* behoort tot de sorosilicaten
* formule: Ca2 (Al,Fe)3 (Sio4)3 (OH)
* hardheid: 6-7 (bros)
* streep: wit tot grijs
* kleur: 'pistachegroen' tot geelgroen, bruin, zwart
* morfologie: kristallen, korrelige, radiale en massieve aggregaten, pseudomorfosen
* paragenese: actinoliet, albiet, vesuvianiet, granaat
Epidoot is een calcium- aluminium- ijzer-silicaathydroxide. De epidootgroep omvat ongeveer 12 silicaathydroxiden, maar het is de enige die veel voorkomt.
De etymologie komt van het Griekse epidosis. Dit betekent 'toename', omdat bij kristallen één zijde van de kristallen langer is dan de andere.
Epidoot komt vaak voor in metamorfe gesteenten. Het ontstaat wanneer plagioklaasveldspaat, pyroxenen en amfibolen veranderen door aanwezigheid van hete oplossingen. (=contactmetamorfose)
Ook kan epidoot voorkomen in scheuren wanneer graniet afkoelt en krimpt, zodat gassen kunnen ontsnappen. Alsook in holten in basalt.
In zandfracties van Nederlandse kwartiaire riviersedimenten komt epidoot algemeen voor.
De naamgever van het mineraal epidoot is René Just Hauy, een frans mineraloog. Hij leefde van 1743 tot 1822.
(literatuur: encyclopedie mineralen en gesteenten)

|