Internationale knuffeldag was het vandaag. Ik moest een bende vrijwilligers die me stevig wouden vastpakken van me afslaan, en ze bekeken me maar boos. Ik wou niet meedoen in hun toneeltje. Waarom moet elke dag een betekenis hebben in deze tijden? Wat is er mis met een gewone zaterdag, of een woensdag. Of godbetert, een doodnormale maandag. Maar nee, ik word om de oren geslagen met naamdagen. Internationale waterdag. Wereldaidsdag. Dag van de natuur. Weekend van de Belgische kazen. Week van het boek. Maand van de kaviaar. Jaar van de draak. Ik kan geen dag doorkomen zonder me zorgen te moeten maken om één of ander verfoeilijk onderwerp. Danku maatschappij, om deze last nog eens extra op mijn kalender te dumpen. Ik gooi mijn tv buiten en vanaf nu is elke dag gewoon een dag. En zo moet dat zijn.
Ik sloot me op vandaag. Ik kwam niet buiten. Ik wou niet. Geluiden dringen door het venster. Onverstaanbare gesprekken, motorgeluiden, een luidruchtige studentendoop. De wereld draait verder. Ik niet. Vandaag was een verloren dag. Er zijn veel verloren dagen de laatste tijd. Alles staat op pauze. Geen geluid, nergens. In mijn hoofd schreeuwt alles door elkaar. Maar hier schreeuwt enkel de stilte. Geen enkel woord ontsnapte aan mijn lippen. Alleen is een standaard geworden en samenzijn lijkt een verre herinnering. Ik beweeg me door een waas van mensenlevens en ik ontwijk ze allemaal. Laat mij vooral met rust. Op deze manier gaat het ook.
Nacht. Ik hou ervan. Ik vertel me elke dag weer dat ik deze keer op een redelijk uur slapen zal gaan. Het lukt me nooit. In de nacht ben ik op mijn best. Een zwerver, wat dronken studenten, een man met onbekende bestemming. Mijn lotgenoten terwijl ik in het oranje licht van de straatlamp op een bankje zit te lezen. De zwerver koopt in een nachtwinkel wat bier, de studenten gaan min of meer rechtdoor naar huis en de onbekende man loopt een even onbekend huis binnen. Ieder voor zichzelf hier, de jungle van het donkere asfalt. Rechtlijnig en vernauwde ogen, we zien niets, we vragen niets. Onze wegen kruisen elkaar, maar we kiezen ervoor om het niet op te merken. Zelfs 's nachts gaat de wereld aan me voorbij. Maar trager, haalbaarder. Af en toe is er zelfs stilte. Stadsstilte dan wel. Voetstappen in de verte en het gebulder van een vrachtwagen. De dieren van de stad, industrieel paringsgeluid. Straks ben ik weer dagmens. Maar nu geniet ik nog even van de nacht.