13 februari 1845
Ik ben Oliver Twist, geboren in een weeshuis waar ik nu al acht jaar
ben. Het is hier echt niet leuk. We krijgen weinig eten, en medelijden kent men hier
niet. Soms sterven er jongens door ondervoeding, maar dat vinden de strenge
opzichters normaal. Ze zeggen dat we hen dankbaar moeten zijn, omdat we op
kosten van de staat leven. Iedere morgen en avond lopen we voorbij het raampje
waar de opzichters eten. We krijgen telkens het water in de mond als wie zien
wat voor lekkers ze te eten krijgen. Volgens mij betalen ze al dit lekkers met
het geld dat ze uitsparen, door ons zo weinig voedsel te geven. Als je ons eten
zelfs voedsel kunt noemen, ten minste. Ik wil hier weg.
14 oktober 1848
Sinds kort zit ik in een dievenbende. De baas van deze dievenbende is
een oude man Fagin, die kinderen van straat plukt om dan voor hem te
stelen. Ik vind het hier nog meevallen. Het eten dat we hier krijgen, is gestolen maar wel lekker. Ik heb een strozak om op te slapen en ik heb ook vrienden hier. Soms
komt er een vriend van Fagin binnen, Bill Sikes genaamd. Hij is een echte
bruut. Ook heeft hij een lelijke hond vol littekens. Meestal heeft hij geld nodig, maar soms komen ze samen om een grote roof voor te bereiden. Mijn taak is vooral
leren hoe te stelen, en dit gebeurt in het huis van Fagin. Ik ben zijn leerling.
Het begint me wel een beetje te vervelen want ik wil met mijn vrienden mee naar
de stad.
26 juni 1849
Ik ben nu al enkele weken bij meneer Brownlow die me heel goed verzorgd.
Nadat ik mee mocht naar de stad met Charley en Dodger werd ik opgepakt. Ze dachten
dat ik de diefstal op meneer Brownlow had gepleegd, maar ik werd vrijgesproken nadat
een getuige vertelde dat het de twee andere kinderen waren. Meneer Brownlow
voelde zich schuldig en nu zit ik hier. Het is hier fantastisch. Elke dag wordt
er lekker eten gemaakt, ik slaap op een bed, ik mag leren en lezen in de enorme
boekenverzameling van meneer Brownlow. Elke dag mag ik meewandelen door de
prachtige tuinen met Brownlow zijn dienaren. Ik wil hier nooit meer weg.
17 december 1849
Ik ben terug in het huis van Fagin. Iedereen is zeer vijandig tegen mij, omdat ze denken dat ik informatie over hen heb doorgegeven aan de politie. De enige
die medelijden met mij heeft, is Nancy. Zij is de vriendin van Bill Sikes. Ik heb
geluk met haar want zonder haar zou ik nu al vol met blauwe plekken staan. Eerst
werd ik een week opgesloten in een kamer, maar nu mag ik alweer rondlopen door
het huis. Ze willen dat ik morgenavond mee doe met een grote kraak, omdat ik dun
en klein genoeg ben om door een luik te kruipen. Ik heb er echt geen zin in en
wil gewoon weglopen, maar dat kan niet, want wanneer Fagin of Bill plannen aan
het maken zijn dan let de hond van Bill op mij. Ook hoop ik dat meneer Brownlow
mij ooit kan vergeven. Ik wil niet dat hij denkt dat ik een ondankbare dief ben, die is weggelopen van hem.
11 april 1850
Vandaag worden Fagin en een paar andere boeven opgehangen. Meneer Brownlow
heeft me terug bij hem in huis genomen en is heel gelukkig dat ik terug ben. Dankzij de
inwoners van Londen hebben we de dieven kunnen vangen. Ook weet ik nu wie mijn
moeder en vader waren. Meneer Brownlow blijkt zelfs een goede vriend te zijn
geweest van mijn vader. Hij gaat voor mij zorgen. Ik heb heel mijn
verhaal verteld aan mijn nieuwe familie. Ze stonden versteld en hebben ook
de strenge opzichters aangepakt, die juwelen gestolen hadden van mijn moeder
aangezien ze gestorven is in het weeshuis waar ik geboren ben. Ik kijk uit naar een mooie toekomst in mijn nieuwe thuis.
|