Heel opgewonden reed ze naar huis, waar ze snel iets ging koken voor haar echtgenoot die weldra van zijn fietstochtje ging arriveren. Verstrooid luisterde ze naar zijn saaie verhaal over het fietsen, dat zoals steeds hetzelfde klonk. Maar gelukkig was hij zozeer met zichzelf bezig, dat hij het toch niet merkte. Tot haar opluchting ging hij na het middagmaal een dutje doen, zodat ze met haar gedachten alleen kon zijn. De volgende dagen moest ze gedurig aan Marc denken, ze kreeg hem niet uit haar hoofd. Die gepijnigde blik van hem beheerste haar dagen en nachten. Op donderdagavond, ze was net aan de afwas, ging de telefoon. Het was Marc. Gelukkig was haar man buiten in de tuin druk bezig met zijn fiets te poetsen, zodat ze ongestoord kon praten. Het was net zoals ze gehoopt had, hij wilde haar terugzien. 'Ben je er volgende zondag weer?' 'Ja tegen negen uur kan ik er zijn. Laat ons afspreken aan het fonteintje, ken je dat terras?' 'Ik weet waar je bedoelt. Zie je Cathy, ik verheug me enorm op je gezelschap, het is een hele tijd geleden dat ik nog zo ontspannen met iemand heb kunnen praten.' Even was er een korte stilte. 'Ik kijk ook al uit naar zondag, Marc.' De krop in haar keel wilde zelfs na verscheidene malen slikken niet wijken.
De volgende dagen kropen tergend langzaam voorbij. Heel afwezig deed ze haar dagelijkse bezigheden, met haar gedachten ergens anders. Zelfs haar man had al iets gemerkt en bekeek haar onderzoekend. 'Scheelt er wat? Je bent zo stil?' 'Ach neen, maak je maar geen zorgen.' 's Avonds deed het gejammer van de kat haar plots beseffen dat ze totaal vergeten was het arme dier eten te geven. Terwijl ze zijn schoteltje vulde, vroeg ze zich een beetje bezorgd af waar deze situatie haar ging brengen.
Die zondag besteedde ze extra veel zorg aan haar opmaak Erg opgewonden besefte ze dat Marc's belangstelling haar diep raakte. Haar losse bloemetjesrok met het witte strakke ribbeltjesbloesje, zonder mouwtjes, accentueerde haar figuur. Ze zou hem zeker bevallen. Met blosjes op haar wangen van opwinding, kwam ze op de afgesproken plaats aan. Ze leek wel een tiener, op weg naar een eerste afspraakje. Het personeel op het pleintje was druk in de weer met het uitstallen van tafels en stoelen. De helderblauwe kussens en bijpassende parasols nodigden uit om plaats te nemen. Op dit vroege uur zaten er enkel nog maar twee oude dametjes met een kopje koffie en indroevige gezichten elkaars kwaaltjes af te meten. De ene was al zieker dan de andere, alhoewel ze er beiden toch zo slecht niet uitzagen. Getuige hiervan de dikke roomsoes, waarvan ze tussen elke klacht een flinke hap namen. Aan dit tempo zouden ze er vooraleer het middag was al een hele lading verorberd hebben. Zodat ze dan weer konden klagen over hun onbegrijpelijk gebrek aan eetlust. Ze aten gelijk mussen en toch vielen ze geen gram af. Om haar zenuwen een beetje de baas te blijven, besloot Cathy om nog niet te gaan zitten. Veronderstel eens dat Marc zich bedacht had, dan zat ze daar voor aap. Ze zou eerst de toer rond het pleintje doen en een voor een de winkeltjes bekijken, dan had ze ondertussen een houding. Voor een vitrine met allerlei gadgets stond ze even stil en keek naar de gekkigheden die daar tentoongesteld waren. Een superzot spaarvarken in bikini deed haar even glimlachen. Dan zag ze, zonder zich om te draaien, in het spiegelende glas, Marc langzaam naderen. Wellustig genoot ze van het beeld dat de ruit haar bood. Terwijl hij dichterbij kwam, leek het alsof hun silhouetten in elkaar overgingen. Zonder iets te zeggen legde hij zijn hand op haar linkerschouder, terwijl zijn duim zacht haar hals streelde. Genietend leunde ze tegen hem aan. Dan boog hij zich een beetje voorover en fluisterde in haar oor: 'Ik heb zin om je te kussen.' Tot haar eigen verbazing hoorde ze zichzelf antwoorden: 'Wat houdt je tegen?' Terwijl ze eigenlijk iets anders had willen of moeten zeggen. De daad bij het woord voegend drukte hij zijn mond heel kort op de hare. Het was niet eens een echte zoen, maar het gebaar maakte bij Cathy een stroom van gevoelens los, zodat er een lichte rilling over haar ruggegraat trok. Even later zaten ze zwijgend achter een kop koffie in elkaars ogen te kijken.
De plaatselijke middenstand heeft dit weekend als lente-koop-weekend uitgeroepen. Ze konden het niet beter gepland hebben, of zouden ze de weergoden omgekocht hebben? Met dit zonnetje moét je naar buiten, geen twijfel mogelijk. In 't centrum hebben ze ook voor animatie gezorgd. Enkele paashazen in rose of wit lopen chocoladen eitjes uit te delen. Je hoort ze zuchten onder hun vermomming, dat moet warm zijn! Dan hoor ik een éénmansfanfare, wat mijn nieuwsgierigheid wekt. Ik had er al over gelezen, maar nog nooit in 't echt gezien: marcherende ganzen. Een rij van zo'n tien of twaalf grote grijs-witte ganzen (echte!) loopt met flapperpoten netjes een vlaggenzwaaier achterna. Achter hen komt de trommel- en paukenklopper. Ik denk toch dat die dient om hen vooruit te jagen. Alhoewel, als er eentje weigert verder te gaan, ze allen blijven staan gaggelen. De vraag is hier: of die beestjes dat plezant vinden? Gaia... waar zijn jullie?
Binnenkort moet ik naar een avondfeestje en daarom ben ik aan 't kijken naar iets nieuws, want zoals de meeste vrouwen heb ik niets om aan te doen. Mijn keuze heeft echter beperkingen zoals daar zijn: mijn leeftijd, maat, idee, kleuren. De mode van het ogenblik kan mij maar weinig bekoren. Het meeste is voor jonge meisjes. Ook flodders wat ik Flintstonekleding noem. Dan heb je kleding die wel van voor de oorlog lijkt. De hotpants komen ook weer in beeld, net zoals een mengeling van Courrèges en Mary Quant.(heel kort). Ook de leggings die op ondergoed lijken, mag ik niet vergeten te noemen. Het echte chique opkleden vind ik alleen goed voor begrafenissen en trouwfeesten, ik ben niet zo'n chichi-madam. Streepjes mag ik niet nemen (ik kijk af en toe naar Vitaya), de safarikleuren zijn ook niet aan mij besteed. De schoenen die ik aan mijn voeten heb, (Rieker, antistress) zie ik in de etalage bij de nieuwe collectie staan. Ik kocht ze twee jaar geleden, samen met een paar witte, in de solden aan halve prijs. Dat moet pure voorzienigheid geweest zijn. Het geluk is met mij als ik een vrije plaats op een terrasje vind, met mijn gelaat in de zon... zaaalig! Ik bestel een Ice Tea, mét ijs, uit ondervinding weet ik dat je het moet vragen anders heb je kans dat er geen ijs inzit. En mij smaakt dat niet, de naam zegt het toch ook? Thee met ijs... Laat de mensen nu maar langsparaderen, kan ik ze bekijken. Voor het ogenblik zie je nog veel zwart en bruin, en natuurlijk de tijdloze jeans. Mijn laatste aankoop was een jeanspak, jasje licht getailleerd, rok in A-lijn en broek met niet te smalle pijpen. Voile rokjes heb ik ook nog van vorig jaar, alsook een jeansrok met uitgeschuinde panden.. T-shirts met lange of korte mouwen, effen of met geborduurde glitter aan de hals, in alle kleuren en lengtes. Linnen pakjes, heel fijn voor als het warm is. Enkele basisstukken zoals gewone broeken en rokken.
Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat alles wat ik in de winkels zie en mij ook maar enigszins aanstaat... zich ook in mijn kleerkast bevindt.
Een beetje lusteloos liep Cathy over de zondagsmarkt. Eigenlijk verveelde ze zich, maar alles was beter dan dat thuiszitten. Met een hand haar ogen beschuttend tegen het scherpe zonlicht, tuurde ze naar de kerktoren om te zien hoe laat het was. Door het omhoogkijken viel haar halflange blonde haar naar achter. Op haar fijngevormde gelaat verscheen een ontevreden uitdrukking. Ze was nog maar vijf jaar gehuwd en het leek wel of ze al in een sleur zaten. In haar strakke jeansbroek met rood topje zag ze er heel jong uit, alhoewel ze zich, ondanks dat ze nog maar vijfentwintig was, soms stokoud voelde. Het kwam waarschijnlijk ook omdat ze vaak eenzaam was. Haar echtgenoot was een wielerfanaat en ging op zondagmorgen de hele voormiddag fietsen. Hun conversaties begonnen zich ook stilaan te beperken tot het minimum. Zij had dan wel de wagen ter beschikking en daarom bezocht ze op zondag de zomerse rommelmarkt. Daar kon ze haar tijd verdrijven met naar de optredens te gaan kijken op de Grote Markt. Rond het podium stonden tafeltjes en stoelen waar je iets kon drinken. In de schaduw van de eeuwenoude linden was het zeer aangenaam om te zitten en zo vergat ze een beetje haar zorgen. Rondom stonden er gezellige groene bloembakken met kleurrijke geraniums, op een ondergrond van stralend blauwe lobelia's. Plots gleed ze bijna uit op een halve perzik, die iemand achteloos had weggegooid. De vieze brij van haar schoenen schrapend, zag ze nog net dat iemand anders er ook in trapte. Om niet te laten zien dat ze grinnikte, draaide ze vlug haar hoofd in de andere richting. Het was duidelijk dat die andere haar gevoel voor humor niet deelde, want ze hoorde hem een verwensing slaken. Dan liet ze haar blikken een beetje over de mensen dwalen, die net als zij rondslenterden. Ze wilde zien of ze geen bekenden tegenkwam, waar ze dan een praatje mee kon slaan. Plots meende ze iemand te herkennen die ze al jaren niet meer gezien had. Haar pas versnellend probeerde ze op gelijke hoogte te komen eer ze hem aansprak. Het kon immers ook dat ze zich vergiste, stel je voor dat het iemand anders was. Maar dan voelde ze een vreemde ontroering, die bruine haardos, geen twijfel mogelijk, dat was Marc, een vroegere vriend van haar. Heel onverwachts was hij uit haar leven verdwenen. Enige tijd later hoorde ze dat hij gehuwd was. Zenuwachtig streek ze haar blonde haren glad en slikte eens verwoed eer ze durfde zeggen: 'Hallo Marc, hoe maak je het?' De aangesprokene draaide zich verrast om bij het horen van haar stem. 'Cathy! Wat prettig om jou tegen te komen, je ziet er goed uit.' Onderzoekend bekeek ze zijn gelaat dat er bleek en vermoeid uitzag. De dikke snor welke hij had laten groeien, kon niet verhullen hoe hij gespannen zijn lippen opeenklemde. Pas toen hij haar zijn linkerhand toestak, bemerkte ze zijn loshangende rechtermouw. Een ogenblik staarde ze ontzet naar de plaats waar normaal een arm behoorde te zitten. 'Marc, je arm? Wat is er gebeurd?' liet ze zich ontglippen. Met een grimmige trek om zijn mond verklaarde hij: 'Een ongeval op het werk, maar bespaar me je medelijden, daar heb ik genoeg van. Iedereen beklaagt je, maar daar kan je niet van leven.' Het klonk heel erg verbitterd. 'Het is geen medelijden, ik verheug mij er echt op jou terug te zien. Laten we samen iets gaan drinken.' Toen ze tegenover elkaar op het terras zaten, probeerde ze een luchtige toon te vinden zodat hij een beetje meer op zijn gemak was. Zijn chocoladebruine ogen konden haar hart nog steeds wat sneller laten slaan, maar de warmte van vroeger had plaats gemaakt voor bittere ernst die ze van hem niet kende. 'Zo te zien heb je het ergste toch achter de rug. Waarschijnlijk ben je ondertussen al heel handig met je linkerhand. (ze besefte wel dat ze van de zenuwen maar wat zat te ratelen) Misschien wel handiger dan veel mensen met twee handen!' Het klonk een beetje schertsend, tenminste dat was de bedoeling, maar hij lachte niet. 'Ik wenste dat mijn vrouw er ook zo over dacht, ze heeft mij in de steek gelaten. We zitten midden in de echtscheiding, ze heeft al iemand anders. Blijkbaar had ze niet genoeg aan een hand.' Cathy voelde de tranen in haar ogen branden, hoe kon iemand zo gevoelloos zijn? In een gebaar van sympathie legde ze haar hand over de zijne en zo zaten ze een tijdje naar elkaar te kijken, terwijl het orkest luide muziek produceerde. Tot hij zijn hand wegtrok om zijn koffie te drinken. Hij had zich al aangewend om hem zwart te consumeren, zo kon hij het gefrutsel met suikerzakjes en verpakte melk omzeilen. Cathy liet haar vingers over het patroon van het tafelkleed glijden om niet te erg te staren hoe hij zich behielp. Ook toen hij een pakje sigaretten uit zijn jaszak viste en er een opstak, met lange halen diep inademend. Ze begreep dat hij het zeker niet prettig vond als iemand hem wilde helpen. Terwijl hij zwijgend rookte bestudeerde hij aandachtig haar gelaat, zodat ze tot haar eigen ergernis lichtjes bloosde. Het speet haar dat het bijna middag was, tijd om naar huis te gaan. Terwijl ze opstond en haar handtas nam zei ze: 'Bel me eens op, laat nog eens wat van je horen.' 'Doe ik' knikte hij. Aan de hoek van de straat keek ze nog eens om, maar hij was aan 't afrekenen, zodat het hem ontging.
Mensen die echt beminnen aanvaarden elkaars anders-zijn, ze geven alle vrijheid en ruimte om zichzelf te blijven zonder elkaar te hinderen. Ze aanvaarden ook de minder sympathieke kanten, hoe vervelend die soms zijn en hoeveel geduld ze ook vergen. Ze weten dat we allen, met de onvolkomenheden die we het liefst kwijt zouden zijn, moeten leven...
We zijn nu een aantal jaren later. Ik heb nog horen vertellen dat Caligula zo begaaid was omdat hij aangereden is geweest door een auto. Arm beest! Blijkbaar heeft niemand zich om hem bekommerd en is hij in zijn eentje genezen. Zou het daardoor komen dat hij zich het lot van de anderen zo aantrok? We zullen het nooit weten. Op een gegeven moment was er teveel pluimvee en werden ze serieus uitgedund. De kleine Engelse hennetjes en haantjes hadden zich zo hevig voortgeplant dat ze een gevaar begonnen te worden voor het verkeer. De omwoners vonden het vroege gekraai ook storend. Ik was een hele poos niet meer aan de vijver geweest, omdat ik minder tijd had. Stilaan is alles in verval geraakt. Er werd een nieuwe weg doorgetrokken, de weide werd in gebruik genomen als feestweide. Dat betekent: onder de vakantiemaanden elke dinsdag groot muziekfestival, met podium en (naargelang het weer) veel volk. Feest betekent ook, als een van de notabelen een scheet laat: groot immens vuurwerk! Dit enkele malen per jaar. Dus op 1 mei, als alles zit te broeden of pas uit is, lawaai, lawaai...
Het water is een vieze poel geworden, ik begrijp niet hoe daar nog pluimvee kan leven. Er zitten nog enkele eenden, maar Caligula is er niet meer bij. Het is mij niet bekend wat er van hem geworden is. Misschien is hij gewoon gestorven van ouderdom... Maar als ik over het voetpad loop dat langs de vijver ligt, en ik hoor een gans kwaken, ben ik nog steeds geneigd om te kijken of het Caligula niet is... Misschien is het wel een van zijn nakomelingen...
Op een dag liep er rond de vijver een jongetje met veel misbaar en verachting voor alle vertederende gevoelens tegenover die donzige bolletjes die daar rondwriemelden. Met stokken en stenen gooiend bezorgde hij menige gevederde moeder paniek. Uit het struikgewas kwam plots een vermoeid uitziende eend gewaggeld. Rond haar drumde haar kroost, dicht tegen haar aan om een beetje beschutting te zoeken tegen de koude wereld, waarin ze, aan hun vorm te zien, nog niet zo lang geleden ingetuimeld waren. Het jongetje stond plots stil naar het kroostrijke gezin te kijken. Alle toeschouwers hielden als bij afspraak de adem in. Met gemene sluipende pasjes ging hij langzaam naar de angstige moeder toe. Ze zag en voelde het naderende gevaar en begon al angstige geluidjes te maken. De stoute handjes graaiden twee kuikentjes per keer mee om ze met een zwaai in het water te doen belanden. Zijn moeder stond glimlachend het gedoe te bekijken en zei tegen de twee oude dametjes die wilden protesteren, dat de kleine dat van zijn vader geleerd had. Plots in de verte: een gekrijs... Caligula! Met breed wapperende vleugels kwam hij als een jumbojet aangestormd. De jongen bleef stokstijf staan en bekeek met open mond het naderende gevaarlijke gefladder. Het angstige bolletje in zijn hand liet hij vallen waar hij stond en achteruitstappend verloor hij bijna zijn evenwicht, hij viel net niet in het water. Zijn moeder schreeuwde, maar de andere mensen keken met voldoening toe. Hij zou wel niet verdrinken, het water was niet zo diep. Misschien zou hij zijn lesje geleerd hebben en de volgende keer eens twee maal nadenken voor hij nog zulke streken uithaalde.
Caligula liep langs mij door met zijn lelijke bek hovaardig in de lucht geheven. Heel even keek hij mij aan en zowaar... hij gaf mij een knipoog! De schat! Wat was hij mooi... vanbinnen...
Er hangt wat somberheid over blogland. Misschien voorjaarsmoeheid? Ik mis bij mijn blogmaatjes de speelse grappige opmerkingen. Het lijkt wel of schrijven voor sommigen een zware karwei geworden is. Misschien dat een pauze en een bezinning een goed idee zijn? Ik wil even aanhalen waarom mensen zouden bloggen. Ik kan alleen voor mezelf uitmaken wat mij bezielt om per week enkele korte of langere stukjes te schrijven. Eigenlijk was ik al aan 't schrijven vóór mijn blog startte. Ik werk mee aan een krantje dat om de twee maanden verschijnt. Of ze mijn stukjes lezen kan ik zelfs niet raden, alleen maar hopen. Want daarvoor doe je het toch, denk ik, vóór je krantje eindigt om er aardappelschillen in te verpakken. Wat mij nu zo aantrekt aan een blogje schrijven is toch wel dat je wéét dat er mensen komen kijken en waarschijnlijk ook lezen, omdat je dat kan opzoeken in de statistieken. Maar waar ik het meeste naar uitkijk, dat zijn de reacties. Ah ja, daar doe ik het voor... Er hoeft echt niet steeds te staan: oh wat mooi! (alhoewel, dat doet toch plezier, ik ben even ijdel als iedereen). Evengoed geniet ik van stevige kritiek, al of niet gegrond, en de grappige kwinkslagen waar sommigen hun handelsmerk van gemaakt hebben. Het is normaal dat niet iedereen hetzelfde denkt! Maar je moet er ook voor durven uitkomen natuurlijk. Dus kan het heel interessant zijn om te weten wat iemand anders ervan vindt. Er zijn mensen die zeggen: jamaar ik kan niet schrijven... nonsens... al is het maar een korte gedachte... typ het neer en verzenden die woorden. Dus, beste lezers... Geef een reactie over het waarom dat jullie bloggen en (of) lezen. Ik wacht... met ongeduld...
Ja ik word er boos om, als ik me realiseer hoe de elektriciteits-maatschappijen sollen met hun klanten. Ze maken de jaarlijkse afrekening zo ingewikkeld, dat geen zinnig mens er nog aan uit kan. Volgens mij klopt hun berekening aan geen kanten. Omdat ik in de helft van het jaar verhuisde kreeg ik tussentijdse facturen die nergens op gebaseerd waren. De eerste was al zeker véél te hoog. Nadat ik hen daarover gebeld had (eerst vijf minuten op wachtmuziek, met GSM!) waren ze bereid om de som te halveren, ja er was duidelijk iets mis gegaan. Maar die eerste factuur moest ik toch betalen want dat stond in de computer en dat konden ze niet veranderen. Bij de afrekening zou ik toch het teveel terug krijgen? Oké, tot daar toe, maar ik wist zeker dat die som nog te hoog was. Maar het maakte toch al verschil. We moesten zelf de meterstanden opschrijven en doorsturen via Internet. Eerst kwam er een weigering: het ingetoetste was lager dan verwacht! Opnieuw proberen, ja het werd aanvaard maar als zich zou bewijzen dat het onjuist was, zouden er sancties volgen. Met het gas net hetzelfde. Pas na een tweetal maanden kwam er bericht met een hoop getallen, (ondertussen nog elke maand een factuur met een te hoog bedrag, welke ik heel braaf betaalde.) Dan enkele facturen met sommen die ik niét moest betalen, maar andere getallen dan die welke ik dezelfde maand al betaald had. (hopelijk krijgen jullie geen hoofdpijn) En de manier hoe dat allemaal berekend werd, klopt volgens mij aan geen kanten. Het tegoed van het gas heb ik terug gehad, dat zou kunnen juist zijn. Maar de rekening van de elektriciteit... ik ga jullie de uitleg besparen, want je krijgt er kop noch staart aan! Ik heb tweemaal gebeld met reclamaties, (wachtmuziek) maar ze geven een uitleg alsof ze het terplaatse verzinnen. Wat kan je hier als consument aan doen? Een andere maatschappij nemen? Maar daar heb ik ook al zoveel verhalen over gehoord, dat je toch wel gaat twijfelen of dat dé oplossing is. Waarschijnlijk ga ik dan weer naar áf en begint het opnieuw van vooraan. Vanaf nu zal mijn tussentijdse factuur de helft bedragen van hetgeen ik daarvoor betaalde. Hopelijk zal ik er volgend jaar een beetje beter aan uit kunnen... Ik heb het gevoel dat ik bedrogen ben en daar word ik woest om...
Wanneer ik wat oud brood verzameld heb, ga ik wel eens naar de vijver achter het gemeentehuis. Het is prettig om die eenden en alles wat daar rondloopt te voederen. Soms heb ik zelfs de indruk dat die beestjes je dankbaar aankijken. Alhoewel, misschien is dat ook zo.
Er loopt daar een verschrikkelijk lelijke gans rond, hij is ook zo bazig dat ik hem 'Caligula' noem. Tenminste ik veronderstel dat het een 'hij' is. Je hoeft maar even in zijn richting te kijken en hij komt al met uitgestrekte nek blazend en schreeuwend op je af, zodat je zonder na te denken in een grote boog om hem heen loopt. Het beest heeft toch al 't een en 't ander meegemaakt, want er mankeert een stuk aan 't bovenste van zijn bek, zodat het lijkt of hij gedurig een grimas maakt. De pluimen op zijn rug zijn uitgerafeld en versleten, zodat je zou denken dat hij in zijn leven nog niets anders gedaan heeft dan vechten. Op een dag, ik had gemerkt dat er heel veel eenden met kuikentjes waren, was ik weer eens aan de vijver. Ik had een flinke zak met brood mee en verheugde mij al op het spektakel. Alles, groot en klein, kwam onmiddellijk aangewaggeld en gevlogen. Ik hield mijn hart vast toen ik de kleintjes zag, als ze maar niet vertrappeld werden door de horde. Een grote gekleurde eend met een dikke knobbel op haar neus, kwam afwachtend recht voor mij staan. Op de eerste rij zou ze zeker aan bod komen. (dacht ze) Dan had ze toch buiten Caligula gerekend. Zoals te verwachten kwam die aangewaggeld, schreeuwend en misbaar makend. En alsof dat nog niet genoeg was, had hij ook zijn vrouw meegebracht. Ik voelde mij niet erg op mijn gemak en hield mij al klaar om in geval van nood snel achter de bank te springen en zo aan de bedreiging te ontsnappen. Op zo'n meter vóór mij bleven ze beiden staan, links en rechts wat happen uitdelend, zodat er eerbiedig plaats gemaakt werd. Toen mij duidelijk werd wat hiervan de bedoeling was, werd mijn verbazing heel groot. Caligula maakte plaats voor het kleine grut dat ongeduldig stond te trappelen en liet hen eten, terwijl hij zelf niets nam, zelfs niet wanneer ik met opzet een stuk brood op zijn lelijke kop mikte. Het eigenaardige was dat hij geen onderscheid maakte tussen ras of soort, alles broederlijk naast mekaar. Nooit eerder zag ik zo'n discipline. Hij lette er op dat al de groten mooi aan de kant bleven. Op een gegeven moment draaide hij zelfs zijn rug naar mij toe om de groep beter in 't oog te kunnen houden. Eigenlijk was dit een hele eer voor mij, een teken van vertrouwen. Op dat ogenblik had ik hem wel kunnen knuffelen, het was zo hartverwarmend. Ik mikte opzij ook wat zodat ze allemaal iets kregen. Het was maar toen de kleintjes verzadigd waren dat de grote gans ook wat opraapte. Het lelijke dier was geweldig in mijn achting gestegen.
Nooit had ik gedacht dat je op de bus zoveel kan beleven , zodat je er een volle bladzijde over kunt schrijven! Het was in het najaar, de tijd dat we volop bezig waren met de repetities voor het nieuwe theaterstuk dat onze groep ging opvoeren. Het repeteren gaat altijd door op de Noordlaan, daar geraak je gemakkelijk met de nr 4. Deze bus brengt je net waar je moet zijn. De laatste twee weken vóór de première verhuisden we echter naar het Casino in W., waar ook de optredens zouden plaatsvinden. Met de bus geen probleem, de nr 1 stopt daar net voor de deur. Tenminste... als je niet verstrooid bent! Toen mijn zus zich na haar werk haastte om toch nog op tijd te zijn in het Casino, merkte ze plots ontzet dat haar bus de verkeerde richting uitging. Even later: een paniekerig telefoontje... of iemand van de groep zo vriendelijk wilde zijn om haar even op te halen, ze was gestrand in B., net de andere kant van waar ze had moeten zijn. Natuurlijk was dat toen de grap van de week; hoe kan je nu en 's hemelsnaam een verkeerd busnummer nemen!!! Maar een gewaarschuwd mens is er twee waard, ik kijk altijd goed naar de nummers, dit wilde ik niet meemaken.
Op de dag van het grote St Maartensfeest, was het zoals verwacht heel druk in de stad, het verkeer een echte chaos. Ik besloot om wat vroeger te vertrekken, ook omdat ik als souffleur (er bestaat geen vrouwelijke vorm van) zeker op tijd wilde zijn. Dan kon ik ondertussen ook de rekwisieten nazien of alles op zijn plaats lag of stond. De bussen waren te laat, er was een serieuze file. Ik begon al zenuwachtig te worden, tot ik uiteindelijk mijn nr 1 zag aankomen. Omdat ik de indruk had dat de chauffeur niet ging stoppen, gaf ik hem een teken en met een zucht van opluchting vond ik een plaatsje achterin het overvolle voertuig. Tot overmaat van ramp, stond er op de rotonde een andere autobus in panne, waardoor er eigenlijk geen plaats was om te passeren. Op de boordradio hoorde ik iets over 'omleiding', dus had ik helemaal geen argwaan toen de bus net de andere kant afdraaide dan hij normaal deed. Maar op een gegeven moment vond ik toch dat er zoveel draaien in de weg waren en tot mijn grote verbijstering ontdekte ik dat we op een wijk waren waar ik helemaal niet moest zijn. Wat was er nu gebeurd? Wegens de St Maartenstoet moesten bepaalde bussen een omweg maken en zat ik wel op de juiste bus, maar... in de verkeerde richting. Het enige mogelijke wat ik kon doen was gewoon blijven zitten tot de hele toer gemaakt was en de bus terug naar het station reed, waarna hij dan de andere kant uitging. Zo kwam het dat ik, na wat voor mij een eeuwigheid leek, terug voorbij mijn woning reed en dan langs de halte waar ik een uur daarvoor opgestapt was. Ik kwam dik te laat in het Casino, waar iedereen op mij wachtte. Ze vonden het een kostelijke grap dat ik een uur rond de stad had gereden. Ik vond het minder geslaagd, maar moest toch lachen met mijn eigen stommiteit. Nu heb ik de gewoonte aangenomen dat ik de halte noem op het ogenblik dat ik opstap, zo kunnen ze mij nog op tijd verwittigen als ik verkeerd ben.
En dan was er nog die vrouwelijke chauffeur, die luidkeels meezong met de radio: wie heb ik aan de lijn, hallo hallo... maar zo vergat ze wel dat ze moest stoppen om de mensen te laten uitstappen. Maar dat is voor een andere keer...
Vandaag zag ik er een, geheel onverwachts. Is het abnormaal vroeg? Ik weet het niet zo zeker, maar denk van wel. Iedereen keek geïnteresseerd toe, hoe hij zelfzeker zijn weg zocht. Niemand zou het gewaagd hebben om hem te verjagen, het zou heel ongepast geweest zijn, dat doe je niet. Ik keek er ook naar, vol bewondering. Ik had al eerder zulke exemplaren gezien, maar niet zo groot als deze.
Een grote majestueuze vlinder fladderde over de markt. De felle gele kleur was opvallend in de warme zonnestralen die ons vandaag cadeau gedaan werden. Zijn fragiele vleugels bewogen langzaam als in slow-motion op en neer. Dit moest voor hem het paradijs zijn. De groentenman had verse bloemkolen in zijn kraam liggen en glanzendgroene broccoli en nog zoveel dingen meer. Ernaast stond een bloemenkraam met de mooiste lentebloemen in alle mogelijke kleuren en geuren. Alles werd door de fladderende schoonheid geïnspecteerd. Wie zou het wagen om zoiets een ordinair insect te noemen? Ik ken wel koolwitjes en citroenvlinders, maar die zijn veel kleiner. Deze was volgens mij een erg grote gele vlinder, waarvan ik de naam niet ken.
Maar de vraag is, zal hij de koude nachten overleven... Misschien kan hij zich ergens verstoppen waar de temperatuur voor hem nog draaglijk is... Ik wil het heel graag hopen...
Ach ik zou een lijstje kunnen maken van dingen die ik nog zou willen beleven. Tenminste vóór ik de pijp aan Maarten geef. Bvb, een duosprong uit een vliegtuig. Maar het zou toch niet te lang meer mogen duren wegens knoken en beenderen die al wat ouder worden. En dé echte droom is eens een 'Indian summer' beleven in Canada. Ooit heeft mij iemand verteld hoe de zomer daar overgaat, op enkele dagen tijd, naar een nazomer, die onbeschrijfelijk mooi is. Van de ene dag op de andere kleuren de bomen in alle schakeringen rood en bruin.
Maar ik daag de lezers uit om in een reactie hún ultieme droom bekend te maken. Komaan mensen, kruip in jullie pen... euh... tokkel op jullie toetsenborden. Dromen jullie ervan om eens met een raket naar de maan te vliegen? Laat het mij weten. Geef uw fantasie de vrije loop. In 't kort of in een langer verhaal, 't maakt niet uit. Verras mij... ik ben benieuwd...
Had ik het zelf, met mijn eigen ogen niet gezien, ik zou het waarschijnlijk nooit geloofd hebben. Boven in de kersenboom, aan mijn keukenraam: een pikzwarte merel met één witte pluim op zijn kop. Niemand wist hoe die pluim daar gekomen was, er bestond eenvoudigweg geen zinnige uitleg voor. De kans zat er dik in dat zijn ouders al ellenlange discussies gevoerd hadden over die witte vaan. Zijn vader keek af en toe zeer argwanend in zijn richting. Hij had verschrikkelijke twijfels, zou zijn vrouw zich aan een zijsprongetje gewaagd hebben... Maar zij haalde hoogmoedig haar schouders op... pfft... ach wat... Stilaan begon het jong toch te lijden onder de situatie. Het zal je maar overkomen, nagekeken worden om iets waar je part noch deel aan hebt. Hopelijk waaide het onding er ooit eens af in een storm. De vlek der schande begon zwaar door te wegen. Triestig zat hij boven in de boom en probeerde zijn kop tussen zijn vleugels weg te steken. Zelfs de bekende merelliedjes wilde hij niet leren. Ook de verse stralende bloesempjes konden hem niet opmonteren. Voor hem hoefde het allemaal niet meer. Tot hij op een morgen uitbundig zat te kwelen. Het leek wel puur genot, zelfs een beetje onfatsoenlijk. En warempel, de verandering was duidelijk zichtbaar, hij had een vriendinnetje gevonden. Een lief merelmeisje, dat bedeesd naar zijn serenade luisterde. Het was opvallend dat beiden in hun sas waren.
Jaja, wij hebben zo'n spreekwoord: gekrulde haren, gekrulde zeden... Misschien dat er in de vogelwereld zoiets bestaat als: witgekuifde merels... wie weet wat erna komt... Maar haar had het blijkbaar kunnen bekoren.
Een dialoog tussen een reiziger en een poetsvrouw. Op aanvraag van Raf.
Opgelucht stapt de man na een vermoeiende dagtaak de trein richting Hasselt op. Tot zijn grote verbazing wordt hij tegen gehouden door een dikke matrone met blauw-wit gestreepte schort. "Halt, schoenen uit!' 'Schoenen uit? Waar is dat nu weeral goed voor? Ik denk er niet aan!' 'Dan mag u er niet in, ik heb net de vloer geboend en hij is nog niet goed droog.' 'Ik ga hier niet op mijn sokken rondlopen en daarbij, ik heb zweetvoeten.' 'Dat maakt niet uit, u bent niet de enige.' 'Maar ik heb ook gaten in mijn sokken. Je brengt me in verlegenheid.' 'Ah maar daar hebben we iets voor. Trek deze hoezen maar over uw sokken en dan zijn de gaten niet meer te zien.' Met veel gemor doet de man wat er van hem gevraagd wordt en nadat hij zijn schoenen uitgedaan heeft, trekt hij de blauwe hoesjes over zijn sokken. Dan stapt hij de coupé binnen en wilt gaan zitten. Net op dat ogenblik maakt de trein een onverhoedse beweging en voelt de man zijn voeten onder hem wegglijden. De vloer is veel te glad. Wat er dan gebeurt gaat heel snel. Hij schuift, zonder dat hij zich kan tegenhouden richting deur... en naar buiten, waar hij hard en pijnlijk op zijn achterwerk neerkomt. Zijn aktentas spat open en al zijn papieren vliegen in het rond. Het ontgaat hem dat de deuren dichtgaan en de trein vertrekt. Wanneer hij bij zijn positieven komt, ziet hij in de verte de achterlichten van zijn trein in de draai verdwijnen... met zijn schoenen aan boord...
In het begin dat ik alleen was, zat ik in een heel nieuwe omgeving en kwam ik tot het besef dat de vroegere vrienden eigenlijk de mijne niet waren. Zelf had ik geen eigen vrienden, ik had altijd ten dienste gestaan om mensen te ontvangen die in feite niet voor mij kwamen. Om mijn gedachten wat te verzetten, plaatste ik een advertentie in zo'n krantje, waar je pennevrienden kunt zoeken of vragen. Ik moet zeggen ik kreeg wel veel reacties, maar ongelooflijk wat de mensen je allemaal schrijven. De meesten dachten dat ik een relatie zocht, terwijl het duidelijk een rubriek was om te schrijven. Er was een man bij die bereid was om onmiddellijk bij mij in te trekken, want zijn vriendin had hem buitengeschopt. Hij zou voor mij het huishouden doen, zodat ik kon gaan werken.(haha). Hij had dan ook nog een baby van een jaar. Jawadde! Een andere wilde zo snel mogelijk een relatie want hij was niet zo goed in brieven schrijven en vond het maar tijdverlies. Na zorgvuldige selectie bleef er iemand over die zich niet opdrong. Al schrijvend klikte dat vrij goed, we kwamen overeen qua hobby's en interesses. Hij schilderde ook en ging zelfs buiten werken aan de Leie (hij woonde in Gent). Het waren echt interessante brieven die over en weer gingen. Ooit zouden we misschien eens samen naar de Provence gaan en daar Arles bezoeken, waar Vincent Van Gogh had geleefd en gewerkt. Dan spraken we af, hij zou mij komen bezoeken. Maar de dag ervoor belde hij af want hij had een longontsteking opgelopen en moest het ziekenhuis in. Omdat ik wist dat de man niemand meer had, buiten zijn oude demente moeder, had ik medelijden met hem. De dag dat ik vrij had nam ik het besluit om hem te gaan bezoeken, ik wilde hem verrassen. Ik kon met de trein tot Gent en daar zou ik dan een taxi nemen, want ik kende daar niets. In die tijd nam ik soms van die plotse besluiten want ik had het gevoel dat ik mijn eigen moest bewijzen. Het was al middag toen ik aan het ziekenhuis arriveerde. Met een klein hartje ging ik binnen, en na gevraagd te hebben waar ik hem kon vinden, er was eerst wat onzekerheid of hij nog niet naar huis was, maar ze vonden hem dan toch. Dan stapte ik de ziekenkamer binnen, een beetje verlegen om zoveel durf. Zijn ogen werden groot van verbazing, dat had hij zeker niet verwacht. Tijdens het gesprek over vanalles wat, merkte ik wel dat hij zich niet erg gemakkelijk voelde. Dan hoorde ik wat er aan de hand was. De namiddag mocht hij naar huis en hij had al een ambulance besproken die hem zou voeren. Desnoods konden we een taxi nemen, als hij mij dan 's avonds maar naar het station zou kunnen brengen. Maar hij ging vragen of ik meekon met hem. Dat bleek geen probleem te zijn en zo kwam het dat ik met een onbekende man, in een mij onbekende stad, in een ambulance met de zwaailichten op, dooreengeschud werd in een wilde rit, heel hilarisch, we kwamen niet bij van het lachen. Natuurlijk kwam het idee wel even in mij op van: waar ben ik in godsnaam mee bezig! Meer dan praten kwam er niet van. Hij heeft de luchtbel uiteen laten spatten. Hij ging naar het toilet en liet de deur open. Djeezus, wat knapte ik daar op af! Misschien had hij gehoopt dat ik bleef slapen, maar drong niet aan. Hij heeft mij naar het station gebracht waar ik nog net de laatste trein naar huis haalde. Een illusie armer en een ondervinding rijker. Een tijdje later liet hij mij weten dat hij het contact wilde verbreken omdat hij een vrouw had leren kennen, waar hij iets mee wilde beginnen. De hypocriet, wij hadden niet eens een relatie. Maar het heeft niet lang geduurd toen hij mij weer belde, ja die relatie was niets geworden en hij dacht terug aan mij. Ik bedankte feestelijk. Ik ben alleen naar Arles geweest en heb hem van daar een kaartje gestuurd (zoete wraak). Toen dacht hij dat weer alles koek en ei was, maar ik heb nooit meer geantwoord.
Gisteren naar de bioscoop geweest. Ik kende Will Smith wel van de TV-series, in komische reeksen. Maar in deze dramatische rol vind ik hem eigenlijk nogal goed. Alhoewel er niet zó veel gebeurt in het verhaal, houdt de spanning je aan je stoel gekleefd. Er zijn ook heel beklemmende momenten met veel kippenvelgevoel. Alles gaat heel snel, meestal zie je hem lopen. Achtervolgd door Murpfie, zodat af en toe de logica het wel eens laat afweten. Soms zou je wensen dat hij eens eventjes rust neemt, omdat je er zelf nerveus van wordt. Wat ook extra in de verf gezet wordt is het verschil tussen rijk en arm. Maar ik kan mij wel voorstellen dat het in Amerika écht ook zo kan zijn. Ik ga hier de film niet vertellen, voor degenen die hem nog willen gaan bekijken. Maar voor wie van drama houdt, is het een echte aanrader.
Ze hoorde dat haar zoon in 't ziekenhuis opgenomen was, met een zware infectie op de luchtwegen. Al had ze hem al die jaren niet gezien, ze bleef een bezorgde moeder. Zonder na te denken wist ze dat ze hem zou gaan bezoeken. Het ziekenhuis was een openbaar gebouw, en niemand zou haar de deur wijzen. Haar schoondochter zag haar natuurlijk liever niet komen, daar moest ze niet aan twijfelen, maar dat liet haar koud. Bewust maakte ze zich netjes op, het gevoel er goed uit te zien geeft meer zelfzekerheid. Als de buitenkant maar straalde. De binnenkant bleef verborgen, dat ging niemand wat aan. Op haar gemak stapte ze het ziekenhuis binnen en nam uit het winkeltje een fles gekoeld vruchtensap mee. Haar zoon kwam ze al tegen op de gang, waar hij andere bezoekers naar buiten begeleidde. Dat hij terug rondliep was op zich al een goed teken. Hij omhelsde haar met tranen in de ogen en zei hoe blij hij was dat ze gekomen was. Haar schoondochter gaf haar een slap handje en een afkeurende blik. Hoho... als haar ogen messen geweest waren... Het gesprek ging over koetjes en kalfjes, vrij gereserveerd. Een oud koppel kwam de ziekenkamer binnen en terwijl ze terloops eens knikte, besefte ze plots dat het haar ex was, met zijn 'vriendin'. Ze had hem niet dadelijk herkend door de oude-mannen-klak op zijn hoofd. Het was natuurlijk te verwachten geweest dat ze hen tegen het lijf ging lopen. De 'vriendin' deed geforceerd opgewekt en vertelde over op vakantie gaan en plaatsen waarvan ze goed wist dat hij daar vroeger ook naartoe ging met zijn ex-vrouw.
Ze hield zich sterk, waar ze in stilte fier op was. Ze vroeg hem hoe het met zijn moeder ging en over andere familie, wie er al allemaal overleden was. De jaloerse 'vriendin' onderbrak af en toe het gesprek, alleen maar om te laten horen hoe ze haar plaats ingenomen had. Maar allerlei pijnlijke dingen kwamen terug naar boven. Het zou nooit overgaan. Altijd zouden er wel situaties opduiken die terug aan het verleden deden denken, ze wist dat zoiets onvermijdelijk was. En toch wilde ze dat verleden niet terug, het zat heel diep, het verdriet, alles wat ze hadden kapotgemaakt. Toen ze aan de bushalte kwam, had ze het gevoel te stikken. Er kwamen geen tranen, maar enkele snikken welden op uit haar keel. Gelukkig zat er nog niemand in het bushokje. Maar aan een ziekenhuis zie je wel meer mensen met verdriet buitenkomen.
Een halte te vroeg stapte ze al uit, de rest deed ze tevoet, ze had lucht nodig, frisse lucht, het beklemmende gevoel moest verdwijnen. Maar daar had ze meer dan één dag voor nodig, dat wist ze. En daarna zou alles weer zijn gewone gangetje gaan...
Je bent er vóór of je bent er tegen, maar niemand ontsnapt er aan. Waar ik vroeger woonde kwam de carnavalstoet vlak voor mijn appartement voorbij. En omdat het meestal koud is bij die gebeurtenis, zat ik lekker warm achter mijn raam, met mijn knieën tegen de verwarming, op vier hoog en volgde zo het hele gebeuren. Maar de bovenkanten van die wagens zien er heel anders uit op die hoogte. Je ziet onafgewerkte dingen, zonder verf. De mensen beneden in de straat weten dat toch niet en alles lijkt goed om uit te sparen. Tegen dat het confettikanon langskwam, zorgde ik wel dat mijn raam dicht was.
Nu woon ik eigenlijk tussen twee straten in, net waar de stoet vertrekt. Vandaag was er reden genoeg om naar buiten te gaan, niks koud. Het begin ziet er goed uit. Alle dansers en springers nog fris. Een mooie groep die echt opvalt, doet mij denken aan Venetië, door de kleding en de maskers. Veel goud in de stoffen en grote Fabiola-hoeden. Aan hun voeten gouden laarsjes met naaldhakken. Oeioei... de stoet is minstens drie kilometer lang, hoe gaan die dat volhouden, al lopend en springend? Vele wagens komen mij bekend voor van de vorige jaren. Ze hebben gewoon wat andere gekleurde slingers en de dansers nieuwe kostuums, maar wat telt is de ambiance. Omdat ik ook nog een kennis ontmoet kunnen we gezellig tegen elkaar commentaar geven. De kinderen worden bedolven onder de goedkope karamellen, waar ze hun meegebrachte zakjes mee vullen. Of alles daarna opgegeten wordt of na zes maanden in de vuilbak belandt is hier nog maar de vraag. Veel snoep wordt zelfs niet eens opgeraapt of blijft platgetrapt achter. Een oude man met een tas vol snoep, rukt een lekstok vóór de handjes van een klein meisje weg... hij was eerst... Eén groep gooit met appelen. Krijg dat maar eens tegen je hoofd. Een dame krijgt een exemplaar tegen haar zwarte broek en staat verwoed te dabben om de sprats weg te vegen. De arme appel blijft verweesd en geblutst langs de kant van de weg liggen. We weten wie er na de travestieten gaat komen: onze eigenste Jeff Hoeybergs, himself. Jawadde... een klein armzalig wagentje, terwijl we iets heel bombastisch verwachtten. Daar staat Jeff. Onopvallend. Het enige carnavaleske dat hij aanheeft is een plooirok, groengeruit, eentje zoals de meisjes van de zustersschool hier dragen. Dat was het!... Ook geen carnavalschlager. Maar ja, ze zijn maar pas vertrokken, misschien dat hij na een halve bak bier wel loskomt. Het enige wat opvalt zijn de cameramensen die achter hem aanhollen. (echte). Als de stoet voorbij is, komt aan de andere straat de eerste wagen al weer aan. Het zit er weer op en hier wordt de hele rataplan weer ontbonden. Ik ga nog effe naar de bank. Daardoor kom ik de hele bende weer tegen. De venetiaansen met hun laarsjes in de hand en op sokken of blote voeten. Zelfs de Jeff, hij staat op de hoek nog steeds met de cameramensen te praten. Heel anders dan toen ik hem op tv gezien heb bij Goedele, met een muil van hier tot ginder.
Als afsluiter ga ik aanschuiven aan de frietkraam die er voor één dag staat. Een klein zondeke, friet uit een echt puntzakje met een klatsj mayo, dat kan smaken! Daar eindigt voor mij carnaval, anderen zullen nog drie dagen feesten, vooral zuipen en eten. Dat zie je dan aan de achtergelaten plassen maaginhoud in hoeken en kanten. Bweeeuuk...
Het heeft toch zijn charmes zo'n markt. Je kan het niet vergelijken met enige andere gebeurtenis. Zelfs al heb je niets nodig, rondslenteren en kijken kan al heel ontspannend zijn.
Het eerste wat ik tegenkom is een tafel waarop kwistig allerhande documentatie rondgestrooid ligt. Twee jonge kerels vragen de mensen om hun handtekening en als ze die hebben, een kleine gift. Het gaat over hulp aan drugsverslaafden. Oké, maar omdat ik enige tijd geleden besloten heb om vooral op mijn intuïtie af te gaan, heb ik al onmiddellijk wantrouwen omdat ze geen Nederlands praten. Een van hen, een grote gespierde jongeman met een mooie gave huid, vertrouwt mij samenzweerderig toe dat hij een ex-verslaafde is. Ik heb echt moeite om hem te geloven en besluit om wel te tekenen, but 'no money'. Hij is al snel een pak minder vriendelijk, maar kan niet anders dan 'okay' zeggen. Moet het ook nog lukken dat wanneer ik tien minuten later op dezelfde plaats langskom, ze al spoorloos verdwenen zijn. Allé dan, ik zal het dus nooit weten.
Maar om terug te komen op de marktkramers, het is en blijft toch een ras apart. Zolang je maar enige interesse laat blijken, proberen ze je met alle mogelijke middelen aan het kopen te krijgen. Heel vertrouwelijk noemt er ene mij 'Charlotje, jij kan zeker zoiets nog gebruiken!' Waarop ik: 'neen Lowietje, ik heb geen plaats.'
Als ik een grote kartonnen doos zie staan, met onbekende inhoud, maar in 't rood staat er vijf euro op, dan word ik nieuwsgierig. Ik wil wel weten wat je voor die prijs nog kan kopen. Er liggen twee hoofdkussens in. De man prijst zijn waar aan en zegt onmiddellijk: vijf euro... dat is voor niets! Maar omdat ik niet toehap: 'je mag ze alletwee hebben, omdat het de laatste zijn, voor vijf euro!' Ik: 'neen ik heb er geen nodig.' Hij blijft proberen, zodat ik mij verplicht voel om te zeggen: 'ik heb twee hoofdkussens en ik woon alleen, dus wat zou ik ermee doen?' 'Je woont alleen? Dan zal ik zeker eens moeten langskomen?' 'Ja doe maar!' Inwendig voel ik een sadistische genoegdoening, omdat hij plots schijnt te schrikken van zijn eigen woorden.
En dan heb je nog die man met zijn witte klak, ik zou echt niet weten hoe zijn naam is. Hij doet iets met poetsproducten, maar de mensen blijven in de eerste plaats staan om te kijken naar zijn onemanshowtje. Als een spraakwaterval vertelt hij de ene grap na de andere en doet iedereen gieren van het lachen. Maar als de verkoop wat tegenvalt en je vangt toevallig zijn bezorgde blik op, besef je dat die man daarvan moet leven.
Wie kent er niet die kleine stofzuigertjes die momenteel worden aangeboden? Jaja, de truc met de bowlingbal, dit is duidelijk de kracht van het luchtledige, maar hebben de mensen dat door?
Een regendag op de markt, dat heeft ook iets apart, het komt dan soms tot een waar regenschermenballet. Door de bomen zie je dan het bos niet meer. Wil je er doorgeraken, wordt het een beetje passen en meten. De vraag is dan steeds: wie steekt zijn regenscherm wat hoger, zodat de andere er net onderdoor kan? Het moeilijkste zijn kleine brede dames met een tweepersoons-paraplu. Dit is duidelijk territoriumafbakening, moeilijk om hier zonder kleerscheuren door te raken. Ooit zag ik een oudere man met een paraplu waarvan het stof over twee baleinen los was. Net dat open stuk hield hij boven zijn hoofd. Zou hij de regen op zijn kale knikkertje niet gevoeld hebben? Een grapjas vroeg hem of hij een 'marktaccident' had gehad. Gelukkig had de man gevoel voor humor, en lachte mee.
Jaja... de wereld is een schouwtoneel waar ieder zijn eigen rolletje speelt. En de markt is daar een groot voorbeeld van...