Vanuit een solutional focused standpunt kan
vanwege de sportpsycholoog op
onderscheidene niveaus een aanpak gerealiseerd worden. Voor een goed begrip
van wat in deze context gebeurt is er een hiërarchische denkwijze van doen . In
die zin vooreerst is er het denken over
de plaats en de nuttigheid van een discipline als de sportpsychologie (epistemologie). Daaruit volgend is er
een mandaat dat bekomen wordt ,
afgesproken of dagdagelijks verdiend wordt, al of niet ondersteund van
collegiale verbanden in een vereniging. Met in het achterhoofd heel wat hypotheses bij elk van de partijen
(atleet-coach-mentaal begeleider) worden
doelstellingen met sporters en hun
omgeving afgesproken. Het gemaakte akkoord kan via bijsturingen strategieën en tactieken een wezenlijk
onderdeel worden van een goed geoliede en resultaatgerichte machine. Deze web site heeft een ordening gemaakt rond
de bovenstaande principes . First things first laat ons starten met
epistemologie.
Wat is nu
nodig? Die ene muur in stelling brengen waar alle
sportpsychologische stenen nu eens in passen ( Nathalia Stambulova)? Of een
bedrijfssportpsychologie( Dudink) waar alle impulsen nu eens gemanaged worden volgens de beproefde bedrijfskundige
systemen. Zeg maar het grootste gemene deler of het kleinste gemeen veelvoud
principe. Inmiddels geïnspireerd door meerdere visies rond mentale vaardigheden,
behoeften en organisatiesystemen zie ik
een veel complexere relatie.
Een even complex project of sportpsychologie
is wellicht de ruimtevaart. Hieruit til ik dan ook de eerste metafoor. De
metafoor van de onherbergzame Soyuz raket
waar de astronaut zich moet aanpassen aan de omgeving is mogelijk meer van
toepassing voor het kluwen waar we heden ten dage voor staan. Immers met zijn
dik pak moet de astronaut in staat zijn ( wegens ergonomisch onaangepast, plaatsingsmogelijkheden zijn gelimiteerd door
gebrek aan ruimte) soms omgekeerde
handels te detecteren en te hanteren. Hij moet in staat zijn deze soms
verwrongen informatie te lezen en er een adequate reactie op te geven.
Terzelfdertijd volop rekening houdend met zijn contact met de organisatie in de
thuisbasis op de aarde, de procedures, de visies en zijn uiteindelijke missie.
Op het gevaar af van bij terugkeer in de dampkring verschroeid of
opgebrand te worden is dit op zijn minst een hoogst geconcentreerde bezigheid
te noemen
Zo
ook is het voor de sportpsycholoog in zijn sportomgeving zaak constant zijn mentale training en zijn
plaats hierin af te lezen en actief te checken. En het is heus zo niet
eenvoudig over alle benodigde informatie te beschikken . Hiervoor komt onze
kennis van mentale training ter hulp. Op de hogere niveaus met alle
tegenstrijdigheden in de lichaam geest- relatie die hier inherent zijn , is dit
geen overbodige luxe. Relationeel bestaan er verder soms verwarrende communicatieve
situaties waar bijv. de trainer denkt in plaats van de atleet en vice versa
(d.i. een symbiotische relaties van atleet- coach), motivationeel zijn er
mogelijk op winstbejag geaxeerde dopingsattitudes , misbruik als
(sex.harassment) is niet altijd uit te sluiten en manipulaties vanuit uiteenlopende hoeken
zijn, ook (of is het vooral) in de sportwereld, niet onbestaande. Hieruit
blijkt dat kennis en gebruik van de in
de sportpsychologie ontwikkelde modellen over respectievelijk mentale training,
objectieve monitoring van sportgedrag(overt en covert), ego- versus
taakgerichte motivatie , misbruik en manipulatie geëigende handvaten kunnen bieden. In
aanvulling hierop komt het nut van de vereniging en de situering ervan in een nuttige organisatie van de sportwereld
en de vaardigheden die hier ontwikkeld worden hier om de hoek kijken. Immers in
het kader van de vereniging is er een wetenschappelijk en deontologisch kader
evenals een wettelijk kader waar men kan op terugvallen.
Als een dergelijke complexe relatie tot de
sportrealiteit tot een goed einde gebracht wordt, als samenwerkingen van
sportpsychologen met sporters in echte prestaties vorm krijgen zal zulks natuurlijk
te danken zijn aan training en opleiding. Uit deze aangepaste opleiding spruiten vooral de volgende resultaten uit
voort : techniciteit die niet in de weg
staat van motivationele processen vooral op de langere termijn(life coaching),
een relationeel kader waar voor alle instanties geloofwaardige en nuttige kennis
kan geëigend worden doorgegeven, geen klokkenluiders die zelf op de duur
weggepest worden maar wetenschappelijke modellen met evidence based materiaal
dat steeds consulteerbaar en stuurbaar is. Hier liggen de beste
richtingaanwijzers. Deze keuze van modellen
en de relatiewijzen die hieruit ontstaan gaan bepalen of het lukt of
niet, Het spiral model helpt ons op weg naar gezond prestatie management en synergiën.
EPISTEMOLOGIE : 5) SET A TEAMVISION : eerste stap van de groepsaanpak
set a team vision:
Thinking of our teams
capabilities, suppose we were even more successful in the future
What are the teams
current strengths (from the perspective of the team, colleagues, customers,
etc.)?
Suppose in the future
we were doing really well, what would we be doing well (relative to the
organizations vision)?
What will the
organization see us doing that works well for them?
How would that be
useful to our customers and other teams in the organization?
Suppose we went even
further into the future, what would we be doing well?
Synthesize the thinking
arising from the answers and craft a team vision. Then ask:
What would be the
teams first steps towards living the vision?
Your view does a team need
a vision?
Interessante vraagjes voor bestuursleden: inleiding tot
kleine bijeenkomst na de algemene vergadering
neem nu
eens dat we nog succesvoller worden...
wat zijn de sterktes die getoond werden bij collega's, optreden, bestuur,
administratie, tegenover het publiek?
Neem nu dat we het echt sterk doen, wat zouden we dan allemaal doen( ook uit
het oogpunt van de actuele team visie)...
Wat gaat er allemaal goed werken, nuttig zijn?
Hoe zal dat goed zijn voor ons publiek, klanten, sponsors?
Neem dat we nog vèrder gaan in de toekomst, wat zouden we goed doen?
Maak een samenvatting (synthese) vanuit de antwoorden en de sterktes ,
formuleer hieruit een visie over het team.
Wat zou een eerste stap; zijn om deze visie echt te beleven?
Bijkomende vraag heeft een team een visie nodig?
vereniging voor sportpsychologie (VVSP) is een forum voor wat reilt en zeilt in het sport- en
topsportgebeuren in Vlaanderen. Het is ook een denk- en doe-tank gebleken waar
gunstige impulsen naar federaties, coaches en officiële sportinstanties kunnen
uit voortkomen.
Bij de VVSP
is er bovendien een bijzondere aandacht
voor niet alleen preventieve en remediërende accenten (bij wat dreigt mis te lopen in
aspecten van de sportbeoefening ) maar ook voor wat betreft bijdragen in
prestatieverbetering. Er is in die zin niet alleen een input op vlak van
revalidatie en opvang maar ook een bijkomende hulp bij de ontwikkeling van
samenwerkingsverbanden tussen verschillende partners zoals sportpsychologen,
clubs, federaties of overheidsinstanties. Voor de prestatiebevordering worden
vele nieuwe tools en samenwerkingsverbanden ontwikkeld. Het is de taak van de
VVSP om dit te ondersteunen en naar
voren te brengen door het promoten van de wetenschappelijk objectieve invalshoek,
de dialoog en communicatie in respect voor alle andere sportwetenschappelijke
disciplines, met tevens bijzondere aandacht voor de probleemdefinities en de gekozen standaarden
van uit sportwereld.
De sportpsychologische kennis, de effectieve
samenwerking en de impact op het sportgebeuren kan alleen een speerpunt worden
voor de beoefenaar als er herkenbaarheid en erkenning is door de bestaande
organisaties en als er een kader van samenwerking geschapen wordt. Een
groepering van gedragswetenschappers die
binnen het deontologische kader in staat zijn een vakbekwame bijdrage te
genereren is een noodzaak. De atleet, de trainer, de sportleiders hebben baat
bij deze relevante benadering van de nuances waar het uiteindelijk veelal over
gaat in de sportwereld. Maar ook het bestaan een betrouwbaar aanspreekpunt voor
de noden uit de sportwereld is een vereiste..
.
Waar in 1987
de hoofdklemtoon lag op kennisvergaring en verspreiding is heden ten dage de
globale aanvaarding van de rol en de persoon van de sportpsycholoog in de focus.
Er is een groeiende vraag en behoefte naar sportmentale begeleiding. De paden
van samenwerking en het elkaar vinden in een aangepast project is echter minder
vanzelfsprekend. In een niet aflatend streven naar betere
begeleidingsprestaties stelt de VVSP zich dit integreren als doel. Aangepaste
tools, coaching en globale visies moeten deze toenadering bevorderen. Goodwill,
internationale contacten en fair-play zijn heden ten dage standaarden in de
sportwereld. Deze waarden passen heel goed in de boodschap die vanuit de sportpsychologie
gebracht wordt. Men is aan een inbreiding toe
door een meer gesofisticeerd en verantwoorde omgang met de mentale noden
van de huidige sporters en hun entourage.
Als we
willen dat dit gebeurt is er een goed begrip nodig van de noden en een
gemeenschappelijke identificatie van de oplossingen nodig. Dit krijgt nu een
vorm in de samenwerking van VVSP met
federaties in topsportscholen maar ook in private initiatieven.
Bij zijn aanvang in het werken met een groep
atleten, werknemers, in dit geval hier collega sportpsychologen maakt Rico
Schuijers quasi onmiddellijk zijn mandaat duidelijk. Communicatie mogelijk
maken wil hij, na een korte opwarming weliswaar, informatie overbrengen over dat tikkeltje
mentaal geïnduceerde prestatieverbetering dat het verschil kan maken. Daar is
het hem om te doen. Het begeleidingsmandaat
dat hij krijgt gaat hij dan aan de hand van zijn tools nog verder uitdiepen en
kracht bijzetten door het zichtbaar, hoorbaar, voelbaar en vooral bruikbaar te
maken voor de sporter zelf en vooral in zijn beoefening van zijn sport. Niets
meer en niets minder is het doel van de pragmatische aanpak van Rico.
Nadere analyse leert ons dat hij vooral de
aandacht van de sporters verkrijgt door het aanbieden themas zoals mentale
training, concentratie, ideale prestatietoestand , communicatie met de trainer,
mentale weerbaarheid, de types en hun motivatie. Laat ons zeggen stuk voor stuk
teasers die menig geïnteresseerde sporter als muziek in de oren klinken,
verfrissend gebracht op een heel aanschouwelijke manier. Door hierbij gebruik
te maken van een aantal tools, later in deze tekst verduidelijkt, is hij in
staat zijn boodschap duidelijk aan te brengen en handvaten te bieden voor het
aan te leren nieuwe gedrag.
Hij legt daarenboven voor ons, aanwezige
sportpsychologen , eveneens het verband met gekende theoretische modellen :
m.n.de theorievorming over trainbare mentale vaardigheden, handelingsfouten,
comfortzones , IPT of het optimale prestatiemodel en tenslotte zin en onzin van
de term mentale weerbaarheid .
Het kan steeds beter. Op de instructie strek
uw arm laat hij volgen dit kan nog verder. Inderdaad met wat meer aandacht
en meer inspanning kan wat verder uitgestrekt worden, zij het maar een centimeter, maar het kan. Dit is een metafoor
voor ieder training. Een betere aanhef, concentratie doet iets. Ook op vlak van
communicatie start hij met een illustratie aan de hand van een experiment. De frontale oppositie
tegenover aan aanstormende tegenstander (met hand vooruit ter hoogte van de
borst aankomende opponent) leidt naar een destabilisatie(stilstaande opvangen
moet wijken). Een handig meebewegen of ontwijken ( het vooruit duwen niet op de
vlakke borst laten aankomen door ontwijkbeweging) leidt naar een bijna
krachteloos worden van de frontaal
uitgeoefende energie. Zo ook heeft het weinig zin in de communicatie
echt tegen de uitgeoefende krachten frontaal in te gaan. Naar analogie met de
geschetste tool is dan wat verbale judo van toepassing. Even afstand nemen en
een moment kiezen om dan op de gepaste manier te reageren, een antwoord te
bieden kan heel wat energie en nieuwe oppositie besparen...
Mentale weerbaarheid als begrip blijkt bij
nader inzien meerdere dimensies te hebben. Waar dikwijls nogal evaluatief met
die term omgesprongen wordt, deze heeft hetde andere heeft het niet, pleit Ricoh
ervoor verder te gaan dan dat ene label mentaal sterk of zwak. Hoe handelt
iemand op vlak van doorzetting, omgang met faalangst, met vernederingen, eigen fouten, succes,
verwachtingen, druk etc...Hij gaat het ook vertalen in handelingsfouten die
zich kunnen voordoen op vlak van concentratie( te vroeg, te laat, teveel
willen...), motivatie (niet genoeg, teveel je best doen, door stress abnormale
motoriek) spanning (verandering van gewoonten) , zelfvertrouwen...
Opvallend is ook dat hij gebruik maakt van handigheidjes
uit het motorisch leren om zijn denkbeelden verder en dieper te laten
indringen.Zo moet je maar eens proberen met je beide handen voor je uit een tegengestelde
richting een cirkel te draaien, of eens je armen net anders te kruisen dan gewoonlijk
(rechter arm leggen zoals je normaal de linker legt en omgekeerd, dit heeft hij
van Feldenkrais) of het niet-homoloog bewegen van voet en hand ( ene lidmaat tekent
een negen, ander lidmaat een zes). Begrippen concentratie, resp. omgaan met
discomfort en beperkingen zijn hier het
thema. Het is voor de sportpsycholoog dan zaak om duidelijk te maken dat kunnen
blijven presteren in die discomfortzone, of met bewustzijn van beperkingen ook
tot een gewoonte gemaakt kan worden. Het nut hiervan bij prestaties op de hoogste
niveaus is onmiskenbaar. De houding is dan hoe groot laat ik dit discomfort
worden, zodanig dat ik desalniettemin toch nog kan presteren?
Overigens
is het hele domein van mentale training ook gelieerd aan zeer tastbare
en actuele methodes. Aandachtstraining kan zeer goed gelieerd worden aan mindfulness.
Uiterst werkbare EFR (energy field therapy)en EMDR technieken zijn zeer goed voor
het doorbreken van cognitieve nefaste patronen, net zoals gedachtestop. Biofeedback
past dan meer in ademhalingsoefening. Ter
vervollediging van het gebruik maken van deze technieken meldt hij dat aspecten
van visualisatie en doelen stellen zijn
eveneens te liëren zijn aan de voorgestelde tools. Een RET - tool kan
ook gehanteerd worden. Een rollenspel (psychodrama)waarbij negatieve gedachten
die bij de sporter opkomen door afzonderlijke andere collegas extra in het oor
ingesproken worden ( en dat nog onder boegeroep van overige aanwezigen) kunnen
aantonen hoe moeilijk de sporter het zichzelf maakt via zijn habituele negatieve
gedachten. Dit in tegenstelling tot het tweede gedeelte van het psychodrama. Als
de rationele en positieve alternatieve denkvormen ingesproken worden (onder applaus
van aanwezigen) zijn het gevoel, coördinatie, hoop op winnen en aanwezige
energie heel anders...
Als aandacht of concentratie theoretisch
gekaderd wordt grijpt Rico graag naar het model van Eberspaecher. Via dit model
zien we aantal mogelijke afleidingen door dingen uit het verleden (deze
tegenstander is mijn zwart beest), tegenslag (mopperen), op winst denken, op
beloningen denken... dit zijn afleiders die het hier en nu in de schaduw
stellen en prestatieverminderend zijn qua perceptueel vermogen en het nemen van
de juiste beslissingen. Concentratie kan tenslotte op verschillende manieren
aangebracht worden. Neem nu wat gebeurt als twee personen elkaar perfect moeten
imiteren, in bewegingen, in gelaatsuitdrukking. Afleiding is er volop, vooral
als meerdere koppels nabootsers in de zaal actief aanwezig zijn. Opvallende
waarneming hier is de opkomende creativiteit om dingen voor te doen die ontstaat
ook op zon moment. Hier kan even bij stilgestaan worden.
Een volgende proef bestond erin
meer complexe ritmisch terugkerende patronen na te bootsen (handen
klappen, achtereenvolgens dijen klappen, voeten stampen, kreet etc.) Om deze
uiteindelijk synchroon te laten evolueren(samen te gaan doen), gaat vooral op
de duur een opperste een concentratie op eigen gedrag en ritmisch bewegen
vereist zijn. Wie wacht en nabootst wat anderen doen schiet tekort in de
opdracht om synchroon te reageren...
Een laatste individuele insteek betreft de
oefening waarbij opnieuw oefenpartners tegenover elkaar staan. Hierbij geeft de
Bully autoritaire coach (hier door de persoon van Rico aanwezig gesteld en
commanderend) en getooid met het epitheton ervaren maker van kampioenen
-opdrachten. Hij verwijst telkens bij iedere opdracht naar het noodzakelijk
zijn van het vereiste gedrag om het kampioen-zijn te bereiken. De vereiste
bewegingen en gedragingen gaan dan van neutraal-vriendelijk (handen geven)naar
negatief- bedreigend(kwaad , verwijtende gebaren) en autonomiedestructief
(fysiek handtastelijk). Hier wordt vooral gevraagd naar de ervaring. Hoever wil
je hierin meegaan in wat die autoritaire en succesvolle coach van je wil? Individuele
verschillen hierin zijn overduidelijk. Ook kan de vraag gesteld worden hoever wil
de atleet gaan als er gevraagd wordt
schadelijke lichaamsvreemde stoffen (doping) in te nemen?
Wanneer met groepen gewerkt wordt, wat bij
sporters heel vaak gebeurt, komt een zeer belangrijke persoonlijkheidsfactor om
het hoekje kijken. Wat is de insteek van deze sporter nu als bijvoorbeeld
gecommuniceerd wordt in een groep? Wat is de rol die spontaan opgenomen wordt
en het effect hiervan op het functioneren van de groep? Een gave oefening die gedaan
wordt door Rico om inzicht te geven in wat er hier kan voorvallen is de
volgende. Er is een simulatie van een vergadering rond een onderwerp dat van
belang is voor een groep (die uit een vijftal leden bestaat).
Via een spiekbriefje is iedereen gebrieft over
zijn rol (dit spiekbriefje wordt naderhand aan de volgende deelnemer
doorgegeven). Een iemand neemt leiding, een ander krijgt opdracht om iedereen
zich comfortabel te laten voelen, een ander onderbreekt als er iets gezegd
wordt, een andere snijdt andere onderwerpen aan en de laatste deelnemer vindt en
maakt alles ronduit belachelijk. Vanzelfsprekend gaat deze groep snel
blokkeren. In de tweede hand doet het spiekbriefje opnieuw zijn werk, dus met iedereen
in een andere rol blokkeert opnieuw de groep. Feedback is belangrijk en soms is
de herkenbaarheid voor sporters van de eigen habituele rol hier een belangrijk
leerpunt. Dit kan een insteek zijn op een ogenblik dat iemand in een groep
extreem gedrag stelt. Ook bij verregaande introversie van een van de
groepsleden kan dit bruikbaar zijn. Hier kan ook gerefereerd naar de comfortzone.
Hoe ver kan iemand verdragen, toch nog blijven functioneren?
Een andere insteek is het belang dat de persoon
hecht aan het uiterlijk, het dingen samen doen of het competitief zijn. Rico
oefent dit door achtereenvolgens drie verschillende zaken te vragen. Eerst
vraagt hij iedereen een kwart minuut staan mooi te wezen, dus zo goed
mogelijk over te komen voor anderen, de tweede opdracht bestaat erin dat een
groep binnen vijf seconden moet afspreken gedurende vijftien seconden iets gezamenlijk
te doen waar ieder groepslid mee akkoord is ( bijvoorbeeld op een been springen).
De derde opdracht waarbij intussen twee groepen gevormd zijn op een rij met
evenveel medespelers waar gevraagd wordt een glas zo snel mogelijk van voor
naar achter en onmiddellijk van achter naar voor terug door te geven zonder het
glas te breken. De vraag die aan de deelnemers gesteld wordt is een
evaluatievraag: Waar voelde jij je het best bij in deze drie proeven?. Wie
het eerste interessantst aanvoelde beleeft het uiterlijke of esthetische, het
tweede het samendoen en de derde het competitie-element als het belangrijkste,
wellicht ook in zijn of haar sportuitoefening belangrijk... Rico werkt hier ook
met kleuren Competitieve mensen geeft hij aan als degenen met de rode kleur.
Groen geldt dan als kleur voor de samen mensen.
Enkele andere groep- tools bestaan erin om
zonder gebruik te maken van het verbale aan
de hand van het niet-verbale dus een rangschikking binnen de eigen groep te
maken van ouder naar jongste of op basis van de donkerte van ogen. Wat hier
opvalt, is het kunnen rekening houden met aanwijzingen van anderen.Het zijn pas
de anderen die kunnen zeggen wat de juiste donkerte van de eigen ogen is in
vergelijking met die van anderen, we weten dit gewoon niet van onszelf. Rico
verwijst naar de wet van de communicatie waar vooral wat echt ontvangen wordt (
niet zozeer wat men denkt uit te zenden) van belang is, sommige dingen moeten
we echt van anderen vernemen! Voor contactname kan men een groep laten spontaan
door elkaar lopen en vragen dat op een
bepaald ogenblik de dichtstbije persoon aangeraakt wordt aan de linker elleboog
dit met de eigen linker elleboog, de keer erop een ander lichaamsdeel. Hier is
ook een aanvoelen van in meer de intieme ruimte van de persoon te komen bijvoorbeeld
wanneer de neus aangeraakt wordt...
Ook het feit dat in een groepsgebeuren er heel
dikwijls een spontane leider optreedt ,wat de dingen vergemakkelijkt, is hier
een interessante ervaring. Dit doet zich ook voor bij het in groep handen geven
aan de twee dichts staande groepsleden zodat iedereen aan linker en rechter
hand een ander groepslid een hand geeft van op de plaats waar hij net na een
dooreenmengeling van de groep plaats genomen had. Handen mogen dan niet meer
losgelaten worden. De opdracht is om hier tot een cirkel te komen zonder
loslaten van de handen. Dit spontane kluwen kan enkel ontward worden als iemand
de leiding neemt.
De leider kan ook de aangever zijn van het
signaal in een telefoon spelletje; De
groep staat hand in hand in een cirkel. De leider geeft via handdruk aan langs
waar het signaal gaat en doorgegeven moet worden door eenvoudige handdruk.
Eerst traag gaat het signaal (handdruk) in de cirkel rond, dan snel later met
nog wat variaties (soms langs twee kanten tegelijk een signaal geven). Dit kan voor
een groeps-aandacht-stimulerende gewoonte worden. Rico vertelt hoe zijn olympisch waterpoloteam dit spontaan en
succesrijk voor de wedstrijd opnam.
Laatste ervaringen die Rico met betrekking tot
aandacht wil meegegeven worden zijn deze die hij gebruikte gedurende een oproerpolitie-begeleidingsopdracht.
Hier wilde hij de vaardigheid de concentratie op bevelen en niet op uitdagingen
van de omgeving (betogers edm...) te richten oefenen. Een experimentje moest
hierbij de concentratie die vereist is illustreren.
Iemand wordt gevraagd zich bewusteloos op de grond liggend geen
enkele medewerking te geven aan iemand die helpt bij het rechtkomen ( dit is
een eigen concentratie los van de omgeving). De moeilijkheid voor de
hulpverlener (die wil de persoon rechtop krijgen) om hierin te slagen moet
hierbij ook genegeerd worden. Dit is een uitschakeling van zeer opdringerige
stimulus, in deze zin kan hij zeer eenvoudig zijn les concentratie
stofferen.
De
juiste knepen van het vak om het vertrouwen en zelfvertrouwen aan te voelen
komen tot slot ook aan bod. De
startpositie hier is zo dat iemand op een tafel staat met zijn rug naar een
groep vrijwilligers die bereid zijn de neervallende persoon op te vangen. Zo
leert Rico hoe je als opvangende duos de handen in elkaar moet houden tot een
soort slot. Dit om een collega met een stijf gehouden lichaam neer komende (van
een tafel achterwaarts in vertrouwenop zijn ploegmaats..) even vertrouwvol
als vlot op te vangen zonder moeite.
Even meldt Ricoh nog dat hij vooral door zelf
sessies mee te maken, dingen via literatuur door te nemen en uit eigen
evaringen deze tools bijeenbracht. Enkel citeert hij het werkje van Marcel
Karreman Energisers en starters. Hij spreekt de hoop uit dat het een
bruikbaar en aanstekelijk moment kan zijn voor het werk op het domein van de
sportpsychologie. Het proces, de leerervaringen, de inzichten kunnen enkel via de persoonlijke toepassingen
en controle door de atleet zelf tot de juiste toestand leiden. Dit indien zoals
het Optimaal prestatiemodel het voorschrijft dit voldoende ondersteund is door geloof,
toewijding en verbondenheid. Als aller laatste ook mijn dank voor deijverige
notas die ik van Tine verkreeg.
DE RELATIE ATLEET- PSYCHOLOOG ALS INSTRUMENT IN DE MENTALE BEGELEIDING I. Barroo(1)
(1)I. Barroo is als klinische psycholoog verbonden aan het Algemeen Ziekenhuis St. Jozef (Oostende). Hij is tevens gastdocent sportpsychologie aan de Sociale Hogeschool te Kortrijk.
In deze bijdrage zullen we enkele factoren bespreken die de werkrelatie atleet- psycholoog kunnen vertroebelen. Het gaat met name over A) de verwachtingen van de atleet m.b.t. de mentale begeleiding, B) de verwachtingen van de psycholoog zelf en C) de sterke nood aan zelfbeschikking van de atleet. We pogen aan te geven hoe deze factoren de werkrelatie kunnen verstoren, welke middelen men kan aanwenden om deze valkuilen te vermijden en hoe men de werkrelatie kan gebruiken als instrument om de efficiëntie van de begeleiding te verhogen.
Factoren die de werkrelatie atleet- psycholoog kunnen verstoren
De verwachtingen van de atleet m.b.t. de mentale begeleiding.
Vele atleten krijgen te maken met de hoog gespannen verwachtingen van familieleden en begeleiders. Deze verwachtingen beïnvloeden elke hulpvraag naar de psycholoog toe, omdat de sporter de eigen doelstellingen en problemen vermengt met die van anderen. Voor de psycholoog wordt het moeilijker in te schatten wat het eigenlijke probleem van de atleet is. Andere atleten willen bewijzen dat ze geen mentale begeleiding nodig hebben en dat ze het eigenlijk veel beter alleen aankunnen. Nog anderen wensen steun te krijgen voor een conflict dat ze met één of andere begeleider aan het uitvechten zijn. Tenslotte behoort het eveneens tot de wijdverspreide (mis)opvattingen dat de mentale begeleiding een wondermiddel is dat spectaculaire resultaten oplevert.
Het spreekt voor zich dat deze houdingen niet letterlijk naar voren gebracht worden. In de loop van de begeleiding echter worden ze duidelijker. Het zou interessant zijn om hiervan voordien weet te hebben; zoniet dreigt men in de functionele analyse (diagnosestelling: daar gaat het fout) van het gedrag van de atleet onvoldoende gewicht te geven aan de essentiële variabelen.
De verwachtingen van de psycholoog zelf.
Wat eveneens een werkrelatie kan doorkruisen, is de verwachting van de psycholoog zelf. Het enthousiasme voor de begeleiding vanwege de psycholoog kan soms verwarrend overkomen voor de atleet. In de zin dat de atleet dit begeleidings- enthousiasme gaat interpreteren als een bijkomende verwachting (druk) ten aanzien van zijn resultaten op sportief vlak. Psychologen gaan zich soms opstellen als concurrent van de ouders of trainer vanuit de bedoeling dat de atleet los te maken uit amateurisme op begeleidingsvlak. Ze drijven het soms zo ver dat ze de atleet laten kiezen tussen zichzelf en bijvoorbeeld de ouders. Dit kan de atleet weinig bijbrengen of voldoening geven.
Hier is een duidelijke stellingname met betrekking tot het aanbod van de sport- psycholoog vereist. Pas indien een haast economisch vraag-aanbodsysteem gehanteerd wordt, kan het gevoel van zelfbeschikking en instrumentaliteit van de werkrelatie atleet-psycholoog tot zijn recht komen.
De sterke nood aan zelfbeschikking van de atleet.
Een andere valkuil die de relatie dreigt te verstoren, is de heel sterke nood aan zelfbeschikking bij de atleet. Enkele collegas sportpsychologen weigeren om deze reden hardnekkig iedere identificatie met de therapeutenrol. Ze vrezen dat de promotie van hun interventies in de sportwereld belemmerd wordt door de afhankelijkheid die een therapeutische relatie inhoudt. Deze afhankelijkheid druist immers regelrecht in tegen het spontane autonomiegevoel van de sporter (Barroo, 1990).
Middelen om de storende werking van de verwachtingen te vermijden
*Principes
De verwachtingen bijstellen door leerprincipes te hanteren.
Het komt erop aan inzicht te krijgen in de manier waarop de atleet naar de begeleiding kijkt. We beogen een bevraging die rekening houdt met het klassieke en het operante leerparadigma om boven- genoemde storende factoren het hoofd te bieden. Houdingen en verwachtingen zijn immers feitelijkheden. Het zijn belangrijke antecedente stimuli die significante gedragingen kunnen uitlokken. Zicht krijgen hierop is onontbeerlijk voor een klare formulering van de begeleidingdoel- stellingen.
Deze antecedente stimuli (hier de verwachtingen; cfr. Pavlov) verwijzen naar een klassieke conditionering. Bovendien gaat door de evaluatie van deze doelstellingen achteraf de wet van het effect of de operante conditionering eveneens een rol spelen. Door succeservaringen ontstaat er een kans op het frequenter herhalen van het geleerde gedrag. Dit betekent op zijn beurt een gunstige vertekening van de antecedenten. Het verwachtingspatroon gaat dus positiever worden, waardoor het leren versterkt (Vinck, 1989).
Vraag- en aanbod duidelijk stellen in het licht van enkele principes.
De principes van vertrouwelijkheid, respect voor het individu in zijn totaliteit en loyaliteit met de standaarden van sportwetenschap- pen behoeden de atleet ervoor dat hij verstrikt raakt in zijn begeleidingsnetwerk waar zijn individuele belangen met de voeten getreden worden. Zij zijn de paden waarlangs een vakkundige en verantwoorde begeleiding plaatsgrijpt, waarbinnen een duidelijk vraag- en aanbodsysteem bestaat (Biddle, 1990).
*Vraagbaak ter ondersteuning
Door volgende vraagbaak pogen we bij het eerste kennismakingsgesprek zicht te krijgen op deze onderliggende motivaties. Enig speurwerk aan de hand van die vraagbaak kunnen voor de sportpsycholoog een ondersteuning bieden en hem van latere obstakels behoeden.
De verwachtingen van de atleet t.a.v. mentale begeleiding (MB)
Volgende vragen moeten in het eerste gesprek aan bod komen. Door deze vragen komt men tot een inzicht in het relationeel netwerk waarin de betreffende sporter zich bevindt. Ook krijgt men zicht op hoe de sportman tegen MB aankijkt (vragen 1 tot 6). De gegevens die hieruit de distilleren zijn, kunnen bv. Confronterend gebruikt worden. Met de hierop volgende vragen (7 tot 11) pogen we de plaats van de mentale begeleiding inde planning van de atleet te situeren (Kratzer, 1990):
Waarom neem je contact op m.b.t. MB?
Wat zeggen collegas over het feit dat je MB overweegt?
Wat is hun ervaring met MB.
Wat denken je familieleden over MB?
Wat denken je huidige begeleiders over MB?
Wat vind je van volgende uitspraak: Iemand die goede resultaten bereikt zonder MB is er beter aan toe dan iemand die MB gebruikt en tot dezelfde resultaten
Hoe is je seizoensplanning, wat wil je juist bereiken? Hoe wil je dat bereiken, op welke manier kan je je hier best mentaal op voorbereiden volgens jou? Hoe ging dat in het verleden?
Hoe kan MB volgens jou een plaats krijgen hierin? Wat stel je je praktisch, concreet voor van zon begeleiding, hoe ziet die er juist uit?
Welke periodes zijn voor jou het meest mentaal belastend en waarom?
Hoe voel je aan jezelf en je prestatie dat je mentaal uitgeput bent en wat doe je daaraan? Heb je daar zicht op ?
Hoe sta je tegenover praten over problemen- helpt je dat- of word je er juist kregelig door?
Beschrijving van het aanbod van de sportpsycholoog.
Omdat er steeds een nieuwsgierigheid is- psychologie spreekt nog altijd tot de verbeelding- gaan we zo snel mogelijk in op wat verwacht kan worden van MB.
Psychologisch inzicht en individueel aangepast advies m.b.t. motivationele vraagstukken bij de sportbeoefening. Een min of meer uitgebreide functionele analyse hoort hier ook bij.
Een vertrouwensrelatie. Wat de betrokkene niet wil gaat niet besproken worden met derden, zelfs indien ze behoren tot het begeleidende team. De sportpsycholoog zal steeds de belangen van de atleet voorop moeten stellen. (Braekelmans, 1985)
Verlichting van de lijdensdruk bij langdurig trainen, blessures of andere omstandigheden, is mogelijk door technieken zoals cognitieve herstructur-ering, relaxatie en suggestie.
Wedstrijdvoorbereiding door suggestie.
Carrière- en doelstellingsplanning en evaluatie, op korte en op lange termijn, controleerbare doelen kiezen enz.
Meegeven van bagage op gebied van het eigen stressverwerkingssysteem. Dit gaat onder meer over de rol die de sporter in de eigen begeleidingsgroep inneemt (motivatiepersoonlijkheid).
Inzicht geven in de eigen belastings- reacties en hun verband met prestaties. Vaststelling ervan vergemakkelijken en alternatieve uitwegen voor de stress- reacties aanleren.
Samenwerking met andere begeleiders daadwerkelijk helpen veranderen, indien ze niet voldoen aan de noden van de sporter.
Het concreet opnemen van het psychologische begeleidingsmodel in de concrete dagelijkse oefenpraktijk door dagboeken, zelfregistratie.
Voorbereiding op toekomstige belastende omstandigheden.
Het spreekt voor zich dat de inhoud en de volgorde individueel varieert. Werken met voorbeelden en modellen zal deze uitleg voor de atleet meer begrijpelijk maken. Voorbeelden, ervaringen en resultaten gaan hierbij meer aanspreken dan theoretische standpunten. Daarom is hier wat illustratie van belang.
Vanzelfsprekend worden concrete afspraken en praktische omstandigheden van de sessies nader bepaald. Het gaat hier om:
Plaats : nadruk op een omgeving die aangepast is aan de gebruiken van de sportwereld (bijv. plaats waarde briefing met de trainer plaatsgrijpt).
Tijdstip: de duur, de aard, de hoeveelheid, het totaal aantal sessies, de spreiding in het seizoen, de duur van de intervallen, de onderbrekingen, vakanties,
Condities: de norm die de sporter wil halen gedurende de begeleiding kan vooraf samen vastgelegd worden. Indien de betrokkene vindt dat deze niet, of niet meer gehaald wordt kan hij beslissen eruit te stappen. Hetzelfde geldt voor de sportpsycholoog.
Een ander element is de motivatie van de sportpsycholoog. Ook hier gaat, zoals we reeds stelden, een invloed van uit. Om het enthousiasme van de sportpsycholoog- als storende factor die een bijkomende druk veroorzaakt te temperen stellen we een hoge mate van zelfreflectie voor. Een eerste vereiste is dan dat de sportpsycholoog toegang heeft tot eigen gevoelens en houdingen ten aanzien van de begeleiding van deze of gene atleet. In dien er te weinig zelfbewustzijn is van de eigen houdingen bij de begeleider, kan deze vergeleken worden met een piloot die dronken opstijgt en niet in staat is tot navigatie. De relatie kan immers een hefboom zijn om de begeleiding effectiever te laten worden, ze kan echter ook in een dronken makend effect res- sorteren. De motivatie voor de begeleiding, de loyaliteit en doelgerichtheid worden op de proef gesteld indien de eigen motieven van de begeleider angstvallig uit de focus worden gehouden.
Het gaat hier om volgende gerichtheden:
Wat weet de begeleider over de carrière van de betreffende sporter, over zijn persoonlijkheid, hoe wordt hij in de pers of door anderen voorgesteld, hoe komt hij over?
Persoonlijke appreciatie, bewondering voor de behaalde prestaties, sport- discipline, coaches, type wedstrijden, verdiensten, financieel, familiaal en niveau waarop de atleet acteert.
Belang voor de eigen loopbaan als sportpsycholoog, persoonlijke liking en bereidheid tot geven van informatie, zijn verdere aanwijzingen over hoe het gesteld is met de begeleidings- motivatie.
Al deze gegevens kan de psycholoog kenbaar maken in de loop van een begeleiding. Naargelang van het moment en de persoonlijkheid van de atleet kunnen ze bespreekbaar worden. De functie hiervan moet echter steeds zijn: Het vlotter en beter laten lopen van de begeleiding naar de gestelde doelen toe.
Werken in het belang van de atleet
Er moet een bijzondere aandacht zijn om de behoeften van de atleet in rekening te brengen. Een van de meest in het oog springende wensen en verzuchtingen is de behoefte aan autonomie. Vandaar dat de atleet een hekel heeft als zonder aanwijsbare reden te diep wordt gegraven, of als men verglijdt naar een therapie- situatie.
Daarom is het ten allen tijden van belang om:
Bespreekbaar te maken waarom iets gebeurt, te laten kiezen tussen verschillende mogelijkheden en zelfs informatie te geven over de eigen interviewschemas.
Nadruk te leggen op samenwerken en op het experimenteel karakter, waardoor geen enkele strategie vaststaat en nieuwe opzetten opgestart kunnen worden.
Zichzelf te presenteren als een gelimiteerd persoon die juist door de kennis van eigen grenzen een zekere kracht kan mobiliseren. Dit is dan een model voor de atleet.
Andere begeleiders te appreciëren in hun werk en discipline. Het eigen aandeel wordt noch over-, noch onderschat.
Nogmaals de boodschap mede te delen dat het tenslotte de atleet is die het moet doen, te danken voor de inzet en de samenwerking!
Besluit
Deze benadering gaat een licht werpen op de motivatie van zowel de atleet als de sportpsycholoog voor begeleiding. Het gaat ook een inzicht bieden in hoeverre de autonomie van het sportende individu bedreigd wordt door ons aanbod.
Sportlui die zeer vertrouwd zijn met de metafoor grenzen verleggen gaan waardering opbrengen voor de deskundige en zelfkritische inzet van de sport- psycholoog voor hun sport in het algemeen en hun eigen sportieve prestaties in het bijzonder. Vooral omdat ze dezelfde integere bekommernis ontwaren bij hun begeleider. Deze spiegeling is voor hen van veel meer belang dan een koperen naamplaatje in een residentiële wijk. Er ontstaat een stuk aantrekkelijk vakman- schap, waar niemand naast kan kijken. Het aspect ongevraagd hulp bieden of zijn neus in andermans zaken steken wordt vervangen door gezamenlijke doelstellingen en door samenwerking, waarbij op korte en lange termijn gevolgen nagestreefd worden. De valkuilen van de sportloopbaan worden hierbij vermeden.
Het hoeft bij de begeleider niet zover te komen als bij Bruce Ogilvies If you dont trust men may be you can use me. Toch valt het op dat een soort nieuw instrumenteel gedrag voor de sporter ontstaat. Hierdoor krijgt hij meer vat op zijn begeleiding en zijn eigen vrij functioneren hierin. Bij aandacht voor de aard van de werkrelatie en inzicht in wat er allemaal gepresteerd wordt, vanwege sporter en begeleider, ontstaat een ruimere steunbasis (Ogilvie, 1987).
In aanvulling op het traditionele diagnostische instrumentarium stelden we een vraag- en aanbodlijst voor, die de twee instanties - sporter en sportpsycho- logische begeleider in een meer begrijpelijke en overtuigende samen- werkingsrelatie tot elkaar brengt. De effectiviteit kan erdoor verhoogd worden. Vooral door de doorzichtigheid voor beide instanties zal competentiegevoel en vakmanschap gestimuleerd worden. Erkenning hiervan volgt automatisch juist door het bijna mythische belang van vakmanschap.
Voor wie is de brede erkenning weggelegd?
Voor de politicus tot de volgende verkiezing,
voor de bedrijfsleider tot zijn faillissement,
voor eender welke staat zolang zij het maatschappelijk bestel kan dwingen tot brede erkenning en voor de vakman levenslang
Si le footballeur daujourdhui
doit être décrit ce sera surtout dans des contextes et des systèmes qui
surpassent lindividu.Dinnombrables perspectives collectives semblent être
liées à de bonnes et certainement de meilleures performances.
Le travail
physique,la préparation technique et léducation tactique et mentale sont des
expériences qui se font en groupe.
Si ce nest pas
en termes de communication,en travaillant ensemble,ceci se passe en termes de
développement des méthodes scientifiques qui exigent aussi une expérimentation
en groupe.
Cette dernière
tendance sera de plus en plus importante dans le football actuel,après larrêt
Bosman.Le football est condamné à se développer et à combler les manques
existants dès le commencement de la carrière du jeune joueur jusquà la fin de
sa carrière professionnelle.
De
fait,certaines questions doivent être abordées:
1-Quelles sont les différences entre un bon joueur et lélite?
2-Quelles sont leurs capacités physiques?
3-De quelles manières peuvent-ils développer leur endurance,leur
souplesse,la vitesse, la puissance et la force explosive?
4-A quel âge peuvent-ils le faire?
5-Quelles
sont leurs capacités psychiques en termes de commu-
nication,de motivation,de gestion du stress,dintelligence
dans le jeu,dinstinct de survie ou supplément de vigueur dans
les circonstances les plus
exigeantes?
Le but de cet
exposé sera de présenter des modèles et des méthodes différents afin dobtenir
une réponse à ces différentes questions.
Dans cette
recherche il sera nécessaire de trouver une solution aux problèmes causés par
des conflits dans le système,dans les rôles et dans les procédures qui se
déroulent dans lombre de toutes les relations interpersonnelles entre les
entraîneurs,les joueurs et les scientifiques qui soccupent de la carrière du
sportif.
On commencera
avec ce dernier point car ce nest quen clarifiant le contexte où se développe
léducation physique et mentale que ce phénomène de linfluence de groupe
peut-être comprise.
Première partie: les conflits
entre entraîneurs, joueurs et scientifiques sportifs et leurs solutions...
Les sciences systémiques nous
apprennent que tout conflit interpersonnel peut trouver ses racines dans des
conflits à linterieur du système géneral (des modèles opposés),dans les buts,
dans les rôles et procédures
Le système en général:
Dans le
football on est confronté à la loi du résultat et si lon veut
garder un certain équilibre entre les protagonistes il est nécessaire que les
personnes qui ne collaborent pas ou qui nobtiennent pas de résultats
satisfaisants quittent le groupe.
Actuellement la
tendance est de créer des positions dépendantes afin de conserver et fortifier
sa propre position dans la hiérarchie.De bons résultats signifie alors
progression personnelle favorisée.
Dans ce flux
dinformations,une hiérarchie distincte et traditionnelle doivent être
respectée. Les raisonnements seront dès lors économiques,ethnocentriques(en
faveur de son propre groupe)et conservateurs pour arriver au résultat
suivant:standing et prestige,expérience,affillia-
tion,organisation(continuité
rigoureuse du système)qui réduira les petits problèmes .
En
contradiction on retrouvera chez les scientifiques un modèle de différentiel et
de croissance qui pourrait même briser léquilibre existant par la recherche de
facteurs variants dans le temps et qui seraient à long terme une garantie
dobtenir de bons résultats.
A partir de là,
sexprime un intérêt pour les nouveautés et linfluence du moment, les
possibilités dexpérimentation,dhypothèses dans le but dobtenir des
conclusions objectives. Celui ou celle qui désire évoluer dans ce domaine na
pas beaucoup de choses à attendre dune hiérarchie que de:
-Faire partie de léquipe technique dun grand
club.
- Recevoir appréciation du travail effectué.
Les
raisonnements scientifiques,innovateurs,multiraciaux et progressifs vont mener
au résultat suivant:
-Efficacité personnelle de chaque joueur et de tous les membres de
lorganisation.
-Réductions des moments déchec.
-Stabilité et balance du système de demande et de compétence.
-Sélection des différents domaines de travail par
le
scientifique lui-même.
-Amélioration de la qualité déducation de tous les responsables.
Chez les footballeurs
les rôles et les procédures sexpriment dune manière autoritaire,ce qui est
capable de faire monter une forme de tension qui provoque un certain stress
dans la compétition et obtenu le Leadership est responsable des résultats obtenus.
Par conséquent on peut remarquer une corrélation entre résultats et démission
chez les entraîneurs.
Les procédures
étant traditionnellement bien définies,les entraînements se déroulent dans
lenvironnement familier de linstitution. On évite dès lors un inconfort. On
recherche un développement d activité qui progresse rapidement par les
réunions des groupes informels pour arriver à un but direct tout en respectant
les conditions fixées par les groupes formels. Le langage a tendance à mélanger
les différents points de vue tactiques(physique,psychique,organisation),le but
majeur étant dobtenir une ligne de conduite fixe. Ce flux dinformation na
pas lintention dêtre complet mais permet de trouver dautres informations
encore(différentes éducations par exemple). Soulignons que la presse fait
également partie de ces différentes sources de renseignements.
Chez le
scientifique sportif son rôle dintellectuel et de chercheur sont bien accepté
par le joueur pour son accompagnement mental et pour la la solution de ses
problèmes récurrents. En évitant les faiblesses dans le jeu de force on observe
que lon peut perdre confiance en soi par la présence dune autre personne qui
vient à laide. Alors le joueur aura le sentiment quil lui faut lui-même résoudre
ses problèmes. Ainsi la démission est plus probable quand tout tourne bien. On
na plus besoin de lui.
Les méthodes
dexpérimentation, la recherche et lentraînement mental et physique seront
basés principalement sur des bases scientifiques tout en accordant un intérêt à
lobservation individuelle. Le linconfort est parfois le chemin pour arriver
aux buts établis. Le langage utilisé sera scientifique et définira les règles
tactiques,techniques,physiques et psychologiques. Les réunions seront fonctionnelles,en
relation avec les évaluations,les informations et les techniques étudiées,etc.
Par
déontologie,les relations avec la presse seront limitées.
Par ces
contradictions qui se situent dans le système en général,on peut également avoir
des conflits interpersonnels,par exemple:
1. Entraîneurs se devant dobtenir des résultats rapides en opposition
avec le scientifique.
2. Entraîneur qui estime quun joueur prend trop de risque alors
questime au contraire que ce risque est pris consciemment afin dobtenir une
guérison rapide.
3. Relations individuelles qui se développent entre le scientifique et le
joueur qui pourraient provoquer la jalousie dautres joueurs.
4. Le comportement autoritaire des responsables peut être difficile à
supporter et faire diminuer lefficacité. Le seul but serait dès lors de
montrer quils sont incontournables.
5. Existence de castes,de groupes,etc. où les liens damitié seront plus
importants que lorganisation même.
Résolution:
Pour les
scientifiques sportifs il faut être vigilant vis-à-vis de la hiérarchie tout en
essayant de faire des compromis quant au besoins concrets de
lorganisation afin de permettre dadapter ses propres méthodes et dindiquer aux
responsables la position spécifique et déontologique du scientifique. Si lon
parvient à maintenir cette position ce sera grâce à une attention soutenue de
ce qui se passe à lombre des relations interpersonnelles. A court et à long
terme la justification de la présence du scientifique sportif demandera de
lénergie et gagnera du temps pour se consacrer davantage aux joueurs et à
lorganisation.
Deuxième partie
La réponse aux conflits :la
préparation physique et psychique en groupe par le circuit surinamien
Les
spécialistes de léducation physique dans le domaine du football indiquent que
les facteurs responsables de meilleures performances seraient:
lendurance,la vitesse,la force
explosive,du buste et isométrique,la souplesse et la rapidité des mouvements.
Dans ses études de JS Lieveld(1994) qui comparent les jeunes Européens
(de louest) aux jeunes du Suriname il constate que nous obtenons de meilleures
performances pour lendurance et la force du buste ainsi que de meilleures
fonctions métaboliques. Mais les aspects neuromusculaires comme la souplesse,la
coordination,la force explosive et la vitesse sont plus élevés chez les jeunes
surinamiens. la valeur des jeunes joueurs sud-américains (argentins,brésilien
et surinamiens)nous le démontrent clairement. ci dessus par lapprentissage
et lentraînement,on ferait de nos jeunes de meilleurs footballeurs. Dans cette
étude ne contenait pas laspect psychique. Mais on peut bien s imaginer quil
y en a .Ainsi on pourrait développer des traits psychologiques hypothétique
comme linstinct de survie, la communication directe, lesprit daventure,
linventivité dans les initiatives qui feraient ont le réveil du footballeur
Surinamien dans nos jeunes joueurs .Pour cela nous avons développer notre circuit
surinamiens.
Dès le départ on se laissera guider par une métaphore: celle de larbre. La condition physique comme larbre se
développe en plusieurs étapes. En été larbre est fort et ses branches et
recouvertes de feuilles afin dobtenir loxygénation optimale. Cette métaphore de larbre nous indique que
lon aura également besoin dune préparation consciencieuse du physique.
Les étapes
devront être franchies pas à pas.La vitesse ne peut se développer après
que si lon a pris le temps de développer lendurance et la force explosive et
isométrique. Après ceci les gabaries aux mouvements footballistiques seront à
lordre. Ces traces neuromotoriques ne peuvent quêtre mises en place
comme il faut. Une automatisation reçu dans de circonstances variables va
ensuite faire apparaître le besoin dune effectivité mental et gestion du
stress dans des niveau adapté au genre de réponse exigée.
1.lendurance.Ici on
développera le moteur et son carburant ce qui se nommera Club 160 ce
qui signifie obtenir un niveau de pulsations cardiaques maximum de 160.Ceci
sera mesuré par un instrument adéquat durant lexercice.
2.La force explosive.
Le développement du rendement musculaire peut-être atteint en surmontant son
propre poids par exemple,en montant des marches et en pratiquant de la
gymnastique.
3.La vitesse se
développera au moment où lon pourra franchir sa propre barrière de fréquence
et élargir la longueur des pas,ceci aura pour conséquence une meilleure
position droite du buste et une meilleure coordination des membres supérieurs
et inférieurs.
4.La rapidité des
mouvements, une des gabaries nécessaires au footballeur se développera
également dans des conditions où lon tiendra compte des lois de
lapprentissage motorique. Ce nest quen sentraînant des milliers de fois et
en pratiquant les mêmes mouvements dans différentes amplitudes que lon
développera les liens neuromusculaires et obtiendront des automatismes, ainsi
que la présence de la physiology, la tissue et la biochimie nécessaire aux
exigences .
5.Le mental.
Linstallation du mécanisme dallumage de laction demande un état de vigilance
du mental , une agilité et de conscience du schéma corporel qui est susceptible
de sadresser à la fois aux différentes demandes de lenvironnement sportif.
Dans ce sens apprentissage des oscillations entre repos et effort maximale et
gestion du niveau danxiété de léchec est nécessaire .Une disponibilité à
digérer les états de stress dans les chorégraphies les plus impressionnantes
est entraînable.
Motivation obtenu par cette
méthode
Ce qui augmente la valeur dune telle
méthode est lopérationnalisation des démarches nécessaire à devenir un bon
footballeur. Dautant plus quil y a des testes, des normes , des objectives et
des moyens des procédures pour y arriver. Dans la préparation de la compétition
augmente aussi la conviction d être bien préparé et reposé à la fois. Aussi le
joueur dispose de beaucoup de buts intermédiaires dans son entraînement. Ceci
lui permet de faire une meilleure analyse des manques dans sa performance, de
trouver un chemin à saméliorer. Lefficacité personnelle augmentera.
Lorganisation sera servi si un circuit qui est bien décrit, qui est accessible
et attractif. Au moment où la tendance à se développer soi même est stimulée
une nouvelle dimension dans la motivation apparaît. Ensuite on peut constater
que linspiration et la motivation vont gagner de puissance par
lidentification avec une philosophie admirée (Sanderson 1996)
Quant au buts et lévaluation de ce projet
on peut se poser des questions. Faut-il quon vient à une performance
homogène dans tous les domaines ? Ou bien faut-il arrivé à des profiles
hétérogènes qui indiquent quil y a des points extrêmement développées, mais
quil y en a dautres qui le seraient moins.
Dans le football le système de
demandes et exigences envers le libero, le gardien de but, le buteur semble
bien différent. Ce quil y a de commun est quon attend quil ne serait jamais
en manque, surtout pour les joueurs en position défensive. A ces places on va
attendre aucune trait faible ni physique, ni psychique. Pour ceux qui se
trouvent à des endroits moins stratégiques on cherche à développer des points
qui permettent de se mêler dans si beaucoup de duels que possible et den
gagner si beaucoup que possible. Des gens qui se situent là on attend des
traits qui vont leurs permettre de rester motivé, créatif et vigilant à
ladversaire. Ces propositions qui restent hypothétiques méritent certainement
une investigation plus approfondie.
Le suivi psychologique et le
circuit
Chez les jeunes on peut bien simaginer
quil y a des différentes exigences selon leurs ages. Dans la catégorie
des juniors C( on trouvait le coté autorégulation bien importante.
Dautant plus que a cette age le conscience de soi même mène à beaucoup de
nervosités bloquantes. Ce qui est intéressant est dapprendre à comment
expulser les menaces et facteurs stressants, une choix de stratégies envers les
défis de lenvironnement, planification, programmation comportementale. La
direction des actions sadresse plutôt à lextérieur de la personne. Une aide
de collègues qui forment lentourage (coéquipiers, entraîneurs etc...)
indispensable.
Vers lintérieur va sadresser
laccompagnement des juniors A. Parce que ils sont dans cette période
dadolescence ou lauthenticité va prévaloir Le circuit va faire appel à
lautonomie de la personnalité qui est en train dapparaître. La personnification
prendra forme en les confrontant en groupe avec leurs résultats sur les testes
physiques, en les confrontant individuellement avec leurs résultats sur les
testes psychologiques. Lauthenticité qui est le besoin de cette
personnification va prendre forme dans le choix de buts en termes de
techniques, de personnes,de besoins, de désirs. Pour éliminer les
obstacles et devenir vraiment connecté à ses besoins des démarches
concrètes seront fait. Cest surtout dans des courtes discussions individuelles
ou dans des groupes fonctionnels que ces sujets seront abordés.
Pour les deux groupes la transgression
du moi vers épanouissement et équilibre consiste dun fonctionnement à le
service de la groupe. Le moment ou dans la compétition on va se soumettre aux
processus naturels du sport qui reproduisent des valeurs comme sensation de
groupe, valeurs amicales, combativité psychologique. Lors de notre expérience
on avait lévidence de limportance de ce groupe en positif mais aussi comme
une menace pour celui qui se trouvait dans une position confuse.
CONCLUSIONS
Dans notre circuit Surinamien ils se
développent bien beaucoup de qualités . En même temps avec le développement des
buts intermédiaire attendus chez ces jeunes athlètes on peut constater quil y
a un processus de formation de groupe tellement voulu dans le sport moderne.
Les facteurs qui mènent a cela sont mentionné par J. Loehr.
Surtout quand on passe àux plus
haut niveau de stress. on a besoin de cette expérience de groupe qui va entre
chair et viande. Ce nest que là quune stabilité physique et mentale peut être
obtenue.