zèn saas geven=er verbaal van langs geven lora komt er deur=zon begint te schijnen kuisruimers aen=schoonmaak gjene rotte knop nie mer ain=niets meer bezitten gjene poe-et ain om op te stoan=kan er niets tegen inbrengen zenne père zien=afzien slap as n schotelvodde=uitgeput uit zèn botten sloan=nonsens vertellen da bit in mèn bil=dat zou ik graag hebben
SLOTBESCHOUWING
Ik heb getracht om zoveel mogelijk het sinnekloases te benaderen in al zijn facetten:de speciale uitspraak met als kenmerken:tweeklanken die eenklanken werden en eenklanken die tweeklanken werden;de eigenaardigheden van de spraakkubst,de plastische woordenschat met zegswijzen;Ik blijf alert om het dialect van Sint-Niklaas op te tekenen.
lènen roeien=ongezond worden in de koefer duiken=in bed gaan schreen gelèk e pinnevèrken=enorm hard wenen mè gesjaart zitten=aan je been hebben mikt o weg=ga weg poetjen schèren=onderuit halen lie-eg opain=onderschatten van pjier noar klaes=niet goed weten waarheen taa zot krègen=oud zijn en jong willen doen wiep zèn=weg zijn nia oan zèn gettes kommen=niet aan zijn trekken komen mè gat zè bakker=wat je nu zegt kan niet er giejen knèt van verstoan=niets van begrijpen èrmoe troef=veel armoede op iemand kassen=er van langs geven zèn eten loaten tjèren=verteren in o meulen sloagen=iets snel opeten è stot doar gelèk nen uil op ne kluit=verdwaasd tegen o schenen schuppen=kordaat reageren
de ka kurs krègen=op de zenuwen beginnen te werken ge zoudem deer geven=schijnt een goed mens te zijn,maar dat is niet zo iemand aan den tèr aen=aan het lijntje houden iemand ne poater schilderen=iemand iets aandoen zèn frieten krègen=zijn kuren krijgen zjever in pakskes=nonsens zo zwart as mollekenpek=vuil zijn de kat zit in de reglateur=er is ruzie er me zèn klak noar sloagen=er naar raden in de mafkjeet zitten=in het gekkenhuis zitten zennen nestel afdrwaen=hard werken zennen jèring brwa nie=het lukt niet gust gezien ain=dronken zijn me de poepers zitten=bang afwachten stoan worda den bessem stoat=onder de sloef liggen tis duvelkeskermes=regen en zon tegelijk da rokt mèn ka kljeren nie=ik trek mij dat niet aan iemand n pjèr stoven=iemand iets aandoen van tangschots gesloagen=verbouwereerd zijn er zit stront oan de knikker=er zit een reukje aan in zèn stèr krègen=boven zijn stand gaan leven zèn schup afkuisen=weggaan va zène sies drwaen=onwel worden nen aen sasa=oud profiteurke trekt gelèk daelse duvels=het tocht geweldig in tjiar ejen as duilen preken=nooit tzaet op zèn petetten nie verdienen=haast niets verdienen gjene rotten bal mjeer ain=niets meer bezitten in de laverende zitten=in moeilijkheden zitten zenne vlieger go nie op=dat lukt niet ne jan mèn kloe-eten=lastig vervelend mens er zèn kas oan voagen=zijn best niet meer doen
tis pan oan=het gaat goed tussen dat koppel agelekt saropenbroe-et=lelijke vrouw lot de boeren moar dussen=laat het zo ne kaen oap van kakken=het moeilijk krijgen nor achteren goan=naar de wc gaan zoe beu as ka pap=werkelijk onuitstaanbaar buzzekken vlo-en=wispelturigiemand da kan mènen bruinrn nie trekken=kan ik niet betalen van een bjenaarsrès tergkommen=het is niet doorgegaan zèn babbielie afspelen=goed en veel babbelen doe-ekerreken rèt over mènen rug=krijg koude rilling in de doe-es steken=in het gevang steken d'ei uit zèn gat vroagen=grondig ondervragen kontent zèn me n doe-e mus=met weinig tevreden zijn tis altit èren of jonk=het is altijd wat gjenen noagel ain om in zèn gat te kraen=niets meer bezitten
M murezjieker=mier,meulenjèr=meikever;mjèrlon=merel;masjoefel=mismaakte vrouw;mutteko=lomperd; muffer=windje;mottevèver=vlinder;merrebollen=knikkers;mokkeman=vrouwengek;mafegels=gek loe-eskloe-et=prutser;maelkmutten=bleek ventje;mèren=morgen;muffen=stinken;mokskes=koekjes of hoeren; mitje=doopmeter
kakurs=koude koorts;kornis=dakgoot;kittigoart=krekelig ventje;kabassen=arm in arm gaan;kazebezen=kersen klokkebazen=grote kersen;kazekerrel=kersenpit;konduit=rioolrooster;karnasjèr=boekentas;krpsen=kuren; kabree=dienblad;kakkewals=cake walk(kermisattractie);kapla-koude schotel;kloter=rammelaar;kol=lijm kabas=draagtas;kurrewoagen=kruiwagen;koejoneren=pesten;kloefkapper=sul;kwikkelgat=iemand die niet kan stilzitten;klopper=gezond dik kindje;kattelènewielen=huiduitslag aan de mond;kerkeputteken=kerkhof; kjèskeschiet=onzin;kozzen=kozijn;knoesel=enkel;kaschèter=koulijder;kloe-terè=misleiding;kloe-etvis=larie; kokkas=kokkin;kwiestenbiebel=rare kwast;kjès=kaarskorrosje=moed