De beginjarenIn het jaar 1898, beklommen de leerlingen van retorische dichtkunst van het Saint-Servais college, de heuvel van Cointe, hun lessen met moeite volmaakt, om helemaal op te gaan in hun favoriete sport : het voetbal. Sommige droomden ervan een echte ster te worden, andere beleefden aangename uren door een slecht opgeblazen bal in doel te trappen.
De Skill van Luik Een oude boom, aan de ingang van het terrein van Cointe, was getuige van de eerste beslissingen die de oorsprong/roots van het Luikse voetbal zouden gaan leggen. In zijn schaduw, verenigden verscheidene spelers zich om een club te stichten die ze doopten tot Standard ter ere van Standard Parijs, toen onoverwinnelijk. Het zou echter niet veel gescheeld hebben of we zouden vandaag de verdiensten van Skill van Luik bewierroken. Goedlachs kozen de leerlingen de vrolijke kleuren, die stonden voor vertrouwen en doorzettingsvermogen : het rood en wit. Joseph Debatty werd als president verkozen, M. Lepère als vice-president, terwijl de gebroeders Offergeld verantwoordelijk waren voor het secretariaat en de financiën . Ze schaften een bal aan voor de aanzienlijke som van 5 Belgische frank. In die eerste jaren, en in tegenstelling tot de dag van vandaag, bestond het bestuur zo goed als volledig uit spelers van de club.
Standard- FC. Luik : De « Oorlog »
toen al
Behalve de directeur van Saint-Servais, die nauwelijks dat nadelige tijdverdrijf apprecieerde, was er ook de secretaris van FC Luik die geen goed oog had in deze verdeeldheid op het college. Een onverzettelijke haat was ontsprongen tussen de twee buren. Standard sloot zich aan bij de Belgische Bond van Sportvereniging Atletiek (het latere KBVB) en installeerde op de velodroom van Boverie een betoverende sporttempel. De jonge middelbare scholieren ontdekten het geluk van douches, eigen kleedkamers en van tribunes. Wanneer ze even de bal lieten liggen, dan was vooral baden in de Maas, roeisport en fietsen hetgeen dat hun plezier verschafte.
De eerste officiële competities Het kampioenschap van de eerste divisie speelde zich af in twee reeksen (Een nationale en één Provinciale reeks). De competitie verdeelde zich vervolgens in vier regionale tweede divisies. In 1902-1903, speelde Standard zijn eerste officiële seizoen bij de junioren, een klasse/groep die leden ontving die nog nooit in twee eerste divisies waren uitgekomen, en die dus geen uitstaans heeft met de huidige definitie van "juniores". Het seizoen daarop, sloot het zich aan bij de tweede, Provinciale, divisie.
Standard verhuist... Op een ochtend in het jaar 1904 besloot de overheid over de oprichting van het Paleis van Schone Kunsten in Luik. Dit gebouw zou het juweeltje van de expositie in 1906 moeten worden. Als ligging koos men de velden waarop de Rouches speelden. Het wonderlijke stadion van Standard verdween onder de houweelslagen. Het enthousiasme van de clubleden redde de club echter van de ondergang. Het koos als nieuwe thuisbasis een terrein in Grivegnée, dat plaats had geboden aan een cokesoven.
En nogmaals bemoeide FC Luik zich onder de formulering van de president van het provinciaal comité, eveneens lid van FC Luik en verslaggever van La Vie Sportive onder de schuilnaam van P. Nalty : aanleiding waren de stukken glas en staal die verspreid lagen over het terrein. Louis Leroy, secretaris van Standard, reageerde hevig : Ik moet toegeven dat, tengevolge van de vorst, ons terrein moeilijk te bespelen was. FC Luik heeft het recht niet te klagen, evenzeer als mezelf. Ik heb voor de match nog aan P. Nalty gevraagd of hij de partij wenste te verplaatsen. Ik heb daarop een weigerend antwoord gekregen. Meer zelfs, hij eiste dat de match plaatsvond aangezien hij niet wou dat ze zo zei hij zich voor niks hadden verplaatst. Misschien hoopte hij ons even in te pakken. Ik stel gewoon vast dat hij het moeilijk te verwerken heeft en dat de bitter toegediende pil ( 7-0 ) hem nog zwaar op de maag ligt. Wat die brokstukken betreft, waar heeft hij dat allemaal in godsnaam gevonden? Het voetbal heeft duidelijk verkeerde invloeden op die heren opdat ze dingen zien die er niet zijn.
Standard op Sclessin Een belangrijker drama dan het tegenstribbelen van Luik was echter een bal verliezen. Langs het terrein stroomde een rivier, en de harde kanonschoten van Bougnet zorgden voor problemen. Zijn schoten lieten zijn medespelers huiveren en verplichtte hun meermaals de Ourthe in te duiken, om hun kostbare bal te behouden. Grivegnée als stadion bood echter amper comfort : de kleedkamers lagen tweehonderd meter van het terrein. In 1909 zou de club opnieuw naar een nieuwe thuisbasis op zoek moeten gaan. De eigenaar besloot toen namelijk om zijn terrein terug op te eisen voor eigen gebruik. Een nieuwe stek werd gevonden in Sclessin. Met glimlach, de club steeg juist naar eerste divisie, pakten de voetballers snel hun biezen naar het terrein naast de Maas. De verhuizing vond plaats met de kruiwagen, moeizaam, maar met de glimlach op het gezicht want Standard stond op het punt de eerste divisie te betreden, waar het verbleef tot 1913. De gebroeders Deprez hadden een stuk van hun weiland gehuurd aan Standard voor 300 bef. per jaar. Ze plaatsten gratis het materiaal van de club in hun schuur en dienden met plezier eten op aan de uitgehongerde kinderen.
De Wereldoorlog
In 1913-1914 tuimelde de club naar tweede divisie. Een pijnlijke degradatie die Standard nooit meer zou meemaken. De sportieve degradatie werd gevolgd door de Eerste Wereldoorlog. Om de communicatie tussen spelers, bestuur en supporters in tact te houden, startten enkele bestuursleden met een krant, Les Annonces, de enige manier om de vereniging van Standard, in die periode van kwelling, te behouden. De Eerste Wereldoorlog brak de groei van het voetbal zeker niet af: na de bevrijding, ondanks het spijtige overlijden van twintig van zijn spelers, kon Standard vier ploegen opstellen.
De moeilijkheden met de uitrusting en de crisis ontmoedigde de jeugd zeker niet. Louis Leroy, spelersecretaris, was verslaggever geworden van « La Vie Sportive » onder de schuilnaam van Danillo en secretaris van het gewestelijk comité. Ondersteund door de voorzitters Léon Herzet, daarna Maurice Dufrasne, breidde hij de vestiging van Standard uit. Ze beschikten nu over een kleine tribune, een bar en comfortabele kleedkamers.
Vervolg >>
|
Het hooliganisme(
.toen al
)In 1920 was het met de komst van Léon Delsupexhe, penningmeester en daarna afgevaardigd beheerder in 1928, dat Standard definitief de weg naar eerste divisie zou terugvinden. Deze persoon verhefte FC Luik niet meer tot bevoorrechte vijand van de andere - vooral Vlaamse - eerste divisie clubs, maar wel Standard. KV Mechelen, bijvoorbeeld, voelde zich bedrogen door de promotie van een nieuwe Luikse club in eerste nationale en die dan nog het lef had te gaaan winnen in Mechelen. Iets wat de Mechelse supporters moeilijk konden verkropppen en tijdens de onderlingen partij werd het veld bestormd. De lokale kanunik beloofde dat Standard de daaropvolgende week in Leuven gestraft zouden worden door een nederlaag. En zo gebeurde het dat de ploeg, met haar supporters, onder hevige politiebegeleiding begeleid worden van en naar de trein die hen terug richting Luik voerde.
De eerste trainer, de eerste en de eerste loges. De onvoorziene gebeurtenissen waren talrijk. Standard telde 2 vedetten: Pirlot et Gillis. Deze laatste was afgedankt na ernstige voorvallen bij Racing Gent. Standard werd gestraft omdat het geweigerd had zich te verplaatsten naar Daring. Het moest verschillende wedstrijden met gesloten loketten spelen maar de schatkistbewaarder van de club corrigeerde terug de financiën. Het kon zich zelfs de diensten van een eerste trainer veroorloven, de Brit Percy Hartley, voor een som van 12.000 bef. per jaar. In 1923 creëerde men zelfs de coöperatieve vereniging Standard Club Luik. Dertien personen vormden de vereniging door zich op 1484 aandelen in te schrijven voor een totaal bedrag van 29680 bef. 573 ondertekenaars verschenen op het appel van Standard. De aandelen kosten 100 bef. Door een rechtspersoonlijkheid te worden, kon de club het terrein van Sclessin kopen, op welke de eerste installaties gebouwd werden. Het kocht twee hectare extra bij en bereikte een capaciteit van 3500 plaatsen. De prijzen van zo een plekje? Rondom 5 bef. tot 15 bef. voor een loge met zetel..toen reeds al.
Vervolg >>
 | |
|
De jaren dertigDe premies In 1935-1936 werd Standard voor de derde keer vice-kampioen. Sedert verscheidene jaren trokken de beste spelers wedstrijdpremies. De bestuurders van Standard waren bij de eerste een geschikte loonschaal op te stellen om elke onenigheid te vermijden. Drie soorten spelers werden betaald diegenene die in eerste klasse actief waren, de reserven en de junioren (niet te vergelijken met de huidige junioren). De premies bij een overwinning gingen van 65 bef. tot 300 bef. Bij een gelijkspel schommelden ze tussen 45 en 200bef. Verlies leverde dan weer maar 25 tot 100 bef. op. Een afwezigheid op training werd gesanctioneerd. De premies werden berekend naargelang de inkomsten. Een speler kon dus jaarsalaris verkrijgen van 7700 bef. Het budget van de club naderde iets van een half miljoen.

De grote tribune De bestaande tribune werd te beperkt om de supporters van Standard te ontvangen. Men liet dan ook in 1939 een lange staantribune bouwen die aan 20.000 toeschouwers plaats kon bieden. De oorlog barstte toen los, zonder het kampioenschap te onderbreken
De jaren 1940 - 1950
De komst van Roger Petit Het seizoen 1941-1942 werd ons bijna fataal, aangezien we 12de van de 14 eindigden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de competitie officieel gestaakt maar toch probeerden de club zelf een competitie op gang te houden, om zo het moraal van de mensen hoog te houden tijdens deze penibele situatie.
Arthur Petit, actief lid van de club sinds 1923, was bestuurder in 1927 en bereikte zijn vice-voorzitterschap in 1933. Zijn zonen, Jean en Roger, draaiden mee in de eerste ploeg. Jean was echter het slachtoffer geworden van de oorlog toen hij als doktor niet wou wijken van het ziekbed van een soldaat in de streek van Val Benoît. Roger, kapitein van de ploeg, speelde meer dan 10 jaar in de eerste ploeg. Hij maakte evenzeer deel uit van het selectiecomité. Zijn leiderskwaliteiten kwamen toen reeds al naar boven. Léon Rassart en Florent Dumont riepen hem daarom te hulp. In 1944, twee jaar nadat hij zijn spelerscarrière afsloot, werd Roger Petit benoemd tot secretaris van een Comité dat onder hoge spanning stond : de verhoging van het kapitaal van 333.000 BEF. naar 500.000 BEF had een protest van tegenstanders veroorzaakt. Na afloop van een seizoen met allerlei twisten, werd de discussie afgesloten voor de notaris L. de Terwagne: de tegenstanders bekrachtigden de balans, en de meerderheid stelde aan iedereen de nieuwe aandelen voor.
De vrede liet toe aan Standard zijn spelers 2 keer in de week bijeen te roepen, op een woensdag op het terrein, en vrijdags in de zaal. De opleiding begon terug te bloeien. Fernand Blaise, Jean Mathonet, Joseph Happart en anderen wijdden zich reeds helemaal aan de het plezier van het sprinten om hun conditie te verbeteren. Ook met de financiën ging het beter. De spelers van de eredivisie kregen, in 1950 zo'n 1400 BEF per overwinning, 1000 BEF of 800 BEF bij een gelijkspel, al naar gelang het buitenshuis of op Sclessin betrof waar Standard zich al reeds onklopbaar toonde -, en 500 bef. bij een nederlaag of een voor een vriendschappelijke wedstrijd.
Monsieur Standard Roger Petit, begon op zoek te gaan naar aandeelhouders van de coöperatieve vereniging, van wie hij hun aandelen zou kopen. Hij werd verkozen tot secretaris-generaal en afgevaardigd beheerder in 1952-1953, en werkte er met Paul Henrard die het voorzitterschap onder zijn leiding had. Standard beschikte met deze twee mensen over de grootste garantie voor zijn toekomst. En men wierf de fransman André Riou aan als trainer. In 1956, werd het stadion voorzien van elektriciteit , zodat matchen bij kunstlicht (in de avond) konden gespeeld worden. Président van het wetenschappelijk Kapitaalsonderzoek, ex-president van de katholieke Industriefederatie, oud Directeur-Generaal van Espérance Longdoz, is Paul Henrard vooral een fantast. Met Pire, de assistent directeur-generaal van Cockerill Ougrée, en met Roger Petit, bezat hij een meerderheid. Het trio is omringd door sterke persoonlijkheden, de kolonel Robert, en de heren Piron, Wauthier, Meuffels, Jeunehomme, Heusghem, Rappers en Tilkin.
De beklimming van de piramide (weg naar de top) Standard begon aan een nieuwe pagina van haar geschiedenis, diegene van de beklimming naar de top van de Belgische hiërarchie. Terwijl Roger Petit de belangen verdedigde in de Belgische Bond, en vervolgens bij de UEFA, was hij als lid van het Uitvoerend Comité van de KBVB en de technische commissie van de nationale ploeg, gemachtigd om te discussiëren met de RTBf over de uitzendcontracten van wedstrijden. Hij vertegenwoordigde tevens België bij de Europese Instanties. Bij Standard, bleef hij zeer dicht bij de trainer, die een dagelijks rapport moest afgeven aan de secretaris-generaal. Deze hier zou geen vrijheid in handelen meer verlenen aan zijn trainers bij de dageraad van de jaren zestig en het opkomende professionalisme.
De eerste trofee Na verschillende seizoenen gevochten te hebben tegen de degradatie, ondernam Standard een inspanning om te herstructureren, net op het moment dat het kampioenschap juist zijn aanzien had verworven. De naam eredivisie veranderde in eerste divisie. Roger Petit ondernam werken om de onderbouw van de tribune te vergroten, waarvan de capaciteit 3000 plaatsen overschreed. Door 7 matchen op een rij zonder nederlaag afgewerkt te hebben die bij de acht ontmoetingen van de vorige competitie bijgevoegd werden, behaalde Standard zijn eerste trofee, de Challange Pappaert, gecreëerd door Jaques Lecoq, redacteur van de dagelijkse krant Les Sports om eretoon te betuigen aan de uitzonderlijke reeks van Union, ongeslagen tijden zestig matchen, onder leiding van zijn kapitein, Jules Pappaert.
De jaren 1950 - 1960
De eerste Beker van België In 1953-1954 kwam zwaaide André Riou de plak als trainer op Standard. In zijn 4-jarig verblijf op Sclessin zou de Franse trainer zelf niet de glorie van de Europese avonden meemaken, maar hij legde er zeker de basis voor. Met jongeren van de streek bouwde hij een ploeg op die in 1954 de Beker van België won, ten koste van Racing Mechelen. De ploeg die deze beker behaalde bestond uit : Toussaint Nicolay, Happart, Thellin, Mathot, Van Dormael, Mathonet, Jacquemin, Givard, Blaise, Houf en Jadot.
De eerste landstitel Geleidelijk verdwenen de ouderen om hun plaats af te staan aan een nieuwe talentvolle generatie die haar eigen weg gaat in 1956-1957. Ze blinkt uit in techniek maar zondigt aan wisselvalligheid in haar pogingen om de absolute top te halen. Eén seizoen later echter wint de ze de landstitel : op 11 mei 1958 verzamelen duizenden Rouches zich in het stadion van Berchem. Standard kon zich tevreden stellen met een gelijkspel om kampioen te worden. Antwerp eindigde dan wel gelijk met Standard qua punten, maar het reglement gaf toen voordeel aan de ploeg met het minste nederlagen. En zo geschiedde het dat zestig jaar na het ontstaan, de club dus haar eerste Belgische titel in eerste divisie vierde.
De Brabançonne Dankzij die titel mochten de Rouches het Belgische voetbal vertegenwoordigen in Europa. En dat deden ze vol overgave. Standard was namelijk de eerste ploeg in België die zich kwalificeerde voor de tweede ronde. Standard won van Hearts of Midlothian, en vervolgens van Sporting Portugal. In de derde ronde stond een klepper van formaat te wachten, met Stade Reims. De legendarische ploeg van weleer. En men kan gerust stellen dat deze campagne de geschiedenis van Standard bepaald heeft. Een geschiedenis waarop iedere speler, dirigent, en supporters terecht fier op is.
Vooral in Parijs kreeg men kippevel. Standard, dat de heenwedstrijd tegen Reims won, trok met duizenden fans richting Parijs. Uit volle borst zong iedereen er de Brabançonne mee. Nog nooit was een wedstrijd in de Europacup zo een uitdrukking van nationale eenheid. Standard vertegenwoordigde het streven van een gehele natie. Zijn kwartfinale van de Champions League behoorde tot een duel van 2 landen. Onmogelijk is niet Luiks, riep Jacques Lecloq. De Standard-mythe was geboren. De groep van Geza Kalocsai, die Riou opvolgde, beleefde zijn eerste uren van glorie. Denis Houf, kapitein van de ploeg getuigde : 1958 betekende een cruciaal jaar, en een keerpunt voor Standard. Geza Kalocsai leek een ondankbare taak toevertrouwd, namelijk ons geleidelijk een simpel, effectief en realistisch voetbal te laten spelen met het oog op onze intrede op het Europese toneel.
| |
De jaren 1960 - 1970
Pavic I Om dit groot nieuw Europees statuut te eren werd het stadion vernieuwd. Zijn receptiezalen werden vergroot, de vestiaires gemoderniseerd. Twee landstitels in 1960-1961 en daana in 1962-1963 bevestigde de nieuwe superioriteit/overmacht van Standard in België. Geza Kalocsai had zijn plaats inmiddels afgestaan aan Jean Prouff die echter ziek werd, en op zijn beurt de fakkel doorgaf aan de Oostenrijker Gusti JORDAN. Met cadeaux beladen, verliet de onverzettelijke Hongaar Kalocsai Sclessin. Met spot verbeet hij zijn tranen : Zo tevreden dat jullie zijn om me te zien vertrekken, dat jullie zo vriendelijk voor me zijn.
Na twee trainers die weinig overeenkwamen met de Standardmentaliteit, kwam Michel Pavic, de elegante trainer van Rode Ster Belgrado. Deze tactische meester bracht Standard naar een nieuw niveau. Hij introduceerde een nieuw taktisch concept in een ploeg die reeds uitblonk in techniek en fysiek. Hij liep niet zo hoog op met het statische Anderlecht achteraan in verdediging. Hij gaf de voorkeur aan een direct spectaculair spel, met veel inzet. Hij behaalde er twee Belgische bekers mee met Standard.
Het is nochtans met René Haus dat de club het nationaal kampioenschap echt volledig domineerde, door achtereenvolgens drie titels te behalen op rij. Daarna vertrokken enkele topspelers zoals Nagy, Galic, Kostede, Depireux, Cvetler en Pilot. De buitensporige dominantie van Standard verveelde de toeschouwers, en de interesse in het kampioenschap nam zienderogen af. Het teken voor Roger Petit om er de grove borstel door te halen, en enkele jonge talenten aan te trekken..
Sart-Tilman Roger Petit, vice-président van de Hoge Raad van Lichamelijke Opvoeding en Sport, had de sociale rol van het voetbal begrepen. Hij beheerde Standard zoals een bedrijf, het had geen schulden, hij beschikte over een belangrijk vermogen en investeerde in onroerende goederen : op 20 december 1965 verwierf hij 33 hectaren in Sart Tilman. Hij wenste er een grote sportzaal, voetbalterreinen, een hockeyterrein en een school te bouwen waarin de jonge voetballers hun studies zouden kunnen afmaken gecombineerd met het spelen van voetbal. Standard miste oefenvelden op Sclessin, waar de vervuilde lucht amper toeliet om het voetbal te beoefenen. De constructie van Sart Tilman liet ook geen financiele kater achter. De ondernemers die de eerste gebouwen van de Universiteit aan het bouwen waren, iets verder in Sart Tilman, betaalden Standard om al het gruis weg te halen, zodat zij niet verder moesten rijden en zich daarom bekommeren. Standard, van zijn kant, gebruikte het steengruis om de putten van de zandgroeve van Sart Tilman te dichten. Via inkomsten uit de zaal, de cafetaria, en reclame werd de financiering vervolledigd. Roger Petit vormde eveneens Club Mille, voor een bijdrage van 5000 bef. werden de kandidaten leden van Standard.
De jaren 1970 - 1980
Administratieve fout..toen reeds al
In 1971 gebeurde toen een eerste echte fout, die het kampioenschap wel terug lanceerde. Standard moest namelijk forfait geven voor de match tegen Antwerp, omwille van een administratieve fout : men had namelijk drie buitenlandse spelers opgesteld in plaats van de reguliere twee. Roger Petit antwoordde alvast met een kwinkslag: Deze fout gaf ons enkel wat wat vertraging om ons doel te behalen. Zonder dit waren we al kampioen vanaf de heenronde. Roger Petit aarzelde ook nooit om goede spelers te laten vertekken wanneer hij een goede financiële zaak kon doen. De uitgaande transfers van Sztany en van Crossan hadden Standard een winst van 10 miljoen opgeleverd, waarmee gedeeltelijk de transfer van Wilfried Van Moer meer werd betaald.
De jaren '70 kondigden zich matiger aan. Standard was al enkele jaren van het Europese toneel verdwenen. Vlatko Markovic werd prompt vervangen door Roger Petit, die een mini-kampioenschap organiseerde, met speciale premies om zo de orde in het huishouden terug te herstellen. Vlatko werd vervangen door de Nederlander Cor Van der Hart. Onder zijn leiding, realiseerde Standard een 12 op 16, met 18 goals voor en slechts 3 tegen.De Hollander loofde een viriele stijl met de nodige instructries.Hij riep: Een professional die geen enkele waarschuwing per seizoen krijgt , verdient zijn statuut niet. De gasten verontrustten de voetbalwereld; zouden ze hun plaats terug winnen in de hiërarchie? Roger Petit antwoordde scherp aan de beangstigden: Een professional moet in staat zijn twee matchen per week te kunnen spelen. Zijn fysieke conditie hangt hoofdzakelijk van zichzelf af. De secretaris-generaal is een fantast. Hij verkent kleinere clubs in de regio, op zoek naar jong belovend talent. En wanneer er te veel tegenwerking komt laat hij zijn invloed in het Belgische voetbal gelden. De wetgeving binnen de KBVB wordt aangepast en hij bekomt dat jonge spelers eenvoudiger van club mogen veranderen, en prijst het vrije verkeer van werknemers. Dit tegen de wil van de Gentse voorzitter van de voetbalbond.
Standard had in die tijd ook een andere opzet dan de meeste clubs in België. De vereniging was opgebouwd als cooperatieve, en de sectie 'Voetbal' als een vzw. Een structuur die je dikwijls tegenkwam in de industrie. Ze bracht bij een honderdtal families brood op de planken. De inkomsten van de matchen dekten al lang niet meer de samengaande kosten die het beheer van een professionele club met zich mee brengen. Een voorbeeld van het budget in 1970 kan je hieronder vinden :
Inkomsten : Abonnementen en wedstrijden : 10 miljoen ; Beker van België; van 500.000 tot 2 miljoen. Europacup : van 500.000 bef. tot 9 miljoen (dankzij de halve finale tegen Bayern die 3.336.400 bef. opleverde). Reclame, televisie : 1.500.000 bef. Federatie : van 400 tot 800.000 bef. Bijdragen : 1 miljoen bef.
Uitgaven : Salarissen : van 8 tot 10 miljoen bef. Administratie : 1 miljoen Organisatie van matchen : van 1.500.000 tot 3.000.000 bef. Onderhoud van het stadion : van 1.500.000 tot 2.000.000 bef. Transfers : tot 2 miljoen bef. Subsidies aan andere sporten : 1 miljoen bef. De spelers werden betaald volgens hun categorie : Reserven kregen 2500 BEF, de internationals 10.000 BEF., plus matchpremies. Een halve finale van de Europacup was 100.000 bef. waard. De capaciteit van het stadion had nu 38.000 plaatsen waarvan 9.000 zitplaatsen.
|
De jaren 1980 - 1990De Affaire Kopstuk van het internationale voetbal met zijn vaak bestreden - maar efficiënte - tactische denkwijzen, was Raymond Goethals de nieuwe man op Standard begin jaren tachtig. Met één van de meeste talentrijke generaties op Standard was hij er enorm op gebrand om terug een nieuwe landstitel te behalen.
De nationale ploeg, die hij naar zijn beeld gedurende tien jaren had gevormd, had hem bevredigd maar zijn honger zeker niet gestild. Drie seizoenen van een oppermachtige heerschappij op Sporting Anderlecht had hem de glorie naar Europa geopend, zonder zijn binnenste ongeduldigheid te kalmeren. En hoewel het Europees allemaal voor de wind ging, bleef hij misnoegd door een gebrek aan Belgische titels. Dit alles in een tijd waar de nodige geruchten de ronde deden over een niet zo eerlijk verloop van de competitie. Iets wat Raymond niet minder rustig maakte. Hij was ervan overtuigd dat bepaalde personen Standard niet kampioen wilden zien worden. Raimundo was nooit een bedrieger geweest. Hij had niet het voordeel een rijk man te zijn. Het voetbal was zijn godsdienst, zijn enige geloof, zijn reden om te leven, zijn zuurstof. Zelfs al heeft hij zich enkele keren laten meeslepen door bevliegingen van Don Quichotte, hij kon nooit van argeloosheid verdacht worden.
Vreesde hij dat zijn regels voor zijn persoonlijke gelukscode, unaniem, niet gerespecteerd werden ? Zonder dat het minste bewijs zijn angst ondersteunde, verdacht hij bepaalde individuen ervan een complot in de laatste minuten aangestookt te hebben om te verhinderen dat Standard weer zou aanknopen met de gloriejaren van weleer. Goethals was ziekelijk achterdochtig geworden. Om een denkbeeldige oneerlijkheid, die hun volledige seizoen zou kapot maken, te vermijden twijfelde hij niet om zijn prestige te bezoedelen en spelers uit te nodigen om een zware fout te begaan : hun matchpremies werden aan hun laatste tegenstanders aangeboden opdat deze hier niet hun kansen met te veel overgave en taaie volharding zouden verdedigen. Objectief gezien kon Standard nochtans zijn titel niet meer verliezen. Bij de aanvang van de allerlaatste competitieavond, telde het 2 punten voorsprong op zijn eeuwige rivaal Sporting Anderlecht. Deze hier koesterde nochtans weinig illusies want Standard sloot de competitie af, op Sclessin, tegen het eervolle maar sportief haalbare Waterschei.
Standard maakte werkelijk indruk door met drie goals tegen één te winnen en liet zich op handen dragen door zijn supporters. Niemand had de minste kwaadwilligheid ontdekt in deze ontmoeting met amusant éénrichtingsverkeer, vooral, door de knappe parades van de duitse keeper van Waterschei Klaus Pudelko. Sportief België voelde zich één met de rode feeststemming; Standard had zijn landstitel wel verdiend. Eenentwintig maanden later was er echter de onverbiddelijke vastberadenheid van een verbeten instructierechter. Zonder complexen en vooral terughoudendheid, ging Bellemans op kruistocht. Hoe betreurenswaardiger en hoe erbarmelijk de bijvoegsels ook waren, zogebeurde het dat de omkoping het leven zag.. Een omkoopzaak bevuilde de kampioenen van België.
Het onderzoek dat het BSR uitgevoerd had op Sclessin op 22 februari 1984 zou zware gevolgen hebben voor de Luikse club. Op 24 februari bekenden Roger Petit en Raymond Goethals dat ze valsheid in geschriften hadden gepleegd om belastingen te omzeilen. De 28ste maart werd Eric Gerets op zijn beurt onderworpen aan nauwkeurige ondervraging. Stomverbaasd kwam België enkele uren later te weten dat zwart geld was ontdekt in het kleine schoolschrift(je) van Roger Petit met de korte vermelding; Goethals-Genk 500.000 bef./150.000 bef.
Eric Gerets en Roland Jansen (de kapitein van Waterschei) waren niet de enige beschuldigden. Michel Preudhomme, Théo Poel, Walter Meeuws, Jos Daerden, Gérard Plessers, Simon Tahamata, Guy Vandersmissen, Pierre Janssen, Aimé Coenen en Pierre Plessers waren ook besmeurd met het schandaal. In de nacht van de zwarte vrijdag in de geschiedenis van het Belgisch voetbal, aanvaardde de Raad van Bestuur de gelijktijdige aftredingen van Roger Petit en van Raymond Goethal. Leon Semmeling nam de ploeg in handen en wijdde zich met een bewonderswaardig hart en onverwacht talent aan de delicate taak waarmee hij abrupt geconfronteerd werd. Dankzij zijn durf in zijn verstandige tactische plannen, in zijn besluiten, voornemens en executie, behaalden de "reserven" de finale van de Belgische beker en een kwalificatie voor de Europacup in 1984-1985.
De jaren daarna
Groggy en versuft leefde Standard in een trance voort. Plotseling ontnomen van zijn kapitein stond de ploeg voorzichtig en kwetsbaar terug op. Geen enkele sterke man wou ons met goede intenties hulp komen verlenen. Tot Jean Wauters, een briljante zakenman, aangegrepen was door het drama dat de Rouches was overkomen. Onvermoeibaar, vocht hij voor het voortbestaan van de club uit de regio. Willy Gillard, die lange tijd Meneer Standard bijstond, werd aangeworven om de functies van secrétaris-generaal op zich te nemen. André Duchene, aannemer in het Luikse, beantwoordde de challenge die de onweerstaanbare Jean Wouters had uitgeroepen. De twee mannen luisterden naar elkaar en begrepen elkaar. Ze bereidden een lang ambitieus project voor. Als teken voor een nieuwe toekomst zou de oude zittribune afgebroken worden en volledig vervangen worden door een modern en functioneel geheel dat ook loges omvatte. André Duchene verzekerde het beheer ervan gedurende tien jaar, door het bouwwerkstuk te financieren. De constructie werd vlot afgerond en voltooid in 1985. Zijn inwijding leek een nieuw tijdsperk voor Standard te openen. Opel leek ook overtuigd en tekende een eerste contract van drie jaar met Standard. Niets liet nog een stagnatie in de groei van Standard vermoeden
Seizoen 86/87 : Inmiddels had Michel Pavic Louis Pilot vervangen als trainer. De Joegoslavische strateeg beleefde enkele momenten van vervoering met de club in de Europacup. De uitschakeling van Standard tegen FC Tirol leidde echter tot een nieuwe stap naar de afgrond. De verandering van trainers alsof het een stoelendans leek bleef nu doorgaan: Helmut Graf kwam in de plaats van Pavic. De club barstte langs alle kanten. Ook en wellicht omdat een echte basis ontbrak. De club had bijvoorbeeld slecht een tiental nieuwe inschrijvingen genoteerd in één seizoen. Roger Petit had de jeugdvorming reeds aan zijn lot over gelaten, en zijn opvolgers hadden dringendere zaken te behandelen. De reputatie van de school was dan ook weggekwijnd. Jean Wauters riep daarom Michel Foret tot zich. Hij gaf hem de taak het jongerencomité te herstructureren, en Jef Vliers - oude getrouwe op Sclessin - werd aangeworven als technisch directeur. Standard moest terug vertrekken van nul en pas na vijf jaar zouden de eerste vruchten worden geplukt van het harde werken.
Een Amerikaan in Luik In 1986, had het naïeve Luikse volk gedacht een wilde weldoener gevonden te hebben in de mooiprater Bernard Tapie. De beleidsmensen werden echter ontvangen als honden in Marseille door de ster die zich plots niet meer interesseerde in Standard. Kort daarop kwam Milan Mandaric op de proppen. De Amerikaanse zakenman van Joegoslavische origine kon de leiding overtuigen van zijn goede bedoelingen, en het sportieve beheer van de club werd hem toe vertrouwd. De eerste ploeg liep toch al zijn eerste teleurstellingen snel op, en ondanks de inspanningen van René Desaeyere, een jonge onverzettelijke trainer die Berchem naar de eerste divisie had geloodst, kwam het gemopper langzaam de kop opsteken in de club. Ze verdeelde het bestuur. Desaeyere had nog maar net zijn handtekening onder een contract gezet of hij werd al vervangen door Pavic. Milan Mandaric gaf blijk van wat ongeduld, en eiste groen licht opdat hij persoonlijke inspraak kon krijgen in de transferpolitiek.
Hij betreurde het niet drie maanden eerder gekomen te zijn op Sclessin om zo betere transfers te realiseren. De Amerikaan had een ultimatum op gang gezet in november 87. In februari 1988 eiste hij 51% van de aandelen en de complete controle van de club. De reactie van Standard was snel. Jean Wouters en André Duchene protesteerde : « Er is geen sprake van om ons patrimonium deel te verkopen. De breuk was volledig bezegeld.
Eindelijk een secrétaris-generaal.. De nieuwe anonieme groep wou een teken van een betere toekomst. De eerste april 1988, wierf Standard Roger Henrotay aan voor de post als secrétaris-generaal. Het seizoen zou binnen twee maanden aflopen. Hij moest de veelvoudige tekortkomingen bestuderen van de ploeg. Ook transfermarkt afschuimen om geschikte transfers te realiseren om zo het blazoen van Standard, dat al veel van zijn glans had verloren, terug op te blinken. Limam, Tikva, Rosenthal en anderen voegden zich bij Standard. Daarvoor had de nieuwe secrétaris-generaal geprobeerd om Georges Heylens naar Sclessin te halen. Deze tekende op 18 april een contract dat hem voor drie jaar aan Standard zou binden, maar op 20 april, kwam Lille, waar Heylens dienst deed, een clausule inroepen bij de Franse Voetbalbond, dat de opzegging van de clausule verduidelijkte. Lille toonde aan dat de clausule slechts geldig was voor het eerste seizoen en weigerde zijn trainer te laten gaan. Een klap van jewelste voor Standard, maar deze werd algauw vergeten door het gegeven dat Gilbert Bodart zijn vertrouwen in club betuigde door een contractverlenging te accepteren.
Tussen de secrétaris-generaal en Pavic liep het niet echt goed. Roger Henrotay ontsloeg hem enkele dagen voor de finale van de Belgische Beker. Jef Vliers werd ter hulp geroepen om deze finale voor te bereiden die men zou verliezen. Tegelijkertijd kondigde Roger Henrotay de komst van de nieuwe trainer aan : Urbain Braems. Het boekjaar van 1988-1989 was teleurstellend. Het betekende zeker een overgangsseizoen : elf spelers hadden Standard verlaten, negen waren bijgekomen. Onder hun waren er talrijke teleurstellingen, zoals Thans, teruggekocht van Lens om de laatste ontbrekende schakel te zijn. Ook Limam en Tikva ontgoochelden. Standard eindigde zesde in het klassement. Op één plaats van een Europese kwalificatie. Anderlecht versloeg ons nog eens, met altijd twee goals tegen nul, in de finale van de Belgische Beker. Urbain Braems, die te braaf was, was niet in staat om zijn spelers wat dynamischer te maken. Na afloop van het seizoen vertrok hij op vakantie en liet Roger Henrotay de transfercampagne leiden. Henrotay tikte onder andere een gelukkige vondst op de kop : een Mexicaanse aanvaller, Carlos Hermosillo, die slechts een minimaal aantal matchen speelde alvorens terug te keren naar Centraal-Amerika. Hij nam plaats op de lange lijst van mislukte transfers van Standard.
De Tovenaar uit Antwerpen Het klimaat bleef maar verslechteren. Urbain Braems, teneergeslagen, boog het hoofd zonder te antwoorden op de vragen die de aanhangers van Standard hem stelden. Een gerucht verspreidde zich : Roger Henrotay zou in Aken George Kessler ontmoet hebben. De voorstelling van de ploeg had plaats in een mooi kasteel. Urbain Braems had zonet afscheid van zijn spelers genomen. Georg Kessler kwam opeens te voorschijn, boven op het toneel, met een geweldig zelfzeker optreden. Verscheidene standardspelers werden groen bij de bevestiging van de geruchten. Snel, stelde hij letterlijk orde op zaken en bracht terug discipline in de ploeg. Hij moedigde de geestdrift van de ploeg en de solidariteit aan. Zijn communicatief enthousiasme schudde de meest onverschillige wakker. De donderwolken leken boven Sclessin weg te trekken. Georg Kessler deed het met eenstemmigheid. Hij liet twee transfers uitvoeren. Molnar, de topscorer in Denemarken, en Henk Vos, beul van Anderlecht vanuit Ekeren. Deze twee spelers brachten de voetbalgekte terug naar Sclessin. Ondanks de nederlaag die opgelopen was in de finale van de beker tegen Gent
De jaren negentig
Het seizoen 1990-1991 zag opnieuw de donderwolken boven Sclessin samenpakken. Roger Henrotay steunde de trainer niet meer, teveel dictator naar zijn mening. De moeilijkheden tussen hen bleven zich opstapelen. Niet lang nadat hij de trainer een contractverlenging van twee seizoenen had aangeboden, waarschuwde de secretaris-generaal hem dat zijn aanwezigheid niet meer gewenst was aan het einde van het kampioenschap. De spelers kwamen in opstand. Gilbert Bodart, Guy Hellers wierpen zichzelf op als de vurigste verdedigers van de trainer. Volkomen tevergeefs zo bleek. Henrotay was druk in de weer in de zoektocht naar een andere trainer. Hij koos voor Mircea Lucescu die na menig getalm dan toch niet kwam opdagen. Henrotay deed dan maar alleen de transfers. Wilmots, Van Rooy, Lashaf voegden zich bij de Rouches.
Het tijdperk Haan In juni accepteerde Arie Haan, al een eerste keer gecontacteerd in maart, het trainerschap nadat Luscescu verstek had laten gaan. Bij de herneming van de trainingen had een omvangrijke menigte zich verzameld en vormde ze een erehaag voor de nieuwe ploeg. Een rilling van hoop doortrok het publiek. Haan profiteerde van de inbreng van Radanovic en Demol. Het begin was pijnlijk. De ploeg evolueerde zonder rode draad. Wanneer het gemor begon op te komen bleef de trainer rustig. Hij herschikte de verdediging en combineerde het talent van André Cruz met het inzicht en ervaring van Demol. De verschillende lijnen begonnen zich op elkaar af te stemmen wanneer Pister Hellers verving voor de verdediging. Een overwinning op Mambour stuwde Standard voort in de stijgende lijn. Deze lijn leverde maar liefst tweeëntwintig wedstrijden zonder een nederlaag te lijden op en de club behaalde waar een prijs. Standard zag, na zes jaar grote honger, eindelijk Europa terug in dankzij een gewonnen bekerfinale tegen Charleroi.
| |
|