Over het algemeen lees ik heel weinig. Dit komt vooral doordat ik weinig tijd heb en doordat het heel lang duurt voordat ik eindelijk eens in een boek begin. Maar wanneer ik in een boek begin te lezen en ik vind het echt goed dan kan ik me helemaal in een boek verliezen.
Ik lees heel graag waar gebeurde verhalen of verhalen die echt zouden kunnen gebeuren. Ook hou ik niet zo van boeken die zich in een ver verleden afspelen. Het zegt me gewoon heel weinig en ik kan er me dan moeilijk in terugvinden. Voor mij is lezen je helemaal kunnen vereenzelvigen met een boek. En dit lukt natuurlijk niet wanneer je je niet eens kan terugvinden in 1 van de personages.
Dit is vroeger wel anders geweest. Zo'n 2, 3 jaar geleden was ik helemaal wild van 'sprookjes' verhalen en hocuspocus maar dat ben ik nu een beetje ontgroeid.
Sinds kort dwaalt hier een vrouw in huis.
Zij noemt mij schat en lieve zoet,
bekreunt zicht om mijn nagels en mijn ondergoed
en leest het boek dat ik haar geef niet uit.
Zij duldt dat ik gedichten schrijf
en merkt niet hoe ik haar bedrieg.
Zij noemt u een fantoom, een oud verdriet:
ik denk dat ze de code niet begrijpt.
Op warme dagen ligt zij buiten in de tuin
en wentelt zich een kleur om te behagen.
Diep in huis vind ik uw lichaam uit.
Wij worden bleek van zelfbehagen.
Als je het gedicht voor de eerste keer leest is het
meteen al vrij duidelijk dat het over de liefde gaat. Niet de positieve maar
eerder de negatieve kant van de liefde. De ik persoon staat redelijk
afstandelijk ten opzichte van zijn vrouw. Hij spreekt over een vrouw die door
zijn huis dwaalt in de eerste vers van het gedicht. Maar uit de volgende vers
kunnen we afleiden dat de vrouw waarover gesproken word wel degelijk zijn vrouw
is omdat ze hem met koosnaampjes aanspreekt.
Na het gedicht nog een aantal keer gelezen te
hebben blijkt dat de afstand echter niet wederzijds is. Zijn vrouw gebruikt nog
steeds troetelnaampjes voor hem terwijl hij haar een vrouw noemt. Over de
vrouw kunnen we zeggen dat ze wil dat haar man er verzorgd uit ziet en dat ze
niet van boeken lezen houdt ( ze leest de boeken die hij haar geeft niet uit).
Volgens de ik persoon dwaalt de vrouw rond, ze loopt in huis rond zonder doel.
De vrouw heeft dus niets te zoeken in het huis.
In de tweede strofe blijkt er een derde vrouw in
het spel te zijn. Een oude geliefde van de ik persoon, een oud verdriet. De ik
persoon bedriegt zijn vrouw met deze oude geliefde. De oude geliefde word in
het gedicht een fantoom genoemd, volgens het woordenboek een angstaanjagend
droombeeld. Ze word zo genoemd door de huidige vrouw van de ik persoon. Ze is
misschien bang dat ze haar man kwijt raakt aan zijn oude liefde. Zijn vrouw
begrijpt de situatie ook niet, ze begrijpt de code niet. Dit kan er op wijzen
dat ze niet weet wat er allemaal speelt. Ze weet niet wat haar man allemaal
achter haar rug uitvoert.
In de derde strofe zit er een tegenstelling : ze
wentelt zich in een kleur om te behagen en wij worden bleek van zelfbehagen. Hij
wil zijn vrouw weer behagen omdat hij haar werkelijke schoonheid ziet. Hij
voelt zich schuldig ten opzichte van zijn vrouw omdat hij zichzelf een plezier
wou doen, hij wordt bleek van zelfbehagen. Er is ook in deze strofe een derde vrouw
in het gedicht. De ik zegt dat hij het lichaam van deze vrouw uitvindt. Als
deze vrouw de oude liefde van de ik persoon zou zijn dan zou het hij haar
lichaam niet meer moeten uitvinden. Dus kunnen we stellen dan er 3 vrouwen in
het gedicht zitten.