Vanop
de achtergrond,
observeerde ze, heel stil,
om niet te storen,
de onnodige, overdreven
activiteit,
van wisselende taferelen.
Gesprekken, ver en nabij,
drongen bij haar binnen,
ongevraagd,
een woelende, krioelende
mengeling
van stille luide woorden,
vulden haar hoofd,
vermoeid verdovend,
haar eigen vermogen,
herleid tot sloomheid
van eigen besef,
vergrendeld tot standbeeld,
van levende kilte,
een dag zonder eind.
|