkaar kunnen vinden. Voor het betere diepgravende gesprek. O,
en dat ingrediënt dat veel van uw succes verklaart: een meedogenloze
oprechtheid.
Startschot moedernacht met lezing van prof Marleen Temmerman
Geneeskundestudenten laten het vredeshuis daveren ten voordele van
jonge moeders
De studentenorganisatie Swiss (een organisatie die zich heel wat moeite
getroost om de studierichting geneeskunde te Gent te internationaliseren) had
voor een rijk gevuld programma gezorgd. De avond begon met de documentaire dead
mums dont cry.
We kregen te zien hoe de gezondheidszorg in Tsjaad zwaar te wensen
overlaat en dat heeft uiteraard repercussies voor vrouwen die in bevalling
gaan. Jonge moeders laten er veel vaker het leven in het kraambed. Nochtans
zouden relatief eenvoudige middelen al heel wat leed kunnen voorkomen. Als de
dokters in Tsjaad bijvoorbeeld magnesiumsulfaat ter beschikking zouden hebben,
zouden er al een pak minder doden vallen. Helaas is er blijkens de film in heel
Tsjaad geen milligrammetje in voorraad. Niet enkel de middelen ontbreken, er
zijn ook culturele aspecten aan het probleem. Zo is abortus in Tsjaad, net
zoals in de meeste Afrikaanse landen (wellicht zelfs in héél Afrika) verboden.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen vruchten geaborteerd worden,
integendeel. Ook Afrika kent haar engelenmakers, alleen hebben zij niet de
nodige deskundigheid om deze ingrepen veilig te laten verlopen. Regelmatig
komen er in de hospitalen (die er opvallend geïmproviseerd uitzien) vrouwen
binnen met zware infecties ten gevolge van zon clandestiene abortus. Gebrek
aan kennis is een ander groot probleem. In Tsjaad zijn vele traditionele
vroedvrouwen aan de slag, alleen hebben zij geen opleiding genoten en weten zij
in de meeste gevallen niet wat gedaan als er complicaties optreden. Tsjaad is
arm, erg arm, dus deze sterfte is begrijpelijk, toch?
De situatie in Honduras bewijst anders. Het belangrijkste wat de wil de
film ons te leren had was dat er ondanks beperkte middelen heel wat kan gedaan
worden op vlak van gezondheidszorg. Honduras is ook een pauper in de
internationale gemeenschap, maar dankzij een goed beleid en de juiste
beslissingen, slagen zij er toch in om de moedersterfte in hun land terug te
dringen. Zij het natuurlijk nog niet tot een haast onvermijdelijk minimumpeil
zoals bij ons. Hun traditionele vroedvrouwen beschikken bijvoorbeeld wel over
de nodige kennis. Indien nodig zullen zij hun patiënten doorverwijzen, want zij
signaleren vlugger een problematisch verloop van de zwangerschap. Een opsteker,
die documentaire.
Daarna was het tijd voor de djembésessies. Professionele muzikanten
kwamen hun kennis overbrengen op een bende enthousiastelingen die al dan niet
zelf hun eigen djmbé hadden meegesleurd van kot of thuis. Ondertussen bleven de
Swissers voor bevoorrading zorgen. De hongerige bezoekers konden proeven van de
Afrikaanse cuisine en dit aan zeer democratische prijzen. De lekkernijen werden
geleverd door keukenprins Ete Ibibio, bekend van het gelijknamige Gentse
restaurant.
Spectaculair werden de zware drumgeluiden pas echt als het podium zich
verplaatste van binnen naar buiten. Deze moedernacht was warm en onder de blote
hemel, kwamen de ritmische oergeluiden nog zo goed tot hun recht.
Uiteindelijk was het dan aan de beurt aan een zeer geachte gast, zijnde
prof Marleen Temmerman, de ervaringsdeskundige van dienst. Zij zou een lezing
geven over moedersterfte, maar in de praktijk bleek al snel dat zij niet droog
een verhaaltje opdreunde, maar in dialoog trad met haar publiek. De lezing ging
op die manier sterk lijken op een levendig debat.
Professor Temmerman wierp samen met haar publiek een onderzoekende blik
op de concrete doodsoorzaken. Waaraan overlijdt een jonge moeder tijdens een
bevalling? Met vereende krachten kwamen de toehoorders tot de volgende risicos
die van oudsher verbonden zijn aan het schenken van nieuw leven. Bloedingen, te
hoge bloeddruk, een bevalling die blijft aanslepen, zijn enkele van de vaakst
voorkomende doodsoorzaken. Opvallend is dat deze complicaties bij ons ook wel
voorkomen, maar zeer zelden tot het overlijden van de moeder leidt. Prof
Temmerman wou wel eens weten waarom dat in arme landen wel een verhoogde
mortaliteit met zich meebrengt.
Het antwoord lag wat voor de hand: het veelkoppige monster dat armoede
heet. Armoede doodt. Zonder geld zijn er geen middelen, geen medicijnen, geen
doeltreffend onderwijs, geen opleidingen en ook geen geneeskundig materiaal.
Dat dit de dokters voor zware problemen stelt is evident. Probeer maar eens een
veilige keizersnede uit te voeren à limproviste of een tegendraadse placenta
uit een buik te vissen, als je zelfs geen tangetje hebt.
Het probleem is dat de oorzaak niet alleen economisch is. Kindersterfte
is ook gekoppeld aan armoede, maar is wel makkelijker terug te dringen. Er zijn
minder religieuze en culturele aspecten aan verbonden. Marleen Temmerman
weerlegde echter dat het probleem uitsluitend aan de Islam ligt. Ook in arme
landen waar de hoofdreligie niet islamitisch is, ligt de moedersterfte hoog.
Factoren die een rol spelen, zijn de onbereikbaarheid van medische voorzieningen,
de lage geschooldheid van de patiënten, de politieke onwil van de grootste
machthebbers om er echt iets aan te doen. Het gebrek aan efficiënte family
planning is ook een factor. In Afrikaanse landen ligt dit moeilijk, want
kinderen staan er voor veel mensen zo ongeveer gelijk aan het hebben van een
inkomen en een soort van pensioensparen. Iemand uit het publiek zag nog een
ander punt dat bijdraagt tot de moeilijkheidsgraad van het probleem. Veel
mensen zien een geboorte als iets heel natuurlijks en zeker niet als iets waar
je aan kunt dood gaat. Vandaar dat men misschien weinig moeite doet, men
verwacht toch geen complicaties.
Na de lezing bouwde de spanning stelselmatig op. De muzikanten stroomden
binnen, de set werd klaargezet en er was een veelbelovende sound check. Mensen
schoven hun stoelen dichterbij en leenden hun oor aan de zinderende performance
van een internationaal gezelschap. Na een energieke intro van de band, kwam het
publiek wat los. De eerste enthousiastelingen waagden zich op de dansvloer en
van dan af, zat de sfeer er goed in. Hardnekkige muurbloempjes kregen heel wat
mooie, sensuele moves te zien.
De Swissers en hun aanhang konden shaken onder intrigerende koepels waar
binnenin de acht millenniumdoelstellingen waren afgebeeld. Passender kon het
eigenlijk niet; dansen voor een betere wereld. Een idealist gaat van minder
dromen. Het dansfestijn ging nog door tot na middernacht.
Deelnemers en organisatoren konden moe, maar geïnspireerd terug naar
huis. Wellicht met de hoop dat alle moeders ter wereld hun kinderen evenveel
kansen zouden kunnen geven in het leven, zoals de studenten zelf hadden
gekregen van hun eigen moeders.
Intellectueel Gent stroomde vanavond samen in de vooruit om
te luisteren naar een door de wol geverfde vrouwenrechtenactiviste. Voor mij
zat een kleine, tengere vrouw. Ze had mijn oma kunnen zijn, maar iets slanker,
iets grijzer ook en met een donkere teint. Onze rector introduceerde haar in
ronkende, bewierokende bewoordingen. Men introduceerde haar in bombastische
termen, eerst in het Nederlands en daarna in Lingua Anglica (het slappe
aftreksel van de taal Engels die de voertaal is op zon evenementen) Standprotocol?
In dit geval misschien niet.
Prof El Sadaawi ziet er dan misschien oud uit, binnenin zit
ze nog vol vuur. In een discussie is ze quasi niet onderuit te halen. Ten
eerste is ze innemend charmant en spreekt ze recht uit het hart. Ze bekende
meteen bij aanvang dat zij haar lezingen nooit voorbereid. Ze houdt van
interactie en laat de dingen vanzelf naar boven opborrelen. Ten tweede draagt
ze tonnen ervaring mee en is ze bijzonder goed op de hoogte van haar vakgebied.
Gooi daar een derde troef bij, zijnde humor (naar eigen zeggen is ze ook een
activiste voor humor rights) en je hebt op zijn minst een gastspreker die een
ferme indruk nalaat op het publiek.
Geboren in Egypte kreeg ze al van kindsbeen af te maken met
discriminatie. Blijkbaar stelde ze zich daar als jong meisje al heel wat vragen
bij. Zo schreef ze haar allereerste brief aan God om te vragen hoe ze ooit in
Hem kon geloven, als hij zei dat haar broer boven haar stond. Nochtans
weerlegden zijn mindere schoolresultaten die these. Ze was een rebels kind en
is dat altijd gebleven. Een heel leven lang hebben de autoriteiten haar lastig
gevallen. Conservatieve, reactionaire krachten binnen de Egyptische samenleving
maakten haar het leven zuur. Dat leidde onder andere tot processen, enkele
maanden cel en ook verbanning. Verschillende progressieve magazines waaraan
haar naam was verbonden, werden ook opgedoekt. En toch blijft ze doorgaan en
blijft ze schrijven. Ondertussen heeft ze al meer dan dertig boeken
gepubliceerd. Wint ze er ook prijzen mee? Zeer zelden, want de machten die de
prijzen uitdelen, zijn niet echt gediend met haar meningen. Dat kan haar
overigens weinig schelen, want voor haar blijft de grootste prijs een brief van
een lezer, waarin ze leest dat haar boek een verandering in diens leven
teweeggebracht heeft. Daarom blijft ze verder gaan: ze schrijft om mensen te
overtuigen, om een impact ten goede te hebben.
Een van haar stellingen was, dat de wereld nu gebaseerd is
op macht en niet op rechtvaardigheid. Nochtans, vindt zij, komt iedereen gelijk
op de wereld. Elk kind is tegen onrechtvaardigheid, elke mens zoekt liefde en
vrede. Waarom dan een wereld met zoveel geweld en onrecht? Omdat mensen niet
benadrukken wat ze gemeen hebben, maar liever de kleine dingen die hun laten
verschillen in de verf zetten. Voor El Sadaawi beginnen veel problemen al met
taal. Taal bedriegt ons. Identiteit vindt ze bijvoorbeeld een fout woord. Het
helpt om in te zoomen op de verschillen tussen mensen. Zo zijn er nog een
aantal termen waar ze geen beste vriendjes mee is. Post-kolonialisme moet
volgens haar neo-kolonialisme zijn, want de kolonisaties gaan gewoon door, zij
het dan op een andere manier. De termen Middle-East en Far East vindt ze ook
erg verkeerd, omdat ze haar land en de rest van de regio kleineren. Er klinkt
nog steeds een achterstelling in door, want het was uiteindelijk de
kolonisator, Engeland, die de streek zo gedoopt heeft. Zij spreekt op haar
beurt van the middle-west als ze naar Engeland gaat en van the far west als ze
naar Amerika reis. De term First Lady vindt ze ook verschrikkelijk. Een vrouw
doet niets, maar is toevallig getrouwd met de president, dus opeens is ze de
eerste vrouw van het land.
Een andere stelling van haar is dat ALLES politiek is. Van
zodra je twee mensen in een kamer hebt, is er sprake van politiek. Het is goed
om dat te beseffen, zeker voor een dokter, want een arts die hier niet van
overtuigd is, zal een slechte geneesheer zijn. Stel nu dat je tientallen
patiënten over de vloer krijgt in je praktijk. Ze hebben allemaal dezelfde
kwaal: TBC. Je kan ze pillen schrijven en ze genezen wellicht wel, maar de
patiënten blijven maar toestromen. Waarom? Omdat er geen zuiver water in het
land is. Om daar iets aan te doen, moet je via een politieke weg gaan, niet via
een puur medische.
Over de kwestie van de sluier populaire kwestie die veel
publiciteit oogst was ze ook erg uitgesproken. Je hoort wel eens dat
moslimvrouwen een hoofddoek dragen om hun identiteit (theres that word again!)
benadrukken. Zij vindt dat dus een vals gevecht. Je helpt niemand, je doet
helemaal niets progressiefs, je bent absoluut geen doorn in de ogen van de
restrictieve overheden, als je als vrouw je haren bedekt. Omgekeerd ben je ook
niet als vanzelf een vrijgevochten, onafhankelijke vrouw als je dikke lagen
make-up draagt. El Sadaawi zag eens een dik geschminkte Française neerbuigend
kijken naar een gesluierde Saoedische. Belachelijk, want de Franse vrouw droeg
zelf ook een sluier, zij het dan een post-moderne. Dit conflict, de religieuze
sluier aan de ene kant, de kapitalistische aan de andere, komt nog het best tot
haar recht in de paradoxaal geklede moslimmeisjes: haren bedekt, maar buikje
bloot.
Deze eminente dame merkte ook op dat we bijna elke dag
demonstreren tegen onrecht, we trekken van leer tegen de misbruiken in verre
streken als Gaza, Sudan en Irak, we vullen bijvoorbeeld de Vooruit, om te horen
hoe Bush en de zijnen slecht zijn, maar tegelijk verandert er helemaal niets.
De oorlog is de wereld niet uit. Logisch, want wij, de demonstranten, hebben
helemaal geen macht. We zijn slecht georganiseerd, we zijn dan misschien hoog
opgeleid, maar dat zegt niets: we worden bedrogen door mooie woorden, want er
is veel desinformatie.
We zien de Islam bijvoorbeeld als een bedreiging. De
immigranten komen onze jobs stelen, denken we, en dus zijn we bang. Wat we
vergeten of niet willen zien, is dat deze mensen met vreedzame bedoelingen
komen. Nog niet zo lang geleden was het nochtans anders. Europa emigreerde en
bevolkte andere landen, maar de Europeanen deden dat gewapenderhand. El Sadaawi vindt dat we onze gelijkenissen moeten omhelzen en geen onderscheid moeten
maken tussen mensen. Waarom zouden voor een immigrant andere regels gelden? Het
is toch ook een mens, net zoals wij?
Een laatste topic dat werd aangesneden is dat van de
genitale verminking. Niet alleen de besnijdenis van meisjes, maar ook die van
jongens. El Sadaawi is tegen beide. Dat is een erg moderne opvatting, want in wetenschappelijke
kringen ziet men meestal geen graten in het wegnemen van de voorhuid. Zij wel,
want ze heeft genoeg getuigenissen gelezen over de negatieve gevolgen ervan,
zowel puur fysiek als op psychologisch en sociaal vlak. Dat sommige
wetenschappers besnijdenis bij jongens zien als een middel in de strijd tegen
aids, vindt zij een ridicule opvatting. Een kind wordt perfect gezond geboren,
waarom zou je er dan in snijden? Besnijdenis bij jongens voorkomt inderdaad
aids, dat is voldoende bewezen, maar allicht vindt zij dat er andere manieren
moeten gezocht worden om aids tegen te gaan, dan een toevlucht te zoeken tot
genitale verminking. Wat vrouwelijke besnijdenis betreft, waren er waarschijnlijk
geen voorstanders aanwezig in de zaal. In de Verenigde Staten was de
besnijdenis van jongens lange tijd een standaardprocedure, maar ondertussen
voert men daar campagne om de praktijk een halt toe te roepen.
Een van haar conclusies is dat er duidelijk een link is
tussen neo-kolonialisme, terrorisme en genitale verminking. Daar waar
regeringen aan de macht zijn die sterke banden hebben met Amerika, is er een
duidelijke terugval: meer besnijdenissen, meer onderdrukking. Vandaar ook haar
uitspraak: Bin Laden en Bush zijn tweelingen.
El Sadaawi kon helaas niet lang blijven, want zij moest de
volgende ochtend al het vliegtuig halen richting Rome. Ze kreeg van de zaal een
staande ovatie. Het publiek had het grootste respect voor deze kleine, maar
kranige vrouw, die onverminderd verder strijdt voor een rechtvaardige wereld.
Ah, het militaire genie is gearriveerd, schreeuwt één van
de mannen als Boelie het café binnenkomt, waarop een salvo van luid, overdreven
gelach volgt.
Hij zegt niets en gaat tussen Pieter-Jan en Randy in zitten.
Maryam en de rest schuiven bij. De nieuwe speler krijgt snel de regels van het
spel uitgelegd. Randy wil weten hoe hij dit nu gaat oplossen. Ze staan acht
veldslagen achter.
Boelie ziet er aan tafel echt klein uit, ineengezakt en erg
rustig, niet bepaald het beeld dat je zou verwachten van een sluw strateeg.
Jullie hebben jullie te veel laten vastpinnen op
geografische gegevens. Jullie hadden vaker moeten terugtrekken zonder strijd te
leveren. Een stad verliezen is niets, zolang jullie soldaten in leven blijven
én hun bewegingsvrijheid behouden.
En wat stel jij dan voor?, vraagt Pieter-Jan. Hij wist op
voorhand dat hij zich zou ergeren aan het nonchalante, zelfingenomen strategie-is-kinderspel
toontje van Boelie, maar liever dat, dan nu verliezen.
Frontverkorting, gebruik maken van interne linies en
samentrekken. Elastisch verdedigen. In de touwen hangen als een bokser en
wachten op de zwakte van de tegenstander om eens flink uit te halen.
Vanaf nu dirigeert Boelie de tinnen soldaatjes. Nico ziet
weinig heil in de niet al te orthodoxe moves van Boelie. Hoe kunnen we nu nog
winnen? Je geeft in één beurt een derde van ons gebied op, zonder slag of
stoot.
De tegenstanders
lachen zich haast een breuk en nemen alle vrijgekomen terrein ogenblikkelijk
in. Een echte wereldveroveraar, die vriend van jullie. Petje af, hoor.
Boelie negeert alle commentaar, vriend of vijand, het
schijnt hem niets uit te maken. Hij zit er schijnbaar verveeld bij, met één
hand onder zijn kin, houdt hij het bord in de gaten.
Terwijl de tegenstanders discussiëren over hun volgende zet,
mompelt hij af en toe enkele opmerkingen.
Als ze verder willen oprukken, zegt hij: Jullie
bevoorradingslinies worden zo natuurlijk wel erg lang en fragiel. Ik zou dan
maar eerst mijn cavalerie uitschakelen.
Als ze opteren om hun gewonnen terrein te consolideren, zegt
hij: Hoe langer jullie wachten, hoe meer tijd ik heb om mij te herstellen
natuurlijk. Als jullie na tien jaar mijn steden niet bezetten, win ik toch, hé?
Maryam lacht en in het Nederlands zegt ze: Les nummer 1 als
je tegen Boelie speelt: stop was in je oren en luister nooit naar wat hij zegt.
Terwijl de rest ongevraagd meer te weten komt over hun
gastheer, rapen Benjamin en Willem kiezelsteentjes.
Gelukkig slapen Maryam en Boelie aan de straatkant.
De steentjes suizen door de nacht en tikken tegen het raam.
Jij legt het uit aan Maryam, zegt Willem jou kent ze het
minst goed, tegen jou zal ze zich niet zo boos maken.
O, nee, jij legt het uit. Jij kent haar al langer, jij weet
beter hoe ze is.
Verdomme, eigenlijk zou Pieter-Jan dit moeten doen. Het was
zijn idee om te spelen.
Ik dacht eigenlijk dat Randy ons overtuigd had om het er op
te wagen.
Willem schudt afkeurend met zijn hoofd.
Tss, die kerel blijft altijd op de achtergrond, maar
ondertussen beïnvloedt hij de zaken toch maar mooi.
De twee raken zo onderhand door hun voorraad
kiezelsteentjes.
We kunnen ook aardkluiten proberen, stelt Benjamin voor.
Willem is voorzichtiger.
Denk je niet dat de ruiten daar van breken?
De nieuwe aanpak is gelukkig niet meer nodig, het raampje
zwaait open en daar verschijnt Maryam in haar witte nachthemd.
Zeg, Tsoempis gaat het? Boelie gooi maar.
Maryam doet een stap opzij en maakt plaats voor haar vriend.
Benjamin en Willem duiken in het gras, plat op hun buik. Net
op tijd. Een nachtemmer scheert rakelings boven hun hoofden. Gelukkig is de ouderwetse
pispot leeg.
En kunnen jullie nu zeggen wat de bedoeling is? Als ik moet
beneden komen krijgen jullie alle twee een mep!, roept Maryam van boven.
Benjamin zegt op fluisterstem, maar toch luid: We komen
voor Boelie. De rest zit nog op café en we hebben een beetje problemen.
Los het zelf op. Het is verdomme al bijna ochtend
Willem doet snel de hele uitleg. Boelie kijkt Maryam aan en
zegt dat hij echt moet gaan, want dat ze op hem rekenen. Maryam is niet
tevreden.
Jouw vrienden zijn veel te belangrijk voor jou. Geen enkele
vrouw zou dat pikken.
Boelie bezweert haar dat zij altijd op de eerste plaats
komt. Hij vraagt haar om mee te komen, dan kan ze supporteren.
Nee, dat zeg je maar om mij te paaien. Je gaat liever
alleen, dus ga maar. Hop, ga je maar amuseren met de rest van de kleine
kindjes.
De jongeman springt in zijn kleren, die typisch voor hem,
als een soort slangenhuid op een hoopje op de vloer liggen. Hij maakt zich
kwaad en zegt dat hij echt graag wil dat ze nu meekomt. Als ze gewonnen hebben,
kunnen ze daarna nog samen een stapje in de wereld zetten.
Je kan warme chocomelk drinken
Denk je dat ze dat hier hebben?
O, vast wel. Als ze chocolade hebben, moeten ze ook
chocomelk kunnen maken.
Het meisje, verzot op zoet, is overtuigd. Tien minuten later
staan Maryam en Boelie beneden. Willem en Benjamin zijn op van de zenuwen.
Kom mee nu, die kerels zagen er tegen het einde echt wel
gevaarlijk uit.
Ondertussen wordt de sfeer in de kroeg er alleen maar
grimmiger op. Met de armen gevouwen over de borst, kijken de mannen uit naar de
komst van de vermeende Deus ex Machina. In afwachting van Boelie, wil
Pieter-Jan de atmosfeer een beetje bevrijden van spanningen door over iets
luchtigs te beginnen. Aan de muren van het café hangen grote houten borden met
daarop gevangen vissen gepind. P-Jay wijst op een geweldig exemplaar, een
imposante snoek, en vraagt:
Een echt prijsbeest, zeg. Heeft iemand van jullie die
gevangen?
Er komt geen antwoord en de omstanders fixeren hun blik op de
spreker.
Die probeert nog met:
Komen jullie hier vaak?, maar ook die vraag brengt geen
dooi teweeg.
Nico vraagt of ze naar het toilet kunnen, in het Nederlands
zegt hij tegen zijn metgezellen: Misschien komen we via een raam in het toilet
wel weg, nee?
Toiletbezoek is toegestaan, maar dan enkel één per één.
Nico springt al recht, maar Pieter-Jan houdt hem tegen: Samen
uit, samen thuis, makker.
Ja, zeg, het was niet mijn idee om voor geld te spelen, hé.
Wachten tot Boelie komt, beveelt P-Jay.
Sorry hoor, maar wat kan die nog doen? We hebben al acht
veldslagen verloren en we moeten hem eerst nog de regels uitleggen, zegt
Randy.
Boelie geeft die mannen wel het nakijken, wacht maar.
Nico blijft zeuren. Ons lot in handen leggen van dat kleine
ventje? Het is ver gekomen.
Pieter-Jan is vol vertrouwen.
Klein maar dapper
Ik ben benieuwd, zucht Randy.
Een van de mannen is het wachten ook beu:
Zeg, als die vriend van jullie niet snel komt, spelen we
door, hoor. Geen medelijden. Waar wonen jullie eigenlijk? Moet die kerel van
ver komen?
Wij logeren bij mijnheer Frank Bolivar Buckner. Dat is
twintig minuten stappen van hier.
Bucky Blabber-mouth? Haha, logeren jullie bij Frenzy
Franky? Die is goed., lacht er een.
Wat, wat?, vraagt een andere gretig.
Boys, hoor de laatste stoot van edele heer Buckner. Hij
heeft een stel buitenlandse bedelaars in huis genomen. En heeft hij jullie
hoofden al op hol gebracht met wilde plannen?, vraagt de luidste van de groep.
Of heeft hij jullie al verteld van zijn vrijkoopsysteem?,
lacht een andere. Die naïeve dwaas.
Wat voor vrijkoopsysteem?, wil Pieter-Jan weten.
Haha, daar heeft hij wijselijk over gezwegen, buldert een
dikke man. Die onnozele hals had vorige jaar een nieuw plan uitgedokterd. Hij
ging zijn slaven elke week 1 obloon uitbetalen en die konden ze dan sparen om
zichzelf later vrij te kopen. Als ze dan zogenaamd vrij waren, kocht Frank met
hun vrijkoopsom een stukje land voor hen, natuurlijk in de buurt van zijn eigen
plantagegrond. Op zich misschien een tamelijk slim plan, alleen was er één
probleempje. De dinks zopen hun obloon meteen op. Twee weken heeft hij het
geprobeerd. En twee weken na elkaar lagen zijn dinks lam gezopen in het hooi. Tot
zo ver het vrijkoopsysteem van Frenzy Franky.
Pieter-Jan wil hun zucht naar vertier niet laten saboteren
door een geldkwestie.
Muggenzifter. Geld is het enige ter wereld dat je altijd
kunt krijgen.
De vijf stappen een klein café met aan de straatkant een piepklein
raampje waar een enkele kaars staat. Binnenin is het echter een stuk ruimer. Er
staan grote houten tafels met lange, zware banken. De ruimte is opgedeeld in
twee, met twee aparte togen. Willem is wat teleurgesteld.
Ik had gehoopt op een live band, maar muziek mag ik
waarschijnlijk op mijn buik schrijven
Aan de tafeltjes zitten uitsluitend mannen. Eenzaten die
treurig in hun kroes bier turen, hier en daar groepjes die spelletjes spelen
voor geld.
Spijtig dat Boelie niet mee is, anders kon die wat geld
voor ons incasseren. De spellen die ze hier spelen, lijken mij wel zijn smaak.
De vijf nemen plaats aan een tafel. Wat doen we als ze onze
bestelling komen opnemen?, vraagt Randy op waarschuwende toon. Pieter-Jan
blijft kalm.
Ach, we zien wel. Misschien moeten we wel zelf naar de toog
en anders kunnen we misschien op krediet drinken.
Nico draait ostentatief verveeld met zijn vingers. Ja ja,
hier zijn we dan.
We kunnen ook zelf voor geld spelen, hé. Niet alleen Boelie
heeft verstand van strategie, stelt Randy voor.
De vijf gaan akkoord, spelen voor geld maar. Ze tikken twee
van hun spelende buren aan en doen een voorstel.
Zeker, zeggen de mannen, vijf oblonen per verloren
veldslag en geen gezeur of dat kost je een vinger. In principe kun je het spel
winnen, terwijl je toch geld verliest. De winnaar van het spel wint namelijk
niet noodzakelijk de meeste veldslagen. Maar goed, dat gebeurt zelden.
O jullie kennen het spel niet. We spelen Revolutie, luidt
het antwoord. Het ziet er ingewikkeld uit, maar de regels zijn vrij simpel. De
ene partij is het leger van de koning, de andere partij zijn de opstandelingen
van de Vrije Democratie. De Vrije Democratie heeft pas kans om te winnen als ze
hulp krijgen uit Auburië. Als het leger van de koning na tien jaar oorlog niet
alle steden van de Vrije Democratie ingenomen heeft, winnen de opstandelingen.
Zijn jullie maar de Royalisten, die hebben het meeste kans om te winnen.
Pieter-Jan aanvaardt de uitdaging. Klinkt leuk, als jullie
ons eerst goed de regels uitleggen, doen we mee.
Het speelbord ziet er prachtig uit. De speelfiguren zijn van
tin, er zijn kleine houten forten en koperen kanonnen. Op de map zijn rivieren,
steden en wegen aangeduid.
Randy vraagt of de soldaten ook per spoor kunnen rijden. Hun
tegenstanders zijn geamuseerd.
Treinen? Ten tijde van de revolutie? Waar heb jij school
gelopen?
Randy trekt zijn schouders op. Ja, het had gekund hé. Wist
ik veel dat het een historisch spel is.
De beslissing om te spelen, draait meteen erg fout uit. Na
anderhalf uur, zijn de vijf al veertig doblonen schuldig aan hun tegenstanders.
De tegenstanders ervan overtuigen dat het eerste spelletje maar een testronde
was, lukt niet. De vijf staan voor de keuze: ofwel ogenblikkelijk betalen,
ofwel door spelen tot het einde, maar dan verhogen ze wel de inzet: tien
oblonen per verloren veldslag.
Hun twee tegenstanders hebben zich ondertussen laten
versterken door een viertal potige vrienden, zogezegd om toe te kijken op het
eerlijke spelverloop. De jongens voelen zich benauwd ingesloten.
Pieter-Jan ziet maar één oplossing: We moeten Boelie naar
hier halen.
Willem ziet graten in die redenering. Boelie nu wekken?
Ja, en wat dan nog? Boelie krijg je altijd warm voor een
strategiespel.
Boelie wel, maar Maryam vermoordt hem als hij midden in de
nacht nog uit gaat.
Randy en Nico bevestigen.
Pieter-Jan vindt dat ze niet moeten dramatiseren. Als
jullie de situatie uitleggen, heeft ze er vast niets op tegen. Misschien
streelt het zelfs haar trots dat we haar Boelie nodig hebben als reddende
engel.
Als de tegenstanders horen dat ze er iemand in hun plaats
willen laten spelen, verhogen ze de inzet tot vijftien oblonen per verloren
veldslag.
Willem en Benjamin staan op en keren vliegensvlug terug naar
Beauregard. Ze rennen zo hard als ze kunnen door de straten en komen hijgend
aan bij het herenhuis.
Nog een kleine vraag, zegt Willem puffend, terwijl hij
tegen de tuinmuur leunt, hoe raken wij terug binnen? De slaven zullen de
sleutel wel niet onder de mat gelegd hebben, juist?
Frank was moe van een drukke dag in de stad en is al naar
bed. Elke en Dieter hebben zich ook al teruggetrokken. De twee gaan morgenvroeg
samen met hun gastheer een grote rit maken doorheen de streek en achteraf
brengen ze een bezoekje aan Shorty McLeary, een belangrijke paardenhandelaar.
Grappig, zegt Benjamin, Ieren heb je hier dan weer wel.
De overblijvers zijn nog lang niet moe en een snelle
rondvraag wijst uit dat ze allemaal het meeste zin hebben in een stevig feest.
Een echt volks feestje in een bruin café, yupla! roept
Benjamin enthousiast uit.
Bij een feest in deze streek stel ik mij eerder een stijfdeftig
bal voor, werpt Pieter-Jan tegen. Hoewel, door hun preutse literatuur en de
patriarchale structuur van hun samenleving, vermoed ik ook wel een immense opgekropte
seksuele geladenheid.
Zie je wel, ik ben niet de enige die vindt dat hier een
verborgen seksklimaat heerst.
Pieter-Jan gaat verder.
Er moeten hier zeker buurten zijn met cafés waar op dit uur
ambiance is. Kom aan, dit is een havenstad. Het zou pas vreemd zijn, moest hier
geen nachtleven zijn
Nico herinnert iedereen aan de taferelen op de nationale
feestdag.
Hebben jullie gezien hoe iedereen toen uit de bol ging? Ik
heb toen zelfs blanken met dinks zien kussen. Toen stelde ik mij daar
natuurlijk nog geen vragen bij.
Benjamin ruikt een feestje en leeft helemaal op.
Op zoek naar de uitgaansbuurt!
Randy blijft alles eender, dus die volgt. Willem heeft enorm
veel zin om te dansen.
Moeten wij Frank niet verwittigen dat we de stad in
trekken?, vraagt Randy.
Nico stelt zijn maat gerust.
Ach, nee, hem wekken voor zoiets! En trouwens, wij zijn
toch oud en wijs genoeg om te gaan en te staan waar wij dat zelf willen?
De dienaren zeggen geen woord en starten al met de opkuis.
Ik heb anders zon bleekblauw vermoeden dat meester Frank
straks al weet dat enkele van zijn gasten de bloemetjes buiten zetten, merkt
Pieter-Jan op.
Nico is niet overtuigd.
Hoe dan?
De binnenhuiselijke tamtam zal zijn werk wel doen
Ze laten het echter niet aan hun hart komen. Wat kan Frank
er uiteindelijk ook op tegen hebben? Langs de poort van de tuin, verdwijnen ze
de stad in. Het is een heldere nacht en de jongens vinden makkelijk hun weg in
het donker. Eens in het stadscentrum zijn de straten verlicht met lantaarns.
Ik stel voor dat we de eerste de beste kroeg
binnenwandelen.
Iedereen is akkoord met Pieter-Jans voorstel, alleen Randy
heeft een kleine bedenking:
Euhm, alles goed en wel, maar hoe denken jullie straks te
betalen? Niemand van ons heeft een cent op zak.
Frank laat een krat appelcider aanbreken en zorgt er voor
dat de glazen van zijn gasten beschermelingen is eigenlijk de correcte term
steeds gevuld zijn. De negen luisteren naar monologen van hun mecenas.
Benjamin en Boelie vragen ondertussen permissie om naar de
bibliotheek te gaan. Ze raken het niet eens over iets en willen een en ander
opzoeken, beweren ze. Maryam vraagt haar vriend om niet te lang weg te blijven.
Dienaren plaatsen olielampjes op een centrale tafel in de
grote kamer die propvol boeken steekt. De onderste rekken staan vol fictie,
maar met een trap kom je bij de sectie non-fictie. Om zich bij te lichten lopen
de twee vrienden langs de rekken met een kleine kandelaar in hun hand.
Ok, en nu eens zien hoe parallel de geschiedenis van deze
wereld nu eigenlijk loopt.
De verschillen blijken al snel veel groter dan gedacht. In
de oudheid zijn er bijvoorbeeld veel minder verschillende volkeren en de
periodieke indeling van de geschiedenis verloopt volstrekt anders. Een figuur
als Alexander de Grote lijkt wel onbestaande. Boelie ontdekt tot zijn spijt dat
er niets in de geschiedenis hier vergelijkbaar is met de Punische oorlogen.
Na een uurtje brengen de twee onderzoekers verslag uit aan
elkaar. Boelie begint.
In deze wereld lijken ze de middelleeuwen wel over te
slaan. Er is geen breukmoment tussen wat je oudheid noemt en nieuwe tijd. En in
Auburië, vergelijkbaar met Europa, bestond tot vijftig jaar geleden ook
slavernij. Heel vreemd is dat deze wereld geen negers schijnt te kennen. Het
mongoloïde ras is sowieso ondergeschikt aan de anderen en als je geen
spleetogen hebt, behoor je tot het blanke ras. Vandaar dat Maryam hier geen
discriminatie ervaart. Tenzij natuurlijk op basis van haar geslacht, want de
emancipatie van de vrouw is hier nog lang niet in zicht. Ook op godsdienstig
vlak zijn er sterke verschillen. Ze kennen bijvoorbeeld geen Jezusfiguur.
Benjamin vult aan.
Dit continent, vergelijkbaar met Amerika, was leeg. De
blanken hebben niet eerst de indianen moeten verdrijven. In dit land spreekt
men voornamelijk Engels, in de buurlanden spreekt men Frans en Spaans. Wat de
godsdienst betreft heb je gelijk, er is geen sprake van Jezus, de Islam bestaat
hier trouwens ook niet. Ik heb wel gelezen over godsdienstige stromingen die
erg vergelijkbaar zijn met boeddhisme, maar dat geloof is niet wijdverspreid.
In dit land gelooft men in één God, maar er zijn veel verschillende
strekkingen. Die hebben lang strijd gevoerd, maar op religieus vlak heerst er
in dit land vrede.
Heb jij iets speciaals gevonden over technologie?
Benjamin zegt van niet. Naast zijn eigen observaties op
straat, heeft hij daar weinig zicht op. Erg vergelijkbaar met onze 19de
eeuw, is zijn voorzichtige conclusie.
Boelie vraagt zich af of ze tegen Frank niet gewoon de
waarheid kunnen zeggen. Dat ze uit een andere dimensie komen. Benjamin is
tegen. We kennen hem nog te slecht, we kunnen nu onmogelijk inschatten hoe hij
daar op zou reageren.
Hun gesprek wordt echter onderbroken door voetstappen op de
gang. Boelie weet al hoe laat het is.
Boelie, ben je bijna klaar? Ik zou graag gaan slapen.
Benjamin vraagt of zijn vriend dat niet ergerlijk vindt, dat
hij steeds rekening zo rekening moet houden met de noden van een ander.
Nee, antwoordt Boelie, ze is echt absurd schattig en
lief. En trouwens, binnen mijn relatie schenk ik weinig aandacht aan mezelf,
maar ironisch genoeg, zou ik zonder haar, nog minder aandacht aan mezelf
besteden.
Benjamin snapt het niet echt. Dat moet je mij toch eens
beter uitleggen.
Later
Boelie klapt zijn naslagwerk op en gaat op zoek naar zijn
vriendin.
Op de gang hoort Benjamin Maryam nog vragen: Is dit nu een
moment om in boeken te neuzen?
Soms hang ik graag de nerd uit, verdedigt Boelie zich.
Doe dat dan overdag, op een normaal uur
Het jonge koppel duikt hun slaapkamer in en Benjamin gaat
terug buiten bij de rest. Daar worden al weer andere plannen gesmeed.
Na al weer een tot in de puntjes verzorgd diner, keren ze
terug naar de veranda. Het is valavond en Frank laat de dienaren staande
kandelaars naar buiten brengen. Op zware houten stoelen zitten ze rond een
tafel. De meisjes hebben kussentjes gekregen. Op tafel staan schalen vol met
rozijnen, pindanoten (goobers, zoals hun gastheer ze noemt), bosbessen en
frambozen.
Boelie duikt op de bosbessen. Hij heeft ooit gelezen dat
bodybuilders die vaak eten, omdat ze goed zijn voor de spieren.
Ik zie dat je nog steeds compensatiestrategieën uitwerkt
voor je gemiddelde lengte, merkt Pieter-Jan op.
Boelie propt zijn mond vol met blauwe bessen.
Ja, of dacht je soms dat ik nog zou groeien?
Pieter-Jan weet dat Boelie alle kleinere mannen ervan
verdenkt hun lengte op allerlei mogelijke manieren te willen compenseren.
Bijvoorbeeld door overdreven hun spieren te trainen, tenzij ze zo klein zijn
dat het geen zin meer heeft.
Frank steekt met geritualiseerde bewegingen een sigaar aan
en vraagt zijn gasten om te zeggen wat ze op hun lever hebben. Hij aanhoort hen
zonder een woord te zeggen. Terwijl de negen om de beurt hun toekomstplannen
vertellen, neemt hij rustig trekjes van zijn sigaar. Pas als ze uitverteld
zijn, geeft hij zijn mening. Hij denkt lang na en zegt dan met een gewichtige
gelaatsuitdrukking:
Ik zal mijn contacten aanspreken. Een baantje bij een
apotheker kan ik zeker versieren. Voor Maryam wordt het moeilijk, omdat ze een
vrouw is, maar het kan wel lukken. Als jullie in Auburië geneeskunde studeerden,
moeten we uiteraard regelen dat jullie na verloop van tijd jullie opleiding
hier verder kunnen zetten. Dieter en Elke werken voortaan voor mij, dat is
geregeld. Benjamin en Boelie kunnen wat mij betreft aan de slag als leraar. De
kinderen van mijn oudste zus kunnen altijd baat hebben aan bijlessen. Ik vind
het zelf erg vervelend dat ik zo weinig talen spreek. Eentje maar om heel exact
te zijn. De paar woorden Fiers die ik ken niet meegeteld. Blijven nog over:
Nico en Randy. Wat willen jullie doen? Jullie menen toch niet serieus dat
jullie dokwerkers willen worden?
Randy voelt zich aangevallen: En waarom niet? Wat is daar
mis mee? Dat is belangrijk en eerlijk werk. Stel je voor dat niemand het doet.
En als je overuren klopt, kun je best veel verdienen.
Frank trekt die bewering in twijfel: Ik geloof dat onze
vriend een erg verkeerd inschattingsvermogen heeft. Het loon van dokwerkers
bedraagt niet meer dan een habbekrats, de werkomstandigheden zijn abominabel.
Als ik mijn landarbeiders zou uithuren als dokwerkers, riskeer ik dat ze in
opstand komen. Nee, serieus, voor jullie twee moeten we nog iets beters vinden.
Laat mij er een paar nachtjes over nadenken, ik vind wel wat. Wat het
huurvoorstel betreft, ga ik akkoord. Het merendeel van de tijd staat Beauregard
leeg, hetgeen de staat van het huis niet altijd ten goede komt. Ik stel jullie
deze week nog een contract op, van zodra jullie aan de slag zijn. Tot dan
kunnen jullie nog wel even kosteloos hier logeren, als jullie eergevoel dat nog
kan verdragen.
Er verschijnt een plagerige twinkeling in Franks ogen.
Ik heb jullie heus niet in huis genomen, omdat jullie
zogezegd mijn leven gered hebben. Zonder op te willen scheppen, kan ik wel
zeggen dat ik mijn achtervolgers ook wel alleen af kon. Ik wachtte op het
juiste moment om toe te slaan. Ik had jullie inderdaad kunnen bedanken met
enkele stuivers en daarmee basta. Maar ik heb jullie toch in huis genomen. Geen
idee waarom eigenlijk. Noem het buikgevoel. Wij zuidelijken laten ons nogal
makkelijk leiden door onze gevoelens. Ik beklaag het mij alleszins niet. Voor
mensen van de lagere klasse zijn jullie uitzonderlijk welgemanierd en
intellectueel begaafd.
Maryam is geschokt door die laatste zin, maar bijt ferm op
haar tong. Randy en Nico willen kwaad opstaan, maar Boelie en Pieter-Jan houden
hen tegen. Frank tuurt gelukkig naar de sterren en merkt niets van hun
verontwaardiging.
Pieter-Jan fluistert in Randys oor: Zie het tegen het
licht van de tijd. Die jongen weet van niet beter. Hij is zo opgegroeid.
Allemaal goed en wel. Deze keer tenminste. Maar hoe ver kun
je gaan in dat begrip voor zijn tijdsgeest?, vraagt de gepikeerde jongeman
zich luidop af.
Iedereen realiseert zich dat het geen zin heeft om nu ruzie
te maken en de rust keert gauw terug. Als het kouder wordt, laat Frank een
staande kolenkachel, een soort barbecuetoestel naar buiten brengen. In essentie
is het een grote staande schaal met kolen. Het vreemde instrument is wel
efficiënt, niemand voelt de nachtelijke koude. Ze babbelen over van alles en
nog wat. Wel vormen de interesses van de gastheer de leidraad voor het gesprek.
Frank is vooral geboeid door religieuze kwesties. Wat hem enorm bezig houdt
zijn de theorieën van het paar Rogers en Waters, twee wetenschappers die met elkaar
getrouwd zijn.
Die twee beweren, en hou je nu vast bij de takken van de
bomen, dat de mens afstamt van de aap!
Het gezelschap doet een poging om geschokt te zijn door dit
onstellende nieuws. Frank is tevreden met de reactie die hij uitlokt.
Het wonderlijke van de zaak is, dat hun theorie verdraaid
plausibel lijkt.
Als s middags iedereen terug actief is, wil Maryam een
algemene vergadering beleggen om zo te beslissen hoe het nu verder moet. Iedereen
is het er over eens dat ze niet langer kunnen profiteren van de gastvrijheid
van Frank.
Boelie wil echter verontwaardiging uitlokken.
Ik ben daar niet zo zeker van. We hebben tenslotte die
kerel zijn leven gered. Hij mag ons wel zon plantage cadeau doen, hij zwemt
toch in de poen.
Elke spreekt voor iedereen als ze zegt:
Ja, en als hij ons beu is, gooit hij er ons uit en daar
staan we dan. Geen te best idee. En trouwens, zon heldendaad hebben we niet
verricht hé, gewoon twee kerels afgeschrikt. Hij had ons toen even goed wat
geld kunnen toestoppen in plaats van ons al drie volle weken te entertainen in
zijn villa.
Ze lacht luidop, Elke is nooit echt bits, zelfs niet als ze
heilig overtuigd is van haar gelijk.
Boelie blijft dwars liggen: Wij entertainen hem ook, hé. Ik
denk dat wij voor hem een prachtgelegenheid zijn om de sleur te doorbreken.
Maryam gaat er verder niet op in. Ze betreurt wel dat ze
niet kunnen blijven in Beauregard, want ze vindt het huis werkelijk gezellig en
erg smaakvol ingericht. Om nog te zwijgen van het overheerlijke eten dat hen
elke dag wordt voorgeschoteld.
Pieter-Jan vindt dat het aan de gastheer zelf is om te
bepalen of ze van hem profiteren of niet, maar de afhankelijkheid zint hem ook
niet echt. Beauregard bevalt ook hem heel erg, dus hij stelt voor om huur te
betalen. Kwestie van op die manier een schuldgevoel te bestrijden.
Akkoord, maar hoe komen we dan aan de kost?, vraagt Nico.
Maryam, Willem en ik kunnen misschien wel een baantje
vinden als assistent bij een apotheker of bij een dokter, als dan blijkt dat we
de nodige skills hebben, raken we zo wel weer verder.
Boelie zegt dat hij aan de slag kan als dokwerker, het laden
en lossen van schepen moet wel lukken. Veel buitenlucht en zon en ook nog eens
goed voor de conditie. Maryam is tegen.
Als je dat doet, maak ik het uit. Dat zweer ik je.
Nou, dan word ik maar ergens leraar Etruskijns. Als dat
inderdaad hetzelfde is als Latijn, zou dat geen probleem mogen vormen.
Misschien kennen ze hier ook Frans, dan vinden Benjamin en ik wel een job. We
zijn toch zogezegd van Auburië. Auburische leerkrachten zijn hier blijkbaar erg
in trek, het geeft een zekere standing om een buitenlandse huisleraar te
hebben.
Randy en Nico zeggen dat ze geen vriendin hebben die hen kan
beletten om dokwerker te worden, dus nemen ze dat in overweging. Tot er iets
beters opduikt.
Elke zegt dat Frank haar al aangeboden heeft om vast bij hem
in dienst te gaan als paardenverzorgster, maar dan niet op Beauregard, want
hier zijn maar enkele exemplaren. Als Frank zijn verblijf in New Burbon
beëindigt, gaan die ook terug met hem mee.
En wat doet Dieter dan?, vraagt Boelie.
O, die kan ook mee. Frank heeft hem gevraagd om grote
schetsen te maken van zijn landgoederen en van hem en de rest van zijn
familie.
Dat is mooi geregeld, zegt Boelie een tikje afgunstig en
gepikeerd, omdat Frank hem hier niets van gezegd heeft en hij zichzelf toch als
de vertrouwenspersoon van hun gastheer beschouwt.
Ze willen Frank van hun besluit op de hoogte brengen, maar
die blijkt voor zaken in de stad te zijn. In afwachting van zijn terugkeer,
trekken ze de tuin in. Elke haalt de rustigste merrie van stal en leert wie dat
wenst, voorzichtig paardrijden. Als Nico en Randy haar aanmoedigen, waagt ook
Maryam het er op. Met een steuntje van de jongens stijgt ze op, Elke stapt er
langs met de teugels in de hand. Je moet sturen door kleine duwtjes van je
knieën.
Pieter-Jan en Boelie zitten aan een tafeltje in de zon en
slaan voor de derde keer de adviezen van de dienaren in de wind. Het personeel
blijft hen overal op de voet volgen, op bevel van hun meester, om hun steeds
van dienst te kunnen zijn. Ze vinden het bijzonder vreemd om blanken te zien
die vrijwillig in de vlakke zon gaan zitten en kijken erg onwennig als ze ook
nog eens bij alles dank je zeggen. Zoveel beleefdheid zijn de huisslaven
kennelijk niet gewend. Als de dienaren merken dat deze gasten hun betutteling
niet al te erg appreciëren geven ze het op. Wel blijven ze dicht in de buurt.
De slaven voelen dat de nieuwkomers hen meer respect betonen dan andere
blanken, maar de dienaren zien dat respect eerder als een teken van zwakte en
gebrek aan opvoeding. Ze blijven gedisciplineerd, maar onderling wisselen ze veelbetekende
blikken uit. De boodschap is duidelijk: in hun ogen zijn de gasten van meester
Frank onderontwikkeld gepeupel.
Terwijl de rest zich toelegt op de paardrijkunst, voeren de
twee vrienden een intiem gesprek. Het tweetal heeft de reactie van de slaven
opgemerkt.
Verbluffend om te zien hoezeer de slaven zelf zo gewend
zijn aan hun ondergeschikte positie en er op de één of andere manier nog trots
op zijn ook, zegt Boelie.
Pieter-Jan nuanceert.
We hebben tot nu toe natuurlijk enkel huisslaven gezien.
Misschien zijn slaven op het land anders. Meer rebels. Deze voelen zich
duidelijk verheven boven hun broeders die katoen plukken in de velden.
Eigenlijk een soort verdeel-en-heers-principe.
Boelie kan leven met die analyse. Pieter-Jan brengt het
gesprek op persoonlijker terrein.
Hoe gaat het ondertussen eigenlijk met jou? Sinds we aan
deze bizarre tocht begonnen zijn, hebben we geen serieus gesprek meer gehad
zoals vroeger. Hoe bevalt het leven je in onze nieuwe omgeving?
Je weet dat ik in de oude wereld bijzonder gefrustreerd
was, omdat ik geen uitgever vond voor mijn schrijfsels. Hier houdt mij dat ook
wel bezig, maar minder. Als blijkt dat we hier echt vast zitten, ga ik hier ook
wel aan het schrijven en dan probeer ik het hier.
Pieter-Jan had dit antwoord wel verwacht.
Een gelardeerde, pompeuze stijl is hier erg populair, merk
ik. Misschien kan je daar wel je weg in vinden. Shockerende sekstaferelen zoals
in je eersteling, zou ik maar achterwege laten. Ik denk dat ze je hier achter
tralies draaien als je daar mee aankomt. En schreeuwerige anti-slavernij
pamfletten raad ik je ook af.
Waarom zou ik mij daar aan wagen?
Ach, kom, alleen al voor de naambekendheid die het je kan
opleveren, zou je je hier ontpoppen tot een rabiaat anti-slavernij activist.
Nieuwe dimensie of niet. Jouw chronische aandachtszucht is daarmee niet
gebroken.
En daaraan gekoppelde frustraties evenmin.
Ach ja, nieuwe wereld, nieuwe mogelijkheden.
Mijn eventueel succes hier, zou ik niet als echt ervaren.
Uiteindelijk is het mijn wereld niet. Ik ben hier maar een toerist. Als ik hier
succes heb, is dat een logisch gevolg van mijn kennis van een andere wereld die
verder geëvolueerd is dan deze.
Als perfectionist moet jij natuurlijk altijd het bittere
ingrediënt in de saus opsporen, zucht Pieter-Jan met een halve glimlach. Als
ik hier furore maak als neurochirurg, ga ik echt niet zeuren over mijn
voorkennis. Het blijft een verdienste op zich. Ik zou ook helemaal niets kunnen
aanvangen met die kennis. Net zoals jij net zo goed helemaal niets zou kunnen
schrijven. Als het leven je een voordeel in de schoot grijpt, moet je het met
beide handen grijpen. En ik die dacht dat jij de opportunist zonder scrupules
was, die je altijd beweert te zijn.
Maryam komt op een zacht drafje langs het tafeltje met haar
paard. Ze vangt een deel van het gesprek op en roept:
Maak je maar geen zorgen. Hij zal wel zeuren en klagen, maar
schrijven zal hij toch. Er is geen antidosis tegen die schrijfmicrobe.
Tenzij fotos van bekende schrijvers. Als je die ziet, denk
je wel twee keer na, voor je nog iets op papier zet, grapt Boelie.
Pieter-Jan lacht.
Ja, je moet een stuk lelijker worden als je echt roem wilt
vergaren met dat schrijven. En veel eenzamer ook.
En je hebt een zware drugsverslaving nodig, meent Randy,
alle grote schrijvers zijn wel aan iets verslaafd.
Mijn Boelie is verslaafd aan mij, roept Maryam vanuit de
verte. Het paardrijden bevalt haar en ze durft al wat snelheid halen.
Als ze uiteindelijk afstapt, schrikt ze van de spierpijn in
haar benen. Best vermoeiend, zeg. Dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht.
Boelie, vanavond mag je mij uitgebreid masseren.
Achter hen zwaait de deur van de veranda open. Hun gastheer
ploft in een stoel en laat zich door een dienaar ontdoen van zijn rijlaarzen.
Wat een grappig taaltje spreken jullie. Doet mij denken aan
Fälisch. Of is het juist Fälisch dat jullie spreken? Sorry, mijn talenkennis is
erg beperkt.
Enige verdere vragen wijzen uit dat hun gastheer met Fälisch
de taal bedoelt die zij beter kennen als Duits. Ze leggen uit dat zij
Nederlands spreken. Daar heeft Frank nog nooit van gehoord, hij laat dan maar
een dienaar om een encyclopedie lopen. Na enig speurwerk weet het gezelschap
dat Nederlands in hun nieuwe wereld bekend staat als Niziaans.
Echt intrigerend, al die parallellen, vindt Benjamin.
Na dit filologisch intermezzo, vraagt het gezelschap of hun
gastheer tijd heeft om enkele erg belangrijke kwesties met hen te bespreken.
Natuurlijk, roept die vrolijk uit, maar dan alleen na het
diner. Ik rammel van de honger.
Maryam en de anderen keren pas tegen s avonds terug naar
Beauregard, net op tijd voor het avondeten. Elke blijft nog langer weg. Nico
grapt dat ze misschien meer werk heeft aan de stalknechten dan aan de paarden.
Dieter kan er om lachen en is er redelijk gerust in.
Aan tafel vraagt Maryam waarom Frank niet getrouwd is. Er
valt een sombere uitdrukking over het gezicht van hun gastheer. Maryam
verontschuldigt zich.
Mijn excuses, dat was misschien een te persoonlijke vraag.
Frank, hoffelijk als altijd, verontschuldigt zich op zijn
beurt.
Nee, het is een belangrijke vraag en de waarheid is dat ik
getrouwd ben geweest.
Hun gastheer draait kringetjes om de rand van zijn wijnglas
met zijn ene hand en frunnikt aan het tafelkleed met zijn andere, als hij
verder gaat.
Drie maand zijn we getrouwd geweest. Een prachtige
creoolse, trotser worden ze niet geboren, maar met een groot hart. Tijdens een
jachtpartij nodigden we eens de rest van het jachtgezelschap uit in onze tent,
we gingen drinken op de verjaardag van Sint Thomas, haar favoriete heilige, en
toen zij ze: Het spijt mij dat onze tent niet zo groot is als mijn hart En
dat is waar ze had een groot hart. Ik herinner mij nachten dat ze tot de
ochtend wegbleef in het slavenkwartier, om bij een moeilijke bevalling te
assisteren, hoewel ze zelf toen al erg ziek was.
Ziekte is een thema waar de geneeskundestudenten aan tafel
natuurlijk meteen opspringen.
Wat had ze dan wel?, vragen de drie.
Consumptie, antwoordt Frank en hij neemt een ferme slok
wijn.
De drie aspirant-dokters kijken elkaar niet begrijpend aan.
TBC, gokt Boelie als leek.
Consumptie, noemen ze dat zo?, vraagt Maryam ongelovig.
Voor Frank doet de correcte term er niet toe. Zijn jonge
echtgenote gaf alleszins elke dag bloed op. Hij wilde haar naar het beste
sanatorium in de oude wereld sturen, of toch alleszins naar de sulferfonteinen,
een kuuroord in het Noorden, maar ze weigerde. Ze was verknocht aan haar
geboortegrond en wou er geen voet uit wijken.
Ik denk dat ze in heel haar leven, drie weken buiten deze
staat geweest is. Ze was vreselijk honkvast. Jagen deed ze nochtans wel graag,
maar dan liever niet te ver uit de buurt. Een knappe schutter en een handige amazone,
soms tot het doldrieste toe.
Frank schudt traag heen en weer met zijn hoofd, met zijn haren
vervlochten in een typische wirwar. Hij laat zijn glas bijvullen en zegt zacht:
Zon zonde, echt zonde, zon mooie vrouw. Requiescat in
pacem.
Boelie, als jonge tiener nog een blokbeest geweest wat
Latijn betreft, schrikt:
Wat zei u net?
Dat ze moge rusten in vrede. Sorry, jullie kennen wellicht
geen Truskijns.
Boelie wil even iets testen:
Nihil novi sub sole, is dat ook Truskijns?
Frank fronst bij het horen van zon vreemde vraag.
Ja, natuurlijk.
Boelie fluistert in Benjamins oor: Leuk te weten dat ze
hier nog andere bekende talen dan Engels spreken.
Hij geeft zijn maat een por: Misschien kunnen we hier nog
aan de kost komen als leraar Truskijns.
Benjamin is maar half overtuigd. Hangt er vanaf in hoeverre
Truskijns en Latijn werkelijk overeenkomen.
Boelie droomt al verder. Ik ben benieuwd in hoeverre deze
wereld parallellen vertoont met onze wereld. Dit land is nog niet zo lang
geleden in oorlog geweest met haar buren. Franks beschrijvingen deden mij erg
sterk denken aan de oorlog tussen Amerika en Mexico van circa 1845.
Benjamin erkent dat er parallellen zijn, maar vindt de
geografie toch compleet anders. De continenten zijn om te beginnen al helemaal
anders ingedeeld. Je maakt me niet wijs dat deze wereld een gelijklopende
geschiedenis met de onze kan hebben als de landen niet overeenkomen.
Ok, maar toch. Hoe meer gelijkenissen we vinden, hoe beter
voor ons. Als er echt veel zijn, kunnen we zelfs de toekomst hier beginnen
voorspellen. Dat verdient misschien nog beter dan leraar.
Weet jij dan zo veel over Amerikaanse geschiedenis? Het
zijn de Punische oorlogen niet hé. Op dat vlak ben je een expert, akkoord, maar
je hebt geen specialisatie Amerikaanse geschiedenis, toch?
Nee, maar ik weet er toch iets van. En noem je mij nu net
een vakidioot?
Maryam geeft haar Boelie onder tafel een lelijke neep in
zijn dij.
Stil zijn, je doet asociaal, luister naar onze gastheer,
dat is wel het minste dat je kunt doen, na al zijn goedheid.
Ik luister al de hele dag naar hem, werpt Boelie opstandig
tegen, maar één blik van Maryam legt hem verder het zwijgen op.
Franks overleden echtgenote werd begraven op de plantage van
haar ouders. Elke maand gaat hij er wel eens langs en legt hij verse bloemen op
haar graf. Met haar ouders onderhoudt hij de beste relaties. Ze moedigen hem
zelfs aan om een nieuwe vrouw te nemen, daar hij veel te jong is om alleen te
blijven en zijn plantages een erfgenaam nodig hebben.
Maar daar ben ik nog niet klaar voor. Ik beken wel dat ik
een levendig schriftelijk contact onderhoud met een welbepaalde jongedame. Maar
voorlopig blijft het bij correspondentie. Zelfs als ze niet in het noorden was
om te studeren, zou ik het bij brieven houden.
Boelie die meer en meer interesse kweekt voor de verschillen
tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het land, wil graag weten
waarom ze daar studeert. Voor hun gastheer is dat een vanzelfsprekendheid.
O, maar de noordelijke scholen zijn veel beter dan de onze.
Wij zuidelijken zijn niet zon bollebozen.
Het diner kabbelt gezellig verder. Frank stelt voor dat de
mannen zich terugtrekken in het kabinet voor sigaren, brandy en een partij
kaart. Boelie vraagt of Maryam kan meekomen.
Frank twijfelt een tijdje en zegt dan: Goed, ik
veronderstel dat ik jullie Auburische zeden een beetje tegemoet moet komen.
Het kabinet is blijkbaar een soort mannelijk heiligdom.
Maryam trekt Boelie bij zijn mouw en zegt dat ze ook wel kan gaan slapen, maar
Boelie staat er op dat ze mee gaat. Frank is de enige die van een sigaar
geniet. Niemand loopt echt warm voor de brandy, maar de gemberkoekjes die Frank
bestelt, vallen wel erg in de smaak. Ze kaarten tot een stuk in de nacht, Elke
komt uiteindelijk terug van haar rit en haar vrijwillig werk in de stallen. In
een spelletje kaart heeft ze ook nog wel zin. Pas omstreeks drie uur s nachts
zoeken ze hun slaapkamer op.
De volgende ochtend merken ze tot hun verbazing dat hun
gastheer al weer om acht uur fris aan het ontbijt zit. Een lakei komt iedereen
wekken, hun aanwezigheid bij het ontbijt is echter niet verplicht. Niemand is
van plan om zo vroeg op te staan. Ook Elke laat haar paarden vandaag wat langer
wachten.
Boelie en Pieter-Jan botsen op elkaar in de gang richting
toilet. Je kunt niet zeggen dat die kerel het er van neemt. Een strakke
dagindeling heeft hij wel.
Terwijl Boelie de schaakstukken terug in de juiste formaties
zet, heeft Frank het over journalisten. De jonge planter verfoeit de pers.
Krantenlui sluipen rond als spionnen en dat zijn ze ook
echt. Ze spitsen hun oren voor alle mogelijke roddels en geruchten en printen
ze daarna als feiten. Als we ze s ochtends allemaal ter dood brachten, kwam er
tegen s avonds al een dik gevulde krant met nieuws uit de hel.
Boelie produceert een sympathy smile en brengt een paard
uit. Frank is erg blij met zijn gehoor en snijdt al weer een ander onderwerp
aan: de jicht van zijn vader en de vele kwaaltjes van zijn moeder, anders nochtans
een kranige vrouw.
Waar zijn uw ouders op dit moment eigenlijk?, vraagt
Boelie.
Op onze oudste familieplantage, daar waar het plantersleven
begon voor deze familie: Mount Pleasant. Jullie zouden er eens op bezoek moeten
komen. Prachtige streek, Beauregard kan wel vijf keer in het hoofdgebouw en het
slavenkwartier is een dorp, met eigen winkels, een eigen smid en een kapel.
Maar er is natuurlijk veel werk. Mijn moeder is nog vroedvrouw voor de dinks en
ze verpleegt ook de zieken. Vader heeft zijn handen vol met de organisatie van
zo veel werk. Mijn jongere broer, Nathan, woont er ook en hoewel die nu oud en
capabel genoeg is om regent te zijn, staat mijn vader er op om alles zelf te
doen. Nathan vertrekt binnenkort dan maar naar East Port. De gouverneur heeft
laten weten dat zijn toelating zeker is.
En East Port is?
Boelie ziet een opening en zijn gastheer staat al voor de
keuze: zijn loper verliezen of een paard opgeven, met enkel een geslagen pion
als troost. Frank gaat te veel op in zijn verhaal, om er veel aandacht aan te
schenken.
Weten jullie dat niet? Dat is de beste militaire academie
van het land. Het merendeel van onze politici is er afgestudeerd.
Pieter-Jan blijft het gesprek ondertussen volgen en mengt
zich af en toe. Boelie glimlacht als hij merkt dat zijn vriend een handje helpt
om zijn tegenstander aan de praat te houden.
Politici? Moet een militaire academie dan geen officieren
produceren?
Natuurlijk wel. In de eerste plaats. Maar als ze hun sporen
verdiend hebben in het leger, gaan ze vaak in de politiek. Tenzij ze natuurlijk
voor een spoorwegmaatschappij gaan werken.
Frank doet een zet en gaat dan verder.
Hoewel politiek en spoorwegen natuurlijk ook nauwe banden
hebben en je van de ene branche makkelijk overstapt in de andere.
En zegt een politieke carrière jou niets?, vraagt Boelie.
O nee, politiek vergiftigt een mens. Nee, ik beheer liever
mijn plantages, dat politieke geharrewar is niet aan mij besteed. Uiteindelijk
ben ik niet eens voor een centraal bestuur te vinden. Het beknot enkel de
persoonlijke macht van een individu. Hoe minder staatsinmenging, hoe beter. Als
ik hoor dat de regering taksen wil heffen op de invoer van buitenlandse
producten, steiger ik. Wat hebben zij zich daar mee te moeien? En trouwens, dat
doen ze toch enkel om de industrie in het Noorden te beschermen. En wie wordt
de dupe van zon politiek? Wij, het zuiden, want wij moeten dan meer betalen
voor onze horloges, jachtgeweren, kookpotten en al die andere zaken.
Jullie kunnen die dingen ook zelf gaan produceren, stelt
Pieter-Jan voor.
En ons prachtige land vol stinkende fabrieken zetten? Nee,
bedankt. En heb je wel eens gezien in wat voor vieze stallen fabrieksarbeiders
samenhokken? Ik ken geen enkele slaaf die zo armtierig woont. Maar daar hoor je
die abolitionisten nooit een woord over reppen. Nee, want fabrieksarbeiders
zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen. Ja, vrij om te gaan en creperen
waar ze willen, dat wel, ja.
Frank roept zichzelf opeens een halt toe. Maar genoeg over
die zaken, dat is slecht voor mijn bloeddruk. Een goede raad, heren, als jullie
niet verwikkeld willen raken in hoog oplaaiende discussies, blijf dan ver weg
van zulke onderwerpen
Hun gastheer verklaart zichzelf verloren en legt zijn koning
plat op het bord. Hij heeft genoeg van schaken en wil liever koude thee drinken
in de tuin. Als Pieter-Jan zin heeft, mag hij uit de bibliotheek een
dichtbundel kiezen en die voordragen.
Er gaat niets boven zoete poëzie op een zonnige namiddag.
Pieter-Jan laat het zich geen twee keer zeggen en gaat
helemaal op in zijn rol als verteller. Zo brengt iedereen de dag door, buiten
in het groen, onder een warme zuiderse zon.
Arnon Grünberg,
writer of great acclaim (though over half the people I know have no idea who he
is or what he does) shares his views on ethics
What do I,
chronic writer of blogs, know about
Arnon Grünberg? Not much I suppose. Never had the opportunity to sit in a New York bar with him,
to bash him with (or to treat him to) overtly personal and too intimate (in
most peoples minds) questions till about dawn. Never had the chance to look
straight into his eyes and judge his Piscean eyes.
Yes, thats
something I know. Hes a Pisces like me. And why do I know that? Because as I
child I read that Pisces people either end up in the gutter, the park with the
homeless, the monastery, jail, rehab or as highly inefficient social workers. So
its always a relief to find famous artist amongst their lot. It gives me a
glimmer of hope to know that Keroauc, Hans Teeuwen, Anaïs Nin, Mark Uytterhoeven,
John Steinbeck, Philip Roth, Michelangelo, Mondriaan and luckily for my list
making neurosis- many, many others.
My first
encounter, on paper, with Arnon was on some page of the Belgian magazine, HUMO,
a long time ago. My father, may he rest in bliss and carnal delights, was very
well-read, but he disgusted over 90 percent of the literature stuff that he
came across. Now, Arnon, that was a writer who was actually worth something. Not
too much -my dad was frugal in his distribution of compliments-, but the boy
could write. Apart from Jan Cremer, Louis Paul Boon (an other Pisces), Johan
Anthierens and Hemingway, I cant remember an other writer whom my dad bestowed
so much praise on.
I remember
him best for his novel Blue Mondays (if thats how they translated it) which
I never read, but it caused quite a stir in the press, his views on sexuality
and his interesting little pieces he does for HUMO. Recently, I especially
liked his mockery of our teddy bear turned politician, Bert Anciaux. Poorest
excuse of a demagogue I ever heard of. What
I also read is that Arnon is extremely busy, he travels a lot and manages to
write a hell of a lot in between. I cant judge the quality of his work, I
havent read enough and its not the objective here. The only book I read, was
written under his direction, but not by him, it was something called the new
suffering. Yes, there actually exists new suffering as opposed to old
suffering.
It was very
noisy in the hall, which was for the most part filled with medicine students, I
believe (by which I dont mean to say medicine students are noisier than
others) The prattling fellow students made it near to impossible to understand everything.
Was Arnons text too boring or too difficult to follow tacitly, I dont know. I
liked the second half better than the first.
I dont
have enough time to re-create everything he said in 15 minutes I have to tell
20 young adults who Elisabeth I was and why she never married and during the
lecture I was unable to take notes-, but there are some things that drew my
attention. He talked a lot about war and how some people seem to need war as a
arena to throw off moral shackles. I agreed with him when he said that most
people would prefer to have a war drag on for years, in which four people get
killed every day than to have one weekend in which 10, 000 perish. Even if the
long war causes 15, 000 dead in the end. I agreed with him there. A month ago
or so, I had invited a bunch of people to my humble home and they asked me to
name the people on the portraits that cover most of my walls.
Someone
wanted to know who William Tecumseh Sherman was and why I seemed to approve of
what he did. I told them general Sherman
wanted to make war as harsh and as cruel as he possibly could so as to end it
sooner. Once the peace signed he did everything he could to rebuild the wars
destruction. The instant reaction was: that is such a narrow-minded view. Im
glad Arnon would see the moral logic in what is now called total war(Im not
saying hes an advocate of total war), or war against the driving economic forces
that back an enemy and keep his war machine going, even if this causes
civilians to suffer. Im not very fond of forcing too many laws or rules onto
warfare. It turns war too much into a game (a word Arnon also used to describe
it). Robert E. Lee, an adversary of Sherman,
once said: Its a good thing war is so terrible or we should grow too fond of
it.
Arnon also
warned us about armies unwilling to shed blood. And indeed, armies who dont
kill and risk to be killed will stop being reverted to as armies. I think Arnon
doesnt think European armies are in fact armies, for its become a well-known
fact that Europe doesnt want their soldiers
to die. We, Belgium,
will only send F-16s if we are convinced they will never see any real action,
and if they do, that they well never runany risk to get shot down. Next time we can just cater for American soldiers.
Americans are not know for their refined cuisine, so I think we could manage
that. If the field kitchens are well out of harms way, of course.
Why the
Americans? Because they do fight. Ok, says Arnon, a lot of them sign up because
they want an education or a green card, but not all of them. Some of them are
there for the thrill of it. Even in our make-belief armies he found soldiers
how were dissatisfied with the inaction and wanted to join Blackwater, a
security company, often depicted as some sort of modern cow-boys.
Arnon went
to Iraq
to see things for himself, in the field. A very interesting aspect of this
visit was his security while visiting Baghdad.
He bought his safety. In his own words: he hired people to do the shooting for
him, if necessary. At the time this was only a matter of practical
considerations. No moral soul-seeking involved. He just didnt want to overpay
them or invest too little in his personal safety. Afterwards, in Istanbul, he was acutely
aware of the absence of danger and violence. He experienced this as a severe
feeling of emptiness.
I think
what he wanted to say was that we need violence, that we like it. It gets the
pressure of the kettle, as a woman once said to Arnon after a sexual encounter.
People are willing to risk their lives, their health (not all of them die, some
just catch shrapnel to tear up their nervous system or to cut up an arm or a
leg) for a chance to release this pressure, this desire, boiling underneath. Its
hard to get rid of violence and war, if a substantial amount of people have
this very real form of bloodlust. Some drain it through videogames, movies or
books, for some they need to be there, holding and firing that gun and seeing
the destruction it causes.
Arnon
referred to a military historian who claimed that there was no greater fun,
during which you could keep your pants on, than during a fight. Testosterone
rules the world? Quite likely so.
Another very interesting thought Id like to
recall is the smuggling of violence into mainstream culture. Arnon took Apocalypse
now for an example. This is labelled an anti-war movie, yet he had met
several soldiers stating that they enrolled in the army, because of this film. How
anti-war can it be if helps to swell the ranks? They are smuggled into
mainstream media, under the guise of anti-war propaganda and as soon as its
got this title, we are ok with it. Only if you need more than this legal
contraband do you run into trouble. Only then will people criticize you. So its
ok to enjoy, and I mean really enjoy, movies like Platoon, Saving private
Ryan (mmm, that opening scene, guts everywhere) or Apocalypse now, but its
really very wrong to make quite the same sort of movie, if you state: In
making this movie I wanted to say that I really adore war and violence, that it
fires me up real good, any time I read about massacre, already as a young child
I got goose bumps every time I read about suicidal frontal attacks, o I just
love it. That makes a poor smuggler.
Also
interesting was that Arnon noted people dont commit murders, not in the first
place to stay out of prison, but because theyre afraid about what the people
might say, as Lou Reed used to sing. We dont kill our neighbour, because it
would turn us into social outcasts.
My time is up.
4 Latin C awaits the captivating tales of Good Queen Bess, better known as
Elizabeth I.
Op Beauregard is Pieter-Jan inderdaad al aan zijn vijftiende
pannenkoek met perenstroop toe. Hij kijkt zwijgzaam toe terwijl Boelie schaakt
tegen hun gastheer. Frank speelt lang niet slecht en is alleszins een zeer
ervaren schaakspeler. Op basis van de gesprekken kan Pieter-Jan afleiden dat
Boelie lang niet zeker is van de overwinning.
Terwijl Boelie nadenkt over zijn volgende zet, vraagt hij
aan Frank:
Ik heb altijd graag geschaakt, maar ik moet tot mijn grote
spijt bekennen dat ik weinig afweet van de geschiedenis ervan. Weet u daar soms
meer over?
Frank, die graag zijn kennis deelt, vertelt dat het spel
duizenden jaren oud is en al gespeeld werd aan het hof van de Karzen.
Zoals jullie zeker ook weten, is het Karzische rijk de
eerste georganiseerde samenleving in de menselijke geschiedenis. Schaken moet
in die streek ontstaan zijn en was erg populair. Dat weten we omdat
schaakspelende edellieden erg vaak afgebeeld zijn op de muren van oude
Karzische gebouwen.
Pieter-Jan werkt smaakvol een dikke pannenkoek naar binnen
en bedenkt dat deze wereld overduidelijk heel wat parallellen vertoont met hun
thuiswereld, zij het dan enkele eeuwen eerder. Boelie blijft ondertussen maar
vragen stellen, Pieter-Jan betwijfelt of hij ook echt luistert, maar leerzaam
is het alleszins. Frank beantwoordt in geuren en kleuren vragen over zijn familiegeschiedenis,
zijn persoonlijke smaak, literatuur, kortom eender wat.
Boelie stuit op een onuitputtelijk thema als hij Frank
vraagt naar de verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van
zijn land.
Oh, nu vraag je me wat. Hoe zal ik daar eens aan beginnen?
De noordelijken wonen natuurlijk, dat is evident, in het noorden, daar is het
kouder en minder aangenaam om te leven, dus dat heeft als vanzelf een weerslag
op hun karakter. Ze zijn niet alleen minder temperamentvol dan wij, hun zuiderburen,
maar ook een stuk strenger, zowel voor henzelf als voor hun omgeving. Ze zijn
spaarzaam en laten zich niet leiden door hun gevoelens. Gastvrij zijn ze zeker,
maar ik kan je verzekeren dat het er binnenshuis een stuk saaier aan toe gaat
dan hier. Veel tradities kennen ze niet, en ze hechten er ook weinig waarde
aan. Afkomst speelt er minder een rol dan hier. Ze zijn doorgaans meer
academisch aangelegd en studeren langer dan ons. Velen onder hen hebben een erg
technische aanleg en zijn niet vies van handenarbeid. Landbezit interesseert
hen niet al te erg. Zij verzamelen liever papieren geld. Een dubieuze
investering, wat mij betreft, maar goed. Het zijn natuurlijk vooral
stadsbewoners, absoluut geen buitenmensen. Afgrijselijk slecht te paard en zeer
povere schutters. Over het algemeen zijn ze rustig en nauwgezet, hardwerkend en
zeer gematigd in hun gebruik van voedsel of drank. Maar pas op, vergis je niet:
ze kunnen ook extreem koppig zijn. Als ze iets willen bereiken dan laten ze
niet af vooraleer ze hun zin krijgen. O en van oorlogsvoering hebben ze weinig
verstand. Dat heeft de oorlog van 44 tegen ons buurland, Xalippo, nog eens
bewezen. Je moet dat officierenkader eens bekijken. Meer dan 70 procent was
geboren in het zuiden en van de vijf generaal-majoors waren er vier van het
zuiden.
Maar er zijn natuurlijk ook veel gelijkenissen?
Ja, natuurlijk. We zijn landgenoten, we spreken de zelfde
taal, vieren op de zelfde dag onze onafhankelijkheid, hebben de zelfde
president en de zelfde wetten, grotendeels de zelfde religie en we dragen de
zelfde nationale helden in onze harten.
Dus het gaat meer om een mentaliteitsverschil?, vraagt
Boelie terwijl hij uiterst geconcentreerd naar het bord staart en voorzichtig
een loper verplaatst.
Mentaliteit ja. Maar vooral een andere levenswijze, zou ik
zeggen.
Ondertussen is het onvermijdelijke gebeurd: Frank staat
schaakmat. De gastheer feliciteert Boelie en eist onmiddellijk een rematch.
Pieter-Jan denkt dat Boelie beleefd zal weigeren om de score lekker op 1-0 te
houden, maar Boelie gaat de uitdaging aan. Zijn arsenaal aan vragen is
blijkbaar nog niet uitgeput, denkt Pieter-Jan met een sappige glimlach op zijn
gezicht. Hij veegt zijn mond af en keert terug naar de roman die zijn gastheer
hem warm aanbeval.
Pieter-Jan vindt er niet echt iets aan. John Cardinal mag
dan de populairste schrijver van het moment zijn, maar hij schrijft
overgeromantiseerde bullshit met een religieuze ondertoon. Het zegt alleszins
veel over de maatschappij waar de bende is terechtgekomen.
Echt walgelijk, oordeelt Maryam en ze wil verder. Nico kan
zich moeilijk onttrekken aan de scène. Hij bekent tot zijn schaamte dat er een
seksuele geladenheid in de lucht hangt bij zulke slavenkeuringen. Nico werpt
nog eens een blik op de glimmende, naakte lichamen van de menselijke koopwaar,
om zijn eigen uitspraak te toetsen.
Maryam weet even niet meer waar ze heeft:
Dus jij geniet hier van of wat?
Nico herstelt zich snel.
Dat heb ik niet gezegd. Ik merk alleen op dat je seksueel
getinte spanning in de lucht voelt. Ik veronderstel dat er nogal toestanden
gebeuren op die plantages.
Kwekerijen voor meer arbeidsvolk, dat zijn het. Een
vreselijke instelling en dat in een land dat anders best ontwikkeld is.
Randy is niet akkoord. We kunnen eigenlijk niet echt goed
oordelen. Tot nu toe hebben we één stad gezien and thats it. Frank zegt dat er
in het Noorden van het land geen slavernij voorkomt en dat veel van zijn
noordelijke landgenoten ook ronduit tegen de instelling zijn. De meesten zijn
wel enkel tegen de verspreiding van slavernij, ze zijn niet noodzakelijk voor
de afschaffing ervan.
Vuile racisten zijn het, zegt Maryam al ze verder stapt,
weg van de scène, terug naar wat de afgelopen dagen snel hun vaste lunchstek is
geworden: het dak van een verlaten pakhuis met zicht op de haven.
Heb jij hier al last gehad van enig racisme?, vraagt
Benjamin sluw.
Nee, dat niet, maar ik lijk dan ook niet op hun slaven, ik
heb geen spleetogen en mijn huid is donkerder. Ze houden mij makkelijk voor een
creoolse.
In New Burbon komen veel blanken voor met een donkere teint,
die zichzelf creools noemen. Ze hebben de zelfde rechten als blekere blanken,
dus blijkbaar maakt een andee huidskleur je niet per se tot slaaf.
Het gezelschap laveert tussen de vele kraampjes van de
markt, waar je de normale producten kunt kopen, geen menselijk waren, maar
fruit en groenten, thee, koffie, eender wat. Via minder aangename
achterbuurten, waar de mensen een pak armer zijn dan in de binnenstad, komen ze
bij hun eigen lunchcafé, View from the top, zoals ze het hebben gedoopt. Het verlaten pakhuis is binnen bijzonder
smerig, maar daar blijven ze dan ook niet. Via een stenen trap gaan ze naar het
dak en van daar is het uitzicht ronduit majestueus.
Het zicht van de zeilboten in de verte geeft mij kriebels,
zegt Maryam. zo tegen die blauwe achtergrond, heerlijk gewoon. Als ik zoiets
zie, heb ik spijt dat ik niet kan schilderen.
Ze raadt Dieter aan om er een prent van te tekenen. Die
aanvaardt het voorstel. Van zodra ik aan het benodigde tekenmateriaal kom,
begin ik er aan.
Willem en Nico spreiden een kleed over het stenen dak en
snijden brood en kaas. In de mand zitten verder ook aardbeien, een ham, twee
flessen wijn en zelfs een doos met boterkoekjes en ook een zwarte
chocoladecake.
Frank verwent ons echt, zegt Willem en de rest neuriet
instemmend.
Maryam belegt een dikke boterham met een plak kaas, neemt
een flinke hap, maar kijkt bezorgd.
Ik vraag me wel af hoe lang we nog op zijn kosten kunnen
leven. Ik voel mij nu al schuldig
Benjamin heeft er ook al over nagedacht.
De weg naar huis terugvinden lijkt mij vrij hopeloos, ik
heb een beetje genoeg van al dat rondtrekken. En tenslotte hebben we ook nooit
gezocht naar de toegang tot deze wereld. Die verscheen ook gewoon, pardoes voor
onze neus. Dus misschien komen we hier ook onverwacht wel terug weg.
Willem mengt zich verder in de discussie.
Dus dan moeten we in afwachting maar een baantje zoeken?
Maar wat dan? In deze maatschappij moet je grondbezit hebben of een lange arm
en we hebben geen van beide.
Frank kan ons misschien wel steunen. Als hij ons een baan
bezorgt, is hij van ons af., luidt Nicos mening.
Willem twijfelt.
Akkoord, maar wat voor baan dan?
We kunnen hier misschien terug geneeskunde studeren, grapt
Maryam terwijl ze een aardbei neemt.
Dat is een optie, ik wil hun niveau wel eens zien, maar
waar halen we het geld vandaan?
Nico snijdt een plak ham af en geeft een stuk aan Willem.
Maryam bedankt beleefd, ze eet geen varkensvlees.
Jullie zouden waarschijnlijk heel veel kunnen betekenen
voor hun gezondheidszorg, meent hij.
Willem wil daar een kanttekening bij plaatsen: Hangt er
natuurlijk vanaf in hoeverre ze bereid zijn naar ons te luisteren.
Zouden ze ons op de brandstapel zetten als we penicilline
heruitvinden?, vraagt Maryam.
Benjamin trekt zijn schouders op.
Wie weet, misschien hebben ze dat al. Uiteindelijk weten we
zo goed als niets.
Willem laat zich niet afschrikken.
Goed, maar we hebben er maar een medisch standaardwerk op
na te slaan om zon dingen te weten te komen
Benjamin bedoelt dat ze niet alleen de geneeskunde, maar
deze hele maatschappij verkeerd kunnen inschatten. Willem vindt echter dat ze
makkelijk informatie kunnen inwinnen over wat dan ook. Het grootste probleem
dat ze hebben is gebrek aan geld en hun afhankelijkheid van Frank.
Frank hoeft ons maar beu te raken en daar staan we dan,
vat Maryam samen. Daarna overloopt ze de mogelijkheden.
Mijn Boelie zal ook hier willen schrijven, zijn Engels is
goed, dus dat kan lukken. Pieter-Jan, Willem en ik kunnen inderdaad iets
medisch gaan doen. Jullie kunnen misschien opzichter worden op de plantages van
Frank of in zaken gaan?
Nico, Randy en Benjamin lopen niet echt warm voor dat idee.
We zien wel, zegt Benjamin voorzichtig.
Maryam brengt het gespreksonderwerp dan maar op iets anders.
Die slavernij is een doorn in mijn oog, maar verder vind ik
het hier, heel eerlijk, fantastisch. Het weer is hier altijd prachtig. De
ietwat komische hoffelijkheid van de bevolking kan ik ook wel appreciëren. Hun
breedvoerig taalgebruik, vind ik wel iets hebben. Ik denk dat het een vorm van
respect en beleefdheid is om zo te praten.
Ik heb zin om andere steden en streken te zien. Op basis
van één stad kun je onmogelijk oordelen over een heel volk, vindt Willem.
Akkoord, zegt Maryam, maar reizen kost ook weer veel
geld.
Frank kan ons paarden lenen, stelt Nico voor. We kunnen
hem later altijd nog terugbetalen. Misschien kan hij wel met ons mee. Dan
hebben we meteen een gids.
Ik ben tegen om twee redenen. Ten eerste wil ik echt niet
langer meer financieel afhankelijk zijn van Frank, hij mag dan nog zo rijk zijn
als de zee diep is, ik sta niet graag bij iemand in het krijt. En ten tweede
wil ik hem er niet bij, ik wil de dingen voor mezelf kunnen zien. Ik ken Frank
al een beetje, hij zou ons enkel de versie van de feiten geven die hem het
beste uitkomt. Ik zou eerlijk gezegd wel eens een bezoekje willen brengen aan
zijn slavenkwartieren. Eens zien of die ook zon riante huizen hebben en ook zo
uitgebreid tafelen als hun meester.
Willem wil nuanceren. Natuurlijk zijn die slechter behuisd.
Maar je moet er ook rekening mee houden dat Frank opgegroeid is in dit systeem.
Hij is opgegroeid met het idee dat dinks ongeschikt zijn voor andere taken dan
handenarbeid. Ok, voor ons lijkt die gedachte absurd, maar voor hen niet. En zo
lang niemand het tegendeel bewijst, zal hij dat blijven geloven.
Maryam windt zich op.
Hoe kunnen dinks ooit bewijzen dat ze de zelfde
verstandelijke capaciteiten hebben. Het is tegen de wet om hen te leren lezen
en schrijven!
Nico observeert het gezelschap met een glimlachje en merkt
op.
Wow, dit land gaat nog moeilijke tijden tegemoet. Als
enkele nieuwkomers na enkele weken al ruzie krijgen over de slavernijkwestie.
Willem en Maryam vliegen tegelijk tegen hem uit: Wij maken
geen ruzie, wij discussiëren, er is een verschil!
Na het eten is de sfeer net iets meer relaxed. Op het dak
van het pakhuis is het nu veel te warm. Ze ruimen op en gaan naar het stadspark
waar ze schaduw opzoeken. Maryam reageert nog eens fel als ze een bord ziet
waarop slaven de toegang ontzegd wordt als ze niet begeleid zijn door hun
meester of diens gevolmachtigde.
Net of het honden zijn!
De jongens kalmeren haar en trekken haar mee het park in. Als
ze letterlijk en figuurlijk verkoeling vindt bij een grote rechthoekig vijver
in de schaduw van reusachtige, eeuwenoude bomen kalmeert ze zichtbaar. Loom van
het vele eten doen ze collectief een tukje. Ze vragen zich wel af wat
Pieter-Jan en Boelie ondertussen doen.
Voor Maryam bestaat daar geen twijfel over.
Mijn Boelie is Frank helemaal voor zich aan het innemen om
er weet ik veel wat van gedaan te krijgen. En Pieter-Jan verdiept zich zogezegd
in de locale literatuur terwijl hij zich zoals een echte Oblomov kapot laat verwennen.
Mijn treinlectuur van vorige week. Dit boek bundelt verhalen
waarin fictie en non-fictie elkaar de hand geven. De fictieve elementen zijn er
in de eerste plaats om de werkelijk bestaande hoofdfiguren te beschermen tegen
vervolging. En dat zegt natuurlijk al veel. Iran: land waar je zo wat iedereen
bereid vindt om eens een flink boekje open te doen over hun samenleving, maar
ze zijn dan wel als de dood voor resulterende sancties.
De titel is goed gekozen, Iran zit nu eenmaal vol paradoxen.
Shervin heeft er een goed inzicht in en schetst ook een degelijk historisch
kader. Heel wat tradities komen goed tot hun recht. De lezer die al wat
vertrouwd is met de Iraanse geschiedenis komt zeker tot enkele betere
inzichten. Vooral de cyclische bewegingen in de duizenden jaren oude Perzische
beschaving wordt naar mijn aanvoelen goed aangetoond en uitgewerkt.
Het feestkarakter van de Iraniërs mij ook al erg duidelijk
geworden bij het lezen van stiekem kan hier alles- komt hier ook sterk aan
bod. Binnenshuis zijn de Perzen party animals, buitenshuis switchen ze in een
handomdraai naar een vrome, ingetogen uitstraling. Shervin verklaart helder dat
de ware Iraanse identiteit op de twee poten steunt. Een Iraniër is niet vroom
en niet decadent, hij of zij is beide tegelijkertijd. En die tegenstrijdigheid
maakt het voor een buitenstaander natuurlijk extra complex om de Perzische ziel
te doorgronden.
Mijn Perzische vriendin was niet echt gewonnen voor dit
boek, daarvoor ligt de nadruk net iets te veel op feitenkennis en historiek.
Zij vond het, denk ik, wat te droog. Toegegeven, het relaas van Eefje
Blankevoort, de schrijfster van het eerder vermelde stiekem kan hier alles, lag
mij ook beter. Maar niettemin, voor mij werden een aantal dingen een stuk
toegankelijker.
Het boek biedt een leuke opstap naar een beter begrip van
onder andere de oorlog tussen Iran en Irak, het geloof van Zoroaster, de
oud-Perzische traditie, de Iraanse versie van de Islam, het ritme van het
dagelijks leven in Iran en het geeft ook enkele goeie voorbeelden van doorsnee
Iraanse typetjes. De personages die Nekuee aanbiedt, staan niet alleen, veel
van de typetjes hebben duizenden vergelijkbare varianten, daar ze allemaal een product zijn van de zelfde unieke dat mag je wel
zeggen Perzische samenleving.
Geen must-read, zeker niet voor wie zich pas verdiept in
Iran, maar voor wie het land en zijn eigenaardigheden al een beetje kent, heeft
het boek zeker een meerwaarde.
Met negen zijn ze gekomen. Geboren in een andere wereld, via
een tweede wereld versluisd naar een derde. Ingewikkelde zaak. Een metgezel
liet het leven. Het hoe en waarom ontsnapt hen allemaal. Misschien is er niet
eens een waarom. Wie zal het zeggen? Voorlopig zoeken ze niet meer naar
antwoorden, de jongeren concentreren zich op de nieuwe dagdagelijkse realiteit.
Al drie weken lang verblijven ze bij hun gastheer in het
mooie huis, dat zijn naam niet gestolen heeft, Beauregard. Frank Buckner
Bolivar toont zich een ware gentleman, zijn gastvrijheid kent dan ook geen
grenzen. Niet alleen omdat zijn cultuur hem daartoe verplicht zijn gasten
mogen op de sociale ladder dan ettelijke sporten lager staan dan hij, de man is
niet vergeten dat ze zijn achtervolgers afgeschrikt hebben -, maar ook omdat
hij hen een sympathiek vindt en ietwat komisch in hun doen en laten. Misschien
ook om een soort leegte te vullen.
Frank is een prater en de enkele van de jongens spelen daar
handig op in. Vooral Boelie kan het erg goed met hem vinden en vraagt hem uit
over van alles en nog wat. Het is ook Boelie die op basis van wat hij te weten
komt, een plausibele voorgeschiedenis construeert voor het gezelschap.
Als Frank gelooft dat ze uit Auburië komen, nou dan is dat
maar zo. Boelie duikt in de privé-bibliotheek van zijn gastheer, verdiept zich
in boeken over Auburië en verzint zijn eigen levensloop en die van zijn
metgezellen. Frank hangt aan zijn lippen en slikt het als zoete koek.
Zijn voorouders zijn uiteraard zelf ooit geëmigreerd uit
Auburië, meer bepaald uit Barras. Ze waren op de vlucht voor de vele
godsdienstoorlogen op het oude continent. Via omzwervingen zijn ze uiteindelijk
in New Burbon aanbeland. Een van Franks verre voorvaders erfde de plantage van
zijn heer en zo werkten de Bolivars zich langzaam op tot de hoogste regionen
van de maatschappij. Frank kan zich de bezitter noemen van 122 slaven en niet
één, maar twee katoenplantages. Ondertussen droomt hij nog van een derde voor
het kweken van rijst. Zijn manier om de prijsschommelingen op de katoenmarkt
wat op te vangen. Boelie spreekt hem voorzichtig aan op zijn slavenbezit, maar
voor Frank is er geen vuiltje aan de lucht. Het slavenras is inferieur, zo heeft
God het gewild en wie is hij om dat te betwisten?
En de mijne zijn
goed doorvoed, vanaf hun twaalfde loopt geen enkele nog barrevoets, vanaf hun
25 krijgen ze een kleine lap grond, die ze zelf mogen bewerken, de opbrengst er
van mogen ze, mits een kleine bijdrage, houden. Vanaf 55 mogen de mannen vrij
kiezen wat ze doen. De meesten van hen leggen zich dan volledig toe op hun
eigen stuk land, dat ze dan extra vlijtig uitbouwen. De vrouwen laat ik al
vroeger meer vrijheid, die doen niet zo moeilijk. Tot hun vijftigste plukken ze
en daarna zorgen ze fulltime voor kinderen en kleinkinderen of voor de
hoogbejaarde slaven. Als mijn slaven trouwen geef ik het koppel een grote hut
met drie kamers en een eigen kookplaats en als ze sterven betaal ik de begrafenis
uit eigen zak, vertelt Frank trots. Hij is, wat hij zelf, een verlichte
slavenbezitter noemt.
Maryam blijft liever uit zijn buurt, want ze weet dat ze
meteen met hem in discussie zou treden en dat zou hun gastheer zeker als een
grove belediging ervaren. Zeker als een vrouw hem de les zou spellen. Terwijl
haar Boelie Frank uithoort over van alles en nog wat, vooral over de cultuur en
de geschiedenis van hun nieuwe wereld, maar ook over zijn persoonlijke
interesses en zelfs over de actuele politiek, verkent Maryam samen met de
anderen de stad.
Tenminste, de anderen minus Pieter-Jan en Elke. De eerste is
na aankomst in de nieuwe wereld in een lethargische bui verzeilt, waar hij maar
niet schijnt uit te raken. De hele dag ligt hij in bed met romans. Tussendoor
laat hij de huisslaven in de keuken pannenkoeken en andere lekkernijen
aanrukken. Elke heeft een aardige ontdekking gedaan in Beauregard en is niet
meer weg te slaan van een nieuwe passie: de paarden in de stallen. Ze heeft
zich op de verzorging gestort van de dieren van haar gastheer. Het zijn echte
prijsbeesten en het meisje geniet met volle teugen. Overdag trekt ze er op uit,
tot ver buiten de stad,, soms met Frank als gids, maar vaak ook alleen, soms
met haar vriend Dieter. Die gaat dan achterop, want hij kan zelf nog niet
paardrijden. s Avonds roskamt ze de dieren en pas als het buiten pikdonker is,
keert ze terug in huis. Daar eet ze snel rechtopstaand wat restjes in de keuken
en even later valt ze als een blok in slaap.
De anderen kuieren liever door de straten van New Burbon. Ze
genieten bijzonder van het prachtige weer, het lijkt wel altijd zomer te zijn,
ook nu, eind september. Het regent zelden, maar als het dan eens regent, is het
wel meteen goed raak. Discussies over de gelijkenissen tussen deze wereld en
hun vorige werelden komen nog zelden voor. Wat hen voornamelijk bezighoudt, is
waarom er Engels gesproken wordt of waarom ze in een overduidelijk 19-de eeuwse
samenleving zitten. Ze kunnen niet ontkennen dat ze in het beste geval in een
parallelwereld zitten, ze zijn niet teruggegaan in de tijd. Er zijn te veel
verschillen, een blik op een wereldkaart heeft ook al uitgewezen dat de
geografie danig verschilt van de wereld zoals zij die kenden. Er zijn maar drie
grote continenten, die elk van elkaar gescheiden zijn door oceanen.
Het continent waar
zij zich bevinden is als laatste ontdekt en gekoloniseerd door mogendheden uit
Auburië. Op die manier kan je Auburië vergelijken met het oude Europa, een
lappendeken aan kleine en middelgrote staten die voortdurend met elkaar in
oorlog liggen. Hun continent lijkt dan wel Noord-Amerika, maar dat is het niet.
Er zijn drie landen op hun continent en het continent in zijn geheel heet New
Haven of Novi Raj. New Burbon ligt in the Free Peoples Union, een vreemde naam
voor een land dat slavernij de normaalste zaak ter wereld vindt. Hoewel een
kleine minderheid van de blanken radicaal gekant is tegen de vreemde
instelling.
Maryam en de anderen vinden hun verblijf in de havenstad
heerlijk. Overdag picknicken ze graag langs de kade en kijken ze toe hoe
schepen aanmeren en hun ladingen uit Auburië verwisselen voor katoen en tabak.
Ze willen zich liever afsluiten van het bestaan van slavernij, maar dat wil
niet al te best lukken.
Elke ochtend passeren ze op hun weg naar het stadscentrum de
slavenveiling. Ook vandaag kookt hun bloed als ze zien dat de Aziatisch ogende
dinks als vee behandeld worden. De potentiële kopers trekken onbeschaamd de
mond van de levende koopwaar open om de tanden te controleren.
Voor u gelezen: Wij zijn Iran, de jonge Iraanse weblogscene
Nasirin Alavi
2007, J.M. Meulenhoff
ISBN: 978 90 290 7853 5/ NUR 740
24,50 euro
Wat begon als een poging
om mijn Perzisch geboren vriendin en dat deel van haar ziel dat Iran is, beter
te snappen, eindigde met een nieuwgevonden passie voor een moeilijk te
doorgronden land vol paradoxen.
Iedereen kent blogs, velen van jullie die dit lezen,
onderhouden zelf een blog en jullie reppen er vast net zo openhartig over
jullie zielenroerselen als jullie Iranese leeftijdsgenoten dat doen.
Maar, hoe cru dit ook mogen klinken, jullie blog heeft niet
de kracht om een natie te doen wankelen in haar grondvesten, jullie riskeren
geen celstraffen, geen publieke vernederingen, noch broodroof en
levensgevaarlijk is het alleen als je frisdrank morst over je toetsenbord en je
sterft door elektrocutie (er is vast wel een waterkansje). Betreur ik die
dingen? Nee, geenszins, waartegen zouden we in dit land moeten rebelleren?
Goed, ik kan wel iets bedenken, maar geen enkele Belgische rechter zal je
daarom laten interneren. In Iran wel. Want in de Islamitische Republiek Iran
regeert niet de rede, maar de kijvende vinger van een star religieus
gedachtegoed. Alle vrije pers is er ofwel opgedoekt om nauw aan banden gelegd en
bij het minste vergrijp sneuvelt al weer een krant. Onder deze verstikkende
omstandigheden hebben veel Iraniërs hun toevlucht gezocht tot blogs, als de
laatste bastions van vrije meningsuiting. Ze fungeren als troost, als enige min
of meer betrouwbare nieuwsbron, als klaagmuur en als geheime ontmoetingsplek.
Geen wonder dat de Perzische taal alomtegenwoordig is in de blogosfeer.
Wij zijn Iran bevat extracten uit de populairste Iranese
blogs, die aan elkaar verweven zijn met beschrijvingen van de geschiedenis van
het land, van haar tradities en van haar cultuur.
Deze bindteksten, zeg maar, verschaffen je net voldoende
randinformatie om de inhoud van de blogs beter te snappen. Natuurlijk zijn het
die laatste die het boek echt op smaak brengen, ze verschaffen een inkijk in
het leven van alledag onder toezicht van een wreed en hypocriet regime. Wij
zijn Iran is vooral een boek van beelden, beelden die nog lang blijven
nazinderen.
Een man uitgeroepen tot held, omdat hij zijn vrouw heeft
durven kussen op straat. Een vrouw die net die ene haarlok te veel van onder
haar sluier laat piepen als een regelrechte verzetsdaad. Meisjes die bruut
ontschminkt worden met een scheermes. Wellicht die zelfde jonge meisje die op
de laatste woensdag van het jaar over vuurtjes springen en Neem mijn geel,
geef mij uw rood., terwijl de religieuze autoriteiten hun wenkbrauwen fronsen.
Tradities van vóór de islamisering in stand houden, past niet in hun kraam en
het feit dat ze blijven bestaan, maakt hen bang dat hun machtsoverwicht maar
schijn is.
Dat bewijzen ook de
blogs. Het regime verliest langzaam, tergend langzaam, maar onomkeerbaar, haar
greep op de bevolking. Land van paradoxen, zei ik eerder, wel één zon paradox
is dat de Islamitische staat haar jeugd zon degelijk onderwijs verschaft
heeft, dat die zelfde jeugd nu mondig, vindingrijk en wereldwijs genoeg is om
haar grieven te luchten.
Wij zijn Iran toont
sterk aan, hoe bang de heersende krachten in binnen een totalitaire samenleving
zijn. Bang van woorden, van het minst beetje afwijkend gedrag, van alles wat
onvoorspelbaar is en de kracht heeft om verandering te brengen.
Erg sterk boek, een aanrader voor iedereen die, bij
wijze van spreke, te weten wil komen hoe het ruikt in een taxi in Teheran,
zonder uit zijn zetel te hoeven stappen. En zonder een pak slaag (of erger) te
riskeren van de Basij, de fundamentalistische burgerwacht.
Plotseling verdwijnt het beeld en blijft
enkel nog Jelle over, die perplex aan de grond genageld staat. Hij is helemaal
bezweet en trilt over zijn hele lichaam.
Jullie snappen het niet, stamelt hij. Ze
was te mooi, ze was gewoon te mooi
Overvallen door schaamte en schuld draait
de jongen zich om en laat hij zich achterwaarts in de diepte vallen, zonder
verder nog een kik te geven.
What the fuck, jongens, dit gaat van kwaad
naar erger, zegt Nico.
Wow fuck, gestoord, zegt ook Dieter.
Dat had ik nu eens echt niet in die jongen
gezien reageert Elke.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik wel zon
donker kantje in hem vermoedde, zegt Maryam.
Dat is het eerste dat ik daar van hoor,
zegt Pieter-Jan sceptisch.
Ja, zoiets zeg je niet openlijk hé
In retrospect dringt een glasheldere
analyse zich natuurlijk vanzelf op.
Wat wil je daar mee zeggen?
Kunnen we die discussie misschien een
andere keer voeren?, komt Nico tussen. We hebben al weer andere zorgen.
De hemel boven de bende kleurt zwart en het
regent.
Dat zijn geen gewone druppels, dat lijkt
wel een soort roet, zegt Elke.
Alleszins niet gezond, meent Pieter-Jan.
Schuilen lijkt mij wel raadzaam.
Het begint nu echt te stortregenen, al snel
hangen ze vol zwarte drab en hebben ze schilferige prut in hun ogen.
Verdomme zeg, dat brandt, klaagt Nico
terwijl hij voorzichtig zijn ogen uitwrijft.
Ze zetten het op een lopen en gaan terug
over het stenen pad, op zoek naar Randy. Als ze aankomen op het verzamelpunt,
een klein, rond stenen pleintje, met in het midden een standbeeldje van de Romeinse
godheid Janus, is Randy nergens te bespeuren. Luid roepen ze zijn naam en
gelukkig krijgen ze al gauw zijn stem te horen.
Ik zit hier, er is hier een gang, ik heb
gewacht op jullie om verder te gaan.
Randy verschijnt met enkel zijn hoofd boven
de grond.
Hoe heb je dat gevonden?, vraagt Maryam.
Gewoon wat rondgeneusd. Misschien kunnen
we beter zien waar die gang toe leidt?
De rest twijfelt. We kunnen ook door de
bossen gaan, stelt Pieter-Jan voor.
Dat bos ziet er nogal ondoordringbaar uit
eigenlijk. Maar goed, het blijft een optie. Anders moeten we het even
verkennen?, luidt de mening van Boelie.
In deze vieze roetregen? Mij niet gezien,
foetert Maryam en ze laat zich zakken in het gat bij Randy.
Boelie gaat snel een kijkje nemen tussen de
bomen. De rest volgt Maryams voorbeeld. Zij zelf maakt zich het meeste zorgen
om Boelie.
Wat doet die tsjoempi nu? Trekt dat
warhoofd er alleen op uit!
De acht schuilen en wringen hun natte haren
uit. Randy hoort wat er van Jelle is geworden. Maryam en Elke hebben weinig
begrip voor zijn lauwe reactie.
Maar doet jou dat dan niets?
Ik was er niet bij natuurlijk. Ik heb het
niet zien gebeuren.
Ja, maar wat dan nog? Dat is toch erg!
Ook de andere jongens geven niet echt een kick.
Dat is erg, maar wat doe je er aan?,
klinkt hun mening. het belangrijkste op dit moment, is dat we hier snel weg
kunnen.
De meisjes snappen het niet en zijn
verontwaardigd, de gebeurtenissen hebben hen diep geschokt.
Na een kwartiertje is Boelie terug. Je
lijkt wel een neger, zegt Nico als hij hem ziet.
De zwart geregende jongen laat zich ook in
de onderaardse tunnel zakken. Dat ik vuil ben, kan mij niet zo schelen. Ik
hoop alleen dat mijn leren jas het overleeft.
En? Kunnen we verder door het bos?,
vraagt Pieter-Jan.
Moeilijk. Er is veel modder en het gaat
steil omhoog. Overal hangen lage takken en staan dichte struiken. En het ligt
er ook nog eens vol gladde zerken. We zitten blijkbaar toch op een overgroeid
kerkhof.
Zie je wel, roept Maryam triomfantelijk
uit, de hemel van Zahra is een begraafplaats. Ik zei het jullie toch?
Pieter-Jan vestigt ondertussen de aandacht
op potentieel gevaar:
Euhm, voelen jullie ook geen nattigheid?
Het giet maar en het giet maar, aan dit tempo loopt deze tunnel over tien
minuten al vol.
De negen staan inderdaad al tot hun enkel
in het water. Maken dat we hier een doorgang vinden, besluit Nico.
Ja, maar als we geen doorgang vinden, als
die tunnel doodloopt, dan zijn we er wel geweest.
Dat zou pas een zieke grap zijn en een
einde in mineur. Laat ons niet langer treuzelen.
De negen trekken dieper de tunnel in. Na
een vijftal meter is er een bocht, en na de bocht is de tunnel verlicht met
toortsen. Pieter-Jan wrikt er eentje los en gaat voorop. Ondertussen reikt het
water al tot hun midden. Hun ergste vrees wordt bewaarheid als ze uiteindelijk
op een muur stoten en verder niets.
Zie je wel, we gaan hier verzuipen,
jammeren de meisjes.
We kunnen nog terug, als we snel zijn, en
de jongens waden al terug, op Pieter-Jan na, die verder trekt.
Jongens, niet zo snel, ik geloof dat we
hier de oplossing hebben
Hij wijst omhoog en de rest komt dichter.
De meisjes zijn direct in feeststemming.
Een luik, haha, we kunnen terug
Pieter-Jan geeft zijn toorts door aan
Willem.
Nu maar hopen dat dit ding open wil, het
water komt al tot onze schouders, merkt Nico op.
Randy en Pieter-Jan beginnen te draaien,
moeizaam klikt het luik open. De jongens hijsen Pieter-Jan omhoog.
Wacht, zegt Willem, kan Boelie voor de
zekerheid niet spontaan iets positiefs zeggen, gewoon voor de zekerheid.
Iedereen kijkt naar Boelie, de vraag
overvalt hem nogal.
Euhm, ik heb wel zin in een feestje
Ik heb wel zin in een feestje, herhaalt Willem,
hoe bestaat het, en dat wil dan boeken schrijven, want ja, hij zit toch zo
barstensvol fantasie
Pieter-Jan laat zich omhoog steken door het
luik.
En wat zie je? Ik hou het verdomme niet
uit van de zenuwen, zegt Maryam vol ongeduld.
Ze horen luide knallen en krimpen ineen.
Boelie en Randy trekken uit voorzorg Pieter-Jan naar beneden, waardoor ze hem
onbedoeld onderwater sleuren. Pieter-Jan spartelt zich vrij en zegt al
hoestend: Geen paniek, geen paniek, het is maar vuurwerk, laat ons gaan.
Een voor een hijsen ze zich door het gat.
Als ze om zich heen kijken, bevinden ze zich inderdaad temidden van woelig
feestgedruis. Lange rijen mensen dansen hand in hand als reuzenrupsen voorbij.
Hoog aan de hemel, boven een ver gebouw waarop hoog op het dak een vlag
wappert, is spetterend vuurwerk te zien. Ergens in de verte weerklinkt
stampende muziek van een fanfare.
Waar zijn we nu weer beland?, zucht Nico.
Yupla, feestje, roept Benjamin opgewekt
en de tengere jongeman doet een moonwalk. Een move die bepaald uit de toon valt
in vergelijking met de ander dansers, die voornamelijk wild in de ronde
huppelen.
Wat denk je, zijn we terug in de tijd
gegaan?, vraagt Pieter-Jan aan Boelie.
Geen idee. De huizen zien er niet bepaald
modern uit, maar dat zegt niets. De kledij van de vrouwen doet ook niet echt
hedendaags aan en ik zie verdacht veel mannen met een hoofddeksel. Tenzij
hoeden terug in zijn natuurlijk.
Een folkorefeest kan ook natuurlijk, zegt
Nico.
We kunnen ook gewoon vragen waar we zijn,
hé, stelt Randy licht geërgerd voor. Hij tikt een voorbijganger op de schouder
en vraagt in het Engels:
Excuse me,
sir. Could you please tell us where we are?
De man die een lange open jas draagt, leren
puntschoenen en een katoenen broek, bekijkt Randy alsof hij compleet achterlijk
is en blaft:
By the
good Lord, boy, where do you imagine you are? Youre in New Burbon, thats
where you are. Or Swampville as I like to call it. Nothing but mosquitoes, mud,
rotten heat and a bunch of stuck-up melon heads. God, damn it, even their dinks
look at you as if Bogan himself wipes their shitasses. Curse the lot of them.
And now out of my way, you simple-minded drunk, before I tie those long legs of
you into a double bow-knot around your neck and choke you to death with your own
shins. Would be a small waste to this world, boy. You can go about and bother
people with your nitwit questions in hell. Good Lord,
whats to become of this country?
De man, klein van stuk, maar met een
gedrongen karuur en een fikse tred en stevige kaakbeenderen, die kracht laten
vermoeden, loopt langs en wurmt zich door het feestvierende volk.
Owké, zegt Randy, Niet echt de
vriendelijkste kerel en een béétje breedsprakerig, maar we weten tenminste waar
we zijn.
Als je ook nog de exacte datum had
gevraagd, zou hij geloof ik echt je benen geknoopt hebben, merkt Willem op.
New Burbon, denkt Pieter-Jan luidop,
zegt mij niets, maar ze spreken hier dus Engels, dat is al iets.
Wat bedoelt die vent met een dink? Is dat
een dier?, vraagt Elke, nooit van gehoord anders.
Ik dacht dat dink een scheldwoord was voor
Vietnamezen of misschien voor Aziaten in het algemeen, verklaart Boelie, de
war freak van het gezelschap.
Eerlijk gezegd, ik weet niet hoe het met
jullie zit, maar ik heb het eigenlijk wel gehad met onze dolle avonturen. Kan
Boelie hier geen einde aan maken?, vraagt Willem.
De bende kijkt verwachtingsvol naar Boelie.
Maryam waarschuwt hem: Deze keer geen onzin hé, flap er iets uit dat ons
veilig thuisbrengt
Straks worden we nog gewoon wakker in ons
bed en is dit alles maar een droom, zegt hij spontaan én oprecht, maar er
gebeurt helemaal niets.
Het gezelschap kijkt elkaar teleurgesteld
aan.
Andere wereld, andere wetten, zo blijkt,
zegt Pieter-Jan.
Tum tum tum, reageert Boelie om het
spanningsmoment te benadrukken als in een film, maar niemand lacht en de
lotgenoten bekijken hem verwijtend.
Hey, jongens, ik heb hier niets mee te
maken hoor, deze keer, verdedigt Boelie zichzelf.
Ja, deze keer, herhaalt Maryam
sarcastisch.
Ze besluiten om de stad beter te verkennen
en volgen de massa, die duidelijk naar het centrum stroomt. Uiteindelijk staan
ze aan de rand van een overvol stadsplein. Het vuurwerk blijft maar duren en
pijl na pijl ontploft in de lucht en verspreidt kleurrijke gensters.
Leuk feestje. Ik zou iemand vragen wat de
gelegenheid is, maar wie weet krijgen we dan weer een barokke toespraak over
ons heen, zegt Pieter-Jan.
Euhm, jongens, die jongeman recht voor ons,
heeft, geloof ik, een probleem. Die twee kerels naast hem, houden hem onder
bedreiging met een mes, meldt Nico.
Pieter-Jan tikt op de schouder van de
bedreigde jongeman en valt hem om de hals.
My good friend! How are you? I havent seen you in ages?
Maryam snapt er niets
van.
Kent Pieter-Jan die
kerel?
In plaats van te
antwoorden manoeuvreren de jongens zich strategisch tussen de jongeman en zijn
belagers. De twee kerels mogen dan gewapend zijn, als ze zien dat ze in de
minderheid zijn, druipen ze meteen af.
De jongeman is
overgelukkig: Thank you, good people. Those two rogues have been harassing me for
weeks. Stupid abolitionists. Those
morons think violence is the only proper way to get rid of slavery. They know nothing about it, all they
see is the evil in it.
Die kerel doet mij
denken aan Wolverine uit X-men, fluistert Elke in Maryams oor, maar die kent
die film niet, dus de vergelijking zegt haar niets.
Any way,
sorry about my ranting about politics and such. And this in front of these two
fine ladies. I do beg your apology. Please allow me to introduce myself, my
name is Frank Bolivar Buckner.
De jongeman die gekleed
is in een jas die duidelijk aardig wat geld gekost heeft, neemt zijn hoed af en
maakt een sierlijke buiging. Daarna houdt hij zijn hoed met twee handen voor
zijn borst.
And might
I inquire as to the names of my noble saviors?
Pieter-Jan kopieert de
sierlijke buiging.
My name is
Peter John dHoneur. Pleased to meet you, sir.
I assure
you the pleasure is all mine.
Iedereen stelt zich voor
en verengelst hun naam in navolging van hun vriend. De jongeman met de donkere
bakkebaarden, heeft een lichte tred, heeft een gemiddelde lengte en is erg
slank. Zijn gezicht is gebronsd en hij heeft wat zomersproeten. Hij nodigt het
gezelschap uit bij hem thuis. De bende is akkoord en volgt.
Allow me
to remark you kind people are very strangely outfitted. Is this some kind of
Auburian dress? Your charming accent does give you away.
De negen geven zo weinig
mogelijk gerichte antwoorden en volgen hun gastheer door de smalle straatjes
die nog steeds propvol feestvierders zitten. Uiteindelijk komen ze in een veel
mooiere wijk, waar geen kleine stulpjes staan, maar grote herenhuizen met
prachtige gevels.
Here we
are. This is my main dwelling-place, so to speak, during my stays here in New Burbon. Its
called Beauregard. Youll find it has everything to ensure you a most
comfortable stay. Do excuse myboldness,
but I hope you will kindly accept my invitation to stay with me, at least till
tomorrow. I must insist. Any luggage or commodities you need shall be sent for. I take it you
are staying in some sort of hostel? Dont think me immodest, but when I think of
the putrid stench of those dives, which in truth they are, you will be most
relieved to move to these more proper quarters.
Geen van de negen heeft
ook maar het minste bezwaar en de bende neemt hun intrek in Beauregard, een
poepsjieke kast van een huis, in de woorden van Boelie.
In de hal, verlaat de
jongeman hen, hij laat hen tijd om zich even te verfrissen. My servants will show you to your
rooms. We will meet each other shortly. I believe a late night dinner wouldnt
hurt nobody.
Met een korte buiging
verdwijnt de gastheer. De negen krijgen een hele gang aan slaapkamers ter beschikking gesteld. Is dit
nu een hotel of een huis?, vragen ze zich verbaasd af.
Met zn allen komen ze
samen in één kamer, nadat de meisjes als eerste de badkamer zijn ingedoken.
Opgefrist, zitten ze gezellig samen op één king-size bed. Dieter weet de nieuwe
luxe wel te appreciëren
Beestig, dit bed is
groter dan mijn slaapkamer thuis
Benjamin vraagt zich af
of ze ooit nog thuis komen.
Ja, hoe gaat het nu
verder?, vraagt Willem.
Maryam trekt haar
schouders op.
Chenan naboud wa Chenin
nis nagahad mand
Boelie gaat mee in haar
gedachte.
Vjso titsjot.
Wat?, vraagt de rest.
Benjamin vertaalt de Russische uitspraak van Boelie: panta rei, alles
stroomt.
Dat bedoel ik ja, zegt
Maryam: Zo was het vroeger niet en zoals het vandaag is, zal het niet eeuwig
blijven.
Beneden klingelt een bel
en een wat vermoedelijk een huisslaaf is roept: Ladies and gentlemen, dinner is
served.
De bende daalt de trap af
naar beneden.
Que sera, sera,
parafraseert Pieter-Jan, recent omgedoopt tot Peter John.
Amen,
reageert William Bill Cleburne,
alias Boelie.
Muron Nightingale, alias
Maryam, vraagt:
Voelen jullie ook zon
aanhoudend warm gevoel in jullie buik?
Desmond Brady, alias
Dieter, flapt er uit:
Dat is de belofte van
morgen die brandt in elk van ons.
Even is het stil, daarna
schateren ze het allemaal uit.
Boelie, klopt op zijn
rug: Beestig, de max.
De negen schuiven samen
met hun charmante gastheer de voeten onder tafel. Stuk voor stuk in de ban van
nieuwe indrukken. Als hun gastheer het glas heft en ze diep in elkaars ogen
kijken als ze klinken, beseffen ze het. Terwijl de gastheer hen trakteert op een lange uiteenzetting over zijn familiegeschiedenis, vinden ze voor een moment eindelijk rust, na hun lange tocht. Hun hele omgeving lijkt het te fluisteren, de kristallen glazen, de grote massieve kandelaars, de loodzware houten stoelen, de porseleinen borden, zelfs de dienaren in hun vlekkeloze uniformen met hun neutrale gelaatsuitdrukkingen, dwingen hen tot besef en bannen tijdelijk alle vragen uit.
Dit zijn de meest
opzwepende dagen van hun leven en in plaats van zich vragen te stellen, moeten
ze er met volle teugen van genieten, want in het leven, waar dan ook, telt
enkel het kortste woord met de grootste geladenheid.
Onderweg vragen ze zich af wat ze te zien zullen krijgen. Ze
zijn het over eens dat ze enkel Jelle zullen zien, die worstelt met zijn
onzichtbare demonen. Maar als ze aankomen bij de kloof, blijkt dat ze het
helemaal mis hadden.
Ze krijgen wel degelijk iets te zien. Wie is dat nou? Maar
lijkt die nou niet op dat ene meisje uit die filmbeelden? Ja, toch?, roept Maryam
vol verwondering uit.
De rest zwijgt en kijkt. Een meisje, een knappe
verschijning, van naar schattig 20 jaar, staat voor een spiegel. Ze is gekleed
in een badkamerjas en ze is blootsvoets. Achter haar loopt een bad vol water.
O nee, toch niet weer, dit wil ik niet zien, zegt Maryam
en ze wendt even haar blik af, maar kan dan toch niet laten om verder te
kijken.
Uit een hoek verschijnt opeens Jelle, die naast het meisje
komt te staan. Samen kijken ze in de spiegel. Het meisje ziet er niet echt
gelukkig uit. Jelle kijkt met grote ogen in de spiegel.
Net een junk die zijn shot gaat krijgen, zegt Boelie.
Hun vriend strijkt met zijn hand langs de schouder van het
meisje, omhoog langs haar wang, zo langs haar lippen en knijpt uiteindelijk
plagend in haar neus. Het meisje reageert echter op geen enkele manier. Jelle
gaat achter haar staan, plakt zijn wang tegen de hare en kust haar. Het meisje
lijkt wel versteend. Jelle negeert haar apathische houding en trekt een speld
uit haar dot, zodat haar haren los over haar rug vallen. Daarna leidt hij haar
naar het bad en het meisje volgt gedwee. Ze stapt in het bad, Jelle draait de
kraan dicht en hurkt naast de kuip. Met een spons glijdt hij over haar borsten,
zo omlaag tot die tussen haar benen verdwijnt. Voor het eerst reageert het meisje,
ze klemt haar dijen plots tegen elkaar, water spat op. Maar als Jelle zijn hand
hoog heft, duidelijk klaar om haar een klap te geven, ontspant ze.
Dit ziet er echt bizar uit, zegt Maryam bezorgd.
Ja, dit zaakje stinkt wel, bevestigt Pieter-Jan.
Boelie raapt stenen. Maryam vraagt wat hij doet. Als dat
vies ventje te ver gaat, krijgt hij die naar zijn hoofd.
Vies ventje? Je kent de situatie niet hé, en trouwens het
is Jelle. Dit ziet er misschien gewoon heel fout uit, zegt Nico.
Hoezo, het is Jelle? En wat dan nog? Wat weten we
uiteindelijk van die kerel? Dat hij doctoreert, ja, en een vreemd verhaal over
postbode spelen in een fictieve wereld, zegt Boelie die een scherpe steen aan
een onderzoek onderwerpt.
Fictief, kan je moeilijk zeggen, werpt Willem tegen, voor
elk van ons was dit alles hoe onwerkelijk ook, maar al te echt, geeft toe.
Ook een steen tegen je appel hebben?, reageert Boelie.
Maryam onderbreekt:
Wat doen we aan de situatie hier, jongens, geef mij daar
liever antwoord op.
Als het te ver gaat, grijpen we in, zegt Pieter-Jan
beslist.
En wanneer is dat?, vraagt Maryam.
Now would be the right time, komt meteen het antwoord uit
Pieter-Jans mond.
Jelle is terug gaan staan, heeft het hoofd van het meisje in
zijn beide handen genomen en dwingt haar zo naar zijn kruis. Het meisje
schreeuwt en weent hartverscheurend.
Boelie vuurt zijn lading stenen af, ook de andere jongens,
zelfs Maryam grijpen naar projectielen om te gooien.
Pieter-Jan roept bevelend met een echte donderstem: Kerel,
handen thuis. Nu!
VOORLAATSTE DEEL VAN DEEL 1: Maryam kruist de mentale degens met zichzelf
Het meisje stapt in de cabine. Ze verwacht zich aan een
kleine ruimte, maar ze bevindt zich vlak voor de deuren van een groot
auditorium. Verrast en nieuwsgierig gaat ze naar binnen. De studenten zitten,
met pen en cursusblok in de aanslag en kwetteren door elkaar, de prof moet nog
komen. Uit gewoonte neemt Maryam plaats aan een bankje, ze is verward, vergeet
hoe ze hier terechtkomt en denkt dat ze echt les heeft. Paniek als ze beseft
dat ze helemaal geen cursus bij heeft en ook niets om te noteren.
Als ze zit, blijkt dat ze omringd is door vrouwen, van links
en rechts schieten pijnlijk misprijzende blikken haar richting uit. Een meisje
voor haar zegt express luid: Ayineh is met stip het mooiste meisje van ons jaar.
Veel mooier dan al de rest. Ayineh en Maryam lijken op elkaar ze zijn de
enige twee Iraanse meisjes in hun jaar -, dus die opmerking kan ze enkel
interpreteren als een lelijke sneer.
De drie meisjes die vlak voor Maryam zitten, komen haar
bekend voor, maar ze kan hen niet echt plaatsen. Waren dat vroeger niet haar
vriendinnen? Waarom doen ze nu dan zo gemeen? Het drietal weet dat Maryam hen
hoort en gadeslaat, hun gesprek is dan ook geconstrueerd om Maryam te pesten.
Wat hebben die drie tegen haar? Maryam voelt zich helemaal niet op haar gemak,
voelt zich als kneedbare was, overgeleverd aan beulen.
Maryam, ken jij die?
Nee, nooit van gehoord. Moet ik die kennen?
Wacht, is dat geen jaargenote? Zon omhooggevallen trien?
Ik denk het wel. Zon compleet over het paard getild wicht. Die ons véél te
minnetjes vindt.
Ja, nu je het zegt. Zon arrogante tik, dat doet wel een
belletje rinkelen.
Het lichtontvlambare Perzische meisje is nu zeker dat ze met
gewezen vriendinnen te maken heeft. Ze kan nog steeds niet op hun namen komen, maar
ze heeft ze ooit gekend, dat voelt ze. Maryam wil hun gezwets dan ook niet over
zich heen laten gaan. Een stem in haar hoofd zegt dat dit niet echt is, dat ze
zich bijgevolg ook niet hoeft te houden aan conventies. Ze voelt opnieuw kracht
door zich stromen en dus ze staat op en schreeuwt ze. Terwijl ze zich kwaad
maakt, herinnert ze zich steeds meer:
Jullie zijn arrogant, jullie zijn gemeen! Jullie maken
jullie eigen veilige burcht, maar dat is in werkelijkheid een dorre gevangenis!
Jullie gaan enkel om met een select kringetje mensen en bekritiseren al de
rest! Hyperonzeker zijn jullie en jullie zijn jaloers op mij, omdat ik
openbloei in tegenstelling tot jullie. Jullie hebben mij jaar na jaar besmet
met jullie stompzinnige sociale paranoia. En ik besefte net op tijd dat ik
verdronk in jullie bekrompen wereldje. Jullie studeren geneeskunde, maar jullie
hebben het helemaal nooit over geneeskundige themas, jullie roddelen alleen en
jullie vergelijken jullie voortdurend met iedereen. Fletse zeepbellen zijn
jullie, jullie vermijden zo hardnekkig elk risico op gezichtsverlies dat jullie
gestopt zijn met leven. Wat zeg ik? Jullie zijn nog nooit begonnen met leven!
Haar tirade heeft weinig succes. De meisjes gaan gewoon
lekker verder:
Zie je wel. Hoog in haar bol, heeft ze het. Zo arrogant. En
op basis van wat? Ze epileert geeneens haar armen en als ze twee keer op een
jaar haar benen doet, zal het veel zijn.
Maryam is dan ook een intellectueel type, hé. Die staat
daar boven. En dus laat ze haar benen ongeschoren, gewoon om te tonen dat ze zo
veel beter is dan ons. NOT!
Sinds ze actief is in het studentenleven waant ze zich
prima ballerina numero uno.
Maryam stelt tot haar schrik vast dat haar opponenten niet
meer met drie zijn, maar met tientallen. Ze zit niet meer, maar staat beneden
aan het bord en alle omstanders scanderen:
arro-gant, arro-gant, arro-gant, terwijl ze ritmisch in
hun handen klappen.
Een prof in operatiekleren, haarnetje inbegrepen, zweeft
boven hun hoofden en fluistert dreigend:
Ik ga jou buizen, ik ga jou keihard buizen, ik zou jou
zelfs niet vertrouwen met een schaafwond.
Maryam draait rond en rond, op zoek naar een uitweg, een
steunpunt, een reddende hand. Het geschreeuw is zo luid en zo monotoon dat ze
verdoofd raakt. Dan beseft ze dat ze zich moet vermannen. Dat dit niet echt is.
Ik ben verdomme sterker dan dit. Dit is onzin. Ik heb mij
losgemaakt van mijn vroegere vriendinnen die inderdaad een negatief effect
hadden op mij. Ze voedden hun ego door mijn zelfvertrouwen te ondergraven en
mijn eigenwaarde te draineren. Maar het gaat goed met me, dat is voorbij. En
mijn studies? Rustig blijven, ik zit in mijn vierde jaar, ik geef nu niet op,
ik geef nooit op.
Even is het zwart voor Maryams ogen. Dan staat ze plots voor
een spiegel. Ze ziet zichzelf en beseft dat ze werkelijk mooi is, echt mooi. Ze
wrijft over de dijen die haar Boelie zo moordend sexy vindt en voelt ze zich
helemaal goed in haar vel. Maar dan valt haar blik op haar neus. Er is niets
mis met haar neus, maar is die nu niet gegroeid? Ja, ze is zeker, haar neus is
groter geworden. En, maar, haar neus groeit nog en nog. Haar neus zwelt tot een
gigantisch ding en ze voelt zich licht worden. Haar neus zwelt en zwelt en ze
zweeft weg, gedragen door haar volgelopen neus. In de lucht draait ze
ondersteboven, haar blik valt op de rest van haar lichaam. Niet alleen haar
neus, maar elk lichaamsdeel is een enorme ballon geworden. Beneden op de grond
staan oude mannen en vrouwen gewapend met naalden die die springen om haar lek
te kunnen prikken. Gelukkig hangt ze veel te hoog. Dus ze lacht hen uit. Maar
dan komen er opeens valken aangevlogen. Valken met gesluierde vrouwenhoofden
die het op haar gemunt hebben. Doodsbang is ze. Hey, maar, wacht eens, dat kan toch
allemaal niet? Nee, zeker weten. Dit is niet echt. Ze herwint haar normale
proporties en valt.
Ze staat beneden aan een trap, het is donker, maar van boven
aan de trap komt een flauw lichtschijnsel. Trede voor trede gaat ze omhoog tot
ze bij een deur komt, die op een kier staat. Typisch voor een boze droom,zegt
ze tegen zichzelf. Maar eens voorbij de deur, verliest ze opnieuw haar
realiteitsbesef.
Maryam bevindt zich in een slaapkamer, in het bed voor haar
ligt Boelie met een naakte blondine, ze bedrijven passioneel de liefde. Maryam
sterft inwendig duizend doden, alsof haar hart een clusterbom is die tot
ontploffing komt, vol ze een diepe pijn die uitdeint en haar omvat, tot ze
enkel nog dat ene gevoel is: pijn. Haar geloof in goedheid, haar liefde voor
het leven is nu als kristal dat uiteenspat, reddeloos verloren.
Maar dan herinnert ze zich een flard van een zin. Was het
Pieter-Jan die dat zei? Ja, zeker weten, ja, nee, echt, dat was het. Dit is
niet echt! Trouwens, Boelie valt helemaal niet op blondines. En dit exemplaar
lijkt dan nog Belgisch. Boelie zegt toch altijd: Once you go Persian, you
never go Belgian.
Nee, dit is onzin, beseft ze en hop, weg is het beeld. Er
volgt een witte flits die van binnenuit lijkt te komen, een vonk diep in haar
keel, nee niet echt haar keel, maar ze kan het anders niet beschrijven. Ze
voelt een volheid die ze nog niet eerder voelde, tenzij misschien tijdens seks.
Alles is goed, alles is goed, zo voelt het. Een weldadige stroom van perfecte
harmonie. Heerlijk.
Maar dan voelt ze zich opeens als wegstromend badwater. Het
water wil in de kuip blijven, maar kan het niet. Maryam opent de ogen en ligt
rillend op de vloer van de cabine. Ze moet straks het stenen pad volgen, anders
komt er geen lift voor Jelle. Zei dat nou iemand? Of beseft ze dat gewoon? Boelie,
ze wil Boelie zien. Boelie die haar helemaal niet bedriegt en helemaal haar
Boelie is.
De cabine komt met een schok in beweging. Maryam komt
overeind. Het is net of de verf is gevlucht uit een schilderij en weer
terugkomt. Het landschap voor haar krijgt geleidelijk terug kleur. Als de
cabine bij de rand komt, stapt het meisje uit en de cabine rolt er vandoor. Maryam
stelt verwonderd vast dat de cabine helemaal leeg is. Kale wanden, kale vloer,
geen enkel voorwerp te bespeuren. Ze vraagt zich af of er tijdens haar overzet
ook allerlei spullen in de diepte zijn geslingerd. Of er muziek was, kan ze
zich niet herinneren. Het kan wel.
Maryam speurt naar Jelle, maar die zit nog steeds in het
gras. Ze roept hem, maar hij reageert niet. Ze schreeuwt dat hij moet beseffen
dat het allemaal niet echt is. Als ze meent dat hij kort ja heeft geknikt,
stapt ze richting de bomen waartussen alle anderen zijn verdwenen. Een korte
wandeling over een stenen pad brengt haar tot de anderen, die samen in een
kring zitten en hun ervaringen uitwisselen. Boelie en zij vliegen in elkaars
armen. Ik zag dat je mij bedroog, zegt zij. En ik zag dat je verhongerde en
verging van kou, omdat ik niet voor ons kon zorgen. Verschrikkelijk.
De twee knuffelen en kussen een hele tijd door. Tot Maryam
aan de anderen vraagt:
Gaat het wat met jullie? Jullie zijn zo stil.
Ja, logisch toch? Wat had je dan gedacht, na zoiets,
antwoordt Randy.
Bleek jullie cabine uiteindelijk ook gewoon leeg te zijn?,
vraagt Maryam.
Iedereen bevestigt.
Boelie heeft een idee. We mochten niet blijven kijken, want
anders kwam er geen cabine, juist?
Waar wil je naar toe?, vraagt Nico die het al geraden
heeft.
Ondertussen is Jelle vast al vertrokken. Ik wil wel eens
weten of wij hetzelfde zien als wat Jelle te zien krijgt.
Waarschijnlijk niet, hé, zegt Randy, het zijn waanbeelden
Dan zijn het maar waanbeelden. We kunnen dan toch zien hoe
Jelle reageert? Ligt die gewoon op de grond nu, of reageert hij op wat denkt
dat er is?
Ik ben voor, zegt Pieter-Jan, lets go
Iedereen volgt, behalve Randy. Die vindt de overzet een
persoonlijke ervaring. Stel voyeurs, zegt hij half bedoeld als grap, half
gemeend.
De acht glimlachen schuldbewust, maar gaan toch terug om een
kijkje te nemen.
De cabine vertrekt met Randy aan
boord, maar komt maar met horten en stoten op gang. Het duurt dubbel zo lang
vooraleer ze terug netjes halverwege de kloof blijft hangen. Nico heeft zichtbaar medelijden met
zijn vriend. Als we inderdaad met opdrachtgevers te maken hebben, zijn het
smeerlappen.
Maryam schrikt van de plotse woede
van de anders zo kalme Nico. Wat is er wel zo erg?
Randy stottert.
O daarom, zegt Maryam en ze geeft
Nico een troostende aai.
Zware metalmuziek weerklinkt, maar
gemengd met muziek uit Disneyfilms. Zes paar ogen richten zich vragend naar
Nico.
Nee, Randy luistert zeker niet
naar Disneymuziek, metal wel, maar geen Disney.
Er volgt luid schaterlachen van
heel veel kinderen. Nico heeft het er moeilijk mee en wordt bozer met de
seconde. Randy is als kind vaak gepest geweest.
De zeven weten nu zeker dat het geen
spelletje is. Hun zin om aan de beurt te komen is niet bijster groot meer. Maryam
zegt zenuwachtig: Ik wou dat ik het al achter de rug had.
Wat voor Randy naar alle
waarschijnlijkheid een zware beproeving is, gaat een tiental minuten door.
Voorover gebogen, met zijn handen stijf in de zakken van zijn lange jas, staat
hij na afloop aan de rand.
Hij zal toch niet .?, vraagt
Maryam verschrikt.
Nee, wees gerust. Dat is niets
voor Randy, stelt Nico haar gerust. Hij roept naar zijn vriend en vraagt of
alles ok is. Randy roept dat het wel gaat, dat Pieter-Jan gelijk heeft. Daarna
moet ook hij weg.
Maar waar gaan die toch heen?,
wil Maryam weten. Ik kan niet meer tegen al die geheimzinnig gedoe. Ik krijg
er pijn van in mijn buik.
De beurt is aan Nico. Uit zijn
cabine regent het dameslingerie en dat is het zo wat.
Dat viel wel mee zeker?, roept
Maryam, die een prikkende keel heeft, van al het roepen. Wij zagen gewoon
lingerie vallen.
Ja, gaat wel. Maar er was toch
meer aan de hand dan dat.
Wat dan?
Te lang om uit te leggen.
Hij zwaait en gaat door.
Daarna komen achtereenvolgens
Dieter en Elke aan de beurt. Bij Dieter regent het onder andere kleurpotloden,
plastic babypoppen, oude computers en donzen veertjes. De overblijvers horen
flamencogitaar, maar doorspekt met valse tonen.
Het was toch net iets minder,
zegt hij als de cabine hem dropt. Elke zegt zelfs helemaal niets als ze buiten
komt, ze wandelt gewoon weg zonder om te kijken. Tijdens haar overzet vielen
dan ook bebloede tijgervellen en slagtanden van olifanten in een niet aflatende
stroom naar beneden. Maryam roept luid om te vragen of het gaat met haar. Maar
Maryams stem slaat over en weigert verder dienst. Elke beent weg en daar
is de volgende cabine al. Benjamins overzet is vrij rustig, tenminste van buitenaf gezien. Er vallen grote rode cijfers uit cabine, koekjes, massa's koekjes met uiteindelijk een lopende band. Ook hij wandelt bij aankomst gewoon verder zonder de achterblijvers aan te kijken.
Ik moet nog en ik ben nu al doodop,
zegt Willem met een zucht. Jelle en Maryam bevestigen dat het wachten echt slopend
is. Ze wensen hem veel succes. Niet plooien, man. Kop op.
'Op basis van de kleur van je cabine, zou ik wel een bord in mijn broek stoppen.', zegt Maryam als ze de roze cabine ziet naderen.
Willem vertrekt. Uit zijn cabine
vallen marmeren beelden van literaire giganten.
Dat hadden we kunnen voorzien,
zegt Mayram, een beetje teleurgesteld. Het had een beetje spannender gemogen. Saaie
Willem, zegt ze voor de grap.
Wacht toch nog iets leuks, Jelle, luister!
De beelden blijken ruzie te maken
over wie het meeste succes heeft gekend. Ja, maar hoe bepalen we dat dan?
Succes kan je niet zo maar in een cijfer gieten!
Een ander roept: Als je tot de
literaire canon behoort, heb je het gemaakt. Dat is het hoogste.
Nog een andere snuift
verontwaardigd: Pff, wat heb daar aan als niemand je leest? Of als ze kinderen
op school verplichten om je te lezen? Haten doen ze je!
Een Nobelprijs winnen, dat is wat
het hem doet, schreeuwt een volgend beeld.
Weer een nieuw beeld wil het
diplomatisch aanpakken en stelt een soort puntensysteem voor. De vorige is niet
akkoord. Hoeveel punten krijg je dan voor een Nobelprijs?
Maryam vindt het wel entertainend. Grappig
he?, richt ze zich tot Jelle.
Jelle reageert niet. Hij heeft zich
op de grond gezet en trekt doelloos grassprietjes uit.
Hey, wat scheelt er?
Ik weet het niet. Ik ben er niet
gerust in.
Je hebt de anderen toch gezien? Zo
erg is het allemaal niet. Akkoord, ik snap wel wat je bedoelt, je krijgt niet
zon fijne dingen te zien. Maar dat gaat voorbij. Daarna zijn we weer verenigd
en wie weet wat er dan komt?, zegt Maryam bemoedigend.
Door hun gesprek hebben ze niet
gemerkt dat Willem al aan de overkant is, ze zien hem nog net wegstappen.
Daar komt de mijne!, roept Maryam
opgelucht uit.
DEEL 39: Schaakborden, neurologie en andere ambities
De cabine stopt bij de overkant en gaat langzaam terug
opzij. In de verte is een stipje vaag te herkennen als Boelie. De jongeman die
eeuwig gekleed gaat in een leren jekker met daaronder meestal een rood T-shirt,
wuift flauw met zijn hand en haalt zijn schouders op.
Gaat het Boelie?, roept Maryam over de kloof heen.
Haar vriend doet teken dat ze zich maar geen zorgen moet
maken.
Wat is er allemaal gebeurd?, roept ze nog.
Boelie roept terug dat hij niet kan blijven staan. Dat er
anders geen andere cabine komt. Maryam wil eerst zeker weten dat alles in orde
is met hem. Boelie bevestigt nog eens en gaat door. Zijn vriendin is niet echt
overtuigd en blijft zich zorgen maken.
Boelie wandelt weg en verdwijnt uit het zicht achter bomen.
De negen overblijvers horen het piepende geluid van een nieuwe cabine die aan
komt rollen. Pieter-Jan merkt nog op: Vinden jullie ook niet dat Boelie stapt
als een tinnen soldaatje dat je kunt opwinden?
Boelie moet je niet opwinden, die is zo al opgewonden
genoeg, grapt Maryam. Maar ik maak mij nu wel zorgen.
Ah, ik ben aan de beurt, zegt Pieter-Jan.
Wees voorzichtig, maant Maryam hem aan. En kun je daarna
snel Boelie zoeken? Ik wil niet dat hij nu alleen is.
Pieter-Jan tuit instemmend zijn lippen en knikt. Ja, ça va.
We zien elkaar straks, antwoordt hij met rustig zelfvertrouwen.
De grasgroene kamer die met wieltjes over de kabels rijdt,
vertrekt van zodra de jongeman aan boord is.
Blijkbaar verloopt zon overzet volgens een vast stramien,
stelt Willem vast.
Opnieuw weerklinkt schijnbaar uit het niets muziek. Deze
keer horen ze Tom Waits, afgewisseld met jazzimprovisaties.
Dat swingt wel, zeggen Willem en Jelle.
Och, zucht Maryam, Jazz is voor mensen die denken dat ze
verfijndere smaak hebben dan de rest.
Jelle en Willem houden hun ogen gericht op de cabine en
protesteren zonder veel animo. Maryam wil er verder niet op in gaan.
Uit de cabine regenen fototoestellen en cameras, met
daartussenin massas losse blaadjes papier. Dat zijn onze slides van
hematologie, zegt Maryam verbaasd. Hilarisch gewoon. Ik begin te denken dat
iemand ons fameus beet wil nemen.
Die slides, ok. Maar wat is er met
die cameras?, wil Nico graag weten.
O, Pieter-Jan heeft een tijdje van
een internetwinkel gedroomd, maar dat is uiteindelijk niet echt iets geworden,
verklaart Maryam.
Een internetwinkel?, vraagt
Randy.
Ja, electronic prince, weet
Willem.
Pieter-Jan ziet er waarschijnlijk
wel de humor van in, zegt Maryam, duidelijk opgelucht.
Als uit een gigantische vierkanten
printer, komt ook nu een foto uit de cabine gedwarreld.
En wie is dat meisje?, vraagt
Nico.
Zijn halfzusje, zegt Maryam Ok,
dat zal hij misschien niet fijn vinden.
We weten natuurlijk niet wat er
met de persoon in de cabine zelf gebeurt, zegt Randy.
De rest reageert niet, dus hij gaat
verder: Nee, maar serieus, het kan toch zijn dat Pieter-Jan zelf iets helemaal
anders te zien krijgt? Als iedereen blijft zwijgen zegt hij, overtuigd dat hij
een dwaasheid verkondigt: Ja, ik weet het ook niet hé.
Uit de cabine stijgt opeens een
enorme raket op, met als opschrift op de zijkant: Quo non asendam?
What the fuck!?, roept Nico half lachend uit.
Tot waar zou ik niet opklimmen?,
vertaalt Willem plechtig.
De max, zegt Dieter.
Het ruimtetuig stijgt fier op en
uit onzichtbare speakers weerklinkt Also sprach Zarathustra, van Strauss. Net
voor de raket op snelheid komt, begint ze echter te tollen en duikt ze langzaam
maar zeker de diepte in, zodat ze kapot knalt tegen de wand van de kloof. De
acht horen Like a rolling stone van Bob Dylan als soundtrack bij de scène.
Symbolische shit allemaal, zegt Willem.
De rest kijkt verbaasd. Schuttingstaal, hoe gematigd ook, zijn ze niet van hem
gewend. Het is een tijd stil. Geruisloos valt er nog een gitaar uit de cabine, gevolgd
door een witte jas, een stethoscoop, een voetbal, schaakborden,
fitnesstoestellen en het vreemdst van al: een zitbankje aan een parachute.
Op het zitbankje zitten drie oude
mannen, ze zijn gekleed in een grijs of bruin kostuum en lezen in een krant of
een boek. Het drietal blijft rustig zitten, in het geheel niet verstoord door
hun val. Als de acht hun langzame tocht in de diepte richting het zwarte niets
gade slaan, blikken ze even omhoog en glimlachen ze. Een van de grijsaards
steekt zelfs plagerig zijn tong uit, terwijl de man naast hem roept vol
bewondering: Zon knappe kop die Pieter-Jan. Zeg, wist je dat hij ook Frans
spreekt?
Ok, nu ben ik niet meer mee,
bekent Maryam.
Willem deelt mee wat hij er van
weet: Deze heb ik ook niet echt begrepen. Ik weet wel dat Pieter-Jan soms uit
eten gaat met gepensioneerde intellectuelen, maar ik weet niet zeker wat ze
bedoelen
Wie zijn ze?, vraagt Nico. Die
oude venten?
O geen idee, ik dacht aan de
opdrachtgevers waar de chauffeur het over had, antwoordt Willem.
Dus je denkt dat iemand dit gewoon
voor ons orkestreert?, vraagt Nico verder.
Geen idee eigenlijk.
Het duurt wel erg lang, zegt
Maryam. Ik wil weten wat er gebeurt als je in de cabine bent.
Er valt nog een grote sofa van
zeker wel tien meter lang uit de cabine, met daarop een hele reeks jonge
mensen, die achter elkaar liggen. Ze praten maar raak en lijken zich niet
bewust van elkaar en ze beseffen al evenmin dat ze vallen.
De acht vangen woorden op als angst,
psychose, onzekerheid, ego, gekwetst, zelfsabotage, zelfmoord, projectie,
desillusie en vooral ik, ik, ik, ik.
Uiteindelijk zegt Willem: Pieter-Jans
sessie zit er ook op. De cabine komt in beweging.
De jongeman verschijnt net als
Boelie ongedeerd aan de overkant. Hij richt zicht onmiddellijk tot de
achterblijvers en schreeuwt:
Dit is niet echt. Laat jullie
niets wijsmaken. Laat het gewoon over je heen gaan. Neem afstand en kijk naar
jezelf als een buitenstaander. Wees voor jezelf zo mild als je voor een ander
bent.
Hij herhaalt het tot hij zeker is
dat ze hem duidelijk gehoord hebben en gaat dan ook weg.
Links in de verte verschijnt een
nieuwe lift. Diep blauw als van de zee.
Dieter geeft een goed bedoelde mep
op Randys schouders zegt: Youre up, mate. Succes.
Boelie stelt zich recht, maar Maryam springt rond zijn hals.
Ze wil liever niet dat hij gaat.
Die rode cabine met de zeegroene deur is zeker voor mij
bedoeld
Ik vertrouw het echt niet, reageert zij.
Boelie kust haar en strijkt liefkozend door haar krullen. We
zien elkaar aan de overkant, zegt hij.
De rest houdt de adem in als hij zijn sleutel in het slot
draait. Tot straks, zegt hij als hij het deurtje achter zich dicht trekt.
Van zodra de deur gesloten is, zet de cabine zich in gang.
Tot ze halverwege de kloof is en plots blijft steken.
Maryam wordt bijna gek door de zenuwen. Kunnen we niet iets
doen?, vraagt ze, hoewel ze het antwoord ook zo wel kent.
De anderen kijken elkaar aan. Maar maar ja, wat dan? We
kunnen enkel afwachten nu, zegt Randy.
Horen jullie dat ook?, vraagt Nico.
Doet mij denken aan een soort aanvalsgehuil, zegt Jelle.
Ze horen inderdaad scherpe kreten. Ligt het aan mij of hoor
ik het gedreun van paardenhoeven?, vraagt Willem zich af.
Even later weerklinkt vanuit de cabine het nummer Leader of
the pack, van The Shangri-las.
Maryam wordt echt ongerust. O nee, dat is het nummer dat
zijn vader toen Boelie nog heel klein was, steeds voor hem speelde. Ik ben echt
bang dat hij domme dingen doet, als hij zon dingen op zijn boterham krijgt.
Wat zou er dan kunnen gebeuren?, vraagt Jelle.
Niet vergeten dat de voorkant van de cabine open is. Ik
denk dat Maryam bang is dat Boelie springt. Volgens mij wel ten onrechte. Wat
er zich in die cabine ook afspeelt, ik denk dat Boelie het wel een plaats weet
te geven.
Ik hoop het echt, zegt Maryam. Hij spiegelt zich zo aan
zijn vader.
De negen overblijvers kijken pas echt bezorgd als uit de
cabine een sliert antieke krijgers komt geregend met hier en daar zelfs een
gepantserde strijdolifant.
What the fuck!, roept Nico uit.
Ai nee, zegt Maryam. Ik snap al wat hier gaande is. Je
krijgt alles wat je raakt in één keer over je heen.
Wat is dit dan?, vraagt Benjamin. Ik snap er echt niets
van.
Boelie is licht geobsedeerd door de tweede Punische oorlog,
als dat je nog iets zegt.
Hannibal? Carthago versus Rome?, vraagt Pieter-Jan.
Ja, ik weet dat Boelie enorm sympathiseert met Hannibal en
met een soort masochistisch genoegen maar boeken bleef lezen over die oorlog.
Ja, nu je het zegt. Zijn kamer hing zo wat vol met prenten
over die periode, mijmert Pieter-Jan. Wat denk je? Wrijven ze er de nederlaag
van Hannibal nog eens goed in?
'Ik veronderstel dat Boelie vooral worstelde met het feit dat een militair genie als Hannibal toch ten onder gaat door een flagrant gebrek aan steun vanwege zijn regering? Dat lijkt mij wel iets waar een persoonlijkheid als die van Boelie zich graag mee vergelijkt', gaat Pieter-Jan verder.
'Doe mijn Boelie niet af als een soort egomaan, ok? Hij heeft al zo'n kwetsbaar ego', zegt Maryam kwaad.
'Een kwetsbaar ego is natuurlijk de conditio sine qua non om een egomaan te worden. Trouwens, ik verwijt Boelie niets, hoor. Ik stel gewoon vast.'
Maryam is te bezorgd om er verder op in te gaan.
Misschien een raad voor wie straks aan de beurt is. Wat je
in die cabine ziet, is het product van je eigen fantasie. Dat ben ik zeker,
zegt Randy.
De regen aan Carthaagse troepen stokt en in de plaats vallen
turntoestellen naar beneden. Maryams buik ligt overhoop. Boelie zei wel eens
dat de lessen lichamelijke opvoeding vroeger rampzalig waren voor zijn
zelfvertrouwen.
Boelie en zelfvertrouwen. Het is een teer punt natuurlijk,
zegt Pieter-Jan bezorgd.
Auwch, auwch, auwch, die gaat hij ook niet appreciëren
Uit de cabine dwarrelt een grote foto van zeker wel 5 m² met
daarop de twaalfjarige Boelie, een prille tiener met aardig wat overgewicht.
Maryam verklaart die voor de anderen: Boelie was als kind
nogal mollig en daar heeft hij erg zwaar aan getild.
Er volgen nog tal van geluiden die de bende niet met
zekerheid kan plaatsen. Pieter-Jan bedenkt dat iedereen echt wel verplicht is
om zon cabine te nemen. Anders zit Boelie als enige aan de overkant.
Na nog een kakofonie aan bizarre geluiden, is het een hele
tijd stil en valt er ook niets meer te zien. De negen bijten bijna collectief
hun nagels aan stukken. Opluchting alom als de cabine weer in beweging komt.
Oef, zegt Pieter-Jan. Dat hebben we dan ook weer gehad.
Ik zal maar gerust zijn als ik mijn Boelie levend en wel
aan de overkant zie, zucht Maryam terwijl ze van de zenuwen op haar haren
bijt.
Nico gaat zonder twijfel voor de witte sleutel, Randy neemt
de blauwe. Pieter-Jan neemt twee sleutels, waarvan hij er één aan Boelie geeft: Boelie neemt uiteraard de
rode. Er schemeren ook wat zeegroene spikkels door, lijkt mij wel iets voor
jou.
Uiteraard, bevestigt Maryam.
Waarom is dat zo vanzelfsprekend?, vraagt Benjamin.
Boelie ziet er braaf uit, maar het is een agressief ventje,
rood past wel bij hem.
Willem knikt heftig van ja. Boelie lacht breed, omdatzijn
vrienden hem zo goed kennen en omdat zijn agressieve natuur erkenning krijgt.
Onzeker als hij is, hoort hij dat graag bevestigd.
Zelf neemt Benjamin een zilveren sleutel, gewoon op het
gevoel af.
Pieter-Jan houdt een egaal groen exemplaar voor zich. Maryam
gaat voor een rode met een goudgele rand.
Dieter neemt een zwarte, waar gele vlekjes zwak doorheen
stralen. Zijn vriendin neemt een oranje.
Jelle neemt een sleutel van eikenhout. Voor Willem blijft er
nog een roze plastic sleutel over.
Hij wacht op de eerste spottende opmerking, maar die komt er
niet.
Wat doen we met de raad op het briefje? Welke sleutel
gebruiken we niet?, vraagt Maryam.
Dat kunnen we onmogelijk op voorhand bepalen, misschien
wijst het zichzelf wel uit., raadt Pieter-Jan aan.
Het is even stil in de auto. Iedereen nestelt zich nog even
behaaglijk in de lederen zetels van de limo.Vervelend dat we niet naar buiten kunnen kijken, zegt Maryam.
Geblindeerde ruiten van buiten én van binnen. Probeer eens zon raam omlaag te
doen. Ik wil zien waar we zijn.
De ramen van de auto kunnen echter niet omlaag. Boelie stelt
voor om er eentje uit te trappen. Maar dan vertraagt de limo en springen alle
portiers open als van een simpele druk op een knop.
Iedereen stapt nieuwsgierig uit. Pieter-Jan is de eerste die
spreekt:
O, nee, verrassing. Een brede kloof, wie had dat nou ooit
gedacht?
O jee, het is nog waar ook, zegt Maryam als ze in de
diepte kijkt. Ze staan met de auto vlak bij de rand. De kloof is zo diep dat de
bodem niet zichtbaar is. Van de ene kant naar de andere is er zeker een afstand
van 500 meter te overbruggen.
Een brug was waarschijnlijk te veel gevraagd?, vraagt
Boelie aan hun chauffeur.
Je zou vermoeden dat die sleutels ons aan de overkant
dienen te transfereren, zegt Pieter-Jan.
Maryam richt zich ook tot de begeleider in zijn smetteloze
kostuum: Zeg maar, dit is toch niet de hemel van Zahra? De hemel van Zahra is
een gigantische begraafplaats en geen kloof.
Ik kan u verzekeren dat dit de hemel van Zahra is. Mijn opdrachtgevers
hebben mij uitdrukkelijk gevraagd om jullie hierheen te brengen., zegt de man op
een zachte, maar kordate toon.
Opdrachtgevers?, vraagt Willem. Wie zijn die dan?
De opdrachtgevers maken zich kenbaar wanneer zij dat zelf
wensen. Over de komende opdracht kan ik echter wel meer duidelijkheid
scheppen., zegt de man fijntjes.
Hij steekt traag zijn arm in de lucht en wijst op iets boven
de kloof.
Zien jullie die kabels daar? Straks komen er een soort
liftcabines langs. Tien om precies te zijn. Elk van jullie heeft een sleutel.
Het is makkelijk om te zien welke sleutel bij welke cabine hoort. De bedoeling
is dat jullie één voor één plaats nemen in zon cabine. Let wel: als jullie
niet alleen in de cabine stappen, dan zal die niet vertrekken. De cabine
vertrekt pas als jullie alleen zijn. De cabines hebben een open voorkant. Dus
wees een beetje voorzichtig.
Maar hoe kunnen wij instappen?, vraagt Maryam. We moeten
toch geen aanloop nemen hé?
Nee, de cabines komen mooi gelijk met de rand van de kloof
hangen. Daar zou ik mij geen zorgen over maken. Meer kan ik jullie helaas niet
zeggen. Ik wens jullie alvast meer succes bij deze proef dan ik ooit had.
Wat bedoelt u daarmee?, vraagt Willem, die het zaakje al
helemaal niet meer vertrouwt, net zo min als de rest van het gezelschap.
Kan u ons alstublieft iets meer zeggen?, vraagt Maryam.
De man stapt echter terug in de limo, imiteert Arnold
Schwarzenegger, bromt: Hasta la vista babies en rijdt met de brede auto over
de rand van de canyon.
Shit, zegt Maryam, ik vind het niet meer leuk eigenlijk.
Wow, hebben jullie gemerkt hoe lang het duurde voor we de
crash hoorden? Die kloof moet extreem diep zijn, merkt Randy op.
Echt wel geschift. Het moet echt wel beestig zijn om te
weten wat hier achter zit., zegt Dieter.
De tien besluiten om te wachten bij de kloof. Teruggaan is
nauwelijks een optie. Ze zitten in een kring en babbelen de tijd weg.
Uiteindelijk spelen ze zelfs een gezelschapspelletje weerwolven waarvoor nauwelijks
attributen nodig zijn. De kring sluit de ogen en één verteller duidt twee
weerwolven aan die de ogen mogen openen en een andere deelnemer mogen doden.
Daarna opent iedereen terug de ogen en mag de groep een verdachte ter dood
veroordelen. Dat spel spelen ze wel vijf keer op een rij tot ze het echt beu
zijn.
Nog één keertje?, vraagt Randy.
Als het dan echt niet anders kan, zeggen Maryam en Elke
tegelijk.
Let the game begin, kondigt Boelie aan, maar dan wel een
totaal ander spel
Hoe bedoel je?, vragen de vrouwen. Boelie wijst in de
verte. Ze horen nu ook het kraken en piepen van een cabine die langzaam van
opzij hun richting uit komt.
Super, zegt Dieter enthousiast, lets do this, mates
De cabine stopt netjes bij de rand.
Lijkt mij duidelijk op wiens naam het eerst ritje
gereserveerd is, zegt Pieter-Jan.
Aan het antwoord op die vraag hebben jullie niets,
antwoordt de man met een beminnelijke glimlach. Men heeft mij gevraagd om
jullie naar de hemel van Zarah te brengen en daar een en ander toe te lichten. Als
jullie dat wensen tenminste. Ik begrijp dat jullie misschien even willen
overleggen.
De man maakt een hoffelijke buiging en verdwijnt terug in
zijn auto. Hij wordt aan het zicht onttrokken door de geblindeerde ruiten van
zijn limo. Het gezelschap steekt de koppen bij elkaar.
Die kerel doet mij ergens aan denken. Doet die jullie nergens
aan denken? Een film of zo?, vraagt Maryam.
Eyes wide shut. De Hongaar waar Nicole Kidman in het eerste
kwartier van de film mee danst. En die tegen haar begint over Ovidius,
antwoordt Boelie.
Zeker?, vraagt Maryam onovertuigd.
Voor een Hongaar spreekt hij wel een aardig mondje
Nederlands, merkt Pieter-Jan op.
Euhm, jongens en meisjes, we wijken een beetje af, zegt
Nico.
Ik vind het maar louche. Ik denk dat ik nog liever te voet
ga, besluit Maryam.
Ik zie zon rit in die sjees wel zitten eigenlijk, is
Pieter-Jans mening. Ik wil die kerel wel eens aan de tand voelen. Die weet
kennelijk toch iets meer over wat er achter de coulissen gebeurt.
Fly ride die kar. Lijkt mij beestig zon lift. Lekker
chill, go with the flow. Right?, zegt Dieter met een stille, licht krakerige
stem. Elke is akkoord. Randy blijft alles eender. Ik kijk alvast uit naar de
extra beenruimte.
Benjamin trekt zijn schouders op. Hebben we werkelijk een
keuze? Sowieso gebeurt er straks weer iets dat we niet verwachten. Of we nu
instappen of niet. Er is niet echt een uitweg.
Benjamin de fatalist, zegt Boelie.
Willem vraagt of hij daarmee wil verwijzen naar het boek van
Diderot Jacques le fatalist et son maître, want die vergelijking slaat dan
nergens op.
Nee, Willem, ik vind hem gewoon een fatalist.
Zetten we dit gesprek anders verder in de sjees?, zegt
P-Jay die al aanstalten maakt om in te stappen.
De rest volgt. In de auto hebben ze geen contact met de
chauffeur want er zit een wand tussen hen in.
We kunnen hem wel bellen, denk ik. Even om wat uitleg
vragen., zegt Maryam. Bel jij, Boelie? Ik durf niet zo goed.
Met een verleidelijke oogopslag geeft ze de hoorn door aan
haar vriend en drukt ze op een knop om door te verbinden.
De chauffeur zegt enkel dat de rit enkele uren in beslag zal
nemen, dat ze het zich maar gemakkelijk moeten maken en dat ze de sleutels wel
al vast kunnen verdelen. Als de tien om meer uitleggen vragen, antwoordt hij:
And spoil all the fun? Neih.
Misschien ook eens tijd dat we die chadors overboord
gooien?, vraagt P-Jay.
Ik begon er net aan te wennen, zegt Boelie als hij de
zwarte plunjes door het raam slingert. Verkleed als Iraanse vrouw had ik veel
meer voeling met mijn sluitspier.
Maryam jammert . Een typische Boelie uitspraak.
Benjamin blijft zitten met vragen. Als P-jays redenering klopt.
Dat deze dimensie een bundeling is van onze fantasie, indrukken, weet ik veel
wat allemaal, dan vind ik wel dat ik zelf weinig aan bod kom.
Hij klinkt gekwetst en Pieter-Jan wil hem troosten: De Slavische
elementen in onze avonturen zijn toch legio?
Akkoord, maar die zijn net zo goed terug te leiden tot
Boelie. Wat is mijn aandeel in deze wereld?
God ja, misschien heb ik het mis, en is wat we hier
meemaken niet het product van wie we zijn, sust Pieter-Jan verder. Benjamin
zit duidelijk met iets verveeld.
Boelie leunt naar hem over en vraagt zijn vriend om te
zeggen wat hem echt dwars zit.
Wat weet ik eigenlijk van het leven? In de echte wereld
geef ik les, akkoord. Maar verder? Ik trek na mijn uren van feestje naar
feestje. Ik geef les in Slowakije en alcohol is daar een way of life, meer dan
een drank. Maar de contacten die ik leg blijven zo oppervlakkig. Als het
uiteindelijke doel van deze tocht een botsing met onszelf is. Wat heb ik dan om
naar uit te kijken?
De jongen ziet er erg droevig uit en trekt zich zo in dat
hij nog half zo groot lijkt. Kerel, wat krijg jij opeens?,vraagt Boelie.
Ik kan er niets aan doen. Het overvalt mij gewoon.
Ook de rest valt stilt. Pieter-Jan wrijft met zijn hand over
zijn stoppelbaard, knikt zachtjes met zijn hoofd en zegt dan:
Oppervlakkig hoor ik je zeggen. Je hebt nood aan meer
diepgang, als ik het goed begrijp?
Benjamin zegt: Ja, zoiets. Zie ons hier nu zitten. We maken
met ons tien zo veel zaken mee. Boelie ziet daar zo maar eventjes de zelfmoord
van zijn vader op film, maar dat doet hem niets. Ik voel mij eerlijk gezegd als
een bemanningslid op een losgeslagen boot hier.
Ik heb nooit gezegd dat het mij niets deed, zegt Boelie
die zich aangevallen voelt.
Ja, maar, ik zou dan wel eens willen weten, wat het jou dan
wel doet, zegt Benjamin, nog steeds met gekwelde stem. Wij zijn hier met tien
en ik heb het gevoel alsof ik van de meesten enkel de voornaam ken.
Er volgt een discussie die als titel had kunnen hebben: Kan
je ooit echt een ander mens kennen?
Benjamin breekt de discussie echter voortijdig af en zegt geïrriteerd:
Ok, we kunnen elkaar misschien niet helemaal kennen, maar dan alleszins toch
beter. Wie weet hoe lang wij nog samen rondtrekken. Dan moet je toch ongeveer
weten wat voor vlees je in de kuip hebt?
Je kan ook niet verwachten dat wij elkaar even met een lang
gesprek even helemaal in kaart gaan brengen. Ik heb sowieso de naam dat ik
nooit veel zeg over mezelf, zegt Randy.
We kunnen toch beginnen? Waar hebben jullie elkaar
bijvoorbeeld leren kennen?, vraagt hij aan Maryam en Boelie.
De twee blijken elkaar ontmoet te hebben in het zwembad.
Geen van beide had als kind leren zwemmen, dus namen ze aan de unief zwemlessen
en zo botsten ze toevallig op elkaar. Eerst moest Maryam niet te veel weten van
Boelie. Maar door overvloedig emailcontact wist hij het ijs te breken. Er was
een groot gedoe met haar ouders, die radicaal tegen hun relatie waren, maar externe
druk verhoogt interne cohesie en de twee werden een hecht koppel. Maryams
ouders zaagden zo de oren van haar hoofd, dat ze uiteindelijk veel vroeger dan
gepland introk bij Boelie.
En nu zijn we al meer dan een jaar samen, roept Maryam
enthousiast uit. en dat terwijl ik voor Boelie nooit een vriend heb gehad! Dat
is toch sterk, hé?
En Pieter-Jan en Willem die ken je via je studies en zo
heeft Boelie hen dan ook leren kennen, veronderstelt Benjamin.
Dat klopt, zeggen de vier samen.
En jij studeert of studeerde terwijl Boelie werkte?,
vraagt Benjamin verder.
Boelie geeft ook les hé, en daar naast schrijft hij.
Benjamin richt zich tot zijn collega-slavist: Jij geeft ook
les? Maar kijk, we weten niet eens dat soort dingen over elkaar.
Een uurtje rijden verder is er al veel meer duidelijkheid.
De ene is al wat openhartiger dan de andere. Dieter blijkt een informaticus die
zichzelf niet echt een informaticus voelt. Misschien dat hij met informatica
voor veiligheid koos, en zijn kunstplannen, muziek en tekenen, daarom wat in de
ijskast stopte. Misschien speelde er ook een soort faalangst mee. Elke zocht in
haar echte leven nog naar werk en was vastbesloten om iets te doen dat echt
paste bij haar profiel. Ze wilde ook het liefst van al naar het buitenland
verhuizen. Ghana beviel haar heel erg. Nico en Randy studeerden en genoten
graag van het studentenleven. Jelle doctoreerde wel degelijk, had nog geen concrete
plannen voor daarna. Willem stond op het punt om op Erasmus naar Duitsland te
gaan. P-Jay zat volop in een kleine crisis. Zijn vader leek het bestaan van
zijn zoon vergeten te zijn en op vlak van studies en andere ambities saboteerde
hij zichzelf.
Is dit wat je in gedachten had?, vraagt Boelie aan
Benjamin.
Mja, er is nu toch al een soort springplank om elkaar nog
beter te leren kennen.
Je moet ook een beetje realistisch zijn natuurlijk. Je
leert een ander niet op 1, 2, 3 kennen.
De chauffeurs stem weerklinkt opeens. Over een half uurtje
komen we aan. Nog net genoeg tijd voor een laatste hapje en drankje.
O en we moeten de sleutels nog verdelen, herinnert Maryam
zich opeens.
Dat hapje en drankje wordt moeilijk. We hebben de koelkast
van deze sjees al helemaal geplunderd. En van onze eigen voorraad blijft ook al
niet zo veel meer over. Tenzij iemand een manier kent om pasta te koken in een
auto, zegt Willem terwijl hij hun voorraadzakken doorzoekt.
Maryam trekt het leren zakje met de sleutels open. Gaan we
kiezen of gaan we gewoon blind een sleutel trekken?
Ik denk dat een doordachte keuze op dit punt wel aangewezen
is. Lijkt mij dat die kerel toch aangeeft dat er een belangrijk moment in het
verschiet ligt, stelt Pieter-Jan voor.
Maryam giet het zakje uit en etaleert de sleutels in haar
schoot. Trouwens, zegt ze, die hemel van Zahra waar de chauffeur over had,
in Iran is dat een supergrote begraafplaats.
De bende loopt uit de weg, na enkele passen krijgen ze wind
in de rug die hen een extra duw geeft. Ze vallen op de grond, bedekken in een
reflex hun hoofd met hun handen en voelen brokstukken op hun benen, zitvlak en
rug landen.
Achter hen is de ijscokar volledig weggeblazen, van de clown
blijft weinig over.
Van een grimmige wending gesproken., zegt Nico terwijl hij
voorzichtig rechtkomt.
Ik hoop niet dat dit de nieuwe toon is, voegt Willem toe.
De tien checken zichzelf en elkaar op wondjes. Ze hebben
enkel wat schrammen op handen en knieën door te vallen.
Een lift met de ijscokar zit er niet meer in., zegt Boelie
terwijl hij door de brokstukken wandelt, op zoek naar een eventueel bruikbaar
restant.
Pieter-Jan ontvangt felicitaties voor zijn aanpak. Benjamin
is nogal aangeslagen door het gebeuren.
Ik vraag mij wel af of er uiteindelijk ook pijnlijke
beelden voor mij zouden gekomen zijn. Maar ik zou bij God niet weten welke.
Er is nog niemand gestorven in jouw familie?, vraagt
Maryam.
Denk je dat er enkel beelden van overleden familieleden
zouden gekomen zijn?, vraagt Willem.
Misschien gaan we net iets te makkelijk voorbij aan het
feit dat we hier, officieel, om het zo te zeggen, toch in de onderwereld
zitten. Deze dimensie, als we die zo noemen, heeft uiteindelijk wel haar eigen
logica, denk ik., zegt Pieter-Jan.
Een logica die er voor zorgt dat we nu te voet verder
moeten, zegt Maryam met een zucht.
Een voettocht wordt je misschien toch bespaard, mompelt
Boelie terwijl hij in de verte kijkt.
De rest draait zich om en ziet een prachtige limousine hun
richting uit rijden.
Waw, dat ding lijkt wel over de weg te glijden, zegt
Maryam met enige bewondering. Zou die voor ons zijn?
De kans zit er wel heel dik in, zegt Pieter-Jan.
En inderdaad de glanzende zwarte limousine stopt en er stapt
een rijzige man uit in een zeer gedistingeerd kostuum. Hij slaat zachtjes het
portier dicht en komt met kordate passen op hen af. Zijn houding is kaarsrecht.
De tien houden zich schrap, maar de man neemt zijn hoed af en schudt elk
afzonderlijk minzaam de hand.
Jullie zijn ook al voorbij de clown. Mijn complimenten.
Je opent de ogen. Een
nieuwe dag. Je wil meteen beginnen vloeken. Het is nog zo vroeg, je wil slapen.
Maar dan schiet het je te binnen, dan is die steek in je hart er. Zij is er.
Zij. Je draait je om en kijkt naar haar. Ze slaapt zo mooi, betoverend mooi, en
ze weet niet hoe ze verrukkelijk betoverend wentelt en keert in haar slaap. Een
lief klein meisje, gesneden in de perfecte knuffelvorm, alsof God waar je
niet in gelooft gezegd had: we gaan voor jou op maat een meisje maken. Je
wordt vervuld met beschermende gevoelens bij de aanblik van haar kinderlijk
dromende gezichtje. Je kon haar wel fijnmalen in een verstrengelende omhelzing.
Je fotografeert in
gedachten haar gelaat met de ronde wangen die ze zelf zo haat, maar niet, niet
jij en haar schattige, ideale lichaam in haar rode nachthemd, dat ooit dienst
deed als een weinig verhullende cocktailjurk. Je drukt haar aanblik af op je
hersenpan, want je wil niet nog eens riskeren dat je haar voor de geest wilt
halen en haar trekken eerder vaag blijven. Zo wil je je haar herinneren en niet
anders; lui slapend en zich van geen kwaad bewust, veilig geborgen, omdat ze
weet dat jij er bent. En je kookt al bij de gedachte dat iemand haar ooit kwaad
zou willen doen.
Je streelt langzaam,
voorzichtig, enkele haren uit haar ogen, je volgt haar ademhaling en staart
naar haar. Je glimlacht als ze opeens snurkt en je vraagt je af hoe zon fijn
gebouwd meisje zon luide snurkgeluiden kan produceren. Zacht leg je een hand
op haar mooie volle dij, die haar vrouw maakt. Vanbinnen krijg je het warm. Je
sluit je ogen, je stopt niet met glimlachen. Traag en behoedzaam aai je over
haar sensuele taille, langs haar arm, naar haar hand toe. Ze reageert en grijpt
je vingers, knijpt erin, maar slaapt rustig verder. Je schuift wat dichter,
haar lichaamswarmte doet je inwendig kronkelen. Je wil haar van top tot teen
met liefkozingen overstelpen. Je verlangt nu zo hevig naar een zoen, dat het
pijn doet.
Elke nacht brengt
woordenloze conversaties waarbij je wel duizend keer wilt zeggen ik zie je
graag, maar je zegt helemaal niks, je kust en streelt alleen. Elke ochtend
tintelen je lippen nog na van haar onaflatende kussen van gisteren. Met je neus
deuk je tussen haar verwarde haren. Je snuift er die verslavende geur van op,
die jou verplaatst naar zomerse stranden op zorgeloze dagen, het ideële geluk
van een kindertijd. Je zucht en aait met je gezicht over haar schouders en
bovenarmen. Het duurt niet lang meer of ze ontwaakt. Zonder haar ogen te
openen, richt ze zich snel even op, kust je vol op de mond en slaapt weer
lekker door. Je grijpt haar stevig vast en trekt haar zo dicht mogelijk tegen
je aan. Je geeft een boel kusjes op haar slaap. Je drukt je wang tegen die van
haar, sluit je ogen en zakt weg in een roze wolk affectie.
De radio werkt onverbiddelijk een duidelijk op voorhand
geprogrammeerde playlist af. Op het scherm komt een mix van nieuwe beelden. Een
man van middelbare leeftijd ligt op de sofa en kust zijn vrouw gedag. Zijn
echtgenote kijkt erg bezorgd en werpt haar man een blik vol liefde toe. In haar
tas stopt ze een doosje met pillen. Die neem ik voor de zekerheid mee, zegt
de vrouw. De man trekt zijn schouders op: Ja, hoor, doe maar. Zijn vrouw
heeft zichtbaar moeite om hem alleen te laten. Ik zal straks dan de
aardappelen schillen, als ik thuiskom. De man protesteert: Nee, dat doe ik
wel. Hij krijgt nog een aai door zijn haren en zijn echtgenote zegt zacht: Rust
maar eens goed uit, dag mijn ventje. Als de vrouw de deur uit is, komt de man
uit zijn zetel en schilt hij zoals gezegd de aardappelen. Daarna krabbelt hij
iets op een briefje en gaat hij rustig de trap op naar zijn slaapkamer. Daar
beneemt hij zich van het leven. Hij doet het kalm en doordacht en het is net of
hij inslaapt. Eigenlijk leeft hij al jaren niet meer.
Maryam springt op Boelie en klemt haar hand over zijn
gezicht zodat haar vriend de beelden niet kan zien. Op de radio weerklinkt there
will be no next time van The Kids.
Boelie roept echter: Laat, laat maar. Het is net zoals ik
het mij ingebeeld had. Ik kan er wel tegen, echt, ik kan er wel tegen.
De beelden verspringen en in de plaats komen beelden van een
dorp, de aarde trilt en huizen beginnen in te storten. Er komen beelden van
mensen die verrast worden door het natuurgeweld en bedolven raken onder hun
eigen muren.
Mijn grootouders, zegt Maryam kort. Boelie neemt haar rol
over en grijpt zijn vriendin stevig vast, duwt haar met haar gezicht tegen zijn
borstkas. Op de radio weerklinkt Jerry Lee Lewis en de clown zingt lustig mee: Shake
it, baby, shake it.
Het gezelschap is overweldigd en staat aan de grond
genageld. Op het scherm verschijnt een man die zijn auto wast. Ik ben aan de
beurt, zegt Randy kalm, dat is mijn vader. Nico legt zijn handen op de
schouders van zijn maat en suggereert dat hij misschien beter niet kijkt.
Randy: Het is mijn vader, hé, ik weet wat er met hem gebeurd is, of ik nu kijk of
niet, veel verandert dat niet. Niks eigenlijk.
De man valt pardoes op de grond, levenloos. De clown kweelt
pathetisch: Knock, knock, knockin on heavens door.
Ai, nee, alstublieft dat niet, die voze smeerlap., zegt
Jelle furieus.
Op het scherm verschijnt een meisje, naakt in bad, met voor
haar een strategisch geplaatste spiegel. Ze staart lang naar zichzelf en grijpt
uiteindelijk naar een mesje naast zich. De rest laat zich raden.
De rotzak, de smerige rotzak, zegt Jelle, doelend op de
clown.
Pieter-Jan krijgt een inval en stormt af op het scherm,
loopt er dwars door heen en scheurt het doek aan stukken.
Dit is helemaal niet naar de zin van de clown. Ow, now youve
done it, o my little piggy, now youve done it.
De clown laat dreigend zijn jas openvallen.
Maak dat je wegkomt, hij gaat zijn bom ontsteken., roept
Pieter-Jan.
En inderdaad daar komt een grote ijscokar aangereden. Een
witte bestelwagen met aan de zijkant een raam voor de klanten. Op de flanken
zijn grote hoorntjes met drie dikke bolletjes ijs geschilderd.
Een verdwaalde Iraanse ijscoventer? Is een ijsje eten niet
tegen de koran?, vraagt Boelie.
Har har., lacht Maryam fake. Dat was niet grappig.
De kar stopt net aan de voeten van de tien. De bestuurder,
verkleed als The Joker uit de batmanfilms, steekt zijn hoofd uit het raam:
Wazz up ladies?? Shall I take you for a ride?
De tien overleggen. Dieter vindt het maar link. Elke
vertrouwt het ook niet. Maryam is bang. Boelie vraagt zich af of ze in deze
wereld überhaupt ooit echt gevaar lopen. Als dit alles toch zo onwerkelijk is,
dan kunnen we wellicht niet eens dood gaan hier. Waarom ons dan nog zorgen
maken?
Pieter-Jan zegt: In die redenering stap ik niet mee. We
hebben geen enkele reden om aan te nemen dat ons verblijf hier onze mortaliteit
teniet doet.
Now, my little baby piggies, I aint got all day now.
Whats it gonna be? If I was planning to shoot you, I could have done so by
now, easy, right?
Unless you insist on slowly hacking us apart with a rusty
knife or such, antwoordt Boelie.
HAHA, I like the way you think. Sweeties, you got a little
psycho in your midst, and it aint me babe, it aint me.
De clown draait de volumeknop van zijn radio schroeiend luid
en uit de boxen komt It aint me, van the Searchers. Hij kijkt naar Boelie en
zegt: Thats a bad jam. You like that dont you?
Boelie knikt.
Reminds you of your daddy, now dont it?
Maryam ziet de pijn in Boelies gezicht verschijnen en geeft
hem een preventieve knuffel.
What do you know about my dad?, vraagt hij aan de clown.
I know a lot of things about you mighty pa. Hop on in and
Ill take you there.
Boelie kijkt verwonderd, wil nog iets zeggen maar de clown
richt zich tot Jelle.
And you, my man Jelle, what wouldnt you give for a little
chat with your sister?
Jelle schrikt. Hij kijkt zijn vrienden aan en zegt: Dit
bevalt mij niet. Tot nu toe is deze wereld nooit echt grimmig geweest.
Wat is er zo grimmig aan je zus?, vraagt Elke.
Ze heeft twee jaar geleden zelfmoord gepleegd.
Iedereen betuigt zijn deelnemen. De clown zet de muziek nog
harder, hijst zich opvallend kwiek langs het raam op het dak van zijn
bestelwagen en danst met komieke bewegingen op de tonen van Devil in me van
de niet al te bekende band The 22-20s. Daarna komt dreigend de intro van
Gimme Shelter van The Rolling Stones als rollende donder uit de boksen. De
clown veert op en neer als een slang, grijpt een afstandsbediening uit zijn zak
en richt het in de verte.
De tien merken voor het eerst een groot wit scherm op dat
een twintigtal meter van hen af staat. Op het scherm zien ze nu beelden van
opstijgende Amerikaanse helikopters en even later soldaten die Vietnamese
dorpen platbranden, vee dood steken en mensen executeren. DE muziek past
wonderwel bij de beelden.
Daarna volgt Walk all over you waarbij de tien getrakteerd
worden op echte beelden van de beruchte schietpartij in de Amerikaanse
highschool. De twee jongens die zichzelf de Trench Coat Mob noemden lopen door
de gang en schieten wild om zich heen. Krijsende tieners duiken doodsbang onder
tafels.
Elephant is a SHITTY movie, roept de clown boos. This is
the real stuff, boys!
Dit is echt ziek, zegt Pieter-Jan oprecht.
De clown richt zich tot Boelie:
You! Yeah you! You like violence, dont you? Youve been
reading about war ever since your early childhood. How do you like it now, huh,
how do you like it now?
De vlammende gitaren van AC/DC klieven door de lucht, de
clown wijst naar het scherm. Een meisje, maximum zestien jaar, loopt bijna in de
armen in van de twee gewapende jongens. Ze draait zich in paniek om, maar haar
bloes scheurt op een dozijn plekken tegelijk, en nog voor ze de grond raakt is
ze al dood, doorzeefd met kogels. De clown lacht hysterisch. Hij wijst naar
Randy, de criminologiestudent.
You, you like
reading about psychos dont you. Now there s a rotten word. It de-humanizes
people. You label those guys and youre done with them. But the fact is: they
were just like you. They felt like outcasts in their highschool environment
just like you. They just couldnt take it any more and thats how they
reacted.
De radio verspringt, de clown schreeuwt: Listen up, this is
one for the ladies.
Uit de boksen komt rape me van Nirvana en op het scherm
verschijnen beelden uit wat verkrachtingskampen uit de tijd van de burgeroorlog
in Joegoslavië moeten zijn. Een lange rij soldaten wacht geduldig zijn beurt af
voor één vrouw die op de grond ligt. Tijdens het wachten geven ze flessen drank
aan elkaar door.
Genoeg!, roept Maryam en ze beveelt haar gezelschap om de
clown van het dak te halen. De jongens geven meteen gehoor aan haar oproep en
willen op de bestelwagen klauteren. Maar net als in The Dark Knight zwaait de
clown zijn vest open. Over zijn hele lichaam is hij beplakt met springstoffen.
Iran: tot over een jaar kende ik weinig meer van het oude
Perzië dan wat ik had opgestoken uit games als Age of Empires. Sinds ik echter
een stukje (om en bij de meter 65, hangt er van af of ze hakken draagt of niet)
Iran van vlees en bloed in mijn leven heb, informeer ik mij zo wat elke dag een
beetje meer over dit toch wel aparte land. De Gentse bib heeft gelukkig genoeg gespecialiseerde
lectuur in voorraad.
En er zijn zo van die zaken die terugkeren: de contrasten
tussen het officiële beleid als de praktische gang van zaken in het dagelijkse
leven van de Iraniërs, de grote braindrain naar het Westen, de these dat Iran
een schizofreen land is waar iedereen voortdurend letterlijk en figuurlijk
maskers draagt, dat het lang niet zon gevaarlijk land is als wij hier denken,
dat er wel degelijk een progressieve kern is in Iran, dat slechts 15 procent
fanatieke hardliners het land aartsconservatief willen houden, dat het een land
is met zon geweldig potentieel, maar dat de achterlijke regering alles
verpest, de onmacht van de man en vooral vrouw in de straat, de onvermoede
losbandigheden die ondanks alle restricties tóch plaats vinden, de vele
contrasten op elke hoek van de straat: daar een vrouw volledig ingeduffeld in
een chador (letterlijk tent) en even verderop een naar de laatste mode geklede
vamp die een knalrode hoofddoek draagt, die nauwelijks nog haar hip
gemodelleerde kapsel verhuld.
Ik heb er wel zon beeld van, van dat verre vreemde land
waar ik zelf nooit geweest ben. Ze zeggen wel eens van reisgidsen dat ze zo
goed geschreven zijn, dat je de bazaars, de tapijtjes en de koffietentjes, het
fruit op de markten wel kan ruiken. Wel, bij dit boek is dat echt zo. Het leest
heerlijk lekker weg en is opvallend onpretentieus geschreven. Eefje Blankevoort
heeft geen boek geschreven IK in Iran, nee,
het zijn de Iraniërs die Eefje ontmoet, die centraal staan. De auteur
beschrijft hen met een uitzonderlijk oog voor detail en met liefde, of ze het
nu eens is met de meningen die ze verkondigen of niet. Ze blijft erg
genuanceerd.
Met een aandoenlijke eerlijkheid bekent ze hoe ze al na een
kort verblijf in Iran haar westerse, nonchalante houding ten opzichte van
bloot en seks verliest. Opeens voelt ze schroom als ze in bikini over strand
loopt, de Nederlandse reclameborden met halfnaakte vrouwen maken haar vreemd
ongemakkelijk. Eefje merkt scherp op dat in Iran de onderdrukking van
seksualiteit er net toe leidt dat bijna elke handeling seksueel geladen wordt. Als
een Iraanse man ruw haar arm vastgrijpt, voelt ze zich bijna aangerand.
De schrijfster neemt haar lezers erg uitnodigend mee op haar
verkenningstochten door het nieuwe Perzië. In haar gezelschap leer je dit land
met twee gezichten, de zogenaamde januskop, beter begrijpen. Je leeft mee met
de schrijfster die voorzichtig manoeuvreert langs de vele Iraanse valkuilen. Zo
wordt ze geconfronteerd met de soms gek makende regeltjes van de typische
Iraanse beleefdheid (tarof), ze weet niet wie ze kan vertrouwen in een land
waar iedereen al te geschoold lijkt in liegen en geheimdoenerij en ze het valt
niet altijd mee om in te schatten hoe progressief haar gesprekspartners
werkelijk zijn. Daarbovenop komt de paranoia. In een wereld waar het vaak gonst
van en regeringscomplotten en verdenkingen is het moeilijk om ten alle tijden
het hoofd koel te houden.
Haar gesprekken met Iraniërs zijn levendig weergegeven, haar
kleurrijke personages (de oude moeder die wild danst, de Iraanse homo met zijn
hyperromantische dromen, de echtgenoot van de feministe die zo waar een nieuwe
man blijkt!) komen allemaal tot hun recht.
Sterk reisverhaal, met respect geschreven en met veel oog
voor detail. Geen geschiedenisboek, geen socio-politieke studie. Nee, een prachtig
gedetailleerde doorsnede van het Iraanse dagelijkse leven dat leest als een
film waar de vaart goed in zit.
Waar slaat zoiets nou weer op?,vraagt Benjamin met een
mengeling van verwondering en argwaan.
Maryam moffelt het leren zakje weg onder haar kleren. Daar
komen we vast nog wel achter., zegt ze overtuigd. Laat ons nu maar
terugkeren, ik ben het moe om open en bloot op straat risico te lopen.
Binnenhuis kunnen we ons tenminste wat ontspannen.
De rest van de dag doet het tiental het kalmpjes aan. Het is
overal drukkend warm, ook in huis. De vrienden liggen samen in één kamer op
matjes en wuiven zichzelf koelte toe. Elke heeft voor iedereen een soort frisse
limonade klaargemaakt. De paartjes liggen bij elkaar en knuffelen, ondanks de
plakkerige warmte. Pieter-Jan vindt het grappig om te doen alsof hij en een
Randy een relatie hebben en legt zijn hoofd op Randys borst. Die schijnt er
niets op tegen te hebben, in de wetenschap dat het om een grap gaat. Nu ze even
niets om handen hebben komt het gesprek terug op de waaromvraag.
Even serieus nu, verbreekt Nico de stilte, kan iemand mij
vertellen wat de bedoeling is van deze avonturen? Hoe bestaat het dat wij hier
zijn?
Elk heeft zo wel zijn eigen theorie, de ene al wat meer
uitgewerkt dan de andere. Maryam, een groot fan van de theorieën van de geniale
fysicus Hawking, denkt dat ze stuk voor stuk door een wormgat gegaan zijn en in
een andere dimensie zitten.
Pieter-Jan is niet akkoord. Dat is dan toch wel een erg
aparte dimensie met heel veel toevalligheden. Ik bedoel, twee van ons zijn
slavisten en de avonturen die we meemaken zijn wel erg Russisch getint, naar
mijn smaak. Willem is erg literair begaan en nu wil het toeval dat we op een
sliert romanpersonages en schrijvers botsen. Een van ons is van Iraanse komaf
en dan verzeilen we in een soort ruwe kopie van Teheran. Tel daar ook nog eens
die onverklaarbare voorspellingen van Boelie bovenop. Wie gelooft dat dit zo
maar een dimensie is?
Wat denk jij dan? Dat deze dimensie voor ons op maat
gesneden is?, vraagt Maryam.
Ik blijf bij mijn theorie dat dit een gebundelde projectie
is van de machinaties van onze geest.
Ja, maar, waarom dan wij tien, de meesten kennen elkaar
niet eens? Moesten we nog allemaal samen een huis delen, dan zou ik het nog
ergens snappen. Dat de energie van onze gedachten en onderlinge relaties een
aparte wereld gecreëerd heeft., werpt Maryam tegen.
Ja, misschien is er wel een willekeurige kant aan ons
avontuur. We kunnen natuurlijk raden wat we willen. Alles kan., zegt
Pieter-Jan.
Dieter vindt het wel beestig zo. Hij zou voor geen geld
terug willen naar de gewone wereld. Hier lijkt niets er werkelijk toe te doen,
zo losgekoppeld van familie, veel minder verplichtingen. Zo helemaal opnieuw
beginnen in een compleet verschillende omgeving vond hij wel iets hebben. Elke
treedt hem bij en zou ook niet meer terug willen.
Ik heb tijdens mijn studies maandenlang in Ghana gewoond.
Dat was een geweldig tijd, iets waar ik altijd naar terug heb verlangd en nu
heb ik voor het eerst sindsdien het gevoel dat ik leef. Ok, ja, hier in Hetere
zijn veel regels en de officiële cultuur botst met de mijne. Maar verder vind
ik het wel chill hier. Thuis zou je bijvoorbeeld nooit moeten proberen om van
de ene dag op de andere je eigen winkel te starten. Het leven is sowieso een
doos pralines; je weet nooit wat je zal krijgen, maar hier geldt dat nog meer,
dan thuis.
Boelie snapt het niet volledig. Jullie zijn hier toch ook
al gesetteld? Dat brengt toch ook verantwoordelijkheden mee? En jullie hebben
hier toch ook plichten en regels die je moet navolgen?
Ja, maar toch is het anders. Misschien is het omdat alles
zo onrealistisch lijkt dat alles zo veel minder zwaar weegt. Het echte leven
is zo verstikkend., verklaart Elke verder.
Dieter ziet de onderzoekende frons van Boelie, voelt dat
iemand echt geïnteresseerd is in zijn gedachtewereld en kruipt wat uit zijn
schulp:
Kijk, thuis voel ik de verplichting om veel geld te
verdienen. Ik snap ook thuis dat het leven daar niet werkelijk kan om draaien.
Maar toch voel ik die verplichting en kan ik die niet van mij af zetten. Ik
voel die maatschappelijk dwang om mijn leven in te richten zoals dat van iedereen:
elke dag vroeg uit de veren, in slaap sukkelen op de trein naar het werk en
acht uur lang een job doen die mij niet werkelijk boeit. Hier is alles op dat
vlak veel relaxter, ik voel nooit hete adem in mijn nek om dingen te presteren,
die ik niet eens echt wil presteren.
Boelie vindt de redenering maar zelfbegoocheling. Eens je
het hier gewend raakt, kom je toch ook op dat punt? Jullie kennen hier mensen,
juist? Ik voorspel dat je straks net die zelfde drang voelt om meer te
verdienen dan je nu doet. Gewoon omdat je nieuwe omgeving het ook van je
verwacht.
Dieter antwoordt: Nou, ok, dan is het misschien maar goed,
dat we weer verder trekken.
Ja, maar naar waar dan?, vraagt Elke ietwat bezorgt.
Kennelijk is ze wel een beetje gehecht geraakt aan haar plek in Hetere.
Gewoon, verder, altijd maar verder, reizen als doel op
zich, in beweging blijven, vrij zijn, ongebonden., zegt Boelie.
Maryam en Pieter-Jan die hem goed kennen, houden hem strak
in de gaten en vragen zich af of hij nu meent wat hij zegt of dat hij Dieter en
Elke op de een of andere manier in de val wil lokken.
Ja, maar, en kinderen dan?, vraagt Maryam gealarmeerd. We
kunnen toch niet als zigeuners leven, ergens bevallen langs de kant van de weg
en dat arme kind dan meezeulen?
Boelie grijpt zijn grote liefde steviger vast en stelt haar
gerust: Nee, natuurlijk niet. Het is een romantisch idee, maar op lange
termijn natuurlijk onpraktisch.
Nico vraagt: Maar wat doen we nu eigenlijk? Zoeken we een
weg terug naar onze eigen wereld? Of gaan we ons uiteindelijk in deze wereld
vestigen? En waar? Ik hoop dat er toch vrijere samenlevingen te ontdekken zijn
dan dit hier? Blijkbaar zijn er naast Heteri ook Amerikanen? Waar zitten die
dan?
Goeie vraag, zegt Elke.
Hebben jullie geen kaart?, vraagt Jelle.
Ja, een kaart van deze wereld zou natuurlijk wel erg handig
zijn, beaamt Maryam.
De vraag is in hoeverre zon Heteri kaart betrouwbaar is,
voegt Pieter-Jan toe. Hij heeft zijn schijnhuwelijk met Randy ondertussen opgegeven
en is naast Maryam gaan liggen, zodat die gesandwicht wordt tussen haar Boelie
en hun gemeenschappelijke vriend.
Ik stel voor dat we verder trekken zoals tevoren, lekker
het onbekende in. Ooit iemand into the wild gezien?, vraagt Benjamin.
Ja, leuke film, zegt Randy.
Voor mij is dit hele avontuur On the road van Kerouac
gemengd met een stevige portie magisch realisme à la Marquez., zegt Willem
terwijl hij zich luilekker op zijn zij draait en zijn ogen sluit.
Alles is een boek bij Willem, zucht Boelie, maar op zon
milde toon dat er verder geen tegenreactie komt.
Uiteindelijk komen we wel iets tegen. Ik blijf er bij dat
er bedoeling steekt achter al dit. Een confrontatie met onszelf of iets in die
trant. Alleszins, deze wereld bevalt mij veel beter dan de vorige. Ik heb alles
wat ik moet hebben, de vrouw waar ik van hou, interessante maten, zelfs Willem,
lucht in mijn longen en nooit een moment sleur.
Een compliment, zeg. Waar gaan we dat schrijven?,
fluistert Willem met gesloten ogen van op zijn matje.
Ik stel voor dat we maar gewoon verder trekken. Immer
weiter. Out to catch the horizon., zegt Boelie en met de laatste zin imiteert
hij Captain Jack Sparrow uit Pirates of the Carribean. Felicitaties blijven
uit, aangezien de imitatie aan iedereen voorbijgaat. We settelen pas als we
een plek vinden die iedereen bevalt.
Maryam nestelt zich extra behaaglijk in de armen van Boelie,
negeert de hand van Pieter-Jan op haar dij en zegt als een lief klein meisje:
Ons eigen plekje. Helemaal van ons.
Op dat moment droomt elk voor zich van een plek die echt
geschikt zou zijn. Nico vindt dat de groep sowieso moet samenblijven, dat ze
misschien samen een boerderij kunnen starten. Dat idee bevalt Elke heel erg,
want zij heeft dierenverzorging gestudeerd. Dieter ziet ook wel iets in dat
idee. Boelie zegt: we stoken onze eigen pastis en spelen de hele dag petank
tussen de maïsvelden. Willem voelt weinig voor werk op het land, maar hij wil
overdag wel gaan vissen. Randy blijft alles eender. Jelle vindt dat iedereen
loos aan het dromen is, maar heeft niets tegen het boerderijplan, als het dan
zo zou uitkomen. Pieter-Jan wil graag chimpansees kweken, speciaal voor
circusscholen, maar ook om op te eten. Maryam geeft hem een por: Wat heb jij
tegenwoordig met chimpansees?
De hitte in combinatie met liggen, wordt iedereen langzaam
te veel en de tien soezen tot de avond. Als ze wakker worden is het al donker.
De groep eet gezamenlijk uit een grote kom rijst met groentjes en s nachts laden
ze stiekem de Peykan vol met alle spullen die ze denken nodig te hebben op hun
tocht. Ze moeten subtiel te werk gaan, want Hetere komt vooral s nachts tot
leven, omdat het in de namiddag en s avonds veel te warm is om je buiten te
wagen.
Omstreeks drie uur s ochtends is alles in gereedheid
gebracht. De groep duikt om de beurt het kleine badkamertje van het huisje in
om zich eindelijk wat op te frissen. Om half zes trekken Elke en Dieter de deur
achter zich dicht en wandelen ze samen met de rest naar de Peykan:
En toch zal ik het huis een beetje missen, zegt Elke. Het
was voor ons de eerste keer dat we samenwoonden.
Maryam geeft haar nieuwe vriendin een troostende knuffel,
hetgeen volgens Nico een keischattig beeld oplevert.
Als ze bij de Peykan komen, schudt Randy bedenkelijk het
hoofd: Met tien in die auto. Over twee kilometer ben ik dus dood, beseffen
jullie dat? Een normale autorit is met mijn lengte al een kwelling.
Niet dramatiseren, je overleeft het wel, zegt Boelie
terwijl hij de passagierszetel voor zichzelf opeist. Benjamin, de kleinste van
de bende, gaat weer voor zijn voeten zitten en deze keer kruipt Pieter-Jan ook
vooraan. Achterin gaat Elke op Dieters schoot zitten, tegen hem aan plakken
Nico en Jelle, met op hun schoot Randy, die nu niet alleen met zijn tenen, maar
tot zijn knieën uit het raampje hangt.
Maryam vindt echter dat hij zijn benen moet intrekken,
alleszins tot ze voorbij de controlepost zijn. In het Iraanse verkeer kan
veel, maar hiervoor krijg je zelfs in Iran commentaar. Intrekken die benen.
Randy protesteert: Maar we zijn niet in Iran, we zijn in
Hetere. Misschien zeggen ze wel niets.
Elke bevestigt dat de politie daar zeker niet mee kan
lachen. Maryam herhaalt haar bevel:
Intrekken die benen!
Randy kreunt en doet wat hem gevraagd wordt, zodat Maryam de
auto start.
O jee, zegt ze als ze vijftig meter ver is en aan de motor
hoort dat die niet echt akkoord is met de lading die hij moet trekken, dit is
al een opgave voor een normale auto, laat staan een Peykan.
Als ze bij de controlepost komen, merken ze dat er geen
wachten zijn en dat de weg niet versperd is. Maryam geeft gas en scheurt er
langs.
Dat ging mij net iets te makkelijk, zegt Elke op de
achterbank, er staan anders altijd wachten bij die controleposten.
Niets van aantrekken, zegt Benjamin vrolijk, hoe minder
je denkt..., maar voor hij uitgesproken is, schreeuwt hij het uit van de pijn.
Boelie heeft Benjamins hoofd tussen zijn knieën gekneld en
maakt zijn zin af: hoe minder zorgen je hebt. Zeg kerel, je plaat blijft
hangen.
Maar hij heeft wel gelijk, zegt Pieter-Jan.
We zullen zien, we zullen zien, zucht Maryam die de auto
strak laat voortrijden aan wat de maximumsnelheid schijnt te zijn, 100
kilometer per uur.
Mooiste, zegt Boelie naast haar, denk er om dat je altijd
slanker bent dan je denkt. Het meeste gewicht zit hem in je voet.
Op de achterbank doden ze de tijd met het zingen van
schlagers. Randy vraagt of hij zijn benen nu wel uit het raam mag hangen.
Maryam vindt het niet veilig en weigert het verzoek. Randy zegt dat hij echt
veel last heeft, maar Boelie zegt op express lichtzinnige toon: Be a man,
Randy, be a man.
Als na goed twee uur rijden de motor aan het sputteren gaat
en de Peykan tot stilstand komt, is er op zijn minst eentje blij dat hij uit
zijn positie bevrijdt is. De anderen stappen met meer tegenzin uit.
Maryam zucht diep: Daar was ik dus al bang voor. Hopelijk
vinden we snel iets anders. Want ik heb absoluut geen zin om ver te stappen.
De groep laadt de spullen uit, verdeelt ze over ieders rug
en zet zich in beweging. Maar ze zijn nog maar pas terug op pad of achter hen
horen ze een druk geluid.
Ben ik de enige die dat hoort? Of is dat een bel?, vraagt
Benjamin.
Lijkt wel een bel van een crèmekar, zegt Nico lachend.
Willem en Boelie rollen door de kamer en proberen elkaars
nek dicht te knijpen. Benjamin roept: Yupla. Chick fight.
Moeten we die twee niet uit elkaar halen?, vraagt Elke.
Och, die twee pussies bezorgen elkaar hoogstens een
gebroken nagel, zegt Maryam.
Wat cru om je eigen lief een pussy te noemen, antwoordt
Elke verbaasd.
Het is een tsjoempi, maar ik zie hem graag.
Pieter-Jan klautert ondertussen op een tafel en speelt een
interview na, hij is tegelijk interviewer als geïnterviewde.
Hij kondigt aan: En vanavond in ons niet te versmaden
programma iets met grote egos die schrijven een interview met de laatste
revelatie, auteur van een bruine scheet in een gebroken fles, uw applaus voor
Rumsey Nader.
Zeg eens, Rumsey. Wat bracht u tot het schrijven van dit
boek?
Wel, ik verveel mij meestal steendood in dit leven en ik
geef eigenlijk geen zak om iets. Dus ik wilde mij afzetten tegen al die
kloteonzin op deze kloteplaneet, rotvervelende dagen op een strontsaaie bol.
U dacht niet: ik ga eens dik geld verdienen aan het grote
ontevredenheidsgevoel van de modale burger die het gelukkig voor u- niet zo
flitsend weet te verwoorden?
Wel, nee, want ik ken geen modale burgers, want ik kijk
eigenlijk nooit televisie. Ik praat enkel tegen mijn hond en mijn wijf en mijn
wijf is geen modale burger, want ze pijpt mij drie keer per dag en ze zaagt
niet.
P-Jay gaat helemaal op in zijn improvisatie. Dieter heeft
zich er gezellig bijgezet en vindt het super de max. Maar Elke kijkt met grote
ogen naar de stevige, geblokte jongen in de chador die op haar tafel met
zichzelf een bizar gesprek voert. Ze vraagt Maryam of hij wel vaker zon bui heeft
en wat de bedoeling ervan is.
De zenuwbanen van P-Jay hebben op tijd en stond een flinke
intellectuele injectie nodig. Als hij die niet krijgt, gebeurt er zoiets. Ik
zou er niet te veel op letten als ik jou was.
Nico, Randy, Jelle en Benjamin grijpen ondertussen terug
naar de doos Kolonisten van Katan, maar dat is een stap te ver voor Maryam.
Ha nee, hé, jullie hebben mij actie beloofd vandaag. Markt,
fizendjun en weg van hier.
De jongens smeken om één spelletje, maar Maryam wil er niets
van horen.
En haal die twee nou maar uit elkaar, dat ze elkaar straks
maar de kop inslaan, we hebben nu geen tijd. Over een kwartier wil ik met
iedereen naar de markt.
Het gezelschap is geïntimideerd door Maryams temperament en
valt stil. Enkel P-jay oreert verder:
Heeft de beroerde relatie met uw drinkende vader invloed
gehad op uw boek?
Mijn roman gaat maar voor negentig procent over mijn
zielige jeugd toen ik die zuipschuit van een pa al naar huis reed met de auto,
ook al was ik nog maar 9 jaar oud, wat denkt u zelf?
Slaat u eigenlijk geen munt uit het medelijden van uw
publiek?
Het was dat of aan de slag gaan als pizzabesteller.
Heeft uw boek een meerwaarde?
Ik denk dat ik schrijf over themas waar iedereen zich kan
in vinden.
Is schrijven een ambacht? Iets dat je kunt leren?
Ik zeg altijd: schrijven is zoals kakken, het komt er uit
als je er niet te veel bij nadenkt.
Maryam is het nu echt beu en schreeuwt: P-Jay, cut the crap
of ik word echt kwaad!
Een half uur later staan de tien al tussen de
marktkraampjes.
De eerstvolgende die mij nu nog in mijn kont knijpt, geef
ik een mep tussen zijn ogen!, gromt Willem.
Ik ook, valt Nico hem bij.
Dat is hier de gewoonte. Doordat seks hier zon geweldig taboe
is, krijgt alles seksuele connotaties en heeft iedereen de hele dag maar één
ding aan zijn hoofd. En billenknijpen is iets wat elke vrouw hier dagelijks
meemaakt., zegt Elke.
Is dat in het echte Iran ook zo?, vraagt Randy aan Maryam.
O ja, dat is krek hetzelfde daar.
Kan best zijn, maar de eerste die het nog waagt klop ik met
zijn smoel tussen de watermeloenen., zegt Jelle.
Alle jongens steunen dat voornemen, maar Maryam tikt hen letterlijk-
op de vingers.
Jullie houden je gemak en jullie verdragen het. Als ze
ontdekken dat jullie mannen zijn, gaan jullie er aan.
Het gezelschap ondergaat de kwelling en komt beladen met volle
boodschaptassen terug aan bij het huisje van Elke en Dieter. De twee hebben al
hun Heteraanse spaargeld er door gejaagd om de groep te bevoorraden voor de
reis.
Ze besluiten om s ochtends vroeg te vertrekken, nog voor
zonsopgang. s Nachts vertrekken is geen optie, want dan is de stad hermetisch
afgesloten. De tien profiteren van de resterende tijd om Maryams trek in
Fizendjun alle eer aan te doen en om voorzichtig wat aan sight-seeing te doen.
Willem vindt de vele afbeeldingen van martelaren met alle
mogelijke bloederige detail die op bijna alle openbare muren prijken ronduit
stotend. Pieter-Jan is erg verbaasd als ze midden in het centrum van de stad
een anglicaanse kerk ontdekken. Elke weet dat de kerkgangers als outcasts
behandeld worden. Hetere heeft niets tegen buitenlandse gelovigen, officieel
toch niet, maar moslims die zich bekeren tot een andere godsdienst, dat vinden
ze een schande. Die christelijke gemeenschap heeft anders wel een belangrijke
rol. De christelijke minderheid mag wél alcohol brouwen voor eigen gebruik. Alleen,
verkopen ze hun gestookte drank natuurlijk door aan de moslims.
De hele groep is verbaasd als ze door een wijk wandelen die
verdacht op een rosse buurt lijkt. Elke die haar rol als gids met verve speelt,
licht nader toe: Dit lijkt niet alleen een rosse buurt, dit is er ook echt
één. Met dat verschil dat de klanten een tijdelijk huwelijk afsluiten met de
prostituee van hun keuze. Prostitutie is verboden en bestaat officieel niet,
maar seks binnen de grenzen van een tijdelijk huwelijk, daar is niets mis mee.
Absurd, zegt Nico en de rest neuriet instemmend.
Als de groep door een smalle winkelstraat wandelt, botst
Benjamin op een klein oud vrouwtje, dat hem hard bij zijn pols grijpt en een
kleine leren zak in zijn hand propt. Daarna verdwijnt ze vliegensvlug tussen het
volk.
Wat heb jij daar?, vraagt Maryam nieuwsgierig.
Een zakje., zegt Benjamin die de situatie nogal komisch
vindt.
Maryam neemt het zakje over en trekt het open.
En, vraagt Pieter-Jan, wat zit er in?
Sleutels. Tien sleutels in allerlei verschillende kleuren.
O en ook een briefje. In het Perzisch natuurlijk, antwoordt Maryam.
En wat staat er dan?, dringt iedereen aan.
Dit zijn de sleutels tot het juweel van de kern. Gebruik er
negen, let wel, niet tien en niet acht, maar negen.
Alle jongens schieten in paniek in hun chador. De buren
hebben ons al verraden, gokt Dieter.
Fraaie mentaliteit, zegt Pieter-Jan. De jongens nestelen
zich in de zetel en op de grond. Maryam corrigeert hier en daar hun houding en
hun kleding om hen er vrouwelijker te laten uitzien.
Dieter en Elke gaan openmaken. Voor hun neus staan vier
gewapende kerels, hun leider, een kerel met een zonnebril en een dikke zwarte
snor zwaait met een huiszoekingsbevel. Dieter en Elke kunnen geen Perzisch lezen
maar het document met de typische stempels is hun genoegzaam bekend. Ze laten
de vier mannen er langs. Elke doet een poging om zich in te dekken:
We vieren de verloving van mijn nicht. Let maar niet op de
rommel.
De vier agenten doorzoeken het hele huis, maar vinden niet
meteen iets. Als de leider de lege drankflessen vindt in de keuken, denkt Elke
dat haar hart zeker 200 per minuut slaat. Maar de agent is mild:
Binnenkamers doet iedereen maar wat hij wil. Ik zeg niet
dat ik het goedkeur, maar ik zal je niets maken. Als ik iedereen oppakte die
thuis alcohol dronk zat drie kwart van de stad nu in de gevangenis. Het gaat
mij om je huurbaas. Komt die nog wel eens naar huis?
Die dient bij de revolutionaire garde, die komt nooit naar
huis., zegt Elke, die inwendig helemaal ontspant, alsof ze uit een vreselijke
nachtmerrie ontwaakt.
Revolutionaire garde? My ass. Die tsjos is een vuile Mazdi
geworden. De agent wil vol afschuw op de grond spuwen, maar weet zich te
bedwingen.
Elke kijkt weg van de agent en probeert een glimlach te
onderdrukken. Tsjos is het eerste Perzische scheldwoord dat ze hier geleerd
heeft. Het betekent scheet. Meer bepaald stille scheet. De Iraniërs maken
onderscheid tussen een scheet met geluid, die ze guz noemen en een stille scheet
die ze tsjos noemen. Elke vraagt zich nog steeds af of het Perzisch de enige
taal is die dit onderscheid maakt.
Boven heeft één van de agenten zich tussen de vrouwen op
de zetel gepropt. De vermomming van de jongens is kennelijk wel geslaagd, want
de agent merkt niets. Het is een kalende man van voorbij de veertig, in een
zwart hemd en een bijpassende zwarte broek. De hele kamer ruikt naar zijn
sterke parfum, een overdreven stoer machogeurtje.
De vrouwen houden stijf de lippen op elkaar en hun blikken
afgewend, maar de agent heeft zijn ogen laten vallen op Willem. Hij geeft een
kneepje in de zijkant van zijn dijen en zegt, in het Perzisch natuurlijk:
Hey schatje, gaan wij twee vanavond iets leuks doen? Ik
rijd in mijn eigen mercedes en ik woon in een chique wijk in Noord-Hetere. Nou,
wat zeg je? Je kan zo mee voor een ritje, mijn shift zit er al op.
Doe geen moeite, springt Maryam in de bres, ze doet boete
voor haar neef die betrapt is met een andere jongen. Ze eet en spreekt drie
dagen niet.
O maar dat geeft niet. Ze mag antwoorden met haar ogen.
De agent draait Willems gezicht naar zich toe. Nou,
schatje, ga je mee? Ik bezorg je een leuke tijd.
Als Willem zijn gezicht terug afwendt, bang dat de agent de
stoppels van zijn baard opmerkt, zegt die:
O, ik raad het al, je maakt je zorgen over je onbevlekte
staat. Gek druifje, dan doen we het toch langs achteren? Langs voren mag je
bewaren voor je echtgenoot. God, wie weet trouw ik zelf wel met je. Dan kan je
mijn eerste en tweede vrouw helpen in het huishouden. Die twee pesten elkaar
liever het bloed van onder de nagels dan dat ze eens de afwas doen.
Maryam slaat geshockeerd met haar handpalm tegen haar
voorhoofd en zucht diep. Als de agent al zijn hand onder Willems chador
beweegt, wordt de hele groep ongemakkelijk. Gelukkig weerklinkt net op tijd de
stem van de leider. Hun speurtocht heeft niets opgeleverd. De eenheid keert
terug. Elke krijgt zelfs verontschuldigingen voor het ongemak gepresenteerd en
felicitaties voor de gelukkige bruid.
Willems aanbidder doet nog een laatste poging en smeekt
Maryam om diens telefoonnummer. Maryam krijgt echter opeens een inval en zegt:
Ze heeft een kind.
Had dat dan eerder gezegd, blaft de agent als hij naar het
trapgat stormt.
Als de voordeur beneden dichtslaat, vraagt Pieter-Jan:
Is het wel zon goed idee om straks met zn allen naar de
markt te gaan? De kans is toch veel te groot dat iemand ons ontdekt?
Boelie vraagt aan Dieter of hij nooit last heeft van
aanbidders.
Als de Iraanse mannen weten dat wij twee samenwonen, laten
ze ons met rust., antwoordt die.
Ik veronderstel dat de Sapfische liefde hier nochtans
verboden is?, vraagt Boelie.
Lesbiennes worden inderdaad officieel vervolgd, maar
iedereen die we tegenkomen doet ons liever af als hartsvriendinnen die gewoon
erg close zijn. Niemand doet moeilijk, zolang we elkaar maar niet in het
openbaar beginnen opvrijen., zegt Elke.
Maryam vertaalt ondertussen de avances van de agent. Elke
trekt haar schouders op. O anale seks vinden ze hier doodnormaal. Vooral dan
voor het huwelijk. Vaginale penetratie is dan weer taboe. Al zijn er nu ook al
veel meisjes die hun maagdenvlies chirurgisch laten herstellen.
Pieter-Jan betreurt het dat hij geen cameramateriaal heeft om
hier een documentaire te schieten. Boelie zou dat ook geweldig vinden, hij zou
er zelf een boek over schrijven. Willem vindt dat de stad wel een zekere
poëtische sfeer heeft en betreurt het dat hij geen Perzisch kent, anders zou
hij de Iraanse dichters willen lezen.
Die opmerking leidt meteen tot de discussie: wat is de beste
manier om een samenleving te leren kennen?
Boelie gooit express een stok in het hoenderhok: De
gemiddelde leeftijd van haar prostituees zegt alles over een samenleving. Daar
heb je geen rijmelarij voor nodig.
Wat voor een achterlijke oversimplificatie is me dat!,
zegt Willem kwaad.
De twee grijpen elkaar al meteen bij elkaars kraag en dansen
zo rondjes in afwachting van wie de eerste move maakt.
Wat hebben jullie jongens toch met geweld? Je grote gelijk
bewijzen door elkaar pijn te doen., roept Maryam gefrustreerd uit.
Your pain makes me real, zegt Pieter-Jan terwijl hij
enkele kunstjes uit martial arts movies persifleert. Daarna holt hij door de
kamer en bootst hij luid een chimpansee na.
Ok, die verveelt zich duidelijk, besluit Maryam met
rollende ogen.
Super. De max., zegt Dieter. Als hij ziet wat voor een
chaotisch boeltje de jongens aan het bakken zijn. Jullie zijn echt een vette
bende.
Al wat wij kennen is dus Hetere, een grootstad met circa 7
miljoen inwoners,het noordelijke deel is trouwens beter ontwikkeld dan het
zuidelijke. Er rijdt een metro, maar die heeft maar twee lijnen. Het
voornaamste openbare vervoermiddel zijn taxis. De regering bestaat uit een
religieuze component en een wereldlijke, waarschijnlijk gebaseerd op het
staatsbestel van Iran zoals wij het kennen of kenden. Hier heb je het politiek
systeem uitgewerkt in een plannetje.
Elke slaat een boekje open en toont het aan Maryam, zodat
die kan bevestigen. Ja, zo is het in Iran ook. Maar zo grappig allemaal, hoe
kunnen we nu in een mini-Iran terechtkomen?
De opgewekte gastvrouw gaat verder met haar verhaal. Heel
wat dingen zijn hier verboden, maar er zijn niet echt strikte regels over wat
kan en wat niet kan en de regels worden ook niet altijd toegepast. Soms laten
de autoriteiten je gaan zonder straf, zelfs als ze je voor een groot vergrijp
klissen, zoals bijvoorbeeld een ondergrondse krant runnen en soms stenigen ze
je, enkel alleen omdat ze je ervan verdénken, alleen nog maar verdenken, dat je
moppen tapt op de kap van de president.
Hoe heet die president hier? Toch niet Ahmadinejad?,
vraagt Pieter-Jan.
Nee, nee, Javad Kuni heet die. Een klein ventje, vreselijk
conservatief, maar hij komt wel graag naar buiten met zijn voorliefde voor
Iraanse housemuziek. Dat soort paradoxen heb je hier dus constant. Hij durft
zelfs draaien op nationale feestdagen.
God is a DJ, zingt Pieter-Jan met overdreven basstem.
Maar wacht, jullie kunnen hem zelf zien, op de
staatstelevisie is vast wel een of andere ceremonie aan de gang., zegt Dieter
en hij zet de televisie aan.
Televisie is trouwens voor iedereen gratis, maar buiten
staatszenders valt er dan ook geen zak op te zien., voegt Elke nog toe. O
kijk, daar heb je de hele regering verzamelt rond de put van Mehdi.
En wat doen ze dan?, vraagt Boelie.
Vandaag werken ze aan de begroting. Ze schrijven begroting
op een papiertje en gooien het in de put. Het werkt als een wensput. Die Mehdi
is een soort heilige die dood is, maar op een dag zal verrijzen en rust en orde
zal brengen, maar tot die dag maakt hij je dromen al waar. Als je tenminste zo
vriendelijk bent om ze op een papiertje te schrijven., vertelt Elke.
Dus als ik het goed begrijp hebben ze de begroting te boek
gesteld en in die put gegooid om de goedkeuring van die Mehdi te krijgen?,
vraagt Willem.
Nee, nee, ze vragen een begroting aan Mehdi. Zelf stellen
ze die niet op., verklaart Elke.
Hier en daar een woord. Enkel wat nodig is om de klanten te
plezieren. Maar er zijn hier genoeg jonge mensen die Engels praten, dus die
leggen ons vaak dingen uit. Alleen moet je wel opletten tegen wie je spreekt,
want je weet nooit of het informanten zijn die je er bij willen lappen omdat je
kwaad spreekt van het regime.
En niemand zegt er iets van dat jullie buitenlanders zijn? Niemand
vraagt van waar jullie komen?, vraagt Boelie.
Nee, ten opzichte van vrouwen zijn ze hier erg gastvrij,
tenminste als ze zich aan de regels houden. Ze vragen niet van waar we komen,
omdat buitenlanders sowieso uit Amerika komen. In de ogen van de Heteri is er
maar 1 buitenland. Buitenlandse mannen kunnen er echter niet in, die worden
sowieso beschouwd als infiltranten van de Mazdis. En dus gaan mannen er
onverbiddelijk aan als ze die te pakken krijgen., vertelt Elke verder.
Maar die Mazdis kunnen hun vrouwen toch laten spioneren?,
werpt Benjamin tegen.
Onmogelijk. Een Mazdi vrouw sterft liever dan dat ze een
hoofddoek draagt., zegt Elke.
En wie zijn die Mazdis dan?, wil Willem weten.
Het fijne weet ik er ook niet van, maar volgens de officiële
propaganda willen de Mazdis de Heteraanse samenleving de-islamiseren en Hetere
terug de oud-Perzische cultuur opleggen. Ahura Mazda is één van hun goden,
vandaar de naam., weet Elke.
Bestaan die Mazdis ook in het echte Iran?, vraagt Nico
aan Maryam.
Nee, nooit van gehoord. Ik ben zeker van niet. Echt absurd
dat we dit meemaken., reageert Maryam. Absurd en hilarisch tegelijk.
En we kunnen hier dus niet weg?, vraagt Pieter-Jan,
We hebben eerlijk gezegd niet geprobeerd om verder te
trekken. Toen wij hier aankwamen is alles meteen in een stroomversnelling
gegaan. We konden dit huis huren, het kraampje hebben we gevonden en zelf
opgelapt. De plek waar we jullie zijn tegengekomen is strategisch interessant
om eten te verkopen. Er komt veel volk langs. Veel Heteri trekken de natuur
in en passeren daar., verklaart Elke.
En die Mazdis dan, waar zitten die? De Heteri kunnen zich
dus blijkbaar vrij verplaatsen zonder dat ze gevaar lopen?, vraagt Pieter-Jan
wantrouwig.
De Mazdis vallen nooit openlijk aan. Soms ontploft er eens
een bom op een markt, als er een zelfmoordterrorist door de controles raakt,
zegt Dieter.
Die controleposten zijn dan ook zo lek als een zeef. Ik
geloof dan ook net zo min in Mazdis als in eenhoorns die Johnny heten. Die
Mazdis zijn een uitvindsel van de regering om de mensen bang te houden,
concludeert Pieter-Jan.
Je klinkt al net als de progressieve jeugd hier, lacht
Elke.
Maar goed, laat ons wel wezen, hier blijven is toch
nauwelijks een optie? Tenzij jullie al zo gewend zijn aan de Heteri way of life
dat jullie het niet meer kunnen missen., zegt P-Jay.
We kunnen toch wel even blijven? Ik vind het zo leuk om
terug Perzisch te horen en het eten is hier zo lekker. O, weten jullie soms
waar we fizendjun kunnen gaan eten?, roept Maryam dolenthousiast uit.
Wat is dat?, vraagt Willem.
Fizendjun is haar lievelingsgerecht. Kip met een speciale
walnotensaus. Erg lekker, maar je moet er voor zijn., antwoordt Boelie in
Maryams plaats.
Er zijn veel restaurants waar je dat kunt krijgen, denk ik.
We hebben het zelf nog nooit gegeten., zegt Elke.
Zes maand hier en jullie hebben nog nooit Fizendjun
gegeten? Ok, dat staat vast, we gaan hier niet weg voor iedereen fizendjun
geproefd heeft., bepaalt Maryam strikt.
Waar gaan we dan heen, als we niet hier blijven?, vraagt
Dieter.
Gewoon terug verder. Het universum stopt toch niet in
Hetere? We tanken de Peykan vol en we gaan er weer vandoor., oppert Boelie.
Met tien in die Peykan?, vraagt Randy verschrikt. Ik doe
niet meer mee als dat het plan is.
Als we verder trekken doen we beter inkopen op de markt
morgen. Je weet nooit waar we terecht komen., denkt Elke luidop.
Ik ben blij dat er eindelijk nog een vrouw in het
gezelschap is. Nu zijn we toch al met twee die gezond verstand hebben, zegt
Maryam.
Ja, maar, ik kruip dus echt niet met tien in die Peykan,
hé, echt niet dus hé., herhaalt Randy.
Ach, dat is toch maar voor eventjes. Uiteindelijk botsen we
wel weer op iets anders., sust Nico.
Willems blik valt opeens op een doos. Zeg wat is dat? Is
dat Kolonisten van Katan? Hij staat op en neemt de doos. Grappig in het
Perzisch.
De jongens veren als één man recht en kijken elkaar
enthousiast aan.
O jee, zucht Maryam. ze gaan een spelletje spelen. Dat
zit potdorie vast in een andere dimensie en dat gaat zijn tijd daarmee verdoen.
Mannen. Allemaal grote kinderen.
Zullen wij anders ondertussen het eten klaarmaken? Dan
kunnen de jongens hun hartje ophalen., stelt Elke voor.
Twee uur in een Iraanse parallelstad en we vervallen al in
klassieke rollenpatronen, zegt Maryam als ze rechtstaat en haar gastvrouw
volgt naar de keuken.
De jongens willen haar paaien en garanderen:
Morgen gaan we naar de markt om inkopen, s middags eten we
fizendjun en daarna gaan we weer de hort op. Beloofd.
Tot laat in de nacht spelen ze Kolonisten van Katan. Ze
slagen er zelfs in om Maryam te overtuigen om één rondje mee te doen. De sfeer
komt pas echt goed in als Dieter drank bovenhaalt.
De vorige eigenaar mag dan een hardliner zijn, zijn
drankkast is wel rijk gevuld. Als we morgen toch weg zijn, kunnen we wel enkele
flessen soldaat maken.
Strak plan, zegt Nico goedkeurend en de rest volgt. Uitgezonderd
Pieter-Jan.
De wekker die eerst op zeven uur s ochtends stond, draaien
ze steeds verder tot die uiteindelijk op tien uur staat. Het is al bijna
zonsopgang als ze slapen gaan. Elke is creatief met de hele huisraad en
improviseert zo een achttal ersatzbedden.
Benjamin valt dronken op een dik Perzisch tapijtje dat hem
tot bed moet dienen en roept uit: O, ik ga die wekker morgenvroeg vervloeken.
Zijn voorspelling komt echter niet uit, want de volgende
ochtend wordt het gezelschap gewekt door luide bonzen op de voordeur en een
luide Perzische bromstem die beveelt dat ze open moeten maken en snel wat ook.
Elke stapt uit haar fietskar en komt naar de auto gelopen.
Jullie parkeren best hier. Het is in dit smalle steegje
links. Het huisje met de rolluiken die geverfd zijn als lieveheersbeestjes.
Het meisje glundert en zegt: Heb ik gedaan.
De acht doen zoals gevraagd en komen even later te voet aan
wandelen. Pieter-Jan vraagt waar Maryam eigenlijk de sleutel van die auto
haalde. Die lag gewoon op het dashboard, luidt het antwoord.
Elke en Dieter laden druk hun kraampje uit en dragen de
spullen naar binnen. De jongens helpen een handje. Als het kraampje volledig
leeg is, legt Dieter twee sloten om de fiets en trekt hij een grote plastic
bescherming over de go-cart.
Het huisje waar het jonge paar woont, telt drie verdiepingen
die verbonden zijn, niet met trappen, maar met ladders. Veel plek is er niet,
de kamers zijn krap en staan overvol. Elke verontschuldigt zich. De eigenaar
woonde hier voor ons, maar die is in dienst gegaan bij de revolutionaire garde
en die heeft nu logies van de staat. We kunnen het huren voor een prikje, maar
dan moeten we wel verdragen dat veel van zijn spullen hier blijven staan.
Overal staan kartonnen dozen, aan de muren hangen
propagandaposters. Jonge Basij die aan Karate doen of geweren schouderen die ze
nauwelijks kunnen tillen. De acht moeten er maar niet te veel op letten, zegt
Elke, als ze haar gasten meeneemt naar de tweede verdieping. Ze laat iedereen
plaats nemen op kleine kussens die rond een lage salontafel liggen. Als ze
terug naar beneden gaat om thee te zetten, gooit ze haar Chador af. Ze blijkt
een uitgerafelde jeansshort te dragen en een topje dat haar buik bloot laat.
Ook de jongens werpen hun chador af, Maryam die een sjaaltje
omgebonden had om de stad in te rijden, knoopt haar bedekking ook los. Ondertussen
arriveert Dieter, nu ontdaan van zijn vrouwelijke vermomming. Hij ziet er uit
alsof hij in een alternatief rockbandje speelt en heeft een zekere natuurlijke
charme.
Boelie vraagt dan ook of hij soms muzikant is. Ook,
antwoordt de jongen, maar ik teken voornamelijk. Dat is ook hoe ik hier wat
geld verdien, ik verkoop mijn tekeningen, terwijl Elke Ghanese specialiteiten
verkoopt aan ons kraam.
Aan het trapgat verschijnt een dienblad met thee en even
later verschijnt Elke terug. Wat zegt hij? Dat hij geld verdient met zijn
tekeningen? Als mijnheer eens zou tekenen ja. Dan misschien. In de zes maand
dat we hier al zitten, heeft hij twee tekeningen verkocht. Nauwelijks genoeg
voor twee weken eten. Dieter glimlacht schuldbewust.
Die thee ruikt echt lekker, zegt Maryam. O en er is
allerlei lekkers bij. Mmm, echt Iraans fruit.
Ik zie geen verschil met ander fruit., zegt Pieter-Jan.
Wacht tot je het proeft. Iraans fruit smaakt zoveel
lekkerder., propageert Maryam.
Maar we zijn toch niet echt in Iran?, protesteert Willem.
Dat is ook waar, geeft Maryam toe.
Dieter en Elke komen er bij zitten en delen de thee uit.
Maar zeg eens, begint Willem, hoe zijn jullie in deze
wereld gekomen?
Via een luik in het stadspark. Wij zijn gewend om, nou ja,
het is eigenlijk een beetje gênant, te stoeien onder een bepaalde boom daar. De
takken ervan hangen tot op de grond en van ver lijkt het een dichtgegroeid
bladerdak, maar als je het weet kun je er makkelijk door en rond de stam is
plek te over, dus kun je makkelijk
Elke hapert veelbetekenend en dus maakt Nico haar zin af:
Het gezellig maken?
Juist. Nou en op een keer ontdekten wij daar een luik.
Laat me raden, daarna zijn jullie via rivieren, kloven,
steile hellingen, rollende tonnen en zo verder, uiteindelijk hier beland. Zijn
jullie ook bestolen door een kleine, kreupele blinde?
Elke en Dieter blijken inderdaad ongeveer de zelfde weg
afgelegd te hebben. Alleen zijn ze nooit achtervolgd.
Jullie hadden geen Boelie die er graag een schepje bovenop
doet., zegt Pieter-Jan terwijl hij van zijn thee drinkt.
A little
bit too much, is just enough for me, zegt Boelie.
Het is wel al even geleden dat hij nog een selffulfilling
prophecy verkondigd heeft. Misschien was die magie van hem toch maar toeval,
snuift Willem.
Boelie haalt adem om er iets uit te flappen, maar Maryam
springt op hem en dekt zijn mond af.
Maar we gaan het voor de zekerheid NIET testen.
Elke en Dieter kijken niet begrijpend.
Nevermind, zegt Jelle.
Eventjes voor de zekerheid: komen jullie uit de echte
wereld? Ik bedoel uit dezelfde wereld als wij?, vraagt Benjamin.
Hoeveel werelden zijn er waar ze Nederlands praten,
Tsoempi, zegt Maryam.
Sinds ik hier ben terecht gekomen, geloof ik echt dat alles
mogelijk is., verdedigt Benjamin zich.
Maar dit is dus het eindpunt van onze bizarre tocht:
Hetere?, vraagt Pieter-Jan, in de hoop het tegendeel bewezen te horen.
Wij zijn hier terechtgekomen en verder kennen we ook niets.
Er is de stad en van wat daar buiten nog is, weten we niets meer dan wat de
regering bericht, zegt Elke.
En wat berichten die dan?, willen de acht weten.
Wel ik zal jullie alles zeggen wat we weten, zegt Elke en
ze zet zich in een comfortabele houding als voorbereiding op een lang verhaal.
Wie gaat rijden?, vraagt Maryam. Die keuze is niet zo
moeilijk als blijkt dat er maar drie van de acht een rijbewijs hebben. De
potentiële chauffeurs zijn Maryam, Nico en Jelle. Maryam kijkt verwijtend naar
Boelie: Wanneer ga jij nou eindelijk eens rijlessen nemen?
Boelie zegt: Laat mij anders maar rijden, hier doet het er
toch helemaal niet toe of je nou een rijbewijs op zak hebt of niet, het zou mij
verbazen als we politie tegenkwamen.
Jij blijft met je fikken van dat stuur. Ik ben mijn leven
nog niet beu.
Besloten wordt dat Maryam
en Nico zullen rijden en dat Jelle overneemt als er iemand moe wordt. De groep
deelt zich in twee en verspreidt zich over de twee witte Peykans, maar de
problemen blijven niet lang uit. De auto van Nico wil niet starten, er zit
niets anders op dan met acht in één Peykan te kruipen. Na enige manoeuvres is
die switch geslaagd.
Maryam zit aan het stuur, Boelie zit in de passagierszetel
en Benjamin zit op de grond tussen diens benen. Achterin zitten Nico, Jelle,
Willem en Pieter-Jan en over hun schoten ligt Randy met zijn tenen net uit het
raampje. Hij kan geen kant op en de jongens vinden het leuk om hem te kietelen.
Randy schreeuwt het uit, maar zijn plaaggeesten zijn onverbiddelijk. Tot Maryam
het welletjes vindt en weigert te vertrekken zo lang het niet rustig is
achterin.
Meteen is het muisstil en de witte Peykan scheurt er
vandoor. Het pad voert hen uiteindelijk de bergen in. Ongeveer een kilometertje
na vertrek bevinden ze zich op een smalle asfaltweg met scherpe bochten. Maryam
rijdt behendig langs de kronkelige wegen. Ze zegt dat ze kriebels in haar buik
krijgt als ze de contouren van de bergen ziet. Haar geboortestreek in Iran is
bergachtig en in combinatie met de Peykan zorgt dit beeld er voor dat ze wat
heimwee krijgt. Ze vertelt over het oude dorp van haar grootouders en haar
herinneringen aan haar opas olijfboomgaard, maar Pieter-Jan vraagt haar om
eens in de achteruitkijkspiegel te kijken. Benieuwd of je dan nog zon heimwee
voelt.
Maryam doet zoals gevraagd en zegt: Shit, maar zo grappig.
Hilarisch gewoon. We worden achtervolgd.
Ik snap eerlijk gezegd niet hoe je de hilarische factor
derivieert uit dit normaliter als onrustwekkend te interpreteren gegeven.
Iedereen kijkt achterom en ziet hoe ze achterna gezeten
worden door wel honderd vrouwen. Althans het lijken vrouwen. Als ze goed
kijken, zien ze dat het om lege zwarte Chadors gaat.
Maar zo grappig, houdt Maryam vol, lege chadors die
achter ons lopen. Hoe bestaat het! Hilarisch gewoon.
Ik vraag me af of het even hilarisch blijft als ze ons
inhalen, dat legertje zwarte tentdoeken gaat behoorlijk snel.
Al een geluk dat ze niet gewapend zijn met kalasjnikovs
zoals het echte Basijvrouwen betaamt., merkt Boelie op.
Wat zijn Basijvrouwen?, wil Benjamin weten.
De Basij zijn een soort militie van het Iraanse bewind.
Hardliners en ook gewoon meelopers die lid zijn omdat het wat extra geld
oplevert., zegt Boelie.
De acht blijven rustig bij de situatie tot de chadors op
zon twintig meter genaderd zijn. Ze horen bonkende inslagen op de karosserie.
Wat is dat?, vraagt Maryam zowel geïrriteerd als bezorgd. Hebben
ze toch wapens?
Geen idee hoe ze het lappen, maar ze gooien stenen., zegt
Jelle.
Iedereen behalve Maryam draait zich in bochten om achterom
te kunnen kijken. Alleen Randy moet stil blijven liggen, want zijn gedraai
bezorgt zijn onderzittende maten te veel last.
De Chadors lijken inderdaad te bukken, stenen op te rapen om
die dan weg te slingeren, waarna ze gauw weer verder rennen of zweven.
En als we ze nu eens hard op de rem gingen staan?, stelt
Boelie voor. Of in achteruit gaan en die Chadors platwalsen?
Je weet toch maar nooit hoe sterk die dingen zijn,
twijfelt Willem.
Bibi moet weer de voorzichtige uithangen., mompelt Boelie.
Nooit een romannetje gelezen waarin ze uit de doeken doen hoe je Chadors
afschudt?
Uit die minachting voor lezen, blijkt alleen hoe hard jij
je wil laten gelden als de grootste intellectueel van de bende., antwoordt
Willem.
Boelie draait zich om en leunt ver naar achter om Willem te
kunnen slaan, maar dan is er het geluid van piepende remmen en banden die over
het wegdek schuren. De witte Peykan staat dwars over de weg en de Chadors
tikken er één voor één tegenaan. Na de botsing vallen ze op de grond en zijn ze
nog slechts wat ze zijn: grote lappen zwarte stof.
Maryam stapt uit, kijkt naar de slachtoffers van de
kettingbotsing en zegt:
Zo grappig, hilarisch gewoon.
Ook de rest stapt uit. Vooral Randy is opgelucht en rekt
zich eens goed uit. Pieter-Jan is de eerste om zon chador op te pikken. Hij
slaat het kledingstuk over zich heen en trippelt als een verlegen dametje rond
de auto. Boelie hult zich ook in zon doek en doet alsof hij toevallig op
Pieter-Jan botst en met een schelle piepstem zegt hij:
Salam,
Pieter-johanna, ghoebi?
Ghoebi betekent hoe gaat het? in het Farsi. Pieter-Jan die
geen Farsi kent, kopieert slim de uitdrukking.
Salam, Boella, ghoebi?
Merci, bad nistam, antwoordt Boelie. Merci, het gaat niet
slecht met me. En tot zo ver mijn Perzisch.
Maryam stampvoet. Schei uit met die onzin. Als jullie twee
eens tegen elkaar beginnen, zitten jullie in je eigen wereldje en dat is
rotvervelend voor de rest.
Boelie gooit meteen de chador af. Waarop Willem kort bromt:
Beter een blode sloef dan een dode sloef.
Net als Boelie op Willem afspringt, wordt de aandacht van de
acht getrokken door een enthousiast gesprek op de achtergrond.
Jaja, ze spreken echt Nederlands. Ongelofelijk, dat zijn
ook Vlamingen., horen ze iemand zeggen.
Super, de max, reageert iemand.
De acht turen rond en zien dan pas een kraampje langs de
kant van de weg. Twee vrouwen, ook al in Chador, komen vanachter hun karretje
en lopen toe op hen. Het gezelschap houdt zich schrap, maar als Pieter-Jan
zegt: Het is ok, die twee hebben gezichten, ontspannen ze weer. Het regent
enthousiaste begroetingen. De twee partijen, de acht en de twee nieuwkomers
vragen gelijktijdig: Wat doen jullie hier? Hoe komen jullie hier terecht? Hoe
heten jullie?
Een van de twee vrouwen stelt zich voor als Elke en haar
vriendin stelt ze tot de grote verbazing van de acht voor als mijn echtgenoot,
Dieter. Tegen jullie durven we ons echte namen wel zeggen.
Boelie vraagt voor de raap weg: Is je man een travestiet?
Nee, helemaal niet. Maar het is dit of steniging., zegt
Elke.
Hoezo steniging?, vragen de acht.
Dieter en Elke kijken elkaar aan: Ow jee, we gaan hen zo
veel moeten uitleggen. Hoe moeten we daar aan beginnen?
Pieter-Jan merkt even verderop een pijl op waarop Hetere
te lezen staat.
Wat is dat?, vraagt hij.
Hetere is de stad waar wij wonen.
En wonen daar veel mensen?, vraagt Nico.
O miljoenen.
Miljoenen? En zijn jullie dan van hier? Hoe komt het dat
jullie Nederlands spreken?, vraagt Maryam.
We zijn hier zelf pas een half jaar. Maar ben jij van
Iran?, vraagt Elke aan Maryam.
Ja, dat klopt. Ik ben daar geboren.
O fijn, dat komt mooi uit. In Hetere spreken ze Farsi en
ook wel een beetje Engels. Maar nu kun jij voor ons tolken.
Super, de max., vult haar echtgenoot aan, die er
geloofwaardig uitziet als gesluierde vrouw.
Een stad waar ze Perzisch spreken. Hier? Ik snap er niets
meer van., zegt Maryam.
Troost je, niemand snapt er nog iets van., zegt Nico.
Maar goed, we moeten wel eens een keer opkramen. Over een
uurtje is het donker en dan komen de Mazdas. Dan is het hier superonveilig.
Elke en Dieter bergen alles op en doen hun kraampje dicht.
Hun kraampje is een soort go-cart met twee zitjes en trappers.
Jullie kunnen ons volgen, maar de jongens moeten zich wel
absoluut verkleden als vrouwen. Anders worden ze ter door veroordeeld. Hetere
neemt alleen buitenlandse vrouwen op, buitenlandse mannen worden sowieso
aanzien als Mazdas. De regering ziet overal spionnen.
Ik begin me af te vragen of we niet echt in Iran zijn.,
zucht Maryam.
De jongens hebben ondertussen al elk een chador opgeraapt.
Ze paraderen voor Maryam en vragen of ze er zo vrouwelijk genoeg uitzien.
Maryam ziet hun ongeschoren wangen en hun veel te mannelijke tred en rolt met
haar ogen:
Dit gaat goed fout.
Elke is optimistischer: Het is snel donker nu. Met wat
geluk raken we onopgemerkt tot bij ons thuis.
De acht wurmen zich terug in de witte Peykan en volgen traag
het kraampje van hun nieuwe kennissen.
Even is het spannend als ze voorbij een eerste controlepost
rijden. Twee mannen in een pikzwart uniform met een witte geruite sjaal om de
hals en gewapend met mitrailleurs werpen onderzoekende blikken in de
langsrijdende auto, maar ze zeggen enkel:
Movazeb bash, Joojeh.
Wat zei die?, vraagt Pieter-Jan nieuwsgierig.
Maryam vertaalt: Hij zei dat ik voorzichtig moest zijn. En
hij noemde mij kuiken. De Tsjoempi.
Voorbij de controlepost is het stervensdruk. Overal lopen
mensen en het verkeer is regelrecht hels.
Voelen jullie ook zon druk op jullie longen?, vraagt
Boelie.
Alle inzittenden beamen. Ademen lijkt opeens veel moeilijker
te gaan. De luchtvervuiling is er dan ook verschrikkelijk, maar
gezondheidsoverwegingen zijn voor later, want de jongens vergapen zich aan het
straatbeeld.
Lang niet alle vrouwen zijn hier verstopt in zon chador.
Er lopen hier heuse fotomodellen rond. Ze dragen wel een minuscuul hoofddoekje
en een manteau, maar wow zeg, sommige lopen bijna met hun kont bloot., merkt Pieter-Jan
verlekkerd op. Ik verwachtte mij al aan een verstikkend, onderdrukkende regime.
Rijd in België trouwens maar eens met acht in een één auto rond.
Maak je maar geen illusies. Zie je die taximannen daar op
die hoek? Geloof me op mijn woord. Dat zijn gewapende regeringsmannetjes. Tenminste,
als deze stad een klein beetje lijkt op Iran. Pas maar op dat ze jullie niet in
de gaten krijgen. We moeten er zo langs., zegt Maryam waarschuwend.
De jongens duiken collectief wat dieper in hun chador en
zakken wat lager weg. Ondertussen is de zon verdwenen en is het donker, maar er
zijn alleen maar meer mensen bijgekomen op straat. Parken en pleinen stromen
vol. Hetere is duidelijk een stad die s nachts
leeft.
Dieter en Elke stoppen en Maryam remt bruusk. Er schiet nog
net een brommer langs waarop maar liefst drie jongens zitten mét bagage. Elke
roept naar de acht:
Tot
er dan luid gegiechel opsteekt als een kwetterende vlucht zeemeeuwen. De kleine
blinde schudt verveeld met zijn hoofd en zegt iets als: zon stel kippen, ik
doe al het werk en zij krijgen het lekkerste eten. Hij ploft zijn zak neer en
gaat in kleermakerszit in het zand zitten. De jongen draagt enkel een linnen
short en een dun shirt, maar de nachtelijke koude schijnt hem niet te deren.
Met zijn handen gevouwen onder zijn kin blijft hij zitten, net of hij de zee
observeert.
Met
wie hebben we de eer?, vraagt Pieter-Jan opzettelijk op komische toon.
The Swedish Bikini Team, antwoordt Boelie
bij voorbaat.
De
zeven giechelen zo mogelijk nog harder, tot er eentje naar voor treedt en
gespeeld zwoel zegt:
Wij
zijn de donzige doenjas
Ze
houdt haar hoofd laag en werpt haar ogen zo verleidelijk omhoog, terwijl ze
druk met haar lange wimpers knipt.
En
met wie hebben wij de eer?, vraagt het meisje terwijl ze Pieter-Jans toon
imiteert. Haar vriendinnen schateren het uit. Ze verschuilen zich achter hun
leidster en klitten veilig samen in een kringetje.
Wij
zijn acht verdwaalde reizigers in deze wereld.
Zijn
we dat dan niet allemaal?, antwoordt de leidster.
Boelie
staart ondertussen net iets te lang naar de spreekster en krijgt een stomp op
zijn bovenarm van Maryam.
Kwijl
vooral het strand niet onder, hé! Tsjoempi!
Ik
kwijl niet, verontschuldigt Boelie zich. Maar geef toe dat ze sprekend op
mijn ex lijkt, zelfde haren, zelfde attitude en net zon prominent reukorgaan.
Ik val op grote neuzen, dat weet je, maar deze is er wel over.
Dat
kun je wel zeggen, ja. Kom je thuis soms iets te kort, hé?, reageert Maryam.
Ik
zweer het je, Azzizam, dat mens laat mij koud. Ik verbaas mij gewoon over de
gelijkenis.
Boelie
spreekt ongeveer 100 Perzische woorden en Azzizam, dat iets als liefste betekent, is
daar eentje van. Hij trekt Maryam naar zich toe en overstelpt haar
hartstochtelijk met kussen.
Ook
onder de sloef leest een bibliofiel nog wel eens een boek, merkt Willem
venijnig op.
Boelie
kijkt over Maryams schouder naar Willem en zegt: Ik lees niet, ik word
gelezen.
En
dat noemt mij arrogant, blaast Willem terug.
Pieter-Jan
heeft ondertussen al zichzelf en zijn hele gezelschap voorgesteld aan de
leidster van de Doenjas. De meisjes ontdooien en stellen zich ook voor. De
bende maakt kennis met Petronella, Tatjana, Jekaterina, Ivana, Kremena, Melinda
en Martina. Stuk voor stuk zijn ze hoogblond, hebben ze twee vlechten, een
tamelijk grote neus, blauwe of groene ogen en een klein beetje sproetjes. Een
stel opgewekte jonge meisjes tussen ruwweg 18 en 22 die kennelijk een
nachtwandeling maken of om het in de woorden van Maryam te zeggen:
De
grootste verzameling krengen die ik mijn leven gezien heb. Zie die ogen, zon
bitchen
Boelie
knikt, terwijl hij zich blijft verbazen over de gelijkenis tussen Ivana en zijn
ex. Ivana blijft, ook als het ijs al wat is gebroken, de meest mondige van het
zevental.
Dit
kan wel eens een zevenkoppige draak blijken te zijn, fluistert Pieter-Jan,
meer als waarschuwing voor zichzelf dan voor de rest. De meisjes stellen voor
om samen iets te knabbelen.
Wij
blijven altijd laat op en hebben s nachts altijd nog honger, zegt Tatjana een
beetje verontschuldigend. Zij is het kleinste meisje van de groep en ook de
kalmste. Samen met Ivana komt ze ook het meest volwassen over.
De
jongens vleien zich op het strand en de meisjes knopen de zak van de blinde
open. Er komen lekkernijen te voorschijn die gul uitgedeeld worden.
Zon
nachtwandelingen, daar teken ik voor, zegt Pieter-Jan vrolijk als hij een
dikke boerenboterham besmeert met leverpastei.
Iedereen
tast gretig toe, alleen Maryam zegt kortaf dat ze geen honger heeft. Na verloop
van tijd, neemt ze toch enkele sneetjes zoete kruidenkoek aan.
De
meisjes blijken te logeren in een zelfde soort hoeve een kilometertje verder.
Er is iets meer comfort, maar de eigenaar is de zelfde. Pieter-Jan wil weten hoe
ze hier beland zijn.
O,
wij zijn op rust hier. We zijn allemaal een beetje astmatisch, zegt Ivana. De
zeven gaan weer aan het giechelen en Maryam zucht diep. Zon aanstellers.
Zij
en Boelie houden zich wat afzijdig, terwijl de zeven jongedames overduidelijk
hun metgezellen inpalmen. Zelden zon flirtkousen meegemaakt, zegt Boelie, Zouden
ze Servisch zijn? Die staan er wel om bekend. Maryam vindt de jongens oliedom,
als ze vallen voor die rotkarakters.
Als
de jongelui hun voedselvoorraad zo ongeveer verwerkt hebben, zeggen de zeven meisjes
bijna gelijktijdig dat ze zich vervelen. De jongens zijn meteen gealarmeerd en
zelfs licht gekwetst, dus vragen ze gretig waar de meisjes dan wel zin in hebben.
Maryam
merkt ondertussen op dat het inderdaad wel zeven mooie verschijningen zijn.
Lange haren, volle dijen, expressieve gezichten, geen uitgemergelde modellen.
Maar het blijven rotkarakters, want er spreekt niets goeds uit hun ogen. Boelie
is het er helemaal mee eens en zegt dat zij toch veel mooier is. Maryam gelooft
haar Boelie eerst niet, maar die dringt aan en uiteindelijk geeft ze hem the
benefit of the doubt.
De
meisjes twijfelen een tijdje en discussiëren over waar ze nou het meeste zin in
hebben. Uiteindelijk besluiten ze dat ze graag willen gaan varen.
Morgenvroeg?,
vraagt Nico.
Nee,
gekkie, morgenvroeg slapen wij uit. Nu! We willen graag nu varen. De zee is
toch rustig op dit moment., zegt Petronella, een iets stugger type met een zelfingenomen uitstraling.
Akkoord,
maar je ziet geen hand voor ogen., reageert Nico.
Pieter-Jan
wijst op het maanlicht. Je ziet nog wel net genoeg.
De
meisjes zien hun kans schoon en dringen aan. Hun mannelijk gezelschap zwicht al
te makkelijk. Er wordt een spelevaarttocht georganiseerd. Maryam protesteert. Als
jullie gaan varen, ga ik terug slapen. En zij en Boelie maken aanstalten om
weg te gaan. Ivana houdt hen echter tegen:
Wacht,
jullie hoeven helemaal niet te varen. We kunnen een klein bootje op sleeptouw
nemen, het is zelfs overdekt en er is plek voor twee. Keiromantisch. Heus waar.
Ook
Maryam en Boelie laten zich overtuigen en dus gaan ze op pad. Ivana stuurt de
blinde naar huis. Jij hebt hier niets meer te zoeken. Wek ons tegen de middag
en zeg tegen de baas dat alles in orde is.
De
blinde vloekt en stampt met zijn goede been in het zand, maar strompelt er dan
toch vandoor. Na een kilometertje wandelen komen de vijftien jongeren bij een
landhuis. Hier in de kelder, is een boothuis, daar vinden we alles, meldt
Ivana.
Nauwelijks
een dertigtal minuten later bevinden ze zich al op zee. Nico is een ervaren
zeiler en ook Pieter-Jan heeft wel enig verstand van boten.
De
jongens zitten achterin in een grote open boot en roeien, terwijl de meisjes
voorin zitten met hun gezicht naar de roeiers. Ze moedigen de jongens kirrend
en giechelend aan. Ivana heeft helemaal achteraan plaats genomen en zit op de
achterste rand van de boot. Maryam en Boelie liggen in elkaars armen in een
gezellig klein bootje, dat met een koord verbonden is met de hoofdboot.
Door
de aanmoedigen van de meisjes, willen de jongens natuurlijk tonen wat ze in hun
mars hebben en dus roeien ze tegen de sterren op. Zij die zon fysieke inspanningen
niet gewend zijn, verstoppen angstvallig hun vermoeidheid. Al snel zijn ze een
heel eind verwijderd van het strand. Iedereen schijnt het reuze naar zijn of
haar zin te hebben. De jongens hebben hun hoop op meer en de meisjes genieten
van de krachtprestaties ter hunner ere.
Maar
dan roept Ivana plots scherp: Nu!
De
zes meisjes voorin grijpen een groot net en werpen dit over de
roeiers. Daarna werpen ze zich op de jongens om hen overboord te duwen. Ivana
haalt ondertussen een mes vanonder haar rok en snijdt het touw dat het kleine
bootje met hun boot verbindt, door. Maryam en Boelie vragen zich gelijktijdig
af of ze nu niet opeens flink vaart minderen, maar wuiven hun eigen argwaan weg
als paranoia. Je kan wel denken wat ze daar in de roeiboot doen. Met zon stel
sletten., merkt Maryam op. Boelie stelt voor om net hetzelfde te doen. Maryam protesteert
niet en de twee geven zich aan elkaar over. Inderdaad erg romantisch, zegt
Maryam, tussen twee lange zoenen door.
Ondertussen
leveren de jongens strijd tegen hun belagers. Enkel Nico en Randy hebben hun
roeispaan nog vast, de rest heeft die al laten glippen. Pieter-Jan schreeuwt
dat ze er mee moeten slaan. De meisjes krabben, bijten en duwen, maar Nico en
Randy twijfelen. Slaan op vrouwen?
Ja,
sla! Zo hard als je kan. Die feeksen willen ons vermoorden.
Benjamin
die als enige niet wordt belaagd, bevrijd zich als eerste uit het net en trekt
iedereen terug los. Het net is versleten en scheurt erg makkelijk. Pieter-Jan
heeft zijn handen vol met Petronella. Die is op zijn rug gesprongen en de
jongeman voelt hoe de stevige vrouwendijen hem omklemmen. Met haar arm om zijn
nek, probeert de furie Pieter-Jan te wurgen. Gelukkig krijgt hij nog net een streepje
lucht door zijn keel, zodat Petronella op dit moment het minste van zijn zorgen
is. Martina die gericht op zijn schenen schopt en in zijn gezicht krabt, biedt
een grotere uitdaging.
Randy
vecht met Kremena over het bezit van zijn roeispaan. De twee hebben hun handen
stevig rond het ding en geen van beide willen lossen. Pieter-Jan blijft roepen
om geweld, dus Randy haalt zijn schouders op en geeft zijn tegenstandster een
geweldige vuistslag, zodat die volledig buiten westen op de bodem van de boot valt.
Daarna slaat hij ook Petronella met een slag van de roeispaan uit Pieter-Jans
rug.
Ook
de anderen hebben een klauwende feeks in hun nek, maar met vereende krachten
zijn de vrouwen snel overmeesterd. De jongens vinden touw en binden de meisjes
vast.
Ondertussen
klaart het duister al op en de eerste zonnestralen van de dag weerkaatsen over
het zeeoppervlak. Nico en Randy gebruiken de twee overgebleven spanen om terug
te roeien. Pieter-Jan haalt opgelucht adem en wil gaan zitten om de vrouwen te
ondervragen over hun beweegredenen, maar dan slaakt hij in paniek uit:
Shit,
Boelie en Maryam, wat is er met die twee gebeurd?
Het
kleine bootje met het jonge paar aan boord is natuurlijk nergens meer te
bekennen, maar volgens Nico is er niet echt reden tot zorgen. Het is vloed, dus
normaal gezien spoelt het bootje wel aan. Zo ver in zee waren ze nog niet.
De
jongens keren terug naar het boothuis. Daar aangekomen willen ze dat de
gevangen meisjes uitstappen, maar die houden zich voor dood, zodat ze gedragen
moeten worden. Bind ook zeker eerst hun voeten samen, ik vertrouw ze voor geen
cent, zegt Pieter-Jan net voor ze aan land gaan.
Terug
op het strand stoken de jongens een vuur, in de hoop zo duidelijk te maken aan
Boelie en Maryam waar ze zich ergens bevinden. Pieter-Jan blijft de vrouwen aan
de tand voelen, maar die lossen niets. Willem stelt voor om hen uit te
hongeren. Pieter-Jan is tegen.
We
doen het omgekeerde, we laten hen à volonté eten en drinken, maar we maken hen
niet los als ze naar toilet willen. Tenzij ze ons wat informatie geven.
Dus,
we laten hen de keuze tussen zich bevuilen of spreken?, vraagt Willem.
Ja.
En
dus krijgen de jongedames niets geweigerd. Alle voedsel en drank die te vinden
zijn in de voorraadkast van het strandhuis kunnen ze krijgen en de jongens
bieden het erg behulpzaam aan. De meisjes kunnen immers zelfs niets naar hun
mond brengen, omdat hun handen gebonden zijn. De techniek heeft al snel resultaat.
Na een uur of twee willen ze allemaal naar toilet willen. Pieter-Jan is echter
onverbiddelijk, niemand gaat tot ze enkele antwoorden geven. De meisjes zijn
taai en houden het nog drie uurtjes uit.
Willem
en Jelle keren ondertussen terug van een speurtocht langs het strand. Het is
Willem die verslag uitbrengt:
Over
Maryam en Boelie moeten we niet meer inzitten. Hun boot is al terug op het
strand gespoeld.
Is
alles in orde met hen?, vraagt Pieter-Jan.
Geen
twijfel mogelijk. Ze hebben mij al eens goed de huid vol gescholden. Ik wilde
aankloppen om de situatie uit te leggen en om te vragen of ze ongedeerd waren,
maar er kwam alleen: Bol het, Tsjoempi! en Kruip stil in een hoekje met een
boekje, bibi. Bibi zijnde een afkorting van bibliofiel. Rancuneus ventje toch,
die Boelie.
O
ja, zegt Pieter-Jan, duidelijk met kennis van zaken.
Hebben
jullie al meer informatie?
Wel,
ze hebben ondertussen opgebiecht dat ze over twee dagen scheep gaan. Ze zijn
beloofd aan overzeese rijke zakenmannen. Ze waren bang dat we dat zouden
verhinderen of dat hun baas zou panikeren als die wist dat vreemdelingen hen
gezien hadden en de boel zou afblazen. En dus wilden ze ons maar verdrinken.
Fraai stel, hoor.
En
wat doen we er nu mee?, wil Jelle weten.
Niets.
We houden ze scherp in de gaten tot we hier weg zijn en dan maken we ze los.,
zegt Pieter-Jan. Ik en Randy zullen er op passen, halen jullie twee onze
spullen in het andere huis. Benjamin en Nico zorgen er voor dat Maryam en
Boelie opstaan.
O
nee, zucht Benjamin.
Jelle
en Willem treden binnen in de hoeve via de achterdeur. Ze komen eerst langs de
keuken. Daar zit de kleine blinde hard te snikken, boven een bord witte bonen.
De jongen weent onbedaarlijk en vraagt zich af: Waarom kan ik nou niet gewoon
mee? Waarom niet? Straks komt er weer zon nieuwe lading geiten en die
behandelen mij dan net zo gemeen als deze.
De
twee jongens kijken elkaar en wisselen een blik uit die wil zeggen: ok, dit is
erg, maar kunnen we er aan doen? Ze gaan door naar de slaapvertrekken om hun
spullen op te pikken, maar er ligt niets meer. Als ze terug naar de keuken gaan
om de blinde om uitleg te vragen, is die al weer verdwenen. Ze kammen het hele
huis uit en speuren de omgeving af, maar noch van hun spullen noch van de
blinde jongen is enig spoor te bekennen.
Willem
laat het niet aan zijn hart komen: Wat moeten we uiteindelijk ook met een gsm
waar je niet meer mee kan bellen of die je niet meer kunt opladen of met onze
identiteitskaart of bankkaart? Ik denk dat we in deze wereld wel andere zorgen
hebben.
Jelle
is akkoord en de twee keren terug naar het bootshuis. Daar zijn ondertussen ook
Maryam en Boelie gearriveerd. Maryam vraagt zich af of ze zich niet eens een
keer moeten douchen. De jongens vinden dat een douche nog wel even kan wachten.
Typisch
mannen. Allemaal viezeriken.
De
acht maken zich klaar om terug op pad te gaan, graaien wat eten samen en
snijden de gevangenen los, die als gekken naar het toilet spurten.
Juist,
ja, zegt Pieter-Jan nonchalant, ze mochten naar het toilet als ze spraken.
Het
is ondertussen middag en prachtig weer. Eventjes overwegen ze om verder te gaan
met de roeiboot, maar met slechts twee roeispanen is dat vrijwel hopeloos. Ze
keren terug naar het pad van gisteren en gaan te voet verder. De weg gaat steil
naar beneden en de weg verzinkt tussen het omringende duinenlandschap.
Pieter-Jan
zucht: Ik hoop dat dit weer geen kloof wordt, want daar heb ik nu even geen
zin meer in.
Maryam
voegt toe: Kloof of geen kloof. Kan mij niet schelen. Als we maar niet te ver
te voet moeten.
Haar
woorden zijn nog niet koud of in de volgende bocht, stoten ze op nieuwe
vervoersmiddelen. Twee autos, netjes achter elkaar.
Dat
type ken ik niet, zegt Nico onderzoekend.
Ik
wel. In Iran is dit zo wat de meest voorkomende auto in het straatbeeld., zegt
Maryam.
En
hoe heten die dingen?, vraagt Pieter-Jan.
Dit
zijn typisch Iraanse Peykans. Een studie heeft eens uitgewezen dat er wel
tweehonderd fouten aan die autos zijn.
Boelie
is wat slaperig, terwijl Maryam barst van energie, ze vindt de nachtelijke
verkenningstocht reuzenspannend en huppelt over het strand.
De
acht zijn stil het huis uitgeslopen stappen in het maanlicht richting de zee.
Pieter-Jan meent dat hij daar schimmen heeft gezien, met wat hij zelf zijn arendsblik
noemt.
Willem
zegt tegen Boelie:
Wel
jij die zo hypergevoelig bent waar het arrogantie betreft. Waarom zeg je daar
niets op, he? Pieter-Jan mag zichzelf wel bewieroken of zo?
Pieter-Jan
hééft een arendsblik en hij zegt het niet op de zelfde toon als waarop jij
zegt: tegenwoordig lees ik al Goethe in het Duits.
Op
wat voor toon is dat dan hé? Net of jij bent zo bescheiden. Je dweept zelf met
grote namen, maar dan op een meer verdoken manier.
Ik
ben zon citaatjunkie als jij, he, is dat het?
Aan
jezelf herken je een ander.
Moet
je anders een bescheiden kopstoot?
Dreigen
met geweld als de eerste de beste macho, ja, dat kan ie. Ik geef toe, voor
iemand die o zo graag zijn uniciteit benadrukt, pak je het leep aan. Het typetje
van de belezen macho spelen, gaat je vrij goed af. Ondanks je pocket-sized
verschijning.
Ik
ben nauwelijks kleiner dan jou, bibliofiele kwezel.
Ah,
we hebben een gevoelige snaar geraakt.
Shit,
jong, al dat lezen, en dan nog steeds met zon cliché-uitdrukkingen schermen.
Willem
en Boelie gaan bijna echt op de vuist, maar vredesduif Nico komt tussenbeide.
Zeg,
gaat het niet? We staan hier op het punt om ons bloot te stellen aan wie weet
wat voor gevaar en jullie bakkeleien over wie het meeste boeken gelezen heeft.
Daar
gaat het niet om!, bijten Boelie en Willem tegelijkertijd.
Ssst,
ik hoor iets., meldt Maryam opeens.
Iedereen
duikt plat op de buik, knijpt de ogen fijn en tuurt de omgeving af. De
geluidsbron is al snel duidelijk. Op ongeveer 30 meter van hen, wandelt de
kleine blinde met een grote zak over zijn rug.
Freaky,
wij moeten al de grootste moeite doen om niet op onze bek te gaan in het
pikkedonker op deze gladde keien en zie hem eens. Blind en met één lam been.
Het
keienstrand blijkt inderdaad nauwelijks een hindernis voor het zwaar beladen
ventje. En hij mag dan kreupel zijn, als hij bij een brede plas komt, springt
hij zelfs behendig als een berggeit van kei naar kei om zijn voeten droog te
houden.
Pieter-Jan
stelt voor om hem een minuutje voorsprong te geven en hem dan achterna te gaan.
Ik,
Jan Cremer, heb je die dan tenminste gelezen?, vraagt Boelie ondertussen aan
Willem.
Nee.
Heb jij Turks fruit gelezen van Wolkers?, repliceert Willem.
Nee,
maar ik heb wel de film gezien. Als kind van acht.
Als
kind van acht? En dat mocht van je ouders?
Ja,
zegt Boelie trots.
Gestoord,
reageert Willem vol afschuw.
Boelie
balt zijn vuisten, maar Pieter-Jan komt tussenbeide:
Wat
mij betreft kunnen we ook een minuutje wachten in stilte. Wie is voor?
Iedereen
en dus zwijgen de twee ruziemakers.
Maryam
vraagt: Die minuut is nu toch wel al laaaang verstreken, niet?
Het
teken om subtiel de achtervolging in te zetten.
Stealth
wil zeggen dat we ongezien gaan. Dat is een term voor vliegtuigen die ongezien
blijven voor radar.
Alsof
die kleine die we volgen radar heeft. Tsjoempie, zegt Maryam terwijl ze voorop
gaat.
Na
een aantal minuutjes stappen, waarbij elk van de bende meerdere keren bijna
uitglijdt, stopt Maryam opeens.
Horen
jullie dat ook?
Wat
dan?, vraagt de rest.
Ik
hoor mensen lachen. Giechelen. Ja, zeker weten, ik hoor meisjesstemmen en ze
amuseren zich blijkbaar te pletter.
Pieter-Jan
rekt zijn hals uit en doorklieft de horizon met zijn blik. Je kan wel eens
gelijk hebben. Ik zie een stuk een achttal silhouetten.
Acht,
zeg je. Ik begin de gang van zaken hier zo wat te kennen. Ik wed dat we straks
geconfronteerd worden met acht versies van onszelf. Maar dan in de vorm van
onze slechtste ik of zoiets., zegt Jelle.
Onze
slechtste ik moet dan een vrouw zijn, want volgens mij zijn het allemaal
vrouwen. Op die kleine blinde na., weet Pieter-Jan.
Ook
gek dat het weer nu opeens zo zacht is. Gisterenavond leek het nog te gaan
stormen, zegt Randy.
Wat
doen we nu? Keren we terug of wat of sluipen we er voorzichtig heen?, vraagt
Maryam.
Nee,
we gaan er gewoon op af. Kordaat. Tenslotte doen we daar niets verkeerds mee.
Als
de acht de silhouetten nadert, vangen ze flarden op van een erg levendig
gesprek, maar van zodra de silhouetten hen gezien hebben, vallen de tongen
stil.
Maryam
merkt iets vreemds aan de jongens, ze draait zich om en vraagt: Wat krijgen
jullie nou opeens? Jullie doen opeens zo vreemd.
Ze
krijgt geen antwoord en haar metgezellen blijven stokkenstijf staan. Voor een
ogenblik is op het strand enkel het klotsen van de zee te horen.
Mijn
vader? Die ligt al tien jaar onder de pieren en wie weet waar? Zon
globetrotter.
Je
moeder dan?
Die
is er vandoor met een ouwe vent die in de poen zwom. Maar een blinde kreupele
op sleeptouw nemen, dat was te veel gevraagd.
De
acht deinzen eventjes achteruit als de lantaarn een streepje licht werpt op het
gelaat van de kleine jongen. In plaats van ogen, heeft hij twee witte bolle
vlekken. Blind in beide ogen.
Pieter-Jan
laat zich niet afschrikken door het lugubere tafereel.
Ok,
heb je dan een baas, een voogd, iemand met beslissingsrecht aangaande deze
hoeve? Tenzij jij hier zelfstandig woont, want dan zijn wij vragende partij
voor onderdak deze nacht.
Baas
is naar de markt.
Kort
van stof die kleine., merkt Boelie op.
Ok
dan, hebben jullie plaats voor acht mensen?, vraagt Pieter-Jan verder.
Misschien
wel, misschien niet., zegt de kleine, terwijl hij zijn lantaarn op de grond
zet, zijn zakdoek uit zijn korte broek opdiept en luid zijn neus snuit.
Maryam
is het beu: Laat mij er door, ik bevries hier, ik sla die tsjoempi dat deurgat
uit.
Boelie
slaat zijn armen om elkaar. Kalm, mooiste, met honing vang je meer bijen dan
met azijn. Kill you with kindness, remember?
Waarom
zou je in godsnaam bijen willen vangen. Zon enge, vieze beesten., roept
Maryam vol afschuw uit.
Pieter-Jan
gaat ondertussen verder met de onderhandeling.
Wanneer
komt je baas terug?
Misschien
straks, misschien later.
De
blinde moffelt zijn zakdoek terug weg en neemt zijn lantaarn terug beet.
Duw
die tjsoempi toch gewoon neer, die dikke egoïst!, klaagt Maryam.
Pieter-Jan
bewaart zijn geduld. Als je ons helpt, zullen we je zeer erkentelijk zijn.
Betaling
te regelen met de baas., zegt de blinde.
Kunnen
we blijven voor de nacht?, vraagt Pieter-Jan.
Tuurlijk.,
de blinde draait zich en zegt Volg
Wat
is dit nou, nu is het opeens wel ok? Die tsjoempi kan nou maar zorgen dat zijn
accommodatie tiptop is., roept Maryam, nog steeds geënerveerd.
Een
driesterrenhotel zou ik hier niet verwachten., perkt Nico al voorzichtig de
verwachtingen in.
Nog
geen literaire hallucinaties? Dit doet geen belletje rinkelen?, vraagt Boelie
aan Willem.
Ik
heb nooit beweerd dat ik alles gelezen heb.
Maar
de Alchemist van Coelho, zon boek vond je al beneden jouw waardigheid, heb ik
je ooit horen zeggen.
Je
verdraait mijn woorden.
En the battle of the books
continues, merkt Pieter-Jan op. Jongens met kleine penissen willen altijd ergens groot in
zijn.
Wil
jij dan nergens groot in zijn?, vraagt Benjamin.
Not an issue, reageert P-Jay.
De
blinde wijst hen twee zaaltjes met langs de wanden houten britsen en één
slaapkamer met een brede alkoof.
Wij
nemen de kamer met het bed in de kast., roept Maryam enthousiast uit en ze
trekt Boelie al naar binnen.
Als
de blinde schaapachtig glimlacht, krijgt zelfs Pieter-Jan koude rillingen.
Nico
fluistert tegen de rest: Vinden jullie ook niet dat die kleine voor een blinde
wel heel makkelijk zijn weg vindt?
Randy
vraagt de jongen of ze misschien nog wat te eten kunnen krijgen.
Er
is kasja die ik wel even kan opwarmen.
Nico
vertrouwt het al helemaal niet meer. Koken kan hij ook nog.
Wat
is kasja, mijnheer de slavist?, vraagt P-Jay aan Benjamin.
Dat
is een algemene term voor een typisch Oost-Europees gerecht. Een mengelmoesje
van allerlei ingrediënten, er kan zo wat alles in zitten Meestal best te
pruimen.
De
zes overblijvers volgen de kleine naar de keuken. Nico vraagt zich af waarom het ventje overal een lantaarn meedraagt, als hij dan toch blind is, heeft hij die
toch helemaal niet nodig? Randy zegt dat hij misschien wel nog lichtschakeringen
kan herkennen, maar Pieter-Jan en Willem vinden dat zeer twijfelachtig, zo
zonder pupillen.
In
de keuken slaat de kleine probleemloos aan het kokkerellen. De acht schuiven
hun voeten onder een grote eiken tafel en hun gastheer ploft een diep bord
pal voor hun neus, mét houten lepel. Ze krijgen uit een metalen ketel een soort
kaasachtige saus opgeschept, met daar doorheen kleine stukjes groenten.
Good
shit, zegt Pieter-Jan.
Als
de ketel leeg is, zoeken ze hun britsen op. En nu hopen dat Maryam en Boelie
het rustig houden. De kreungeluiden van een maat in extase aanhoren, dat werpt
toch een smet op een vriendschap., merkt P-Jay nog op, alvorens hij naar
dromenland gaat. De zes vinden met enige moeite een comfortabele houding op hun
brits. Ze krijgen dekens toegestopt van de blinde.
Die
behelpt zich toch echt abnormaal goed voor een blinde?, vraagt Nico zich af.
Hoe
minder je denkt, hoe minder zorgen je hebt, zegt Benjamin geeuwend.
Amen,
roept de rest in koor.
Met
een volle maag en vermoeid door een gebeurtenisvolle dag vatten ze al snel de
slaap. Maar Pieter-Jan wekt zijn gezelschap al terug na slechts enkele uurtjes slaap.
Ik
zie lichtschijnsel buiten, daar is wat gaande. Heren, ik stel voor dat we een
kijkje gaan nemen.
Het
gezelschap springt recht, wekt ook Maryam en Boelie en de acht duiken het
nachtelijke duister in. Benieuwd naar hun volgende ontdekking.
Donkere
wolken beginnen samen te pakken aan de horizon. De koets dendert over een
stenen pad. Als de reizigers links uit het raam kijken, zien ze de zon zakken
in de zee. Het strand is op een 500-tal meter van hen verwijderd.
Zie
je wel, de zee, zegt Pieter-Jan. daar heb ik een neus voor.
De
zee ruikt als de plukrijpe kut van een jong meisje, vandaar de kennis. Of nee,
iets klopt niet aan die redenering., mijmert Boelie plagerig. Niet waar,
Pieter-Jan?
Maryam
geeft hem een harde mep op zijn slaap. Houd je manieren jij!
Ik vraag mij af waar we eindigen., zegt Willem.
De
zee wordt opeens onttrokken aan het zicht, afgeschermd door duinen. Als de koets
een pad inslaat dat steil omhoog leidt, zegt Benjamin:
Deze
gang van zaken doet mij sterk denken aan Tamanj, dat kortverhaal van Lermontov
waar we het net over hadden.
Wat
gebeurt er dan verder? Snel, dan kunnen we ons wapenen tegen gevaar., weet Willem.
Benjamin
en Boelie steken de koppen bij elkaar en proberen zich te herinneren hoe het
verhaal juist liep. Er kwamen alleszins smokkelaars in voor en een meisje met
een speciale neus.
Specialer
dan de mijne?, vraagt Maryam al op voorhand gekwetst.
Boelie
ontkent stellig, mooier dan haar neus bestaat niet. Hij is zo van zijn zaak
overtuigd, dat Maryam snel terug straalt van geluk.
Smokkelaars
en een meisje met een speciale neus., herhaalt Willem minachtend. Gewapend
met jullie kennis telt onze bende voor 100 in plaats van voor acht.
Je
moet jezelf er nog bij tellen natuurlijk, zegt Boelie. Met jou er bij tellen
we nog voor zes.
Heel
geestig., bijt Willem.
De
koets stopt ondertussen bij een groot houten huis temidden van de duinen.
Nee,
werkelijk, dit komt mij heel bekend voor, ik weet alleen niet hoe het verder
gaat., zegt Benjamin beslist.
Trek
daar mee naar de oorlog, snuift Willem.
De
deuren van de koets zwaaien open. Einde van de rit, heren en dame, roept Pieter-Jan
als een volleerd postiljon.
Er
zit weinig anders op dan aan te kloppen op de deur van de oude hoeve. Onder het
bonzen op deur door, vertrekt de koets al. De man (of vrouw) met het Venetiaans
masker op de bok schaterlacht.
De
hoevedeur zwaait open en alle acht kijken gelijktijdig omlaag. Voor hen staat
een klein ventje met een lantaarn.
Wat
met al die herrie?, zegt het ventje met een onverwacht bitse stem.
Ik zit in je zetel. Voor het eerst
merk ik dat je een televisietoestel hebt, op de grond, in de hoek. Je zegt dat
je zelf ook nauwelijks beseft dat het er staat. Ik kijk je aan en glimlach. Bij
jou glimlach ik bovengemiddeld vaak en dat ligt niet aan de drank. Als ik
vrolijk ben stort ik mij op alcohol. Niet omgekeerd. Met jou in mijn buurt
smaakt wijn naar wijn en die gaat recht naar mijn hoofd. Je werkt een taak af,
je bent gedisciplineerd. Onvrede met jezelf is een gesofisticeerde
injectiemotor. Je slaat het document op en scrollt door je digitale
muziekcollectie.
Een zwoele cd, zeg je.
Je stapt op me toe en landt op mijn schoot. We
kussen, ik trek je shirt uit. Mooi patroon, besluit ik. Je zucht. Ik lik
langs de rode lijnen. Speeksel werkt helend. Gezien bij biologie.
Ik ben verdikt.
Ondertussen ken ik je. Jij vist
niet naar complimenten, je meent het serieus. Ik reageer meteen.
Er zit geen gram vet aan jou. Je
protesteert.
Jawel, ik ben moddervet.
Ik schud mijn hoofd.
Miljoenen meisjes dromen elke dag
van jouw figuur.
Ik ben lief, zeg je. Mijn voorhoofd rust tegen
je middenrif. Mijn ogen bestuderen je destructie. Soort wereldoorlog I
niemandsland. Verse krassen zonder korst, iets oudere mét, nog roze littekens
van nauwelijks een maand geleden, genezen littekens van dáár voor, net de
nerven in een eikenblad. Alleen, eiken kerven niet zelf. Ik kijk omhoog en duik
in je absurd grote chocoladebruine ogen. Hun warme kleur werpt een aangename
gloed op je bleke huid. Victoriaans wit, in je eigen woorden.
Ik vraag wat je vandaag gegeten hebt. Je noemt
alles op.
900 calorieën in totaal, zeg je
fier en toch niet zonder een klein schuldgevoel.
Je mag het fruit niet eens meetellen,
herhaal ik weer.
Van mandarijntjes zul je nooit
één gram aankomen.
Je weet het, maar je kunt niet van
de ene dag op de andere je eetgewoontes omgooien. Ik streel je, ik voel hoe
mijn handen je pijn absorberen.
Mijn ex weende als hij mijn buik
zag.
Lief van hem, reageer ik.
Je toont mij de grote blauwe plek
op je schouder. Gisteren waren we bepaald van de wereld. We moeten gevallen
zijn, tegen een kast, of tegen je bureau, we weten het niet meer. Ik grijp je
vast en sta op. Tijd om je slaapkamer op te zoeken. Kleren dwarrelen om ons
heen. Je bent opvallend behendig in ontkleden, en niet alleen dat. Ik omsluit
je tengere lichaam. Nee, ik zeg niet dat je klein bent. Je bent niet klein,
voor een meisje heb je een gemiddelde lengte. Mijn hand gaat foeien tussen je dijen.
Je kreunt.
niet stoppen, zo lekker, je bent lekker,
bijna zo goed als mijn eitje.
Dat soort complimenten raakt mij, de enige
soort vleierij die mij doet zweven. Ik snap pas sinds gisteren wat je bedoelt
met mijn eitje. Eerst dacht ik aan een eicel. De zin: Gelukkig heb ik mijn
eitje, leverde flink wat giswerk op. Wat heeft ze er aan dat ze een eicel
zitten heeft? Is ze zich daar dan zo bewust van? Een mentaal uitgeroepen:
Ahaaa, dát bedoel je!, wanneer je mij een vibrerend plastic ei toont. Dat werkt
in twee shiften. Drie keer s morgens en drie keer s avonds. Ik kan je
seksuele appetijt ten zeerste appreciëren. Ach, weet je, sinds ik weet dat je
weg bent van The Beatles, ben ik weg van jou. Mensen gaan gretig op zoek naar
excuses om verliefd te worden, maar dit is een degelijk. Alleen aardige mensen
houden van The Beatles.
Mijn mond omsluit afwisselend je
ene borst en dan de andere. Je komt stil klaar en trekt subtiel mijn hand
terug. Daarna kneedt je, zonder de minste instructies, mijn ballen. Ik vraag
verbaasd: Waar heb je dat geleerd? Ik moet niet te veel vragen stellen, zeg
jij. Je hebt gelijk, maar in mijn hoofd doe ik het toch. Waarom is het altijd
zo gezellig met jou? Waarom fantaseer ik bij jou NIET over een resem andere
vrouwen? Waarom storm ik niet de deur uit? ANNOREXIA! ZELFVERMINKING!
FUNDAMENTELE ONVREDE MET ZICHZELF! ZELFMOORDPOGINGEN!
Nee, ik blijf. Godverdomme, ik wil
ALTIJD blijven. Ik weet het, altijd bestaat niet in de liefde, en toch wil ik
het. Omdat ik het leuk vind met jou. LEUK. Met jou. Met jou is het leuk. Dat
besefte ik toen we net op de trap naar je kamer een kotgenote van je tegen het
lijf liepen. Ik heb haar niet getrakteerd op een flirterige oogopslag en het
opmerkelijkst van al: ik beklaag het me niet. Mijn vingers aaien door je
krullen. Ik lig domweg te glimlachen. Damn, ik ben gelukkig.
De
acht trekken over een kleine heuvelrug en op de
top zien ze twee officieren die duelleren ,old school style. Ze staan
met hun rug tegen elkaar en wandelen dan tien passen van elkaar weg
terwijl ze luidop
tellen, daarna draaien ze zich om en openen het vuur.
De officier links van het achttal wordt geraakt,
zijn officiersjas wordt stuk gereten ter hoogte van zijn borst.
Morsdood, zegt Jelle.
Knap vervelend, sterven als je al dood bent, merkt
Pieter-Jan op.
Best kwiek voor een dooie, vult Boelie verder aan.
De gedode officier springt inderdaad vlotjes terug
recht, herlaadt net als zijn tegenstander zijn pistool en het hele ritueel
begint opnieuw. Ook deze keer is het de linkse officier die tegen de vlakte
gaat.
Knap schot, zegt de gesneuvelde van op de grond. Wat
is de stand?
11-3 in mijn voordeel. Hoe je in de oude wereld
ooit van mij hebt kunnen winnen, is mij een raadsel.
De linkse officier krabbelt weer overeind en zegt: Ik
had het recht aan mijn kant, je had maar niet de draak met me moeten steken.
Ach, jij, jij kan tegen niets, zo lichtgeraakt.
Ondertussen staan ze al weer rug aan rug en wandelen
ze de tien voorgeschreven passen.
12-3. Kerel, ben jij soms bezopen?
Jij hebt vast aan mijn pistool gemorreld, daar ben
je wel toe in staat.
Mij nog betichten van bedrog ook. Straks voel ik
mij beledigd en daag ik je uit tot een duel.
De twee officieren grijnzen, de winnaar trekt de
verliezer overeind en stelt maar eventjes een pauze voor.
Het achttal is er bij gaan liggen en observeert de
officieren.
Maryam hamert er op dat ze voorzichtig moeten wezen,
tenslotte zijn die twee officieren gewapend en het is nog altijd niet bewezen
dat zij, de acht, ook gelijk weer opknappen na een schotwonde.
Misschien moeten we het eens testen en een rondje
afschieten op één van ons, zegt Pieter-Jan met een mierzoete stem, terwijl hij
zacht over Randys arm wrijft.
Boelie en Benjamin kijken elkaar opeens aan en
zeggen dan: Hij is het hé?
Ze knikken elkaar toe.
Wie is het?, vraagt Willem.
Die vent rechts is Michaïl Lermontov, zo wat de grootste
Russische schrijver ooit., zegt Boelie. De schrijver van het boek Een held
van onze tijd, de beste roman over Sehnsucht die er bestaat. Onovertroffen met
tussenin ook nog eens het beste kortverhaal ooit geschreven.
Als dat zo is, waarom heb ik dan nooit van die
kerel gehoord?, vraagt Willem geïrriteerd.
Boelie trekt onwetend zijn schouders op, maar er
weegt een duidelijk zweem arrogantie in door.
Wat weet je nog meer van die Lermontov?, vraagt
Pieter-Jan.
Hij is gestorven op zijn 27ste, in het
duel waarvan we hier nu talloze keren de reconstructie kunnen zien., vertelt
Benjamin. Hij schreef ook een geweldig aantal gedichten.
Maryam protesteert: Ja, maar wat heeft dat met ons
te maken? Kunnen we niet gewoon verder?
Wie is die andere kerel dan?, wil Pieter-Jan nog
weten.
O, een collega-officier die hij beledigd had.
En dat boek en dat kortverhaal, vertel daar eens
iets meer over.
Het boek gaat over een soort psychopaat die zich
chronisch verveelt en altijd maar nieuwe kicks opzoekt. Zo laat hij
bijvoorbeeld de dochter van een gevaarlijk stamhoofd ontvoeren. Eigenlijk
speelt hij een beetje de regisseur van zijn omgeving en zorgt hij voor drama
overal waar hij komt.
En het kortverhaal?
Dat is een scène die een beetje los staat van de
rest van het boek. Het leest als een spannend verhaal over smokkelaars.
Maryam vraagt of ze nou weer verder kunnen. Tenminste,
als ze zeker zijn dat die twee gekken niet op hun beginnen knallen.
Zal wel niet. Daar hebben ze geen reden toe.
Trouwens, we kunnen Randy eerst laten gaan en ons achter hem schuilhouden., stelt Pieter-Jan voor.
Iedereen behalve Randy stemt voor dat plan en dus
gaat de brave lange wapper voorop. Gelukkig is de maatregel nergens voor nodig.
De acht lopen langs de twee officieren die een kleinigheid eten aan een
klaptafeltje, gezeten op klapstoeltjes, zonder er schoten volgen. De twee bieden hen zelfs wat te eten.
De acht slaan het aanbod niet af en proeven van een soort
pikante worst die ze doorspoelen met wodka.
Bedank hen van ons, zegt Pieter-Jan aan Boelie en
Benjamin.
Bedank hen zelf., zeggen de twee.
Maar ik spreek helemaal geen Russisch., reageert
Pieter-Jan.
Maak je geen zorgen, die twee spreken vast veel
beter Frans dan jou. Frans was wijdverbreid in de hogere Russische kringen.
En inderdaad de twee officieren zijn perfect het
Frans machtig. Pieter-Jan vraagt net in het Frans wat er zoal verder te beleven
valt hier. in de onderwereld. Maar dan komen er twee heren langs, ook al gewapend met pistolen.
Benjamin en Boelie fluisteren verrast Dat is Pusjkin.
De twee nieuwkomers stellen de twee officieren voor
om even te wisselen.
De winnaars tegen de winnaars?, vraagt één van de
nieuwe, die er gebronsd uitziet en duidelijk roots heeft die in Afrika liggen.
Best, zegt Lermontov terwijl hij zijn glas
achterover slaat. Daarna verontschuldigt hij zich en de schutters wisselen van partner.
Wie van beide is Pusjkin?, vraagt Pieter-Jan.
'Die met de donkere huidskleur en de negroïde neus.', antwoordt Benjamin.
'Is dat dan ook een schrijver?', vraagt Maryam.
Inderdaad. En zelfs een tijdgenoot van Lermontov.
Ook gestorven in een duel, op zijn 37ste., doceert Benjamin verder.
En welke is dat dan?, vraagt Maryam.
Benjamin zucht en herhaalt:
Die met de Afrikaanse trekken, Pusjkin stamt af van
een Ethiopiër.
Boelie knikt bevestigend.
En die vier doen nu de hele dag niets anders dan
duelleren? Fraaie bezigheid. Typisch iets voor venten., roept Maryam half
verontwaardigd uit.
Zullen we verder trekken en zien wat de onderwereld
verder voor ons in petto heeft?, adviseert Nico sussend.
De acht kruipen overeind. Naast hen stopt opeens een
postkoets met een zesspan prachtige paarden. Op de bok zit een kerel met een
Venetiaans masker. Hij kijkt strak voor zich en de deur van zijn koets valt als
vanzelf open. Tegelijkertijd steekt er een fikse wind op.
Zeelucht, merkt Pieter-Jan gedecideerd op. Zullen
we? Met de postkoets, gaat het vast sneller.
Maryam twijfelt. Ik vind het maar eng. Die vent met
zijn masker en zo. Het uitzicht van die koets.'
Dit tafereel doet mij eerlijk gezegd denken aan het
masker van de rode dood van Edgar Allen Poe.', merkt Willem op.
Willem, ik denk dat je ondertussen wel bewezen
hebt, dat je wat afgelezen hebt in je jonge leven, zegt Boelie afgemeten.
De koets ziet er inderdaad maar akelig uit. Pikzwart
hout, maar binnenin volledig donkerrood afgewerkt. De paarden zijn dan weer wit.
Ik voel wel voor een ritje in zon statig ding. Wie
volgt? Altijd beter dan stappen.
Maryam voelt aan haar pijnlijke voeten en is dan de
tweede om in te stappen, na Pieter-Jan. De rest volgt.
Zolang we samen blijven kan ons weinig overkomen, toch?,
zegt Nico op kalmerende toon.
De wind buiten verhevigt, het portier slaat dicht,
de acht horen het klakken van een zweep en de koets gaat er aan een
baanbrekende snelheid vandoor.
Charon spuwt over de rand van zijn boot, stopt even
met roeien en propt een nieuw stuk tabak in zijn mond. Pas als zijn boot terug
vaart heeft, vraagt hij:
Wat moet je?
Ik vroeg mij af hoe het exact zit met uw
renumeratie.
Mijn watte?
Uw ereloon.
Wat is er van?
Pieter-Jan laat zich niet afschrikken door de
norsheid van de bootsman en vraagt door:
Investeert u uw geld?
Charon blijkt nog nooit van investeren gehoord te
hebben.
Spendeert u het dan?
Aan wat dan?
De magere man roeit onvermoeibaar verder, het is een
vreemd zicht om zon oude man te zien met zon gespierde armen.
Nou, ik weet niet. Vertier, amusement,
toegangstickets voor toneel of cinema of concerten. Allemaal erg duur.
Waar zou ik de tijd moeten halen. Mijn oever loopt
elke ochtend vol.
Geen idee. Work hard, play hard, niet uw ding?
Charon herhaalt zijn ritueel, spuwt over de boot en
haalt zijn zak tabak van onder zijn tuniek. Als hij een nieuwe voorraad tussen
zijn kiezen gepropt heeft, zegt hij kortaf:
Nee.
Maar, het geld, u bewaart het dan toch tenminste?
Uiteraard.
Charon draait zich naar de anderen: Is die maat van
jullie altijd zo nieuwsgierig? Volgens mij heeft er eentje in de oude wereld
een ponjaard in zijn buik geploft, omdat hij te veel vragen stelde. Dat gebeurt
vaker met zon mensen.
Pieter-Jan zegt dat hij niet dood is, dat geen van
zijn metgezellen dood zijn.
Nog in ontkenning, zie ik., zegt Charon met een
glimlach.
Pieter-Jan komt terug op zijn onderwerp.
Als u het geld nog heeft, dan bent u een schatrijk
man. Zonde dat u er niets mee aanvangt, en als een workaholic maar blijft door
ploeteren. Maar goed, je krijgt er vast veel voor terug. De warmte van de
mensen, de erkentelijkheid van de klanten.
Dat zul je zien aan mijn stramme botten.
Erkentelijkheid! Nada!, protesteert Charon.
Its a shitty job, but someones gotta do it.
Maar met al dat geld kan je toch perfect gaan
rentenieren?
Je bedoelt mij laten bepikken in een
bejaardentehuis waar elke dag omstreeks vier een stagiaire kokend hete thee in
mijn schoot dropt, zogenáámd per ongeluk? Of het er enkele jaren flink van
pakken, maar dan sta ik hier na een tijd opnieuw, met geen cent om aan mijn gat
te krabben en helemaal uit vorm. En roeien maar.
Maar als je de helft van je kapitaal in
hefboomfondsen stopt. Twintig procent veilig belegt in kasbons en de overige
dertig procent investeert in enkele bloeiende, jonge bedrijven. Dan zit je er
toch voor de rest van je dagen warmpjes bij?
Eindelijk heeft Pieter-Jan het gewenste effect
bereikt. Om de een of andere reden, misschien als uitloper van zijn gemene bui,
wil hij er voor zorgen dat Charon zijn job laat staan en met pensioen gaat. De oude man krijgt van hem een lezing over de nieuwste beleggingsmogelijkheden. Zijn metgezellen vinden dat hij beter economie in plaats van geneeskunde had gestudeerd. Boelie die zijn vriend beter kent zegt: 'Dan las hij nu eindelijk eens de geneeskundeboeken die hij nu ongeopend in hun plastic hoesje laat.'
Als de acht de overkant bereiken, steekt Charon
meteen zijn boot lek en beent er vandoor.
De bende jongeren staart hem na, tot de oude
bootsman zich nog één keer omdraait en luid schreeuwt: YOU CANT FIRE ME CAUSE
I QUIT
Boelie ziet de humor er van in, maar de rest wil
weten waarom P-Jay nu zoiets doet.
Geen idee. Ik had er wel zin in. Misschien houd ik
gewoon niet van mensen die gewoon zonder nadenken doen wat van hen verwacht
wordt. Ik had als kind al een hekel aan elke vorm van autoriteit.'
Ondertussen staart Boelie met een brede glimlach
naar de oever die ze net achter zich lieten.
Het grensconflict tussen India en Pakistan is
mogelijks een klein beetje geëscaleerd.
Aan de overkant is inderdaad een gigantische
mensenzee te zee. Meer en meer mensen blijven er bij stromen en gaan gelijk met
elkaar op de vuist. De overgrote meerderheid zijn inderdaad Pakistanen en
Indiërs, maar ook overledenen van andere nationaliteiten zijn als snel
gedwongen om partij te kiezen.
De acht willen de discussie verder zetten en negeren
het strijdgewoel. Ze vragen zich af waar Charon eigenlijk echt naar toe kan. Of
hij met al zijn geld een normaal leven kan lijden. Of hij terug kan naar de
oude wereld. Het gezelschap wordt al snel geconfronteerd met hun beroerde
kennis van de antieke mythen.
Natuurlijk, hoe de onderwereld precies ingericht
is, kunnen we wel ontdekken, we hoeven maar gewoon verder te trekken., zegt
Nico om terug kalmte te brengen tussen de acht.
Het is even stil en nu pas beseffen ze dat ze al de
hele tijd pistoolschoten horen, niet van de andere oever, want de Indiërs en
Pakistanen arriveren ongewapend in het hiernamaals. Nee, de schoten komen van
verderop.
Willem zegt dat hij om de een of andere reden moet
denken aan een kortverhaal van Alexander Pusjkin dat het pistoolschot heet. Hij
vraagt aan Boelie en Benjamin, of zij, als slavisten, dat kortverhaal gelezen
hebben. De twee kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Wat nou? Jullie zijn hebben toch een literaire
opleiding genoten, dus dat is toch een logische vraag?, reageert Willem
onbegrijpend.
Zeker, zeker, zeggen de twee slavisten, maar jij
klinkt altijd alsof literatuur een hogere waarde heeft of bijna heilig is,
terwijl het in het beste geval gewoon een beetje relatief goedkoop entertainment
is. En een leuke manier om vrouwen te versieren, want een jongen die zegt dat
hij veel leest, wil eigenlijk zeggen: kijk, meisje, ik ben een gevoelige ziel,
ik ben geen neo-holbewoner die alleen over voetbal en autos lult, dus neem
mij, o neem mij.
Willem ontkent en zegt dat hij oprecht van
literatuur houdt.
Nico, die duidelijk niet houdt van geschillen, zegt:
Laat ons nou eerst uitzoeken waar die schoten
vandaan komen.
Als ze aan de rivier komen, zegt Jelle: Shit, we waren
beter toch nog gisteren gekomen. Gisteren zag je hier geen mens. Van waar komt
al dat volk ineens?
Dat is nu wel even anders. Bij de pier krioelt het van de
mensen, die blijkbaar allemaal staan te wachten op de oversteek. En er is
alleen de oude man om hen over te roeien, dus dat neemt aardig wat tijd in
beslag. Bovendien heerst aan de oever je reinste chaos, want de wachtende zijn
ook nog eens met elkaar op de vuist gegaan.
De groep moet eerst langs een loket voor ze naar de pier
kunnen. Gisteren was dit loket er helemaal niet, merkt Willem op. De bediende
aan het loket, gewoon een houten balie met een tentdoek als dak, verklaart: Mijn
loket is enkel open op erg drukke momenten zoals nu. India en Pakistan hebben
vannacht een ernstig grensconflict gehad en nu worden we zon beetje overspoeld
met de gevolgen.
Nico vraagt zich af wat een grensconflict tussen India en
Pakistan nu voor invloed kan hebben hier. Pieter-Jan heeft het wel begrepen:
Rivier, bootje, geldstukken, oude man, overroeien? Zegt
jullie dat niets?
Willem pikt in: Blijkbaar gaan we nu een tochtje maken op
de Styx.
En brengen we een bezoekje aan de onderwereld, dat
belooft., neemt Boelie over.
Tickets voor 8 neem ik aan?
Pieter-Jan knikt. Maryam gaat bij iedereen rond voor twee
munten.
Geven jullie groepskortingen?, vraagt Boelie.
Jammer maar helaas, zegt de bediende aan het loket.
Naar wie gaat de opbrengst hiervan eigenlijk?, wil
Pieter-Jan weten.
Tien procent voor mij, 90 procent voor de baas.
En de baas is Charon, neem ik aan?
Yup.
90 procent, dat is heel mooi.
Wie is Charon?, vraagt Nico.
Die ouwe die ons straks overroeit.
Iedereen heeft zijn ticket op zak en wacht op de oversteek.
De Indiërs en Pakistanen weten van geen ophouden en blijven zelfs op elkaar
inbeuken als ze al bij Charon in de boot zitten.
Niet slim om die twee groepen te mengen, in zon bootje.,
merkt Benjamin op.
Maar die Charon heeft geen enkele moeite om rechte koers
te varen. Indrukwekkend. Ik heb zelf nog gezeild, dat is verdorie niet simpel
wat die man doet. Wie is die kerel nu?
Dat is de man die volgens de mythe de overledenen naar de
onderwereld roeit. Vandaar dat mensen in de oudheid geldstukken legden op de
ogen van doden, omdat ze de bootsman zouden kunnen betalen., doceert Willem.
Ik vraag mij echt af wat die kerel doet met al dat geld.
Zou hij soms een riant optrekje hebben voorbij de volgende rivierbocht? Bepaald
doorvoed ziet hij er ook al niet uit., vraagt Pieter-Jan zich luidop af.
Al dat roeien houdt hem vast slank., mijmert Nico. Ik
herinner mij de tijd dat ik zelf drie keer in de week ging zeilen. Een strak
kontje dat je daar van krijgt! Niet normaal!
Ik krijg er honger van als ik er alleen nog maar naar kijk.,
zegt Randy.
Wat hopen die vechtersbaasjes nu eigenlijk te bewijzen?
Als de mythe klopt dan hebben ze elkaar al eens vermoord., merkt Boelie op.
Ik voel me een beetje zoals die Israëlis op die heuvel
van de schaamte, die zo onbeschaamd de oorlogstoerist uithingen., zegt Maryam
treurig. Waarom doen ze dat nou?
De jongens vuren meteen theorieën over het hoe en waarom
van oorlog op elkaar af. Pieter-Jan heeft het over natuurlijke selectie en een
demografische noodzaak. Boelie sluit zich daar min of meer bij aan en zegt dat
oorlog ontstaat als te veel mannen wel eten hebben maar geen duidelijke
economische functie en dus een uitlaatklep zoeken in militante bewegingen. Randy
geeft het kapitalisme de schuld. Als ze hem wijzen op het feit dat er door het
communisme ook oorlog is gevoerd, werpt hij tegen: als heel de wereld
communistisch was geweest, dan had je geen oorlog gehad en trouwens het
communisme is nooit ingevoerd.
Ook de andere jongens mengen zich in de discussie en de
gemoederen lopen zo hoog op dat ze op het punt staan elkaar naar de keel te
vliegen. En dat voor jongens die uiteindelijk niet de meest prikkelbare mensen
zijn.
Maryam komt tussenbeide en zegt: Ik denk dat jullie mij nu
een per-fect idee hebben gegeven van hoe oorlogen ontstaan. Ik dank jullie en
laat het ons nu over iets anders hebben.
De rust keert terug en op de pier is te zien, hoe Charon
hen met een gezicht vol ergernis roept: Zeg hoe zit dat, komen jullie nog?
Onze beurt, zegt Pieter-Jan.
Alle acht zuchten ze van opluchting als ze zich naar het
bootje begeven. Het is ondertussen al weer laat in de namiddag.
Als ze plaats nemen in het bootje waar net genoeg plek is
voor hen allemaal, tikt Pieter-Jan op Charons schouder:
Het achttal besluit om voedsel even te laten primeren en
gaat op jacht. Maryam en Boelie vinden varkensvlees absoluut niet te eten
wegens veel te ongezond, maar gelukkig wemelt het bos ook van de konijnen. Ze
maken jacht op de vlugge dieren door een beproefde methode toe te passen. Alle konijnenpijpen
dekken ze af en als er een konijntje verschijnt, jagen ze het op tot het
nergens meer naar toe kan en totaal uitgeput is.
Gemiddeld neemt het een half uurtje rennen om zon beestje te
vangen. Het is dan helemaal op en je kan het van de grond oppikken. Een slag in
de nek en de tafel is al zo goed als gedekt. De acht zijn in een gebied waar eindelijk een hemel te zien
is, hoog boven hen, mét zon, dus vuur stoken doen ze met behulp van Benjamins bril.
Die is nog steeds versuft, dus die kan wel even zonder. Als de konijntjes verwerkt zijn, gaat de zon onder. De
groep is nu wat loom geworden, bezwaard door hun volle magen. Pieter-Jan herhaalt dat die
grijsaard met zijn boot niet wegloopt en stelt voor om de nacht door te brengen
in het bos. Maryam protesteert, want het is nog maar pas nacht en ze heeft het
nu al bar koud. De dikst geklede jongens staan elk een trui af en Maryam trekt
vier kledingstukken extra aan.
Willem kijkt naar Boelie en zegt: Je kan niet nog eens
voor een herberg zorgen, zeker?
Boelie reageert niet, de acht leggen zich in het gras en
kruipen dicht opeen. Het is niet zo heel erg koud en iedereen is uitgeteld dus
slaap is geen probleem.
De jongens maken een groter vuur aan voor de nacht, zodat
zelfs Maryam geen kou meer hoeft te lijden. Rond de gezellig smeulende stapel
takken, ontspinnen zich verdere kennismakingsgesprekken. Benjamin komt weer tot
zijn positieven, hij bekent dat hij eigenlijk een beetje komedie speelde.
Stuk voor stuk vragen ze zich af waar ze zich bevinden en
hoe ze daar gekomen zijn. Iedereen lijkt een variant van het zelfde verhaal te
vertellen. Randy en Nico waren in de oude wereld respectievelijk
criminologiestudent en psychologiestudent. Benjamin is eigenlijk helemaal geen
dokter, maar is net als Boelie een slavist. De twee hebben elkaar nooit eerder
ontmoet, omdat ze in andere steden naar de universiteit gegaan zijn. Die link maakt de band tussen de twee jongemannen nog hechter. Jelle is
inderdaad doctorandus geschiedenis, maar is op een dag hier terechtgekomen via
een luik dat achter de badkamerspiegel op zijn kot zat. Dat luik komt bij
iedereen terug.
Nico en Randy ontdekten net zon luik in het
gemeenschappelijke tuintje achter het huis waar ze op kamers zaten. Ze schatten
dat ze ondertussen twee weken in deze wereld zitten en dat ze zich in leven
hielden met theatervoorstellingen in de herberg, de eerste plek met enig teken van leven dat
ze tegenkwamen. Jelle zegt dat hij hier al veel langer is, dat hij niet
snapt dat hij zich nooit vragen gesteld heeft bij zijn verblijf hier, alsof hij
vergeten was dat hij eigenlijk van elders kwam, alsof de twee werelden voor hem
feilloos vervloeid waren.
Benjamin vond het luik in de toiletten van een school in
Slowakije, waar hij Engelse les gaf. Hij schat dat hij hier een drietal weken
is. Hij ging er eerst vanuit dat hij in een leuke droom zat waar hij maar niet
uit wakker werd en dat hij dat na verloop van tijd ook niet meer wilde, omdat
hij het zo naar zijn zin had. Voor de lezingen die hij gaf, kreeg hij een
vergoeding en het bier in de herberg was spotgoedkoop. Eigenlijk merkte hij
weinig verschil met zijn situatie in Slowakije. Het enige minpuntje was de
eenzaamheid, die zich soms zwaar liet voelen.
Maar mistte je dan nooit je familie?, vraagt Maryam
ongelovig.
Mijn lezing over de schadelijkheid van tabak was meer wél
waar dan niet waar, vrees ik. Ik hoef niet zo nodig terug naar huis.
Randy en Nico zeggen tegelijk: Wij ook niet. Deze wereld
is veel leuker, zeker sinds jullie er zijn. Er is altijd iets te beleven.
Jelle bekent dat hij sowieso een beetje een loner is en dat
het voor hem ook weinig verschil uitmaakt of hij nu hier is of terug thuis. Hij
is er ook vast van overtuigd dat de tocht uiteindelijk wel ergens toe leidt.
Het is even stil en iedereen is even alleen met zijn
gedachten. Uiteindelijk neemt Maryam velen van hen de woorden uit de mond als
ze een pact voorstelt. Iedereen is akkoord en de acht zweren plechtig om altijd
voor elkaar te zorgen. Stuk voor stuk bekennen ze dat ze dit avontuur eigenlijk
voor geen geld zouden willen missen en dat ze branden van nieuwsgierigheid om te
zien hoe het verder gaat.
Als de nacht gitzwart is en iedereen onvermijdelijk door
slaap overmand is, kruipt de bende knus samen en sluiten ze de ogen, stuk voor
stuk met een tevreden gevoel.
De enige die het niet kan laten is Willem, die vlak voor
iedereen in slaap valt, nog vraagt:
Allemaal goed en wel, maar nu hebben we nog steeds geen
verklaring voor die rare voorspellingen van Boelie.
Er komt geen reactie meer en de acht ontwaken pas de
volgende dag, tegen de middag.
Dat was fantastisch leuk! Kunnen we nog
eens? Ik wil nog eens!, roept Maryam als ze eigenlijk keihard op de rug van
Benjamin landt, die pijnlijk kreunt en moeite heeft om terug recht te komen. Boelie
trekt hem omhoog en fluistert hem ondertussen toe:
Als ze vraagt of ze je pijn heeft
gedaan, zeg dan zeker nee. Anders maakt ze zich zorgen over haar gewicht en ik
wil absoluut niet dat ze haar vormen verpest met een dieet. Zeg dat ze een
pluim is en dat je haar zelfs niet gevoeld hebt.
Boelie kijkt zijn nieuwe vriend streng
aan. Die wrijft over zijn pijnlijke rug, maar hij heeft de boodschap begrepen.
Maryam kijkt vrolijk rond op zoek naar
een ladder om de glijbaan nog eens te kunnen afdalen.
Uiteindelijk valt haar blik op Benjamin
die zijn pijn moeilijk kan verbergen.
Oei, heb ik je pijn gedaan?, roept
Maryam verschrikt uit.
Nee, nee, je bent een pluim, ik heb
niets gevoeld.
Pieter-Jan, die al eens een gemene bui
kan hebben, vooral als hij zich verveelt, slaat keihard op Benjamins rug en
zegt:
Benjamin is een vent van staal, die
voelt zoiets toch niet.
De man van staal valt echter voorover op
de grond en onderneemt zelfs geen poging meer om terug recht te komen.
Maryam denkt dat het allemaal haar
schuld is en loopt weg, terwijl ze schreeuwt: Ik moet op dieet!
Boelie vloekt: Daar zul je het gedonderd
hebben. en gaat haar achterna.
Ondertussen grabbelt Randy de gepijnigde
Benjamin van de grond en zet hem in zijn nek. Benjamin mompelt versuft: De
here God neemt mij tot zich. Het einde is nabij.
Nico, blijkbaar een jongeman die altijd
de kalmte bewaart, praat zacht op hem in. Je bent een beetje de kluts kwijt,
maar dat gaat zo wel over.
Pieter-Jan koestert nog even zijn gemene
bui, tast in zijn zak en werpt een handvol snoepjes naar Randy. Die lost de
benen van Benjamin die in zijn hals zit en de onfortuinlijke jongeling tuimelt
op de grond. Randy beseft pas dat zijn ballast op de grond ligt, als de
snoepjes verwerkt zijn. Nico ontfermt zich ondertussen over de gevallene. Willem
en Jelle vinden het welletjes geweest met deze slapstick en gaan alvast op
verkenning in de buurt.
Maryam en Boelie blijven anderhalf uur
weg, tot ze opeens verschijnen met een stralende glimlach en een gezonde blos
op hun wangen. Boelie stapt met opvallend meer zelfvertrouwen dan gewoonlijk. Normaal
loopt hij wat voorovergebogen, met zijn hoofd ingetrokken en zonder enige
soepelheid, maar nu loopt hij fiks rechtop. Nico merkt op dat Boelie er uitziet
als Johnny Depp in de film Blow, nu hij zijn haren los gelaten heeft en een
lichtere tred heeft.
Twee wandelende zonnetjes, merkt
Pieter-Jan op die in het gras ligt en ontwaakt uit een hazenslaapje. Nico zit
bij Benjamin en wuift hem koelte toe. Maryam kondigt opgewekt aan dat ze een
reuzenhonger heeft.
Ging jij dan niet op dieet?, vraagt
Pieter-Jan met een ironische ondertoon in zijn stem.
Nee, Boelie heeft mij overtuigd dat een
dieet ab-so-luut zonde zou zijn.
Boelie heeft vast vurige argumenten,
merkt de jonge Oblomov op, nog steeds niet helemaal genezen van zijn vlaag
gemeenheid. Hij werpt een vette knipoog naar Randy en vraagt wat die er van
vindt.
Ik heb eigenlijk ook wel terug honger.
Benjamin zingt ondertussen een liedje
van de komiek Hans Teeuwen, in zijn blik zit een vreemd soort wazigheid.
Hinkstapsprong, hinkstapsprong, twaalf
Surinamers met een ingeklapte long.
Nico sust hem: Kalm nu maar, slaap nog
maar eventjes. Maar Benjamin wil van geen ophouden weten, hij zingt steeds
luider:
Optelsom, opstelsom. Vrouwen lastig
vallen met een lege vissenkom.
Op dat moment komen Jelle en Willem
terug. Maryam en Boelie gaan zitten in het gras en geven ongeveer 100 kussen
per minuut, terwijl ze de allergrootste moeite hebben om niet in het zicht van
iedereen de activiteiten van zo net te hervatten.
Iets gezien?, vraagt Pieter-Jan met
een geeuw.
Willem zegt dat er verschillende paden
door het bos zijn, dat ze even bang waren dat ze hun weg niet zouden terug
vinden.
Valt er iets te bikken in het bos?,
wil Randy graag weten.
Wel, we hebben een soort varkens
gezien. Die vreemd genoeg achterna gezeten werden door een bende halfnaakte,
erg onverzorgde jongens. Zeker een stuk of dertig allemaal gewapend met
stokken. Allemaal met lang haar, gebronsd en vrij mager. Behalve een dikzakje
met een brilletje.
Dat tafereel zegt mij iets, mijmert
Pieter-Jan.
Mij ook, zegt Willem, maar ik kan het
niet plaatsen.
Lord of the flies, mompelt Boelie
tussen twee kussen door, maar ze horen hem niet, omdat Benjamin maar steeds
luider blijft zingen.
Roerbakei, roerbakei. Heroïne dealen op
een kinderboerderij.
Jelle gaat verder: Uiteindelijk stoot
je op een brede rivier.
Jemininee, wie had dat gedacht?, zegt
P-jay sarcastisch. En zijn er al grote boerinnenvrouwen en bloeddorstige
krijgers gespot om ons de oversteek te bemoeilijken? Of zorgt Boelie daar
straks nog voor?
Nee, aan de oever zit een oude
grijsaard die een boot heeft en ons wel wil overzetten voor twee geldstukken
per hoofd. Geeft niet welke munteenheid, zei hij.
Goed, zegt P-jay als hij overeind
veert, laat ons dan eerst maar zon varkentje vangen en roosteren voor we de
oversteek wagen, die ouwe loopt vast niet weg.
Pieter-Jan vraagt Randy om Benjamin
terug in zijn nek te nemen, maar hem deze keer verdomme niet te laten vallen.
Randy hijst de versufte zanger terug over zijn hoofd, terwijl die van geen
ophouden weet.
Blokfluitles, blokfluitles. Debbie
amputeert haar eigen borsten met een mes.
Het achttal begeeft zich op het bospad.
Eventjes drukken ze zich dicht tegen elkaar als er een luid kwelend varken hun
richting opschiet met daarachter de dertig uitzinnige jongens onder leiding van
een grote slanke jongen met vuurrood haar. De jongens negeren hen en lopen
gewoon voorbij. Met op een tiental meter achter hen, het dikkerdje dat de rest
smeekt om even te wachten op hem.
Daarna trekt het achttal verder. Ze
horen luid gerommel en Pieter-Jan zucht verveeld: Al terug een onweer op een
dak?
Nee, sorry, zegt Randy bedeesd, dat
is mijn maag.
Ik weet hoe klanten zijn, ze weten graag wat voor vlees ze
in de kuip hebben als iemand hen iets te koop aanbiedt. En wat zijn lezers
anders dan klanten? Ik wil niet te filosofisch klinken, maar is alles niet ergens
economie, ook lectuur? Nu goed, mijn naam is Hendrik Van Tuft. Ik ben ondertussen
al 35, maar ik ben niet zo iemand die bang is om oud te worden. Dat is de
normale gang van het leven en elke leeftijd heeft zijn voor- en zijn nadelen,
ik geniet van het moment en drink elke dag alsof het een wijnsoort is die ik
pas ontdek.
Mijn dagen zijn best druk, ik doe zaken in textiel, een
branche waar de concurrentie hard kan zijn en waar je kort op de bal moet
spelen. Bovendien ben ik getrouwd en heb ik twee kinderen. Huisje, boompje,
tuintje, hoor ik de lezer smalend denken, maar ik kan zeggen dat mijn vrouw en
ik gelukkig zijn. Ik ben tevreden, de zaken draaien goed. Elk jaar kan ik een
stukje bijbouwen of renoveren aan mijn huis, mijn kinderen lopen school en halen
mooie cijfers. Mijn echtgenote heeft het druk met de kinderen en heeft verder
ook haar bezigheden. Ze geeft bijvoorbeeld parttime les in het
volwassenonderwijs. Niet noodzakelijk om het geld, wat ze verdient, zet ze
volledig opzij en met het bedrag gaan we dan jaarlijks op reis. De reis
stippelt zij uit, ik ben niet zo kieskeurig op dat vlak. Reizen op zich vind ik
al leuk genoeg, de bestemming maakt dan niet zo veel uit, maar zij weet liever
op voorhand waar ze zich kan aan verwachten. Vaak komen we uit in steden waar
ik voor mijn werk al eens was, maar tijdens een zakenreis kijk je toch met een
andere blik naar een stad, dan als je er met vakantie bent, dus ik klaag niet.
In mijn vrije tijd, knutsel ik graag (ik ben verzot op
modelbouwvliegtuigen, voornamelijk types uit de 77-jarige oorlog) of knap ik
mijn huis verder op. We hebben acht jaar geleden een oud herenhuis gekocht met
zicht op de kaai en de zee. Een prachtig huis, het zal wel ooit toebehoord
hebben aan een of andere rijke koopman, waarschijnlijk wel een pak rijker dan
de koopman die er nu zijn intrek in heeft genomen. Indertijd zijn kosten noch
moeite gespaard, dat merk je aan veel dingen. De badkamer is bijvoorbeeld een
stoer voorbeeld van echt vakmanschap, het lijkt meer op een binnenzwembad dan
een gewoon ligbad. Achter de wanden zaten frescos verborgen. Als de vorige
eigenaar dat had geweten, had ik het huis vast het dubbele voor betaald, in
plaats van de zeer schappelijke som die ik er nu voor hem neergeteld. Maar er
is natuurlijk veel werk aan. Sommige kamers waren aanvankelijk nauwelijks
leefbaar, de eigenaar had het pand wat verwaarloosd, maar ondertussen staan we
al veel verder. We moeten enkel nog de zolder, de kelder en de tuin onder
handen nemen. Er was trouwens ook enige schade aan de achtergevel van een
bominslag uit de 77-jarige oorlog. Dat is toch al eeuwen geleden?, vraagt de
lezer wantrouwig. Akkoord maar de schade was treurig slecht opgelapt, eigenlijk
hing er enkel een doek waar er verdorie een buitenmuur moest staan. Het huis
had dan ook bijzonder geleden van de koude.
Waarom nu al die uitleg. Wel vergeef mij als ik langdradig
word, ik geef zo dadelijk het woord door, want zelf ben ik niet zon verteller.
De aanleiding tot deze publicatie vond ik namelijk toen ik op een zaterdagnamiddag
aan de slag was op zolder. Meer bepaald was ik plinten tegen de muren aan het
slaan. Zolders hebben mij altijd kunnen intrigeren, dus ik had het daar hoog en
droog best naar mijn zin. Ik kwam er tot rust, zwaar werk of niet. Tijdens mijn
pauzes ging ik, meer om mezelf te vermaken, dan dat ik het ernstig bedoelde, op
zoek naar eventuele schatten op zolder. Veel meer dan een oud muntstuk
(nauwelijks iets waard helaas) en een tamelijk versleten speelgoeddiertje (een
soort wasbeertje, lijkt mij, al kan het ook een eekhoorn zijn, ik heb niet zon
verstand van biologie) leverde dat aanvankelijk niet op. Maar toen ik mijn
speurdersdromen al opgegeven had, vond ik een bundel papier. De lezer hoort mij
al komen. Hier bijgesloten is inderdaad precies die bundel. Het betreft een
manuscript, de bedoeling ervan is mij niet duidelijk. Is het nu bedoeld als
roman, is het een ernstig verslag (akkoord, maar voor wie dan?), een soort
dagboek? Zijn de feiten echt gebeurd of gaat het om fantasie? Het manuscript
beschrijft enkele weinig waarschijnlijke gebeurtenissen, maar tegelijk ook weer
niet, als je gelooft in verbindingen tussen twee totaal verschillende universa
bijvoorbeeld, als je dat axioma, om het
zo te zeggen, aanvaardt, kan er al veel. En als het niet echt is, wie heeft
zich dan beziggehouden met dit te boek op te stellen? Ik heb het manuscript
ondertussen laten dateren, het is meer dan 200 jaar oud, maar bevat zo dan wel
een lange waslijst aan anachronismen. De personages in de vertellingen vinden
vele dingen die 200 geleden niet eens bestonden volstrekt vanzelfsprekend.
Wie het ook moge geschreven hebben, moet zeker veel kennis
gehad hebben over zijn tijd en zijn cultuur. Er wordt vaak verwezen naar wat
mij, in de optiek van de personages, bekende schrijvers en belangrijke
historische gebeurtenissen lijken. Nochtans heb ik het manuscript voorgelegd
aan een prof klassieke literatuur die doceert aan de universiteit en die kende
geen enkele naam van de vele auteurs die doorheen het verhaal de revue
passeren. Ik waarschuw op voorhand dat sommige passages nogal nietszeggend
zijn, omdat we de nodige achtergrondkennis ontberen, maar het blijft leuk. We
hebben er bewust voor gekozen om tussen de tekst door geen karrenvracht
voetnoten aan te brengen om de dingen te verduidelijken.
Ik ben zelf absoluut niet zon lezer, maar dit manuscript
heb ik ondertussen al vijf keer aandachtig doorgenomen. Wat mij het meest
fascineert, is natuurlijk dat mijn huis erin voorkomt, beschreven in de staat
waarin het 200 geleden moet verkeerd hebben. Dat is alleszins nauwkeurig
weergegeven, want die dingen kan je makkelijk nagaan. Er is bijvoorbeeld sprake
van pijnbomen in de tuin, die er nu niet meer staan, maar die er inderdaad ooit
moeten geweest zijn.
Maar dan nog. Wat moet ik er van denken? Als ik alles voor
waar aanneem, sta ik voor de mysterieuze zekerheid dat er 200 jaar geleden een
bende jongeren uit een andere wereld hier is aangekomen, gewoon via een luik en
dat ze enige tijd in dit huis gewoond hebben.
Ofwel heeft een bewoner met erg veel fantasie een leuk
manuscript geschreven, dat in zijn tijd niet publiceerbaar was omwille van het
zonderlinge karakter ervan. Ofwel heeft de schrijver ervan nooit een uitgeverij
aangesproken. Dat kan ook natuurlijk, want mensen die al te zeer begiftigd zijn
met een rijke verbeelding zijn vaak niet zo praktisch ingesteld.
Ik heb er dus wél een uitgever voor gezocht. Nu, de
eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat dit gebeurde in samenwerking met mijn
vrouw (die voor zo ver ik weet het manuscript met begeleidende brief verzonden
heeft naar elke uitgeverij in dit land) en de reeds vermelde Professor
literatuur, doctor Andreas van Leeuwen, die bereidwillig zijn contacten heeft
aangesproken en de taal van het manuscript ook een beetje opgepoetst heeft. Het
bevatte namelijk nogal wat grammaticale onzuiverheden. Professor Van Leeuwen
denkt dat de auteur of auteurs waarschijnlijk geen native speakers van onze
taal waren. Voor mij natuurlijk een extra punt om geloof te hechten aan deze
fantastische vertelling. Mijn vrouw heeft mij daar al voor op de vingers
getikt. Volgens haar zou ik veel te graag hebben dat het verhaal werkelijk waar
is. Nu, zij heeft ook wel liever dat het verhaal een grotere geloofwaardigheid
mee krijgt.
Ik ben niet voor
niets met haar getrouwd en we hebben wel zon bepaalde economische inslag
gemeen. De lezer zal ons misschien verwijten van winstbejag, maar dat zij dan
maar zo. We leven tenslotte in een economie en geld is nu eenmaal belangrijk.
Het is maar logisch dat een mens af en toe lucratieve invallen krijgt. Dat wil
nog niet zeggen dat hij of zij er daadwerkelijk gevolg aan geeft.
Wat ik nu in feite wil bekennen is dat mijn vrouw en ik
redeneerden: hoe meer mensen geboeid raken door dit verhaal en hoe meer de kans
bestaat dat het allemaal echt gebeurd is, hoe meer ons huis in waarde zal
stijgen. Want dan is dit huis ten eerste het geboortehuis van dit fantastisch
manuscript én dan hebben de personen die deze wonderlijke dingen hebben
meegemaakt, daadwerkelijk hier gewoond. U kan zich voorstellen dat het hier met
enige handigheid al snel om te toveren is tot een soort bedevaartsoord voor de
fans van dit manuscript. Het is nog maar net verschenen of er bestaan al sites
voor en internetgroeperingen waar mensen hun vermoedens, ideeën, theorieën en
appreciaties omtrent het boek uitwisselen.
Nu voorlopig bedanken wij voor die drukte en houden wij de
deuren gesloten. Om aan te tonen dat wij helemaal niet rijk willen worden door
te teren op het creatieve talent (of reële lotgevallen) van 200 jaar geleden,
wil ik nog vermelden dat twintig procent van de opbrengst van dit boek naar een
goed doel gaat, meer bepaald naar een stichting die de belangen verdedigt van
debuterende auteurs, enerzijds en anderzijds naar een fonds voor de ontwikkeling
van nieuwe medicijnen. Dat leek ons naar de spirit van het manuscript het
beste.
Wij krijgen hier en daar nogal wat kritiek in de pers, er
zijn vooral enkele columnisten die de situatie wel dankbaar vinden (zakenman
lanceert boek dat hij niet zelf geschreven heeft en zal er dankzij gewiekste
marketing, naar alle waarschijnlijkheid dik aan verdienen), maar eigenlijk
hoef ik mezelf en mijn vrouw niet zo in te dekken. Tenslotte hebben wij het
manuscript gevonden en alle nodige stappen ondernomen om het tot de lezer te
brengen.
Volgens de wetten van ons land behoren de rechten ons toe,
alleen al op basis van de koopakte van ons huis. Ik weet dat er in andere
landen andere bepalingen geldig zijn, maar mijn vrouw en ik wonen nu eenmaal
niet in die landen, dus verder wil ik deze discussie niet meer voeren. Eerlijk
gezegd, ben ik er van overtuigd dat u net zo zou gehandeld hebben, tenzij u met
het manuscript natuurlijk meteen de kachel had aangemaakt.
Liever zeg ik nog een woordje over het
manuscript zelf, in mijn bescheiden hoedanigheid van vinder en eerste lezer. Wat
volgt is niet het verhaal van beroemdheden, niet het verhaal van
persoonlijkheden die in hun tijd het podium van de populaire cultuur betraden.
Ook al hadden sommige, wat zeg ik, misschien de meeste daar wel de ambitie toe.
Maar welke jongere kent die drang op een bepaald punt in zijn leven niet?
Nee,
dit is het verhaal van een groep onbekenden, mensen van alle dag, ja, de meeste
onder hen met een academische vorming, zoals zal blijken, dat wel. Als vinder
zou ik willen dat de lezer hen leert kennen als mensen zoals u en ik. Geen
uitzonderlijke wezens, geen halfgoden, gewoon mensen zoals u en ik, die op de
een of andere onverklaarbare manier uit hun eigen wereld (vermoed ik) in de
onze zijn terechtgekomen (dat ze dat deden via nog een andere wereld, maakt het
nog net iets gecompliceerder, maar dat laat ik de lezer liever zelf ontdekken).
Geef hen onbevooroordeeld een kans. Ik
heb bijzonder genoten van deze personages(echt of niet), meer nog, als vader zou ik willen dat mijn kinderen tot
zon mensen kunnen uitgroeien en even onbevangen en fris het leven tegemoet
kunnen gaan. Ik zal hen verder niet in detail beschrijven, liever geef ik het
woord door aan hen. Voor de aandachtige lezer heb ik mezelf al verraden, en ja,
ik geef het toe, ik geloof dat elke letter van wat volgt niets meer of minder
is dan de waarheid. De feitelijke waarheid of de waarheid van de auteur(s), dat
laat ik in het midden, maar is er werkelijk een verschil?
DEEL 16: with a grim determination to maintain announced independence to the last
Boelie laat weten dat hij de tocht veel
saaier vindt zo zonder achtervolging, dat hij het toch leuker zou vinden als
Maar zijn metgezellen geven hem deze
keer geen kans om zijn zin af te maken. Ze springen op hem en Maryam drukt haar
lippen op de zijne, tot in zijn ogen een diepe roes te lezen is.
Die hoor je het komende uur geen gekke
dingen meer zeggen, meldt Maryam.
Gedwee wandelt hij hand in hand met haar
het gebouw binnen samen met de rest.
Benjamin vraagt zich af of dit zon
toestand gaat geven als in een verhaal van Asterix, waarbij die kleine Galliër
samen met Obelix op zoek moet naar formulier A-38 in het huis waar je gek
wordt.
Ik hoop voor jou dat die voorspelgave
zich beperkt tot Boelie, laat Pieter-Jan dreigend weten.
De acht komen aan bij een loket. Een
vrouw zit achter glas en kijkt intriest, uitgedoofd voor zich uit. Er is een
grote traphal met witte treden, in het midden van de inkom staan enkele zwarte
lederen zetels met daar tussen een glazen rechthoekig tafeltje. Aan de linker
en de rechterkant zijn deuren met iconen die toiletten laten vermoeden. Verder
is er niets te zien.
En nu?, vraagt Willem zich af.
Teruggaan is niet echt een optie en we
kunnen niet om het gebouw heen trekken., zegt Pieter-Jan, het gebouw is
netjes tussen de rotsen ingeplant.
Boelie trekt zijn schouders op, zegt
voor het eerst dat hij het in deze wereld reuze naar zijn zin heeft en stapt
toe op het loket. Met een brede glimlach en een speelse ondertoon in zijn stem
zegt hij:
Goedemiddag of ja ochtend of avond. Wij
zoeken eigenlijk de uitgang, als die er is.
De vrouw antwoordt niet.
Vraag ook eens wat ze eigenlijk doen
hier in dit gebouw., fluistert Maryam.
Ja, wat doen jullie hier voor werk?
De vrouw reageert niet en blijft sip
voor zich uitkijken.
Uitvaartdiensten en crematies
verzorgen, lijkt mij een goede gok, zegt Jelle nuchter. Ik ga naar toilet, ik
moet al uren.
Dan gaan we maar zo verder.,
concludeert Boelie.
Iedereen gaat naar toilet en frist zich
op. De toiletten zijn erg verzorgd en hypermodern. Boelie kijkt rond of er geen
cameras zijn. Hij vindt het vreemd dat die er niet zijn. Waarschijnlijk zijn
ze erg goed verborgen. Wantrouwig tikt hij tegen de spiegels boven de lavabos.
Typisch paranoïde Boelie, zegt Maryam
als ze hem een zachte, lange kus op zijn voorhoofd geeft.
Het achttal gaat de trap op, prepared
for the worst, maar de vrouw aan de balie beweegt niet, duwt niet op een
alarmknop of iets dergelijks. Als het gezelschap van op de tweede verdieping
naar beneden blikt over de balustrade, zien ze dat het patroon op de vloer een
reusachtige zwart varken uitbeeldt. Simplistisch getekende figuurtjes gooien
met schoppen dollarmuntjes die ze van een berg naast zich scheppen, in de muil
van het beest. De tekening steekt nogal af tegen de rest van het strakke
interieur. Willem komt terug op wat ondertussen zijn stokpaardje is:
Kan Boelie niet spontaan de uitgang
voorspellen? Dit is de eerste keer dat ik mij echt verveel op onze tocht.
Op de tweede verdieping blijkt helemaal
niets, gewoon een groot leeg vertrek, volledig in het wit. De trap gaat verder
en de acht gaan hoger en hoger. Er zijn geen ramen en dus ook geen uitzicht.
Uiteindelijk stopt de trap bij een
enkele deur in zwart mat glas.
Spannend, zegt Maryam die staat te
popelen om te weten hoe het nu verder gaat.
Boelie duwt de deur open en het
gezelschap komt terecht in een gigantisch kantoor waar honderden bediendes hun
eigen bureautafeltje en een computer hebben. Er is niets te horen buiten het
geluid van muisklikken en het geratel van klavieren.
Dus zo ziet de hel er uit, verklaart
Boelie, die een notoir hater is van elke vorm van kantoorwerk. 'Horen jullie ook The Ramones die met verpletterende begeestering 'the nine to five world ain't no place for me' zingen', als een anthem voor iedereen die zijn leven wil leiden en niet lijden?'
De vrienden willen iemand van de bediendes vragen
waar ze zijn en waar de uitgang is, maar de mannen en vrouwen zien er stuk voor
stuk hoogst onbenaderbaar uit. Boelie suggereert dat ze iets luid en shockerend
zouden kunnen roepen om de aandacht te krijgen, want niemand gunt het
gezelschap zelfs maar een blik.
Pieter-Jan schreeuwt met luide
paniekerige stem: Brand! Brand! Braaaand!
Reacties blijven echter volkomen uit.
Hij haalt diep adem en probeert dan met: Hey inktpissers. Als dat ook niet
werkt, springt hij voorover en loopt hij op handen en voeten over de
kantoorvloer. Ook dat heeft geen effect, dus duwt hij één pc op de grond. De
vrouw die aan het bureautje zit, kijkt apathisch naar de pc op de grond. Er zit
een barst in het scherm, maar verder is er weinig aan te zien. Haar hoofd valt
een beetje opzij en met dat gebaar lijkt alle actieve leven uit haar verdwenen.
Ze staart in het niets. Maryam merkt op dat ze erg lijkt op de vrouw aan de
balie.
Qua houding, bedoel je?, vraagt
Benjamin.
Nee, ook van gezicht. Best griezelig
eigenlijk.
Ja, nu je het zegt.
Als ze ons dan niet willen helpen,
kunnen we ook gewoon zo doordoen. Ze proberen ons ook niet tegen te houden.,
zegt Pieter-Jan terwijl hij al verder stapt.
De acht trekken verder en laten bureau
na bureau achter zich. Op de schermen komen enkel cijfercodes en grafieken
voorbij. Elk bureautje heeft een telefoon, maar geen enkel toestel rinkelt. Er
is nauwelijks onderscheid tussen de bedienden, dus het is niet duidelijk of er
hiërarchische verschillen zijn.
Veel komen we niet te weten over de
werking van dit Wereldeconomisch Centrum., merkt Nico op.
Om de een of andere reden doet dit
gebouw mij denken aan het boek Lijmen
van Willem Elschot., zegt Willem
Je bedoelt dat ze hier waarschijnlijk
gebakken lucht produceren?, vraagt Boelie.
Uiteraard produceren ze hier niets.
Volgens mij bestaat dit bedrijf niet eens echt. Alles wat we zien, is een
projectie van een bestaand idee in ons bewustzijn of in het bewustzijn van
tenminste één van ons., zegt Pieter-Jan.
Maar wat is de bedoeling hiervan dan?,
wil Benjamin weten.
We komen er nog wel achter, stap nu
gewoon door, straks komt er wel iets leuker, want dit is maar saai.
En wat als er helemaal geen uitgang
is?, vraagt Willem.
Dan slaan we de muren in of zo, dat
zien we dan wel.
Die uitspraak vol zelfvertrouwen van de
kant van Pieter-Jan legt de gesprekken even stil. De acht stappen verder tot ze
uiteindelijk een ander uitzicht in het vizier krijgen.
Eindelijk, eindelijk nog eens groen.
Voor mij mag het bos zijn, met heuvels en bergen. Weten jullie hoe lang het
geleden is dat wij normale natuur hebben gezien? , roept Maryam uit.
Het achttal nadert het einde van de zaal
en merkt dan op dat ze niet door een raam kijken. Het gebouw heeft gewoon geen
achterkant, geen ramen, geen muur. Een glijbaan leidt honderden meters naar
beneden.
Die ziet er wel veilig uit., zegt
Jelle met een inspecterende blik op de lange blauwe buis.
Tot nu toe zijn we er altijd met de
schrik van afgekomen, dus ik ben voor., zegt Pieter-Jan. Alles beter dan hier
te blijven.
Achter hen gaat het tikken op de
klavieren onverminderd voort.
De acht stellen zich op van groot naar
klein en laten voor de zekerheid telkens dertig seconden tussen elk vertrek. De
wachtende horen de vrolijke kreten van zij die al in volle afdaling zijn.
En nu maar hopen dat die leuke jongens
aan de overkant niet op hetzelfde idee komen., zegt Benjamin zacht.
Dat doen ze natuurlijk wel en de ware
stijl van een volkstorm springen de strijders en masse op de tonnen.
Verschillende tuimelen naar beneden en slaan te pletter tegen de rotsen, maar
dat doet geen afbreuk aan de vechtlust van hun makkers die meer geluk hebben.
Ons achttal gaat er vandoor en schiet de
spelonk in, de ruimte is smal en net hoog genoeg om iedereen rechtop te laten
lopen. Boelie houdt van het vlugge tempo. Op de wand zijn een soort getekende
mijlpalen aangebracht waarop om de zoveel meter aangekondigd staat hoe lang ze
nog moeten lopen tot het Wereldeconomisch Centrum Ter Bevordering Van De
Consumptie. Blijkbaar is dat de volgende halte langs de weg.
Pieter-Jan zegt tot Boelie dat ze nu wel
al lekker opgeschoten zijn, dat die extra motivatie in de vorm van Vietcong achtervolgers
niet langer nodig is. Tot zijn verbazing gaat Boelie akkoord.
Ja,
je hebt gelijk ondertussen zijn het Talibanstrijders die nog net iets
fanatieker een eitje met ons willen pellen., corrigeert Boelie.
Zijn vriend vindt het niet meer serieus
en dwingt hem om de achtervolging stel te leggen. Boelie zweert dat zijn
uitspraken geen effect hebben als hij niet meent wat hij zegt.
Zorg dan dat je het meent, leg die
achtervolging stil!
Goed, straks zijn het geen
Talibanstrijders meer, maar waanzinnig krijsende fans ten tijde van de
Beatlemania die ons voor hun grote idolen houden.
Achter hen zijn nu inderdaad horden
jongedames te zien die zich de ziel het lijf gillen. Best pijnlijk aan de oren
van het gezelschap, zo in die spelonk. Uit onzichtbare boxen weerklinkt
bovendien ook nog eens het minder bekende nummer Slow down. De vrouwen hebben
van die typische haarbergen die in de mode waren in de sixties en zo wat de
helft draagt een schooluniform.
Pieter-jan wordt er even stil van en
schudt zichzelf dan wakker. Een hele verbetering qua uitzicht alleszins, maar
we moeten wel blijven lopen, want die gekke dames scheuren ons ook aan
stukken.
Mooi kostuum trouwens, merkt Boelie
op.
Allemaal, ook Maryam, blijken ze nu een
kostuum aan te hebben. Benjamin en Jelle zijn in hun nopjes, nice, nice, zegt
hij terwijl hij zijn nieuwe kleren inspecteert.
Het achttal is blijven stilstaan, netjes
op een rijtje in de nauwe spelonk. Ze kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Iedereen blijkt ook een beatlepruik te dragen.
Willem bekent dat hij toch echt niet
snapt waarom wat Boelie zegt ook echt gebeurt.
Ach, het is gewoon Boelie. Verder niet
te veel bij nadenken., luidt het antwoord van Pieter-Jan en Maryam.
De gillende meiden krijgen nu de tijd om
hen in halen. Het achttal weet even niet hoe te reageren.
Boelie oppert dat ze wel af te schrikken
zijn als Randy gewoon even zijn broek laat zakken. Tenminste als zijn
Koninklijke juwelen in proportie zijn met de rest van zijn lange wapperlichaam.
Randy glimlacht, maar ontkent, noch bevestigt.
Willem zegt geïrriteerd aan Boelie: Je
kan ook gewoon zeggen dat tussen hen en ons een rotsblok verschijnt, dan zijn
we er vanaf.
Boelie herhaalt dat het alleen werkt,
als het spontaan bij hem opkomt, maar Willem gelooft hem niet.
Probeer het toch maar eens.
Best, en toen verscheen er een wand en
waren we van die krijstrienen af.
Het achttal kijkt toe in spanning, maar
er gebeurt helemaal niets, de dolenthousiaste tieners komen enkel dichter.
We kuisen maar beter onze schop af,,
adviseert Benjamin vrolijk met een geveinsd dialectaccent.
Of ze kunnen natuurlijk ook allemaal
veranderen in piepkleine witte vlindertjes die honing kakken, zegt Boelie
opeens.
Het gezelschap blijft staan en de
vlinders voelen als een windhoos als ze massaal langs hun gezichten trekken.
Akkoord dat je er vlinders van maakt,
maar moesten ze nu echt honing kakken?, vraagt Randy, die kwaad klinkt, maar
het eigenlijk best grappig vindt. Zijn neus zit onder de honing en hij haalt de
zakdoek uit die netjes in het borstzakje van zijn kostuumvest zit.
Ik klaag niet, zegt Maryam terwijl ze
zich te goed doet aan druppeltjes honing die ze van haar armen oplikt. Boelie
kijkt vertederd toe. Willem rolt met zijn ogen, de romantiek van het koppel
gaat al snel op zijn zenuwen werken.
Maar goed, daar zijn we dus vanaf,
misschien kunnen we nu maar weer verder trekken. Ik ben wel eens benieuwd wat
dat Wereldeconomisch Centrum en zo verder en zo voorts, is. Nog nooit van
gehoord eigenlijk, stelt Nico voor.
Willem kan de vragen waarmee hij zit
niet uit zijn gedachten bannen en vraagt:
Maar is alles hier dan een product van
Boelies fantasie, of bestaat deze werkelijkheid toch op zichzelf en kan hij
enkel maar ingrijpen als hij een spontane inval krijgt?
Iedereen kiest voor het laatste. Boelie
benadrukt dat hij dit niet verzonnen heeft. Dat Willem goed moet beseffen dat
ze samen vertrokken zijn, samen door een luik getrokken zijn en dat Boelie net
zo min wist wat dat zou opleveren als Willem. En dat hij zelf ook niet weet
waarom sommigen van zijn uitspraken effect hebben.
Willem kan het min of meer stellen met
die uitleg. Benjamin zegt nog: Hoe meer je denkt, hoe meer zorgen. Dus beter
maar niet denken. Trouwens, ik amuseer mij kostelijk op deze reis, alleen had
er een flinke scheut alcohol mogen zijn voor mij. Het leven is mooi, maar met
alcohol is het mooier, toch?
Stuk voor stuk gekleed in een poepsjiek
zwart kostuum met bordeaux onderhemd en zilveren das trekken de jongeren verder
tot ze uiteindelijk aan een gigantisch complex aankomen. Bijna naar gewoonte,
kunnen we ondertussen zeggen, mondt de spelonk uit op een open plek.
Zou dit het zijn?, vraagt Boelie.
Op basis van het opschrift boven de
ingang Wereldeconomisch Centrum Ter
Bevordering Van De Consumptie, zou je denken van wel., merkt Jelle op.
Nou waar wachten we op, gaan we
binnen?, vraagt Maryam.
Toevallig gevonden tijdens mijn zoektocht naar ander werk (werk waar ik mij wél volledig kan smijten, maar goed, die speech is ondertussen bekend):
Het interview is dus geplukt van http://www.vkbanen.nl/werkgevers/737266/Gelukkige-schrijvers-bestaan-niet.html
Ik dacht er eerst uit te citeren, maar het hele interview leest hard lekker weg, daarom lanceer ik het integraal
Voor wie Alain niet kent. Dat is die kerel die soms knap moeilijke filosofie zeer verteerbaar weet te presenteren en bijzonder heldere uiteenzettingen schrijft over dingen als relaties, wat ons interieur voor ons kan doen, hoe we omgaan met status, wat het lezen van Proust ons kan opleveren en zo veel meer. Elk van zijn boeken is meer dan de moeite waard.
Alleszins, voor wie hem niet kende, is dit interview een aardige kennismaking. Lees het, geniet er van en trek er je conclusies uit (vooral mensen met literaire ambities en mensen die niet gelukkig zijn in hun job)
'Gelukkige schrijvers bestaan niet'
27 januari 2009
/ Ianthe Sahadat en Frederieke van Velzen
Alain de Botton
Foto: Ilja van Marle
Schrijver Alain de Botton werkte ruim twee jaar aan een boek over werk, en
hoe werk mensen gelukkig maakt. Als verbaasde buitenstander interviewde hij
koekjesbakkers en vissers op de Maldiven. 'Ik zou dolgraag een gelukkige
accountant willen zijn.'
'Wat doe jij?', is vaak het eerste wat mensen elkaar vragen. Je baan bepaalt
tegenwoordig je identiteit. Waarom willen mensen tegenwoordig zelfs gelukkig
zijn in hun werk, vraagt Alain de Botton (39) zich in zijn nieuwste boek af.
Vroeger wist men tenminste dat werk een kwelling of noodzakelijk kwaad was.
Een tevreden werker is net zon ongewoon verschijnsel als een groot
schrijver.
Verwondering over het alledaagse leven. Vragen over werk, liefde, status en
geluk. Daar heeft historicus De Botton zich in bekwaamd sinds hij als
23-jarige schrijver debuteerde met Proeven van Liefde. In deze
essayistische roman voorziet hij de liefdesrelatie tussen een Franse schone
en een anonieme ik-figuur van filosofische context. Het boek verscheen
wereldwijd in veertien edities. Zijn echte doorbraak beleefde hij met zijn
derde boek Hoe Proust je leven kan redden, dat vooral in Amerika de
bestsellerlijsten aanvoerde. Zijn boeken leverden de Brit van Zwitserse
komaf bij critici het label light-filosoof of zelfhulpintellectueel op.
De Botton, ter promotie van zijn nieuwste boek Ode aan de Arbeid in
Nederland, ligt niet wakker van de typeringen. Want waarom zou iemand die
goed wil leven niet bij filosofen te rade mogen gaan? Dus adviseert hij in
zijn boek De Troost van de Filosofie: Socrates, in te nemen bij
impopulariteit. Epicurus bij al uw geldzorgen en een pilletje Schopenhauer
tegen liefdesverdriet.
De Botton bedient zich al vijftien jaar van een succesformule: op speels
essayistische wijze verkent hij alledaagse dilemma's en menselijke zorgen
aan de hand van filosofische inzichten. Hij schrijft elegant, observeert
scherp en heeft een schijnbaar onbegrensd vermogen tot verwondering.
Al is Ode aan de arbeid veel minder dan voorgaande uitgaven een citatencircus
van oude wijsgeren, ook in zijn jongste boek wandelt De Botton als een kind
met grote verbaasde ogen Kuifje in werkland door de wereld. Ik wilde de
avontuurlijke kant van werk laten zien. Kinderen denken bij werk aan iets
spannends, aan vrachtwagens of vliegvelden. Wij volwassenen zijn veel meer
blasé.
Met welke vraag begon u dit boek?
Ik begin mijn boeken eigenlijk meer met een beeld. Van daaruit begin ik dan
met analyseren, vragen stellen. Het startpunt voor dit boek was een
reusachtig pakhuis in het logistieke hart van de haven van Londen. De sfeer
van die ondoorgrondelijke bedrijvigheid daar, die wilde ik vangen. Zon plek
is de wereldeconomie in een notendop. Wat gebeurt daar? Ik wilde uitvinden
hoe dingen gemaakt worden. En een poging doen om de esthetiek van de
economie te vangen, al die dingen die schuil gaan achter de onderwerpen in
de Financial Times.'
De Bottons geïsoleerde positie als schrijver was een extra motivatie voor
zijn expeditie. Ik hoor er niet echt bij. Ik maak geen onderdeel uit van
een grotere industriële of technologische keten. Ik wilde weer in contact
komen met het werkende bestaan.
Per hoofdstuk bespreekt hij een andere beroepsgroep. Vissers op de Maldiven,
medewerkers in een koekjesfabriek, raketingenieurs. Een terugkerende vraag
is: hoe kan een baan betekenisvol zijn? Voor mij is dit het grootste
dilemma van de moderniteit.
De schrijver nam een kijkje in een Belgische koekjesfabriek, waar vijfduizend
man personeel, naast talloze machines, massaproducten moet fabriceren voor
de Britse markt, waar jaarlijks voor 1,8 miljard aan koekjes wordt gegeten.
De Botton neemt het even geschokt als gefascineerd in zich op. Er werken
mensen in een koekjesfabriek die nooit iets eetbaars aanraken. En toch
zetten zij zich met hart en ziel in voor een gezamenlijk eindproduct, door
soms volkomen onbeduidende taken met totale vastberadenheid op zich te
nemen. Zoals de werknemer die zich dagelijks buigt over de minimalisering
van wafelfrictie tijdens het transport.
Welke van de mensen die u gevolgd heeft benijdde u het meest?
Ik benijd niet zozeer iemands beroep, maar meer het vermogen van mensen om
gelukkig en tevreden in hun werk te zijn. Ik zou dolgraag een gelukkige
accountant willen zijn.
Zou u niet liever een gelukkige schrijver zijn?
Gelukkige schrijvers bestaan niet. De meeste schrijvers zijn behoorlijk
getormenteerd en hebben het gevoel dat de wereld niet genoeg van hen houdt.
(denkt na) Kijk, als je hard studeert, kun je een goede tandarts worden.
Maar een goede schrijver... Miljoenen mensen willen een boek schrijven, maar
slechts een fractie van hen zal ooit een goéd boek schrijven, laat staan
verkopen. Bij schrijven zijn ambitie en realiteit volkomen onevenredig. Dat
levert een hoop zielepijn op.
Geldt dat ook voor u?
Nou, het blijft altijd een kleine lijdensweg.
U heeft tweeënhalf jaar aan dit boek gewerkt. Hoe zou u die jaren
samenvatten?
Vol van verlegenheid.
De Botton zwijgt even. Dat doet hij vaker, vlak voor hij op zijn
beminnelijke Britse toon een zelfrelativerende of ironische opmerking
plaatst. Om vervolgens het effect af te wachten. Dan pas gaat hij verder.
Ik heb veel research gedaan, als een journalist op reportage, dat ben ik niet
gewend. Normaal zit ik in de bibliotheek. Boeken zijn niet eng, maar van
mensen word ik soms verlegen.
Beschrijft u eens uw gemiddelde werkdag.
Dat is precies de vraag die ik ook aan iedereen stelde. Ik ga naar mijn
kantoor aan de overkant van de straat. Ik doe mijn computer aan, lees wat
mails en dan begin ik. Normaal gesproken heb ik twee goede schrijfsessies
per dag. Van tien tot één en van vijf tot zeven uur. Dan stop ik. De avond
en de nacht gebruik ik om te herstellen.
Bent u gedisciplineerd?
Ik probeer het te zijn. Schrijven is geen baan waarbij je jezelf met een
ketting aan je bureau vastketent en vervolgens goed werk aflevert. Het
draait meer om mentale discipline. Ben je kritisch, zeg je tegen jezelf dat
een slechte zin herschreven moet worden? Ik ben daar redelijk goed in, denk
ik. Maar toch, ik ben nooit optimaal tevreden.
Waarin verschilt u met de gelukkige accountant, die u eerder zei te
benijden?
Ik geniet ervan dat ik zelf bepaal wanneer ik aan het werk ga. Begin ik een
keer om elf uur, dan zal niemand daar iets van zeggen. Maar ik ben jaloers
op de structuur die accountants in hun baan vinden. De omschakeling s
morgens kan heel fijn zijn. Je verlaat het huis, het is een mooie zonnige
ochtend, je komt het kantoor binnen, ruikt de geur van verse koffie...
Mensen in kantoren vergeten soms dat schrijven ook moeilijk kan zijn. Je
bent geïsoleerd, alleen.
Hoe beleeft u dat, het alleen-zijn?
Soms verafschuw ik het. Het is geen eenzaamheid in de zin dat je niemand ziet
of spreekt. Maar meer dat alles op jou neerkomt. Ik bespreek met anderen wat
ik doe, maar zij zijn niet eindverantwoordelijk. Anderen geven er niet echt
om. Zelfs mijn uitgever kan het weinig schelen.
Hoe komt dat?
Er zijn zoveel schrijvers. Als je een rampzalig boek schrijft, zullen ze niet
opnieuw met je in zee gaan. Vergelijk het met verdrinken. Ze zullen je een
kleine reddingsboei toewerpen, maar ze springen echt niet in het water om je
te redden.
U hanteert in uw boeken een sterk persoonlijke stijl. Waarom?
Een stuk moet gekruid zijn geschreven. Ik hou van subjectieve verslaggeving,
dat heb ik liever dan schijnobjectiviteit. Bij een goed essay voel je de
persoonlijkheid.
Ik zie schrijven als verleiden. Niet op een sinistere manier, maar omdat je
nadenkt over elke zin, elk woord. Als schrijver ben je een soort gastheer.
De lezer komt in jouw huis, jij moet het hem comfortabel maken. Ga met me
mee, zeg je eigenlijk. Je vraagt iemand om je een tijdje te volgen en daar
heb je charme en overtuigingskracht voor nodig.
U schrijft over de wens om betekenisvol te zijn. Wat is uw betekenis als
schrijver?
Dat is een hele grote vraag, die ik mezelf continu stel. Wat is het nut van
mijn boeken, waarom schrijf ik ze, met welk doel? Ik vind het belangrijk dat
mijn boek een verschil maakt.
Op een bescheiden manier hoop ik de ogen van mijn lezers te openen. Door over
mijn eigen gevoel te schrijven, vindt hun gevoel misschien een echo. Zo
ontstaat er een abstracte vorm van vriendschap, of op zn minst erkenning.
Krijgt u brieven van lezers waaruit dat blijkt?
Ja. En mensen vertellen het me. Dat is belangrijk voor me. Een boek is pas af
als het gelezen is. Ik zou het moeilijk vinden te blijven schrijven als ik
iets zou publiceren en er vervolgens nooit meer iets over zou horen. Hoe
vreselijk ook, het is leerzaam als iemand je bijvoorbeeld op een lacune
wijst. Praten over je boek is een belangrijke manier van spijsvertering.
Wat is uw motief om te schrijven?
Ik wil mijn eigen gevoelens begrijpen. Mijn eerste boek, over liefde, schreef
ik in een tijd dat ik nogal in verwarring verkeerde over de liefde.
Eigenlijk heb ik die twijfel gewoon uitgeschreven en uitgedacht. Schrijven
is voor mij heel nauw verbonden met mijn wens om orde te scheppen in de
chaos.
Publieke therapie?
Absoluut, ik schaam me niet om dat te zeggen. Het begon als tiener met een
dagboek, ik had het verlangen om alles te analyseren en te ordenen. Dat
begon met: iemand was lelijk tegen me, waarom, en wat deed dat met me? Of ik
zag iets moois, mijn hart brak. Daarover schreef ik dan.
Heeft u uw eigen vragen beantwoord, over de liefde bijvoorbeeld?
Het is niet zo dat ik helemaal geen romantische vragen meer heb, maar ik heb
wel het gevoel dat ik het onderwerp meer beheers.
De Botton is getrouwd, met Charlotte. Ze hebben twee zoons, Samuel en Saul van
4 en 2. Zijn vrouw is overdag bij de kinderen. In de avonduren runt ze het
bedrijf dat de documentaires van De Botton naar aanleiding van zijn boeken
produceert.
De liefde van uw leven?
Ja, dat is ze. Dat weet je nooit zeker natuurlijk, maar so far so good.
Is ze betrokken bij de totstandkoming van uw boeken?
Nee, zij heeft het te druk met de kinderen. En anders zou ze er ook niet echt
in geïnteresseerd zijn.
Hoe bedoelt u?
Mijn vrouw is geen intellectueel. Ze is slim, maar geen intellectueel. Ik
moet er ook niet aan denken dat we met zn tweeën de hele dag over de zin
van het leven zouden praten. Wij zijn yin en yang. Ik bewonder mensen die
iets kunnen wat ik niet kan. Mijn vrouw is praktisch en nuchter, goed in
zaken doen en vindt cijfers nog leuk ook. Ik niet.
Zij leest weer zelden een boek. Maar ze stelt zich loyaal naar me op en zegt
te houden van wat ik schrijf. Het is niet de schrijver Alain de Botton op
wie ze verliefd werd. Ze vroeg aan vrienden: Wie is dat? Oh, schrijft hij
boeken? Ze had nooit eerder van me gehoord.
School of life
In september 2008 startte Alain de Botton met enkele anderen de School of
Life, een school die levenslessen verzorgt over themas als werk,
liefde of familie. Het is een lang gekoesterde droom van De Botton. De
school is het tastbare equivalent van zijn boeken, met het doel niet
alleen over het leven te discussiëren, maar het ook daadwerkelijk
een beetje te veranderen. Met de hulp van bibliotherapeutes, die
voor elk dilemma van midlifecrisis en depressie tot gebroken hart
een boek voorschrijven. Of via conversatielessen, waarbij vreemden
met elkaar eten en verplicht vragen van een menukaart afhandelen. De
Botton: Bijvoorbeeld: zou je meer of minder tijd in je eentje
willen doorbrengen?
Het is een prachtige manier om snel tot een goed gesprek te komen met iemand
die je niet kent. In het begin giechelt en klaagt iedereen wel een
beetje. We pakken het daarom bewust theatraal aan. Er gaat een bel
waarna mensen verplicht over één onderwerp moeten spreken. Maar het
werkt om de schaamte weg te halen. Tot nu toe is de opkomst groot. Het
is verbazingwekkend om te zien hoe mensen binnen vijf minuten tranen
in hun ogen kunnen krijgen. En dat bij de Engelsen...
U heeft het boek aan uw oudste zoon opgedragen. Wilt u uw kinderen op een
speciale manier naar de wereld laten kijken?
Nee, dat niet. Maar ik vind wel dat je als vader verantwoordelijk bent om je
zoon tot op zekere hoogte te leren wat werk inhoudt. Toen ik dit boek aan
het schrijven was, was mijn werktitel wat doen mensen de hele dag, naar
een beroemd kinderboek. Dat had ik aan Samuel voorgelezen en hij was daar
helemaal door gebiologeerd. Het is een boek met veel tekeningen over
allerlei verschillende banen. Erg leuk. In kinderboeken zijn volwassenen
altijd bakker of politieman, nooit multidisciplinair installatiedeskundige
of regionaal salesmanager. Ik zie mijn boek als een volwassen versie van dat
kinderboek.
U leest uw kinderen geen Nietzsche voor?
Dat zou ik nooit doen. Ik hoop juist dat ze niet intellectueel zullen worden,
net zo min als schrijver, daar zijn er al veel te veel van, en het is een
totaal overgewaardeerd en overgeromantiseerd ambacht. Intellectualiteit
associeer ik met neuroses. In mijn geval: de manier waarop ik met dingen
omga. Problemen die je moet verwerken. Ik bewonder mensen die niet te veel
tijd aan denken besteden.
Zoals uw vrouw?
Ja.
Zij is ongecompliceerd?
Iedereen is gecompliceerd, maar soms lossen problemen zichzelf op. Zij hoeft
het niet allemaal op te schrijven.
Wat zijn uw neuroses?
Ik ben een angstig mens. Laat ik het zo zeggen, ik ga er niet vanzelfsprekend
vanuit dat iets goed komt. Onze voordeur was laatst kapot. Dan denk ik
meteen: hoe wordt die deur in vredesnaam weer heel, en wie gaat dit
oplossen? Mijn vrouw zegt dan: rustig, we halen er iemand bij. Wanneer?,
wil ik dan weten? En wie gaat het doen? Ik schiet ervan in de stress.
U schrijft: ik verkeer regelmatig op de rand van een depressie.
In het dagelijks leven heb ik best een goed humeur. Maar het leven zelf is in
wezen onbevredigend. Mensen zijn nou eenmaal ingewikkelde machines die
altijd problemen vinden. Je reist bijvoorbeeld naar de ultieme
vakantiebestemming, en vindt het er uiteindelijk toch niet zo leuk. Of je
blijkt je ook aan de liefde van je leven te kunnen storen. De boeddhisten
hadden gelijk toen ze zeiden dat het leven uit de frustratie van het
verlangen bestaat.
Maar nadenken biedt u hoop?
Meer troost. Het probleem zal niet weggaan zoals sommige Amerikaanse
zelfhulpboeken suggereren, maar je kunt ten minste proberen met je problemen
om te gaan.
Dus als u somber bent, leest u Schopenhauer.
Ja, ik denk dat het kan helpen om werk te lezen van pessimistische denkers
als je je depressief voelt. Net zoals je niet té opgewekte vrienden om je
heen moet hebben als je het even niet ziet zitten. Van die mensen die
roepen: kop op, de zon komt straks weer op.
(u aangeboden, maar niet geschreven, door William Peynsaert)
Gedonder in de Kaukasus: de oorlog in Tsjetsjenië
Gedonder in de Kaukasus:
Tsjetsjenië
Sinds de gebeurtenissen in Georgië dreigt dit conflict een
beetje in de vergetelheid te raken. En veel aandacht kreeg deze oorlog sowieso
al niet. De gijzelingsactie in Beslan was de laatste keer dat er grote media-aandacht
naar uit ging. Het mag dan een kleinschalig conflict lijken, de mensen ter
plekke kunnen het je verzekeren: het is bloedige ernst. De problemen rond het
kleine deelrepubliekje begonnen toen het begin jaren 90 een onafhankelijke
koers wilde varen. Dat zinde moedertje Rusland allerminst en al gauw denderden
er Russische tanks over het Tsjetsjeense grondgebied. De lessen van professor
Saay brachten ons bij dat het hem om olie gaat, meer bepaald om de
oliepijpleidingen waar het republiekje zon knooppunt van vormt. Wat Rusland
verder nog vreest is dat de omliggende deelstaatjes het voorbeeld van hun
rebelse buur zouden volgen. Voor Rusland is de inzet dus groot, groot genoeg om
er hun zonen voor de vernieling in te jagen. We zoomen even in op de militaire
kant van de zaak.
Eerste poging 1994-1996
De
Russische soldaten die in 1994 het opstandige Tsjetsjenië binnenvielen waren
totaal onvoorbereid op wat komen zou. Niet alleen waren zij niet getraind, er
was ook helemaal geen moeite gedaan om het terrein te verkennen. Bovendien dacht
de legerleiding dat steden open zouden verklaard worden. Deze redenering stamde
nog uit de sovjettijd. De Russische legertop rekende er toen op dat indien zij
zich ooit aan een invasie van het westen zouden wagen, de steden op hun pad
geen weestand zouden bieden. Anders zouden ze immers toch met de grond
gelijkgemaakt worden.
De Tsjetsjeense hoofdstad ging echter niet
mee in dat scenario. Grozny bleek al snel een broeihaard van verzet. Russische
colonnes die argeloos de stad binnenreden raakten al snel hopeloos ingesloten.
De Tsjetsjeense strijders schakelden simpelweg het eerste en het laatste
voertuig van een colonne uit. De overige voertuigen raakten zo geprangd tussen
de twee wrakken. Vervolgens hadden de Tsjetsjeense scherpschutters vrij spel. De
Russen maakten de fout te blijven zitten in hun pantservoertuigen. Tanks bleken
weinig gevechtswaarde te hebben in de straten van Grozny. De verzetstrijders
hadden heel wat ijver aan de dag gelegd om hun stad om te toveren tot een
vervaarlijk bolwerk. Zo hadden zij onder andere de kelders versterkt. De
Russische tanks konden hun geschut zo laag niet richten en de kelders bleven
dus buiten hun bereik.
De Russische eenheden waren ook maar
inderhaast samengegooid. Op die manier ontging hun de mogelijkheid samen te
trainen voor de vuurdoop. Bovendien bleek veel materieel onbruikbaar. Vooral s
nachts delfde de Russische invasiemacht het onderspit. De Tsjetsjeense rebellen
hadden eigenlijk vrij spel van zodra de nacht viel. Buiten Grozny zou het
Russische leger overdag dorpen bezetten enkel om ze s nachts weer te
verliezen.
Tal van andere factoren weegden- en wegen
zwaar op de Russische soldaten. Zo is er het zware interne probleem van
djedovsjina, vrij vertaald: de heerschappij van de ouden. Het gaat hem om een
ontgroeningssysteem, wat op zich niet zo opmerkelijk is, gezien vele legers er
zoiets op na houden. Bij de Russen is het echter volledig ontspoord. Jonge
rekruten worden de dood in gepest door hun oudere collegae. Ze worden geslagen,
gefolterd, uitgehongerd en ook psychologisch het bloed van onder de nagels
getreiterd. De hele toestand weegt vanzelfsprekend zwaar op het moreel van de
Russische strijders.
Bovendien hadden zij de tegenpartij
schromelijk overschat. In de eigen mogelijkheden hadden ze dan juist een te
groot vertrouwen gehad. Ook wat betreft planning liep het mis. Men ging lukraak
te werk met een overdreven optimisme. De Russische bevelhebbers dachten
bijvoorbeeld alle toegangen tot Grozny afgesloten te hebben terwijl dit niet
het geval was.
De media-oorlog werd al snel een debâcle
voor de Russen. De Tsjetsjeense rebellen waren uitermate bedreven in het
bespelen van de pers. Rusland deed nauwelijks moeite om te vermijden dat de
Tsjetsjeense strijders vrijelijk tal van buitenlandse journalisten konden te
woord staan. Op het Russische thuisfront werd de oorlog extreem onpopulair.
De rebellen waren over het algemeen
inventiever en sluwer dan de niet al te gemotiveerde invallers die een
opmerkelijk gebrek aan initiatief aan de dag legden. De Tsjetsjenen buitten ten
eerste hun thuisvoordeel grondig uit. Ze opereerden vanuit het ondergrondse. Om
het de scherpschutters makkelijker te maken, werden alle huizen met elkaar
verbonden door gaten in de muren te slaan. De Tsjetsjenen dwongen de Russen tot
het maken van burgerslachtoffers. Ze groeven bijvoorbeeld tanks in in
appartementsgebouwen. Als de Russen vervolgens het Tsjetsjeense vuur wilden
beantwoorden, waren slachtoffers onder de burgerbevolking haast niet te
vermijden. Russische soldaten die zich kwamen overgeven zonder wapens kregen
een uitbrander van hun gevangennemers. De Tsjetsjenen slaagden er ook in de
vijand drugs te leveren in ruil voor wapens. Drugs vormen al sinds de oorlog in
Afghanistan een kommervolle kwaal binnen het Russische leger.
De
Russische troepen waren ook niet verenigd onder 1 bevelhebbende instantie. Een
wijde waaier van ministeries en organisaties had troepen in Tsjetsjenië. Dit
was allesbehalve bevorderlijk voor de coördinatie. Vandaar ook dat zoveel
Russische soldaten het loodje legden door friendly fire. Hun tegenstanders
daarentegen waren veel beter georganiseerd voor stadsgevechten. Verdeeld in
kleine groepen van een 75-tal man deden zij er alles aan om munt te slaan uit
de omgeving..
Desondanks
slaagde het Russische leger er na veel vallen en opstaan toch in de controle
over Grozny te verwerven. De vreugde was echter van korte duur. Een
Tsjetsjeense tegenaanval in 1996 leidde tot onderhandeling en vrede. De
Russische troepen verlieten de regio. Ruslands eerste poging om de opstandige
dwergrepubliek te onderwerpen werd een beschamende bedoening.
Tweede poging
In 1999 achtte Rusland de tijd rijp voor een
replay. Russische tanks rolden opnieuw de dwarsliggende deelstaat binnen. Deze
keer verliep de planning beter. Ook logistiek liepen de zaken vlotter. Er
verhongerde niet langer soldaten op de frontlijn. De pers werd beter in het oog
gehouden. Grozny werd steviger afgesloten, maar nog steeds niet volledig. Er
werd een nadruk gelegd op het gebruik van artillerie om zelf zo weinig mogelijk
verliezen te lijden. De aanvallende troepen werden in kleinere groepen verdeeld
wat tot een grotere efficiëntie leidde. Het belangrijkste was echter dat
Rusland bleek te kunnen leren uit de gemaakte fouten. Niet alles verliep echter
vlekkeloos. Ook nu waren de Russen niet goed voorbereid op stadsgevechten,
waarschijnlijk omdat ze die liefst vermeden hadden. Nachtelijke gevechten
bleven een groot probleem en ook het materieel vertoonde te veel mankementen.
Dat het Russische leger eigenlijk weinig vermag tegen de numeriek inferieure
Tsjetsjenen blijkt onder andere uit hun pacificeringmethodes. In plaats van de
controle te verwerven over vijandige dorpen, bombarderen ze de dorpen gewoon
plat, zodat er voor beide partijen niets meer overschiet om controle over uit
te oefenen. De oorlog in Tsjetsjenië duurt zodoende voort. 65 000 Russische
militairen hebben er tot op vandaag alle moeite mee om er 2000 rebellen onder
te krijgen.Een opiniestuk in de Morgen van 18-12-1999 zei toen al klaar en duidelijk
dat Rusland geen enkele kans maakt het conflict ooit te winnen. Alleen de
Tsjetsjenen zouden eventueel kunnen zegevieren. Rusland heeft te doen met een
ongrijpbare vijand en is domweg verzeild geraakt in een oorlog die het niet kan
winnen. Ook al wordt er af en toe een succesje geboekt, op lange termijn is de
nederlaag zeker.
Door elk van hen schieten reeksen beelden, in die paar
tellen die de sprong maar duurt. De ene wordt overvallen door een soort zen-boeddhistische
instelling, een min of meer aanvaarde berusting in alles wat het leven brengt,
met de overtuiging dat alles wat gebeurt, ten goede is.
Een tweede voelt fatalisme gemengd met een apathisch je men
foux tisme.
Nog een andere voelt zich echt leven en geniet met volle
teugen van de adrenaline opstoot, voelt zich tegelijk opgaan in het grotere
geheel van de groep en ervaart de bizarre tocht als de meest waardevolle gebeurtenis
in zijn of haar leven. De persoon in kwestie voelt dat dit de eerste echte
bevestiging is dat hij of zij voorbestemd is om een fantastisch leven te leiden
en door te dringen tot de diepste geheimen ervan.
Een vierde krijgt alle voorgenoemde gevoelens op zich
afgevuurd, omdat diens persoonlijkheid de zielspijn kent van levensgrote
empathie, een gave met een wrange bijsmaak, maar met bijna magische
mogelijkheden. Deze deelnemer heeft empathie van zon doordringdheid dat hij
een zon is voor de zwakken, maar een kwellende duisternis voor zichzelf.
Een vijfde en een zesde vinden het gewoon een geweldig
avontuur zonder zich verder veel vragen te stellen over het hoe en waarom.
En een zevende heeft gewoon honger, terwijl een achtste
zelfs nu, eventjes onttrokken aan de zwaartekracht, enkel kan uittellen wanneer
hij voor de laatste keer seks heeft gehad.
Het achttal landt succesvol op de ton, de acht vinden net
hun evenwicht als de ton al vertrekt. Lopen nu, denk er om, dit is gewoon een
loopband, lopen maar en niet omlaag kijken., commandeert Pieter-Jan, die een
uitzonderlijk actieve dag kent. Soms kan hij wel eens een kleine generaal zijn,
deze zelfverklaarde Oblomov.
Als ze halverwege de canyon zijn, horen ze ver achter zich
geweerschoten. Willem merkt puffend op:
De vietcong is mooi op tijd. Vast onderleiding van generaal
Giap himself. En wie mogen we daar voor danken?
Waarop uit zeven kelen tegelijk, bepaald ironisch
weerklinkt: Dank u Boelie!
Maar de ton arriveert netjes bij zijn halte en het achttal
glijdt naar voren tegen de wand aan de overkant. Eén voor één hijsen ze zich
over de rand, de laatste met de hulp van zij die hen voorgegaan zijn.
Voor ze verder rennen door de nieuwe smalle gang, blikken ze
nog één keer achteruit. Oranje stofwolkjes trekken voorbij, stille getuigen van
de kogelinslagen in de rotswanden.
En nu maar hopen dat die leuke jongens aan de overkant niet
op hetzelfde idee komen., zegt Benjamin zacht.
We moeten aan de overkant geraken en jullie zien net
zoals ik in dat dit maar op één manier te bewerkstelligen valt., zegt
Pieter-Jan.
De geneeskundestudent die eerder vandaag als wandelende
radiozender fungeerde, zucht als hij ziet dat hij zijn metgezellen misschien
overschat.
Hij legt uit:
Het is kristalhelder en transparant zonneklaar dat we
op één van die vaten moeten springen.
Het gezelschap zwijgt en observeert de denderende vaten die
als een attractie in een lunapark van kant naar kant bollen.
Mja, dat snap ik wel, maar denkt u niet dat we
wellicht één tot twee benen en ook wel armen breken als we dat doen? De
voorgestelde onderneming lijkt mij nogal hachelijk.', merkt Benjamin voorzichtig op.
Pieter-jan wuift dit tegenargument weg. Hij legt uit dat hij
als klein ventje zo één van die kinderen was dat geen vrees kende, dat hij dan
ook vaak huzarenstukjes uitgehaald heeft waar sommige stuntmannen enkel van kunnen dromen en dat hem toch nooit iets overkomen is. Zo is hij bijvoorbeeld eens
met zijn fiets van het ouderlijke dak gereden zonder een schram op te lopen.
Het komt er volgens hem op aan een leap of faith
te maken. Zelfvertrouwen geeft de doorslag.
Als je goed kijkt, zie je dat de tonnen als ze de
wand bereiken altijd enkele tellen stil houden, tijd genoeg voor een ascentie.
Een watte?, vragen allen tegelijk.
Tijd zat om er op te springen, verduidelijkt
P-Jay.
Als het gezelschap blijft aarzelen, spingt Boelie bij om hen
wat aan te moedigen, op zijn manier dan.
We moeten snel zijn, want er is al een heel regiment
zwaarbewapende Vietcong naar ons op zoek. En het is bijna Tet, Chinees Nieuwjaar,
dus je weet wat dat betekent. Als je mag kiezen breek je liever je benen op zon
ton dan dat die kerels ze afhakken.
De rest vraagt: Wat voor bullshit is dat nu? Hoe
kunnen strijders uit een oorlog die al lang afgelopen is het nu op ons gemunt
hebben? Dat is toch zo zeker als wat dat zoiets onmogelijk is.
Willem, Maryam en P-jay weten wel beter en zetten zich al
schrap voor de aanloop naar de ton.
Vertrouw ons en vergeet je zekerheden, de enige
zekerheid die we nu hebben is dat er straks enkele honderden guerillastrijders verschijnen, die niets liever willen dan ons doorzeven met kogels uit hun Ak-47. Met dank aan Boelie.
Boelie grijnst schaapachtig als wil hij zeggen: hey
what can you expect, Boelie is Boelie and I do what I do.
De hele groep gaat op één lijn staan, zij aan
zij, hand in hand, met Maryam tussen Boelie en Pieter-Jan in, om haar de
veiligste plek te kunnen geven.
Op ongeveer drie meter van de richel zetten ze hun aanloop
in, als één van de tonnen net is aangemeerd.
Van man tot man (en van mijn ene zelf tot mijn andere zelf)
Dingen des levens bespreken in de Monocle (en andere gelegenheden in de buurt)
De monocle, een kleine friettent/broodjeszaak in Gent waar
een gepacificeerde versie van The Mummy de klanten bedient.
Ik leg er mijn ziel weer eens bloot tov een maat (woord dat
de lading maar ternauwernood dekt)
Over de onweerstaanbare aantrekkingskracht van literatuur,
filosofie en psychologie. Hoe die interesses voor geen sikkepit aan bod komen
in mijn huidige job (job is hier uit te spreken als een vuil woord)
Mijn maat is er gerust in, ik zal nooit conformeren aan een bestaan
bij DM.
De honger binnenin, de lokroep van het artistieke wereldje
(of bij uitbreiding: de kring van wereldverbeteraards die immer uitdeint) daar buiten, zijn inderdaad veel te groot om te negeren.
Bij een privé-bedrijf werken en hele dagen in hinderlaag
liggen om tijd te stelen van je werkgever, tijd om een artikel te lezen over
Nietzsche, een stukje van Arnon Grünberg, tien regels te kunnen toevoegen aan
een kortverhaal, een biografie van een schrijver te lezen op wikipedia, maar
dan in het Russisch, zodat de controlediensten van DM geen idee hebben van
waar ik naartoe surf. En daarbij steeds beter worden in het negeren van een
zeker schuldgevoel.
Die dagelijkse botsingen tussen werk en effectieve interesses
zijn te geweldig, voelen als stompen op mijn lever van een rijzige neger met
een gemene linkse.
Lang zal het niet meer duren of ik rol het pad van mijn ware
bloed op.
Dat is een verantwoordelijkheid tov mezelf, maar ook tov
mijn omgeving, mijn Zwartbloes, mijn vrienden en familie, want ik ben véél
aangenamer in de omgang, als ik voortraas in de richting van mijn keuze.
Quote uit 'Revolutionary Road' (niet onaardige tweederangsfilm met grote namen in de hoofdrol) die maar blijft nazinderen:
ik parafraseer: 'het vraagt geen ruggengraat om je elke dag naar een job te sleuren die je haat, het vraagt ruggengraat om de job te doen die je echt wil hebben'
Enkele dagen later zit ik met andere maat (idem) in de caféboot recht tegenover Ter Platen. We hebben het zo ongeveer over de zelfde thema's. We bedenken dat vrouwen vaak sterker in hun schoenen staan dan mannen, dat ze beter weten wie ze zijn en wat ze willen, omdat ze als kind 'monkey see, monkey do' hebben kunnen doen met hun moeder in de buurt. De voorbeelden voor kleine jongens, vaders, zijn meestal afwezig. En als ze er zijn, zitten ze uitgeblust van het werk in de zetel. Veel gedrag blijft er niet over om te kopiëren, tenzij makheid en onderworpenheid of heel vaak toch: drankmisbruik. Dat zie je vaak genoeg, jongens die overmatig drinken om de 'status' van hun vader te evenaren.
Mijn maat zegt dat hij zich te veel schikt naar zijn vriendin, dat hij zijn agenda te vaak ondergeschikt maakt aan haar agenda. Logisch, want zij is een bezige bij die op tal van activiteiten aanwezig is, maar hij heeft alleen zijn werk en weet niet eens welke hobby bij hem zou passen. Wat hij wel weet is dat hij onafhankelijker moet zijn, meer zijn eigen ding moet doen. Maar wat dat 'eigen ding' inhoudt, is nog een groot vraagteken.
Dat probleem heb ik zelf niet. Ik ken mezelf behoorlijk goed en ik wéét wat 'mijn ding' is. Ik weet alleen niet goed uit te vissen hoe ik mijn ding op een comfortabele (lees: rendabele) manier kan doen binnnen de kaders van deze maatschappij. De arbeidsplaatsen die ik begeer, zeker tijdens deze crisis (een woord dat je nog sneller dan gedacht, beu raakt gehoord) zijn meestal al ingenomen. Dat wil niet zeggen dat ik het opgeef. Luctor et emergo, nec pluribus impar, indeffessus agendo, rigore obstinato et quo non ascendam? Latijn is nu bijvoorbeeld zo'n talent waar ik in het dagelijkse leven veel aan heb (ik ben bvb snel mee met het geneeskundejargon van mijn allerliefste), maar hoe maak je het te gelde? Er moet een weg zijn, niet aflaten, wee de overwonnen. 'If you want something you gotta take it, no one gives it to you'.
Luisteren naar de perikelen van mijn vrienden, die zich oprecht uiten, dat herbront mij. Wij mannen, zijn slecht aangepast aan deze maatschappij, onze mannelijkheid wordt beknot en vrijwel teniet gedaan en we moeten ons schikken naar omstandigheden waar onze hersenen evolutionair, zowel puur qua structuur als hormonaal, niet voor aangepast zijn. Daarom moeten we de handen in elkaar slaan. The times have changed, my friend. De vrouwen steken ons voorbij, en we riskeren achter te blijven met enkel onze navel in onze te dikke buik, een job die we haten en de televisie als excuus voor menselijk contact. Tijd om op de strijdbakens te klimmen en te schreeuwen: nieuwe mannen allerlanden verenigt u.
We willen vooruit in het leven, maar de paden om te volgen zijn legio, de mensen met hun plannen voor jou zijn dito legio ('if you don't run your own life someone else will') Gelukkig komt de wijsheid inderdaad met de jaren, met elke voorbijgaande dag spijpelt ze dieper door in je botten.
In samenspraak met The Beatles kan ik niet anders dan concluderen:
Ik stond voor zijn poster en ik toastte op hem, terwijl een
nummer als Blew uit de boxen kwam gescheurd. Muzikale variant van een 40-tal
apachekrijgers die aanvallen onder doodsgehuil, samoerais die van kindsbeen af
geleerd hebben om de dood te zoeken op het slagveld.
Aan die zelfde boxen gekluisterd bij mijn zwaarste geval van
griep ooit. De tonen van Nevermind werkzaam als mijn motilium. Mijn Nirvana
gevoel, niets moet, niets proberen rules out the possibility of failing. Het is
ok om triest te zijn en het is beter om een fuck-up te zijn dan een protserige
wanna-be. Je tevreden stellen met niets. Hoe minder je hebt, hoe minder je kan
verliezen. Levensangst bestreden met het lam leggen van verlangen. Op die
manier gezien kon de band geen betere naam hebben.
En dan ook: opflakkeringen van manische energie en de zin om
het leven te laten smelten op je tongen in hedonistische uitspattingen met
liefde genoeg voor iedereen. Met de videoclip van Sliver en indringende,
intense ogen van Cobain right in your face.
Achteraf dan weer kater, het besef dat er zo veel ellende is
in de wereld en dat je geen stap dichter komt bij je echt lekker in je vel
voelen. Luisteren naar Dumb en hoop zoeken in simpelere geluk. Of You know youre
right opnieuw en opnieuw spelen en mee kwelen met I have never failed to feel
pain. Ultieme afsluiter van een dagje zielzoekerij bleef met stip All
apologies. Melodieuze schreew: ik kan er toch niets aan doen! Ik heb mezelf
toch niet gemaakt? Pijnlijk beseffen dat zelfbeklag je enige grote talent
lijkt.
Depri je zelf indekken in zogezegde fundamentele onkunde.
Als niemand iets van je verwacht, kan je ook niemand teleurstellen. Alle
complimenten weigeren, als je zelf erkent dat je ergens goed in bent, moet je
ook presteren. Anders wacht het stigma van vergooid talent en daar staat
niemand erg vergevingsgezind tegenover.
Nirvana, geen band om in op te gaan, als je echt vooruit
wilt in het leven. En dus heb ik mijn Nirvana gevoel begraven, in een zak
gerold en ter aarde besteld op een rustig plekje ver weg, ergens tussen de pijnbomen,
in de zon, in de zon waar ik me compleet voel. Om misschien nog eens langs te
lopen als ik tachtig ben, wanneer ik kan terugkijken op een leven waarin ik
mijn lief, mijn vrienden, mijn kinderen, en o ja, mezelf, alles heb kunnen
geven wat ik wilde geven, zonder bang te zijn, een leven in de zon.
De beroemde dichter zakt in het gras en neemt zijn hoofd in
zijn handen, terwijl hij met een doodvermoeide stem klaagt:
Ik kan onmogelijk mijn ontlasting nog ophouden. Ze
hebben mij een hele nacht hard genaaid.
De bekende poète maudit, draait zich op zijn zijde in het
gras en wil de panden van zijn jas over zijn hoofd trekken.
Weer te laat voor de oversteek, weer al, weer al,
weer al.
Hij is even stil en lijkt te slapen, maar dan komt hij weer
overeind zitten en slaat hij als een nukkig kind op zijn dijen terwijl hij
jammert:
Maar ik wil niet gaan, ik wil niet. Ik ga NIET.
Als hij terug gaat liggen, mompelt hij nog: Lenfer
cest les autres. Of je nu daar bent of hier.
Willem fronst zijn wenkbrauwen: Dat is toch Sartre
die dat zei? Rimbaud schreef wel Une saison
en enfer, maar dit is zeker een uitspraak van Sartre. Dat is een
fout.
Pieter-Jan protesteert: We maken de meest
onplausibele dingen mee, maar een schrijver die een andere schrijver citeert, dat
vind je onwaarschijnlijk?
Willem krijgt geen kans om te antwoorden. Rimbaud begint te
kotsen. Het gezelschap staat er bij en kijkt er naar. Maryam is de enige die in
actie schiet.
Zijn jullie nou dokters of hoe zit dat?, roept
het meisje vol verwijt.
Met een doek veegt ze de mond van de dichter af en ze draait
de dronkaard op zijn buik.
Meer kun je niet doen voor hem, we moeten weer
verder., zegt nuchtere Jelle.
Pieter-Jan blijft de bende entertainen op hun verdere tocht.
Met veel animo en bijpassende stem declameert hij het gedicht The Raven
van Poe, feilloos van A tot Z.
Daarna leest hij, zonder halt te houden, voor uit één van de
griezelromans die Randy altijd bij zich heeft. De holle bolle Gijs, heeft niet
enkel permanent gruwelijk honger, hij is ook een horrorfanaat.
Boelie loopt voorop met naast hem Maryam die stevig zijn
hand vasthoudt, omdat ze zo het tempo van de mars kan bepalen. Haar vriend marcheert
anders als een stenen pilaar op wieltjes onafgebroken door, helemaal in
gedachten verzonken.
Die geautomatiseerde marcheer-modus waarbij hij de blik op
oneindig heeft, wordt hem nu bijna fataal. Gelukkig is er Maryam om hem wakker
te schudden. Ze trekt bruusk aan zijn arm en roept met een mengeling van
bezorgdheid en verontwaardiging uit:
Kijk uit, Tsoempi, zie je dan niet dat we vlak bij de
rand van een ravijn zijn?
En inderdaad, de smalle gang, met de weide als intermezzo,
geeft uit op een breed ravijn. Alles heeft een oranjebruine kleur, de wanden,
het plafond en de bodem van het ravijn. Een voor een komen de trekkers piepen.
Als ze opzij kijken, zien ze hoe het ravijn links en rechts oneindig lijkt door
te lopen. Alleen aan de overkant zit een kleine opening. Tussen de plek waar
het gezelschap staat en de overzijde rollen continue gigantische, asgrauwe
tonnen over en weer.
We moeten aan de overkant geraken en jullie zien net
zoals ik in dat dit maar op één manier te bewerkstelligen valt., zegt
Pieter-Jan.
DEEL 11: 'Ze hebben mij de hele nacht hard genaaid'
Willem krijgt applaus. Eén van de pelgrims geeft hem een
stevige schouderklop. Ik heb geen donder verstaan van wat je gezegd
hebt, maar het klonk wel duivels goed.
Boelie vraagt hem om samen het einde van De
Kapellesbaan van Louis Paul Boon te schrijven en om ook een einde te
verzinnen voor Der Mann ohne Eigenschaften van Musil.
Als Willem naar zijn kamer wil lopen om pen en papier,
vatten zijn vrienden hem bij zijn kraag. Het is zes uur s ochtends, het
onweer is geluwd en door de ramen is te zien hoe de rijzende zon de hemel rood
laat kleuren.
Schrijven kan wachten, Willem, vang liever eerst wat
slaap, over enkele uurtjes gaan we al op pad., zegt Jelle vriendelijk,
maar dwingend genoeg. De doctorandus is al helemaal geïntegreerd in de groep en
trekt liever mee met de bende. Zijn doctoraat en postronde zet hij tijdelijk on
hold.
Na een korte pauze van een viertal uur trekken ze er
inderdaad terug op uit.
Maryam, Boelie, Pieter-Jan, Randy (voorzien van een extra
grote knapzak), Nico, Willem, Jelle en Benjamin lijken wel een colonne pioniers
in the Wild West, maar dan zonder huifkarren.
Ze laten de herberg achter zich en al snel trekken ze terug
over een smal paadje tussen steile rotswanden. Geen van hen heeft ook maar het
flauwste idee van wat ze kunnen verwachten. Maar allen zijn het er over eens
dat de tocht uiteindelijk zal leiden tot één van de waardevolste zaken in een
mensenleven.
Een beter inzicht in zichzelf.
Pieter-Jan orkestreert de voettocht met zelfgecomponeerde
schlagers met véél te lange titels zoals daar zijn: (zie facebook)
De rest volgt stilzwijgend en kan al eens lachen als
Pieter-Jan voor radio-dj speelt die zijn eigen nummers aankondigt. Als hij in
de stijl van wijlen Adrian Kronauer bindteksten tussen zijn eigen liedjes
schreeuwt, kaatst zijn tenorstem tegen de scherpe rotswanden.
Goooooooooood Morning Laaaand of Dreams and
fornication. Its Eight Oclock in the evening. What does the O
stand for? Ooow my God, Randy is hungry.
Randy geeft toe dat hij inderdaad wel een kleine beet kan
verdragen. De rest van het gezelschap ziet een pitstop ook wel zitten.
your wish is my command moet het mechanisme
achter deze wereld redeneren, want In de verte verbreedt de canyon al en valt
het frisse groen van een malse weide op.
De trekkers vleien zich op het gazon en smikkelen hun
mondvoorraad naar binnen. Niemand spreekt, iedereen kauwt. Boelie die
allergisch is aan kunstgras kruipt rond op handen en voeten om helemaal zeker
te zijn dat de ondergrond echt natuurgras is.
Opeens sjokt er een sjofel geklede man voorbij. Het is een
nog een jonge kerel, maar hij ziet er al behoorlijk opgeleefd uit. Zijn kledij
doet vrij antiek aan, hij lijkt wel van een gekostumeerd bal te komen.
Het gezelschap slaat de nieuwkomer kauwend, maar
nieuwsgierig gade tot Willem verbaasd uitroept: Maar dat is Rimbaud!
De beroemde dichter zakt in het gras en neemt zijn hoofd in
zijn handen, terwijl hij met een doodvermoeide stem klaagt:
Ik kan onmogelijk mijn ontlasting nog ophouden. Ze
hebben mij een hele nacht hard genaaid.
K. keek rond zich. Hij was
omgeven door doden. Slaven van de structuren die ze opgebouwd maar nooit
geëvalueerd of begrepen hebben. Hoe kon die collectieve blindheid ontstaan zijn
in dit afgelegen dorpje. Heeft ver doorgedreven inteelt het kritisch denken soms
uit het genetisch repertoire van de inwoners verdreven? K. stond voor een
raadsel en hoezeer hij zijn geest ook mutileerde, hij kon niet snappen hoe de
zombies vrede konden nemen met hun situatie. Hij liet zich neerzakken tegen de
muur van het schooltje en door de saaiheid van zelfreflectie viel hij al gauw
in slaap. Het schaarse licht van een spaarlamp, die god weet waarom elke nacht
aanspringt om 3 uur, gleed langs de bakstenen naar beneden en verzamelde zich
in een bassin water gesmolten door de lichaamwarmte van K. De burgemeester, die
vermoedelijk terugkwam van zijn maîtresse, zag K. liggen in zijn gouden plas en
voelde, door de amfetamine-achtige bijwerkingen van vier viagra pillen die hij
die avond genomen had, een opgeblazen bulldog in zich wakker worden. Voor het
eerst in zijn zielig stilleven voelde hij een drift, een wil, een energie-uitbarsting
die het van hem over nam. Hij greep het losse scheermesje dat hij altijd op zak
had om zijn doorlopende wenkbrauwen in het midden in te tomen, stormde op de
vreemdeling af, sneed zich in de loop de keel over en belande
bloedbellenblazend op diens schoot. K. schrok wakker, zag de burgemeester liggen
in een krampachtig foetale houding en verschoot zich een ongeluk. De
burgemeester spuwde K.s broek onder het bloed en bevredigd mompelde hij: Ons
rechtssysteem zal nu wel met je afrekenen.
Het was de eerste maal dat K. de
vent zag glimlachen.
Zowel de mannen als de vrouwen worden tegen de muur gedreven
en moeten hun zakken leeg maken en de inhoud op de grond gooien. De twee
overvallers komen tot de conclusie dat ze niet én de menigte onder schot kunnen
houden én de buit binnen rijven. Gelukkig stelt Pieter-Jan voor om eventjes te
adjuveren, dat wil zeggen: te helpen. Tergend traag raapt hij muntje per muntje
op en als hij een handje vol heeft, laat hij ze weer over de grond bollen,
zodat hij van vooraf aan kan beginnen.
Het vreemde van de zaak is dat de overvallers hun geduld
niet verliezen, maar uiterst begripvol zeggen dat P-jay maar op zijn gemak moet
doen. Uiteindelijk hoort men in de achterplaats van de herberg gestommel.
Iedereen wacht een moment vol ongeduld. Tot Maryam dolgelukkig schreeuwt: Boelie!
Is dat Boelie?, vraagt Willem. Het lijkt wel Edward
Siccors hands met de worst bad hair day ooit.
Een blanke met een ontploft afrokapsel, zegt Jelle.
Boelies haar staat kaarsrecht omhoog, en Boelie heeft lang
haar, dus die gefixeerde haardos torent een halve meter boven hem uit. Zijn
wangen lijken wel onder vettige kruitdamp te zitten. Maryam slaat haar armen om
hem heen en zegt dat ze hem zo niet kust. Vieze boelie.
Hij overhandigt ondertussen zijn oogst, een volle fruitmand.
Op vertoon daarvan krijgt hij toch een minikusje op zijn lippen. Achter hen
laat Pieter-Jan voor de zoveelste keer de opgeraapte munten er vandoor
schieten.
De overvallers zien het niet meer zitten en zakken
gedeprimeerd de grond op. Pieter-Jan vraagt vriendelijk:
Jullie zijn niet echt wat je noemt bloeddorstige rabauwen,
hé? Kunnen jullie niet op een andere manier de schaapjes op het droge krijgen.
In de verte jammert de herderin: Boehoehoe, waarom moet hij
nou net schaapjes zeggen? Mijn witjes, mijn arme witjes, waar zijn ze?
Niemand kijkt naar haar om en de en bandietantwoorden:
Mijn partner, Randy, heeft altijd zon honger, hij eet in een week
al een maandloon op en met onze cabaretkunsten verdienen we in een jaar nog
niet wat hij in een maand al verslindt.
Pieter-Jan en Willem zeggen in koor:
Jullie doen me ergens denken aan de twee hoofdfiguren uit Of
mice and men van Steinbeck. Als dat maar goed afloopt.
De serveerster brengt Maryam een kom warm water met een
doek. Ze schrobt Boelies gezicht schoon die op zijn positieven komt, na zijn
bliksems verblijf in de boomgaard. Tussendoor zegt ze:
Als die jongen zo veel honger heeft, mag hij wel wat fruit
van mij.
Van mij mag hij wel een stel kippenbouten.
De jongeman schuift mee aan de tafel en zijn vriend kijkt
overgelukkig toe als alle gasten van de herberg wel iets van voedsel delen met
zijn hongerige partner.
Maryam kijkt een beetje vertederd toe. Twee jongens die zo
goed voor elkaar zorgen, dat zie je zelden.
De herberg leeft terug op, de mensen lijken hun vermoeidheid
vergeten te zijn.
Willem profiteert van de gelegenheid om het zelfgeschreven slot
van het Slot van Kafka voor te dragen.
Pieter-Jan merkt op: Dit gaat meer en meer lijken op een
soort talentenjacht geschreven door Daniel Charms himself. De ongekroonde
Russische koning van het absurdisme.
Willem klimt op het podium, kijkt nog eens wantrouwig naar
de kast er naast, om te checken of die verder nog verrassingen in zich draagt
en leest dan het slot van het Slot voor.
Goede avond allen samen, lelijk weertje buiten, niet?
Vanmorgen was ik op ronde, ik ben postbode, ziet u, nou ik ben op ronde, en ik
zei nog tegen de vrouw van de burgemeester, mevrouw Achipaja, die altijd heel
vriendelijk is, en mij een borrel inschenkt en op koude dagen zelfs warme wijn
en soms geeft ze mij zelfs koekjes mee voor onderweg, een hele lieve dame is
dat, dat zegt iedereen ervan, nou ik drink mijn roemertje vodka en ik zeg tegen
mevrouw Achipaja: U zal het zien, nog voor de klok goed en wel vier uur heeft
geslagen, hebben we een storm op ons dak.
Eerst wou ze mij
niet geloven, maar ik zei, nee, nee, u zal het zien, alle kippen zijn vandaag
op stok gebleven en mijn buurvrouw heeft weer last van haar reuma, en dan je er
donder op zeggen dat het stormt. Nou, ik ging verder op mijn ronde en op drie
werst van hier overviel het me: storm. Alle duivels in de hel, wat een storm!
Dan is het beter hier, lekker gezellig met een scheut vodka. Dat is mij toch
wel veroorloofd, juist? Na een zware dag. Die brieven bestellen heus zichzelf
niet. Nee, nee, je denkt dat ik het er van pak, hé? Dat ik weer zo een lui stuk
vreten ben dat maar fuift en brast zoveel ie kan? Nou, bij de posterijen, ik
geef het toe, je hebt er zo, maar ikke? Nee, mijnheer. Ik neem mijn werk heel
ernstig. Of dacht je dat ik zomaar postbode ben geworden? Wat dacht u dat mijn
goede moeder was? En haar moeder daarvoor? Ik heb verdorie postbodegenen!
Brieven bestellen, dat zit mij in het bloed! In vijftien jaar tijd is er in
mijn district geen enkele brief verloren gegaan. Niet ene! Terwijl ze er in Diskreetsk in slagen hele postzakken zoek
te maken. Nou, wat hebt u daarop te zeggen? Das andere koek he?
Echt, ik neem mijn werk serieus. (kuch) Alleen, weet je,
soms is het wel wat saai zo, op je eentje ronddraven door velden en wegen, met
die postzak. Let wel, soms he, dan hangt het even je keel uit. Dan euh Nee,
excuseert u mij, ik heb niks gezegd. Tenzij.. Belooft u, belooft u dat als ik u
wat vertel, u het werkelijk aan niemand, niemand niet, zegt? U belooft het?
Wel, ok, dan. Maar dus nooit of te nimmer verklappen, ja?
Soms als ik mij zo verveel op mijn ronde, dan durf ik wel eens zo een brief te
openen. Gewoon om even de tijd te verdrijven. En ik plak hem altijd weer goed
dicht en bezorg hem. Altijd, dat zweer ik. Alleen, soms lees ik er eentje, soms
zijn het er ook twee.(pauze) Of drie. Vier kan ook. En vijf is geen
uitzondering. Maar zelden meer dan zes, echt, u moet mij geloven! Alleen als ik
mij echt te pletter verveel lees ik er zeven of acht. Ok, soms kan ik mij echt
niet bedwingen en dan lees ik ze allemaal, allemaal. Dan ben ik niet te houden,
en dan stort ik mij op die postzak en, och God, ik lees ze allemaal. Ik zie die
postzak met al die brieven en dan scheur ik ze open als een hongerige wolf.
Maar dus, werkelijk, aan niemand zeggen he, heus ik bestel ze achteraf altijd
heel netjes. Alleen ben ik zo nieuwsgierig van aard. Ik kan er niks aan doen.
t Is mijn natuur.
Maar die brieven dus. Kijk, ik weet dat het niet helemaal
in orde is wat ik doe. En God in zijn wijsheid weet dat ik geprobeerd heb er
mee te kappen. Elke dag, elke, dag zeg ik: Jelle, godverdomme jongen,
concentreer je op je studies en zoek een andere bijverdienste.
Nee, dat is jouw brief niet, laat hem dicht, blijf er af
en werk verder. Elke dag. Maar hebt u wel eens een brief in uw handen gehad?
Wit als sneeuw, vederlicht, tenzij het een hele dikke is. Je kijkt er naar en
dat begint te gloeien in je hand, ik zweer het je. Je kijkt er naar en je weet,
daar zit wat in, daar zit een vel in en iemand heeft het beschreven. En je
begint te denken: zou het een liefdesbrief zijn? Een huwelijkaanzoek? Of een
man die aan zijn geliefde schrijft dat hij haar komt ontvoeren? Dat ze s
nachts op hem moet wachten, in het park, bij het standbeeld van de onbekende
soldaat? Of is het gewoon een kleinkind dat zijn grootvader gelukkige
verjaardag wenst?
De postbode raakt nu echt opgewonden als hij verder gaat:
Of een bandiet die de schuilplaats van een
schat beschrijft. Of nee, correspondentie van terroristen die een aanslag
willen plegen op de Tsaar. Als ik dáár achter zou komen, zou iedereen mij wel
vergeven dat ik soms wel eens een briefje lees, ja toch? Dan word ik vast nog
gedecoreerd ook. Misschien vragen ze mij dan van staatswege wel om alle post te
controleren. Want wie weet wat mensen allemaal schrijven in die dingetjes. Dat
weet toch niemand?
Ik zie dat u het nog steeds niet helemaal snapt. Toegeven,
het is vreemd, maar dat zijn kamelen ook als je ze voor het eerst ziet. Kijk,
neem nou deze (pakt een brief, kijkt er even naar) Wilt u hem even vasthouden?
Nou, zeg nu zelf? Wordt u niet op zijn minst een héél, klein beetje, een
ietsepietsie nieuwsgierig om te lezen wat daar in staat? Nee, u hebt gelijk, t
is verkeerd, weet u wat? We zullen hem terug in de zak stoppen. Zo is t beter,
nee? Ja? Nee. Ja? Nee. Ja? Nee.
De jongeman doet hem telkens bijna in de zak, maar haalt
hem er op de laatste moment weer uit.
Liever van niet
dan? Zullen we hem lezen? Eentje maar, goed? Ok, de laatste en dan nooit weer.
Beste
collega-dokter,
Dank je voor het
exemplaar van Aantekeningen van een jonge arts van de schrijver Bulgakov. Ik
heb het boek goed ontvangen en ook gelezen, maar eerlijk gezegd vind ik er niks
aan. Maar toch bedankt, want ik heb het goed ontvangen en het was ook wel mooi
verpakt, dus ik dank je. Werkelijk attent van je om iets op het voorblad te
schrijven, vooral waar je het hebt over de concurrentiestrijd om de beste
punten waarin wij tijdens onze studententijd verwikkeld waren. Typisch jouw soort
opmerkzaamheid om mij nog even aandachtig te maken op het feit dat ik op
slechts één puntje strandde van een, om het zo te zeggen, toegangsticket tot de
specialisatie van mijn keuze.
Helaas, ik had de
verkeerde permutatiecode op het laatste examen en daar ging die wensdroom aan
mijn neus voorbij en werd ik dus maar huisarts op het platteland. Mijn dagen
bestaan uit oude mensen antibiotica voorschrijven en lijntrekkers buiten
werken. De eerste zijn enkel tevreden als je ze straffe medicatie voorschrijft
voor het minste pijntje en de tweede groep smeekt haast om ziektebriefjes om
niet te moeten werken. En veel schuift het niet ook. Als er hen echt iets
mankeert gaan ze naar het ziekenhuis in de stad, waar ze dokters hebben die
tenminste wel een specialisatie afgerond hebben. Als ik er aan denk, sneuvelt
er op een avond meer dan één fles wijn.
Maar wat leuk voor
jou dat jij wél je dromen kan waarmaken, als plastisch chirurg. Op basis van de
geldelijke verdienste is wel zo duidelijk wat de ware geneeskunde is. Maar
goed, ik laat je. Ik heb van jou ook het boek Oblomov mogen ontvangen en dat is
een boek waar ik mij tegenwoordig een heel stuk beter in kan vinden.
De groeten daar.
Je sehnsuchtige maat
op de boerenbuiten,
Ilya
Hmm, dat was natuurlijk wel een heel kort briefje.
Dat is zelfs nog niet de helft van een normale brief. Wat zeg ik? Zelfs geen
kwartje. Ik weet niet hoe jullie er over denken, maar ik vind dat ik recht heb
op nog één meer, nog eentje. Wat denken jullie? Och, foert, wie maak ik wat
wijs? Ik lees ze toch allemaal en morgen is het van t zelfde liedje.
De postbode springt van het podium, scheurt nog een
brief open en gaat hem op zijn gemak zitten lezen in een hoekje.
DEEL 8: Randy en Nico als Butch Cassidy en the Sundance Kid
Boelie stopt even met het masseren van de schouders van
Maryam, drukt nog enkele dikke kussen op haar wangen en schiet dan naar voor om
ook deze spreker de hand te schudden. Maryam grijpt naar de fles appelcider,
zet die aan haar volle rode lippen en ledigt de helft ervan met enkele teugen.
Daarna veegt ze stoer haar mond af aan haar mouw, met een onheilspellende blik
in haar ogen, net brandende stukjes steenkool dat paar Perzische ogen.
De spreker wordt op zijn beurt enthousiast meegetroond naar
het gezelschap. Hij stelt zichzelf voor als Jelle. Boelie vraagt hem hoe lang
hij al postbode is, maar de jongeman bekent dat hij eigenlijk een doctorandus
is die met zijn postronde wat hoopt bij te verdienen en op die manier ook wat
onder de mensen wil komen. Hij wil niet eindigen als een duffe kamergeleerde.
Waarover gaat je doctoraat?, vraagt Boelie
geïnteresseerd.
Ik onderzoek de representatie van onze hoofdstad
doorheen de kunst, meer bepaald tijdens de 15de en 16de eeuw.
De hoofdstad? En waar ligt die?
Op ongeveer vijf werst van hier.
Vijf werst, wat is dat nu weer voor iets? Zon
saaie boel hier. Allemaal rare tsjoempis, zegt Maryam vlak voor
ze de rest van de fles appelcider naar binnen slokt. Hopla ad
fundum, roept ze vrolijk uit als de fles op tafel plaatst met een bons.
Das een oude Russische lengtemaat,
licht Boelie toe.
Goed voor 1066,78 meter.,
krijgen we te horen van Pieter-Jan.
Kan die kwiet niet gewoon van kilometers spreken? En bestel nog
eens wat appelcider, zodat er hier wat ambiance komt in deze oersaaie
keet.
De serveerster breekt een nieuw krat appelcider aan, en geeft de
flessen door over de toog heen. Boelie wenkt de serveerster en fluistert in
haar oor, dat ze straks maar moet zeggen dat ze zonder appelcider zit, als
Maryam om nog vraagt. Als ze zat wordt, vrees ik voor de inboedel van je
etablissement, voegt hij nog toe.
Het gezelschap dat nu nog aanzwelt door de komst van Jelle, verdiept
zich in een gesprek over stadsaanzichten en wat je daaruit zou kunnen afleiden
over de mentaliteit van een tijdperk.
Boelie wil graag een greep uit de interessantste brieven lezen, die
Jelle bestelt met enige vertraging weliswaar, want enveloppen
onopvallend terug dicht plakken is geen sinecure. Jelle geeft hem een pakje
brieven van Amerikaanse soldaten uit Irak. Boelie springt bijna een gat in de
lucht, deze jongen is amateurstrateeg en het fascineert hem dat het modernste
leger ter wereld zich vast gereden heeft in een ontwikkelingsland.
Jelle haalt nog een pakje boven. Die zijn allemaal geschreven
door ene Johan Anthierens. Die lezen zo prettig dat ik ze allemaal gekopieerd
heb. Moordend scherpe pen heeft die kerel.
Willem is meteen geïnteresseerd en neemt het pakje dat vastgebonden is
met een lintje enthousiast op schoot.
Pieter-Jan heeft het wel gehad met kippenbouten en bestelt een vat Ice
Tea Green dat hij leeg slurpt middels een reuzenriet.
Benjamin vraagt Jelle of hij ook briefverkeer heeft van jonge koppels
met alle mogelijke pikante beddelijke details er in vermeld. Jelle schudt voor
hem een grote juten zak uit.
Maryam is niet blij met de afgeweken aandacht van Boelie en slaat de
soldatenbrieven uit zijn handen. Ze wil graag een grote schaal fruit om te
doppen in lopende chocolade. Boelie vraagt na, maar de serveerster heeft op dit
moment geen fruit in huis. In de boomgaard achter de herberg dragen de bomen
natuurlijk massas veel fruit, vooral de kersentuin is prachtig, maar in
dit weer gaat ze niet plukken.
Maryam heeft alles gehoord en wisselt een blik uit met Boelie. Die weet
hoe laat het is en vraagt de serveerster om een mandje.
De herbergierster overhandigt hem een grote biezen mand met een handvat
en vraagt: U bent toch niet werkelijk van plan om
Boelie knikt van ja en vraagt de weg naar de boomgaard. Maryam vraagt
of hij een beetje kan voort maken, want haar chocolade begint al te smelten.
Ik zal mij haasten, mooiste en hij verdwijnt door een
achterdeur. De ramen lichten weer op. Pieter-jan berekent de afstand van het
onweer aan de hand van de tijdspannen tussen de flits en de donder.
Proximiteitsgewijs is dat pretty close
Enige tijd is het rustig. De pelgrims zijn in slaap, de dronken edelman
slaapt zijn roes uit op de grond, terwijl zijn pestkoppen hem in de zij porren
met een stok, maar als hij geen kik meer geeft, gaan ook zij een tukje doen.
Ons gezelschap minus Boelie is ofwel verdiept in lectuur ofwel in
gesprek ofwel, in het geval van Maryam, vol ongeduld aan het wachten.
Pieter-Jan en Jelle hebben het over Jazz improvisaties, terwijl P-jay
zich geregeld excuseert om zijn blaas te gaan ontdoen van verwerkte ice-tea. De
serveerster houdt het voor bekeken en begint stilaan aan de opkuis. De herderin
van eerder op de avond, zit aan een tafeltje en snottert dat het lieve lust is.
Mijn schaapjes, mijn arme witjes, buiten, in dit onweer.
Veel rust is de herberg echter niet gegund. De kast naast het podium
zwaait open en daaruit springen nu Poesjkin en Gogol, elk gewapend met een shotgun
en nu verkleed in Butch Cassidy en the Sundance Kid, de
gelijkenis is duidelijk voor wie de film kent, maar toch ook weer niet
feilloos, want beide dragen een bril en de ene heeft een lange paardenstaart.
De jongeman met kort haar schreeuwt: Ok, this is a robbery!
Zijn partner in crime, de grootste van de twee schreeuwt: Any of
you fucking pricks move, and I'll execute every motherfucking last one of
you.
De twee
kijken elkaar verwonderd aan, terwijl de ene zegt: Damn, Randy, dat
klinkt echt scary, dat had ik van jou niet verwacht.
Randy,
formerly know as Gogol, trekt zijn schouders op en antwoordt: Ik heb dat
eens gezien in een film.
Pieter-Jan
stelt zich recht, zegt plechtig: Heren, peto verbum.
Waarop de
twee overvallers in koor: Peto watte?
Ik
bedoel, heren, ik had graag het woord gehad.
Hij mag
spreken, gelasten de bandieten. Wel, vergeef mij te interrumperen, maar
is deze overval serieus of een act, net zo komisch als die van daar
straks?
De overvallers
benadrukken dat het hen menens is. Komisch? Niks komisch!
Iedereen moet met de handen op het hoofd tegen de muur gaan staan.
Alle
slaapdronken gasten klauteren overeind en stappen richting muur. Maryam
foetert: Tjsoempis, ons zo in de luren laten leggen door die twee
bonenstaken. En waar is verdomme Boelie als je hem nodig hebt?
DEEL 6: gebundelde mentale projecties van een vriendengroep
Boelie en Benjamin ontdekken al gauw dat ze zon beetje de zelfde interesses hebben en als blijkt dat ze beide figuren kennen als de schrijver Hrabal, Horatius, Primo Levi, Hasdrubal, een broer van Hannibal en Cincinnatus, is duidelijk dat ze vriendschap gesloten hebben voor het leven.
Maryam vraagt: Kinky wie? Stop met zon gesprekken te voeren, spreek over iets toegankelijker, jullie twee sluiten jullie af van iedereen zo. Hatelijk is dat.
Waarom mogen we hier niet over spreken?, vraagt Boelie.
Ik snap mannen niet. Jullie noemen maar lukraak namen van bekende schrijvers en zo. Is dat om elkaar te testen? Of is dat ook weer competitie? Namen noemen tot je op namen stoot die je tegenstander niet kent. Alsof jullie mannen enkel een gesprek kunnen hebben in het kader van een gesprek.
Maryams ogen tintelen intens en haar Perzische temperament steekt bijna op Maryam is van Perzische komaf- maar dan zegt Boelie met zachte stem dat hij haar graag ziet en dan straalt ze weer.
Het podium blijft ondertussen niet leeg. Er komt een jongeman uit een kast naast het podium. Hij heeft bakkebaarden en draagt een poepsjiek kostuum en een hoge hoed op. Als hij het podium beklimt, struikelt hij pardoes en met veel show.
Meteen komt er uit de kast een ander heerschap met een bolle hoed en een meer sjofel kostuum. Die klimt ook op het podium, wil over de eerste man stappen, maar struikelt.
Als hij de grond raakt, schreeuwt: Maar godverdomme, godverdomme zeg, nu val ik, en dan nog over Pusjkin, over Pusjkin dan nog!
De jongeman op de grond, Pusjkin dus blijkbaar, springt recht, klopt het stof van zijn kleren en stapt verder, maar struikelt nu over de andere jongeman.
Als hij hard de grond op stuikt, schreeuwt hij: Maar nee zeg, toch niet over Gogol, maar zeg, kom nu, toch niet over Gogol! Over Gogol!
De man blijft liggen en doet er verder het zwijgen toe.
Gogol springt recht, strijkt als de wind zijn kostuumvest glad en wil weer verder gaan, maar blijft haperen en tuimelt pardoes over Pusjkin.
Na zijn buiteling schreeuwt hij luid: Maar godverdomme, godverdomme zeg, nu val ik, en dan nog over Pusjkin, over Pusjkin dan nog!
Daarop springt Pusjkin weer recht en komt weer zwaar ten val over Gogol heen.
De twee beschrijven zo een cirkel tot ze samen terug in de kast vallen waar ze uit verschenen zijn en dan is het terug stil.
Best vermakelijk hier, zegt Boelie.
Pieter-Jan duikt nog eens in zijn emmer kippenbouten en zegt tussen twee smakken door: Niet gespeend van enige amusementswaarde, mag ik graag beamen.
Een potige kerel, met een brieventas, duidelijk een postbode, springt van zijn barkruk en wandelt fiks rechtop, in een soort militaire tred naar het podium en neemt het woord.
The show must go on, zegt Willem van achter de paginas van zijn literaire magazine.
Kennelijk, smakt Pieter-Jan.
Maryam vraagt aan Boelie om appelcider te bestellen, in veelvoud en om nu haar hals te masseren.
De postbode richt zich ondertussen tot het publiek.
De jongeman knipt steeds nerveuzer met zijn balpen en gaat
ook steeds sneller praten als hij verder gaat:
Maar goed, mijn moeder doet haar best, want uiteindelijk,
heeft zij het toch wel heel druk, want weet u, er wonen bij ons thuis ook nog
eens dertien neven en nichtjes in van mij en mijn zus, waarvan toch wel de
helft, dus afgerond, laat ons zeggen, zeven van hen, in hun apenjaren zitten en
u weet hoe dat gaat, die kunnen niet tegen tekenen van autoriteit en ik kom dan
thuis van de les in mijn kostuum en dan ben ik natuurlijk de paljas en werken
ze dat uit op mij. Het is ook zo dat ik hen tijdens de weekends dan bijles
geef, want de ene presteert op school al beter dan de andere, en de overgrote
meerderheid van de 13 presteert slecht. Nu u kunt zich voorstellen dat mijn
neven en nichten mij niet graag zien komen, de zaterdagochtend als ik mijn krijtbord
op wielen de kinderkamer in rol. Ik mag wel zo zeggen dat zij hier uitermate
slecht op reageren. Maar mijn moeders wil is wet, dus ik geef bijles, scherpe
passers in mijn onderrug of niet.
Nee, ik mag echt zeggen dat ik mazzel in het leven, en dat
de voorbije zeven jaar voorbij gevlogen zijn. Vooral de tijd dat ik om de
eindjes aan elkaar te knopen, toen mijn vader pas overleden was, een bouwvallig
huis deelde met toevallig 13 buitenlandse studenten, en u zal mij niet geloven
maar het huis had ook precies 13 ramen en mijn kamer had het nummer 13. Echt
een leuke bende die 13 exchange students, maar ik ben er uiteindelijk
vertrokken, want mijn moeder, ja ze is trots, schaamde zich dood toen ik
geflankeerd door pikzwarte Nigerianen over straat liep. Joviale kerels
nochtans, ik heb er nog djembé van leren spelen. Maar ja, moeder is trots. Gletsjers
laten zich verzetten, maar trots nooit, zei mijn vader altijd, die goeie mens,
zaliger dus.
Maar weet u, soms hé, maar dus alleen soms hé, dan heb ik
het allemaal gezien, dan wil ik het eens helemaal van de andere kant bekijken,
dan heb ik er om het zo cru te stellen mijn buik van vol. En weet u, dan ben ik
het beu, dan heb ik er ge-noeg van. Van die stress, van dat rekening houden met
wat anderen van mij denken, van mijn moeder die mijn kraag voor de miljoenste
keer recht zet, van al die keren dat ik moet letten op etiquette, dat ze
godverdomme stikt in haar etiquette. En ik kan geen deftig restaurant meer
zien! Ik wil godverdomme friet met stoofvlees in mijn kamezulle duwen aan t
simpelste frietkraam dat er te vinden is, en ik wil geen kostuum meer dragen,
ik wil rondlopen in een bermudashort en een hawaïhemd die mij twee maten te
groot zijn. En ik word MOTTIG, mottig zeg ik u, als ik mijn zus zie met haar
verloofde, die haar geen spat aandacht geeft en elke dag met een ander wijf op schok is, maar waar mijn zus bij blijft, omdat die jongen toevallig de zoon is
van de vetst betaalde anesthesist van het land. Ik wil niet meer met mensen op
trekken die eerst naar uw punten en uw onderscheidingen vragen en dan pas naar
uw naam of uw interesses.
Ik ben het BEU, BEU zeg ik. Ik wil NIKS meer voelen en niks
meer denken en ik wil het niet meer horen, al die BULLSHIT over status en over
regeltjes en van die vragen: Heb je al een rijbewijs?, heb je al dit, heb je
al dat, heb je al een vriendinnetje? MOEI U MET UW EIGEN ZAKEN. Ik wou bij
God, dat ik het allemaal niet meer zag, dat ik stokkestijf in een veld kon gaan
staan, zoals een defecte zendmast, een kapotte flitspaal, een boom, een antieke
telegraafpaal.
IK DOE NIET MEER MEE.
Godverdomme, godverdomme, GOD-VER-DOMME!
De jongeman trekt zijn kostuumvest uit, gooit zijn bril én
zijn balpen een hoek van de bar in en springt wil op en neer op zijn
kostuumvest.
Iedereen gaapt hem aan, buiten slagregent het en in de bar
is enkel het geluid van zijn sprongen te horen en van de regendruppels die als
mitrailleurvuur tegen de ramen slaan.
Uiteindelijk komt de jongeman tot bedaren. Hij raapt zijn
jas op, veegt die af, trekt ze terug aan en zet zijn bril terug op, die nu een
klein beetje scheef staat. Als hij in de gezichten van de ademloze toeschouwers
kijkt, herpakt hij zich en concludeert hij:
Maar dus in het algemeen kunnen we zeggen, dat het roken
van tabak, zeer, zéér schadelijk is voor de gezondheid.
Boelie is de eerste die de stilte verbreekt. Voorzichtig zet
hij Maryams poezelige voetjes van zijn schoot en dan springt hij recht en slaat
hij enthousiast zijn handen tegen elkaar, daarna schiet hij naar voren en
omhelst hij de spreker.
Prachtig kerel, formidabel, you said it all, als je met
deze toespraak rondtrekt van zaal tot zaal, schep je bakken vol geld, voor zon
luide waarheid hebben mensen geld veil.
Dank je, dank je, zegt de hijgende en nu nogal bezwete
spreker een beetje verbaasd.
Zeg mij je naam, kerel en drink er één met ons.
Mijn naam is Benjamin.
Boelie sleept de jongeman met geweld mee, naar de rest van het
gezelschap en er ontspint zich een levendig gesprek. Meteen is duidelijk dat
ons viertal vanaf nu een vijftal is.
De redenaar ratelt aan één stuk door als hij zegt:
'Mijn moeder vraagt mij dus om deze lezing te geven, want zij
is van mening, zon universitaire opleiding, dat moet renderen. U moet
weten, mijn moeder is een trotse vrouw, echt zo trots, ook op mij, maar toch
vooral op haar huis en haar rozentuin, maar alleszins toch ook zeker op mij. Op
mijn zus is ze ook wel trots, maar toch weer net iets minder, want die
specialiseert in de orthopedie en ik specialiseer in de cardiologie, dus ergens
snap ik mijn moeder wel. Nu, sta mij toe dat ik dit fluister, want dit blijft
onder ons: ik ben afgestudeerd als dokter met de hoogste graad, maar dat ligt
meer aan het feit dat ik regelmatig ga tafelen met een belangrijke prof dan aan
mijn studiebevlogenheid. Ik heb ook niet veel tijd om te studeren, want ofwel
moet ik verschijnen op theekransjes bij familie ofwel moet ik karweitjes doen
voor die prof, da's een oude vriend van mijn vader zaliger, die zelf nog neurochirurg is geweest. Maar goed, mijn vader zaliger, zo een goede mens dat die was,
dat kunnen jullie niet geloven, zo goed dat die was, en wel die zei dus altijd:
Zoon, inzet is belangrijk, maar dat zal nooit opwegen tegen de juiste
contacten. Dus stuurt mijn moeder mij in toch wel zeer presentabele
kostuums, die ze dus ook zelf met de hand vervaardigt, want in snit en naad is zeer
bedreven, richting onderonsjes in de juiste kringen.
Maar nu moet ik eigenlijk toch wel zeggen, dat ik toch echt
dik bof met zon moeder, om dus van mijn goeie vader nog te zwijgen. Ik
heb daar zon geluk mee gehad, dat kunnen jullie niet geloven, zoals die
twee mij alle kansen hebben geboden om mij echt ten volle te ontwikkelen en mij
de juiste levensvisies bij te brengen. Ongelofelijk die twee, als koppel zeker,
maar ook als ouders. Voor mij nog net iets meer dan voor mijn zus. Maar ouders
die zo voelen voor hun kinderen, die verwerken een tegenslag toch niet altijd
even makkelijk, zoals een kind dat eens een jaartje moet over zitten en ja,
mijn zus heeft nu wel in de totaal berekend, toch zon drie keer een
jaartje gedubbeld. Dus ergens is dan toch wel enige teleurstelling van de kant
van mijn ouders gerechtvaardigd en is het bijgevolg ook niet onlogisch dat zij
met kerst en zeker ook op andere feestdagen niet meteen in de prijzen valt.'
Waarvoor? , vraagt Maryam die een zekere
nattigheid voelt.
Om Boelies mond af te plakken, het hangt mijn
colon uit dat hij de verhaallijn de negatieve tour op stuurt.
Je blijft met je fikken van mijn Boelie af. Hij kan
er niks aan doen.
'I hate to disagree', zegt Pieter-Jan zacht.
Achter hen horen ze de luide plonzen van de reuzin die door het meer jogt. De drie jongens zetten alles op alles en trappen zich een ongeluk.
De reuzin komt echter steeds dichterbij en dreigt Maryam van de achtersteven weg te grissen. 'Boelie redt mij schreeuwt ze.'
Die roept, eindelijk eens luid en duidelijk, want deze jongen is een notoir mompelaar:
'En toen viel er een kollosaal grote piano op de reuzin.'
Ergens uit het niets, hoog uit het koraaldak komt prompt een poepsjieke vleugel gevallen die uiteen crasht op het hoofd van de uitgerokken vrouw.
'Zie je wel dat mijn Boelie niet hoeft te zwijgen!!'
'Het ook maar wiedes dat hij de risicosituatie die hij zelf creeërt ook zelf teniet doet, kwestie van de vervelende parameters zo veel mogelijk te reduceren, zodat de voordelen van Boelie er bij te hebben nog opwegen tegen de nadelen van zijn proximiteit.'
'Que?', vraagt Maryam. 'Doe eens normaal, tsjoempie, je hoeft geen moeite te doen om nog excentrieker te zijn dan je sowieso al bent.'
De eend komt met zijn passagiers aan op de andere oever en werpt hen van zijn of haar rug (geen van ons viertal nam de moeite om het geslacht even te checken). In plaats van plastic is het nu een dier van vlees en bloed. Vrolijk kwekt ze er vandoor.
Ons kwartet staat nu voor de ingang van een smalle gang met torenhoge wanden.
'Alles is hier maxi', zegt Willem, als ze hun tocht te voet verder zetten. Urenlang trekken ze door, ze beseffen dat ze alle besef van tijd en ruimte nu echt volledig kwijt zijn. Het kan dag zijn, het kan nacht zijn, licht is er blijkbaar altijd.
'Wil hij nu zeggen dat hij honger heeft?', gist Willem, die als geneeskundestudent wel de nodige achtergrondkennis heeft om die opmerking te decoderen.
De anderen beamen.
Boelie zegt: 'Ik heb een zelfde soort gevoel, maar dan pre-coïtaal.'
Maryam protesteert meteen: 'Niet nu, niet hier, we hebben geen aparte ruimte.'
Boelie protesteert en klinkt als een bevelende profeet als hij zegt:
'En toen verscheen er een herberg met kamers voor de nacht waar het wél kon.'
De smalle gang verbreedt en de vier komen op een open plek te staan met recht voor hen in het midden, een grote herberg. Een lange zanderige oprit geborduurd met twee rijen berkebomen leidt er naar toe.
Het opschrift van de herberg luidt 'langs de weg.'
'Is dat geen toneelstuk van Tsjechov?'
Boelie, een slavist, beaamt.
Maryam moppert dat Boelie ook een viersterrenhotel had kunnen wensen. Boelie stelt haar gerust, de kamers hebben grote, ronde houten ligbaden, die zich erg lenen tot een hygiënisch ontspanningsmoment bij kaarslicht.
Plots steekt er een fikse storm op, de berken zwiepen in de wind, tegen het plafond plakken donkere wolken en de eerste druppels vallen al. Achter hen hoort het viertal zenuwachtige kreten.
'Laat mij er langs, hop, maak baan. Opzij, opzij. Mijn moeder vermoordt mij. Ik ben potdorie mijn schapen kwijt.'
Een haastige herderin port de vier in hun ruggen met haar staf en schiet dan voorbij.
'En nu begint het nog te stormen ook', sakkert ze als ze verder rent.
De herderin wordt gevolgd door een postbode per fiets die driftig belt en schreeuwt: 'Het gaat stormen, maak dat je schuilt.'
'Dat noem ik nou redundant advies.', merkt Pieter-Jan fijntjes op.
De vier maken ook haast en al snel zitten ze in de grote, warme bar van de herberg. Overal liggen mensen te slapen, ondanks verschillende levendige gesprekken. Zo zijn er pelgrims die een zware discussie voeren om te bepalen welk bedevaartsoort nu het beste is, er zijn anderen die een dronken edelman beschimpen en er is een vrouw van lichte zeden met een irritant stemgeluid aan het flirten met wat overduidelijk een charlatan is.
Pieter-Jan verwerkt ondertussen een emmer kippenbouten, Willem duikt in een stapel oude kranten en Maryam drinkt warme chocomelk terwijl Boelie haar poezelige voeten masseert, terwijl hij op zijn beurt de gang van zaken in de herberg observeert.
Opeens zegt hij, 'Hey kijk, dat ziet er een sympathieke kerel uit, hij wil geloof ik een toespraak geven.'
Een jongeman die een erg geleerd voorkomen heeft en gekleed is als een soort professor, kruipt op een geïmproviseerd spreekgestoelte van omgedraaide bakken bier en vraagt met de nodige aandrang de aandacht van de gasten.
'Beste dames, en ook wel heren, mag ik nu graag even uw aandacht. Stilte, stilte, graag, nu dames en dus ook heren. Het komt nu zo te pas dat mijn moeder mij gevraagd heeft om een lezing te geven over de schadelijkheid van tabak.'
Het is muisstil in de staal, de stilte wordt enkel verbroken door de spreker die zijn keel schraapt en nerveus met zijn balpen knipt.
Ons viertal kijkt op en spitst nieuwsgierig de oren. De ramen van de herberg lichten op, buiten bliksemt het.
Pieter-Jan, Boelie, Maryam en Willem en anderen (2)
De vier vragen pen en papier en steken de koppen bij elkaar.
Ze vinden een absurd einde uit van toch wel een twintig paginas lang,
waarbij verschillende bekende plots lekker gemixt raken, zonder dat je van
plagiaat kunt spreken. Het geheel is licht parodiërend van stijl. Trots
overhandigen ze de vellen die Boelie met de hand geschreven heeft. De
wachtpostkabouter glimlacht tevreden en zegt: Zeker niet kwaad en dat in
slechts drie uur tijd. Maar een klein detail natuurlijk, nog een karweitje van
niets en dan kunnen jullie verder. De bedoeling is wel dat het einde net zoals
de rest van het boek oorspronkelijk in het Duits is geschreven. Gelieve dus
even te vertalen. Foutloos weliswaar.
Met een sierlijke buiging geeft de wachter het manuscript
terug. Ons viertal merkt dat de man nu een grote dikke muis is, die rechtop
staat als een vent en gekleed is in een soort Robin Hood kostuumpje met een
speelgoedboog over zijn donkergrijze rug. Willem wil iets zeggen, maar Maryam
zegt nonchalant Whatever en de jongens buigen zich over hun tekst. Ze
zitten een beetje hulpeloos te kijken terwijl Maryam ongedurig kringetjes
draait rond het beteuterd kijkende trio.
Jullie menen toch niet serieus dat jullie dat gaan
vertalen? Geen van jullie drie kent Duits, in het beste geval spreken jullie
min of meer verstaanbaar Kartoffeldeutsch.
De jongens kijken haar schaapachtig aan, terwijl Boelie een
poging doet om een grammaticaal overzicht te completeren als leidraad en
Pieterjan en Willem vast de woorden noteren die ze wel meteen kunnen vertalen. Veel
zijn het er niet. De muis lacht en glundert.
Zeg Tsjoempis, ik herhaal: jullie gaan dat
toch niet serieus vertalen? Kijk eens naar dat beest, hoe gaat die muis ons nu
tegenhouden? Door ons te beschieten met zijn plastic pijltjes zeker? Laat ons toch
gewoon verder gaan.
Tsjoempi is een scheldwoord dat het meisje zelf uitgevonden
heeft. De jongens kennen het al te goed en weten dus hoe laat het is. Maryam
haar toch al zo weinige geduld is op.
Pieterjan haalt zijn schouders op. Maryam maakt hier
misschien wel een considerabel punt.
Boelie voegt toe: Als we dat ding hier vertaald
hebben, vindt hij wel weer iets anders uit om ons bezig te houden.
Dan stel ik voor dat we er vandoor gaan,
concludeert Willem.
Eindelijk een beetje gezond verstand, tsjoempis,
roept Maryam terwijl ze met haar handen in haar zij naar de boot stapt om aan
te duiden wat er moet gebeuren.
De muis is niet akkoord met de gang van zaken: Hé,
ho, dont go. Staan blijven, dat kan heus niet zo maar. Eerst de
opdracht!
Boelie maakt aanstalten om zijn blaas te ledigen op de
blaadjes van het manuscript, maar Maryam kan hem tegenhouden. Overdrijver,
die muis snapt zo ook wel wat we van zijn opdracht denken.
Terwijl Maryam instructies geeft of schreeuwt, duwen de
jongens de boot moeizaam over de rand. De muis schiet er vandoor, in de
richting waarvan ons viertal komt en krijst Backup, backup.
Helemaal zeker ben ik toch niet over de sanity van
onze beslissing, prevelt Pieterjan.
Straks komt er een reusachtige boerinnenvrouw die ons
onderdompelt in de zweterige naad van haar gigantische, uitgezakte borsten,
mompelt Boelie.
Pieterjan protesteert: Jij vertelt NIET hoe het
verder gaat. Boelies profetaties zijn op dit moment niet souhaitabel.
Hé?, vraagt Willem, als enige van het
gezelschap niet al te vertrouwd met Pieterjans kleurrijke taalgebruik.
De boot, ondertussen al weer veranderd in een plastic eend
met op de rug vier zitjes, komt met een plons in het water terecht en de vier
bungelen al gauw in de gekende volgorde aan de touwladder.
Met niet altijd even elegante bewegingen die wij
verder niet in detail beschrijven- hijsen zij zich in het zadel op de rug van
de eend. De peddels blijken nu veel te kort voor de hoge eend, maar gelukkige
beschikt het nieuwe vaarsysteem over trappers. Daar gaan de vier.
Halverwege het meer, tuurt Maryam, die met haar voetjes in
het water hangt, op de achtersteven van de eend (er zijn namelijk maar drie
paar trappers) naar het plafond van de grot. Ze ziet de prachtige koralen en
vindt de omgeving echt geweldig mooi. Tussen de rotsen twinkelen ertsen, het
lijken zo wel sterren aan het firmament. Het meisje vergaapt zich, tot ze opeens
alarm slaat.
Kijk eens achter jullie, snel.
Op de steiger is een potige vrouw te zien, wel tien keer zo
groot als een normale mensenvrouw, die woest haar vuist schudt.
Pieterjan kijkt met een frons naar Boelie, die strak voor
zich kijkt en onverstoord verder trapt.
Willem zegt dat ze niets te vrezen hebben, ze zijn nu toch
al op het meer.
Boelie denkt luidop en mompelt: Ja, maar ze is
natuurlijk wel groot genoeg om ons gewoon achterna te waden. Het water komt
vast maar tot haar knieën.
Zijn woorden zijn nog niet koud, of daar springt de reus al
van de steiger.
Pieterjan kijkt boos naar Boelie en vraagt droog of iemand stevige
plakband bij zich heeft.
Vier jonge mensen zitten in een kamer rond een luik. Drie
jongens en één meisje. De jongens wrikken met veel moeite het luik open en zien
een trapladder. Het is helder in de tunnel naar beneden, al kan de lichtbron
niet getraceerd worden. De vier verdwijnen één voor één door het gat, de ene al
wat happiger en nieuwsgieriger dan de andere. Het meisje gaat als laatst, want
als ze valt, dan valt ze zacht, misschien.
Trede voor trede gaat het lager, de jongens grappen dat ze
straks in de hel belanden en bedenken al hun eigen straffen voor de zonden die
ze begaan hebben. Het meisje vindt het maar luguber en vindt dat iedereen beter
zwijgt. Vrouwen zijn het schattigst als zij bang zijn, dus fantaseren de
jongens luidop over de monsters die hen beneden wachten. Het meisje claimt
doodsbang te zijn en beweert dat ze nu meteen terugkeert, maar ze volgt toch
maar vlot de rest van het gezelschap.
Beneden komen ze uit op een soort voetpad met daarlangs een
rivier. Een helblauwe rivier, met witte keien op de bodem. Nog steeds is niet
duidelijk waarom het daar zo verlicht is in die onderaardse gang. Nog voor de
vier zich kunnen afvragen hoe het verder moet, meert er een lege boot aan. Een
soort platte vikingsboot, een snek. Het viertal neemt plaats en alsof het een
trein is, vertrekt het scheepje.
De grootste jongen van de drie, laten we hem Pieter-Jan
noemen, is zeer benieuwd hoe het verder gaat. De kleinste jongen, we zullen hem
Boelie noemen zegt: dit loopt nou net alsof ik het zelf geschreven heb,
de derde jongen, neem nou bijvoorbeeld dat hij Willem heet, vraagt aan de
tweede of hij dan soms weet hoe het verder gaat. Boelie schudt van nee en
Pieter-Jan zegt dat hij er goed aan doet te zwijgen, want dat de fantasie van
Boelie vaak bewaarheid wordt.
Urenlang gaat het bootje gewoon door. Als het meisje, neem
nou dat ze Maryam heette, bekent dat ze honger heeft, vinden ze onder een doek
een hele picknickmand. Net wanneer die vrolijk naar binnen is gewerkt, botst de
boot tegen een stenen wand. De rivier verdwijnt door een gleuf onderaan de
wand. Boelie vraagt zich af of ze soms in een slappe versie van Tomb Raider voor
vier spelers terecht gekomen zijn. Maryam krijgt het al snel op haar heupen en
wil zo snel mogelijk door. Pieter-Jan stapt uit en onderzoekt de vloer van de
oevers. Er zijn enkel de witte keien op de bodem, de natuursteen van de wanden
en het voetpad en het groenblauwe water.
Boelie oppert dat ze zich misschien op de rivier de Rivier
bevinden, de langste onderwaterrivier ter wereld, in Slovenië. Mijn
broeder, zegt Pieter-Jan, als je nu nog denkt dat we in de
werkelijkheid as we know it zitten, heb ik je overschat. Willem denkt
ook zo veel. Maryam luistert niet en zit vooraan in de boot om met haar handen
de wand te betasten op zoek naar een verborgen schakelaar.
Willem stapt ook uit, denkt dat hij in een spinnenweb loopt,
maar merkt al gauw dat er enkel een flinterdun touwtje voor zijn ogen hangt. Hij
snokt er aan en daar verschuift de wand. Ergens ver op de achtergrond is het
geluid van roestige katrollen te horen en misschien ergens daar doorheen ook
wel hoongelach. Was jij dat, Pieter-Jan, vraagt Maryam berispend.
Als je het was, krijg je een mep, het is hier echt eng. Gaan we niet
terug? Boelie zegt met een speelse glimlach, ja, goed we gaan
terug. De andere jongens maken ook aanstalten om terug te keren. Maryam bedenkt
zich meteen. Hé, toe nou, doe niet zo flauw, laat ons verder gaan.
Het bootje bevindt zich nu niet meer op blauw water, maar op
een donkerbruine vloeistof. Het bootje is nu ook opeens van goud. Boelie zegt: Dit
doet mij denken aan een gedicht van Srečko Kosovel, over een zlati čoln,
oftewel een gouden boot. Hij vraagt zich af waarom hij de gouden boot laten
varen heeft. Willem schiet ogenblikkelijk uit zijn dromerij en wil weten
wat de dichter daarmee dan wel bedoelde. Met die gouden boot bedoelde
hij kans op publicatie, Kosovels werk is tijdens zijn leven nooit uitgegeven.
Wie is die Kosovel?, vraagt Pieter-Jan.
Een bijzonder veelzijdige schrijver die dag en nacht
schreef, maar wel zelden iets echt afmaakte, hij heeft duizenden gedichten
achtergelaten en dat terwijl hij op zijn 24ste al overleden was aan
meningitis.
Maryam voegt toe: Op je 25ste ben je op
het toppunt van je verstandelijke vermogens. Maar zeg, is dit nu werkelijk het
moment om het over literatuur te hebben?
Het kan ons tot een verklaring brengen over het
waarom deze toch wel eigenaardige gebeurtenissen.
De andere jongens knikken.
Maryam is niet akkoord. Wat doet het waarom er in
hemelsnaam toe? Kun je niet gewoon ontspannen en zien wat er gebeurt?
Sit back and enjoy the ride, zegt Pieter-Jan met
de begeleidende stem van een movie trailer.
Dat bedoel ik ja.
Het bruine water verandert in grind, grind op een helling
die steil naar beneden gaat en de boot is nu een soort bobslee. De snelheid
loopt geweldig op en de vier moeten zich in de holle wanden van hun tuig duwen
om enige houvast te vinden. Het kriebelt in hun buiken en de daverende schuifaf
blokt even elke waaromvraag uit.
Na een tijdje wordt de weg terug vlak, de snelheid mindert
en het viertal komt tot stilstand in een gigantische grot, op de rand van een
steiger, met voor hen een uitgestrekt meer.
Bij de steiger zit een ventje van amper anderhalve meter
hoog, die zegt: Welkom, ik heb al zo lang op jullie gewacht, zo heel erg
lang. Ik ben werkelijk blij dat jullie er zijn.
Het grappige figuurtje met de bolle wangen en dito hoed,
draait zich om trekt even zijn lange groene overjas over zijn hoofd en de vier
kunnen hem bedekt horen schaterlachen.
Wie ben jij?, vraagt Willem.
Ik? Ach, ik heb zo veel namen. Wat mag het zijn voor
jullie?
Maryam kijkt over de rand van de steiger naar het water en
merkt op dat er een touwladder naar beneden leidt. Als we de boot
voorzichtig naar beneden duwen en dan zelf zo omlaag klimmen, raken we toch wel
verder, niet? We kunnen peddelen met onze handen.
Pieter-Jan vraagt zich af of de boot niet wegdrijft voor ze
zelf beneden zijn.
Nee, dat denk ik niet, die vijver staat volledig
stil, nergens beweging te zien. Ik ben voor., zegt Willem.
Boelie rommelt in de boot en vindt twee peddels, een vondst
die hun besluit bezegelt.
De jongens tillen de boot al op, als de kleine wachter, voor
driftig voor hen springt.
Héla, ho maar, dat kan zo maar niet. Jullie kunnen
niet verder vooraleer jullie de opdracht naar behoren vervullen.
Welke opdracht?, vragen de vier in koor.
Aha, aha, zeg ho maar, dat komt hier aan en dat wil
er al weer vandoor, dat jonge volkje van tegenwoordig geeft geen oren naar
welvoegelijk protocol. De opdracht is deze.
Uit zijn mouw schiet een opvouwbare stok die net voor
Pieter-Jans neus tot stilstand komt. Aan het uiteinde zit een piepklein
papiertje met daarop in minischrift Schrijf een passend eind voor het
Slot van Kafka.
Boelie richt zich meteen tot Willem: Jij hebt het
boek gelezen, over wat gaat het en waar eindigt het nu?
Naast de fotoreeks van the making of, nu ook het
geschreven verslag van the making of, omdat het toch maar een uurtje werk is
om dat uit de caffeïneduim te zuigen, op mijner vrije vrijerzondag.
Geschreven met de
onderliggende gedachte: laat ons niet wachten met typeringen en herinneringen
ophalen tot er iemand dood gaat, zodat we met zn allen lachend kunnen zitten
snotteren op de koffietafel.
Starring:
Pieter-Jan
Moderne Oblomov met een gelijkaardige eetlust (voor mensen
die het boek kennen), leeft als een kunstminnende, dromerige aristocraat op een
kotje in Gent, omringd door intellectofielen met of zonder psychologische
draaikolken (meestal met), soms foutievelijk aangesproken met Pi-ji terwijl de
juiste afkorting toch Pi-jay behoort te zijn, groot talent in de wereld van de
kortfilm, maar met een foute visie op wat een kortfilm eigenlijk is
(kortspeelfilm is niet gelijk aan vijf minuten wegknippen uit een
langspeelfilm, ik raad hem de theorieën van Bachtin aan, die helaas niet readily
available zijn in de Gentste bib waar hij op 5 min wandelafstand af woont)
Hij heeft een tamelijk ontwikkeld karuur, hoewel hij geen
fanatieke sportieveling is (nochtans is de wil en het fitnessabonnement er wel,
maar de verslavende, filosofoledigheid neemt meestens de overhand. Zelf
verkiest hij lethargicon als het epitheton dat bij hem past)
Verdere typeringen: praatvaardige, vertellustige kerel, kan
enthousiasmerende beelden schetsen over alles wat hem boeit, beetje zielzoekend
zoals de meesten van onze leeftijd. Geboren psychiater, stabiel in zijn
chaotische kunstenaarsbestaan, mentaal stevig verankerd, onhandig en te
afwachtend op liefdesvlak, warm hart met oprechte en levensgrote interesse in
de leefwereld van anderen mét de nodige discretie.
Beste luisterend oor van Gent en omstreken, pornoliefhebber
(met kritische bedenkingen), grote fan van de Portugese dichter Pessoa (hoewel
hij zelf tot zijn vijftigste levensjaar geheelonthouder zal zijn, omdat de
dichter in zijn plaats gezopen en geschreven heeft). Erg dankbare eter ook, men
doet er wel aan hem af en toe iets lekkers toe te stoppen om zijn oogjes te
doen oplichten, want dat zijn de spiegels van zijn maag, die zo mogelijk nog
groter is dan zijn intellectuele verwerkingscapaciteit of zijn hart)
Zijn rol in deze kortfilm: bedenker van het
script(waarover later HAHAHA- meer, gniffel gniffel), regisseur, leider van
het camerateam, supplier van het filmmateriaal, verantwoordelijke van de
casting.
Heeft weinig tot geen vertrouwen in het resultaat van de
opzet.
Randy
Criminologiestudent, metalfan, geïnteresseerd in
krijgsgeschiedenis en sektevorming (niet actief gelukkig, bij ons weten is hij
nog geen goeroe die predikt dat de wereld vergaat in 2012 en dat jonge maagden
met hem de lakens moeten delen teneinde zich te verzekeren van een reddende
plek op Zubzoera, idyllische planeet, zij het met een beperkte Levensraum
vooral wat betreft mannen en overjaarse wijven) Onze geluidsman van dienst,
alsook de boksbal van dienst, voor als bovengenoemde zijn frustraties wil
uitwerken, als het even minder vlot met het filmpje.
Lange wapper in volle bloei, herstellende van een secundair
onderwijs trauma, maar gooit zich nu volop in het sociale leven. Uit zich soms
langs zijn neusweg op hilarisch droge wijze. Stille kracht met kritische visie,
behulpzaam en dienstvaardig. Strategisch talent waar in tijden van oorlog en
meer zelfvertrouwen een betrouwbaar korpscommandant in schuilt (dat is
genoteerd bij de megalomane schrijver dezes, wees gerust)
Hoofdinstrument in ons B-plan voor deze kortfilm, waarbij
wij overwegen om zijn naar alle waarschijnlijkheid immense Randy Junior een
zwart laagje te geven, om een keiharde interracial black on blondes te maken.
Ook zijn etenslust is wel een vermelding waard, daar hij
vandaag bij het ontbijt gegarandeerd meer calorieën naar binnen douwde dan de
bevolking van Botswana en Zimbabwe samen (er zijn natuurlijke grotere
uitdagingen in de all you can eat wereld, maar toch, hoeveel doen het hem na?)
Staat nogal sceptisch tov het script en het project in zijn
geheel.
Nathalie
Actrice van dienst. Bescheiden en de allereerste om te
zeggen dat haar palmares op het witte doek aan de magere kant is. Geen kapsones
whatsoever en ondanks de nodige zelftwijfel toch meer dan bereid om haar
medewerking te verlenen.
Bang genoeg voor het resultaat om redelijk obstinaat te
verzoeken de film NIET te vertonen aan mensen die ze tijdens haar opleiding tot
arts tegen het lijf kan lopen. Net als Pieter-Jan en nog te bespreken members
van the crew studeert zij geneeskunde.
Staat vrij sceptisch tegenover het script en het project in
het algemeen.
Maryam
Aan geneeskundige bijstand op deze set al vast geen gebrek,
want de tegenspeelster van voorgenoemde Nathalie, is ook al een
geneeskundestudente.
Vurige amazone met een Perzisch temperament die graag het
voortouw neemt en weinig aanleg heeft voor geduldbeoefening. Als zij deze keer
niet de stuwende kracht achter het geheel is, komt dat omdat zij tot in het
puntje van haar kleine poezelige teen sceptisch staat en zit tov het script en
het project in zijn geheel.
Komt meestal te laat aan op de set omdat zij zich heerlijk
verliest in horizontale verfrissingen met schrijver dezes.
Geniet van de aandacht van de cameras en hoopt binnenkort
te kunnen schitteren in een kortfilm met een ander script in een ander project
(maar wel met de zelfde crew)
Heeft zin om er stevig de beuk in te geven. NA de
filmactiviteiten van vandaag weliswaar.
William
Gaat door het leven als Boelie, bijnaam die ondertussen
iedereen oppikt, hijzelf incluis. Ban-tam sized schrijver, uit de zelfde
mompelgemeente Erembodegem als wijlen Louis Paul Boon. Wil in dit leven alleen
schrijven, neuken, fun maken met vrienden, les geven en de jeugd redden en
mensen shockeren, bij voorkeur om den brode. Werkt momenteel bij DOMO en HAAT zijn
werk. Gelukkig is er zijn omgeving om hem te stimuleren dit kleine levensdetail
een beetje van de luchtige kant te bekijken.
Strategiefreak die graag Randy mis/gebruikt als
sparringpartner en hoopt op een dag wakker te worden als de literaire revelatie
van het jaar. Gekend om zijn openlijk beleden narcisme en een fool for love
volgens sommigen.
Compleet in de ban van voorgenoemde Perzische schone,
Maryam.
Rol bij deze kortfilm: werd aangezocht als artistiek
adviseur (lees: de man die op de allerlaatste nipper met een ander script moest
komen) maar bedankte beleefd voor de eer en ging poolen met Simon (iemand die
geheel toevallig aanwezig was bij de briefing) Neemt zich voor om de mailbox
van Pieter-Jan in het vervolg te bombarderen met nieuwe scripts.
Jelle
Historicus, doctoreert in Antwerpen, onderzoekt de
representatie van de Sinjorenstad in de kunst in een bepaalde eeuw van relatief
lang geleden. Broer van de ex van Pieter-Jan, kwestie van een semi-roddeldetail
mee te geven. Sympathieke kerel, waarvan je nooit zou denken dat hij de
regisseur is.
Reële rol bij de totstandkoming van dit culturele
studentenproject: naast de set interessante gesprekken voeren met Randy,
William en ondergenoemde over onderwerpen allerhande.
Willem
De zoveelste dokter in wording in de zaal, iedereen die
gewond raakt tijdens het draaien kan rekenen op de vorming van een kringetje
rond zich, waarbij bijna-dokters in hun examenstof graven naar de gepaste
behandeling, terwijl de anderen de dokter van wacht bellen.
Als iemand te laat komt op de set, is Willem de eerste om
bezorgd te vragen: zou er iets gebeurd zijn? De enige op de set die verzorgd
algemeen Nederlands praat, razend belezen en op dit moment helemaal weg van
Kafka (hij raadt iedereen die het horen wil om te beginnen met Kafkas
kortverhalen om dan stelselmatig over te gaan tot zijn romans).
Leest zich te pletter en studeert in zijn vrije tijd. Kan
naar eigen zeggen economisch omspringen met zijn tijdsbestedingen omdat hij het
voordeel heeft dat zijn vriendin (relatie van 2 jaar en 7 maanden) in Leuven
op kot zit. Zij is bio-ingenieur van opleiding en zal binnenkort doctoreren.
Kerel met een aangename stem, oprechte interesse in het
geschreven woord, filoloog van aard, als hij het dan niet van opleiding is.
Gaat volgende jaar op Erasmus naar Duitsland, meer bepaald naar Keulen, maar
zal daarbij nog steeds verblijven op Belgische bodem, want vanuit Leuven is
Keulen maar twee uur met de Zug. (correctie achteraf: zal in het weekend nog op
Belgische bodem verblijven)
Op dit moment laat hij zich meeslepen door de Duitse
dichtkunst van onder andere Rilke.
Rol bij dit project: medebedenker van het script, soundman,
traiteur waar het de levering van thee op de set betreft.
Na een verkenningsvlucht over de hoofden van de crew zou je
dan ook hopen dat je deze groep gewoon in een Weens koffiehuis dropt, met
gepaste kostumering, hen bedelft in leesvoer, drank en zoetigheden en dat je de
cameras maar laat lopen. De resulterende gesprekken zouden van een veel
interessanter niveau zijn, dan het lopende project waar iedereen eigenlijk
toch sceptisch tov staat.
Bram
De stille kracht, kort van stof, met immer het fototoestel
in aanslag, want hij voorziet ons van de reeds vermelde fotosessie van the
making of. Hij zorgt er voor dat iedereen vanuit alle hoeken en kanten onder de
lens genomen wordt.
Verdween mysterieus in de late uren van draaidag één en kwam
pas terug op draaidag twee. Doet interessant werk in de biologische sfeer.
Het draaiboek, as we lived it
Vrijdagavond kwamen wij met zn allen plus Simon (die hier
verder part noch deel aan heeft, maar die wij toch graag vermelden voor de
volledigheid) samen op het kot van Pieter-Jan.
Nathalie kwam schromelijk te laat en daarmee was de trend
vast gezet.
Artistiek adviseur, William, waste na de eerste briefing
meteen zijn handen in Pilatiaanse onschuld, schreeuwde in gedachten Ecce Geeuw
en ging dus poolen, samen met Perzische schone Maryam en Simon.
De rest zette een avondlijke wandeling in op zoek naar een
scrabblebord dat een cruciale rol zou gaan spelen in het project, een rol die
wij verder niet zullen toelichten, want wij willen niet te veel oplichten van
de bedekkende Chador.
Op zaterdagochtend maakte de crew het winkelcentrum
onveilig, alwaar onder andere een diepzinnige scène op de roltrap ingeblikt
werd. De aandachtige kijker zal hier straks een blootlegging van het
vee-naar-slachtbankachtige consumerism inzien, waar wij met zn allen gedwee
aan mee doen. Alsook een uitdrukking van permanente staat van ledigheid en
doelloosheid met inbegrip van moe-zijn-door-niets-doen (zie Lost in
Translation for the real thing) en zelfs een derde laag: een inzoommoment op
de spanning tussen onze twee hoofdrolspeelsters.
Er werd ook gezellig chocolademelk geslurpt in het leescafé
van de Gentse boekentempel aan het Zuid en er waren zeker heel wat komische
momenten, die mogelijk voortleven op foto maar niet op film, want dat was niet
de opzet van dit project. De opzet van dit project was enkele minuten
beeldmateriaal toevoegen aan reeds legio getuigenissen van jeugdige neerslachtigheid waar wij
sehnsuchtige Werners collectief aan schijnen te lijden.
Na de raid op het winkelcentrum en de bib zocht de crew
andere oorden op, zijnde de huurwoonst van ene Andreas, ons verder onbekend,
maar van wie wij ons een beeld konden vormen aan de hand van zijn boekenkast
met titels als echte slechte mensen, Nietzsche van Safranski, het verzameld
werk van Kafka (hij blijft populair). De werken zagen er weinig beduimeld uit
en brandschoon ongelezen, maar misschien is Andreas gewoon een propere jongen.
Het kraaknette interieur in sobere kleuren laat wel zoveel vermoeden. Ik denk
dat we te maken hebben met een hardwerkende huisarts-in-wording waar later in
de wachtkamer klassieke muziek zal spelen met oude knacks op de tafel ter
attentie van de grieperige wachtenden.
De scènes met het scrabblebord (Frans model dat problemen
opleverde door de samenstelling van de lettervoorraad) kregen de aandacht die
zij moesten verdienen, maar de concentratie was verre heen. Boelie arriveerde
en eindigde al snel in een krappe zetel met Maryam. Nathalie wilde liever thuis
eten bij mama, maar belde die afspraak plichtsbewust af.
Er werd een nodige dineerpauze ingelast en het grootste deel
van de crew verdween naar een pizzeria/pittabar/toekomstig uitgebrand pand om
een klein stukje te eten. Op dit punt verdween dus Bram, de curieuzeneuze
reporter in mij is nog niet toegekomen aan een klein onderzoek naar de motieven
van deze grote verdwijntruc.
Na het vullen van de magen in uiteenlopende sizes, werd
luilekker doorgefilmd. We stonden even versteld over hoe f*king moeilijk het is
om een scène te filmen waarbij iemand ocharme tien seconden aan een cello
prutst. Ondertussen ontsponnen zich gesprekken over literatuur, die driewerf
helaas- niet vast gelegd werden op beeld.
Gezelligheid troef, naast lichte frustratie bij Pi-jay, maar
dat weerhield de praatlustigen er niet van om een frisse duik te nemen in de
Oost-Europese literatuur met ook een uitstap naar een verhaal van Pirandello.
De nacht viel, mensen waren moe, hoewel tijdelijk opgepept
door een shot zwarte thee van Willem en dus viel onvermijdelijk het doek over
de eerste en volgens plan ook laatste draaiddag.
Dag twee bracht audio-opnames of dat zou die toch moeten
brengen, want op moment van schrijven zit de hele bende te palaveren op het kot
van Willem, alwaar ik zelf in ware Multatuli stijl zit te verkleumen in een
onverwarmde keuken. Het pad van de roemrijke schrijver leidt over reuma, droog
brood en zuchterige verblijven in de nine to five world.
Zorgen voor morgen, als ik mij recht schiet om de rest te
overtuigen om er een memorabel decadente avond van te maken, kwestie van
inspiratie op te doen voor een flitsend filmscript de volgende keer.
Wij danken u voor uw aandacht en als u onze film ooit te
zien krijgt, wees dan niet te kritisch en heb vooral oog voor de leute en de
diepgang náást de scène.
En dan nu hoog tijd om als ware nachtbrakers de banden
hechter te smeden bij pot en pint of fruitsapje in een bruin café hier in de
buurt. Levensomhelzende feiten om de kleinkindjes over te vertellen waarover
wij later misschien nog zullen berichten.
Thank you and good night in naam van de hele crew, alvorens
zij arm in arm van de kortfilmscène naar de bruisende set van hun eigen levens
wiegen, onder een goed gesternte en met de muzen als zoet benevelende regisseuses.
Wakker op een weekdag. Zij en jij hebben vroeg les. Gisteren was het laat. Moeizaam gaan de ogen open. Twee blikken vinden elkaar. De eerste kus van de ochtend is een feit. Meteen een voltreffer. Bevorderlijk bij het ontwaken. Samen gaan jullie zitten op de rand van het bed. Het eerste wat je zoekt is je elastiek om je haar uit je ogen te hebben. Daarna overzie je haar kamer.
Je broek hangt van een stoel, je portefeuille bungelt er uit met de ketting, net zo met je sleutels. Twee paar kousen liggen gemengd door elkaar. Je hemd ligt over haar broek. Haar trui heb je deze keer wel erg ver gegooid. Hij bedekt de kleine zetel in de hoek. Je mooie meisje zit naast jou. Ze graait naar haar BH. Die met de perfecte kleur. Je was er bij toen ze hem kocht. Goedkoop was hij niet. Ze zei dat ze hem voor jou kocht. Ze waarschuwde je: zo'n dure BH mocht je niet zomaar losmaken en op de vloer ploffen. Je moest hem met zorg behandelen en eerst goed in je opnemen.
Met haar typische beweging laat ze haar volle borsten op hun plaats vallen. Je kijkt niet, maar je ziet alles zo voor je. Je pakt haar fijne hand en drukt er een kus op. Je lippen zoeken haar wang. Haar mond. Je hand gaat op dwaaltocht tussen haar dijen. Lichaamsvuur wint het van slaperigheid. Haar gezicht kleurt rood, haar ademhaling versnelt. Ze weet wat komen gaat, ze laat zich wegzakken in het bed. Je trekt haar zacht in een gemakkelijke houding. Met je volle gewicht ga je op haar liggen. Ze mag zich totaal gekoesterd voelen. Je handen nemen haar hoofd vast, je streelt haar mooie huid. Met je vingers verken je plagend haar onderlip. Haar opwinding bereikt een hogere versnelling. Het is te vroeg om te voldoen aan de vraag. Je hand grijpt door haar kapsel. Je kijkt haar diep in de ogen. Op je gezicht verschijnt een stoute grijns. Ze lacht terug, gekweld door verlangen. Je wil haar niet té lang in spanning houden.
Beetje bij beetje zak je af naar haar intiemste plek. Je kent de weg. Kusje voor kusje. Langs haar vrouwelijk zachte buik. Je handen blijven achter bij haar borsten. Met trage, knedende bewegingen verwen je hen. Ze heeft het vaak over haar borsten. Net of het twee afzonderlijke personen zijn, die overal met haar mee gaan. Je prijst hen, je zegt hoe vreselijk mooi ze is, hoe dolgedraaid gek ze jou maakt. Ze kronkelt, ze stampt met haar voeten. Je hoort zelfs een halve snik. Je hoofd komt aan bij haar kanten slip. Zelfde kleur als de BH. Je tong zegt haar lies gedag. Je streelt met je neus over haar vrouwelijke kussentje. Haar geur maakt je hoofd vreemd licht. Je inhaleert, zo diep als je kan. Je bent nu onder invloed. Met je tanden trek je haar slip een centimeter lager. Je geeft een kusje op haar fijn behaarde venusheuvel. Je handen staken tijdelijk de dans met haar bovenste ronde vormen. De slip glijdt langs haar slanke dijen. Ze verleent enthousiast assistentie. Ze schopt haar onderstuk uit, het vliegt ergens voorbij de keukentafel. Je handen nemen hun posities terug in. Je kijkt haar nog een tel aan. Haar ogen schreeuwen ongeduld. Nu mag het.
Je tong proeft haar. Traag lik je over die twee tot drie vierkante centimeter die haar in het epicentrum van vrouwelijk genot storten. Je wil haar genietingen totaal maken. Zorgvuldig bouw je op. Iets sneller, ietsje, dan weer trager. Minutenlang. Ze houdt het niet meer. Met haar handen graait ze achter zich. Ze zoekt houvast. Haar vingers omknellen de bedrand. Lang duurt het niet meer. Ze gaat ritmisch op en neer. Elke vezel van haar lichaam staat onder spanning. Met haar onderlijf duwt ze zich innig tegen je mond. Jij geniet, want zij geniet. Je likt steeds sneller. Voor dit soort vermoeide pijn in je kaken, wil je alles geven.
Haar eerste golfbeweging komt er aan. Ze blaast tevreden uit van opluchting. Schokkend komt ze klaar. Ze is bloedmooi. Haar lichaam golft, ze trilt na. Haar wangen zijn gezond rood. Ze knikt hevig. Het was goed. Geluk is haar glimlach. Nu, stralend, ontspannen tot in de puntjes van haar tenen. Je veegt je mond af aan het laken. Je gaat naast haar liggen. Ze herhaalt dat het goed was. Je kust haar. Haar ene hand woelt door je haar.De andere kus jij. Je neemt haar vingers één voor in je mond. Je ligt nog vijf minuten na te stomen. Ze vraagt of je van haar houdt. Je bevestigt, met volste overtuiging. Haar ogen zijn meren van tederheid. Wilde kussen, aan elkaars haar trekken, tranen niet erg ver af. Uit liefde. Daarna harmonische rust en ontspannen zwemmen, zij in jou, jij in haar. Sublieme symbiose overstijgt Hollywood-passie, moeiteloos.
Daarna moet je onherroepelijk door. Je omhelst haar. Jullie zien elkaar over hooguit zes uur terug, maar je neemt afscheid alsof het een eeuwigheid betreft. Ze springt recht. Jij duikt in je kleren. Met een voldaan gemoed ga je de deur uit. Je hebt haar hart de nodige verjongingskuur geschonken.
I wanted to read this book, because it's about a Persian girl who's a doctor herself and dates a teacher, in spite of her mother's wishes. I can relate to such a theme, that's for sure.
But I find myself at page 40 now, unwilling to read an other word, because the book reads like a cheap manual along the lines of:
'the fastest way to write a bestseller'
Don't like it. The writer tries to rub in these powerful emotions a little bit too hard. Every sentence screams: ow come on, be moved to tears now, this is so, so, sooo sad.
I don't believe in the characters the writer tries to create. I'm not drawn into her world, and all I can think is:
Nassim Assefi, you're slick, but not so slick you can't see through your cheap tricks to give your audience the benefit of a good cry.
And then the added details about fauna and flora, ow come now. You can keep page 41 to 235 to yourself.
http://www.youtube.com/watch?v=_BDLcutLekU
(schijnt onder de noemer foute muziek
te vallen, geen idee, grijs gedraaid bij mijn laatste kalverliefde vier jaar
geleden en mij pa vond het goed nummer, ergo )
http://www.youtube.com/watch?v=0WnL9lEBhjM&feature=related
(En toch spuw ik op Kurt Cobain, omdat
hij uit het leven stapte op het moment dat hij nooit in zijn leven nog één dag
arbeid hoefde te verrichten, als hij dat niet wilde. KLOOTZAK. Een wandelende
belediging voor iedereen die tussen het slaafs werken door, tijd bijeen
schraapt om zich met zijn hobbies bezig te kunnen houden.)
http://www.youtube.com/watch?v=AQfyOr3e-34
(mijn pa liet mij altijd geloven dat ze het volgens een neef van hun, overleefd
hadden en toch nog ontsnapt waren, de blonde kan in de film- niet zwemmen
trouwens)
Onderstaande stuk tekst zat deze week in onze mailbox, geen idee van wie... De inzender mag zich rustig bekend maken, want het stukje charmeert mij wel.
"Gisteren op sollicitatiegesprek
geweest. Een zonder veel vragen, voor ik het wist had ik een schema in handen
en een lijst met kinderen, nog enkele handtekeningen en ik stond de deur alweer
uit. Ik kan het bijna niet geloven: terwijl mijn vrienden neurotisch papier
verleggen op een of ander doodsaai kantoor word ik betaald om met kinderen spelen,
kinderen die mijn moedertaal hebben, en dat hoogstens twee uur aan een stuk,
vier uur per dag. Een droomjob dus.
Ik ben in mijn nopjes. Kinderen en
dieren zijn logische wezens. Volwassenen en jongeren zijn vooral wreed. Als
ik op straat loop benijd ik de mensen op weg naar hun werk of winkelend,
denkend aan wat ze willen eten die middag, welke all-in vakantie hip is deze
zomer, wat voor kleren ze zullen aantrekken op het volgende bedrijfsfeestje. Het
moet prachtig zijn je hoofd te kunnen vullen met zulke zinloze gedachten. Tegelijk
veracht ik hen. Maar in welk opzicht zijn mijn branderige gedachten zinvol te
noemen? Steeds weer die knagende drang anders te willen zijn en denken, wat is
het nut daarvan? Met welk recht eis ik meer uit dit leven dan de doorsnee mens?
Een citroen wordt niet zoeter door ze uit te knijpen. Het leven als een lawine,
hoe meer ik om me heen sla hoe dieper ik er in vast kom te zitten. Overdag ben
ik best gelukkig, maar s avonds zou ik het liefste in Siberië willen wonen,
een plaats zonder mensen, zonder verwachtingen, zonder afwijzing. Ondertussen
tracht ik de wanhoop op afstand te houden door ze niet te cultiveren. Ik doe
mijn best me aan te passen aan wat andere, normale mensen leuk en interessant
vinden. Ik ga naar feestjes, kijk naar dwaze tv-programmas, glimlach en
probeer vooral enthousiast te lijken. Ondertussen sus ik mijn opstandige ziel
met de gedachte dat ik een andere taal oefen, wat het onderwerp van het gesprek
ook moge wezen.
Ooit neemt mijn ziel weerwraak op
mijn gekwelde geest. En die dag komt steeds dichterbij."
In dealing with some people I feel like the white man versus
native americans.
I can choose to understand their world, but they have the greatest
difficulty understanding mine, even if they wanted to.
In my case: they
DON'T want to.
People fear the unkown and what doesn't fit their vision
for the future. A vision they outlined without taking into acount that
there's a world outside themselves that can't be controlled.
A lot of
people are the tyrants of their own lives and the persons around them.
I wonder if the sweet, well-meaning parents of my girlfriend would chop
off her hand if it gave them the full reassurance that she would never
mary me.
Now I have some experience with rejection and the thing with
rejection is that it's so easy to do so.
My forbidden relationship that is a threat to the safety of mankind
I'm damned if I do and I'm damned
if I don't.
I'm lucky they don't/can't realize that I don't give a
damn.
Because the world doesn't implode when she and I sit together on
a couch and I show her good movies, good literature and good music
while she shows me the true value of things, teaches meFarsi and offers me more than just a
peek behind the curtain of her culture.
It's painfully funny how some people
spill their energy trying to torpedo something that is just a
relationship,
nothing more than two people who enjoy spending time together.
We don't
harm each other in any way.
And I am exactly what she needs. Maybe not
for the next twenty years, although that's possible too, but at the
moment, I add something to her life that was missing.
And it makes her
HAPPY, so it can't be that bad. (an idea I borrow Sheryl Crow)
Love, peace, empathy (Kurt Cobain)
Kind regards from a writer who's never going to pretend in order to
please
I'm
a 25-year old Belgian guy. I got a degree in Slavic languages and am
now studying to be a teacher (or at least pretending to).
Why I'm starting this blog:
I have the feeling I have awoken from a very deep egocentric slumber.
I was very focussed on my own tiny little problems (mainly trying to put my ego on the map)
What
made me realize that I was such a useless egotripper is the fact that
I'm in a new relationship with an Iranian girl who lives in Belgium
with her parents.
She's in med school and is extremely bright and very philosophical.
She
tells me a lot about the situation in her original homeland and the
last couple of weeks I find that I have to do something.
I live and have always lived in a land of plenty.
People
over here have everything materially, moreover: they have access to all
possible media and they can say whatever (well, practically) they want,
without risking to be executed.
Only,
They're not satisfied and constantly bitch about nothing, invent problems where there are none,
they
enjoy freedom of speech, but make no use of it, because they don't have
opinions other than opinions concerning the state of their neighbour's
lawn.
We have nothing to rebel against, we're very ego-minded
and a lot of people over here, especially people my age, have a
narcistic streak.
My girlfriend tells me about Iran, even teaches me Farsi, and I think:
hell, why don't we do something about that?
I want women in Iran to be allowed to walk around in clothes of their own choosing.
I
don't like war, in fact I hate it, but I'm not against the war in Iraq
(regardless of the question whether America started that war for the
proper reasons)
I agree with the Dutch writer, Arnon Grunberg when he says:
the world won't be a better place if America loses that war.
I believe that a lot of the boys over there believe in what they are doing and I respect them for it.
I
myself, at this point in my life, would be very reluctant to go and
risk the loss of my leggs patrolling down the streets of Baghdad.
I know this could sound provocative, but I really do believe that religion is poison.
I quote Tori Amos: 'I got enought guilt to start my own religion'
People kill others in the name of an invented story.
All that because they're looking for a way to give some direction to their lives.
A gift they didn't ask for and don't know how to deal with.
Let's stop all this non-sense.
Call
me a dreamy idealist, but I believe in a world in which everyone is
free to live the life that he or she wants, without harming others.
de overkoepelende instantie die scepticisme/sarcasme bedeelt
aan mijn doorsnee medemens rijft vast bakken vol geld binnen
kijk, er is mij verzekerd dat u een boek als het mijne graag zou lezen
misschien was die persoon stiepelzat of stond die stijf van de coke, het leek
mij al vast van niet
wat kassa kassa betreft, op dit moment ben ik samen met een maat (die trouwens
geneeskunde studeert, net als mijn lief) bezig met de uitbouw van een
internetbedrijf. We hebben hiervoor contacten in New York, Hong Kong en sinds
gisteren in Japan.
Om het simpel te stellen; wij zijn een voorschietfirma. Wij bestellen bij onze
contacten, betalen, de producten komen over en de klant betaalt iets meer aan
ons. De contacten krijgen 5 procent en wij ook.
Ik geloof in dit boek (en nog meer in mijn volgende boeken, want ik ben nog
volop in rijping), al wat ik nodig heb is een uitgever die dat ook doet en tijd
om te schrijven.
Als iemand als u zijn steun daar bij kan geven, ben ik vertrokken.
Ik schrijf trouwens nog sneller op commando, dus u kan net zo goed romans bij
mij bestellen, ik schrijf ze wel, als uw voorstellen een beetje realistisch
zijn.
Ik ben zelf iemand die interessante figuren aantrekt en er zijn verschillende
mensen die hun ideeën voor romans bij mij droppen, omdat ze zelf niet in hun
literaire kunnen geloven.
Als u wil, mail ik u nog meer van mijn schrijfproductie, u zal zien dat ik
eender welke stijl aankan.
(ik ben trouwens echt niet zo'n stoefer, maar de bescheiden aanpak werkt
blijkbaar niet in deze dingen)
Mijn eerste roman heette 'Dagboek aan zoon', dagboek aan ongeboren zoon, wel te
verstaan.
Ik heb dat maar naar twee uitgeverijen gestuurd (Manteau en Van Halewijck)
Dat boek was rampzalig slecht, maar zowel Manteau als Van Halewijck lieten weten
dat ik 'absoluut kon schrijven' maar dat mijn werk 'een rode draad' miste en
dat ik 'mijn eigen stem' nog moest vinden. Manteau nodigde mij zelfs uit
op de boekenbeurs.
Ik ben dan wel een op aandachtbelust enig kind, maar ik implementeer altijd kritiek.
Dus:
dit boek heeft wel degelijk een rode draad (namelijk: de relatie van de
hoofdpersoon, de (waarschijnlijk) borderline patiënt Reimbrecht de Vic, met
zijn vriendin, de irritante Cybil.
Mijn eigen stem vind ik steeds meer en groeien doe ik elke dag, alleen met uw
steun nog veel sneller.
Over het boek zelf nog:
zelf ben ik het meest tevreden over de babysitscène, de verkrachtingsscène op
het einde, de cokepsychose, het bezoek bij het dementerende koppel, de
begrafenisscène (dostojevski meets the marx brothers is mij gezegd), de neef
die terug komt van kamp, de rus die blijft logeren, raad de gruweldaad, de
rommelmarktscène, de Perzische princes die zichzelf in brand steekt enz)
de eerste helft (dat is VOOR Cybil op inleefstage vertrekt naar Egypte) ervaren
lezers als goed, maar de tweede helft vinden ze altijd beter.
De gewezen belgische ambassadeur voor onder andere China en Polen, Frank Ronse,
vergelijkt mijn boek met 'Houellebecq in het Nederlands' en 'dieper dan Ik Jan
Cremer'
Ik vind het zelf bijvoorbeeld stukken grappiger dan 'Kartonnen Dozen' van
Lanoye of 'De man die werk vond' van Brusselmans
(dat mensen het boek vergelijken met de stijl van Brusselmans moet op toeval
berusten, want uitgenomen voorgenoemd boek heb ik nooit iets van die mens
gelezen)
Men vergelijkt het ook met de stijl van die kerel van 'de helaasheid der
dingen' Dat kan ik nog minder bevestigen, want ik heb helemaal nooit een letter
van die gelezen.
Wat kunt u van mij verwachten?
Ik ben altijd pijnlijk eerlijk over mezelf en anderen, Ik kan u desgewenst een
goudeerlijke auto-analyse bezorgen, ik oefen mijn interviews met HUMO al sinds
mijn vroegste herinneringen, ik heb biografiën van bekende figuren ingedronken,
ik lijk karakterieel op de volgende mensen (en das gene zever)
Kurt Cobain
Brian Jones
Anaïs Nin
(een agressieve variant van) John Steinbeck
(een gezondere versie van) Jack Kerouac
Ik ben het typevoorbeeld van de ME-generatie, ben zeer belezen, kom overal mee
weg omdat ik kinderachtig grote empathische Vissen-ogen heb, ik voel niks dan
afgunst bij elk nieuw boek dat verschijnt, want ik wil zelf niks liever, ik
steel stukjes persoonlijkheid om die van mezelf ineen te puzzelen (quote van
Kurt Cobain)
ik verzeker u dat als u mij helpt om mijn boek (om te beginnen bij voorkeur
dit, daarna verras ik door opeens in een totaal andere, bijzonder
vrouwvriendelijke stijl te schrijven) dat Gent meteen VOL plakt en hangt met
reclame als
Steel 'Zaaien' in de dichtsbijzijnde boekhandel, niet omdat iedereen doet, maar
omdat je het zelf wilt
en meer van dat soort dingen
ik schrik er ook niet voor terug om regelrecht ruzie te zoeken met
collega-schrijvers al was het maar om naambekendheid te verwerven
ik heb enige tijd gepubliceerd op de site www.writehistory.be
ik doe dat nu niet meer, omdat ik er
a. geen geld voor vang
b. iedereen van mij kan stelen
Ik sta daar nog steeds op nummer twee in de top tien (onder de naam pisatelj,
toen ik er nog publiceerde stond ik er meteen op 1 en bleef ik ook week na week
op 1 staan)
Op die site hebben ze trouwens teksten van mij gebannen omdat er ocharme een
klein beetje sm in voor kom
Die kerels maken een website voor literatuur, maar iemand als Pauline Réage
zouden ze dus gebannen hebben. Heel fraai van die kemels.
Die site trekt op niks, het wemelt daar van de mensen die geen kritiek
kunnen verdragen en zo kom je natuurlijk nergens
ik ben mijn eerste criticus en ik heb ook al rommel geschreven (wat ik u NIET
zal doormailen)
Ik hoor ook vaak dat mijn kop goed plakt op de achterflap van een boek
een klein beetje professioneel fotograaf en ik in de juiste opgefokte bui
regelen dat inderdaad wel zo
Maar om vooral niet in herhaling te vallen:
lees mijn boek, besef dat er mogelijks met enig schrapwerk vooral in de eerste
helft een commercieel interessante in-your-face roman in zit en dat ik
boordevol ideeën zit
naast Zaaien zijn mijn verst gevorderde boeken 'Sanja', 'Soraya' en 'het
Spinnenmeisje'
Sanja schrijf ik in samenwerking met iemand die mij zelf gezocht heeft om hem
zo wat 'op te leiden'
We hebben ons voorgenomen om niet meer of minder dan 70 pagina's te schrijven,
maar dan wel stuk voor stuk steengoede pagina's. Ik kan u al vast het begin
doormailen. Het gaat over een hoogbegaafd meisje dat subtiel mishandeld wordt
door haar stiefvader, verwaarloosd wordt door haar biologische vader, later
misbruikt wordt door haar vrouwelijke thesispromotor en uit escapisme een
dubbelleven leidt in haar fantasie.
Ik schrijf ook een stripverhaal. Ik heb het scenario geleverd en mijn tekenaar
is nu begonnen met de tekeningen. Ik kan u het eerste blad doormailen. Het
scenario volgt onder andere de theorie: wat als de Nazi's inderdaad een
soort vliegende schotels ontwikkeld hebben op het einde van het Derde Rijk? Het
is veel ingewikkelder dan dat, dus dat ga ik hier nu niet verder beschrijven.
Ik ben 25, ben zeer ambitieus en rammel van de honger om straffe dingen te
doen.
Dus graag uw steun om mij te laten ontsnappen aan een grijze plek in de nine
tot five wereld
ik heb 1 schaats maar ik heb in dit land van vriendjespolitiek de hulp nodig
van iemand anders om aan een tweede te komen
ik wil u gerust vermelden op elke kaft van mijn boek, u laten opkomen als
personage waar dat interessant kan zijn en u 50 procent van de inkomsten geven
als u mij lanceert,
Vlaanderen loopt storm voor loft, laat ze binnenkort storm lopen voor iets waar
u mede de hand in hebt,
Ik
was laatst op een feestje van de mini-republiek Slovenië, iemand ving
een gesprek over mijn boek op, die belde meteen naar u, u zei dat ik
het moest doorsturen naar de wellnesskliniek.
Meer over mij:
Ik
ben een gestoorde kwiet die gestoorde boeken schrijft, tenminste dat
vindt mijn omgeving er van. Wat mij betreft, mogen mijn boeken nog veel
'gestoorder'
Ik ben het soort dat dingen produceert die commerciële zelfmoord lijken, maar achteraf kassa kassa blijken,
nu
heb ik een hekel aan mijn al te brave landgenoten die zo snel
geshockeerd zijn en heb ik een nog grotere hekel aan hoe uitgeverijen
werken.
natuurlijk, die mensen worden overstelpt door ROMMEL,
dus ik mag al blij wezen als mijn manuscripten eens vijf minuten
aandacht krijgen,
mijn boeken zijn echter geen rommel, ik
schrijf in-your-face-boeken, ik kan schrijven, ik droom van schrijven,
ik wil niks liever dan schrijven, mijn eigen moeder vermoedt dat ik
inkt ejaculeer,
Lees bijvoorbeeld bijgevoegd manuscript, vooral vanaf de tweede helft leest het lekker weg
dat komt omdat ik sinds de eerste helft nog meer rijpwerk verricht heb
mijn volgende boeken zijn dan ook nog beter dan dit
waarom klink ik zo vreselijk snoeverig?
omdat de bescheiden aanpak duidelijk ook niet werkt
dan word ik liever afgewezen op basis van een EERLIJKE poging
Mijn vraag om het kort te houden en er net niet 'Paperback writer' van The beatles tegen aan te gooien:
Lees mijn boek en help mij om het uit te geven
ik
ben helaas zo'n narcist die stikt in zijn eigen bitterheid als hij niet
snel grandioos tegen de schenen kan gaan schoppen in De Laatste Show,
Iets (vreselijk vervelend) met boeken of een andere idioot tv-programma
Ik sta borg voor een voor 50 procent geshockeerd Vlaanderen als ik met mijn kop op tv kom
want uiteindelijk het boek is de helft van het werk de rest is attitude
ik ben overigens stukken sympathieker dan ik in deze mail over kom
Graag spoedig een reactie tussen het esthetisch snijden door,
You wake up and its dark, not because the sun
isnt up, its just dark, cause youre under the
Belgian sky and your countrys national painter up above, on some distant
cloud (of which there are many) adores shades of gray. You get ready to go to
work, and youre neither tired nor very wake, youre in this
permanent state of half-sleep, you dont smile and theres little
or no expression on your face. You always dress impeccably clean and most of
the time you skip breakfast, cause youre in something of a hurry.
When you open your door, you pause to look at the drizzle, yeah most of the
time theres rain to accompany you on your journey to work.
It takes you several minutes to unlock your bike,
cause the locks are pretty cheap and they rust easily. No point in
buying more expensive locks, its a known principle that your bike gets
stolen every three months or so. You rush to the railway station and lose an
extra five minutes looking for an open spot in the bike graveyard.
Theres never any room, so you just throw it somewhere into this big pile
of junk on wheels.
Once youre in the station, you grab a copy of
a newspaper thats being distributed for free. Its no good, but
hey, the ones you have to pay for, are no good either, so you might as well
just read this one. The clearest indication that its a piece of trash is
the complete absence of either sarcasm or cynical comment. Youll never
find any bashing pieces or literary attacks in it. We wouldnt want to
distress the poor people whore dragging themselves to work. We avoid
revolution in this country by spoiling our citizens with cheap soaps,
predictable mini-series and articles full of happy messages. Theres
never a review that will instantly cause the suicide or chronic depression of
an author, musician, movie maker or whatever. Thats how insignificant
our press is. The top talent of our journalists is inventing new words to
express praise, cause everything is always happy and super in happyland
(maybe if youre a journalist). We like to bitch about our completely
inefficient politicians, but we never manage to do so with some spunk.
In the train compartment you pretend to be all alone,
you try to score four seats all to your self, but when it gets crowded, someone
will end up next to you (o the horror of it all). Thats the time you
practice at being a statue. You dont speak to strangers, mummy warned
you a thousand times. You dont even look at an other person, avoid eye
contact at all times. And dont worry you might be missing out on some
stimulating conversation, theyre Belgians, just like you, they read the
same crappy press as you and they spend their evenings sitting in front of the tv
watching the same sedating television series.
At work youre bored to death, but when someone
asks how youre doing, you produce a radiant smile and say you like
working there and that everythings fine. If youre boss comes up
with a meant to be funny remark, but inevitably dull and lame, you laugh out
loud, but the pitch of your voice gives you away: youre faking it. Lucky
for you your boss never heard a genuine laugh, his remarks have never been
funny.
You do your job and you handle the task assigned to
you, adequately enough, for sure, but without much verve. At work the truth is
to be hidden under any circumstances whatsoever and everybody helps in creating
an everything is absolutely fine and dandy atmosphere. Also here
you are not allowed to use irony or sarcasm, its also a good idea to
refrain from sighs.
In the evening the alone in the mass
public transport ritual repeats itself, the only difference being that
its a homebound train youre on. Never mind looking outside,
its pitch dark, just like this morning. At home you cook your dinner, do
the dishes, tell your wife or husband or very likely: parents,
cause youre still 5 to 10 years away from moving out to a place
of your own- how your day was. You got two options: you can keep it simple and
lie saying it was fine, or you can risk telling the truth, that is spilling
your guts and drowning your loved ones in shit-loads of overdue bile. Chances
are, you go for option one.
After dinner, you fill in some documents,
youre in Belgium
and theres always some administration to take care of. And then just
when youre about to smash a few things, cause youve had
about enough, you down the right amount of alcohol or you devour the right
amount of chocolate and switch on the television to watch fictional characters
leading the exact same lives as you, only they cut out the boring scenes of
your life, which is about 90 percent.
You go to bed pretty damn early, the night is a time
for people who actually have a life.
And the next day is, well, one big never ending déjà-vu.
William Peynsaert, in love with a Persian woman, bored to death at work and worried about his legacy
Een dag uit het leven van Egbebrt Hoveniers: student
Ga ik naar de les
of ga ik niet naar de les? Thats the question., sprak Egbert tot zichzelf.
We gaan, zei hij
beslist en hij sprong recht. Hij klapte zijn dakraam open en stak zijn hoofd
naar buiten. Hmm, snuif die vroege lentegeur eens op, wat een weertje, wat een
weertje dit is geen lente, dit is zom.. Egbert maakte zijn zin niet af.
Het dakraam viel pardoes dicht. Egbert zat
vast. Hij maakte enkele reutelende geluiden, hapte tevergeefs naar adem en
spartelde wat met zijn benen. Onze man bedacht dat dit een komische situatie
was, zo één die je vaak ziet in films, vooral in oude zwart-wit films. Aan die
kunsthistorische bedenking had hij op dat moment geen fluit. Een drietal
minuten zat hij met zijn hoofd geklemd in de dakstrop. Toen hij zich eindelijk
loswrong, stootte hij zijn neus.
Verder niet al te
aangeslagen, ging Egbert voor de spiegel staan. Wel, hengst, we zullen je maar
even scheren, niet waar? Hij nam zijn scheermesje, maakte het zorgvuldig
schoon, zeepte zijn gezicht in, trok zijn kin scheef en ontdeed zijn wangen met
lange halen van een borstelig baardje. Dat ging twee minuten goed. Toen
schreeuwde Egbert de buurt bij elkaar. Bloed spoot alle kanten uit. Daar had ie
zijn bovenlip lelijk opengehaald.
Egbert dook naar
een rol toiletpapier. Daarbij struikelde hij over een stapel cursussen. In zijn
val stootte hij zijn hoofd tegen zijn kachel. Hij sprong vloekend recht en
schopte woedend tegen zijn boekenrek. Dat meubelstuk stortte vervolgens zich op hem. Egbert kwam foeterend vanonder de
berg boeken geklauterd en kreeg een lichte opstoot van hyperventilatie.
Lucht, lucht,
getverdrie lucht! riep hij en hij trok de V-hals van zijn pyjamavest stuk. Hij
opende opnieuw zijn dakraam en haalde tweemaal diep adem. Paf, daar hield het
dakraam hem al weer in haar stalen greep. Egbert hoestte, wriemelde en vloekte
tegelijk, maar kwam niet los. Met zijn voeten was hij al tegen de muur
opgeklommen om zo uiterste druk op het dakraam te zetten. Het mocht niet baten.
Hij liep helemaal rood aan. Het was muistil, tot hij een vreemd geluid hoorde
naderen. Egbert spitste zijn oren.
Wel verdraaid, wat
flapt daar zo? O, kijk een duif. Wel kameraad, ramptoerist aan het spelen? De
duif diende hem prompt van antwoord met een welgemikte lading in Egberts
rechteroog. De witte smurrie liep van daaruit naar zijn mond toe, alsof ze het
bloeden van zijn onderlip wilde stelpen. Op dit moment leek het dakraam te
wachten en het klapte terug open. Egbert kwam onzacht op de grond terecht. Wat
een ochtend, wat een ochtend, en ik ben nog niet voor de helft geschoren, en
nou is het te laat ook. Dan maar zo naar de les.
Egbert schoot in
zijn kleren, gooide zijn rugzak over zijn rug en rushte de trap af. Hij
struikelde over de zevenenveertigste trede, want daar stak een nagel uit. Egbert
vloekte, maar stoof verder. Buiten op de stoep realiseerde hij zich dat hij
geen cursussen bij zich had. Hij rushte terug naar binnen en griste de cursussen
uit zijn puinhoop.
Op de gang ging hij gauw zijn ochtendwater
maken, maar van de zenuwen plaste hij op de bril. Hij vond geen toiletpapier om
het schoon te maken, dus greep hij naar een oude krant, maar die viel in het
toilet. Egbert spoelde drie keer tevergeefs door en zei tenslotte tegen
zichzelf: Ik gooi er terpentijn over en steek heel die rotzooi in de fik!
Op dat moment
hoorde hij schuifelende voeten. Iemand klopte op de WC-deur. Ja? riep Egbert
geïrriteerd. Heb je nog lang werk daar binnen? Het is dringend. Dat was de
stem van Herlinde, Egberts knapste kotgenote. Egbert dacht bij zich zelf: Getver,
niet zij, niet nu. Hij diepte de doorweekte krant op uit het toilet en mikte
deze door het toiletraam. Vanuit de tuin weerklonk een stem: Hey daar, durf je
wel? Wat moet dat met die smerigheid? Egbert liep het toilet uit, botste op Herlinde,
stamelde rood als een pijoen sorryen ging er als een trein vandoor. Hoorde
nog: Brr, wat is die bril vochtig, jakkes! Egbert sloeg de voordeur achter
zich dicht . Hij zuchtte. Laten we hopen dat we t voor vandaag gehad hebben.
Te voet kon hij de
les niet meer halen. Dan maar met de tram. Egbert kocht een kaartje en ging
zitten. Eindelijk eens mazzel. Normaal is er op dit uur nooit plek. Een man
in uniform tikte op zijn schouder. Ticket alstublieft. Egbert overhandigde
het. Dit is niet geprikt, jongeman. Dat wordt een boete.
Ja, maar, hier
staat toch duidelijk de datum, ik heb het net gekocht.
Niet geprikt, is
ongeldig. Op zwartrijden staat sinds dit jaar 140 euro boete. Uw
identiteitskaart graag.
Zoveel heb ik
helemaal niet bij.
Geen nood, de rekening wordt u thuis bezorgd,
prettige dag verder.
Egbert zuchtte diep en keek uit het raam.
Gadverdamme, een halte te ver. De tram wilde al weer vertrekken dus Egbert
deed een pantersprong door de deuren, net voor die dichtklapten. Oef, nu flink
de pas erin en dan haal ik het nog net.
Egberts woorden
waren nog niet koud of hij voelde zich vreemd van de grond getild. Hij begreep
niet wat er gebeurde, tot hij zijn das in de gaten kreeg. Die zat geklemd
tussen de tramdeuren. Egbert schreeuwde de longen uit zijn lijf. De inzittenden
merkten niks.
Egbert liep voor zijn leven. De volgende halte
leek eindeloos ver. Voor hem dook een fietser op. Ontwijken was geen optie. Hij
sprong op het bagagerek, duwde de fietser van het zadel en nam diens plek in.
Zo was het makkelijker om gelijke tred te houden met de tram.
Trek je das toch
gewoon uit! schreeuwde een voetganger. Das een idee, dacht Egbert en hij
frunnikte zijn das los. Hierbij loste hij het stuur en de fiets smakte de grond
op. De tram sleurde Egbert nog een halve meter mee. Toen knapte de das. Maar
goed, dat ik altijd van die goedkope rommel koop. Hij keek op zijn uurwerk. Tien minuutjes te
laat. Geeft niet, de Vilder begint toch nooit op tijd.
Egbert wurmde zich voorbij een stel rokers dat
de deuren van de faculteit blokkeerde en stormde de trap op naar het
auditorium. Hij piepte door de deuren. Fijn, de Vilder is nog in de weer met
de geluidsinstallatie.
Hij ging de zaal binnen en daalde de trap af
op zoek naar een plekje. Gauw werd duidelijk dat zijn schoenen de race met de
tram niet zonder schade hadden doorstaan, want de zolen kwamen los. Egbert viel
naar voren, midden in een rij, op de schoot bij vier jongedames. Alle blikken
waren nu op Egbert gericht. Hij panikeerde en probeerde zich recht te trekken.
Daarbij graaide hij in de boezem van minstens twee van de vier dames. Met
enkele klappen als resultaat.
Hij viel van de gecombineerde schoot en zakte
onder de klapzitjes. Opeens keek Egbert aan tegen een maagdelijk witte
onderbroek. Toen de eigenares zich dit ook realiseerde, klemde ze haar benen
stijf dicht en zo kwam Egberts hoofd in een knieschroef te zitten.
Vast een turnster,
oordeelde hij. Egbert zag maar één oplossing en hij beet het meisje in haar been.
Toen hij met zijn hoofd vanonder de klapstoel kwam, kreeg hij een ringmap tegen
zijn kiezen. Internationaal maritiem recht. Zware materie. Egbert klauterde
een rij verder. Er kwam nog een balpen aangesuisd, maar verder was hij veilig.
Het auditorium
ontstak in een daverend applaus. Egbert keek verbaasd op. Maakte vervolgens een
diepe buiging. Goed, als mijnheer Stuntman geïnstalleerd is, kunnen we de les
beginnen. Egbert klapte een schrijftafeltje open.
Egbert kon
eindelijk wat bekomen.
In de pauze wilde
hij zich verontschuldigen bij het gemolesteerde viertal.
Loop heen.
Viezerik.
Nooit zoiets
meegemaakt.
Maniak.
Egbert haalde zijn
schouders op. Ik heb het geprobeerd. Er passeerde een groepje jongens.
Pracht van een
intrede, kerel. Moet je nog eens doen. Je krijgt een bak bier van me.
Dank je. Volgende
week misschien.
Bende idioten, dacht Egbert. Hij nam terug
plaats. Pikte onderweg zijn zolen op. Een boete en een nieuw paar schoenen
nodig. Duur dagje.
Het tweede deel van
de les noteerde hij onnadenkend. Tot hij de prof hoorde zeggen:
We hebben nog tien
minuten, maar voor vandaag ben ik uitverteld. Misschien kan de olijke jongeman
op de zesde rij, zijn gesmaakte intreden nog eens overdoen.
Egbert kleurde
rood. Het auditorium schreeuwde aanmoedigingen. Egbert was nog een duim hoog.
Beste mensen, een
bisnummer zit er kennelijk niet in. Onze artiest kampt met plankenkoorts. Gaat
u in allen in vrede.
De studenten gaven
collectief lucht aan hun teleurstelling. Enkele ambachtelijk vervaardigde
zweefvliegtuigjes schramden Egberts nek. In de massa kon hij de daders niet
lokaliseren. Egbert graaide zijn boeltje bij elkaar en verdween.
Van al de stress,
had hij een reuzenhonger gekregen en dus ging hij een broodje kopen.
Voor mij een hot
bun, maar zonder ansjovis en met extra veel ajuintjes.
De ajuintjes zijn
op.
Geeft niet. Doe
dan maar goed veel tabasco.
Komt in orde.
Egbert ging zitten
op een bankje bij een pleintje met een fontein. Hij nam een flinke hap uit zijn
hot bun. Stik, heeft dat kalf er toch ansjovis opgedaan.
Goed veel tabasco, had ze ook op eigen wijze
geïnterpreteerd. De rode vloeistof druppelde zo langs zijn mondhoeken. Water!
proestte Egbert uit. Hij stevende af op de fontein. Zijn hot bun slingerde hij
over zijn schouder. Hij had nog een meter te gaan toen hij op een vuilnisman
botste. Een boom van een kerel.
Hey, kijk uit je
doppen, ja?
Sorry, sorry,
hijgde Egbert, laat me er alstublieft langs, ik hou het niet meer.
De man hield hem
staande. Fernand, kom eens deze kant op. We hebben hier zon kostuumventje dat
denkt dat hij boven ons staat, omdat mama en pappa mijnheertje zijn studies
betalen.
Maar, nee, ik zeg
toch sorry. Ik wil godver toch gewoon een slok water.
En nog vloeken
ook. Hoor je dat, Fernand?
Ik heb het
gehoord. Daar verscheen Fernand. Nog een kop groter dan de eerste vuilnisman.
Hij wreef sla uit zijn gezicht. Op zijn voorhoofd zat een streep tabasco.
Egberts hot bun had doel getroffen.
Wat doen we er
mee, Jean-Pierre?
Misschien heeft
kostuumventje zin in een ritje. Vindt ie vast fijn.
Ja, een ritje met
de vuilkar. Altijd een belevenis.
De vuilnismannen
prangden Egbert tussen hen in. Ze tilden hem op en droegen hem naar de
vuilniskar.
Héla, héla, dat
kunnen jullie niet maken. Ik zeg toch dat het een ongeluk was!
Het mocht niet
baten. Egbert vloog door de lucht. Belandde met een smak in de achterbak. Voor
zijn ogen zag hij het vuilnis samengeperst worden. Hij wilde het lot van die
vuilniszakken niet delen en werkte zich omhoog. Dat was met al die glibberige
etensresten geen makkie. Na veel inspanningen kon hij zich uit de achterbak laten
vallen. Hij kwam echter fout terecht en brak zijn pols. De vuilnismannen
klommen op hun kar en scheurden er van door. Egbert kwam niet meer overeind. De
voormiddag had hem uitgeput. Enkele omstanders hadden medelijden en belden een
ambulance.
In het ziekenhuis
kwam hij op spoed te liggen, maar in de spoedafdeling zat die dag geen vaart.
Egbert bleef twee uur onaangeroerd liggen. Uiteindelijk dook er een
doodvermoeide dokter op. Die onderzocht hem en prevelde vervolgens instructies
tegen een stagiaire. Egbert kreeg een bandje om zijn teen geniet. Bij de eerste
poging schoot er een nietje in het vlees van zijn dikke teen. Sorry, het is
mijn eerste dag., bracht de stagiaire trillend uit. Ja, zet gelijk mijn voet
af! tierde Egbert. De studente barstte uit in tranen. Een verpleger nam het
van haar over. Ik merk dat u een beetje overspannen bent. Ik zal de dokter om
een middel tegen de zenuwen vragen.
Egbert was helemaal
niet gewend aan dat soort medicatie. Meteen na inname bevond hij zich in de
zevende hemel. De eerste verpleegster die hij zag, kuste hij vol op de mond.
Hij greep haar stevig bij haar hoofd en draaide haar zelfs een tong. De
verpleegster was bepaald in de wolken. Mijn God, zei ze toen ze wegwandelde,
daar moet ik 56 voor geworden zijn!
Twee uur later lag
Egbert er nog steeds. De stagiaire kwam terug langs. U hebt wel een stevige indruk
gemaakt op zuster Jeanne. Ik denk dat ze uw avances wel op prijs stelt.
Zuster Jeanne?
De stagiaire wees
naar een bebrilde, krom gebogen verpleegster, tien bedden verder op de gang. Ze
keek blozend naar hem op. Het eerste effect van het kalmeermiddel was
ondertussen uitgewerkt. Egbert zag weer helder. Hij kotste de ziel uit zijn
lijf. Dat viel op een lege maag niet mee. Er kwam enkel gal en water uit.
Hemeltje, u hebt het wel zwaar te pakken.
Wat ik eigenlijk
vragen wilde: ligt u graag apart of bent u een bereid een kamer te delen?
Zeg, waarom heb ik
een kamer nodig? Zo erg ben ik er toch niet aan toe?
Het is vandaag
bijzonder druk. We worden overspoeld met patiënten. Ondertussen heeft u spijtig
genoeg een verhoogde kans op perforatie.
Perforatie? Van
wat dan wel?
De dokter wenkte de
stagiaire. Ze verdween. Wat een gekkenhuis, sprak Egbert.
Een half uur later
was het dan eindelijk zijn beurt. Ze rolden hem de lift in. De stagiaire wilde
hem geruststellen. De operatiekamer is zo vrij.
Operatiekamer?
Voor een gebroken pols?
U bent echt grappig, weet u dat? In uw situatie zou het lachen mij
snel vergaan. U houdt zich heel kranig. We krijgen er hier andere over de
vloer.
Ja, zeg, ik sta niet te springen om mijn pols te breken, maar dood ga
ik er ook niet van hé.
U geeft niet op hé? Heel vermakelijk. Ach, kijk we zijn er. Maakt u
zich maar geen zorgen. Een appendix verwijderen is echt een
standaardprocedure.
Appendix verwijderen? Ik zeg toch dat ik mijn pols gebroken heb!
U moet echt komiek worden., lachte de stagiaire. Ze rolde hem een
kleinere wachtzaal in.
Ze komen u zo halen.
Even later doken inderdaad twee verpleegsters op.
Dames, dit is heus een misverstand. Met mijn appendix is niks mis, dat
zweer ik.
Op uw bandje staat anders duidelijk te lezen: ontstoken appendix,
perforatie waarschijnlijk.
Dat kan niet, zeg ik.
Hij ijlt al.
Vast en zeker geperforeerd.
Niks aan te doen. Chirurgen moeten ook eens eten.
Ok, nu heb ik het gehad.
Egbert sprong recht, duwde de verpleegsters van zich af en stapte
kordaat de gang op. Daar botste hij op de stagiaire. Hij liep haar met bedpan
en al omver. Voor hem doemden drie kloeke verplegers op. Egbert draaide zich
vlug om en zette koers naar de lift. Dat was zonder de inhoud van de bedpan
gerekend. Hij slipte en kwam met zijn hoofd tussen de liftdeuren terecht. De
metalen deuren raakten zijn beide slapen. Ze raakten hem een tweede keer en een
derde keer. In de verte hoorde hij nog: Een geval van acute appendix, maak wat
voort. De vierde keer maakte hij al niet meer bewust mee. De stagiaire kwam
niet meer bij van het lachen. Voor de zekerheid voelde ze zijn pols en meteen
daarna viel ze flauw.
Egbert ging niet zozeer dood, hij stopte gewoon met leven.
Zondagavond. Maryam en Boelie gaan op bezoek bij vrienden.
Om precies te zijn: Boelies tekenaar en vaste leverancier van graphic
art, Dieter wizzard of the pencil Walckiers met zijn immer
uitbundige en speelse eega, Elke Pynaert. Dit charmante jonge paar oefent voor
het latere samenwonen in een piepklein huisje te Gent. Piepklein is geen woord
dat we er bij sleuren om de boel hier wat op te smukken. Er zijn mussen die
groter wonen. De eigenlijke bewoner van het pand trekt op dit moment rond in
Ierland. Op zoek naar hij weet het zelf ook niet. Zichzelf? Zoals zo
velen onder ons? (ik was die clichézoektocht naar mezelf zo beu dat ik sinds
kort op zoek ben naar fluogroene zeemeeuwen die uitsluitend Aziaten de ogen
uitpikken. Even futiel, maar zo veel leuker) Je kan de avonturen van deze
schijnbare alternatieveling volgen op: (zelf geloof ik niet in het label
alternatief, iedereen is een kind van zijn tijd, op welke manier
hij/zij zich dan ook moge uiten of profileren)
Het huurhuisje van de jongeman is het typevoorbeeld van de
huisvesting van een alternatieve dwarsligger. Als je namelijk tegen onze
huidige maatschappij bent, moet je alle moderne comfort resoluut uit de weg
gaan en vooral ook dingen laten rondslingeren in huis. Dat zijn regels die
netjes te boek staan in de ongeschreven handleiding alternatieve
levensstijl voor dummies. De jongeman is geen kraker, zoals je in
die kringen mag verwachten, maar je zou alleszins denken dat hij huur betaalt
voor een kraakpand.
Vochtig, onverwarmd, lekkende kranen, gevaarlijke trap,
claustrofobisch benepen ruimte en permanent instortingsgevaar, de bewoner is
wel zo wijs als hij zich met een niesbui naar buiten begeeft om verdere problemen
te vermijden. Pluspunt is dat het gelegen is temidden van rustige smalle
straatjes, op wandelafstand van Gent centrum. En met een soort binnenkoer
waarrond aanpalende huizen gegroepeerd zijn. Nogal schuwe buren, niet
onlogisch, waarschijnlijk wemelen die stenen iglos van de illegalen. De
binnenkoer is een privé-terrein, blijkens een petieterig (alles is mini deze
kant van Gent) symbooltje aan de gevel. Verboden te parkeren dus. Klein detail
dat Maryam en Boelie niet opmerken.
Gelukkig is er de huisbaas om ons daar attent op te maken. Hij
parkeert zich namelijk achter ons, op zon manier dat wij onmogelijk weg
kunnen rijden, zodat wij hem uit zijn bed moeten bellen om huiswaarts te kunnen
keren. Ruime binnenkoer nochtans, we kunnen ons moeilijk voorstellen dat we in
de weg staan. MAAR we zijn natuurlijk in overtreding en we hadden toestemming
moeten vragen. Een gang van zaken die de huisbaas kennelijk hoog genoeg zit om
zich onnodig te laten wakker bellen (een noodzakelijk gevolg van zijn blokkade)
Als we niet beleefd zijn, dan verplaatst hij zich zelfs
helemaal niet, dan komt hij pas uit bed als we er politie bij halen. Vreemde
figuren, die mensen bij wie de politie nooit ver weg zit in gedachten. Als een
kindje op de speelplaats die er voor het minste de juf wil bijroepen. Schreeuwen
zon figuren om de politie, omdat ze zich dan belangrijk wanen, omdat ze
prijs stellen op aandacht van lui in uniform?
Maryam en ik reden naar huis en stelden zich vragen, want zon
persoon is geen alleenstaand geval. Er lopen er zo genoeg rond. Zo gefrustreerd
door de grote wereld, dat ze zich isoleren in een mini-imperium waarvan ze
denken dat ze er wél over regeren. Mensen voor wie hun tuin, hun terras of hun
auto het allerallerbelangrijkst wordt in hun leven. Personen die de rechtbanken
laten draaien over geschillen rond bomen met overhangende takken. Mensen die
enkel voeling hebben met wat recht voor hun neus gebeurt en niets anders zien.
De oogklepdictators. Zo vervelend als ze onbetekenend zijn.
Toen ik het uitgangspunt voor deze film hoorde (man legt
zijn weg naar het graf omgekeerd af ;hij ziet het levenslicht als oude man vent
en gaat de pijp uit als pasgeboren baby), dacht ik: shit, die scenarist heeft daar
toch wel even de inval van het jaar gehad. Blijkt natuurlijk dat de film
gebaseerd is op een kortverhaal van F.
Scott Fitzgerald. Opluchting voor mij, want
dode mensen wekken minder mijn licht ontvlambare afgunst op dan levende.
In de
hoofdrol zien we Brad Pitt en er is geld tegenaan gegooid. Technisch gezien loopt
alles dan ook vlekkeloos, onze steracteur verjongt geloofwaardig, zo bleek al
uit de veelbelovende voorstukjes. De locatie waar het verhaal zich afspeelt, is
verplaatst van Baltimore (zoals in het oorspronkelijke verhaal) naar New
Orleans. Dat vonden de makers beter passen. Zo linken ze hun film aan de orkaan
Katrina, want terwijl ze ons het verhaal uit de doeken doen, blazen de
natuurelementen buiten de stad plat. Brad regelde naast de scène al vlotjes
hulp voor de slachtoffers. Als de regering het niet doet, moeten de sterren het
doen, das logisch. Als ik het karmisch zo getroffen had (qua carrière
tenminste, die Angelina mag hij rustig bij zich houden) als Pitt zou ik ook gul
aan liefdadigheid doen.
Ik
heb de film nog niet gezien, ik wil hem wel zien, alleen ben ik bang dat ze er
zon melige saus doorgemixt hebben dat ik met een wee misselijk gevoel de
trappen van de Kinepolis onderkots (en dat wil ik Stan the man, u kent hem
vast, niet aandoen, I like a man with a mission) In de metro waren ze al klaar
om deze film tot eersteling van het Obamatijdperk te bombarderen.
Ze voegden er wel aan toe dat de makers in hun interviews die typische, you
know, niks zeggende, you know, hoogdravende, zogezegd geëngageerde, you know, blablabla
verkopen, you know. Wat hun boodschap is, krijgen ze dus, you know, niet
verwoord. Nu, er is ook helemaal geen boodschap, dat ruik je zo. Ze zijn op een
geweldig idee gesprongen en hun boodschap is dat ze geld uit onze zakken willen
kloppen door ons te ontroeren.
Brad
is 1000 keer grappiger dan in light entertainmentklucht burn after
reading als hij zegt: Benjamin Button focust op de universele
momenten van het leven. Ze lijken enorm wat betreft liefde en verlies, maar het
zijn dingen die we allemaal ervaren. Ons doel was eigenlijk een grote openheid
en eerlijkheid te scheppen over de verantwoordelijkheid van de keuzes van een
mens, wat de gevolgen ook mogen zijn. Pitt was in een vorig leven vast tewerkgesteld
als Pythia bij het orakel van Delphi. De intrigerende wartaal rolt er net iets
te soepel uit. Maar goed, het zit daar een beetje in het volk. Een Amerikaan
kan een pornofilm aanprijzen als betrof het een filosofische mijlpaal van wereldformaat.
De
metro suggereert ook dat deze film wil zeggen: iederéén krijgt een kans, ook freaks
(altijd een lelijk woord gevonden) Helemaal mee akkoord, deze film gaat er voor
zorgen dat we geen enkel buitenbeentje nog discrimineren. De volgende keer dat we
onaangename rillingen krijgen als we een freak zien op straat,
gaan we denken: nee, niet zo snel, denk aan die Benjamin Button, die was ook sympathiek.
Net zoals we onhandige mensen niet langer verrot slaan als ze dingen in het
honderd laten lopen, nu we Wall-E in ons collectieve hart gesloten hebben.
Twijfel
over de boodschap of niet, dat de film een kassucces wordt, staat nu al vast. Dat
dicteren de wonderlijke wetten van de publiekssmaak. Die zelfde wonderlijke
macht die er voor zorgt dat mijn videotheek nauwelijks ooit een film in huis heeft
die ik wil zien.
Vre
curieus naar die curious case, als ik er circa 18 euros voor over heb,
trekken Zwartbloes en ik er naartoe, verstand op nul en meligheidsreceptie
voluit op honderd.
Ik hou er van om Zwartbloes geest én lichaam te
stimuleren. Ik hou van de uitstraling die mijn Woestijnroos sinds een tiental
maand heeft, ik hou er van om veel vrienden te hebben, ik hou er van om
oppervlakkige intro's over te slaan als ik iemand nieuw leer kennen, ik hou er
van om attent zijn, ik hou er van om als veilige burcht te fungeren voor een
vrouw die het helemaal waard is.
Ik hou van de zon, ik hou er van hoe bepaalde stukken van
Nirvana mij raken op een onbevattelijke, puur essentiële manier, misschien
vergelijkbaar met de boeddhistische staat van Nirvana (tien op tien voor de die
keuze als groepsnaam).
Ik hou er van om de dag van een vrouw te kleuren met kleine
attenties, ik hou van haar stevige knuffels, van haar geur, overal, ook van
haar geurschakeringen, want ze ruikt niet altijd het zelfde, ook zeker niet
'daar', ik hou van de uitdrukking op haar gezicht als ze schroom overwint, ik
hou er van om intens en passioneel te zijn en ik hou er van als anderen
bevestigen dat ik zo ben.
Ik hou er van om mijn leven met te delen met Perziche
karakteradel, met een jongedame die mij lyrisch maakt, ik hou er van om in haar
vlees te graaien en haar te vermorzelen als ze mij fantastisch laat klaarkomen,
ik hou er van als ze zegt dat ik in vergelijking met andere jongens meer geduld
heb.
Ik hou van het respect dat ik voor haar heb, ik hou ervan
als ze volledig ontspant onder mij en zich laat meedrijven in de stroming van
energie, ik hou van het schokken van haar lichaam als mijn aanrakingen haar tot
een orgasme brengen, ik hou er van om de grenzen van oprechtheid af te tasten
en ik ben mij bewust van mijn hang naar geestelijk exhibitionisme.
Ik hou van de nar aan mijn innerlijke hof die maakt dat ik
mezelf nooit helemaal serieus neem. Ik hou er van om de lente te zaaien in de
harten van mensen. Ik hou van podtekst, ik hou er van om te spelen met teksten
en historische figuren op te voeren in mijn fictie, ik hou er van om het
sacrale te bevuilen.
Ik hou er van om jong te zijn en echt te leven. Echt te
leven met Maryam Shiri de Leeuw, vrouw met brandend temperament, hoewel ze
bijna altijd kou heeft J, extra reden om ze
zo vaak mogelijk stevig vast te pakken
CSDer. De lezer stelt zich misschien een lid van een
paramilitaire organisatie voor, die strijdt voor de onafhankelijkheid voor weet
ik veel welke lap grond, maar de werkelijkheid is toch net iets minder
opwindend. Een overzicht van mijner activiteiten vandaag.
Slavisten die nog aan het studeren zijn, weten bij deze waar
ze mogelijks terecht komen.
-ik check of de orders die ik aanmaak goed op transport zijn
gekomen, als ze bij de klant zijn afgeleverd, noteer ik de nummer van de
factuur en klasseer ik het order
-ik mail informatie over klanten door naar onze vertegenwoordiger
in Slovenië. Die man bijzonder sympathieke kerel trouwens wil binnenkort
graag zaken doen met een Roemeens bedrijf, maar die zijn nogal nonchalant met
hun betalingen. Deze vertegenwoordiger is bijna de enige die zijn mails buiten
het zakelijke om durft te kruiden. Vandaag weet hij mij te vertellen dat Slovenië
van de wereld is afgesloten door een sneeuwtapijt van 1 meter dik dat over de
hele oppervlakte (circa 20 000 km²) ligt gestapeld. Ik zeg dat hij moet
genieten van zijn splendid isolation en ik wens hem een lep
dan, een mooie dag.
-ik help de sales manager van Rusland en omstreken om de
grote perforator vinden (mensen met veel fantasie die zich voorstellen dat ik
hiervoor door donkere wouden en duistere grotten moet trekken, vergissen zich
nogal schromelijk)
-de zelfde sales manager vraagt of perforator in het
nederlands ook perforator is en hoe je skoraja pomosj vertaalt. In
het Nederlands geeft dat eerste hulp
-een minuut later schrijf ik voor mezelf de brochure eerste
hulp voor CSDers, maar ik kom niet verder dan Zoek ander
werk. NU. (crisis of geen crisis, wat ander werk betreft, ben ik
optimistischer dan ooit)
-ik denk aan Brusselmans die als bibliothecaris ook al
schreef tijdens zijn diensturen
-juist, ik ging mijn functie beschrijven, niet mijn eigen
invulling ervan
-ik word gebeld uit Polen, met de vraag in zeer
gebrekkig Engels- om onze bankgegevens op mail te zetten. De collega CSDer
aan de telefoon kan niet uitleggen waarom ze die nodig hebben (om maar te
zeggen dat ik mij meer verwant voel met de Poolse CSDer dan met de
Vlaamse)
-ik bel naar onze dienst kredietcontrole voor die gegevens
en mail ze door
-de sales manager van Frankrijk vraagt mij naar alle
dossiers van een bepaalde klant, dus ik vraag de sleutel van het archief en
duik tussen de dozen
-bovengenoemde vraagt mij om facturen uit te printen
(bovengenoemde is trouwens een geweldige fan van D-Day, hij is
geboren op zes juni. Vorige week hebben we het nog hij in het Frans, ik
in een variant gehad over WO II)
-de sales manager voor, onder andere, Slowakije, vraagt of
ik ook Slowaaks ken, want hij heeft een tolk nodig als hij binnenkort een
Slowaakse klant bezoekt. Ik stel hem mijn bovenste beste maat, Benjamin
Bossaert voor, die op dit moment les geeft ginder, dus beter kan niet
-de sales manager voor de Engelstalige landen vraagt mij om
aan de stalenkamer door te geven dat hij een hele resem stalen nodig heeft
Dat was vandaag tot nu toe. Op andere dagen, controleer ik
Russische vertalingen, schrijf ik in ware pennenvriendstijl met de hand
briefjes naar Russische klanten in Siberië, bel ik naar Franse klanten om meer
duidelijkheid te bekomen over hun bestellingen (er is bijna altijd wel iets dat
niet duidelijk is), verbind ik Duitse klanten door, maak ik klachten aan en geeuw-
meer van dat soort dingen.
Mijn moeder vindt het een mooie manier om je brood te
verdienen.
Ik ga dat stalenorder voorbereiden, voor ik daar een
kanttekening van nog eens drie paginas bij plaats.
Misschien komt het omdat ik met een ¨Perzische schone
verkeer, maar vanmorgen voelde ik veel voor het afhakken van de linker- of
rechterhand als straf voor diefstal.
Mijn vriend, criminologiestudent, Randy, zal vast steigeren,
maar ik had er wel zin in om zo met een tamelijk botte en liefst roestige sabel
een handje af te slaan van een persoon die niet van andermans gerief kan
blijven.
Het gaat mij niet om de geldelijke waarde van mijn vélo. Dat
ding is mijn comfort, al pakte die pikkedief de driedubbele waarde ervan uit
mijn portefeuille, dan nog, zou hij minder overlast bezorgen. Ik moet het ten
eerste even zonder stellen, waardoor ik mij minstens de helft trager verplaats
dan anders, en ten tweede moet ik op zoek naar een ander spotgoedkoop vehikel
met enkele pro forma (nieuw woordje geleerd op het werk) sloten. Spotgoedkoop,
want over drie maanden stelen ze hem opnieuw.
Das het ergste, dat je er zo aan went. Alsof een
gemeenteraadsbesluit bepaalt dat je fiets na drie maand onherroepelijk van
eigenaar verwisselt.
En de politie?
Die lapt mij liever een boete als ik zonder licht rijdt, dan
dat ze mij beschermt tegen diefstal.
DM Sint-Niklaas, waar mijn IQ mij compleet in de steek
laat of minstens gehalveerd raakt
De Vlaamse God van vernederland en zijn weinig avontuurlijke
werksituatie. Vandaag ben ik welgemutst, vroeg wakker geworden, geen centje
vermoeid en vol hoop op wat de toekomst brengt, een tikje onthecht, een tikje
maar en zelfs inwendig vrij bedaard. En nu nog steeds, ondanks dat vanmorgen
mijn VIJFDE fiets gestolen werd in Gent, ondanks de lekke band van mijn fiets
in Sint-Niklaas waardoor ik 5 km moest stappen naar het werk. Vanavond dus net
iets later thuis.
Mij kan het geen donder schelen, maar ik laat mijn
Woestijnroos niet graag wachten.
Boelie Braafzak de ambitieuze dromer, bedrijfsklimop met een
eigen wil ten koste van de concentratie en veelgeprezen betrokkenheid.
Documenten doorsturen die wel degelijk voor mij bedoeld
zijn, geen kaders kunnen trekken in een word-bestand, compleet verdwalen op
planeet Excell, tekst niet centraliseren, kosten aanrekenen voor gratis stalen.
Gegevens van klanten re-stylen, terwijl ze enkel een kleine wijziging in de
naam behoeven.
Denken aan uitspraken van Jan Cremer. Lezen op internet over
de relatie Boogschutter-Vissen. Strategieën bedenken om mijn vaste
sparringpartner, Randy, te verslaan op karton. Ideeën voor romans schetsen op
de achterkant van een kladblad.
Telkens opnieuw herontdekken dat ik als in mezelf wroet,
zoals iemand die de essentie van een ajuin probeert te vinden, tot de ui
helemaal slordig versnipperd is. De man bekent teleurgesteld, ik vind de
essentie van die ui maar niet en zijn vrouw loopt langs en zegt: maar ik kan
er nog wel altijd soep van koken
Dromer die met zijn vinger langs prijslijsten dwaalt en
eenvoudige rekensommen, die hij feilloos zou berekenen op zijn twaalfde, nu met
schaamlijke foute uitkomsten op een pro forma factuur zet.
Je eigen onkunde netjes rapporteren, het hoort niet. Ik zou
beter mijn eigen daden gigantisch buiten proportie blazen, want ik ben
tenslotte een man en zelfs korte, dikbuikige kaalkopjes blazen vol animo de
eigen loftrompet. Wij, mannen, die fiere haantjes met poep tussen hun tenen.
Fier op wat? Op wat? De breedbeeld in de living? Een netjes
gemaaid gazon? De grotere auto dan die van de buren?
Boelie de stille egotripper, kind van zijn tijd, de tijd van
het grote IK.
Nederigheid is exclusief te vinden in Tibet, ware het niet
dat de Chinezen daar andere plannen hebben dan het bouwen van fabrieken van de
geest.
Ik herinner mij mijn boeddhistische periode. Kaalgeschoren
kop, meteen na school mediteren op een verduisterde zolderkamer en vasten op
zondag. Tot een boeddhistische monnik mij zei dat vasten spiritueel gezien geen
enkele zin heeft.
Maar ach, je bent 17 en je wil graag speciaal zijn, dus vast
je.
Met 25 wil je dat ook, dus blog je en verken je de grenzen
van exhibitionisme om schaamteloos lezers te lokken.
En na een post, frons je, want je hebt iets halfbakken
geschreven met een psychologische saus, terwijl je iets komisch had kunnen
schrijven.
Met enige trots melden Snüffel en Boelie dat zij reacties krijgen op hun gloednieuwe project. Getuige hiervan onderstaande bijdrage van de zogenaamde Bart Drieghe. Wie? We laten hem zichzelf voorstellen, gevolgd door zijn inzending.
Ik ben Bart. 20 jaar. Leuven. Sinds kort economie.
Ik schrijf niet vaak. Soms maanden niet.
Het komt plots tot mij. Als een arctische nacht.
Dan staat er in hoogstens vijf minuten iets op papier.
En staart dat papier mij aan.
Als een lugubere spiegeling van een schim in mezelf.
Dit is geen autobiografisch stuk, dit is een verzinsel, dit klinkt te oprecht om helemaal waar te zijn. De lezer die in mijn hoofd zou kunnen kijken, zou bevangen raken van angst. William is een existentiële angsthaas, hoewel qua gedrag vaak macho en door fysiek gevaar nauwelijks ooit bevreesd. Maar pyschologisch lonkt het drijfzand en het mijnenveld van zelf-analyse en uitputtende navelstaarderij.
William is bang. Bang van nooit een job te vinden waar hij goed in is, doodsbang om second rate te zijn en tegen zijn vijftigste in een koude slaapkamer zichzelf vast te binden en een plastic zak over zijn kop te trekken om dan langzaam uit te doven.
Nee, William is banger dan dat. Bang om een gevierd generaal van het bordspel te blijven, een amateur-historicus die zichzelf onmogelijk maakt door te scherpe uitspraken, een aandachtsgeile die bang is om het te verbrodden bij het publiek omdat hij als een rotverwend klein kind aan de rokken gaat hangen van de lezer.
Bang om altijd meer, te schrijven in zijn hoofd dan op papier, bang om te sterven als een bespottelijke kantoorslaaf. William zit vol angst, soms gewoon redenloze angst, alsof de muren zwart water zweten dat naar zijn lippen stijgt en zijn keel dichtknijpt.
William die zichzelf Boelie Braafzak noemt en wel dagelijks luid in zijn hoofd 'O Bolanus was ik maar een driftkop als jij', reciteert.
William de koortsachtige schrijver die visioenen krijgt van bij leven en onwelzijn onuitgeven Kosovel die stief aan meningitis. De overgevoelige krijger (volgens sommige), de angsthaas die er uitziet als een moegestreden generaal (volgens anderen), bang om NIET de stem van zijn generatie te worden, bang om nooit de woorden te vinden om de zielenpijn van zijn generatie mescherp UIT TE SCHREEUWEN.
Bang om in het beste geval een literaire na-aper te zijn van ene Kurt Cobain die ook al zijn hersendak wegblies en een dochter van 2 achterliet.
BANG om nooit een fucking uitgever te vinden die in hem gelooft, William die zelfs niet naar tijdschriften stuurt uit de grote beverige angst dat het dan enkel afwijzingen regent.
En elke dag, de stem van mijn prof Sloveens in mijn oren: bodi pogumen, Viljam! Wees moedig, William. Schrijf en stuur in, massaal en rücksichtlos.
Bang als hij te horen krijgt van een gerespecteerde prof dat zijn eersteling WEL genoeg kwaliteiten heeft om publicatie te verdienen. Bang dat die prof daarna weer niets meer van zich laat horen.
Op een begrafenis zitten en van mensen voor de zoveelste keer horen dat je talent hebt. Maar het zijn altijd de 'foute' mensen, niet de mensen die beslissen over bekendheid of geen bekendheid.
En ik leef in drap en als ik lach is het in een pijnlijke grimas en God ja, er zijn dingen die mij echt blij maken, maar dat ene steekt, de angel van het onuitgegeven succes, het bestaan van de schrijver die zich NIET verzekerd weet van minstens 1000 lezers.
William, enig kind, chronisch aandachtszuchtige, één en al ZIEL
Ik ben een druppel water die ergens in de oceaan zich een weg baant op zoek naar ware liefde. Vechtend tegen de sterke stroming om toch maar tot bij haar te komen. Ergens zal ik haar ontmoeten, in een wereld van verdriet. Van tranen en regendruppels in de ziel van een lichaam, voorafgegaan door een gigantische wolkbreuk en bliksemschichten die als messen door je hart snijden.
Door de golven klievend met mijn laatste krachten, al jaren met diezelfde laatste krachten. Maar telkens teruggeslagen worden door een klap in het gezicht. Alsof ik wakker word uit een droom. Een droom waarin ik eindelijk voet aan land kan zetten, in plaats van te blijven watertrappelen en mijn lippen boven de zeespiegel te houden.
-je bent op zoek naar een leuke bijverdienste, waarin je
eigen interesses aan bod komen
-je bent nauwgezet en kan je makkelijk praktisch organiseren
-je beschikt over voldoende vrije tijd om je taken in te
bouwen (geschatte werktijd: aanvankelijk circa 10 uur per week)
-je kennis van het Nederlands is perfect, je bent een kei in
spelling
-je bent discreet en volkomen te vertrouwen
-je bent goed vertrouwd met opzoekingswerk en je kan vlot
online shoppen
-je hebt geen enkele moeite met het invullen en verzenden
van formulieren, attesten, sollicitatiebrieven, poststukken, enz.
-je hebt een goede feeling voor lay-out en het maken van
aantrekkelijke presentaties
-je houdt van literatuur en hebt een uitgesproken, kritische
mening
-permanent verblijf in Gent is een pluspunt
Functieomschrijving:
Je verzendt tal van documenten en emails in veelvoud naar
uiteenlopende instanties, je stelt brieven op en maakt ook fotos, je
neemt een deel van de communicatie van een beginnend auteur over en leest ook
manuscripten na waarbij je spellingscorrecties doorvoert, je staat de auteur
bij om zijn werk bij de lezer te krijgen. Je houdt de licht tot problematisch
warhoofdige auteur op de hoogte van interessante evenementen en stelt regelmatig
een activiteitenkalender op, je regelt reservaties en boekingen, je assisteert
bij creatieve projecten (films, strips, boeken) en legt de auteur interessante
vacatures voor.
Wij bieden:
Interessant werk, een vertrouwenspositie, alle onkosten in
functie van het takenpakket vergoed, vrij te kiezen werkmethodes, mogelijkheden
om je creatief te ontplooien, zelfstandigheid, aangename werksfeer. Meer
concrete afspraken volgen in samenspraak.
[...] De lijnen vullen zich steeds sneller op, de adrenaline stroomt in mijn bloed als dat van een dolgedraaide stier in Pamplona. Het voelt goed, hier vanbinnen.... ADRENALINE!
Maar er is ook nog de andere kant van de medaille, er is het zwarte gat en het gat in de ozonlaag, er is de oververvuiling in dit lichaam dat de naam Maxim Vervoort draagt, met als beroep: gek zijn. Met een bordje voor de hersenkamerdeur: We zijn gesloten, gelieve pas terug te komen wanneer de herstellingswerken zijn voltooid.
En dit klopt niet, je kan immers niet weten wanneer die voltooid zijn, en daarom is er dan ook nood aan herstelling; ik kan niet eens meer een deftige zin produceren.
Het ene liedje na het andere weergalmt over de werf. De bouwvakkers zetten zich op hun lui gat, want het is enorm warm daar vanbinnen. Ze zien het niet zitten om aan de slag te gaan. Er is immers één grote chaos en ze hebben geen hulpmiddelen, geen hijskraan die hen op het dak kan tillen, zelfs geen ladder. Ze hebben enkel elkaar, maar durven elkaar niet aan te spreken en de werf ligt stil.
Stilstand, maar stilstand is achteruitgang in de volop evoluerende maatschappij. Opeens hoor ik hen, ze zijn in de weer met hamers en drilboren, want mijn hoofd bonkt en mijn oren suizen. Het is echt voldoende geweest, Dame Fortuna... sta me bij! [...]
Ik trok mijn kast open en somde op wat ik nog in huis had. Dat
was niet veel soeps en dat zei ik dan ook.
Voor deze ene keer moet ik je gelijk geven. Eet jij nooit
fruit of groenten? Wel eens van scheurbuik gehoord?
Ze keek gespeeld streng en zwaaide kijvend met haar
wijsvinger.
Ongewild ving ze zo onherroepelijk mijn blik.
Ik benijd je om je handen stamelde ik met overslaande
stem. Je hebt bijzonder slanke, euh, spitse vingers.
Ik kon mijn oren niet geloven toen ik dat er uit flapte. De
gezichten van mijn weinige vrouwelijke kennissen flitsten voorbij mijn ogen en
ik kon er niet één noemen die na zon uitspraak niet gealarmeerd langs mij zou
gestoven zijn, weg van mij, naar buiten toe. Ze dacht nu vast dat ik een pot
was. Een normaal uitziende pot, voegde ik mentaal toe en keek toch eens goed in
de spiegel boven mijn lavabo om te checken. Opluchting, er viel geen stug
manwijf dat mij nors aankeek te bekennen.
Ondertussen stoof Soraya niet in paniek weg, ze bleef liggen
op bed, als een vrouwelijke pasja, die als een prachtig glanzende poes, luid
spint in het paleis van haar eigen lichaam. Er ontbraken enkel nog
dienstmeisjes om haar toe te wuiven met palmbladeren. Soraya is niet van de
magerste, ze is volslank, maar heeft een duidelijk afgetekende zandlopervorm en
dat is dé troef voor een vrouw.
Ze draaide zich op haar rug, begon te luchtfietsen vreemde
blik van mij, eerlijk gezegd- en zei: Dank je, das lief van je. Weet je, we
kunnen ook wel pizza bestellen. We kunnen zelf wat samenstellen. Ik stel voor:
kappertjes, tonijn, ansjovis, artisjokken en ananas. Lijkt je dat wat? Bruine
suiker heb je zelf in huis. Heerlijke meevaller is dat.
Ik wist niet wat ik hoorde en antwoordde: Niet de
combinatie die ik gewend ben, maar ik sta open voor veel.
En ik beet weer op mijn lip, bang voor hoe ze open voor
veel zou interpreteren.
Soraya draaide zich op haar buik, dook met haar hoofd in één
van de kussens en lachte gedempt.
Tot ze uiteindelijk zei: Je bent een schat, weet je dat?
Zou je echt van die troep gegeten hebben? Hilarisch!
Ik vroeg me af of ik streepjes moest beginnen zetten voor
elk moment van schaamte.
Ik dol maar met je, en ze keilde speels, maar hard, een
kussen mijn richting uit. Een snel vliegend voorwerp dat ik tot mijn verbazing
beet greep. Ik en mijn povere reflexen.
Knap van je, feliciteerde ze mij.
We keken elkaar aan en ik schoot in de lach. Ze gooide
kussen twee en drie en voor ik het wist gingen we elkaar te lijf. Mijn eerste
kussengevecht, daarvoor moest ik 21 worden.
Ik raakte haar per ongeluk harder dan ik bedoeld had en
Soraya veinsde razernij, ze kromde haar rug als een roofdier, gromde voor de
grap en sprong gewapend met twee kussens op mij af.
Ik gilde het uit van pret, God, ik gedroeg mij als de eerste
de beste giecheltrein en het kon me eigenlijk geen zier schelen.
Soraya dwong mij de grond op, zat met gespreide benen over
mijn buik en liet de slagen van de kussens op mijn hoofd regenen.
Ik gierde het uit en smeekte zogenaamd om genade, toen
iemand aan mijn deur klopte, Soraya haar aanval staakte, haar hoofd draaide en
vrolijk hey riep.
Hey, hoorde ik Frederik zeggen en aan de toon waarop hij
dat drieletterwoord uitsprak, wist ik al hoe laat het was.
Sporaya gooide hem meteen een kussen toe en zei: Je
vriendin kan wel enige versterking gebruiken.
Frederik ving het kussen een beetje stuntelig met beide handen,
als ware het een rugbybal. Soraya sprong
overeind, en nam de pose van een schermer aan. Gardez-vous, riep ze bulderend
uit.
Ik keek naar het gezicht van Frederik en onderzocht hoe
anders het was. Ogen wijder dan ik ze ooit gezien heb, een uitgestreken
gezicht, alsof elke gelaatsspier lam was gelegd.
Soraya herhaalde haar commando, maar toen ze merkte dat ze
van Frederik, die onbeholpen stond te staan, geen reactie hoefde te verwachten,
liet ze haar donzige degen zakken en viel zelf stil.
Ik voelde mij opeens vreselijk overbodig in mijn eigen
kamer, alsof ik niet meer bestond en net zo goed kon oplossen en het stof op
mijn vloer mocht vervoegen. Zouden ze ook maar iets merken als ik inderdaad ter
plekke tot stof en as verging?
Die dag werd Elisabeth
reeds vroeg wakker. Ze wreef haar grote kijkers uit. Tevergeefs snuffelde ze
naar de opwekkende geur van versgezette koffie. Wrevelig klauterde ze uit bed
om dan zelf maar een portie van het verslavende, zwarte brouwseltje te zetten.
Ze deed hooguit tien stappen en merkte toen dat er iets niet helemaal in de
haak was. Een onderzoekende blik tekende zich af op Elisabeths knappe gelaat.
Ze wiegde eens heen
en weer, maakte een sprongetje en greep vervolgens in paniek naar haar knieën.
Waar ze bang voor was, deed zich ook daadwerkelijk voor: haar handen grepen
slechts lucht. Elisabeths benen waren niet waar zij zich doorgaans bevonden. Erger
nog: zij waren helemaal nergens te bespeuren. Wel potverdorie, hoe is dat nou
mogelijk? vroeg Elisabeth zich begrijpelijkerwijze af, Gisteren bij het
zwemmen had ik ze nog en nu zijn ze weg. Hoogst eigenaardig geval. Hierop dook
zij de keuken in. Ze griste een pakje honingwafels mee. Daarna nam ze haar
fiets van stal en weg was ze.
Haar lege
broekspijpen fladderden in de wind. Dit is toch werkelijk geen zicht,
beklaagde Elisabeth zich, Zo helemaal niets van het middel naar beneden. In
tranen uitbarsten deed zij niet. Vastberaden ging ze op onderzoek uit. Waar
hingen haar benen uit?
Ze had er al een mooi
aantal kilometertjes op zitten toen zij ten einde raad voorbij haar faculteit
fietste. Net voor de ingang stond een witte mercedes geparkeerd. Wie kwam er
uit die sjees? Jawel, precies haar paar benen. Tot Elisabeths verbazing gingen
zij gekleed in een modieus mantelpakje. Ze droegen zelfs een bijpassend
aktetasje. Elisabeth stond verbaasd te kijken.
Andere voorbijgangers
leken niks ongewoons op te merken. Haar benen bewogen zich voort met een
levendige en doelgerichte tred. Elisabeth legde vlug haar dienstvaardig
strijdros vast aan een paal. Zoals dat gaat in een universiteitsstad was het
fietslot duurder dan de fiets. Na deze helaas onoverkomelijke handeling ging Elisabeth
achter haar benen aan. Eens te meer waren deze uitgekookte lichaamsdelen haar
te slim af. Elisabeth was het spoor bijster. Op twee meter van haar stond een
in het zwart geklede heavy metal fan met bijhorende geitensik en de obligate
2,5 promille in het bloed, om kort te gaan: een geschiedenisstudent. Ze vroeg
hem of hij het dametje met de aktetas had zien passeren. Deze antwoordde met schalkse blik: Die blonde
met de knappe benen? Die ging net auditorium C binnen. Elisabeth bedankte de
waakzame student. Meteen ijlde ze naar de vermelde locatie. Zij nam plaats op de
achterste rij, kwestie van wat overzicht te hebben. Haar begeerde benen vielen echter
nergens te bespeuren.
Elisabeths stemming
bereikte een absoluut dieptepunt. Tot dan de prof de zaal binnentrad. Wel
verduiveld! Daar heb je mijn benen! riep Elisabeth verschrikt uit. De prof
waren inderdaad niemand minder dan Elisabeths benen. Vooral het mannelijke
aandeel van de studenten was bijzonder aandachtig. Ze hingen als het ware aan
haar lippen. Elisabeth zat gefrustreerd de eerste helft van de les Moderne tijden
uit. Ze ging steeds zich steeds meer ergeren aan het belerende toontje van haar
benen. Hoe is het nou mogelijk dat niemand ziet dat daar een stel benen staat
les te geven in plaats van een prof? vroeg Elisabeth zich niet geheel ten onrechte
af.
Tijdens de pauze hield
Elisabeth het niet meer uit. Ze baande zich een weg naar voren. Flink boos richtte
zij het woord tot haar benen. Die waren druk in de weer met het afstellen van
de microfoon.
Excuseer,
maar u verstaat
Wat versta
ik, juffrouw?
Ja, zeg, u
moet toch immers uw plaats kennen.
Hoezo dan?
Ja, kom, u
bent immers mijn benen?
Dit is toch
wel ongehoord.
Maar
Sorry maar
als dit een grap is Als dit zo doorgaat beschouw ik de les als gezien.
Ik
Haar benen
richtten zich tot het auditorium.
Ok, dat
volstaat. Jullie hebben genoeg met mijn voeten gerammeld. We zien elkaar
volgende week. Ik beschouw deze les als gezien.
Elisabeth bleef
verbouwereerd achter. Achter haar weerklonk een daverend applaus. Een meute
uitgelaten geschiedenisstudenten overspoelde de dichtstbijzijnde kroegen. Elisabeth
botste nog éénmaal op haar benen. Ze keurden haar geen blik waardig. Ze bevond
zich in het gezelschap van een eminente professor. De twee collegas konden het
schijnbaar uitstekend met elkaar vinden. Elisabeth was nu werkelijk ten einde
raad. In een laatste wanhoopsdaad wendde zij zich tot de dienst verloren
voorwerpen.
Het
diensthoofd heette Wilfried Moens. Iedereen noemde hem echter Willy Loens, omdat
zijn linkeroog de ongelukkige neiging had om bewegingen maken, die je van een
normaal oog niet verwachtte. Elisabeth kon hem op geen slechter moment treffen.
Hij zat net een collega achterna met een elektrische vliegenvanger. Dat was
zijn favoriete tijdverdrijf. Elisabeth deed snikkend haar verhaal, maar vond
geen gehoor. Het verdwijnen van een gezond stel benen, dat ging er bij Willy
niet in. Men kon hem veel wijsmaken, dat wilde hij grif toegeven, maar zoiets
toch zeker niet. De juffrouw kon haar baarlijke nonsens ergens anders gaan
uitkramen. Of er kon wel eens wat zwaaien. Benen die de benen nemen- Willy
moest lachen om wat hij zelf als een buitengewone spitsvondigheid beschouwde -
daar heb ik nog nooit van gehoord. Als u mij nu wilt excuseren. Ik heb ook
ernstig werk te doen. Elisabeth wilde maar liever niet aandringen. Bij gebrek
aan een alternatief keerde ze huiswaarts. Ze huiverde bij de gedachte dat ze
misschien voor het leven beenloos zou blijven.
Thuisgekomen viel zij als een blok in slaap.
Compleet uitgeteld van de doorstane emoties. Ze was echter nog geen twee uur in
dromenland toen de bel ging. Voor Elisabeths deur stond een Poolse pianist. Al
kan het net zo goed een Navajo-indiaan geweest zijn. Zo precies weet ik het
niet meer. De man in kwestie bracht in elk geval Elisabeths benen terug. Ik
meen mij te herinneren dat hij ze gevonden had in het Citadelpark. Eerst had
hij er een vrouw van middelbare leeftijd in gezien, maar uiteindelijk herkende hij
er toch Elisabeths benen in. Dus vatte hij die twee Bohemers bij de lurven. Nog
wel net op tijd, want ze hadden reeds een treinticket naar Parijs op zak.
Voor Elisabeth
was het een blij weerzien met haar fraai gevormde onderstel. Alleen, er was nog
een klein mankementje. Haar benen bleven helemaal niet zitten waar ze behoorden
te zitten. Helemaal bizar werd het toen er fondant chocolade uit de knieholtes
viel. Dat was toevallig Elisabeths favoriete chocolade. Een schrale troost voor
een dubbele amputatie.
Elisabeths
huisarts wist geen mouw te passen aan een dergelijke situatie. Wel wilde hij
het stel gerust over kopen. Zijn oudste zus had een klerenwinkel. Die kon zulke levensechte mannequinbenen best
gebruiken. Geen denken aan!, schreeuwde Elisabeth en ze dweilde driftig de
vloer aan met mijnheer doktoor. Toen die met de nodige spoed Elisabeths huis
verliet, keilde ze hem nog de dikke Vandaele na. De woordenboek raakte hem
verraderlijk tussen de schouderbladen.
Toen de Poolse
pianist vroeg of ze misschien niet een klein beetje overreageerde, kreeg hij
een prismawoordenboek naar zijn hoofd. Dat was weliswaar kleiner dan de dikke
Vandaele, maar toch knap gevaarlijk. De Pool wist het projectiel behendig te
ontwijken. Misschien was het dus toch wel een Navajo en geen Pool.
Wat er ook
van zij, de man had wellicht de oplossing. Hij vroeg Elisabeth de toestemming om
een kleine kus te drukken op beide zwerfgrage benen. Elisabeth had niet de
gewoonte om zich door wildvreemden eender waar te laten kussen. Gezien de
omstandigheden was zij echter tot veel bereid. Ze stemde toe. Er verstreek geen
tel na de twee zedige kussen of Elisabeths benen zaten weer op hun ouwe
getrouwe plek. Daar kwamen zij ontegensprekelijk het beste tot hun recht. In de
plaats van de pianist lag nu een watermeloen. Dat was, toeval of niet, Elisabeths
favoriete fruit. Het exemplaar in kwestie was één van de lekkerste die Elisabeth
tot dan toe geproefd had.
Na die dag
verkeerde Elisabeth steeds in opperbeste stemming. Haar benen gingen nooit meer
zelfstandig op wandel. Sindsdien nam Elisabeth hen zeer frequent mee naar alle
mogelijke schoenenwinkels. Die verliet ze niet, zonder eerst elk paar schoenen
te passen. Haar benen maakten nooit bezwaar.
Dingen als
deze gebeuren misschien niet elke dag, maar gebeuren doen ze stellig wel. Vraag
maar aan Elisabeth.
Na de les stonden Soraya en ik zo lang na te keuvelen over
de meest uiteenlopende dingen, van roddels over proffen en medestudenten, naar
reizen en vakantie, familie, eetgewoontes de Iranese keuken vindt ze bij
uitstek de beste ter wereld- muzikale voorkeuren en zo voort om weer terug te
keren naar roddels over medestudenten.
In de loop van het gesprek kreeg ik tot mijn verbazing te
horen dat ze nog nooit een vriendje heeft gehad.
Ikzelf hield wijselijk mijn mond, een samenvatting van mijn
liefdesleven is niet om mee uit te pakken in een eerste gesprek met een
ongerepte maagd. Ik wilde niet te veel gewicht leggen op het dunne ijs van een
ontluikende vriendschap. Ik wist toen nog niet hoe ruimdenkend Soraya kan zijn.
Als een gehaaste conciërge ons aan deur van de faculteit
zette, beseften we dat we meer dan drie uur hadden staan praten.
Ik deed het voor de hand liggende en nodigde haar uit om mij
bij te komen eten op kot. Zij heeft zelf geen kot.
Ik wilde doodgraag ons gesprek verder zetten, het gebeurt
mij zo zelden dat ik het kan vinden met een andere vrouw. Eigenlijk heb ik
enkel mannelijke vrienden.
Ze ging meteen in op mijn aanbod en het schemerde al als we
aankwamen bij het huis waar 11 studenten, waaronder ikzelf, een kamer hebben.
Mijn maag kromp vreemd samen als ik met haar door de
inkomhal liep. Terwijl Soraya de trap opging naar mijn kamer, dook ik gauw de
gemeenschappelijke keuken in om te zien of daar iemand zat. Ik beet op mijn lip
en kwam tot het vervelende besef dat ik mij gedroeg als een egoïstische
jaloerse tik.
Ik weet hoe vlot Frederik is in de omgang en ik wilde mijn
nieuwe vriendin niet met hem delen.
Soraya plofte op mijn bed, voelde zich kennelijk meteen
thuis, want ze schikte al mijn kussens (drie in totaal) achter haar rug,
schopte haar schoenen uit (mensen die hun schoenen aanhouden, lijken meteen
weer weg te willen, verklaarde ze) en keurde op haar dooie gemak mijn
kamertje.
Dat kan er mee door, toch? Ik wil direct met je ruilen, als
je het hier moe bent.
Ik had eerder al aangegeven dat mijn kamer niet te veel
voorstelde. Ze keek mij aan en verwachtte dat ik haar compliment blij in
ontvangst zou nemen.
Tot mijn eigen verbazing smolt ik onder haar blik. Om mij te
onttrekken aan de glinstering in haar bezwerend donkere kijkers, ging ik mijn
handen wassen en nam er express uitgebreid de tijd voor.
Achter mijn rug hoorde ik haar vragen (en bedacht
tegelijkertijd: als seizoenen konden spreken, had zij de stem van de lente):
Mag ik die schriftjes inkijken?
Ik draaide mij bliksemsnel om en riep paniekerig uit:
Nee, niet doen, dat zijn mijn dagboeken.
Ze legde mijn beduimelde schriftjes die bulken van de
klagerige hartskreten van een jonge vrouw die eeuwig puber lijkt te blijven,
voorzichtig op mijn bureau.
Ze hoefde er niet
voor op te staan, er bestaan autos die ruimer zijn dan mijn kamertje.
Zo, jij hebt een dagboek, wat enig nou!
Ze herschikte de kussens en vulde nog aan:
Ik heb nooit zoiets gehad, ik zou bij God niet weten wat ik
zou hebben moeten schrijven. Zeker als kind niet, ik had heel mijn gevoelsleven
strikt rationeel onder controle.
Dat vond ik een vreemde uitspraak. Ik heb een beeld van mijn
seksegenotes als van een collectief stel blèrsmoelen die s nachts hun kussensloop
doorweken met hun tranen.
Tranen als gevolg van de gemene opmerkingen van hun
vriendinnetjes, de afwijzende blik van die onbereikbare, veel te oude, veel te
stoere jongen, een uitgaansverbod vanwege pa of ma, een onvoorziene modezonde
of gewoon, zo maar, omdat wenen een gezellig slapen-gaan-ritueel is.
Jij moet vast erg diepzinnige gedachten hebben, vervolgde
ze, Ik zie wel zoiets in jou, een eiland van contemplatieve stilte.
Ik haalde mijn schouders op, concludeerde dat een
universitaire opleiding je taalgebruik geweld aan doet en zei dat mijn dagboek
de typische weeklacht van een overgevoelige tiener is.
Je moet jezelf niet steeds zo onderuit halen., berispte
zij mij. Waarop ze meteen overging tot: Zeg, zullen we vast aan het eten beginnen?
Ik heb eigenlijk wel honger.
Tijdens mijn studententijd was ik goed bevriend met een
jongen en een meisje. De jongen heette Frederik, maar om de een of andere reden
noemde iedereen, behalve ik dan, hem Billy. Het meisje was van buitenlandse komaf en heette
Soraya.
Frederik ik geloof dat ik de enige was, die hem met zijn
echte naam aansprak- zat samen met mij op kot. Ik studeerde psychologie, hij
geschiedenis. Ik had met hem een fijne tijd. We kookten samen, of beter:
warmden samen dingen op die met voldoende fantasie voor volwaardige gerechten
konden doorgaan.
We organiseerden
kotfeestjes, liepen elkaars deur plat, keken idiote filmpjes op internet,
wisselden boeken uit, en als het weer mooi was, gingen we samen studeren in het
park. We waren bepaald close, wat wil je, als je elkaar meermaals zien en horen
kotsen hebt na een zwaar avondje stevig doorzakken.
Hij en ik waren wat je noemt gezworen kameraden. Doordat we
vaak de godganse dag samen optrokken, speculeerde iedereen in onze omgeving
wanneer we nu uiteindelijk een koppel zouden worden. Overal waar we kwamen, kon
je de mensen voelen gissen: zijn die twee nou samen of niet?
We waren het niet, want er was tussen ons niet de minste
erotische spanning. Een verklaring hadden we er niet voor, ze was er gewoon
niet. Misschien dat we net daardoor tot zon hechte vriendschap in staat waren.
We konden ons omkleden voor elkaars ogen zonder dat ons ontblote vel voor de
minste opschudding zorgde.
In het derde jaar dat we samen op kot zaten, leerde ik in
auditorium D van mijn faculteit Soraya kennen. Ze was een erg opvallende
verschijning en ik vond het meer dan vreemd dat ze mij niet eerder was
opgevallen.
Terwijl de meeste van mijn medestudentes er bij liepen als
een uit de hand gelopen doorslagje van een Barbiepop, straalde zij verfijnde
oriëntaalse klasse uit. Mijn ogen rolden traag als rupsvoertuigen over elke
vierkante centimeter van haar verschijning.
Ik wilde de fout bij voorkeur meervoud- ontdekken. Het
bloed steeg naar mijn hoofd van chagrijnigheid. Ik kon niets vinden. Het meisje
was een wolk vrouwelijke perfectie. Ik benijdde haar zoals ik geen andere vrouw
ooit benijd heb, zelfs geen covermodel van een of ander trendy bijna-blootboekje.
Ze was die dag te laat en stond in het deurgat van een
overvol auditorium. Staande op de toppen van haar tenen speurde ze de zaal af
naar een plekje om te zitten. Vurige naaldjes prikten over de hele oppervlakte
van mijn schedel: naast mij was nog een zitje vrij.
Mijn mentale mantra: kijk niet deze kant uit; kijk niet deze
kant uit, had het tegenovergestelde effect: daar kwam ze dan. Meer dan 600 ogen
richtten zich op haar als ze de trappen van het auditorium opging. Iets van
bewondering maakte zich van mij meester als ik zag dat ze hierdoor niet uit
haar lood werd geslagen.
De zaal was muisstil, zelfs de prof staakte even zijn betoog
om haar beter te kunnen bekijken.
Zonder zich te laten opjagen, nam ze plaats naast mij. Ik
dacht dat ik de meeste vrouwenparfums kende, maar het hare had ik nooit eerder
geroken. De werkelijkheid vervaagde even, ik zag mezelf op het dek van een
witte zeilboot op een prachtige azuurblauwe zee. In de verte okergele kliffen
en een ongerept strand, de zon op mijn ontblote lichaam, geen vuiltje aan de
lucht.
Ik probeerde de les te volgen, maar het lukte me niet meer.
Vanuit mijn ooghoeken taxeerde ik haar en hoewel ik het subtiel wilde doen,
betrapte ik mezelf erop dat ik staarde.
Soraya had golvende, zwarte krullen, een lichtbruine
teint, haar ogen zijn als brandende edelstenen, knisperend als steenkool. Die dag droeg ze een zwart truitje dat haar uitstekend stond en haar vrouwelijke
vormen op een stijlvolle manier benadrukte. Zwart stond haar altijd heel goed.
Ze droeg verder een nauwe rok die tot onder de knie kwam en nylonkousen.
Haar naaldhakken schopte ze meteen uit toen ze naast mij plaats nam.
Mijn blik viel op haar handen, op haar nagels zat rode
nagellak, zo uitdagend dat ik moest slikken. Ik ben hetero, maar ik kan andere
vrouwen erg mooi vinden. Haar handen zijn bijzonder. De palmen zijn lichter van
kleur dan de rest, ze lijken zacht als dons.
Gisteren kreeg ik meteen zin om haar hand in de mijne te nemen en die tegen
mijn wang te leggen, om te testen.
Uit de manier waarop ze notities nam en de uitdrukking van
concentratie op haar gezicht, maakte ik op dat ze een warmbloedige, tedere
vrouw was. Ik prees de kerel gelukkig die haar de zijne mocht noemen.
Mijn ogen rustten uiteindelijk op haar geschrift en ik
glimlachte. Haar handschrift was niet wat ik verwachtte, het leek meer het
geschrift van een jongen, niet zo zeer slordig, maar onduidelijk als dat van
een dokter.
Ik had toch één imperfectie gevonden, bedacht ik
triomfantelijk, om daarna nog chagrijniger dan eerder, te concluderen: één
imperfectie IS perfectie.
In de pauze haalde ze een sinaasappel uit haar tas en een
pennenmesje. Zorgvuldig ontdeed ze de vrucht van haar schil en ook van de witte
velletjes, tot ze het stuk fruit volledig kaal had geplukt.
Voor het eerst werd ze zich bewust van mijn onbeschofte ik
heb er geen ander woord voor onderzoekende aanwezigheid.
Wil je een billetje?, vroeg ze vrolijk en met beide handen
bood ze de servet aan waarop de partjes sinaasappel prijkten.
Een billetje?, dacht ik, wat een grappig woord in deze
context.
Nee, dank je, ik eet geen sinaasappels, zei ik naar
waarheid.
Doodzonde, reageerde zij meteen heel heftig. Je hebt
vitamine C nodig.
Ze bood de servet nogmaals aan. Om haar te plezieren stak ik
één partje in mijn mond. Het smaakte fris, zo fris als zij die het mij aanbood.
Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg:
Mag ik soms de naam van je parfum weten?
Ze keek mij verbaasd aan en zei, terwijl ze haar handen
afdroogde aan het servet:
Parfum? Welk parfum? Ik draag helemaal nooit parfum.
Op dat moment gaf ik het op, als het op looks aankwam, kon
ik niet aan haar tippen.
Ik wilde Soraya bannen uit mijn gedachten, haar beeld
wegdrukken in een donkere spelonk in een verre uithoek van mijn geest.
In gedachten liep ik voorop met een fakkel door smalle
gangen, terwijl zij volgde en vrolijk commentaar leverde op de schimmelachtige
wanden.
Ik trok de ijzeren deur van een cel voor haar open, zij trad
binnen, met een glimlach, alsof we toneeltje speelden, maar telkens ik de deur
wilde dichtslaan om die te vergrendelen en nooit meer open te maken, verstijfde
ik.
Haar ogen waren te uitnodigend, te zeer vervuld van bijna
kinderlijke vriendelijkheid.
Ik vond haar aardig en ik wist dat ik voortaan met haar zou
optrekken, ook al zou ik naast haar schoonheid geheel en al verbleken.
Esfahan, 23 september
2008, geschreven op de onderste trede van de trap, thuis dat mijn thuis niet is
Lieve, lieve, Hairspray
Queen,
Ik schud en beef over
heel mijn lichaam als ik je moet zeggen dat ze het niet gehaald heeft.
Overreden. Beide benen afgezet. Behandelende arts: Het mag een wonder heten
dat ze niet op slag dood was. Week tussen leven en dood. Longen vol bloed
gelopen. The dark waters have closed in on her. Gedaan. Even met de gedachte
gespeeld om haar te volgen. Uren op haar kamer gezeten. Mijn neus in haar
kussen gedrukt om het laatste beetje van haar lichaamsgeur in me op te nemen en
vast te prenten om nooit te vergeten. Muziekinstallatie braakten nog steeds
opnieuw en opnieuw Rape me en Frances Farmer will have her revenge on
Seattle uit. Twee nummers op repeat gezet vlak voor haar vlucht. Bitter
statement.
Ouders, grootouders,
ooms, tantes, zelfs de buren: collectieve doffe, onverschillige blik. Meest
recente laffe uppercut in mijn maag; oom Shiraz die zegt: Beter zo. Nu maakt
ze de familie tenminste niet meer ten schande. Waarop neef Hassan,
waarschijnlijk om zijn vader te vleien met zijn hardheid, maar spijtig genoeg
maar al te oprecht: Hoeven we haar zelf niet meer te kelen. Kelen, alsof hij
het over een stuk vee had. Klap in zijn gezicht gegeven. Ringen staan nog in
zijn wang. Ik keek zo woest uit mijn ogen, dat niemand durfde reageren. En
Hassan zelf stond daar maar, te geschrokken. Als ze hun plannen hadden
uitgevoerd, waren ze er nog mee weggekomen ook.
Ik ben moe, moe, hondsmoe,
ik zou willen huilen, maar ik geef er niet aan toe, want ik weet dat er anders
geen eind komt aan mijn tranen. Ik ben moe, gefrustreerd, KWAAD, echt, echt razend
kwaad (maar op wie moet ik precies kwaad zijn? Wiens schuld is het
uiteindelijk? De traditie?De overheid? Onze familie zelf? Wat maakt de ene wel vatbaar voor die onzin en
de andere niet? Waarom zijn sommigen van ons zo goed en open, en anderen zo
star en slecht? Geen zin in filosoferen. Zin in niets.
Eergisteren een half
uur bij haar graf gestaan. Als ze het hadden gewaagd, hadden ze haar liefst van
al in niets meer dan een zak in een koude put gegooid. Iedereen weggejaagd,
wilde alleen met haar zijn. Niemand die protesteerde. Olijven begraven aan de
voet van het graf, omdat ze daar zo verzot op was, samen met haar
lievelingspop, Parri (dat trouwens Fee betekent) Excuseer mij als mijn mail
chaotisch overkomt. Ik ben niet in de mood om te mailen. Ik stel je enkel op de
hoogte, ik weet dat je anders gek wordt. En och God, misschien lucht het mij
op. Ergens, een beetje, een klein beetje. IJdele hoop.
Ik heb de moed niet om
Frederik te schrijven. Jij kent hem beter dan ik, zeg jij het hem en pas op
hem. Zeg dat ze het hem nooit zou vergeven als hij omwille van haar gekke
dingen doet.
Ik laat je en ga naar
mijn kamer, luisteren naar het album waar ze kennelijk troost in vond, en mij
afsluiten voor de geluiden, de geuren, de kleuren en vooral de mensen van dit
schizofrene KUTLAND.
Liefde (ook al snap ik
de betekenis van dit woord steeds minder)
En hier zit ik dan.
Uitgeteld. Nog nagenietend. Ik lig steeds nog te herkauwen op de gedachten van
daarnet. Niet de les, die was ok. Niet de klassenraad, die was ok. Maar die
tijden, die gouden tijden. Komen die terug? Daar heb ik het raden naar. Het kan
mij niet schelen.
De roes laat me niet
toe om helder na te denken over vandaag. Maar het begon super. Uren verkort,
omdat de klassenraad al om één uur begon. Alle leerlingen blij natuurlijk.
Uiteraard. Pubers. Hoe waren we zelf toen we zestien waren.
Ik open zoals elke
morgen mijn mailbox, waar nog een paar mails van gisteren ongeopend inzitten.
Met een nieuwe uitdaging. Net na de klasenraad, mini-vergadering. Minder
formeel. Ik laat het de collegas weten. Officieel is het simpel: om te
filosoferen met de collega wiskunde over het leven. De zin van het leven. Alsof
dat thema nog niet genoeg uitgemolken is. Eigenlijk zoek ik gewoon in mijn
oneindige leergierigheid, noem het spionage op het randje van het legale,
perverse, de sappige details op. Ik luister en laat geen woord los.
Wie is er al eens
dronken uit een schoolgebouw gekomen? Ik zou niet de eerste leraar zijn, niet
de laatste ook. Zelfs niet de eerste leerling. Maar die gouden tijden, die
komen niet terug. Toen zaten we met zijn allen op de groene zetel in het bureau
en speelden er zich andere taferelen af. Indianendansen. Rooksignalen. Dromen
van een ander bestaan. Maar dat bestaan zat gevangen achter een ijzeren
gordijn. Dus moesten we er maar mee leren leven.
Leren een gouden
middenweg te vinden in de relaties met de leerlingen. In de gouden tijden was
dat nog simpel. Toen hadden ze nog geen gsms, waarbij direct iemand in de klas
zei: hop, en ik begin alles op te nemen. Youtube, facebook, blog en ik trek me
niets aan van auteursrechten. Want het is leuk. Maar de leraar heeft een
verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid begint waar de roddels eindigen.
Ik besluit het
tafereel van vandaag in mijn geheugen te prenten. Als een herinnering.
Misschien dat ik over tien jaar ga zeggen: dat waren gouden tijden. In de zetel
liggen. Uitgeteld.
Benjamin Bossaert, buitenlandse
hulptroepen van het Slowaakse lerarenkorps
Na een zoveelste deceptie op amoureus gebied, overliep ik bij mezelf de namen van de ooit door mij geadoreerde meisjes of vrouwen. En alle namen, zonder één enkele uitzondering, eindigden op die allesoverheersende A. Of dat toeval is?
Statistisch gezien, eindigen de meeste vrouwelijke namen op een A of E, maar dat zou een al te gemakkelijke verklaring zijn. En zij die mij kennen, weten dat ik dat niet aanvaard. Want waarom is er dan nog niemand met een E die mijn aandacht trok? Het is altijd maar weer die A.
Is het mijn onderbewustzijn dat de As distilleert uit de grote massa? Door er zo over na te denken, zou je nog gaan geloven dat je hoe dan ook ooit met een A een relatie begint. Het maakt het vanuit praktisch standpunt wel een stuk eenvoudiger: alle meisjes van wie hun naam niet op A eindigt, daar besteed ik mn aandacht niet aan. Om het mezelf nog gemakkelijker te maken zou ik zelfs een aankondiging in een tijdschrift laten zetten, of op een of andere blog:
Ben je een vrouw tussen 18 en 25? Eindigt je naam op een A? Dan ben JIJ uitverkoren! Twijfel niet langer en neem contact op met deze A-adorerende Adonis.
De A is me gewoon op het lijf geschreven. Ik adem As.
Het is de A van Absolute Adoratie,
de A van Aandoenlijke Affectie,
de A van Alternatieve Agressie,
de A van Atypische Ambitie,
de A van Abnormale Aandacht?
Of toch alleszins de schreeuw erom.
Mijn eerste A heette Natasha of Natasja, ik weet nog steeds niet hoe t geschreven was. Ik heb ze een week gekend, toen is ze verdwenen uit mn leven, maar haar naam heb ik steeds onthouden, doordrenkt van As. De Absolute Adoratie heeft op al mijn A-meisjes betrekking. Mijn volgende A had ik mijn Absolute Adoratie meegedeeld, die zij beantwoordde met Alternatieve Agressie. Mijn achterste kreeg Abnormale Aandacht van haar schoen Mijn derde was gelukkig Anders.
Mijn vierde A tenslotte geeft me Aandacht, veel zelfs. Toch is ook zij niet de A van Altijd.
En dus ben ik tot het besluit gekomen dat het beter is met bijzondere Bs te beginnen
Maryam en William naar de laatavondfilm Revolutionary Road
Moeilijk om te zeggen of
ik dit nu een goede film vind of niet. De laatste tijd betrap ik mezelf er dan
op dat ik het oordeel van mijn vriend Pieter-Jan probeer te raden en dat dan
makkelijk overneem.
Los of ik de film nu goed vond of niet. Hij deed mij
alleszins iets. Logisch, het gaat om de themas die mij bezighouden: geluk
vinden, het ding vinden waar je goed in bent en daar dan je brood mee
verdienen, het leven niet spelen volgens de ongeschreven, maar al te dwingende,
regels.
Paar pijnlijke uitspraken gehoord. De voorwaarde om te
kunnen huisje spelen, is een job die je haat. Herkenbaar. Verder herkenbaar:
een vrouw die naar Parijs wil. Die er niet uit wil, maar er in wil. Uit in
slaap wiegende leegheid, in bruisend, voelbaar leven.
En een omgeving die dat beschouwt als een kinderlijke droom.
De moeder van mijn vrouw zegt ook: je moet leren gelukkig zijn onder de hemel
die je nu boven je hebt. Vluchten van jezelf kan niet, zo ver ga ik akkoord. Maar
ik wil niet de nachtmerrie van mijn tienerzelf leven. Als een kantoorslaaf elke
nieuwe zonsopgang verwensen. Ik kijk naar Leo die de hele film door bijna met een das om zijn nek rondhuppelt. Is
er iets fundamenteel anders aan mijn hersenen als ik daar allereerst een strop in
zie en dan pas een kledingstuk?
Mijn vader is gestorven aan angsten. Zijn panische
angstaanvallen waar je uiterlijk trouwens niets van merkte- zijn hem te veel
geworden en dus heeft hij zichzelf verstikt. Ik lag vannacht ook weer met
angsten. Het D*mo-water steeg mij weer naar de lippen, en de grote, grote angst
van nooit in dit leven genoeg aandacht te krijgen, niet herinnerd te worden,
tenzij door mijn eigen kinderen. De grootste nachtmerrie van elke denkende man:
second rate zijn.
The Wheelers in deze film zijn anders. Nu, in mijn
vriendenkring zijn er velen die anders zijn, maar ondertussen wel de conventionele
natte droom leven en er een feest van maken daar in de nine to five world,
terwijl ze hun vroegere dromen nu al in de diepvries stoppen.
Andere uitspraak: je hebt geen ruggengraat nodig om een job
te ondergaan die je haat, je hebt ruggengraat nodig om de job te doen die je
wil. Misschien geen al te knap gemaakte film, maar die oorvijg was alleszins
wel raak.
Revolutionary road kun je, als je ook zon nette Germaanse
sorteerdersmentaliteit hebt, in de zelfde rij plaatsen met films als The war
of the Roses of een flauwere versie van Whos afraid of Virginia Woolfe?,
maar ook met een film als Fight Club of American Beauty, al doet de film
helaas onder voor elk van de voorgenoemde.
Er is een scène waar je Leo in maatpak ziet lopen tussen een
massa andere ventjes ook stuk voor stuk in maatpak. Ze dragen zelfs allemaal de zelfde hoed. Hoe
écht is dat niet? Stel een camera op, hier in het Sint-Pietersstation, s
ochtends op een werkdag en je ziet een mierennest van mensen die allemaal een
kopie van een kopie van een kopie zijn.
En wij mensen zien films als Revolutionary road, krijgen
het er eens goed ingepeperd hoe blind we zijn voor onze eigen dromen, maar de
volgende dag doet de Grote Gevaarlijke Kopieermachine gewoon lustig verder en
zitten de treinen terug vol uitgedoofde mensjes die als ze eerlijk zijn hun
leven verwensen. Als ze eerlijk zijn, want zoals ze in de film ook zeggen: de
waarheid blijft wel altijd bestaan, maar de mensen worden met de jaren gewoon
steeds beter in liegen.
Nu, ik wil niet liegen, en ik wil niet over 28 jaar met mijn
schamele zelfmoord even de aandacht vestigen op een maatschappij vol
verstikkende regeltjes die niet bij mijn persoonlijkheid pasten. Geen leugens
meer. I dont want out, I want in
Zonet beëindigde ik mijn lectuur van Jurek Becker Jakob der Lügner. Een boek dat gebouwd is op leugens tijdens WOII, verzonnen door het hoofdpersonage. Het leven is dan ook een grote leugen.
Ik stel me voor dat ik in een joods getto woon, dat ik me na achten niet op straat mag vertonen om niet afgeknald te worden. Dat ik iedere dag de mij opgedragen taken moet uitvoeren zonder één woord, zonder één moment van zwakte, zonder rust. Volgens mij ben je mentaal allang gestorven, tenzij je je hoop erop vestigt dat alles voorbij gaat. En dat gaat het zeker, het is enkel de vraag of dat dan slaat op de toestand of op je eigen leven. En in hun geval
Jakob had zogelogen een radio, die moest verklaren hoe hij aan informatie was gekomen over de opmars van de Russen richting Duitsland. Hij was zogelogen na achten buiten geweest de droge humor van een Duitser en bijgevolg moest hij zich melden bij de Ortskommandant. Daar hoorde hij via een radio het nieuws ... Jakob werd terug naar het getto gestuurd, met dank aan de menselijke Ortskommandant, die de duitse humor doorbrak. Daar levend wegkomen was al een uitzondering, je zou door je lotgenoten als verrader kunnen aanzien worden, vandaar de leugen over het zogenaamde eigen bezit van een radio. Het begin van alle ellende.
Het spreekwoord zegt: Je biedt ze een vinger, ze nemen een hand. Je biedt ze een hand en ze nemen je hele arm. Laat dat nu net zijn wat Jakob overkomt. De informatie over de naderende Russen en de daaropvolgende essentiële hoop voor de joden in het getto smaakt naar meer. En zo moest Jakob steeds opnieuw situaties uitdenken over het verdere verloop van de Russische opmars. Leugens van de Lügner. Hoop voor zijn makkers. En dat hield hen voorlopig althans in leven.
Als ik zeg dat het leven een grote leugen is, hoeft dat niet noodzakelijk als een negatieve visie op het leven te worden geïnterpreteerd. Soms ga je veel gelukkiger door het leven dan als je de volle waarheid zou kennen. Dat Jakobs beste vriend Kowalski zich ophangt nadat Jakob hem uiteindelijk verteld heeft, dat de radio niet bestaat, is daar een levend nu dood bewijs van. Hoe dat allemaal verder evolueert, laat ik aan de geïnteresseerde lezer over om het zelf te ontdekken.
En wie weet, was al wat ik zonet schreef wel één grote leugen
Zwartbloes dichtte zorgzaam het kuiltje en klopte daarna
haar handen af, haar vingers kleefden vol bloesem. Ze keek naar de benen van
haar metgezellen en zag dat ze alle drie stuk voor stuk tot halverwege hun
kuiten vol roze smurrie kleefden.
Waarom doe je die moeite? Hier groeit toch nooit iets?,
vroeg Tuhali met een verveelde zucht. De kleinste van de drie vond het
aftelsysteem van Zwartbloes maar tijdrovend en nutteloos.
Laat haar, sprak Aïndjau kalm. Kerdoestruiken groeien
overal, die hebben zo goed als niets nodig.
Tuhali bedekte haar huid terug zorgvuldig. Zwartbloes gooide
haar draagzak over haar schouders en het drietal zette hun tocht verder. Het
meisje met de volste heupen, met haar karakteristieke, zwarte kleren ging
voorop. Zij was degene die de windstreken het beste uit elkaar kon houden. Ze
moesten pal westwaarts blijven lopen, zo had de dorpsoudste het gezegd.
Zwartbloes keek omhoog naar de lucht en bleef er zich over
verwonderen. In de bloesemwoestijn kon je zelfs overdag de hemellichamen zien.
De slinger, de wip en het rad. Als je meeliep met de baan die het projectiel
van de slinger aflegde, liep je zeker naar het westen. Elke tien lazeh vuurde
de slinger een fluogroene bol af, volgens wetten die niemand begreep. Niemand
die zelfs wist of de hemellichamen tastbaar waren of slechts
kleurverschijnselen waren.
Zwartbloes kreeg er hoofdpijn van als ze de principes achter
het universum wilde doorgronden. Er waren wel de mythes, maar hoewel ze dat
leuke verhalen vond, hechte ze er geen enkele wetenschappelijke waarde aan.
Het meisje met de ogen, die steeds blonken van verwondering, had voorgesteld
om overdag te schuilen voor de hitte en te stappen in de koelte van de
duisternis, maar haar gezelschap was tegen geweest. Ze konden niet wennen aan het omgekeerde leefritme en de slinger, hun richtingaanwijzer, was hier toch overdag
zichtbaar.
s Nachts sliepen de drie achter windschermen, daarvoor
droegen ze doeken en bundels stokken met zich mee. Slechts één keertje hadden
ze het zich geriskeerd om zonder te slapen, omdat ze te moe waren. Maar die
nonchalance hadden ze zich al snel beklaagd. Toen de Tufan, de typische
woestijnstorm, opstak, kwam er van slapen niets meer in huis.
Tegen de ochtend zat de bloesem overal, in hun oren, neus en
ogen. Hun keel plakte bijna dicht met het fijne roze stof en hun spullen lagen
her en der verspreid, meegezogen door de natuurkrachten. Sindsdien stopten ze
elke dag een halve saad eerder om hun kamp stevig uit te bouwen.
De drie zaten ondertussen aardig achter op hun schema. Des
te groter was hun verbazing toen ze de contouren van de hoofdstad twee dagen
eerder zagen liggen, dan hun meest optimistische berekeningen voorspelden.
't oud Clooster: waar het kaarslicht zijn werk goed doet
Snüffel en Boelie waren het er over
eens dat een gastronomische tip niet kon ontbreken. We geven jullie al vast het
adres mee:
Restaurant t Oud Clooster
Zwarte Zusterstraat
9000 Gent
Tel: 09 233 78 02
t oud Clooster heeft zijn naam
niet gestolen. Het is écht een oud klooster. Je eet er tussen schimmen van dode
geestelijken, die komen loeren naar mensen die zich overgeven aan de zoetheden
des levens.
Als je dit restaurant binnenstapt,
word je meteen in de juiste sfeer gezogen. Alles doet er op een gezellige
manier oud aan. De bediening is voortreffelijk. Vriendelijk, snel, behulpzaam.
Alles tot in de puntjes verzorgd. Brood bij de maaltijd komt in een kartonnen
zakje. De menukaarten hangen bijna uit elkaar. Ja, dit restaurant wordt
dagelijks overspoeld (tenzij op maandag, want dat is hun sluitingsdag. Tevens
de favoriete sluitingsdag van de meeste restaurants in Gent. Voor dates op
maandag moet je in het Voske wezen, aan het St-Baafsplein) Reserveren is dus
echt aan te raden.
t Oud Clooster biedt
traditionele kost, maar met een originele, persoonlijke toets. De kok heeft bijvoorbeeld
de eigenaardige gewoonte om bij elk gerecht ook fruit te serveren. Zo zal je
zowel op spaghetti, als bij stoverij, als in je rijstpap, een schijfje
sinaasappel of een stukje kiwi vinden. Vraag ons niet waarom. De man heeft
gewoon zijn eigen stijl. Het eten is prijselijk en overheerlijk. Alleen de
spaghettis (ze hebben er twee) vinden wij ietwat aan de zoete kant. Maar voor
het overige: alsof een engeltje op je tong pist.
Interessant weetje: ik heb mij
ooit wijs laten maken dat er zich ergens in het restaurant een beeld van Jezus
bevindt, met bewegende ogen. Vind het en de eigenaar geeft een rondje van het
huis. Als het waar is, moet dit beeld wel goed verscholen zitten. Het werd nog
nooit ontdekt. Ik heb mij in elk geval suf gezocht. Uiteindelijk smokkelde ik
zelf een heiligenbeeld met bewegende ogen binnen. Omstreeks middernacht weende
het zelfs bloed. Het mocht niet zijn. De uitbater trapte er niet in. Het
Vaticaan tijdelijk wel.
We willen graag toegeven dat dit
één van onze favoriete restaurants is, maar we zullen het ook niet radicaal de
hemel in prijzen. Een nadeel bijvoorbeeld is de beperkte keuze aan gerechten.
Dat wordt gecompenseerd door de weeksuggestie, maar toch. Zelf vinden we hun
brochettes en hun stoverij echte aanraders. De bijhorende frieten zijn
eersteklas. Hun spaghettis (ze hebben er twee) kunnen ons minder bekoren. Die
zijn nogal aan de zoete kant. Voor vegetariërs is de keuze al helemaal miniem. Die
moeten het, vrees ik, met kaas en pasta stellen. Het aanbod aan dranken is
gelukkig ruimer. Ze hebben alles wat je van een degelijk restaurant mag verwachten
en misschien zelfs ietsje meer. De wijn van het huis kun je met een gerust hart
bestellen. Die serveren ze overigens in een rustiek ogend kruikje. Tenzij je
voor een hele fles gaat natuurlijk.
De porties in t Oud Clooster
zijn ronduit gul te noemen. Voor een kleine honger moet je er niet wezen. Dat
zou maar zonde zijn. Naast dit, is en blijft hun belangrijkste troef de sfeer.
t Oud Clooster is de ideale plek voor een gezellige date. Belangrijk in dit
verband zijn hun desserten. Ze hebben er maar twee, maar het zijn wel meteen twee
schoten in de roos: tiramisu en rijstpap. Wij moeten de eerste vrouw nog
tegenkomen die geen van beide lust. Zelf vind ik hun tiramisu beter dan hun
rijstpap. Maar dat kan aan de obligate schijf sinaasappel liggen. Misschien
moet ik maar eens vragen om die achterwege te laten. Probleem met de
nagerechten is: meestal zit je zo vol dat er geen plek meer is voor toespijs
(vreselijk woord maar een mens moet variëren). Schaam je echter niet om er
enkel dessert te bestellen. Ze zijn te lekker om nooit te proberen.
In de zomer kan je er ook buiten
eten, op een charmant ingericht koertje. De toiletten bevinden zich sowieso
buiten. Ze zijn aangeduid met koddige pictogrammen die we hier niet handmatig
zullen reproduceren. Het restaurant zelf is makkelijk te vinden. Gewoon bij de
Kastard even om de hoek piepen.
Een leuke afsluiter is niet ver
af. Als jullie niet te moe zijn en jullie portemonnee kan het aan, trek dan
naar de Limonada. Op vijf minuutjes ben je er. Zak weg in de zachte poefs van
deze cocktailbar en tater de nacht de weg.
Om kort te gaan: check it out! En
als iemand onder jullie de hoger vermelde jezusfiguur ontdekt, vergeet het dan
niet te melden aan de redactie.
Zondagavond. Al drie dagen hondsneerslachtig, niet alleen omdat mijn vader op zijn originele manier een levenseinde gekozen heeft, maar omdat mijn maag al lelijk doet, bij de gedachte terug aan die rotcomputer te zitten en bestellingen op te volgen voor een product waar ik helaas geen ene fuck om geef. In een kurkdroge omgeving, met bedienden. Geen arbeiders. Arbeiders kunnen tenminste nog eens grappig uit de hoek komen. Die durven tenminste tamelijk luidop hun bazen belachelijk maken.
Moest ik nu nog verbandmiddelen voor troepen aan het front op transport moeten krijgen, dan zou ik de 'betrokkenheid' waar de baas het zo graag over heeft, misschien wel voelen. Nu dus niet.
En in mijn hoofd geef ik al les, in mijn gedachten waarschuw ik mijn leerlingen al voor de grote boze wolf die de volwassenenwereld is.
Boelie braafzak die zich bijna uitsluitend echt kan uiten in geschreven vorm. Boelie de Skald die alle mogelijke verantwoordelijkheden zo goed mogelijk omzeilt om te kunnen schrijven en die eeuwig naar manieren zoekt om productiever te zijn.
'Hoe kun je dan nog productiever zijn? Dat lijkt wel alsof je die acht uur arbeid per dag ziet als een soort pauze in je activiteiten.'
Je kan enkele honderden vrouwen nu van straat plukken en over drie weken doen ze mijn werk al beter dan ik. Gesteld dat ze een beetje talenkennis hebben en verder niet te veel interesses hebben, buiten 's avonds wat tv kijken.
Boelie braafzak die liever gitaar zou spelen, kortverhaaltjes verkopen, het schoolkrantje onveilig maken en handelen in empathie.
Ik produceer empathie aan de lopende band, kan ik meteen een handel in beginnen. Boelie braafzak de leraar, die semi-paternalistisch de jeugd schoolt in eigenzinnigheid en de kunst van leven en laten leven.
Als ik kon zingen, kweelde ik voor heel de straat 'I wanna break free' van Queen.
Nog vier maand bij de Dombo's en dan wacht het excentrieke leraarschap.
Onorthodoxe visie op de slachtpartij in Dendermonde
Van onze man op de effectenbeurs voor kinderlijken:
inflatie grijpt ook
toe in de nieuwsgaring, zo blijkt.
Een zwarte baby die uit een levende mama gesneden wordt met
een machete, ergens in een ver land als Kongo heeft een nieuwswaarde van 1
tegen 1000, in vergelijking met een baby die aan gort gesneden wordt in
Dendermonde.
Hoe geografie de waarde van een kinderleven bepaalt.
Voor wat in Dendermonde gebeurt, heeft onze burger uitleg
nodig. Negertjes die elkaar uitmoorden behoeven verder geen uitleg, zolang de
grondstof voor onze gsms maar vlot onze havens blijft bereiken.
Ja, maar, William, dat is totaal niet te vergelijken! In
Afrika is het oorlog.
Juist, dan mag het, dan is het pas raar als er geen babytjes
in repen eindigen.
Nu zitten we met zn allen te wachten op meer informatie.
Waarom doet die kerel dat? Geschminkt, mogelijk zoals the Joker uit The Dark
Knight, pittig detail dat nog een morele dimensie toevoegt: zijn zulke films
wel toegelaten?
Een echte moordmachine horen we in de media. Van echte
horror gaan onze tenen toch nog altijd lekkerder krullen dan van fictieve
bloeddorstigheden.
Maar goed, waarom een moordmachine? Waarom in Dendermonde? Die
kerel woonde niet eens in Dendermonde. En waarom babytjes?
-een pedofiel die zijn neigingen onderdrukte en uiteindelijk
kleine kindjes strafte voor hun verleidelijke effect op hem?
-iemand die nooit aandacht kreeg en zichzelf eens loeihard
in de kijker wilde spelen?
-traumas opgelopen als kleuter?
-iemand die gewoon graag in de belangstelling wil staan?
-compleet ontoerekeningsvatbaar? (wat dat dan ook mag zijn, altijd
wat moeite gehad met dat idee)
-gewoon een sadist die zijn moment eens wilde hebben?
-zelfvernietigingsdrang uitgewerkt op anderen?
-iemand die ons concept van huisje boompje tuintje op die
manier wil aanvechten?
-jaloers op mensen met een normale gezinssituatie?
-of toch een net iets te grote fan van The Joker?
-iemand die compleet in zijn eigen realiteit leeft met een
andere logica?
Als die jongeman een natie vertegenwoordigt die in oorlog is
met België, dan stellen we ons natuurlijk verder geen vragen. Dat zijn dan
gewoon Afrikaanse oorlogstactieken die ook ingang vinden in de Westerse manier
van oorlogsvoeren.
Dan moeten we die jongeman verder onze voorpaginas niet meer
gunnen.
Vrijdagmorgen. Een vluchtige blik op mn klokradio zal me niet verder helpen. Stress is er sowieso op een examendag, of je nou nog veel tijd hebt of niet. Precies op de middag zal ik mijn kennis van de Duitse taal mogen tentoonspreiden. Ik zou liegen als ik zeg dat ik me uitstekend heb voorbereid, alhoewel De Bayern-nieuwsbrief is uit het leven gegrepen Duits, en de teksten van Die Apokalyptischen Reiter - al zijn die soms moeilijk te onderscheiden van razende drilboren - zijn ook niet te onderschatten. Maar goed, zoals de regel het voorschrijft, begin ik in ijltempo mijn cursus door te nemen, in een poging er nog enkele betekenisloze woorden in te stampen. Klokslag 10u brengt mijn auto me naar het station. Ik heb hém laten rijden zodat ikzelf kon studeren. Op de trein ging dat nog een stuk eenvoudiger.
Zitternd vor Angst. De heer TL ontving me omstreeks 11u45 in zijn ietwat geurende bureau. Drie opeenvolgende dagen bezocht door studenten met teloorgaand angstzweet. Nu mag ik in die vijver gaan drijven. Ik werd doorverwezen naar het aanliggende lokaal om mijn vragen voor te bereiden. Twee stuks, waarvan één leesopdracht en één uitsluitend beeldende ministrip die in het Duits moest naverteld worden. Het voorgeschreven kwartier had ik niet volledig nodig, het vingerdraaien kon beginnen.
En bleef ook duren. Het werd vijf na, tien na, kwart na Geen spoor van de heer TL. Rekening houdend met onvoorziene omstandigheden nam ik dan maar het leesboekje ter hand. De derde bachelor die mij vergezelde wachtte eveneens op zijn docent. De twijfel over de tijdsduur van mijn voorbereiding nam grotere proporties aan. Gsm-gebruik is niet toegestaan tijdens examens, maar in dit geval? Ik bracht enkele mensen op de hoogte van mijn benarde situatie waarin zij echter geen hulp konden bieden. Tot overmaat van ramp zag ik ondertussen een gedeelde lunch verloren gaan. Het zouden weer de straatstenen worden.
Het werd twintig na. Ik klopte aan bij TL. Geen antwoord, zelfs geen gemor. Ik drukte de klink naar beneden en duwde de deur tien centimeter verder open. Niemand. Ik was verloren. Vooralsnog enkel uit het oog. De deur die ik zo gevreesd had scheen me toe als mn enige redding. Uiteraard vast.Wat doe je als je opgesloten zit in het kantoor van een professor. Als ik er nu zo over nadenk is het weinigen gegeven deze situatie ooit te beleven. Maar maak je geen illusies, de omstandigheden waren er niet naar om niet-christelijke verlangens tot uitvoering te brengen. De enige vraag die me bezighield was hoe ik uit deze beangstigende ruimte kwam.
Het risico dat geciteerde TL zou binnenkomen juist op het moment dat ik wanhopig een uitweg zocht in zíjn kantoor leek me te groot om er nog langer te verblijven. Via de tussendeur kwam ik dus terug in het aanliggende lokaal. En de redding was nabij. Ik hoorde een bos sleutels met elkaar ruzie maken over wie aan de beurt was. De derde haalde het en de deur van het aanliggende lokaal ging open. In de deuropening verscheen een professor, zeker geboren in de Nachkriegszeit (en dat zeg ik enkel omdat ik het zon mooi woord vind), die zijn derde bachelor vriendelijk verzocht het examen te komen afleggen. Ik greep mijn kans en sprak hem aan met de (aan Homerus geleende term) gevleugelde woorden: Entschuldigung, sehr geehrter Herr
Daarna schakelde ik met zijn instemming over op het Nederlands en vroeg hem of hij zijn collega kon opspeuren. Zoals altijd is daar het ondergewaardeerde secretariaat dat een student in nood te hulp komt.
De heer TL zal spoedig hier zijn. Hij was u niet vergeten en neemt u om half één het examen af.
Mijn horloge en gsm spreken elkaar niet tegen, het was reeds twintig voor één. Bovendien stond in de zeer nauwkeurige planning beschreven dat ik om 12u het examen zou afleggen en een kwartier voorbereiding kreeg. Ik spaar u mijn innerlijke verwensingen.
En daar trad hij dan in het licht. In vol ornaat getooid, zoals het een Duitse keurvorst betaamt.
Al spoedig ontdeed hij zich echter van deze gracieuse kledingstukken tot enkel de traditionele outfit van TL overbleef. Nog in verwarring van de plotselinge wending in mijn studentenleven verstond ik van zijn eerste zinnen slechts tweemaal Entschuldigung. Een zin waarvan de intonatie steeg en een blik in mijn richting, dat moet een vraag zijn. Ik mompelde iets van etwa eine Stunde gewartet en trachtte mijn aandacht te richten op de Bildergeschichte met de titel Praktische Erfindung. Het ging om vader en zoon die hun hond uitlieten. Deze liet geen enkele boom of lantaarnpaal onbenut. In andere omstandigheden zou het me op ideeën kunnen brengen. Voor de volledigheid geef ik mee dat het hondje uiteindelijk een boomstamkarretje met zich mee kreeg, zodat vader en zoon niet telkens hoefden te wachten. En wat heb ik dat laatste woord ongemeen hard beklemtoond althans in gedachten. Na een dialoog te hebben voorgelezen was het tijd voor de ware foltering. Zinnen onvoorbereid vertalen. Ik had graag wat langer gewácht met mijn antwoorden, maar die wens zou toch niet ingewilligd worden. Hij heeft me dikwijls op de goede weg moeten helpen, maar dat mocht ook wel.
De naamloze arbeider, een doorsnee dag uit het leven van mijn vader
De naamloze arbeider kraakt uit zijn bed. 20 over 4.
Barstende hoofdpijn en geen kater te bespeuren. Hij duikt in zijn
rondslingerende kleren, een afgewassen James-Dean-outfit. Het bed davert nog na
van de ronkende wederhelft in de bloemetjesjurk. Behulpzaam als altijd proeft
ze samen met hem de ochtendstond. Die geeft geen goud, maar hoest in de mond.
De naamloze arbeider tast naar zijn bril op het nachtkastje. Daarna daalt hij
de gammele trap af. De vermelde bloemetjesjurk volgt. Met bloeddoorlopen ogen
duikt hij de badkamer in. Ondertussen smeert de wederhelft zijn boterhammen.
Om kwart over vijf is
hij helemaal opgelapt voor een nieuw verblijf op fabriek I. De zomerlucht prikt
hem in de neus. Hij neemt plaats in zijn tweedehandse Toyota. De naamloze
arbeider kan op weg. Halverwege wipt hij al uit de wagen, na gestopt te zijn,
het moet gezegd. Twee kranten wisselen van eigenaar. De auto bolt verder.
Uiteindelijk doemt een grauw gebouw op met dito parking. De N.A. stationeert
zijn kar. Hij sloft gebukt als een vader van vijftien kinderen die net te horen
heeft gekregen dat het kindergeld afgeschaft is, de poort binnen. De portier
knikt hem vriendelijk toe. De betaalde lamzak zit in een strandstoel. Hij nipt
aan zijn tweede jenever met koffie.
Ondanks zijn scheve ruggengraat wurmt de N.A. zich in zijn
gevangenisplunje, sorry werkoverall. De kleedruimte wordt opgevrolijkt door de
joelende collega's. Met veel animo worden alle presentatrices van de
commerciële omroep gewikt en gewogen. Die heeft hangers, die is een ijskast,
daar kwam ik van m'n leven niet meer af. De collega in kwestie komt er van z'n
leven ook niet op. De werkmannen, waar heus hoogleraren letterkunde aan
verloren zijn gegaan, duiken naar de koffiemachine. Zij voegen geen scheut
jenever toe. Voor acht uur zit die veilig verstopt in de gewiekst uitgezochte
bergplaats van thermos. De N.A. diept één van zijn paar kranten op. Hij leest
tot het onverbiddelijk 6 uur slaat. De kranten worden opgeborgen. Om dit proces
met succes te volbrengen, dient de makkelijkste krant achterhaald te worden.
Een welgemutste medewerker is er mee aan de haal.
De N.A. gaat aan de slag. Milleke met de rode neus komt hem
zijn plek toewijzen. Naast rode hond komt in het dorp van de N.A. ook rode neus
voor. Het eerste is bijzonder gevaarlijk voor zwangere vrouwen, het tweede voor
vrouwen in het algemeen. Doorgaans loop je het op door te diep in het glaasje
te kijken.
Milleke weigert categoriek elke behandeling. Hij wijst de
N.A. de vier toe.De arme werkmier wist ook zo wel dat het lot hem daar zou
voeren. De vier is een helse installatie. Het is van de tijd van Daens geleden
dat er zo'n industrieel kreng bestaan heeft. Onverschrokken neemt de N.A. zijn
stek in. Daarna gaat het van tsjakke tsjakke tsjak.
De N.A. denkt hierbij aan de 'grote terreur' van
Robespierre. In gedachten worden de adellijke bollen bij elke tjsak van de
machine, gescheiden van de sputterende rompen. De denkbeeldige plas bloed deint
gestadig uit.In een ondeugende bui informeert de N.A. bij buurman Leo of die
geen nattigheid voelt. Leo heeft sinds het doven van zijn laatste sigaret om
vijf voor zes enkel naar de volgende gesnakt. Hij denkt even na, nou ja, doet
vrij overtuigend alsof en roept dan uit: "Ach, die geleerde mannen hè,
altijd commentaar." Dat doet hij dan met een air van: mij vang je niet
kameraad, ook al kijk jij doc-u-men-taires en ik niet.
Om half 9 verschijnt er 'ene van boven' met een thermometer.
Hij wil eens zien of de mannen het niet te warm hebben. Om 14u, als de zon het
hoogst staat, zie je die vent nooit. De heren houden dan siësta. Siësta komt na
lunch en voor het vieruurtje. Voor de lunch is er de ochtendbabbel en na het
vieruurtje volgt de babbel ten afscheid. Inhoudelijk is er geen verschil. Het
onderscheid tussen die van boven en die van beneden is simpel. Die van boven
kenden iemand die iemand kende die iemand kende. Die van beneden kenden alleen
maar iemand. Geluk op de werkvloer is een lange arm.
De thermometervent drukt de mannen op het hart vooral veel
water te drinken. Hij wijst hierbij op het lauwe bocht, ergens voorbij de
ingang. Het staat op de enige plek waar het zonlicht het kan omhelzen.
Celsiusman verdwijnt met de glimlach. Zijn zware dagtaak is ten einde. Boven
klinkt gejuich. De bedienden ontdekken de wonderen der pornosites. Schafttijd
om tien uur zonder schaften. De maag weigert dienst. Verder dezelfde twee
kranten en de beunhaas die er één ontvreemdt. Die met de prentjes.
Presentatrices van een andere zender met nog grotere hangers maken de
conversatiestof uit. De jenever heeft nu zijn weg gevonden naar het zwarte
brouwsel dat hier koffie heet. Het oppeppende drankje wordt genuttigd in witte
plastic bekertjes. Voor de werkman is niks te goed. Links van de N.A. ontpopt
zich een gesprek, los van de gebruikelijke tetten-met-aangehechte-blondine
-problematiek.
X: Dit weekend waren we met de kinderen aan zee. Het weer
was goed en mijn vrouw wou weer geen hele dag tussen vier muren zitten.
Y: Wij gaan binnenkort ook eens.
X: Op het strand was het natuurlijk op de koppen lopen. Zo'n
drukte. Eén dag zon en iedereen wil de zee zien.
Y: Zo is het.
X: Ik vroeg nog aan mijn vrouw: kunnen we niet beter ergens
anders heen? Maar ja, er was geen houden aan
Y: Mijn vrouw is ook zo.
X: Maar we hebben er een leuke dag van gemaakt.
Y: Zo hoort het.
X: Zo eens een dag er tussenuit. Dat moet kunnen, vind ik.
Y: Dat is zeker.
X: Wij verstaan elkaar.
Y: Als je dat maar weet.
Na een halfuur pauze in deze paradijselijke oase, gaat de
N.A. er weer vlijtig tegenaan. Tsjakke tsjakke tsjak doet de machine. Dit keer
brengt de verbeelding van de N.A. ons naar het gezegende Paschendaele anno
1916. Bij elk tsjakje gaat er een Brit met vliegende-schotel-helm tegen de
Vlaamse vlakte. Enkele tienduizenden Tommy's passeren zo de revue. Stuk voor
stuk lijken ze verdacht veel op een select aantal collega's, vooral als ze
enkele trappen hoger staan in de goed uitgedokterde hiërarchie van de fabriek
I.
Uiteindelijk nadert de klok het lang afgesmeekte tijdstip
van twee uur. Het heilige moment waarop de volgende 'chain gang' zijn beste
kreupele been mag voor zetten. "All things must pass", zong Harisson.
Dat schijnt zelfs te gelden in fabriek I. Groot jolijt in de kleedruimte als de
overalls uit mogen. Er wacht hen nog een leuke verrassing.
Vandaag heeft er weer
een opgeschoten kleuter in de douches gescheten. Bij de ene duurt de anale fase
al wat langer dan bij de andere. De N.A. maakt nooit gebruik van het sanitair
onder het motto: 'wel verdoemd, niet gek'. Hij wast zijn handen en kijkt in de
spiegel, terwijl hij koud water in zijn gezicht plenst. In zijn hoofd hangt een
vette mist. Met een dood hart maakt hij zich uit de voeten richting vrijheid.
Ze zal van korte duur zijn. De portier slaat hem wijselijk over. Die wil niet
de spreekwoordelijke druppel zijn. De beschonken lijntrekker stelt zichzelf
gerust: "Die steelt niet." Nee, iemand met een sluimerende
moordenaarsblik à la Dzjenghis Kahn, steelt niet in de ogen van de portier. Die
blik gaat mee de auto in. De N.A. scheurt weg.
Al snel nadert hij zijn biotoop. Eerst moet hij voorraden
inslaan in de lokale supermarkt. Het verkeerslicht heeft hem gezien en springt
op rood. Een zonnebanknicht huppelt vrolijk - hoe anders?- uit het
schoonheidsinstituut. De N.A. rijdt hem niet faliekant de onthaarde, gebruinde,
ingewreven, gemasseerde benen van onder het verwijfde tennislijf. De N.A. stapt
niet uit om de geblondeerde Nieuwe Man finaal aan stukken te scheuren. Waarom
niet zal altijd een raadsel zijn.
Tergend traag
verschijnt het groene licht. Even later bolt de N.A. de parking van de
supermarkt op. Vandaag is het woensdag. Woensdag is het jengeldag. Dat wil zeggen: elke klant heeft zijn eigen
lawaaierige opdondertje van vier tot zeven jaar meegebracht. De kleintjes
krijgen hun zin niet en zetten collectief hun keel open. De waterlanders
schieten alle kanten op. Vooral de afdeling met de K3-choco is bijzonder
vochtig. Als een American Football player op jaren ploegt de N.A. langs de
rekken. Zijn bloeddruk stijgt. Aan de kassa wacht het wicht met de verlamde
gezichtsspieren. Met lachen zijn we opgehouden in '70. Hallo scherpe pijn in de
linkerarm, vaarwel supermarkt. De N.A. kan nu eindelijk huiswaarts.
Daar aangekomen, klinken hem de zoete klanken van de
boormachines die de straatwerkers vlak voor zijn deur vrolijk hanteren. De
afgestompte N.A. zakt in zijn ongemakkelijke zetel. Hij bladert nog even in de
beduimelde kranten. Ondanks de herriemakende kobolden bij de voordeur, dommelt
hij sneller dan gewenst in.
De tsakke tsjak brengt ginds in dromenland het geplande
bezoekje. De koppen rollen, het bloed gutst, de collega's grienen. De N.A.
schiet wakker. Buurman zet de grote middelen in. De keukentafel davert haar
vaste standplaats uit. De N.A. sleurt haar terug de keuken in en slaat dan maar
aan het koken. De bloemetjesjurk is onderweg en ze heeft honger. Om 17u stuikt
zij met een zucht binnen.
Het regent een resem
verwensingen, gericht aan een maatschappij die te veel waarde hecht aan
nietszeggende diplomas. Dat er toch geen andere manier bestaat om je brood te
verdienen, roept de N.A. vertwijfeld uit.
Gelukkig zijn de varkenspatatten geheel en al gaar. Zo gaar
dat de bloemetjesjurk vraagt: "Ha, fijn, eten we puree vandaag?"
Waarop de N.A. berustend "Het ziet er naar uit", mompelt. Na het
galadiner biedt de televisie soelaas. De
N.A. kan echter zijn ogen niet meer openhouden. Om 19u ligt hij in bed. Lawaai
of geen lawaai. Uit de klokradio op het nachtkastje, weerklinkt een deuntje uit vroegere tijden: "It's been a
hard day's night and I should be sleeping like a log, but when I get home to
you and I see the things that you do, it makes me feel al "
Op dat punt aangekomen, is het refrein niet langer toepasselijk.
De N.A. mept de klokradio uit. Het is verre van 'alright'. Het is Buchenwald
met meer voedsel. Op tv is daar vanavond een boeiende documentaire over, maar
die haalt hij niet meer. De N.A. heeft een dringende afspraak in
tsjakketsjakketsjakke-land.
over taal en cultuur filosoferen en ook roddelen met
Benjamin
filmpjes maken met Pieter-Jan, discussiëren over de
psychologische spelonken des mensen, vrouwelijke schoon en andere kunstvormen
met spaarzaam een pijnlijk zelfontledingsmoment
Dieter pushen om mijn scenarios uit te tekenen en
tussendoor de Sava afvaren
literair experimenteren met Maarten en samen mensen raken
Barbar drinken en poolen met Willem en een zaalshow in
elkaar steken tijdens 24 uur zetelzitten
naar de film trekken met Sebastiaan en samen cocktails
mengen voor bezoek
met van concentratie rood opgelopen wangen schaken met Ben
en grasduinen door zijn privé-videotheek
naar een feestje trekken waar Ruben draait, bij voorkeur in
openlucht, tijdens een zomernacht, in de tuin van een groot huis langs de kust
dronken door de straten zwalpen met Nico
als een fool for love met alle voorgenoemden met hun
wederhelften op ons eigen schip de wereld rond reizen
les geven aan jonge gasten en vermijden dat ze mijn fouten
maken en zelf jong van geest blijven
verhalen schrijven als broodwinning
verstrooid mogen zijn
op kunnen gaan in wat hij doet
geen nood ervaren om klaagstukken op zijn blog te gooien
Schets bij de eigengereide arbeider-intellectueel die mijn
vader was
Mijn moeder en ik herinneren Bruno als iemand die
aanstekelijke buien kon hebben van intense levensvreugde, passionele interesses
en artistiek genieten. Hij hield innig van muziek, van goeie films, humor,
vooral Britse, van militaire strategie en van discussies over geschiedkundige
en maatschappelijke themas.
Wij herinneren hem als iemand die met tinnen soldaatjes de
slag bij Azincourt wilde uitbeelden op de vloer van zijn ziekenhuiskamer om de
verpleegsters te hinderen in hun werk. Of een kamergenoot de gang op wilde
rollen met een bordje om zijn hals te koop. Onze buren zullen zich de geheel
eigen constructies herinneren die hij fabriceerde om sperziebonen te kweken.
Bruno was een man met een imposant karuur, maar met
twinkelend ondeugende ogen die oplichtten als hij het barbecuestel letterlijk
in de fik kon steken, bier over zijn hoofd goot als demonstratie van het beste
haargroeimiddel of midden in de nacht de schroeiende intro van Revolution van
The Beatles op het luidste volume draaide.
Een grappenmaker met een vagantenziel die s nachts danste
langs de snelweg of midden op straat luchtgitaar speelde op zijn rug en
achterwaarts over het voetpad schoof. Bruno had iets tegendraads in zijn ziel
en hij schiep er een ondeugend genoegen in om mensen te shockeren om ze daarna
te verwijten dat ze niet konden relativeren.
Hij had veel uiteenlopende interesses en was in zijn vrije
tijd bij momenten een soort teruggetrokken kamergeleerde, omringd met stapels
boeken. Nachtelijke gesprekken met hem waren een kleurrijke wandeling door de
wereldgeschiedenis voorzien van ontmoetingen met een karrenvracht historische
figuren. Kolonel Claus Von Stauffenberg, Edgar Allen Poe, Lewis Caroll, Hemingway,
Rasputin, de gebroeders Gracchus, Marcus Antonius of Atilla de hun, om er maar
enkele te noemen.
Hij had een voorliefde voor moedige, eigenzinnige mensen,
liefst met een socialistische ingesteldheid en toch ook een hedonistische kant.
In onze idolen herkennen we onszelf.
Het zal wellicht niet verbazen dat Bruno enige verwantschap
voelde voor mensen die hun levenslot in hun eigen handen namen, of mensen die
aan een duizelingwekkende snelheid leefden en jong stierven, zoals Brian Jones
van The Rolling Stones of Stuart Sutcliffe van The Beatles.
Hij had een rijke persoonlijkheid en mijn moeder en ik hadden
hem erg graag bij ons. Bruno deed zijn werk met veel tegenzin hij verwees er
naar als het kamp van Breendonk-, maar hij trok er wel elke dag fris
geschoren heen, bleef tot de laatste op zijn werkpost en was erg nauwgezet. Dat
weten we van collegas, zoals William de Moor en anderen.
Bruno was graag thuis en alleen met zijn kranten, LPs en
documentaires, maar als gesprekspartner was hij grappig, begripvol en altijd
oprecht. Hij had vele facetten; soms te intelligent voor zijn eigen goed,
bijzonder angstaanjagend als hij eens echt kwaad was, een fenomenaal groot ego
dat al eens naar boven kwam als hij te veel dronk. Dan durfde hij zijn
intellectuele capaciteiten wel eens gebruiken om je te intimideren.
Voor ons was hij een muziekspecialist, een historicus, een
humorist, schrijver van komische stukken, kok, tuinier en een harde werker. Hij
was ruimdenkend, had vooruitstrevende opinies, communistische sympathieën, was
belezen en van alles op de hoogte, zorgzaam, soms kort van stof, apart met een
fascinatie voor excentriciteit en vrijgevochtenheid.
Hij voelde zich vaak opgesloten in een intellectuele
woestijn, dus ik wens hem toe, dat hij nu, geheel bevrijd van zorgen, mag gaan
pintelieren met Frank Zappa, Jim Morisson, Jimi Hendrix, Mozart en Rimbaud, dat
hij samen met Elvis tvs mag kapot schieten, de show kan stelen met Richard
Burton en uitdagende gesprekken kan hebben met Johan Anthierens, Louis Paul
Boon, generaal Patton, of anderen wiens stijl hem wel beviel.
We zouden graag hebben dat bijblijft hoe jong Bruno was van
geest. Hoe enthousiast hij kon spreken over de intro van een nummer, een
bepaalde gitaarpartij of een teken van levensintensiteit zoals bijvoorbeeld de
videoclip Good God, van Anouk of live versies van Be my baby, van The
Ronettes, Jerry lee Lewis die zijn piano met drank overgiet en in brand steekt
voor een uitzinnig publiek. Van zon dingen kreeg hij vonken in zijn ogen.
Met een andere job columnist bij een tijdschrift of
muziekrecensent om maar iets te noemen was hij waarschijnlijk een van de
gelukkigste, meest levenslustige mensen ter wereld geweest.
Hij heeft vaak op zijn tanden gebeten. Bruno had vaak het
gevoel dat elke officiële instantie tegen hem was en had weinig vertrouwen in
gezondheidszorg of maatschappelijke instellingen. Niet onlogisch als je
voortdurend van het kastje naar de muur gestuurd wordt in de hoop eindelijk
lichter werk te krijgen, terwijl je vergaat van de pijn in je handen, je benen
en je rug, met moeite nog kan slikken en je ribben tegen je longen duwen, als
dokters denken dat je een sporthart hebt, terwijl het in werkelijkheid gewoon
zo traag slaat omdat het helemaal versleten is, als onzichtbare bazen je laten
rennen in een als maar snellere tredmolen, als politie je uitmaakt voor een
leugenaar en je als doodzieke mens verklaringen laat tekenen die je niet meent.
Mijn moeder en ik snappen hem helemaal en verwijten hem
absoluut niets. Voor ons heeft hij altijd alles gedaan wat in zijn macht lag.
Hij blijft voor ons iemand waar we onmogelijk naar kunnen terugkrijgen zonder
het diepste respect en de volste bewondering.
We hopen van harte dat hij nu de rust vindt, die hij zocht.
Als kind keek ik al enorm naar je op, zowel letterlijk als
figuurlijk. Je was groot en verbazend sterk. Met je typische James Dean outfit blauwe
jeans, wit T-shirt- zag je er imposant stoer en cool uit. Je had ook altijd
iets kunstzinnigs over je. Ik had een poster van John Lennon op mijn kamer
hangen, omdat je daar zo op leek, vooral met je langere haar en je bril. En ook
qua humor kwamen jullie wel overeen.
Tussen mijn 10de en 19de kon ik
nauwelijks iets tegen je zeggen zonder te stotteren, omdat ik zo veel ontzag
voor je had en je ook best wel intimiderend kon zijn. Het heeft lang geduurd voor
je tegen mij over je jeugdjaren vertelde. Het deed mij goed om te horen dat je
ook echt genoten had in je leven. Je vertelde met deugd over wakker worden in
een huis vol lege bierflesjes na een nacht doorzakken met je schoonbroer,
Geert. Je ging op in gesprekken met mensen die je gevoel voor humor deelden,
zoals Norbert.
Je naar je werk zien vertrekken was vaak bijzonder pijnlijk
voor mij. Naar je frustraties luisteren, het minste wat ik kon doen, gaf een
kwaad gevoel van onmacht. Als klein kind wilde ik schatrijk worden om je alles
te kopen wat je wilde. Een originele Thunderbird met de authentieke wielen was
het symbool van die kinderwens.
Als we samen in de tuin werkten, vertelde je mij over
allerlei theorieën, het was wonderlijk om die dingen pas aan de universiteit
opnieuw te horen. Ik herinner mij specifiek hoe je mij als kleuter uitlegde hoe
Napoleons leger gedecimeerd werd bij de oversteek van de Berenzina, hoe
generaal Custer aan zijn einde kwam of welke wisselwerking er bestond tussen
fictie en realiteit.
Ik herinner mij hoe opvallend je opfleurde van zonneschijn,
hoeveel belang je hechtte aan informatie je las dagelijks meerdere kranten- en
hoe luide, intens wilde muziek je zichtbaar raakte.
Je kon enorm grappig uit de hoek komen en daarbij bijzonder
komische gezichten trekken met echte kwajongensogen. Je bijtende sarcasme
diende vaak tot balsem.
Het was een groot plezier om je te zien lachen. Ik hield
bijzonder van je manier van praten en je uitdrukkingen. Als je iets magistraal
vond, riep je uit dat het crimineel goed was. Een compliment dat je zelden
uitsprak.
We zijn samen maar twee keer naar de cinema gegaan. Dances
with wolves toen ik een jaar of 7 was en Braveheart toen ik een jaar of 12
was. Films zorgvuldig door jou gekozen, omdat je wist dat ze mij meer dan
andere zouden aanspreken.
Ik herinner mij ook hoe je mij niet straffen kon. Je verwees
mij één keertje onverbiddelijk naar bed op mijn zes of zeven. De film The
good, the bad and the ugly was op tv, maar ik mocht voor straf niet kijken. De
volgende ochtend bleek dat je de film voor mij had opgenomen.
Ik weet nog goed hoe we als allerlaatsten op het strand
bleven als de zon al lang onder was of hoe we in de maand augustus s nachts naar
vallende sterren keken en zelfgekweekte aardappelen roosterden in het vuur. Of
hoe je mij als je thuiskwam van de late shift, mij nog uit bed kwam halen om
samen naar de BBC te kijken.
Of de uren dat we samen sperziebonen plukten en
schoonmaakten of de weekends dat we kilos escargots uit de schelp prutsten. Ik
ben niet de enige die zich het pittige brouwsel herinnert dat je er daarna van
kookte.
En op de achtergrond was er altijd, altijd muziek van LPs.
Tegen cds had je iets, want die klonken zo koud en je vond platenhoezen veel
mooier en groter.
Je hield voor mij zorgvuldig de verliescijfers van de
Amerikanen in Irak bij. Je raadde mij voortdurend videoclips aan op youtube.
De herinneringen zijn eindeloos. Ik die speel op de vloer op
de tonen van je typmachine, mysterieus getik dat van boven komt gewaaid.
Je schrijft absurde brieven naar je neef in het leger en
tientallen rekruten verdringen zich om mee te lezen en verbazen zich over je
fantasie. Op schrijfvlak lagen we in een soort onuitgesproken concurrentiestrijd.
Fantasie was heilig voor je, je dwong mij al vroeg om
geschifte bijnamen te verzinnen voor argeloze voorbijgangers.
Als het aan mij had het gelegen, was je volgens je
doodsbrief lid of oprichter geweest van een stuk of tien fictieve verenigingen.
Actief lid van De Erembodegem bambikillers, laatste jachtvereniging voor vuistbijlfanaten
of redacteur van de krant de curieuzeneuze gordijenbougeerders, oprichter van
de rikketiktik duracellkonijntjes, belangenvereniging voor mensen met een
slecht afgestelde pacemaker. Never
let the truth get away with a good story, had perfect een levensmotto van je
kunnen zijn.
Die young, stay pretty, was ook één van je favoriete
slogans, daarom dat je levenseinde mij niet verrast. Het was niets voor jou om
afhankelijk te worden van verzorging of langzaam je levenskrachten te zien
slinken. Je had te zeer een fatalistisch kunstenaarstrekje om gewoon kalm oud
te worden.
Moeder en ik zijn alleen maar dankbaar en trots op jou.
Je droeg mij in je nek hoog en droog je mat nog 1m88
Beelden, ze roepen mij zie, het leven, naast eruit kan je er ook in stappen mijn pa met een vinylplaat op zaterdagmiddag een kip in onze oven en hij heeft soep gemaakt
vader die in eindeloze nachtelijke gesprekken, idolen in mij plant als
trampolines om de sterren van de hemel te plukken
Voor moeder en mij was je beresterk Historicus, komiek, politiek commentator en strateeg Een vader en echtgenoot die ons voorbij de stormen draagt
Ik werk voor een bedrijf dat auto-onderdelen produceert.
Mijn taak bestaat uit mijn baas vergezellen op zijn reizen en voor hem tolken.
Het is een aardige baas, als je weet hoe je hem moet aanpakken. De meeste
mensen vallen wel mee als je er niet tegen op ziet ze altijd gelijk te geven en
die meningen te verkondigen waarvan je weet dat zij ze echt hebben. Met mijn
baas ben ik zo. Een kameleon. Ik heb geen gewetenswroeging, want hij is te dom
om te helpen donderen. Wat zou ik met hem in discussie treden? Ik knik en ik
lach wanneer hij dat passend vindt. Ik spui rechtsgezinde quatsch op commando
en ik laat mij neerbuigend uit over vrouwen. Scheelt geweldig in de werksfeer.
Van de roman great expectations van Dickens, één van de
heel weinige boeken die het bijna waard zijn om ze te lezen, heb ik vooral
onthouden dat je goed je ogen moet open houden. Goed je ogen openhouden en je
kans afwachten en dat doe ik. Ik kijk. Ik ben een kijker. Ik hou iedereen in de
gaten en zelf ben ik onzichtbaar. Mijn hand wordt als laatste geschud, van mij
wordt op het zicht een instemmend ja verwacht op eender welk verzoek. Ik ben de
kleine man. Een teek. Ik steel deeltjes persoonlijkheid. Ik parasiteer. Ik ben
een virus. Ik ben jouw virus, maar je beseft niet dat je besmet bent.
Op een avond zijn mijn gerespecteerde baas en ik gestrand
in een gat zoals Rusland er veel heeft. In een dompige bar van een hotel dat
stinkt naar de schimmel, de look en de aangebrande sasjlik. Mijn baas zit naast
mij, te ronken in zijn vet. Als hij twee glazen wijn op heeft, dommelt hij
onvermijdelijk in. Soms wordt hij wakker, zonder te beseffen dat hij geslapen
heeft, gaat dan weer gewoon door met onzin verkopen en valt even later terug in
slaap. Ik zit naast hem, heb even rust, bladerd in een krantje. Ik hou ervan om
de overlijdensberichten te doorsnuffelen en te zien hoe oud mensen worden.
Verder gebruik ik zon krant enkel om mij een houding te geven. Als ik niks om
handen heb, zie ik er uit als een sukkel. Ik trek mensen aan die converseren in
monologen. Vast omdat ze ruiken dat ik als klankbord fungeer en ten allen tijde
alles zal bevestigen. Tenzij ik enige achting heb voor de persoon in kwestie.
Ook deze avond komt er zo een praatjesmaker op mij afgestevend, tactisch, stap
per stap. Ik voel zijn ogen op mij. Hij heeft mij in het vizier. Ik ken het
type. Vol van zichzelf, egoïstisch in bed, met onappetijtelijke voorkeuren,
welgesteld, maar niet overdreven. Zijn echtgenote is een plompe vetband met het
verstand van een gehandicapt mussenjong. Zijn zakenreizen gebruikt hij als
voorwendsel om de sekstoerist uit te hangen. Kickt vooral op pijnlijke
ontmaagdingen. Enige manier om zich een beetje man te voelen. Dat is het
soort dat s avonds in verlaten hotelbars zit met een whisky in de hand en een
vadsige blik in de ogen.
Dat is het soort dat op mij af komt. Om in een ellenlange
monoloog zichzelf te proberen overtuigen dat hij toch niet zo slecht geboerd
heeft. Dat hij de schaapjes mooi op het droge heeft of althans zal hebben.
Stoor ik?, begint hij.
Nee, gaat u gerust zitten., zeg ik benieuwd.
Bent u hier voor zaken?
Ja, inderdaad.
Voor je plezier moet je hier niet wezen. WP
Niet bepaald, nee.
Nee, mijnheer. Niks te beleven hier.
U bent ook zakenman?
Zoiets ja., zegt hij zonder mij aan te kijken. Hij
staart nors naar zijn schoenen en gaapt mij vervolgens aan met een stralende
glimlach die ik van hem niet verwacht had.
Gestudeerd
zeker?, vraagt hij.
Ja, zo een beetje, antwoord ik behoedzaam.
Wat zo een beetje? Studies niet afgemaakt?
Toch wel. Ik ben handelsingenieur.
Unief., zegt hij schijnbaar voor zichzelf, waarop hij
een moment stil is, maar nog steeds die glimlach laat schitteren om zijn
lippen.
Tot hij beslist
zegt:
Ik haat unief.
Waarom dan wel?
Omdat je er vrijwel nooit aangename mensen vindt.
Niet dan?
Nee. Ten eerste zijn studenten walgelijk. Ofwel zijn ze verloren voor elke vorm van
normaal menselijk contact, omdat ze zich van dag één kierewiet studeren, die
zijn na verloop van tijd de simpelste omgangsvormen, zoals een begroeting,
volkomen verleerd, ofwel zijn ze zo slim dat ze compleet autistisch zijn en in
zichzelf verwrongen zitten, nog erger zijn zij die hopeloos te dom zijn voor
unief en door hun gekwetste trots gedwongen worden van naar de buitenwereld toe
krampachtig vrolijk over te komen, waardoor ze veel zuipen en in het algemeen
strontvervelend zijn. Dan heb je nog een tussengroep die zonder erg veel moeite
de eindstreep haalt. Die kunnen meevallen en die kunnen tegenvallen. Dus je
ziet, veel leuke mensen zul je er niet tegenkomen. Heb ik gelijk?
En ten tweede?
Ik kon niet anders dan bevestigen, omdat ik het voor
één keertje ook echt eens was met iemand.
Excuseer?
Mijn vraag had hem zichtbaar uit zijn overpeinzingen
gehaald.
U zei ten eerste, wat wilde u verder nog zeggen? WP
Juist. Ten tweede: de lesgevers zijn volstrekt
knudde. Machtsgeile egotrippers die zichzelf heel wat vinden omdat ze
godverdomme van hun hobby hun vak hebben gemaalt. Er zijn uitzonderingen, maar
in de regel zijn het volstrekt onaangename mensen. Net slim genoeg om te
beseffen dat ze maar first-rate second-rate zijn. Begrijp je wat ik bedoel? Ken
je op zijn minst een beetje Engels?
Ik snap het., antwoordde ik onverstoord.
Goed zo. Weet je, ik verfoei studenten. Was jij er zo
eentje die zich graag alternatief kleedde om vooral te benadrukken dat je
anders was? En anders betekent dan vooral beter. Was jij er zo eentje?
Zogenaamd tolerant en alternatief. Mensen die zichzelf tolerant noemen strelen
hun ego. Of was je wat mainstream heet, maar eigenlijk één van twee mainstreams
is, want alternatief zijn, is al net zo goed mainstream. Zeg op, droeg je
felkleurige neo-hippie rommel die je oppikte in kringloopzaken of droeg je
hemdjes en had je een gefixeerd kapsel alsof er een schurftige hond op je kop
gescheten had?
Ik veronderstel dat ik eerder neigde naar
alternatief.
O, je zat er wat tussenin hé? Handig niet? Kun je
lekker van kant veranderen, hoe het je uitkomt. Flatteert die analyse je?"
Niet speciaal, nee.
Zijn we een beetje apathisch? Was je van het slag dat
claimde geen gevoelens meer te hebben? Want dat soort had je ook. Veel zwart
dragen hé? En naar huilebalkmuziek luisteren, op je kamertje en maar snikken
omdat je zo alleen bent en niemand je begrijpt.
Ik snapte niet waar de kerel naar toe wilde.
Ondertussen bleef hij breeduit glimlachen. Ik glimlachte al net zo. Als ik
zenuwachtig word, grijns ik. Ik ben een grijnzer.
Werk ik op je zenuwen? Trap ik je op de teentjes?
Nee, hoor.
Lid van een vereniging?
Ja.
Dacht ik al. We zijn wel mijnheertje voorbeeldig,
niet?
U heeft ook wat aan te merken op verenigingen?
Ik kots van verenigingen.
Uiteraard.
In verenigingen voert dat soort mensen het hoge
woord, dat wat graag de lever van hun kennissen uitsnijdt om met die lillende
lever, hun kreupele trots weer tijdelijk op te vijzelen. Zielenpoten met een
chronische aandachtsdeficit. WP
En die vind je in verenigingen; mensen met een
chronisch aandachtsdeficit?
Natuurlijk, dat soort verenigt zich, uniformiseert
zich. Op zichzelf zijn ze niks, maar samen vormen ze dan één individu. Een
veelkoppig monster, dat eeuwig jaagt op schouderklopjes.
U bent wel beeldend.
U niet dan?
Nooit bij stil gestaan.
Dat lieg je. In de grond beschouwt iedereen zichzelf
als een hele piet.
U wilt zeggen dat in het leven alles om trots en ego
draait?
Wil ik iets zeggen dan? Ben ik jouw profeet soms? Het
is kwart over één s nachts, ik zit in een godvergeten gat in een klerekoud
Rusland, ik zit aan mijn zoveelste vodka van de avond en jij denkt dat ik iets
te zeggen heb? Zeg jij mij iets.
Over?
Maakt niet uit. Ben je getrouwd?
Ja.
Nou vertel mij dan hoe geweldig het is om getrouwd te
zijn en wat voor een knus nestje je met dat vrouwtje van je gesticht hebt en
hoe fantastisch ze wel niet is.
Waarom zou ik?
Omdat ik het vraag.
En wie ben jij? Ben jij getrouwd?
Wie ben ik? Wie ben jij? De eeuwige vraag.
Stilte. Als iemand ons nu ziet, denkt die vast dat er
wat scheelt in onze bovenkamer. Twee venten met een zon van een glimlach die
met hun blikken in elkaar gevlochten zijn als twee geweien van stoeiende
mannetjesherten.
Is ze goed in bed?
Dat valt reuze mee.
Anders was je vast niet met dr getrouwd, juist
vetzak?
Ja.
Waar heb je haar leren kennen? WP
Via het werk.
Kijk eens aan. En, is zij de enige voor jou, de
ware?
Ik denk het wel.
Grappig ben je wel.
U denkt dus van niet?
Ik denk helemaal niks. Jij denkt.
Hoezo?
Niks. Jij schrijft, niet?
Waar maakt u dat uit op?
Ik schreef inderdaad soms wel eens wat. Ik heb ook
jaren een dagboek bijgehouden tot het een verslaving werd en mijn dag enkel nog
bestond uit een dagboek bijhouden.
Je fronst zonder reden.
En dus schrijf ik?
Ja.
U heeft vast ook wat tegen schrijvers?
Ik heb meer iets tegen lezers.
Hoe zit dat?
Een echte vent heeft geen cultuur nodig. En trouwens,
mensen lezen enkel om te kunnen zeggen dat ze lezen, want dat staat goed. Net
zo met reizen. Mensen gaan op reis naar God weet waar om achteraf te kunnen
zeggen dat ze er geweest zijn. Het meest van al haat ik fotos. Die nemen ze
dan als bewijs dat ze er geweest zijn. Op 1000 km van huis trekken ze zich suf
aan fotos, terwijl ze in hun eigen dorp getver nooit of te nimmer ook maar één
gebouw zouden fotograferen. Het kan hen niet schelen wat ze bezichtigen, als
anderen maar weten dat ze het bezichtigd hebben.
Wat een wijsheid.
Als je wat schrijven wilt, schrijf dan een stukje
getiteld alles voor de foto en hou het goed grof en liefst zo politiek
incorrect mogelijk. Vreselijke pretbederver die politieke correctheid. Dat is
mis aan jouw generatie. Ze zijn uiterlijk zogenaamd lief voor elkaar. Kijk,
bijvoorbeeld naar het geschreven woord. Jakkes, wat een prulwerk van bange
wezels die achter hun toetsenbord kruipen met één hand rond hun balzak
gebonden. Ik bedoel, als je dan zo nodig wil schrijven, shockeer dan. Boor
iedereen de grond in, alles wat volgens de goede orde respect behoort te
krijgen. Lui die in werkelijkheid niet het minste respect verdienen. In jouw
generatie heb je ofwel mensen met alleen enthousiasme en die schrijven ten
hemel schreiende rommel, en dan heb je er die wel talent hebben, maar geen
enthousiasme of die te braaf zijn om verdomme uit de band te springen. Dus
produceren ze bandwerk, van die bejubelende onzin, waarin alles peis en vrede
is en waarbij het al als heel gewaagd beschouwd wordt om een steekje te geven
op één of andere autoriteit en de schrijvers van die zielloze quatsch krijgen
dan een aanmoedigend kneepje in hun wang. Diegenen die enkel over enthousiasme
beschikken, worden gelukkig nog uitgelachen. Anders werd het helemaal
hopeloos.
Dan schrijft u vast meesterwerken, als u er zo veel
van weet.
Wie zegt dat ik wil schrijven? God, jong, schrijven!
Voor wie of voor wat? Voor jou?
Ik haal mijn schouders op en denk na, maar dan begint
hij al weer:
Ben jij een slecht mens?
Wat heet slecht?
Ja, wat heet slecht hé? Heb je vrienden?
Ja.
Natuurlijk heb je vrienden! Zeg mij, als je beste
vriend morgen 10 miljoen wint, zal je dan oprecht blij zijn voor hem?
Ik denk het wel.
Klootzak. De grootste smeerlappen zie je niet komen,
juist?
Weet ik veel.
Je weet heel goed wat ik bedoel, deugniet.
En u, bent u slecht?
Zo slecht als jij toelaat.
Hoezo?
Ja, hoezo hé? Is dat even een raadsel voor mijnheer
denkertje.
Ik word ongemakkelijk en vraag tevergeefs, want op een
klaar en duidelijk antwoord hoef ik niet te rekenen, zoveel heb ik al door:
Ken ik u soms ergens van?
Definieer kennen. WP
U heeft mij al gezien of zo?
Heb jij jezelf wel eens gezien?
Als u elke vraag countert met een tegenvraag kunnen
we even goed geen gesprek hebben.
Zijn we dan in gesprek?
Hoe noemt u dit dan?
Weet je welke de beste dag van mijn leven was?
Geen idee.
De dag dat ik leerde wenen op bevel.
Als acteur dan of zo?
Leuk trekje van je; voorwenden alsof je een halve
randdebiel bent. Je weet best wat ik bedoel. Ik heb het over die mensen die
graag de zielige uithangen, zodat anderen ocharme rekening met hen gaan
houden.
Die ken ik zelf ook.
Vergeef ze, vader, t zijn allemaal mietjes.
Erger.
Ooit wel eens een dubbelleven geleid?
U neemt aan van wel.
Ooit wel eens iemands keel willen openrijten met je
tanden om daarna het gat te neuken?
Wilt u mij shockeren?
Aha, mijnheer is niet te shockeren. En jij vindt
jezelf niet arrogant?
Wat is uw bedoeling?
Jongen, er is helemaal geen bedoeling. Ooit wel eens
geheel loos willen gaan en een stuk of vijftig mensen onzacht willen scalperen
om de bekomen stukjes hoofdhuid om je middel te binden als waarschuwing? Ooit
wel eens gezinderd van genot bij het horen van de kreten van zij die langzaam
doodbloeden? Je weet vast dat niemand een messteek in de lies overleeft?
Waarom zegt u zulke dingen?
Zeg ik ze dan?
WP
U kent mij echt van ergens, niet?
Heeft je moeder je nooit gezegd op te passen voor
vreemde mannen? Vooral vreemde mannen die lachen als ze erge dingen vertellen?
Mijn moeder heeft mij voor veel gewaarschuwd.
Ongetwijfeld. Zeg eens, zijn er naast mij nog mensen
die getrakteerd worden op bloederige scènes bij het minste oogcontact met jou?
U wilt weten of mensen ooit bang zijn voor mij?
Ik wil helemaal niks weten.
U speelt vreemde spelletjes.
Jij speelt ze.
Nou, laat ons dan ophouden.
Ga je slaan anders?
Nooit als eerste.
Tip van je moeder?
Ja
Wil je weten wie ik ben?
Ja, graag.
Kijk dan in mijn ogen, sufferd.
Ik kijk in zijn ogen, een mengeling van groen en bruin
en ook geel, de kleur die mij doet walgen. In gedachten doe ik de meest
beestachtige dingen. Op mijn tong proef ik de zoetheid van dampend bloed. Ik
geniet ervan en ik weet niet waarom, tot de man zegt:
Weet je nu wie ik ben?
Ik knik.
Ik ben de duivel in jou. En hij glimlacht zijn
breedste lach.
Op dat moment schiet mijn baas wakker. Zijn ademhaling
met hortende stoten leidt mij een moment af. Als ik mijn blik terug op de stoel
voor mij richt, is de man verdwenen.
Vrijdagavond heb ik mijn laatste dag als kantoorslaaf in de
privé-sector kunnen vieren. Op mijn vorige werk verzamelde ik buikvet en stress
ter amelioratie van de financiële toestand van mijn werkgever.
Het leven als inktpisser beviel mij allerminst, moet ik
zeggen, want als eeuwige verstrooide professor liet ik alles in het honderd
lopen. Ik werd van over de hele wereld gebeld met bestellingen voor kunstgras. Bij
elk probleempje gooide ik gewoon de hoorn op de haak. Nu, zoiets valt op. Ik
geloof dat ze mijn contract dan ook enkel wilden verlengen, omdat ik een
toonbeeld van bedeesde kruiperigheid was en dat weegt zwaar door in de
berekeningen van de doorsnee werkgever.
Maar een verlenging? Neen, bedankt. Ik heb beleefd gezegd
dat ik van mijn vrouw naar ander werk moest uitkijken. Dat wij zo langzamerhand
aan kinderen beginnen te denken en dat een job in het onderwijs beter aansluit
bij onze kinderwens. Dat ze verder ook vond dat ik te laat thuis was.
Dat het in de eerste plaats mijn beslissing is, heb ik niet
gezegd. Ik ben het zo gewend om alle verantwoordelijkheid van mij af te
schuiven, zie je, het is een reflex.
Maar dat komt door de aard van mijn werk. Ik haatte mijn
werk, dat brengt het lelijkste in een man naar boven. Maar nu met mijn
betrekking als leerkracht verandert dat allemaal. Voor het leraarschap ben ik
wél gemotiveerd, bij les geven voel ik mij wél betrokken.
Ik geef dan ook niet de minste vakken, ik zal de leerlingen
bijscholen op vlak van geschiedenis, Nederlands en Engels. Ik heb mij zes maand
beklaagd bij Dame Fortuna dat ze mij verdomme de grasindustrie had ingestuurd,
maar nu heb ik toch even mazzel. Ik mag full time al mijn lievelingsvakken
geven.
Mijn moeder heeft al gebeld met felicitaties, alsook vier
van mijn vijf tantes. Dat steekt een hart onder de riem, dat kan ik u wel
verzekeren. Ook zij gaan er onder door, als ze zien hoe beteuterd ik verschijn
op een familiefeest, als een schurftige hond die elke dag klop krijgt van zijn
smeerlapbaasje. Maar dat zal nu allemaal veranderen, voortaan schep ik plezier
in mijn job.
Ook mijn vrouw zal het leven nu lichter vergaan, want ze zag
mij niet graag thuiskomen. Niet dat ze mij niet graag ziet, integendeel, juist
omdat ze mij zo in haar hartje draagt, was het haar zwaar te moede, om mij zo
treurig te zien, s avonds aan onze eettafel. Ik durf zelfs zeggen dat ik
depressief was. Ja, akkoord, tegenwoordig schreeuwt iedereen van de daken dat
ze het niet meer zien zitten en dat het leven hun de ene loer na de andere
draait, das een modegril zoals een andere. Het is bijvoorbeeld wel in om
van je status update op facebook een nauwgezet verslag van je mentale
gezondheidstoestand te maken. Nu, daar pas ik dan toch weer voor. Depressief,
alles goed en wel, maar ik hang mijn vuile was niet buiten. Noem mij dan een
binnenvetter, maar ik draag nu wel graag mijn schaamte, frustratie en
teleurstellingen in relatieve stilte. Ik zeg relatief, want, je draagt je hart
als mens toch op je mouw, dus er ontglipt je al eens iets.
Nu alleszins, dat is nu voorbij, ik heb de betrekking die ik
wilde, vaarwel kunstgras, ik geef nu les. Daar droom ik al van sinds ik op mijn
elfde al vrijwillig presentaties gaf over onderwerpen als de Tweede
Wereldoorlog en de Franse revolutie. Ik geef toe, er schortte toen nog wat aan
mijn pedagogische kwaliteiten. Er durfde na zon presentatie wel eens een
medeleerling vragen wat de aanleiding nu eigenlijk was geweest, zo voor die
Franse revolutie. Ik was jong en onervaren, maar de motivatie was er. Ik meen
te mogen zeggen dat ik de Napoleontische oorlogen wel duidelijk naar voren
bracht, al kon ik dan niet heel precies zeggen waaróm heel Europa toen in brand
stond. Ik zeg het, de uitvoering kon hier en daar beter, maar de motivatie was
er.
Vandaag ben ik natuurlijk een pak meer ervaren, en kan ik al
veel beter een ingewikkelde zaak, op een eenvoudige manier uitleggen. Tenslotte
is dat toch de kunst van het leraarschap. Ik bulk alleszins terug van
motivatie. Het doet iets met een mens om een ingebakken wensdroom zo vanonder
het stof te halen en dan weer op te poetsen. Het is nu wel erg snel gegaan. Tot
vorige week was ik eigenlijk nog werkonzeker. Dus moet ik eerlijk toegeven dat
ik flink wat zenuwen heb.
Drie meisjes trekken over een schijnbaar eindeloze roze
vlakte. Ze zijn moe, hun lippen zijn gesprongen en ze zijn bijna door hun
voorraad heen. Naarmate hun voedselzakken leger worden, herademen hun schouders
en ruggen, maar de angst om morgen zonder eten te zitten, haalt alle pret uit
hun herwonnen lichtere tred. Het drietal heeft er drie bist over gedaan en het
einddoel is nu bijna in zicht.
Het meisje, alleen nog gekend bij haar bijnaam Zwartbloes,
kijkt er al zo lang naar uit, dat ze haar eigen aftelsysteem ontwikkeld heeft.
In een purperen leren zakje dat om haar hals hangt, zaten eerst zestig
kerdoenoten. Nu heeft ze er nog vier over. De vijfde laatste plant ze nu. Haar
metgezellen wachten verveeld om verder te gaan. (Leeg) inspecteert met een sip
gezicht haar verbrande armen. De lichtste van de drie, wilde voor hun aankomst,
nog gauw een donkere teint opdoen, maar dat is in de brandende bloesemwoestijn
natuurlijk fout afgelopen. Nauwelijks vier saad heeft ze getrokken zonder
bedekking, enkel haar dunne majitsa had ze nog aan. Het resultaat is pijnlijk
duidelijk.
Net een woestijnkreeft, denkt Zwartbloes, terwijl ze een
kuiltje graaft om de kerdoenoot in te stoppen.
Jean-Marc bevoorraadde zich
in de locale Aldi naar believen met het goedkoopste bronwater en zus kreeg de
volle lading. Die laatste kreeg voor kerstmis een set kleurpotloden die zij al
snel inzette om lasterlijke tekeningen te verspreiden op school. Ma en pa
kondigden meteen een nieuwe resolutie af: dergelijke propaganda verspreiden op
de speelplaats was strikt verboden. Marie-Christine deed haar voordeel met op
de speelplaats en scande haar tekeningen voortaan in en verstuurde ze naar klasgenootjes
via email.
Het gezinsleven van Paul en
Jeanine ging ei zo na kapot aan de hardnekkige strijd van hun kroost. Eens
gezellig samen de maaltijd gebruiken was er niet bij, want broer en zus moesten
noodgedwongen apart komen eten. Dat gebeurde via een ingewikkeld buurtsysteem,
zodat elke week elke ouder met elk kind wel eens aan de ontbijttafel kwam te
zitten. Het ouderpaar zette zich voor 100 procent in, en volgens Jeanine zelfs
voor 200 procent, maar uiteindelijk gingen ze er toch een beetje onder door en
moest er extra hulp ingeroepen worden.
Allereerst werd een
poetsvrouw aanvaard. Een gezette dame, eeuwig en altijd gekleed in een blauwe
werkschort, een eenvoudig persoon maar een toegewijde werkster. Haar diensten
waren zeer welkom, allereerst om de dagelijkse ravage in huis onder controle te
krijgen. Maar toch ook om de strijdende partijen uit elkaars buurt te houden.
Irma heette de vrouw, Irma Lam. Goedig van inborst, als ze was, loste zij de
geschillen op door gewoon tussen broer en zus in te gaan staan. Rechtstreekse
fysieke confrontaties waren sindsdien niet meer mogelijk. Irma was omvangrijk
genoeg om dat te garanderen. De vijandelijkheden verdwenen daardoor in het
ondergrondse en werden zo mogelijk nog gemener van karakter.
Ma en pa dachten dat ze
eindelijk vrede in huis hadden gebracht, maar niets was minder waar. Broer en
zus begonnen elkaar te pesten via via. Ze zetten elkaars vriendengroepen tegen
elkaar op. Zodat de vete danig escaleerde en ook overwaaide op school.
Jean-Marc moest al snel van school veranderen. Zijn mannelijke vriendjes waren
net iets minder subtiel in het pesten dan de vriendinnetjes van
Marie-Christine. Dus volgens de directeur lag de schuld voornamelijk bij
Jean-Marc. Broer werkte zijn frustratie uit op ma en pa, door reeds op zijn
negende te beginnen roken. Het enige streven van Jean-Marc dat zijn zus wilde
steunen. Zij bevoorraadde hem met sigaretten, maar dan wel uitsluitend met de
zwaarste en ongezondste tabak.
Ma en pa kwamen er na
enkele maanden achter dat de vrede in huis maar schijn was. Jean-Marc had
liggen paffen op zijn bed, maar Marie-Christine had een gasfles de trap op
gesleept, opengedraaid en in de kast van Jean-Marc gezet. De gasfles was
gelukkig zo goed als leeg geweest, dus de schade aan Jean-Marc bleef beperkt
tot gecremeerde wenkbrauwen.
Paul en Jeanine beseften
dat een poetsvrouw alleen hun troubles niet zou oplossen. Ze huurden ook een
kindermeisje in. Hun salaris bij de VN was gelukkig dermate groot, dat dit
allemaal geen enkel financieel probleem opleverde. Het kindermeisje was van
Zuid-Koreaanse komaf en heette Bang HIHI Moon. Eerlijk gezegd hadden ma en pa
geen slechtere keuze kunnen maken.
Het nieuwe kindermeisje,
met eeuwig en altijd blauwgeverfde oogleden, deed de ruzies af als een fase en
twijfelde er niet aan dat al die onvrede snel zou overwaaien. Ze vond het beter
om broer en zus gewoon eens goed laten uit te vechten. Dan raken ze het van
zelf wel beu.
Met de komst van
lieftallige Bang HIHI Moon werd de sfeer inderdaad rustiger. Het meisje trok
bij het gezin in en kreeg haar eigen kamer. Broer en zus sloten een pact om het
kindermeisje te bestelen en te gebruiken. Jean-Marc stelde zich tevreden met
polaroïdfotos van het mooie kindermeisje, zonnebadend in de tuin, onder de
douche of terwijl zij zich omkleedde. Jean-Marc bestal haar, Marie-Christine
trok fotos, soms zelfs met de vrijwillige assistentie van Bang HIHI Moon, want
Marie-Christine ging zat op de kunstacademie en had altijd wel een taak die ze
als smoes kon gebruiken.
Dat samenwerkingsverband
sneuvelde helaas ook al snel. Marie-Christine ontdekte dat het meer opleverde
om de fotos van het kindermeisje te verkopen aan erotische bladen, dan aan
broer te geven voor een appel en ei, en zo waren de fronten weer open.
Vrijdagavond. Vrienden van mijn ouders vragen
mij om op hun elfjarige dochter te passen. Ik durf niet weigeren, ondanks mijn
typische angsten. Als ik mijn fiets neem, ben ik al vijftien minuten te laat. Dat wil
dus zeggen: ik zit mooi op schema.
Wanneer ik aanbel zijn de mama en
papa van kleine Lieselotte reeds piekfijn gehuld in avondkledij. Geen verwijten
omwille van mijn laattijdigheid. De mama geeft mij haastig een ingekorte
rondleiding van het huis. De inhoud van de koelkast staat tot mijn beschikking,
hetzelfde geldt voor de cd-collectie van manlief. Ik vraag mij af of dat ook
voor de bar geldt. We lopen langs Lieselotte. Die zit in de zetel voor tv. Ma
stelt mij aan haar voor. Ze zegt geen woord en duikt verlegen weg achter een
kussen. Bijzonder voorspelbare reactie. Op de keukentafel ligt een lijst met enkele
aandachtspunten. Die neem ik door als ma en pa de deur uit zijn. Ma trekt de
das van pa een laatste keer recht en slaat dan de voordeur dicht.
Lieselotte moet stipt om 21u30 in
haar bed liggen. Als ze vraagt om een verhaaltje voor te lezen, mag ik me zeker
niet laten verleiden tot het voorlezen van een tweede. Ze zal gegarandeerd
proberen om een toiletbezoek te gebruiken als smoes om weer voor tv te kruipen.
Onverbiddelijk zijn is de boodschap. Normaal gesproken is ze rond 23u te moe om
slaap nog langer uit te stellen. Ze is allergisch aan kiwi, afwasproduct
(denken ze dat ik het kind ga dwingen om mijn afwas voor me te doen?) en
chocolade. Om het laatste zal ze zeker bedelen, dus niet toegeven. Tenzij ik
met haar op spoed wil eindigen. De gedetailleerde lijst eindigt met: Doe of je
thuis bent en maak er een gezellige avond van.
Een gezellige avond? Ze is elf. Ik leg het
briefje netjes terug. Mijn ogen vallen op de fruitschaal. Alle mogelijke
vruchten, maar inderdaad geen kiwis. Ik neem een banaan. Tegen mij moet je
geen twee keer zeggen dat ik mag doen alsof ik thuis ben. Twee bananen en een
appel later ga ik aan het werk. Lieselotte zit dan wel voor tv, maar ik kan
haar op zijn minst gezelschap houden. Daar betalen ze mij tenslotte voor. Ik
verbaas mezelf altijd weer met mijn arbeidsethos.
Ze kijkt hoe kan het ook anders?- naar een tekenfilm. Mijn cliënte doet alsof
ik er niet ben, maar ze glimlacht van de zenuwen. Tijd voor de onvermijdelijke
aanloopperiode waarin het ijs al dan niet gebroken wordt. Ik wacht geduldig af
en blader door wat magazines die netjes opgeborgen zitten in een bakje naast de
zetel. Als het goed is, houdt ze mij nu in gaten. Kwestie van te oordelen welk
vlees ze in de kuip heeft. Ik vang onverwacht haar blik en trek een grappig
gezicht. Ze giechelt en duikt weg achter haar kussen. Dat komt wel goed, denk
ik zo.
De tekenfilm eindigt. Het
journaal volgt. Zij zapt en vindt niets naar haar gading. Ik vraag: Wil je een
spel spelen? Daar verschijnt het kussen weer. Ik ga gehurkt voor haar zitten
en haal mijn koddigste gezicht boven. Ga je de rest van de avond verstoppertje
spelen of gaan we iets leuks doen? Ze schudt van nee. Ik vraag: Wat betekent
nee? Niet verstoppertje spelen of niets leuks doen?
Niet meer verstoppen, zegt ze met een
vreselijk bedeesd stemmetje. Het kussen zakt. Wat wil je doen?, vraag ik. Ze
bekijkt mij indringend. Haar ogen zijn helblauw. Ik voel me ongemakkelijk
worden. Mag ik je haar kammen?, vraagt ze na een pauze. Ik twijfel en stem
dan maar toe. Joepie!, roept ze en ze holt weg. Het kussen vliegt de grond op.
Op tien tellen staat ze terug met een borstel. Ze troont mij mee naar de keuken
en trekt mij neer op een stoel. Met rode wangen en een vreemde glimlach op haar
gezicht haalt ze de borstel met lange halen door mijn haar. Ze gaat bijzonder
minutieus te werk.
Na bijna een kwartier is het
kleinste knoopje uit mijn haardos verdwenen. Zelden was mijn haar zo glad
gekamd. Ze legt de borstel op de tafel. Opeens voel ik haar handen door mijn
haar strijken. Ik vraag gespannen: Wat doe je? Ik vlecht het, komt snel het
antwoord. Mag het?
Mij best, zeg ik. Een minuut of drie later
bindt ze mijn lange vlecht vast. Opeens verschijnt ze voor mij. Haar handen nog
op mijn schouders. Voor ik me weg kan trekken heeft ze een kus op mijn lippen
gedrukt. Daarna schiet ze als de bliksem de keuken uit. Ik voel mij een klein
beetje geflatteerd, maar voornamelijk gealarmeerd. Mijn beurt om mij te
verstoppen achter een kussen, gok ik zo.
Ik ga naar de salon en duik met
mijn gezicht terug in een magazine. Mijn ogen vallen op een tussentitel. Hij
zei dat het de normaalste zaak van de wereld was. Een artikel over een vrouw
die als kind aangerand werd door haar buurman. Ik gooi het magazine van me af.
Ik weet van mezelf dat ik nooit een vinger zou uitsteken naar een kind en dat
kost mij niet de minste zelfbeheersing. Niettemin bekruipt mij een al te
levendige angst: denken die ouders er straks ook zo over? Het is haar woord
tegen het mijne.
Ik zoek een ander magazine uit.
Een droog stuk over politiek om mijn paranoïde geest te kalmeren. Ik zit
halfweg het artikel als Lieselotte opduikt. Ik wil onverstoord verder lezen.
Dat lukt niet zo goed als een elfjarige het magazine uit je handen slaat. Ik
kijk haar ongewild aan. Angstige rillingen lopen over mijn rug. Ze heeft een
dikke laag lippenstift aangebracht, er zit rouge op haar wangen, ze heeft een
lijntje onder haar wenkbrauwen getrokken en haar oogleden zijn geverfd. Ik zie
twee immens grote kijkers omgolfd door slierten blond engelenhaar. Ik schud het
beeld van me af. Voor één tel was ik vergeten dat het kind elf is.
Ze staart me aan. Wat?, vraag ik verward.
Kus me!, zegt ze op bevelende toon. Ik blijf onbeweeglijk zitten.Jij bent de
prins en ik ben de prinses. Je moet me redden met een kus.
Redden van wat?, vraag ik terwijl ik over de
sofa klim. Zo hebben we een veilige barrière tussen ons, juich ik te vroeg. Ze
wipt behendig over de zetel en slingert zich om mijn middel. Ik wring mij los
en zeg: Wil je niet liever tv kijken? Ze schudt nogal overtuigend van nee. Ik
moet iets vinden om haar op andere ideeën te brengen. Wil je soms iets eten?
Yoghurt? Een appel? Ook niet. Ik wil alleen jou, stoot ze uit. Ik denk:
kijk, als je zeven jaar ouder was, kom, vier is ook al goed, dan meteen, maar
nu dus niet.
Luidkeels roep ik Au! Mijn list
werkt. Ze lost haar greep.Heb ik je pijn gedaan?, vraagt ze verschrikt. Ze
kijkt me aan. Nee, ik heb je geen pijn gedaan, stoute jongen!, zegt ze met een
brede grijns. Ik wijk snel terug. Ze zit me achterna. Wat is er mis met dit
kind? Ik zie slechts één oplossing: ik ren naar het toilet en sluit me in. Ik
denk om het briefje: omstreeks 23u valt ze onvermijdelijk in slaap. Ik hoef
maar af te wachten.
Dat is buiten mijn gewiekste
tegenstandster gerekend. Kom tevoorschijn, mijn prins, je hoeft nergens bang
voor te zijn. Ik wil je enkel van top tot teen kussen. Waar zat dit soort
meisjes toen ik zelf elf was, vraag ik me af. Ik hoor een tijdje niets. Ze werpt
het over een andere boeg. Als je niet naar buiten komt, eet ik kiwi. Dan
zwaait er wat voor je. Haar dreigement laat me koud. Jullie hebben geen
kiwis in huis, zeg ik. Mis, antwoordt ze, we hebben gemengd fruitsap mét
kiwi. Het minste beetje kan dodelijk zijn. Mijn tong zwelt en ik stik in mijn
eigen tong, is dat wat je wilt? Beul!
Ik reageer niet, mij moeten ze
niet proberen chanteren. Dan hoor ik de koelkast open gaan. Ik tel tot drie!,
schreeuwt ze. Ik acht die meid tot alles in staat, dus ik verbreek mijn
isolement. Ze staat inderdaad met een brik fruitsap in haar handen. Geschift
kind, denk ik. Om er zeker van te zijn dat ze zich niks in haar hoofd haalt,
neem ik het brik van haar af en giet het leeg in de pompbak.
Ik wil terug mijn vesting in trekken, maar
daar is ze al. Haar handen stevig geklemd om mijn middel. Ik verbreek haar
greep, maar ze slaat telkens opnieuw haar armen om me heen. Ik berust. Als het
daar bij blijft, kan het mij verder niet schelen. Over anderhalf uur slaapt ze toch.
Ik begeef me naar de salon. Ze kruipt bij me op schoot. Ik geef de rationele
aanpak een kans. Nou is het welletjes geweest, ja? Zoek iemand van je eigen
leeftijd. Ik ben dubbel zo oud als jij. Als jij dertig zult zijn, zal ik zestig
zijn. Zie je hoe onpraktisch dat is?
Vol achterdocht kijkt ze me aan. Dan zegt ze:
Je bent een ramp in rekenen, maar o zo knap. Kus mij! Deze keer ontwijk ik
haar getuite lippen tijdig. Ik zet haar naast me en sta op. Nou, is het
genoeg, ok? We kunnen vrienden zijn maar niets meer. Er verschijnt iets
kwaadaardigs in haar blik. Als je mij niet kust, vermoord ik je. Nooit gun ik
jou aan een ander. Ik vraag me af of ze nou een spel speelt of werkelijk meent
wat ze zegt. Haar ogen overtuigen mij. Ze is bloedserieus. Het knutselschaartje
op de salontafel gaat er opeens bijzonder vervaarlijk uitzien. Jij moest al
een half uur in je bed liggen., zeg ik. Ga maar vlug je tanden poetsen. Zul
je mij instoppen?, vraagt ze met haar ogen half dicht geknepen. Ja, tuurlijk,
stel ik haar gerust. En mij een verhaaltje voorlezen?
Als je braaf bent wel. Ze
druipt af en gaat haar tanden poetsen. Ik zoek een sprookjesbundel uit en trek
naar boven. In de badkamer zie ik er op toe dat ze zich zorgvuldig ontschminkt.
Stel je voor dat die ouders haar zo zien. Ze gooit de vuile watten in de
vuilnismand. Wil je kijken terwijl ik mijn nachthemd aantrek?
Neen, dank je., antwoord ik en ik maak me
gauw uit de voeten. Wat moet je beginnen met zón kind? Ik ga zitten op de rand
van haar bed. Zo ver mogelijk verwijderd van het hoofdkussen. Ze wandelt haar
kamer binnen en kruipt onder de wol. Je zit zo ver, kom wat dichter zitten.
Nee, ik zit hier best. Welk sprookje wil je
horen?
Kies maar, prins. Ik sla het boek willekeurig
open. Hansje en Grietje. Ik lees voor. Ze komt eindelijk tot rust. Als ik bij
de ontknoping kom, is ze vast in slaap. Ik haal opgelucht adem, knip het licht
uit en trek de slaapkamerdeur achter me dicht. Waarom gooien achttienjarige
nimfen zich niet even spontaan aan mijn voeten?, vraag ik me licht geïrriteerd
af. Ik leg me in de zetel en verzink in vergezochte gedachten.
Het duurt niet lang of iets wekt
mij bruusk uit mijn zelfversnijdend gemijmer. De terugkeer van de Belgische
Lolita is een feit. Ik kijk in twee onheilspellend glinsterende blauwe kijkers.
Ze bevinden zich op nauwelijks vijf centimeter van mijn verontruste
geel-groen-bruine ogen. Jij moet in je bed liggen. Vort, naar boven!, zeg ik
bevelend.
Ik moest plassen.
Moet je daarom naar beneden komen? Er is
boven ook een toilet.
Ik miste mijn prins. Waaraan lag je te
denken? Aan mij?
Aan dingen die niemand wil
horen.Ga nu maar terug boven.
Ze reageert niet. Ik ben het beu.
Ik til haar op en draag haar de trap op. Neem mij stoere krijger. Ik ben van
jou. Bezit mij! Ik kan het niet helpen en schiet in de lach. Boven leg ik haar
op bed. Lees je nog een verhaaltje voor?
Nee, je moet slapen.
Ben je hier morgenochtend nog?
Ja, lieg ik.
Gaan we dan samen ontbijten?
Leuk idee, doen we. Ik voel me
schuldig, maar het heeft effect. Ze wordt eindelijk rustig, haar ogen vallen
dicht van vermoeidheid. Ik kijk op mijn horloge. Het is vijf voor elf. Ik kijk
naar het slapende gezicht van Lieselotte. Fascinerend kind, bedenk ik, over
drie, vier jaar ontpopt ze zich gegarandeerd tot een gesel van alle
heteroseksueel manvolk dat zich in haar buurt waagt. Maar in haar bovenkamer
zit er toch iets goed scheef. Ik zoek terug de zetel op.
De overtollige gedachten komen
ook als ik er niet om vraag. Ik ben moe, ik wil vechten tegen de slaap, maar
dat is een bij voorbaat verloren gevecht. Een aangename droom bezoekt mij. Ik
huppel met een knap meisje door de regen. Ze is alles wat ik ooit verlangde van
een vrouw, vreemd genoeg niet het type waar ik doorgaans voor val. Niet blond, geen
D-cup, niet uitdagend gekleed als een luxehoer gespecialiseerd in
sadomasochistische spelletjes. Nee, ze lijkt wel weggesprongen uit een
romantische zomerfilm, zo met haar huppelsprongen, haar sproeten, bruinroste
haren en iets waar Cybils gezicht niet toe in staat is: een onschuldige
glimlach. Nooit eerder voelde ik mij zo
aangevuld, zo gekoesterd, nooit eerder zag ik iemand liever dan ik haar, deze
naamloze meid, graag zie.
We zijn kletsnat, we kussen elkaar vol
overgave. Onze wangen voelen koud aan. We lopen in lompen, we zijn arm, maar
samen voelen we ons schatrijk. Met haar hand in de mijne is mijn gelukservaring
zo groot dat ik tranen voel opstuwen, recht vanuit mijn hart, lijkt het wel,
naar mijn verslindende ogen. Dan schiet ik wakker.
Kijk nou toch eens, hoe schattig., hoor ik
een vrouwenstem fluisteren. Daar zou je nou een foto van moeten nemen, zegt
een mannenstem zacht. Mijn ogen wennen moeilijk aan het licht. Ik knipper en
ontwaar uiteindelijk de ouders.
Hoe laat is het?, vraag ik en
wil overeind veren. Iets houdt mij tegen. Ik schrik me kapot. Lieselotte ligt
met haar hoofd op mijn borst. Ik duw haar van me af. Ik heb niks gedaan!, roep
ik, echt. Het is zij!
Dat was echt een schattig zicht, niet waar, Michel?
Zeg dat, wel. We zijn blij dat
jullie het zo goed kunnen vinden met elkaar. Onze Lieselotte heeft een slechte
reputatie wat babysitters betreft. Ze pest ze meestal het bloed van onder de
nagels. De woorden lijken niet echt tot mij door te dringen. Ik heb haar met
geen vinger aangeraakt. Dat zweer ik. De moeder vraagt of ik nog een slaapmutsje
met hen drink.
Ja, pikt de vader in, drink er
eentje. Lust je Whisky?
Jullie moeten het begrijpen. Ze
is verdraaid handig. Je moet echt met haar oppassen. Ze legt je zo in de
luren. De moeder streelt het hoofd van Lieselotte, die rustig verder slaapt.
Of heb je liever cognac?, vraagt de vader terwijl hij de bar openmaakt. Ik
houd het niet meer. In paniek spring ik over de sofa, loop naar de gang en gris
mijn jas van de kapstok. Buiten hop ik op mijn fiets. Ik stop niet tot ik weer
veilig aan mijn kot ben. De volgende dag ontvang ik een mail van de moeder.
Ze laat weten dat Lieselotte het
reuzengezellig vond en dat ik 40 euro van hen te goed heb. Tot slot vraagt ze
of ik voortaan elke zaterdagavond op haar kan passen. Ik laat de mail
onbeantwoord. Met die familie is iets niet pluis. Zoveel intuïtie heb ík zelfs.
Als ik ooit zin heb in een gebroken hart, loop ik er nog wel eens langs. Maar
dan ten vroegste over zeven jaar.
Filosofische
overpeinzingen. Ze leiden steeds tot fatalistische conclusies.
Fatum. Predestinatie
van de menselijke soort.
Niet met mij.
God, de
Almachtige Schepper, uiteraard
Alsof wij uit een
klompje klei gekneed werden en het leven werden ingeblazen.
God, de
Rechtvaardige en Alwetende Imaginez-vous, donne-moi le jeune Sartre.
Keuzes maken in
het leven, daar gaat het om. Zelf bepalen wat je toekomst nog brengt.
Of je de Bahamas
kiest of de Zwitserse Alpen om verbrand terug te komen.
Of je jezelf in
de vernieling drinkt of anderen je leven laat kapotmaken. Of beide.
Helemaal
onafhankelijk lijkt me onzin. Geef mij maar een boomstructuur:
Iedere splitsing
heb je als mens de keuze.
De potentiële
keuzes zijn vastgelegd, welke je neemt is volledig aan jezelf.
Zo bepaal je wat
het je brengt.
Niet kiezen is
kiezen om uit het systeem te stappen
Du hast dein
Schicksal in die Hand.
En die
aaneenschakeling van keuzes is onomkeerbaar en zal je blijven meedragen. Een
martelaarsketting.
De klasse van
martelfiguren, ijverend voor verbetering van de maatschappij of grootmoedig
vasthouden aan religieuze standpunten. Ga maar eens na, dikwijls romantici
Twee
hoogtekranen, beiden in een hoek van negentig graden. Een beeld dat spontaan de
Pythagoras in mij naar boven haalt. Al geeft me dat geen garantie op een gelijkaardig
succes. Ooit ben ik op zoek gegaan naar nieuwe formules. Met gladde passerstreken
creëerde ik concentrische cirkels in de hoop een opzienbarend verband vast te
kunnen stellen. Juist, dat wordt als naïef beschouwd. Misschien moet ik ook
maar eens in bad gaan zitten, dat lijkt me toch wel een wetenschappelijk
onderbouwde actie. En ja, ik weet dat dit Pythagoras niet was.
Na het bad
bleek ik geenszins tot een verlicht inzicht te zijn gekomen. Afgewassen schuld.
Ze leek nog te
slapen toen ik haar zou verlaten. Klik en deur dicht? Niets was minder waar.
Waarom ga je
weg?
Zomaar.
Waarheen?
Ergens.
Je bent ook
spraakzaam.
Ach...
Het was kil in
de wijk. De laaghangende mist moet zich overgezet hebben op mijn lichaam. Ik
heb nooit geloofd dat er enkel warmbloedige mensen bestaan. Drie kilometer
verder ging ik achterom en gooide kiezelsteentjes tegen het raam.
Je bent laat.
Een kwartier,
zei ik.
Twee wijzers
loodrecht op elkaar. Maar ze kwam naar beneden, deed open, en ik vroeg me af
wie deze volumineuze en welgevormde concentrische cirkels ontworpen had. Hier
zou ik nog ontvangen worden, kon ik uit haar blik afleiden. 15 minuten exact,
Ordnung muss sein. Het was de laatste keer geweest. Voor vandaag. Met enige
gemoedsrust keek ik om me heen. Dit interieur was me vooralsnog niet bekend. Ik
weet niet hoe deze verachtelijke situatie tot stand is gekomen, maar ik kan me
niet van dit juk ontdoen.
In de hoek van
de kamer hing een spinnenweb. Met wanhopige pogingen trachtte ze nog te
ontsnappen, de vlieg die niet meer vliegen kon. Ik kreeg hetzelfde beklemmende
gevoel en kon het niet van me afzetten. Het spinrag is op zijn minst even
moeilijk te doorbreken. Lucht zal het doen trillen, water zal het hooguit
bevochtigen, doch niet vernietigen. Vuur. Daar is de onvermijdelijke Pythagoras
opnieuw. Vuur als αρχή. Respect, broeder.
Had je nu ook maar
een formule voor het leven nagelaten...
Boelie is blij te mogen aankondigen dat hij NIET LANGER IN ZIJN EENTJE blogt.
Volgens de fundamentele oerwetten van Yin en Yang heb ik in de literaire sferen mijn complement.
Waar ik over de schreef ga, toomt hij mij in. Waar hij even talmt, krijgt hij van mij de nodige stamp.
Snuffel, deelgenoot in alle schrijfactiviteit van Boeli, zet zijn pen ook achter dit streven.
De lezer zal hem leren kennen als een frisse stem, met oprechte (zeldzaam in schrijversland) intenties, gevoelens, aspiraties, interesses und so weiter. Het Duits beter machtig dan het Engels, is hij een groot fan van Duitse romantiek en romanticus is hij ook zelf. Als de romantische stroming niet bestond, vond hij die zelf uit.
Hyperzelfkritisch, open voor vernieuwing, maar trouw aan zichzelf en enkele karakteriële basisprincipes.
Een noot met een rijkere kern dan je ooit kunt vermoeden.
Maar al genoeg geprezen, Snuffels toevoegingen spreken dra voor zichzelf.
Met de volgende twee nieuwe blogs, geef ik het woord dan ook door aan hem.
Zwartbloes, televisie en kunstmatige schoonheidsidealen
Een bezoek aan snoetenboek, heimelijke struikrover,
die aast op je tijd, in hinderlaag langs de wijdvertakte bospaden van het
internet.
Een kerel die mijn smaak schijnt te kennen, spreekt
mij aan met een spoedmelding.
William, haast je, er is een kwenihoe mooi Palestijns meisje aan het
woord op tv.
ik heb geen tv.
Geen tv in huis, zot?
Nope, wel een kwenihoe
mooi Perzisch meisje in mijn bed.
Gisteren had ze haar blokoutfit even aan kant gegooid
en één van haar mooiste jurken aangetrokken. Ze is al moordend knap in haar
standaard studeeruniform, iets tussen een pyjama en de werkkledij van een
verver in. Maar in haar egaal zwarte kleedje, subtiel van snit, een dwingende
zee van vrouwelijke finesse. Haar krullen, net gewassen, volle lippen,
onbedorven door lipstickdrap, edel Perzisch gezicht met een toets van Indische
trekken. Nergens make-up, Maryam au naturel smaakt het best.
Haar banjovormige taille smasht zelfverzekerd het
westerse schoonheidsideaal aan diggelen, om van de Vlaamse standaardmaten nog
te zwijgen. Once you go Persian, you never go Belgian. Ogen als vlammende
steenkool, schril contrast met de kille koeienogen die in het Vlaamse
straatbeeld sloom aan je voorbij trekken. Vrouwen zonder heupen, zonder vuur,
en bijgevolg ook zonder echtgenoten gek van laaiende, nooit luwende hartstocht.
Geen chadors nodig in ons landje. In Iran bedekken ze de vrouwen, omdat ze hun
schoonheid willen vrijwaren van steelse blikken. Je zou het gaan begrijpen, als
ze daar in Teheran en omstreken allemaal zo mooi zijn als de gedreven studente boven in mijn bed.
Bij
benadering dan, want de Grand Cru onder de Perzische schoonheden is zij.
Even een idee voor
een nieuw radioprogramma dat raad de gruweldaad heet.
Iemand wordt
uitgenodigd naar de studio. Daar wordt hij zo gruwelijk gefolterd, dat het echt
niet meer mooi is. De luisteraars thuis moeten op basis van wat zij te horen
krijgen, raden wat de onfortuinlijke gast doorstaat. Wie het raadt, wint tien
filmtickets en mag een gast leveren voor de volgende uitzending.
Ik improviseer meteen ook een
voorbeelduitzending.
Estelle: En dan nu onze tiende
beller van de avond. U had een totaal ander beeld voor ogen dan de vorige
beller, niet?
Beller: Ja, volgens mij hebben
jullie niet zijn achterwerk gevild en hem op zout doen zitten.
Cybil: Dat klopt, maar wat doen
wij dan wél?
Beller: Ik meen het geluid te
horen van een loopband
Matthijs: Gaat u verder
Beller: Volgens mij hebben jullie
zijn penis met een haak verbonden aan het frame van de loopband. Hij moet
blijven lopen. Stopt hij, dan, ja, vliegt hij van de loopband en, euh, laat hij
iets hangen.
Napoleon: Neen, neen, daar hebt u
het mis.
Cybil: Ik denk dat u de
aflevering van vorige week gemist heeft.
Estelle: Vorige week was met de
loopband. Deze keer is het wat anders.
Napoleon: Toch bedankt voor het
bellen.
Matthijs: Ja, de mensen thuis
hebben het moeilijk. Niet zo moeilijk als onze gast, maar toch.
Cybil: We zullen de microfoon een
beetje dichter bij onze gast brengen, zodat de luisteraars thuis de pijnkreten
beter kunnen inschatten.
Estelle: En daar hebben we al een
nieuwe beller. Zegt u het eens, u had een origineel voorstel.
Beller: Zijn jullie hem aan het
koken in een ketel en is zijn enige kans dat hij het water in de ketel
opdrinkt, vóór dit het kookpunt bereikt?
Napoleon: Het zou de slikgeluiden
verklaren, maar neen, dat is het ook niet.
Cybil: Kom aan mensen, blijven
bellen.
Matthijs: En onthoud wat al
gezegd is. We hebben nu al vijf bellers aan de lijn gehad die denken dat we hem
opgesloten hebben in een kamer waarvan de vloer vol glas ligt, en waar de
sleutel van de deur aan het plafond hangt, zodat hij moet springen om die te
pakken.
Estelle: Kom op mensen, bedenk
wat nieuws. Dit is Saw X niet of zo hé.
Matthijs: Daar hebben de
slachtoffers nog een kans
Cybil: Laat jullie fantasie
werken. Wat spoken wij uit met onze gast?
Napoleon: Als hij overlijdt, voor
jullie het raden, gaan de filmtickets naar de prijzenpot van volgende week.
Matthijs: En we hebben een nieuwe
beller, zeg het maar.
Beller: Dompelen jullie hem met
zijn hoofd voortdurend onder in een badkuip met varkensbloed, terwijl geiten
zijn voetzolen likken?
Estelle: Close, heel close. Maar
dat is het toch nog niet helemaal.
Napoleon: Van dieren blijven wij
af, hoor. Met die Gaia-protestanten van drie weken geleden
Cybil: Sorry, blijven bellen,
blijven proberen.
Napoleon: En we hebben een nieuwe
beller, het gaat vooruit vanavond.
Beller: Laten jullie hem beetje
bij beetje zakken in een bassin waar zich een haai in bevindt?
Matthijs: In de veronderstelling
dat de haai nu aan zijn voeten knaagt?
Beller: Euh, zoiets ja.
Napoleon: Neen, dat is het niet.
Estelle: De vorige beller was er
bijna.
Matthijs: We hebben een nieuwe
beller aan de lijn, die er zeker van is, dat hij het weet.
Napoleon: Zegt u het maar. Welke
gruwel bedrijven wij?
Beller: Jullie hebben hem
onderste boven gehangen in een emmer die vol aan het lopen is met zijn eigen
bloed.
Cybil: Zou dat kunnen kloppen?
Napoleon: We vragen het de gast
zelf.
Cybil: Stop met de
gast te pesten.
Estelle: We kunnen bevestigen dat
u het voorlopig bij het rechte eind heeft, maaaaarrrr .
Matthijs: Kunt u ons ook
vertellen uit welke wonde onze gast hier aan het bloeden is?
Napoleon: En zeg maar overvloedig
aan het bloeden is. Ik zou niet meer te lang wachten met het goede antwoord.
Volgens mij trekt hij het niet te lang meer. Het bloed staat hem aan de lippen.
Kijk, hij reageert al niet meer als je hem kietelt.
Cybil: Kom stop nu, 't is al goed.
Matthijs: Welke verwondingen
brachten wij hem toe?
Beller: Simpel: jullie hebben zijn
polsen overgesneden.
Estelle: Zou dat het correcte
antwoord kunnen zijn?
Matthijs: Dat is zonder enige
twijfel het antwoord dat wij zochten.
Napoleon: Dat is anders wel net
op tijd. Onze gast is hier juist de pijp uitgegaan. Kijk, als je hem met dat
touw rond zijn as draait, draait hij vanzelf weer terug. De emmer maakt dan net
het geluid van een wasmachine.
Cybil: Kom nu, laat de gast
met rust.
Estelle: Gefeliciteerd, u wint de
filmtickets en u mag een gast leveren voor volgende week.
Matthijs: Had u al iemand in
gedachten?
Beller: Graag had ik mijn Prof
statistiek naar voren geschoven voor een optreden in jullie show.
Estelle: U kunt op ons rekenen.
Cybil: Dat was weer een spannende
aflevering van 'raad de gruweld.." Lieveling Je gaat echt bloedvlekken
maken op uw kleren als je zo blijft spelen.
Matthijs: Graag willen wij Erwin
Mortier, de winnaar van vorige week, bedanken voor het ter beschikking stellen
van zijn schoonbroer.
Estelle: Hopelijk is die
erfeniskwestie nu helemaal opgelost.
Napoleon: Graag tot volgende
week.
Estelle: Voor een nieuwe
spannende aflevering van 'raad de gruweldaad'.
En dan allemaal samen: Slaap
zacht en tot gruwels!
Paul en Jeanine werken beiden voor de VN, niet in de hoogste
regionen, maar toch in vrij belangrijke functies. Uiteindelijk is elke
ingevulde arbeidsplek bij de VN een ambt van wereldbelang. Ze hebben elkaar op
de werkvloer leren kennen, ongeveer gelijktijdig begonnen, instant vonk en snel getrouwd. Al
vijf jaar lang wijden ze hun diensten aan de belangen van de Verenigde Naties. Zij
dragen de spirit van deze invloedrijke organisatie dan ook diep in hun hart.
Hun verknochtheid aan de idealen van hun werkgever, heeft
logischerwijze ook gevolgen voor hun privéleven. Paul en Jeanine hebben
bijvoorbeeld twee kinderen, Jean-Marc en Marie-Christine, zes en acht jaar oud.
Ondanks de vreedzame natuur van ma en pa, botert het helaas niet zo tussen
broer en zus. Niet getreurd echter, Paul en Jeanine zijn er om te bemiddelen.
Zij zijn geëngageerde ouders en daarbij komt hun beroepservaring vaak van pas.
De vete tussen broer en zus dateert van lang geleden en de
precieze oorzaak is men al vergeten. Geweten is dat het al vroeg begon. Toen
Jean-Marc nog een babytje was, dropte zijn zusje al de poes in zijn
wieg, in de hoop zo een wiegendood te ensceneren. Gelukkig voor het kersverse
ouderpaar hield de kat het op een ontlasting en zocht zij haar eigen nest terug
op. Jean-Marc was te jong om zich het incident te herinneren, maar hij is
bekend met de feiten en niet van plan om ze ooit te vergeten.
Jean-Marc liet zich niet onbetuigd en er volgden jaren van
pesterijen over en weer, met als voornaamste kenmerken: escalatie en
buitenproportionele reactie. Jean-Marc bekladt het etui van zijn zusje met
wascos, Marie-Christine doet Dreft bij de cornflakes van broerlief. Jean-Marc
saboteert de fiets van zus, Marie-Christine duwt broer in de beerput van opa,
Jean-Marc kruisigt alle poppen van zus, Marie-Christine doet de hamster van
broer in de soep. Enz., enz., enz.
Paul en Jeanine konden het niet langer aanzien en na een
reeks mislukte ingrepen van psychologen, namen zij zelf het heft in handen. Allereerst
scheidden zij de slaapkamers van hun kinderen door een duidelijk gemarkeerde
gedemilitariseerde zone, een zogenaamde no-go area. Het huis werd verdeeld in
een broerzijde en een zuszijde. Een verdeling waarbij niet zo maar een lijn te
trekken viel. Zo viel de veranda in de broerzijde en de zolderkamer in de
zuszijde. Maar zus zit graag op de schommel op de veranda, terwijl broer liever
speelt met de treintjes op zolder. Geen probleem, er werden routes
uitgestippeld langs waar broer en zus veilig over elkaars terrein konden trekken.
Onder vaste restricties weliswaar. Zolderkamer en veranda waren vanaf nu
enclaves. Broer en zus regelden echter al snel dat de toegang van enclaves
onmogelijk werd gemaakt, door de oprichting van obstakels bij de toegangen tot
deze wettelijk ingewisselde gebieden. Zolder en veranda verzamelden stof en
bleven verder onbetreden.
Hoewel Paul en Jeanine professioneel de objectiviteit
bewaarden, was dat te veel gevraagd van de rest van de familie. Familie van
vaderskant koos stiekem partij voor Marie-Christine, terwijl familie langs
moederszijde zich als 1 man achter Jean-Marc schaarde. Niet openlijk, maar
duidelijk genoeg. Dat gaf onder andere extra problemen bij verjaardagen en
feestdagen. Ma en pa stelden bepalingen op voor cadeautjes. De kinderen mocht
onder geen beding materiaal krijgen dat als aanvalswapen kon ingezet worden. Indien
kon aangetoond worden, dat de speeltuigen enkel ter verdediging in te zetten
vielen, kon het weer wel. Zo kreeg Jean-Marc voor zijn verjaardag een
waterpistool, maar sindsdien werd zijn waterverbruik strikt gecontroleerd. Kraantjeswater
was enkel bedoeld voor hygiënische toepassingen en als drinkwater. De resolutie
zei echter niets over mineraalwater. Dus dat zou Marie-Christine geweten
hebben.
Ondertussen onder de Portugese zon: de zonneklopper in Komrij
De dichter die nooit glimlacht, zit luilekker op het strand,
zachte winters daar in Portugal. Triestige job ook dat dichten. Metrum krijg je
pas in de vingers na je derde of vierde depressie. Prozac, de doodsteek van elk
jong dichterveulen. Dit exemplaar is al niet jong meer, maar er zit nog leven
in. Een hele speciale, deze. Geen die oproepen lanceert om het stemgedrag van
lezers en vooral niet-lezers te manipuleren bij een wedstrijdje. De bekendste
abonnee van de Volkskrant wil zelfs helemaal niets te maken hebben met dat
gedoe rond dichter van het Vaderland Hij lust graag boterham met
eer, maar dat is niet het beleg dat men bij dat evenement serveert. De
organisatie opteert voor een traiteur gespecialiseerd in mediageilheid. De
smaakpapillen van Komrij passen beleefd.
Elke literaire prijsuitreiking van onze noorderburen,
waarbij Jan Cremer ontbreekt onder de kandidaten is sowieso verdacht. Zelf
nooit iets in gezien in al die rijmelarij. Vast niet depressief genoeg, niet
fijnzinnig aangelegd en nogal boers van snit. Wel altijd een mening klaar. Als het aan mij lag, won Rik de Leeuw. Geen idee of die dicht, ik hoop van niet.
Maar geef hem die titel, aan Rik, zon levend uithangbord voor messcherpe
punkpoëzie vind je nergens, met zon kop.
Er wordt wat afgedicht in deze wereld. Geen wonder, Robin
Williams zei t al in Dead Poets Society: ingenieur,
advocaat, chirurg, allemaal mooi, maar we t allemaal voor doen, dat is
de woordenhoning van de poëzie. Zon kracht dat uitgaat van doorwrochte versjes.
Wereldverbeteraars stuk voor stuk. Maar dan wel na de feiten. Wel eens een
gedicht een granaat zien stoppen? Ik dacht van niet. Na het inslaan van de
bommen trekt de dichter zijn laden open. Sappige dichtoogst in de maak, na
Gaza. Gaza where no poppies blow, bij mijn weten.
Maar een gevestigd dichter in de zon, niet druk aan het
rondmailen voor stemmen, stil de poppenkast van het literaire wereldje
boycotten. Dat vind ik iets hebben. Sorry Ramsey, mijn stem, veel gewicht legt
ze niet in de schaal, maar ze gaat uit naar de zonneklopper in Komrij.
Ondertussen bij de dichtersverkiezingen: Ramsey Nasr bedelt om stemmen
Alleen een menhir verandert niet van mening, moet de man
gedacht hebben toen hij dan toch met een campagne van wal stak. Ik voelde enige schroom en eerlijk gezegd ook
een lichte weerzin mensen op te roepen op mij te stemmen- maar mijn wens om
Dichter des Vaderlands te worden is groot, en zonder stemmen kan ik dat
vergeten.
Ontroerend, zo pakkend. Ik geef toe, als ik s ochtends
opsta, zwaai ik ook het venster open en schreeuw ik naar de wereld (of een
halve Gentse straat, want zon geweldig keelgeluid heb ik niet):
Ik ben een narcist met een acute nood aan aandacht en bevestiging en
God, wat schaam ik mij daarvoor, egocentrische zak die ik ben!
Bij deze, mensen die op mijn blog terecht komen: mijn
oprechte excuses als ik jullie daar toe aanzet. Gelezen worden is mijn
levensmissie en ja, ik schaam mij diep. Elke dag sta ik voor de spiegel en zeg
ik tegen mezelf: liefste inktpisser,
ik hoop dat ze je vandaag smoren met een kussen opgepropt met eigenliefde.
Eerlijk waar. Ik ben een schrijver, jakkie. Daar gaat mijn schaamlapje, een
zakdoekje groot, al naar de vuilbak verwezen, sinds ik moedwillig een tekst uit
mijn duim zoog om een lezer te bekoren. Lezers, zo veel bezadigder dan
ondergetekende, dat vod dat dingt om een sneetje van hun vrije tijd. Weet dus,
lezer, dat ik mij hondsberoerd voel, als ik jullie zelfs maar vertel dat ik een
blog héb. Dan moet ik mezelf nog bedwingen, of ik zou al dwingende smssen
sturen naar elk van jullie: LEES. MIJN BLOG. NU. Wees gerust, ik zal afsluiten
met een schaam-emoticon.
Maar goed, als Ramsey zich mag uiten als aandachtszuchtige, kan ik
dat ook. O lees mij lezer, lees mij, ik ben lang niet de enige die stukjes aaneen palaver, maar ik grossier als geen andere in
schrijversambitie (vies he?) . Dus kom maar op, kots
kritiek, goed of slecht, de streling van je ogen over mijn weloverwogen
woorden, zijn de kolen in de kachel van mijn schrijversziel. Is mijn frasering
kunstmatig, zijn mijn dialogen te lang, of is de structuur weer eens zoek: meld
het. Geeft niet wat, als je mij maar leest. Ik beloof dat ik Ramsey contacteer
om samen met hem aan de ingang van de Aldi te gaan zitten, hij met een
verfomfaaid kartonnen bordje met daarop: Uw stem maakt het verschil, ik
smeek u en ik met kom alstublieft eens langs op mijn blog, ik bid
u
We steken hier nu net de grens over met Duitsland en ik neem
even de tijd om verslag te doen van ons vertrek richting Zuid-Oost-Europa met
de INFORMELE touroperator die Vadrouille heet. Deze ochtend in Antwerpen, toen
ik na een spurt (geen sinecure met een bepakking van 25 tot 30 kg op de rug, ik
voelde mij eventjes een muilezel van Marius, zie Wikipedia voor verdere uitleg,
het is moeilijk typen op deze gammele beestenwagon) de juiste vertrekplaats
bereikte (en dus niet de verkeerde, zoals de twee vertrekplaatsen daarvoor,
zijnde eentje met een cliché-bus vol cliché-Japanners die een daguitstap deden
naar, driewerf cliché Brugge en dan nog eentje met Hollanders die naar dat
malle gozertje met incontinentie oftewel manneken pis in de bewoordingen
van onze veel te grote, melk slurpende noorderburen) zag ik alras de bewijzen
dat Vadrouille bankroet is.
Het vehikel dat ons all the way tot land van mijnen en
massagraven diende te brengen, had vier wielen waarop een omhulsel prijkte,
maar dat was het dan ook. Op de bus zaten twee Vietnamese en hoogbejaarde
kwetterteven die niet van de bus wilden, in de overtuiging dat deze hen naar
huis zou brengen (verondersteld werd Vietnam). Niemand kon hen aan het verstand
brengen dat dit niet het geval was en dus lieten we ze maar zitten. Beide dames
hadden ook kippen op hun schoot die lelijk uithaalden van zodra er iemand te
dicht naderde. Goed, plek genoeg, want de inleefreis was onderboekt. Als het er
op aankomt, verkiest de Belgische jeugd toch eerder de verlokkingen van de
Spaanse stranden boven de verminkingen van een boswandeling nabij Sarajevo.
De reisleidster was ietwat aan de nerveuze kant, wegens het
zijnde een perfectioniste en alles verliep dus verre van perfect. De chauffeur
was, om meteen helemaal in de sfeer te komen, een Bosniër en sprak dus enkel
Bosnisch en leed aan een bepaalde vorm van Alzheimer of chronisch slaaptekort.
Hij verzekerde ons uiteindelijk met wilde handengebaren en mij als soortement
tolk, waarvoor ik geen cent betaald kreeg!!- dat hij ons net had afgezet, niet
snapte wat we al weer in zijn thuisland te zoeken hadden en dat hij niet nog
eens terug ging naar Bosnië alvorens de benen gestrekt te hebben. Die ging hij
dan ook strekken, door te ijsberen langs het raam van een rijwoning. Nu de
bewoners van deze rijwoning waren hiermee niet in hun schik en gooiden hun
ochtendwater en ook wel andere excrementen uit over de Bosniër. De reisleidster
jammerde, de Bosniër tierde, de bewoners gooiden eieren, mijn medereizigers
keken elkaar bezorgd aan, maar konden hun kalmte bewaren en namen dus al vast
plaats op de bus.
Allereerst gooiden wij onze bagage in de daartoe bestemde
ruimte. Een druk op de knop om deze moderne grot van Ali Baba en de veertig
rovers te openen, stelde de aanblik van de veertig verstekelingen van de
Bosniër aan onze ogen bloot. We in London?, vroeg een magerzuchtige Chinees.
Ik zei: No me very sorry, we in Antwerp. Een kleintje op de achtergrond zei:
I wanna see Big Ben. Ik stelde Brabo voor, want die is ook best groot, maar
de kleine begon meteen te wenen. Is boy with long hair, WAAAAAAA De papa,vermoed ik, zei: My
apologies, we not very used to transvestites.
Right. Het was al middag, maar mijn ochtendhumeur was nog knap
wakker, dus ik sloeg het luik terug dicht en oogstte een stuk of zeven vingers
van naar schatting vijf personen. Ze waren niet geamputeerd, maar veel scheelde
het toch ook niet, getuige de lekkerbekkende aasduiven op het dak van de bus.
Het luik floepte terug open, maar we zagen enkel nog de rug van de laatste
Chinees met smalle bouwvakkersreet, terwijl die door een gat aan de andere kant
van de bus klauterde.
Daar waren we dus van verlost, het inladen kon beginnen.
Die Bosniër had ondertussen zijn weglopende vracht gespot. Wan ho, Wan ha and all the rest of
you rice shitting bastards, pay first, then leave! Sprak die
kloefkapper dus toch Engels. Onze reisleidster was ondertussen al bezweken aan
de stress en lag over een tafeltje op een terras met een behulpzame serveerster
die met ijsblokjes rondjes draaide over haar polsen.
De Bosniër zette de achtervolging niet in. Zijn schoenen
waren net iets te zompig van de drek van de door onveiligheidsgevoel gekwelde
lokale bevolking. Onder luid gevloek nam de Bosniër plaats achter het stuur en
weg waren we.
Onze reisleidster kwakten we in de rapte bij de bagage. De
serveerster protesteerde hevig toen we deze ook optilden, maar de chauffeur had
nu ongeduld gekregen, dus er was geen tijd meer voor een grapje. We namen onze
zitjes terug in, waarbij iedereen de Vietnamese enclave achteraan de bus meed,
we propten the best of Abba in de cd-lader en zetten collectief en uit volle
borst Fernando in. De sfeer zat er meteen goed in. Zelfs de besmeurde Bosniër
hervond zijn goede humeur en ook de Vietnamese oudjes wiegden en humden met ons
mee in een eerste toenaderingspoging. Onder onze zetels weerklonk vreemd
gebonk, maar dit negeerden we. In onze gedachten bobsleeden we al van de
besneeuwde toppen van de Bosnische bergen.
Op het moment van dit schrijven zijn we voor de tweede keer
naar the sound of music aan het kijken, terwijl we nu we Keulen naderen, met
glitterletters FUCKING NAZIS, HITLER WAR SCHWUL en WIR SIND KEIN BERLINER
UND IHR SEID SCHWEINE op de ramen aanbrengen. Ik moet de jongens nu eventjes
gaan helpen. De volumeknop van de tv staat op het maximum, dat gebonk onder de
vloer begint namelijk fameus op de zenuwen te werken.
PS Vadrouille ontkent elke vorm van betrokkenheid bij het
verkeersincident waarbij de politieke top van het Vlaams Belang het leven liet.
Ikzelf zat op dat moment NIET naast de chauffeur aanmoedigingen te schreeuwen
om flink plankgas te geven.
20 Juli 2008
Een kort briefje nog, voor ik een poging doe om te slapen.
Ondertussen is het na middernacht. Ik kan the sound of music ondertussen
perfect mee lippen, zowel in de Franse gedubde versie als in de Duitse gedubde
versie. the best of Abba is ondertussen vervangen door ocean sounds 5
kwestie van iedereen vredig in slaap te wiegen, wat ook zou lukken, als dat
enerverende gebonk van beneden eindelijk eens ophield.
We zijn ondertussen al in Oostenrijk, we zijn door heel
Duitsland bekogeld met alles wat los of vast zat, met inbegrip van een
telefooncel, kerkbanken, vuilniszakken, tinnen bierpullen (toen we een
dorpsfeest in Lederhosen doorreden) en kopies van Mein Kampf. We zijn enkele keren
gestopt om sommige van deze voorwerpen te verzamelen. De meeste van de
versleten zitjes op de bus zijn nu dan ook vervangen door hetzij kerkbanken,
hetzij tuinstoelen, waarvan enkele in echte Indonesische teak. Die schuiven een
beetje in de krommere bochten, maar verder beschouwen we dit als een grote
verbetering.
Tijdens pauzes onderweg vragen we de Oostenrijkers of ze
soms broers of zussen in de kelder hebben zitten. Meestal, om niet te zeggen
altijd, ontkennen ze, maar wij weten wel beter. Hitler was dan misschien geen
homo (Schwul), maar toch minstens Oostenrijker en das natuurlijk veel erger.
Ze zijn gelukkig met zeer weinig, als we tenminste hun kelderbewoners niet
meetellen. We maken er ook een sport van om hen te verwarren met Zwitsers, iets
waar ze hier nogal pissig op reageren. Nochtans, moest ik een Oostenrijker
zijn, ik zou het als een compliment opvatten als ze in mij een Zwitser zagen.
We vragen ook steevast hoe het was om onder het communisme te leven. Als ze dan
zeggen dat Oostenrijk helemaal nooit communistisch geweest is, antwoorden wij:
Jaja, das haben sie auch al nicht gewust. In de wegrestaurants zijn ze tegen
de tijd dat we moeten betalen, meestal al zo kwaad, dat ze de rekening vergeten
te brengen.
Op de bus blijft de sfeer er goed in zitten. Onze Bosnische
chauffeur is ondertussen al afgewisseld door een landgenoot, die helaas een
beetje aan flatulentie lijdt, maar de bus is gelukkig goed verlucht, want die
mist twee ruiten. Het gebonk is nu eindelijk opgehouden, wel horen we nu af en
toe luid snikken, maar we zijn hier nogal van het principe laissez faire,
laissez passer, dus ook dat waait wel over.
We zijn nu Machiavelli aan het spelen met de Vietnamese
bezoekers. Met we bedoel ik: Geert, Koen, Magda en Soetkin. Respectievelijk 21,
20, 23, en 19 jaar oud. Koen heeft een geweldige zenuwtic en lispelt, ook als
hij niet spreekt. Geert is volgens mij homo, want hij heeft het voortdurend
over de keischattige Vietnameesjes en hij aait hun kippen. Magda is van
West-Vlaanderen en ziet er uit alsof ze net van achter haar ploeg gesprongen
is. Hopelijk zijn we op tijd terug om de patoeters te rooien, zegt ze vaak
(vertaling, WP) Soetkin is hoogst verlegen en gaat met haar hoofd door het dak
(letterlijk) als je haar onverwachts aan spreekt. Dankzij deze lichte
mensenvrees, kunnen we, om het in de woorden van Nicocio te zeggen: Sterretjes
kijken. Ik ben druk op zoek naar een steelpan (een sterrenformatie in deze
vorm dus voor alle duidelijkheid). Koen die soms een beetje traag van begrip
is, noemt mij goed gek omdat ik nu nog wil kokkerellen.
Het spelletje Machiavelli wil niet goed vlotten, want de
Vietnamese kippen pikken naar onze handen en één van hen heeft ook al de kaart
van de koopman opgegeten. Bovendien willen de Vietnamese medereizigers de
regels maar niet snappen. Ze blijven er van overtuigd dat het een hoger lager
spelletje betreft en dat de moordenaar de hoogste kaart is, terwijl die van de
prediker de laagste is. Op zich heb ik niks tegen deze antiklerikale
mentaliteit, maar het bemoeilijkt wel het spelverloop.
Goed, Koen fluistert mij hier in het oor: William, je gaat
toch die kippen niet klaarmaken he? Die mensen voelen zich nu eindelijk een
beetje op hun gemak bij ons. Goed, ik ga nog een poging doen om de Poolster te
ontwaren en de Vietcong succesvol te betrekken in ons spelgebeuren.
21 juli 2008
Die idioot van een Bosniër heeft zich goed misreden, dus we
staan nu aan de grens met Oekraïne. Geen erg, van zodra we onze passen van de
grenscontrole terug hebben, keren we weer om. Ondertussen hebben we onze
reisleidster uit het bagagecompartiment gehaald. Die waren we met al onze
reiskriebels vergeten. Haar stem is weg en haar vuisten zijn blauw. We hebben
haar een dekentje gegeven, ze schudt en beeft en ik vrees dat ze een beetje
last gehad heeft van reisziekte, wat onze bagage dan ook geweten heeft. De
Vietnamese reizigers hebben zich over haar ontfermd.
Had ik trouwens gezegd dat mijn medereizigers maar met zn
achten zijn (reisleidster, Vietcong en chauffeur niet meegeteld) ? Om precies
te zijn waren we gisteren nog met 15, maar je weet hoe dat gaat tijdens van die
busstops. Iedereen verdringt zich om een sigaret te roken of zich van iets te
ontlasten, iedereen dwaalt maar rond en voor je het weet, ben je er vandoor met
een medereiziger minder. Die komen heus wel terecht hoor. Toch zeker het merendeel.
Ik geef toe dat we een kleine somme gelds ingezet hebben op de kansen van
Hendrikje. Zijn papieren liggen nog op de bus, alsook zijn insuline.
We hebben the sound of music eindelijk weten te vervangen
door de Duitse versie van die tekenfilm met die vissengeschiedenis, Findet der
Nemo. Ook in het Duits nog zeer te pruimen.
Het ruikt hier ondertussen al erg lekker op de bus, de
Vietnamese enclave is beginnen koken, misschien geïnspireerd door de film, want
ze koken Canh chua, das een zuur vissoepke. Ruikt niet
slecht moet k zeggen. De Bosniër is in alle staten, want hij verdraagt niet
dat ze koken op zijn bus. Zagevent. Koen is hier ondertussen doodsbang dat die
Vietnamezen hun kippen gaan kelen, want hij kan absoluut niet tegen bloed.
Geert blijkt overigens dan toch
geen homo, als we in rekening brengen dat hij nu Soetkin aan het ontgroenen is
en kennelijk heeft ze daar ook niets op tegen. Haar BH hangt over de versnellingspook
van de Bosniër, die dat voorlopig nog niet opgemerkt heeft, maar straks krijgen
we dat gezaag weer. Give it to me beebee, ik citeer Soetkin hier even, toch
zon verlegen meisje. Geert heeft haar te stekken gehad tegen het raam en de
contouren van haar borsten staan nu in de ruit, wat ons luid getoeter oplevert
van truckchauffeurs, zoals we dat ook verwacht hadden. De rest van onze
reizigers zijn trouwens oersaaie pieten die willen slapen en die eisen dat we
die borstafdrukken afkuisen. Best, maar de truckers zien ook wat er
plaatsgrijpt op de achterbank van deze bus. Ik bedoel, als ze te dicht komen
rijden, riskeren ze een gescheurd hymen in hun oog te krijgen. Alsof ze dan
NIET zullen toeteren, maar ja, breng dat maar eens aan het hoofd van die seutige
bende hier. Spiets mij, spiets mij, sla mij met uw sleutelbos, DOE IETS! De
instructies van Soetkin zijn bij wijlen onrustwekkend kan ik wel zeggen. Ok,
een klein intercultureel incident terwijl Koen hier tussen een Vietnamese en
haar kip springt. Ja, maar ze keek er zo verlekkerd naar., vinden we hier nog
altijd geen argument om zon rel te veroorzaken. Ze dreigen er nu mee ons niet
te laten proeven van de zurige vissoep.
Dat zijn zo een beetje de dingen
die ik hier meemaak
Van zodra wij eindelijk ter bestemming aankomen, schrijf ik
meer. Ik zoek nu iets om in mijn oren te stoppen, want de ontdekking van Soetkin
haar G-plek door Geert de Spietser je zou het hem echt niet meegeven anders,
want hij ziet er uit als een plechtige communicant die nog niet weet dat de
kerstman niet in Lapland woont, maar in een appartementje in Mexico City-
levert hier extra decibels op en aan de overkant van de snelweg heeft zich nu
ook een soort kijkfile gevormd. We zijn in overleg over de vraag of we nu beter
wel of niet interrumperen om even te checken naar het gebruik van
voorbehoedsmiddelen. We willen straks niet met zn tienen van de bus, Bosnische
abortusklinieken zijn vast erbarmelijk qua hygiënische omstandigheden, wat onze
chauffeur ook moge beweren. Goed, dat was het voor vandaag. The foo fighters
weerklinken hier schroeiend luid: YOU KNOW YOU MAKE ME WANNA BREAK OUT, BREAK
OUT, I DONT WANNA LIVE LIKE THAT Koen feliciteert mij met mijn
headbangkunsten en kijkt raar naar mij, hij heeft ook al eens gevraagd of hij
aan mijn haar mocht komen. We zijn met negen dus er moest iemand homo zijn.
Magda is op dit moment gebiologeerd naar overstekende koeien aan t staren.
Klein beetje last van heimwee denk ik.
22 juli 2008
WE ZIJN ER!
At last, we zijn gearriveerd in het dorp bij het meer waar
van ons verwacht wordt dat we een scoutscamp organiseren.
Ja, we zijn dus aan een meer gelegerd en straks maken we
kennis met de 33 kindjes die we mogen entertainen de komende dagen. Taalkundig
gesproken wordt dat een kleine opgave, ook voor mij, want kinderpraat in een
vreemde taal is quite challenging. De organisatie hier is ook niet al te happy,
omdat we een dag te laat zijn en weigert voor ons te koken, dus dat doen onze
Vietnamezen. Blijkt dat deze onze reisleidster beschouwen als hun huismeid.
Deze protesteert niet wegens zenuwinzinking en is nu de vis aan het schoonmaken
die de Vietnamese delegatie vangt door granaten in het meer te gooien.
Bijzonder effectieve methode. De explosies hebben wel al geleid tot de
mobilisatie van de volksmilities in de omliggende dorpen, maar je moet iets
over hebben om eten op tafel te krijgen. Vandaag op het menu: Mam.
Gefermenteerde vis is dat.
We zijn nu de tenten aan het opzetten, ik weiger ten
stelligste om mijn tent te delen met Koen, die een kippenhok aan het bouwen is.
Om hem te pesten besluip ik voortdurend de kippen met mijn zakmes tussen mijn
tanden, hij reageert daar hysterisch op en dat terwijl de Vietnamese
eigenaressen er WEL de humor van inzien, droogstoppel van een Janet. Het bewijs
van Karma was ook weer eens bewezen toen ik mijn tong sneed aan mijn zakmes. De
Vietnamezen heten trouwens Ai (Geliefd) en Mai (kersenbloesem), ze hebben een
traditionele kruidenmix op mijn tong gelegd, die nu ergens tot in mijn keel
plakt en bijna niet weg te spoelen is. Het stelpt inderdaad wel het bloeden. Ik
geloof wel dat die boel licht toxisch is, want ik zie een groot Kraken opduiken
uit het meer. Als ik hallucineer, moet ik aan de Rode Ridder denken. Geen idee
waarom. Ik heb kitscherige hallucinaties. Goed, ik ga mijn tent maar eens
opzetten, Mai, oudstrijdster van de NVA (north vietnamese army) kan mij helpen
om deze te beveiligen tegen Koen.
23 juli 2008
Ze hebben ons voorgesteld aan de 33 kinderen, maar die
reageren nauwelijks op onze aanwezigheid, we hebben hen nog niet kunnen bewegen
tot collectief samenspelen. Tenminste niet onder onze begeleiding. Ze hebben
wel het kippenhok van Koen afgebroken door cowboy en indiaantje te spelen en
het kippenhok was het fort van de langmessen en die moesten uitgerookt worden.
De kippen zijn in dit incident schielijk overleden (en toevallig genoeg
heerlijk beetgaar), vanavond stond er dan ook Vietnamese kip met mandarijnsaus
op het menu. Koen is ontroostbaar, maar de rest liet het zich goed smaken. De
kinderen hebben de vreemde gewoonte om met zn allen rond ons heen te komen
staan, naar ons te wijzen en umrl bo, vse boste umrli te scanderen, op fluistertoon.
Dat betekent iets als jullie zullen allen sterven. Ze herinneren mij een
beetje aan de kwelduivels van Judas in The passion of the Christ. Magda, een
West-Vlaamse katholieke heeft deze vergelijking slecht verteerd en heeft zich
ingegraven in haar tent. Letterlijk, ze zit nu in een diepe kuil met haar tent
als dak. Heimwee, puur heimwee. Goed, t is hier bedtijd.
24 juli 2008
Het wil maar niet vlotten met die Bosnische kinderen. Ze
hebben de voorbije dag de volgende dingen uitgespookt en dan beperk ik mij tot
een kort overzicht:
-Magdas tent hebben ze ingegooid met stenen die langs het
strand van het meer lagen. We zijn meteen gestart met uitgraafwerkzaamheden,
maar toen we op de bodem van de put zaten en alle hoop verloren hadden, kwam
Magda uit de douche gehuppeld op haar minst onelegantst. Je bent wat je eet:
een koe. Na al die moeite waren we
eigenlijk niet eens zo opgelucht om haar zo vrolijk terug te zien
-Koen hebben ze beroofd van al zijn kledij, deze loopt nu
rond in traditionele Vietnamese klederdracht, hij ziet er uit als een soort
Gheisha. De enige twee die hun bagage mee op de bus had, was dus de staf van
onze Vietcongveldkeuken. Alle kleren uit de bagageruimte hangen nog te drogen,
omdat de kots van de reisleidster er maar niet uit wil. Geen idee met wat voor
smerigheid dat mens zich doorgaans voedt.
-ze hebben de locale politie gemeld dat wij hen seksueel
misbruiken en een spelletje met hen spelen dat blinddoekje aaien heet. De
politie arriveerde net toen Koen hier nog naakt liep te zoeken naar zijn
kleren. Geert en Soetkin waren op dat moment ook net verwikkeld in een
spelletje hit the G-spot in het struikgewas. Compromitterende situaties
natuurlijk. In een helder moment heeft onze reisleidster ons gered door de
juiste documenten boven te halen. Daarna is ze terug ingestort. De Vietnamezen
klagen dat het de laatste tijd zo moeilijk is om degelijke huishulp te vinden.
-Tijdens het spelevaren op het meer, bleek dat ze al onze
bootjes hadden lek gestoken. Om te vermijden dat we de schat op het eiland
vonden. Gelukkig is het meer niet diep en is het hier van s morgens vroeg al
25 graden.
-Later op de dag zijn ze met een oude tank van Russische
makelij ons kamp binnengereden, gelukkig viel die stil net voordat ze de graven
van de kippen zouden platwalsen. Ja, oversentimentele Koen heeft een kerkhof
ingericht voor de twee kippen, hij legt er elke dag bloemen bij en kust de
grond. De vier andere medereizigers hebben zich trouwens afgezonderd en
weigeren voor de rest van de reis nog iets met ons te maken te hebben. Ze koken
hun eigen potje, want van die spleetoog-toverkollen hun brouwsels moeten ze
niks weten. Spijtig voor hen, want Ai en Mai kunnen echt lekker koken en dit
met zeer veel improvisatie. Hun behandeling van de reisleidster begint ons wel
zorgen te baren, ze leggen haar s nachts aan de ketting en ze hebben haar
snijtanden uitgetrokken. Spektakel verzekerd, maar erg humaan is het niet
natuurlijk
Zo dat was het weer voor vandaag. We blijven hier nog één
dag en dan gaan we terug de hort op. Onze chauffeur is tegen dan hopelijk
terug, want die heeft zich bij aankomst hier stiepelzat gezopen en is daarna
zijn water gaan maken in de bossen. Daarna hebben we hem niet meer gezien. Niet
dat iemand dat speciaal betreurde, maar ondertussen zitten we wel zonder
chauffeur.
Groeten vanuit Konzentrationslager Mahala, Spielerei macht
frei, maar die Bosnische snotjongeren vertikken het dus van met ons te spelen.
25 juli 2008
Vandaag was het afscheid in het kamp. De kinderen hadden
blijkbaar een ceremonie ingestudeerd, maar eerst weigerden ze deze uit te
voeren Pas na lang zagen van de organisatie hier kregen we dan toch iets te
zien. Ze brachten een vurige versie van het Bosnisch volkslied en daarna was er
een soort talentenjacht. Alle kinderen voerden zo wat hun kunstjes op. Enkele
toonden zich bijzonder bedreven villers van jonge konijnen. Koen is natuurlijk
jankend naar de deur gestormd, de Vietnamezen die werkelijk niets verloren
laten gaan hebben die beestjes na afloop van de show op heerlijke wijze
klaargemaakt. Koen die werkelijk elke maaltijd moet verbrodden zat constant te
kokhalzen. Een travestiet-Gheisha die over zijn nek gaat, het is werkelijk geen
zicht.
Anderen gooiden met messen, ook heel kundig, helaas richting
publiek, dit was net iets te veel gevraagd van onze overspannen reisleidster,
ze trok hysterisch aan haar ketting (ja, ze leggen haar nu ook overdag vast),
wat natuurlijk niet veel baatte, ook al heeft ze de drie voorste rijen stoelen
meegesleurd met haar overdreven reactie. Die messen waren echt wel aan de botte
kant en leverden helemaal niet zo veel gevaar op.
Anderen hadden
bandjes opgericht , zoals Bosnian flank skirmish of the voices of Srebrenica
of Working on the rape gang met zulke hits als: Belgrade in ashes, The
Flaming witch of Mostar, Dubrovnik burns, a cruel days night, maar ook
feelgood zomerhits als up your skirt, covers van going to a go-go, under
the boardwalk en blue moon, dat laatste is een liedje van de doo-wop groep the
Marcels, ik zong dat als kleuter mee. Check youtube als ge zin hebt.
Al bij al verliep het dan vlekkeloos en iedereen genoot van
de openluchtconcerten. Op going to a go-go, oorspronkelijk van Smokey
Robinson & The Miracles, begonnen Ai en Mai spontoon te shaken aan hun
pruttelende stoofpot. Hun kookkunsten verbeteren er nog op, ofwel wen ik er
gewoon aan. k heb een kleine kunnen overtuigen om Johnny B. Goode te spelen,
hij kon het aardig en toen was ik zo jaloers dat ik hem met gitaar en al in het
meer gelazerd heb. Nee, ik zever maar, het doet het wel kriebelen om het
EINDELIJK zelf te leren.
Ze sloten af met covers van AC/DC en ze hebben ook de
Marquee afgebrand, omdat de hele avond al bij al sereen verlopen was, hebben we
daar verder maar niets van gezegd.
We zijn met zn allen bijzonder benieuwd wat morgen brengt.
Eerst een zestal uur op onze tuftufbus en dan logeren we drie dagen bij een
gastgezin. Het blijft wachten op de eerste sympathieke Bosniër.
26 juli 2008
We zitten al weder op de bus richting gastgezin, on the way,
bezoeken we oorlogsmonumenten, zoals deze, het memorial center Potočari.
De reisleidster is rijst
aan het pellen. We hebben trouwens haar naam achterhaald.
Verder is het hier
betrekkelijk rustig, Geert en Soetkin hebben ruzie en spreken niet meer tegen
elkaar. Stilte voor de storm, want straks hebben die de voorspelbare make up
sex.
Magda maft en melkt koeien in haar slaap, speciaal zicht,
dat Koen duidelijk hilarisch vindt tot ergernis van de chauffeur, want die kan
niet tegen die en ik citeer: Farinelli HIHIgoegoehoehoehahi from that Gheisha
crack whore.
Ja, de chauffeur is terug opgedoken, er kleefde een ooievaar
in zijn haar en er zat een eekhoorn vastgepind op zijn scheenbeen. Beiden
losten pas na een hete douche die ook te heet was voor de chauffeur, maar we
konden niks anders bedenken. I
did not fight in war to be treated like this, schreeuwde hij. Toen zijn
beestjes gelost hadden, zijn we nochtans meteen overgeschakeld op koud water,
maar dat zinde hem ook al niet. Moeilijke mensen die Bosniërs. En een vreemde
gesteldheid, die chauffeur is nu ineens snipverkouden. Waarschijnlijk van drie
dagen in de openlucht te slapen. Allez, dat vermoeden wij toch. Hij is wel
nuchter nu, ook al claimt hij dat het gevaarlijk is om nuchter te rijden langs
de hobbelige Bosnische wegen. Het eten is hier ver klaar, dus ik ga u laten
voor nu. Ik schrijf u liever met pen, maar op deze rimboeveldwegen is dat niet echt
een goed idee.
27 juli 2008
Ik schrijf dit in bed, we zijn nu ingekwartierd bij de
familie Dovrnik, die bestaat uit mama, oma en twee kinderen. Het avondeten was
copieus en we mochten niet van tafel voor alles op was. Spreek mij de komende
tien jaar nooit nog van karnemelk of griesmeelpap en al helemaal niet van
bosbessenlikeur.
Het is hier best gezellig, vooral Magda heeft het hier naar
haar zin, as we speak is ze mee naar de stallen om te helpen bij een koe die
aan het kalven is. Koen is aan het grienen, de aanblik van de kippen op het erf
haalden de herinneringen aan zijn verkoold kippenhok weer boven. Hij heeft van
de oma melk met honing gekregen en slaapt nu eindelijk. De Vietnamezen weigeren
binnen te komen en hebben een tent opgeslagen in de boomgaard. Ze kunnen het
niet verdragen dat ze vandaag hun kookkunsten niet mochten etaleren.
Begrijpelijk natuurlijk.
Geert en Soetkin betrekken de kamer boven ons en afgaande op
de geluiden kan ik melden dat de make up seks een feit is. Proficiat Geert en Soetkin.
De reisleidster is langzaam aan het verworden tot een soort
tam huisdier dat erg bekwaam is als hulpkok en manusje van alles.
Ikzelf ben zeer moe na de dolle voorbije dagen en ik denk
dat ik maar eens vroeg ga slapen, als het koppel hier boven zo goed wil zijn om
niet te veel lawaai te maken. Onze vier medereizigers, waarvan ik de naam dus
niet eens weet, zijn ingekwartierd bij een ander gezin. Onze chauffeur slaapt
op zijn bus en hij heeft een vuurtje aangelegd bij de deur, want hij heeft het
wel gehad met die eekhoorns.
De oma, zie ik hier, is bij Koen in bed gekropen, maar die
ligt vast te slapen en merkt niets. Ok, ik kan niet verder in detail treden
aangaande wat de oma verder zoal doet met niets vermoedende Koen. Hij schijnt
er niets op tegen te hebben, daar in dromenland.
Over een week ben ik terug en dan wil ik u met terug
plezante dingen gaan doen.
Ok, sorry, de oma stopt hier haar valse tanden in, ik ben nu
toch wel een beetje bezorgd, niet dat ik zon beste maatjes ben met Koen, maar
er zijn grenzen.
Ziezo, Koen is schreeuwend wakker geworden na een welgemikt
hoofdkussen van mijn kant en heeft zich verder op eigen kracht ontdaan van het
wellustige oude besje. Mijn goede daad voor vand.. Ja, daar krijg je natuurlijk
heibel mee. De oma heeft het huis bij elkaar geschreeuwd, inclusief de buren.
Tijd om onze slaapkamerdeur te barricaderen. Gelukkig is potige Magda
ondertussen terug om een handje te helpen.
Onze bedden staan nu tegen de deur en we zijn aan het
scrabblen in afwachting dat de bui overwaait. Koen steekt het zelf op zijn
Gheisa kleren, die brengen de mensen op de vreemdste ideeën volgens hem. Ik
kweel all apologies voor hem.
Een sfeervolle avond zoals je kunt horen, terwijl Magda haar
best doet om zonder klinkers een drieletterwoord te maken, hang ik uit het
raam, ik negeer de lynchpartij die zich beneden vormt en ik kijk naar de
sterren. Venus is bijzonder helder vandaag. Ik droom er helemaal bij weg,
softie die ik ben.
28 juli 2008
We worden nog steeds belegerd door de verbolgen Bosniërs, ze
hebben een burgerwacht ingesteld en ze bewaken ons 24 uur op 24 uur. Ze hadden
tijdelijk de Vietnamezen in hechtenis genomen, maar we hebben overtuigend
gedaan alsof dat ons geen zak kon schelen (koste bepaald weinig acteertalent)
en toen lieten ze hen verder maar met rust.
Aan het headbangen op All my life J terwijl we hier voor
de zevende keer vandaag Machiavelli spelen en af en toe een molotovcocktail
ontwijken. Bosniërs zijn overigens zeer slecht in het fabriceren van die
dingen, ze zuipen liever zelf de alcohol uit in plaats van er brandbommen mee
te maken. Zelfs Koen is er al aan gewend geraakt.
De lavabo fungeert hier als toilet en ja, wat privacy
betreft, is dat toch zeker niet je dat. Magda maakt hier anders weinig
problemen van. Volgens mij heeft ze licht nudistische trekjes. Soetkin en Geert
hebben zich ook verschanst op hun kamer. Ze hebben een communicatiegat gemaakt
in het plafond, kwestie van contact te houden. Wat we soms door dat gat te zien
krijgen, zal ik verder niet beschrijven, ze maken vaak ruzie die twee en dan
kan elk voorwerp als wapen dienst doen.
Aan eten geen gebrek, we hadden stuk voor stuk onze zakken
volgepropt met de copieuze maaltijd van gisteren, kwestie van sneller van tafel
te kunnen.
Onze chauffeur steekt geen poot uit om ons te helpen, die
kerel gaat zelfs verbroederen, en staat zelfs mee aan de grill (ja, ze maken
hier een soort volksfeest van de belegering). Ok, t is zijn volk, maar een
klein beetje sympathie had toch gemogen. Als Vadrouille al niet failliet was,
zouden ze van mij een fikse klachtenbrief mogen verwachten.
En zelfs de Vietnamezen staan daar nu in de rij met een
bord! Tsss, vuile overlopers. Daar gaan we straks op de bus nog een hartig
woordje over placeren. We hebben hier collectief onze zin tot verder spelen
verloren, die Bosniërs zijn hun duidelijk aan het bezuipen, het lijkt ons het
uitgelezen moment om hier eens te gaan uitbreken. Maar hoe he?
We gaan daar eens serieus over beraadslagen, t zal met een
list moeten gebeuren.
29 juli 2008
Terug op de bus, dit keer richting Sarajevo. De belegerende
Bosniërs hebben we het nakijken gegeven. Goed, we hebben er een prijs voor
betaald, maar we zijn er door gekomen. Koen zit te schudden en te beven en onze
Vietnamezen we hebben er urenlang tegen staan roepen en tieren over hun gemeen
overloperschap, maar ze verstaan geen woord van wat wij zeggen, dus ik denk dat
ze gewoon genoten hebben van de aandacht kunnen hun pret niet op.
Hoe we dus ontkomen zijn: onder witte onderbroek (dank u
Magda, die draagt toch liever geen slip) zijn we de Bosniërs tegemoet getreden.
Ik als woordvoerder heb gezegd: Koen was aanvankelijk een beetje verrast door
de avances van oma Dovrnik, maar ondertussen moet hij bekennen dat hij ook
gevoelens heeft voor haar. Hij wil zelfs meteen hun kennismaking, euhm,
consumeren.
Oma was door het dolle heen Koen reageerde net iets
bezadigder- en sleurde haar vlam meteen terug naar boven. Van de geluiden die
toen weerklonken over het erf, begonnen alle kinderen spontaan te huilen. Koen
geldt binnen ons gezelschap sindsdien als een held. Wij palmden intussen de
Bosniërs in en manoeuvreerden stelselmatig richting bus.
De chauffeur mopperde, maar we slaagden er uiteindelijk toch
in zijn medewerking te versieren. Met Koen hadden we afgesproken dat we als we op
de bus Cant touch this van MC Hammer vollenbak draaiden, hij weg moest
stormen. Aldus geschiedde ook. Een halfnaakte Koen met handboeien aan waar de
metalen afrastering van het bed nog aanhing, kwam schreeuwend de bus ingevlogen
en weg waren wij. Sindsdien heeft Koen geen woord meer uitgebracht en zijn de
Vietcong niet meer gestopt met lachen. Wij vermoeden dat zij het komisch vinden
dat Koen zijn balzak scheert. Tenzij de ontwikkeling van schaamhaar bij Koen
eenvoudigweg uitgebleven is. Ik zou het hem durven vragen, maar hij spreekt dus
niet meer.
De andere reisgenoten hebben we intussen ook al opgepikt,
maar zij weigeren nog langer met ons opgescheept te zitten en nemen in Sarajevo
de eerste de beste trein richting België, zeggen ze. Wij vinden deze mensen
zon vreselijke zuurpruimen dat we hen straks zonder de minste bagage de bus
uitlazeren. De Vietnamezen zagen vooral een uitbreiding van hun huispersoneel
in deze mensen. Wij waren echter tegen, want we hebben nu al zoveel bekijks met
de reisleidster die zo stilletjes aan een soort wolfmens aan het worden is. Ze
loopt al op handen en voeten nu. Een zwaar geval van Stockholmsyndroom ook,
want ze gromt als je zelfs maar wijst naar één van haar baasjes.
Verder weinig te melden.
We zien hier de buitenwijken van Sarajevo opdoemen in de
verte, tijd om die vier onsympathieke medereizigers een gratis verblijf in de
natuur te bezorgen.
30 juli 2008
Op de markt in Sarajevo: ik wil een vingerhoed kopen in een
stijlvol ontwerp met good girls go to heaven, bad girls go everywhere
ingegraveerd.
Ik: How much
is this?
De verkoper, een vent met een sik tot halverwege zijn borst,
ik moet er ook echt de meest louche typ uitzoeken: 125 euro
Ok, denk ik, afbieden is hier de regel dus: Ill give you 5
euro.
Is from my
uncle, Bebab Gromsovič, very famous toothless scultpor, he live in my street,
120 euro.
10 euro
You crazy!
Me fifteen children, all very hungry. Bebab is blind sculptor, he make these with
no eyes, 115 euro!
Look, 15
euro and thats it.
You
lunatic, sir! Me eighteen children, all of them very sick. Bebab he no hands,
he make these with teeth! You crazy! Where you find thing like that made by
poor blind Bebab!
You said
he doesnt have teeth.
You stupid
foreigner, of course he dont have teeth, he lends teeth from wife.
Very
hygienic.
You stupid
fuck, it IS very hygienic. She not use teeth, they clean, she long dead. We die
of hunger, 100 euro, no less!
20 euro
and thats my last offer.
Sold!
En dat was een vingerhoed kopen op de markt van Sarajevo. De
theatrale pathos krijg je er hier gratis bij.
Ik geniet hier van de sfeer, maar ik tel toch fameus af tot
ik u weer zie en u mijn wedervaren face to face kan vertellen. Met Koen gaat
het trouwens weer ietsje beter, hij begint hoogstens nog overvloedig te transpireren
in de buurt van hoogbejaarde Bosnische vrouwen. Onze geruststellingen ten
spijt.
31 juli 2008
Om te beginnen een sfeerbeeld van Sarajevo:
De vier medereizigers die we uit de bus gewipt hebben zonder
bagage, zijn opgepikt door de eigenaar van een nachtclub. Ze zijn nu
tewerkgesteld als verwennerij voor vaste klanten, ontdekten we gisterenavond
laat. Eentje fungeerde met haar mond als
kom voor dipsaus, een andere hing aan het plafond en fungeerde als kandelaar.
Decadente toestanden hier in Sarajevo.
De vier keken ons aan met een mengeling van wraakzucht en
diepmenselijk lijden in hun ogen, dus hebben we gewoon iets gedronken en dan
zijn we maar weer verder gegaan.
De uitgaansbuurt mag er wezen, je zou hier permanente
oorlogsdreiging verwachten, maar dat is helemaal niet waar, de stadsmensen
hebben het te druk met het aanrichten van bacchanalen. Alles is hier eigenlijk
spotgoedkoop, voor koffie op café betaal je iets van een 30 eurocent. En de
koffie is hier doorgaans beter dan die van thuis. Laat ik mij vertellen, want
ik ben al meer dan een maand afgekickt van koffie.
Soetkin en Geert spreken over trouwen volgens alle
godsdiensten die je hier vindt. Katholiek, Orthodox en Islamitisch. Toen we er
hen op wezen dat je hier vast nog wel meer religies vindt, hebben ze gekozen
voor alleen een orthodoxe mis. Soetkin houdt van horror en de orthodoxe popes
vindt ze er het meest grellig uitzien. Magda vindt het ongepast om te
trouwen voor de kerk als je niet gelovig bent. Ik vroeg of zij soms hindoe was,
omdat die koeien vereren en graag (naakt?) baden in rivieren. Nu is ze zo kwaad
dat ze eigenmachtig schunnige liedjes over mij componeert.
Ach ja, er is ook interessanter nieuws. Onze Vietnamezen
leren de reisleidster balletjes apporteren, kopjes geven en putten graven.
Sinds kort is ze ook terug zindelijk. Spreken heeft ze echter volkomen
verleerd. Koen is enigszins bekomen, zijn angst voor oude vrouwen is omgeslagen
in haat. Hij pootje lapt consequent alle voorbijgangsters die er ouder dan 50
uitzien. Ambiance verzekerd, dat wel. Vooral als het mannen blijken te zijn.
1 augustus 2008
Op naar de volgende stad: Mostar.
Mooie stad. Mensen zijn idioten als ze elkaar aan flarden
schieten om godsdienstige-etnische redenen. Lekker burenvetes uitvechten onder
de schijn van een nationale oorlog. En al even belachelijk is de rol van de VN
in het conflict.
Maar goed, de sfeer in de groep is vandaag niet zo best.
Magda had vanmorgen de tandenborstel van Koen geleend en dat incident moet zo
ongeveer de druppel geweest zijn voor overspannen Koen. Volgens hem is Magda
een onbeschofte, lompe boerin, ik ben een soort papperazzo die niet liever
heeft dan dat er hier dingen scheef lopen om er te kunnen over berichten, Geert
en Soetkin werken op zijn zenuwen met hun haat-liefde verhouding, de Vietnamese
keuken komt zijn strot uit en dat socio-biologisch experiment met de
reisleidster vindt hij regelrecht geschift. Een schande dat we zon barbarij
toelaten, aldus Koen. We hebben hem een kalmeermiddel gegeven. De Vietnamezen
waren razend en beweren dat zij wel degelijk gevarieerd koken, maar dat het hen
soms gewoon aan ingrediënten ontbrak. Ze hoefden die belediging van Koen dus
niet te pikken en stemden voor een dertigdubbele dosis kalmeermiddel voor Koen,
maar na een lange discussie bereikten we een compromis: Koen kreeg een
driedubbele dosis en Ai mag terwijl hij slaapt alle nagels van zijn linkerhand
uittrekken en door zijn volgende maaltijd malen. Sorry, Koen, het was dat of
vergiftiging en je maag laten leegpompen door een artisanale Bosnische dokter.
We blijven maar één dag en nacht in Mostar en dan gaan we
nog de oude kazerne van de Hollandse blauwhelmen in Srebrenica bezoeken. Ik wil
de hoogstaande Hollandse graffiti met eigen ogen aanschouwen.
No teeth?
A mustache?
Smel (sic.) like shit?
Bosnian girl
Je moest geen IQ-testen ondergaan om te dienen in Dutchbat
2 augustus 2008
Probleem: onze chauffeur is er vandoor met de bus en alle
bagage en de twee Vietnamezen, reisleidster inbegrepen. Misschien toch naar
Vietnam? Wie zal het zeggen? Wij denken dat de chauffeur zijn oog heeft laten
vallen op Mai en wil gaan trouwen in de aloude stad Hue.
Ondertussen zijn wij dus gestrand in the middle of nowhere,
beter bekend als Bosnië. Op dit huidige moment zijn we aan het brainstormen
over mogelijke manieren om genoeg geld te verdienen voor de terugreis. We
hebben al de volgende dingen gevonden:
-we leren Bosnisch en schrijven een bestseller (mijn idee en
meteen afgekeurd wegens onpraktisch en onzeker, daarna heb ik anderhalf uur
gemokt, nee, das niet waar, ik wou gewoon het werkwoord mokken eens gebruiken)
-ezeltjes verhuren met gratis gids om de prachtige Bosnische
natuur te verkennen (afgevoerd wegens het niet hebben van ezels, en o wonder,
Koen is bang van ezels)
-stelen in de Match of de Aldi en alles verkopen op de markt
(afgevoerd wegens het hier nog nooit gezien hebben van noch een Match nog een
Aldi)
-ouwe bommas in elkaar kloppen en beroven (idee van Koen,
afgevoerd wegens het niet beschikken over grootkapitaal door de oude bommas in
kwestie, onze eerste twee slachtoffers leverden wel genoeg kluiten op voor een
bescheiden middagmaal)
-clandestien koeien melken en de melk verkopen op de markt
(afgevoerd nadat we een kleine stampede veroorzaakt hadden op een bergweide
waarbij bijna doden vielen en twee fermettes sneuvelden)
Uiteindelijk hebben we besloten tot het oprichten van een
beauty farm, omdat Soetkin nog wel haar beauty case heeft en de vrouwen hier
baarden hebben. We dienen daartoe wel eerst een ander schoonheidsideaal te
lanceren, want de locale mannelijke bevolking maakt geen probleem van
vrouwelijke baarden.
We hebben een show uitgedacht waarbij een jonge prins een
bruid mag kiezen uit een hele schare vrouwen en hij kiest de enige zonder
baard. Aansluitend kunnen de toeschouwers zich laten scheren. Ik ben tegen,
want de show is volstrekt belachelijk, maar de Bosniërs zien er dan weer wel de
humor van in. (op humoristisch vlak zitten ze hier enkele eeuwen achter)
Onze eerste voorstelling is een succes, nog elf keer de
zelfde opbrengst en we hebben genoeg geld voor de terugreis.
3 augustus 2008
Wij zijn lokale bekendheden aan het worden met de volstrekt
idiote show mean mrs moustache, een variatie op de Nirvana song titel mean
mr moustache (wat een aanval zou zijn op de machos -waar Cobain niks moest
van weten- onder de fans van Nirvana)
Gelukkig levert het geld op, we hebben onze treintickets al
op zak, of beter terug op zak. In onze oneindige verstrooidheid hadden we de
tickets in bewaring gegeven bij Koen, toen we op café zaten en iedereen behalve
Koen een plaspauze inlaste. Toen we terugkwamen was Koen omringd door vijf
stoere biker homos in lederen pakken die de tickets niet wilden teruggeven
vooraleer Koen instemde met een ritje op de moto. Tot onze grote opluchting zag
Koen dat wel zitten. Dus na anderhalf uur keerde Koen met een bijzonder zonnige
glimlach terug en konden wij de tickets terug aannemen van een begeleidende
biker die er erg voldaan uitzag.
Op dit moment zitten wij op het station te wachten op de
nachttrein naar München om van daaruit naar België te sporen. In onze hoofden
overlopen wij alle wijsheden die wij hier in Bosnië opgedaan hebben, zoals:
-de Vietnamese keuken is een lekkere
-mensen zijn te bestialiseren in hooguit anderhalve week
-oude bommas hebben ook hun driften
-van al die zever over mijnen in Bosnië is niks waar
-Bosnische chauffeurs zijn hoogst onsympathiek
-Bosnië zit op humorvlak ergens in de middeleeuwen
-op inleefreizen leer je minder bij dan je zou denken (al
kan dat aan de bestemming liggen)
-reisleidsters zijn eigenlijk geheel overbodig
Maar goed, gooi de koelkast vol cider, bel iedereen op voor
een feestje, spuit parfum in uw hals en achter uw oor, dek de tafel, zet luide
muziek op, verwittig de buren, kook spaghetti en hou u gereed voor een pletwalsknuffel,
want
Gelezen in de metro: dit immer vrolijke stripduo krijgt
nieuwe avonturen van een wel heel speciaal karakter voorgeschoteld. Of we
eindelijk te weten komen of Suske wel eens in de broek van Wiske foefelt, valt
te betwijfelen. De geestelijke vaders zijn wel in voor een experimentje af en
toe, maar het publiek is eerder van het reactionaire type. Zo kreeg Wiske een
tijd lang een meer gevulde boezem aangemeten en een zogenaamd hetere look, maar
die airbags gingen niet lang mee. Lectuur van Suske en Wiske blijft daardoor
perfect mogelijk zonder doos Kleenex bij de hand. De favoriete one-night stands
van de stripfanaat blijven Kris van Valnor, de dochter van Kiekeboe of
eventueel Rosse Zita uit Bakelandt.
Maar een oerdegelijke Vlaamse strip kan draaien zónder
pikante kruiden. Dankzij hun nieuwe opdracht hebben Sus en Wis wellicht al
helemaal geen tijd meer voor beddelijke activiteiten. Zij staan voor een
welhaast onmogelijk opdracht en binden de strijd aan met de kwade krachten die onterecht
van het beroepssecundair een schandvlek der maatschappij maken. Daarvoor reizen
zij naar Heldenland, al waar menige stielenman hen opwacht om de schoonheid en
de eer van hun ambacht te bewijzen.
Wij betwijfelen niet dat onze papieren vriendjes dit ook al
weer tot een goed einde zullen brengen, misschien voor de verandering zelfs zonder
hulp van Deus ex machina, Jerom of een tijdmachine. Binnenkort zal geen enkele
ouder zich nog schamen voor een zoon of dochter die voor een beroepsrichting
opteert. Gedaan met het watervalsysteem, niet langer zullen onze prille pubers
om prestigeredenen beginnen in de Latijnse om te eindigen in een riool met lasbouten,
snijtafels en kookpotten. Leraars zullen staan springen om deze vergeten en
vroeger bij voorbaat afgeschreven jeugd te mogen onderwijzen. Geen enkele fiere
moeder die zichzelf en de buren met sussende stem moet overtuigen dat het
allerbelangrijkste toch is dat ze het graag doen. Alleen hopen
dat onze migranten Spetter Sus en Eierkop Wis evenzeer in hun harten gesloten
hebben. Zodat zij voortaan ook met geheven hoofd en rechte rug de schoolpoort kunnen
openzwaaien.
Als dit project succesvol afgesloten is, kunnen we Buck
Danny engageren om het blazoen van het Belgisch leger op te poetsen, de
tweeling Annemie en Rozemieke uit Jommeke om te sensibiliseren rond in-vitrofertilisatie,
Nero om wafels te promoten voor toeristenverbruik en de Blauwbloezen om te
waarschuwen voor de gevaren van communautaire spanningen, al kunnen daarbij ook
sommige albums van Asterix en De Smurfen dienen. Guust Flater kunnen we dan
inzetten om een doorsnee dag uit het leven van een Belgisch politicus dichter
bij de mensen te brengen.
Jij, karakteristieke denkhutsepot, parels op youtube en bloggers/egomanen
Maryam de Leeuw, jij blokt en ik
schrijf, tien centimeter van elkaar verwijderd aan de zelfde bureau. Je vraagt
mij om op youtube alle stukjes met the Joker uit the Dark Knight op te zetten,
want je vindt de schrapende stem van Ledger in topvorm aangenaam als
achtergrondmuziek. Als die stukjes uitgeput zijn, wil je liever de begintune
van de serie Rome.
Verdient ondertussen geen
aanbeveling: status updates van BVs en BNs volgen. Ook relatieve beroemdheden
zijn geeuwerig doorsnee van opvattingen. Het versteende, zure gezicht van vermeend
maar niet werkelijk- misantroop, Gerrit
Komrij. Rolf, een Aalstenaar die toch altijd scherper uit de hoek komt. Soort
geografisch geboorterecht. Serviërs zouden van nature ook vuiler en snediger gebekt
zijn dan de rest van de Balkan. Een compliment dat kan tellen in die regio.
Op youtube jagen naar ander
begeleidend blokentertainment.
Om direct een opstoot van intense
levenshonger van te krijgen.
Ik kijk naast mij en ik vraag me
af of er ooit iemand met zon blik naar een vrouw gekeken heeft. Alle gedachten
liggen eindelijk even volledig stil als ik zie hoe je oranje shirt, je
nachtzwarte krullen en verraderlijk sexy huidskleur prachtig combineren. Je
gezicht dat er altijd zorgvuldig geschminkt uit ziet, terwijl je zelden of
nooit make-up gebruikt. Passioneel volle ogen, blinkende levenskracht. Ideaal zandloperfiguur,
Perzische heupen die je meteen onderscheiden van de Vlaamse kaars - of
appelmodellen. Je natuurlijke parfum, een lentedag op het strand. Nergens een
spatje slechtheid in jouw wezen. Bewezen in je enthousiasme voor alles wat
menselijk is, de schoonheid van kunst en je spontane aanvoelen van bijna let wel
bijna- religieuze proporties van kunstuitingen.
Voor je krullen, je perfect
geproportioneerde lichaam, uitdagend roodgelakte nagels en fijne handen en
voeten ben ik gevallen, maar ik blijf voor je ruimdenkendheid, je onvermogen om
in die overbekende hokjes te denken, je oprecht beleefde interesses, aangeboren
Perzische vrouwentrots, je light-versie van praktisch ingestelde bazigheid. Er
verstrijkt zelden een uur zonder dat je iets doet dat jou geheel uniek maakt.
Van de manier waarop je dobbelstenen gooit (of toch doet als of), de manier
waarop je de vaat doet, je vreugdedansjes, de intensiteit en leergierigheid
waarmee je indrukken van alle slag verwerkt, helemaal gebeten om te weten, voor
de juiste redenen, niet om achteraf met feitenkennis te pronken.
Ik, blogger/egomaan vergeet even
mezelf als ik de lijnen van je Perzische lichaam volg, de schittering in je
ogen vang als je een film ziet die je kan bekoren. Verstomd door de pracht van
een onversneden, intelligente, hedendaagse jonge vrouw, onderweg naar
zelfkennis en wijsheid, genietend van elke nieuwe indruk en elke nieuwe toets
op haar smaakpallet, omdat ze de kracht van eerlijke, kinderlijke verwondering
nooit verloren heeft.
Een dag met jou, altijd een reis.
En ik tril inwendig van nieuwsgierige spanning voor wat de toekomst brengt, met
een reisgenoot die haar ziel zo fris heeft weten houden.
Mijn zolderkamer/kluizenaarshol. Dik acht jaar geleden. Collega-rampstudent
en aanmodderaar, Ruben, merkt op dat ik mij graag omring met boeken. Ik voel
mij aangevallen en strijk langs de exemplaren die ik wel degelijk gelezen heb.
Citaat dat door mijn kop schiet: Zelfs een bibliofiel leest al eens een boek.
Acht jaar later nog steeds omringd door paperbacks.
Treintickets als bladwijzers. Hoeveel ruggen kan ik als gelezen markeren? The Bell Jar van Plath, 1 pagina ver. Lord of the flies, nog 30 paginas te gaan
en met lange tanden. Ljod van Sorokin
bijna herlezen. Les Bienviellantes, 5
procent gevorderd. Lorage rompu van
Harpman, Café De Raaf, nog steeds
gesloten, J.M.H Berckmans en Loscuadernos de don Rigoberto, van Maria
Vargas Llosa met de woordenboek er bij, toch al zeker twee zinnen.
Er worden nog steeds meer boeken gekocht dan gelezen. De top
tien van best verkochte ongelezen boeken. Mein
Kampf? Het verdriet van België? Oorlog en Vrede? Het oeuvre van zo wat elke
Nobelprijswinnaar? Lezen, wat bereik je ook
er mee? Op de trein naar de kantoorgoelag zien de mensen met een boek op schoot
er net zo saai uit als de rest.
Zoveel vergeelde boeken opgescharreld en ik kan maar vier of
vijf fictiewerken noemen die ik echt goed vond. Ofwel ligt het aan mijn leeslijst, ofwel lees
ik gewoon niet graag. Niet verrassend voor een schrijver.
Boelie
PS
Leeslijst voor de komende 10 à 75 jaar:
Acker,
Blood and Guts in High School
Adams, Het transgalactische liftershandboek
Agejev, flirt met cocaïne
Amis, Lucky Jim
Anoniem, de verhalen van 1001 nacht
Arion,
Dubbelspel
Auster,
Moon palace
Ballard,
Crash
Barbusse, de hel
Barbusse, het vuur
Barth,
Giles het geitenjong
Bartol,
Alamut
Bataille,
de abt C
Beckett,
Malone sterft
Bellow,
Humboldts nalatenschap
Bevin
Alexander, how the south could have won
Biesheuvel, in de bovenkooi
Bolano, De woeste zoekers
Borderwijk, Bint
Borges, Labyrinten
Borowski, hierheen naar de gaskamer, dames en heren
Brautigan, Willard en zijn bowlingbekers
Breton, Nadja
Broch, de schuldelozen
Broch, de dood van Vergillius
Brontë, Woeste hoogten
Bulgakov, de meester en margarita
Calvino, Het kasteel van de kruisende levenspaden
Canetti, het martyrium
Capek, oorlog met de salamanders
Capote, ontbijt bij Tiffany
Carmiggelt, Kroeglopen
Carrol,
Alice in spiegelland
Carroll,
Alice in wonderland
Cervantes,
Don Quichot
Chestnut,
A diary from Dixie
Cioran, op het toppunt van wanhoop
Cocteau, Gruwelijk kinderspel
De Winter, Hoffmans honger
Desani, alles over h. Hatterr
Diderot, Jacques de fatalist en zijn meester
Drakulic, Alsof ik er niet ben
Ellis,
American Psycho
Eugenides,
The Virgin Suicides
Fanu,
Groene thee
Faulks,
Birdsong
Flaubert,
Madame Bovary
Foer,
Everything is illuminated
Gary, de belofte van de dageraad
Gibson, Neuromancer
Golding, heer der vliegen
Gracq, de kust van de Syrten
Grass, de blikken trommel
Grass, hondenjaren
Haddon,
The curious incident of the dog in the night-time
Hartley, de liefdesbode
Head, Een kwestie van macht
Heinlein, vreemdeling in een vreemd land
Heller, Catch-22
Hemingway, En de zon gaat op
Herr, Verslagen uit Vietnam
Highsmith, Ripley een man van talent
Hodgson, de drempel van de oneindigheid
Hollinghurst,
The swimming-pool diary
Houellebecq,
Elementaire deeltjes
Houellebecq, Platform: midden in de wereld
Hrabal, Zwaarbewaakte treinen
Huxley, Chromaatgeel
Irving,
The Cider House Rules
Jerofejev, moskou op sterk water
Joyce, een portret van de kunstenaar als joongeman
Jünger,
oorlogsroes
Kennedy,
Looking for the possible dance
Kerouac, Onderweg
Kis, tuin, as
Kotzwinkle, Laat maar waaien
Kundera, de ondraaglijke lichtheid van het bestaan
Laforet, nada
Lagerkvist, barabbas,
Lawrence, de regenboog
Lawrence, Lady Chatterleys minnaar
Lawrence, liefde en vrouwen
Lawrence,
zonen en minnaars
Leavitt,
Lost language of cranes
Lee, Cider met Rosie
Levi, is dit een mens
Lewis, Monica
Linna, de onbekende soldaat
Lovecraft, Op de toppen van waanzin
Mazzantini, Ga niet weg
Moore, Anagrams
Moravia, de ongehoorzaamheid
Moravia, de verachting
Multatuli, Max Havelaar
Murakami, Bijna doorschijnend blauw
Murakami, Kafka op het strand
Murdoch, een afgehouwen hoofd
Murdoch, onder het net
Murnane, Inland
Musil, de jonge Törless
Obrien, tegengif
OConnor, Alle dingen die opwaarts gaan komen ergens samen
Papieren asteroïde van 17 op 7,5 cm, valt elke ochtend, paf op mijn kop
Mijn neuronenbanen, soort snelwegen met kruispunten, waar de
alle verkeerslichten doffice op groen staan. Doffice, een uitdrukking die
sinds kort en vogue is. Hoe gaat een bohémien van de gedachten, met denken en
dromen als kardinale geneugte, om met een plek op de arbeidsmarkt en een job
die toch enige concentratie vergt?
PC aanzetten en brokken van mentale telexen snel typen in
een mail naar een klant, die je niet verzendt. Het getypte bundelen tot een
bijna samenhangend geheel in een pauze. In de refter tellen hoeveel woorden er
in een stukje van Camps&Dewulf staan, omdat je eigen stukken:
a) zelden
over 1 duidelijk thema gaan
b) door
de lengte al snel lezen als een soort obstinaat pamflet om je eigen mening op
te dringen aan de lezer
c) veel
zeggen met weinig woorden dé uitdaging is
Altijd frustraties opbergen en niet opzij kijken. Olympische
lopers draaien hun blik ook niet naar wie naast hen loopt. Geduld hebben. Je
niet laten verzengen door je ambities, klinkt de raad van een geboren
psychiater. Gutta cavat lapidem non vi, sed saepe cadendo. Meer druppels laten
vallen. Je concentreren op hun val en hun kleine impact, druppel na druppel.
Tot je eindelijk kan pootjebaden in de holte van je begeerde
steen.
De druppels die Camps&Dewulf nodig hadden, je hebt meer
dan een namiddagje nodig om ze te tellen.
Fiets zwieren op dumpparking, doorstappen, Metro meegraaien,
geen tijd om De Morgen te steunen. Gratis nieuws, prachtig initiatief, ideale
reisgezel in een leeszaal op wielen. In gedachten hebben we allemaal ons
privé-rijtuig. Enkel de kaartjesknipper heeft een tong. Lezen over nieuwste
producties van geeuwwood. Hancock met Will Smith. Leuk concept gelyncht door
vaste formule. Luchtig verstrooiend begonnen is moraliserend uitgesponnen. In
het mekka van de blockbusters krijg je pas een verblijfsvergunning op vertoon
van een doctoraat in behoudsgezindheid. Graafwerken in een wierrookinterviewtje
met Ramsey Nasr, op zoek naar de skeleton key voor literair succes en andere
lucratief entertainmentszwoegen. De laatste minuten vlak voor jouw halte
koesteren en dan fiets nummer twee opsnorren om met herbevroren ijspiekneus
richting vergetelheid te razen. Een minuut te laat is een kwartier langer
blijven van artificiële interesse, kunstmatige urgentie en clandestiene
schrijfmomenten. Een vroegrijp lentegevoel springt bij als mentale serre om
dromen in bloei te houden.
Het is kwart voor vijf 's ochtends en jij slaapt nu. Ik weet
niet hoe hysterisch je moeder je deze avond ontvangen heeft, nadat ik met je
mee wandelde naar de bushalte. We liepen samen onder een paraplu en maakten
'ruzie' over de correcte uitspraak van het woord 'chariot'.
Ik vroeg me luidop af of dat woord soms een Perzische
oorsprong had, omdat het woord voor wiel er op gelijkt. Sinds ik jou ken, ben
ik nogal Farsi-minded. Hoe kan ik jou ooit echt snappen als ik je hartstaal
niet leer spreken?
Ik liep traag langs jouw zijde, ik die anders net niet door
de straten sprint. Naast jou kom ik tot rust, elke dag weet ik zekerder dat
mijn plek als man bij jou is. Alleen ziet je moeder dat niet in. Of nee, ze
ziet het juist heel goed in. Dat maakt haar zo bang, dat zelfs je broer van
twaalf kanttekeningen plaats bij haar paniekreactie.
Ze is jaloers en benijdt haar eigen dochter, omdat er iemand
is die haar behandelt zoals je het misschien alleen in films ziet. Of ben ik
dan te lief voor mezelf? Ik kijk naar jou zoals die golden boys van het scherm
dat doen, alleen ik ben geen golden boy, ik ben een leraar-in-opleiding die
zijn lesvoorbereidingen verwaarloost. Maar ik kies voor je en dat is niet
gespeeld.
Je duikt op, onverwacht en we eigenen ons een kwartier toe,
een kwartier alleen in een bad van onze eigen spirituele honing. Smaakt zoeter
elke keer. We liggen opgekruld in de zetel, mijn hoofd op je borst, ik word
echt gek van je parfum. Altijd die bange blikken op de klok, ze maken de
momenten tussenin, ongrijpbare dimensies waartoe enkel wij het paswoord hebben.
Ik ben niet geschikt voor jou, zegt zij en ik mag zelfs je
broer en zus niet leren kennen. Stel je voor dat ik zonder jongverliefde bril
nog steeds best een aardig mens ben. Nee, stel je voor dat ik het voor je ben.
Niet onmogelijk, want je straalt het toch al uit, zegt ook de buurvrouw.
Op vijfhonderd meter van de bushalte nemen we afscheid, ja,
je pa reist ook met de bus. Je neemt mijn gezicht in je beide heerlijke handen
en sleurt me naar je toe. Als je iets wil, dan neem je het ook. Daar houd ik zo
van. Ik zeg dat ik het leuk vond jou te zien en je knikt heel hevig terwijl je
achterwaarts naar je bus toe rent.
Ik keer terug op mijn passen en spits mijn oren. Maar nee,
er is geen regisseur die 'cut' roept, dit is echt. Een op maat gesneden
romantische komedie. Tragedie? Nee, daar zijn we samen te sterk voor.
Langs het water loop ik onder een stokkend regenoffensief.
Als vanzelf switchen mijn hersenen, nu gedrenkt in dopamines dankzij jou, tussen
al die scènes, waarvan er elke dag mooiere bij komen.
Jij die naast me ligt en kort en krachtig 'nog' zegt,
telkens ik je kus. Jij die half schertsend, half gemeend, vermanend vraagt:
'Wie heeft gezegd dat je mocht stoppen?', als ik even ophoud jou fijn te
knijpen. Jij die een appel voor me schilt, me een stuk overhandigt en bezorgd
zegt: 'Pas op, want het klokhuis zit er nog in'.
Wij samen op een badhanddoek en jongens op de grens tussen
adolescentie en volwassenheid die rakelings frisbees over onze hoofden laten
suizen. Op je middelbare school vingen ze die eleganter op.
Jij die me plots heel serieus in de ogen kijkt en mij doet
beloven altijd zo open en eerlijk te communiceren. Ik bevestig, alles wat ik te
geven heb, geef ik. De opluchting geeft de vlinders in je buik weer brandstof
en je dwingt mij om even te zondigen tegen mijn dieet en stopt een stuk cake in
mijn hand.
Ik zeg: 'Straks kom je thuis en zeg je aan je moeder: ma je
had gelijk, het is een verwijfde afwasnicht die godbetert op zijn lijn let'. Je
lacht en voelt aan je wangen, straks doen ze weer pijn. Zolang ze pijn doen van
het lachen, zit het wel goed zo, dacht ik.
'Niet aan je ouders zeggen.', zeg ik gespeeld doodsbang.
'Als ze het te weten komen van je wangen, denken ze dat ik je mishandel. Dan
verschijnt er binnen de kortste keren een brandstapel voor mijn deur.' Ik kijk
je aan met paniekerig verwijde ogen en je kust mij spontaan en noemt mij jouw
zot zeverkonijn. Mijn ware indianennaam. Ik heb er een kwarteeuw op gewacht.
Jij en ik, we moeten gemeen front vormen en niet eindigen
als een moderne versie van Romeo en Juliet. Bestaat dat stuk in Perzische
vertaling? We liggen hoog en droog in bed en de klok is te ver weg om onze
aandacht op te eisen. 't Is gek en misschien ben ik een verliefde idioot, maar
ik voel instinctief aan waar jij nood aan hebt.
Jij met je zwarte bloesje dat je zo vreselijk beeldig staat
en oorbellen in de vorm van trossen druiven. Je maakt ze los en zegt: 'Een
teken van vruchtbaarheid, wist je dat niet?' Ik zucht en verbaas mezelf, zo
mooi vind ik je, met die gitzwarte krullen en die gedrevenheid die je ogen
altijd zo intens fel doet oplichten. 'Zo dringend aan kinderen toe?', vraag ik
plagend. 'Laat het uit', reageer jij bliksemsnel, 'kinderen en het is uit met
studeren. Nee, bedankt, later, nu nog niet.'
Ik trek je terug op mij en onze benen vlechten zich tot een
knoop, ik kus voor de honderdste keer je zachte hals -ja, die keer in het park,
zei je dat ik dat te weinig deed- en snuif tussen je haren de geur van liefde
op.
Uiterlijk lijk je onbewogen, gelukkig ken ik jou beter.
Alles gaat vanzelf en onze band, toch al zo sterk, vormt een nieuw laagje.
Pantser tegen die verbiedende elementen die de elasticiteit van onze
verbintenis vergeefs tot voorbij breekpunt willen rekken. 'Externe druk zorgt
voor interne cohesie', hoor ik mijn geschiedenisleraar nog zeggen.
Ik weet toch dat ik bij jou hoor. Ik zie het in de manier
waarop je niet mijn hand, maar mijn hele arm tegen je buik drukt als we over
straat lopen. Ik merk het aan de manier waarop je aan je vrienden toont: kijk,
deze is van mij, helemaal van mij. Ik lees het in de toon van je berichten, die
eerlijke keuze voor waar ik voor sta.
We praten en we lachen, eigenlijk om niets, totdat we gelijktijdig
stil vallen en heel ernstig bevestigen dat dit, jij en ik, iets heel kostbaars
is.
Pleidooi van een paar kousen in verschillende kleuren
To never stray from the path of the great big it
We lezen
ongeveer allemaal het zelfde. Er is veel media, maar toch ook niet zó veel
media. Berichtgeving verschilt niet zo geweldig veel van krant tot krant. s
Morgens eten we granen, misschien in een ander vormpje, maar toch. We horen de
zelfde platen en we schatten de prestigewaarde van functies, handelingen,
aankopen en dingen vrij gelijkaardig in. Zelfs als we denken dat we uit de band
springen, zijn er x dozijn mensen die net hetzelfde doen en denken.
Graag
hebben we het gevoel dat we anders zijn met een eigen uniciteit en daar kleden
we ons naar. Maar een alien merkt vast weinig verschil, een broek is een broek,
of ze nu knalgeel katoen is, of grijs velours. Maar wij lezen er dingen in.
Hetzelfde met dreadlocks of een stijf gazon kortgeknipte haren.
Kanariegeel
associëren we zelden met een kantoorslaaf. Dreadlocks ruikt naar alternatief.
Alternatief: een verzamelwoord, een buzz woord, maar voor wat eigenlijk? Mensen
met een eigen mening? Jongeren die niet willen werken? Muziekfanaten die
rommelige, minder gestroomlijnde fantasietjes verkiezen boven tot in den treure
herhaalde hits tussen de reclameblokken door? Of gewoon een jong meisje dat
door de schoolgangen wiegt met aan haar voeten kousen in contrasterende
kleuren?
Wat
is het belang van zon paar kousen in twee verschillende kleuren? Misschien een
manier om te zeggen dat je voor jezelf denkt. Aude sapere. Durven weten, maar
waarvoor?
Tijdschriften
overspoelen ons met lekkere bekkende quotes van nobelprijswinnaars en literaire
giganten, we kunnen ons vergapen aan documentaries over wantoestanden in
Roemeense weeshuizen of reportages over verborgen armoede in eigen stad,
internet bedient ons op onze wenken als we iets willen weten, eender wat, zonder
extra fooi.
En wat
doen we met al die kennis?
We staan
nog steeds stokstijf in de bus, alsof we allemaal stomme bomen of
telegraafpalen zijn. Onze ogen vestigen we ergens op een punt in het niets,
alsof we drugsdealers zijn die zichzelf onzichtbaar willen maken voor een
waakzame douane. Als onze koffiekoek bij het ontbijt net iets te droog uitvalt
blijven we klagen en onze middenvinger blijft net zo flexibel in het verkeer.
We blijven jaloers als kennissen het beter doen in het leven, of als we alleszins
dat gevoel hebben. Het beter doen, het maken. Wat gaat er schuil onder dat
piepkleine levensgrote woordje?
Geld
binnen rijven, een tweede en een derde huis kopen, een dubbele oprit aanleggen,
drie kinderen klaarstomen voor de universiteit, maar hun gedachten niet kennen?
Je moet ze van de muziekschool naar de tennisclub racen, onderweg is er weinig
tijd om te vragen hoe zij de wereld zien of hen uit te leggen waarom er weinig
tennisclubs zijn in Gaza, Mogadishu of Goma. Of pas ontdekken dat een groene appel,
een stuk droog brood of ook een glas water smaak heeft, als we te horen krijgen
dat we kanker hebben, is dat het?
En dan
slaan we tilt, en dan gooien we het roer om, en zien we opeens de wegwijzers
die wegleiden van het grote het. Worden we allemaal pas schreeuwend wakker op
ons sterfbed? Een heel leven lang willen we geen seconde tijd verspillen,
zelfontplooiing als nieuwe religie. We lopen zo hard en trappen op onze eigen
hielen. Gecharmeerd en betoverd door subtiel subversieve films als American Beauty
of Fight Club, stappen we de volgende dag braaf terug in onze tredmolen. Vrij
van geest ben je niet omdat je in een democratische samenleving woont, vrij ben
je als je de ballen hebt om die vrijheid te nemen. Te luisteren naar die stem
uit je kindertijd, toen je dromen nog fris en ongeschonden waren en om nooit te
buigen voor minder dan dat. Niet blind achter geld of een titel aan te crossen,
zoals een hondje dat een voorbij vlammende auto wil grijpen, zonder
logica.Terug kunnen kijken op een leven, zonder dat je acuut beseft dat je meer
tijd had moeten doorbrengen met je partner of met je kinderen, dat je toch
gitaarlessen had moeten nemen, had moeten vertrekken op die droomreis of, wie
weet, een commune had moet stichten, ook al hadden de buren je scheef
aangekeken.
Dat is
een het waar ik kan in geloven. Een bestaan uitbouwen wars van sociale
dwangbuizen. Niet leven onder het gewicht van een loodzware maliënkolder als
broze bescherming tegen imaginaire hinderlagen.
Durf te
dromen en bevrijd jezelf fluisteren de kousen van het meisje.