
Haar
meisjes hadden haar zomaar laten
uitslapen vandaag, iets wat ze
niet gewoon was.
Ze had de dag voordien getracht,
van s morgens vroeg
tot aan hun slaaptijd, te
camoufleren dat ze zich niet
lekker voelde.
En toch was het hen niet
ontgaan.
Barstend haar hoofd, ook deze
morgen,
gepaard met koorts, een
linkerbeen dat niet normaal
wou doen
Een maag die misselijk keerde, alleen
al bij het denken
aan het woord eten.
Zij deden zo hun best om zieke
mama te verwennen.
Ze zorgden voor een brunch, mét
worstjes,
voor het eerst zelfstandig door de
oudste gebakken,
zoals het hoorde.
De jongste perste, met al haar
kracht, een glas verse sinaas.
Ze hadden samen de tafel gedekt
en kwamen
zieke mama halen om mee aan
tafel te gaan zitten.
Ze propte met veel moeite een
stukje worst naar binnen,
dronk heel voorzichtig van het
verse zoete sap,
waarna haar meisjes haar
geboden in haar zetel,
vakkundig door hen opgemaakt
als nest, te rusten.
Ze zag ze in de verte
samenwerken, de oudste aan
de slag met stofzuiger, de
jongste erachteraan
met dweil, iets wat ze zo graag
deed, met water spelen.
En zij liet ze, heel wazig,
maar begaan, ze kon niet anders.
De omgekeerde wereld.
Was dit een mama waardig? Ze voelde zich zo schuldig.
Al stond haar hoofd nog
barstensklaar,
de koorts nog niet geweken,
ze zou het luidop kunnen
schreeuwen :
Ze had twee schatten van
dochtertjes,
op alle vlakken.
|