Het is pas sinds 1826 dat er in Nederland een sigarenindustrie ontstond. Deze opkomende industrie bestond toen nog voornamelijk uit huisnijverheid. Pas in 1858 zou in Amsterdam de eerste Nederlandse sigarenfabriek geopend worden. Maar de huisnijverheid bleef een rol spelen. De versneden tabak, het binnengoed, werd daarbij in een omblad gerold. Zon omblad was een tabaksblad dat reeds voorbewerkt was. Het resultaat daarvan noemde men een bosje. Vervolgens werd daar weer omheen een dekblad gerold om de sigaar compleet te maken. Hierna volgde nog een proces van bevochtigen en drogen m.b.v. een sigarenplankje. Dit was een soort mal met schuitvormige inkepingen, die tijdens het droogproces onder een pers stonden. De delen die uit de mal staken werden afgesneden en hergebruikt.
Eén van de Delvenaren die zich thuis met de productie van sigaren bezig hield was Alexander Jacobus Stolk. Maar ook Willem Vink, schoonvader van Petrus (Piet) Stolk, was sigarenmaker. Wanneer Willem voldoende sigaren geproduceerd had, stapte hij op zijn fiets en verkocht zijn handel tot ver in de wijde omtrek van Delft. Zijn clientèle bestond hoofdzakelijk uit boeren. Op de afbeelding zien we Willem Vink bij het maken van sigaren. De afbeelding werd in 2009 vervaardigd door de tekenaar Genci, de man achter Genci Art
Tekst: J.W.Stolk
Afbeelding: Genci
In eigendom van J.W.Stolk
|