
Alles
had ze om naar uit te kijken vandaag,
haar
meisjes kwamen weer naar haar toe,
haar
zielsverwant, zichtbaar en onzichtbaar,
was
altijd wel aanwezig,
kortom
een nieuwe dag om te beginnen.
En
toch,
toch
vocht ze,
heel
hard,
tegen
dat gevoel
.
Kwam
het door het grijs
dat
ze rook en voelde nog vóór ze opstond?
Was
het de intensiteit waarmee ze de voorbije week gevuld had,
geconcentreerd,
uren en uren?
Was
het die ene dag, die haar onvermijdelijk elk jaar opnieuw,
terugbracht
naar het verleden, de pijn maar ook de dankbaarheid van toen?
Emoties, die ze nu wel kon en mocht vertellen, waarnaar met warmte
werd geluisterd, en met
nog meer warmte werden opgevangen.
Of
was het gewoon de tijd van t jaar: zomer noch nazomer,
nog net geen
herfst?
Ze
wou niet vechten ze wist dat het niet hielp ging zitten
in een hoekje van
de badkamer,
liet
alle remmen los, liet komen wat kwam en nam de tijd,
de tijd die ervoor nodig
was.
Eenmaal
voorbij, raapte ze de duizend stukjes van zichzelf op,
veegde
de stromen droog, keek naar haar spiegelbeeld,
gaf
zichzelf een ferme knuffel en zei heel overtuigd:
Ja,
ik zie mezelf graag zoals ik ben verdomme!
En
toen ging ze koffie maken en nam het zonnig geel kopje
met afgebroken oor.
|