Schizofreen
Inhoud blog
  • Hoofdstuk 4: Tot de dood ons scheidt...
  • HOOFDSTUK 3: Hoe stroopt men het vel van een wilde kat?
  • Hoofdstuk 2: Het begin van het einde...
  • Hoofdstuk 1: alles begint met een lijk...
  • PROLOOG
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Misdaas roman, seriemoord
    01-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPROEP

    Voor ik begin met het plaatsen van de eerste twee hoofdstukken wil ik even de tijd nemen om een oproep te doen. Het probleem is dat ik te kampen heb met dyslexie. Een nog iets groter probleem is dat ik absoluut geen kaas heb gegeten van de regels van de Nederlandse taal, laat staan dat ik zou weten hoe men een boek schrijft.

    Mocht iemand zich geroepen voelen om te willen meewerken aan het tot stand komen van dit boek door bijvoorbeeld de grammaticale fouten eruit te halen en door de tekst leesbaarder te maken dan zou ik dat gigantisch fijn vinden. Ik kan niet betalen voor de geleverde diensten. Maar mocht dit verhaal zijn weg vinden naar een uitgever dan ben ik zeker bereidt tot een CO-auteurschap.

    Rest er me niets verder dan te hopen dat u leesplezier zult hebben aan mijn verhaal...

    Greetz,


    Benny WM


    01-05-2016, 03:11 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PROLOOG

    Hij was uiterst precies bezig om rozen neer te leggen volgens een vooraf gepland patroon. De details moesten correct zijn. De volle maan aan een wolkeloze hemel bescheen de plek die hij weken geleden al had gevonden. De plek aan de oever van de Dijle niet zo ver van het centrum van Leuven voldeed perfect aan zijn behoefte. Verschoten gras, het onkruid en het opgeschoten riet. In zijn hoofd klonk het vrolijk:

    “ Klein, klein kleutertje wat doe je in de hof. Je plukt er al de bloempjes af je maakt het veel te grof. Héhéhé...”

    Wat hij aan het doen was was allesbehalve kleuterachtig. Als het lijk van een jonge vrouw aan zijn voeten geen getuige daarvan was dan was het zware pistool met geluidsdemper onder zijn rechtersoksel dat wel. Een wapen dat hij zonder de minste aarzeling zou gebruiken tegen eender wie de domme pech had op dat moment zijn pad te kruisen. Plezier zou hij er niet aan beleven. Het zou hem eerder woedend maken dat iemand hem zou storen bij zijn werk. Nadat hij een laatste bloem had neergelegd deed hij in volkomen stilte een paar stappen achteruit. De volle maan was voor hem licht genoeg om zijn werk, het kunstwerk, hun kunstwerk te kunnen overzien. Door de jaren heen waren zijn ogen gewend geraakt aan het duister. Hij voelde zich op zijn gemak en thuis in de nacht. Haar lichaam lag precies goed. Half verborgen, half zichtbaar. Het zou niet lang duren voor ze gevonden werd eens het licht zou worden. En dan zou het eigenlijke spel beginnen. De stem, de zo beroemde en beruchte stem in zijn hoofd had gezegd dat het leuk zou worden. Hij twijfelde geen seconde aan het gelijk van de stem. Dat wat hij zichtbaar had gelaten vond de stem grotesk, helemaal niet zijn ding maar even noodzakelijk. De meeste mensen die het te zien zouden krijgen zouden het aanstootgevend vinden en dat was de bedoeling. De zichtbare helft was dan ook niet voor zichzelf bedoeld maar voor hen die zich hier straks zouden gaan verzamelen. De onzichtbare helft van haar lichaam was zijn ware boodschap. Hij wilde niet dat ze te snel naar die boodschap keken. De onderkant was precies zo neergelegd dat het zou schokken. Dat het de speurders zou tegenhouden of ten minste toch zou ophouden om hun blik te verleggen. Hij had de stem in zijn hoofd verteld dat dit met diegene waar het lichaam voor bedoeld was voor ongeveer vijf minuten zou werken. De stem had hem gevraagd of de speurder echt zo goed was. Hij kon niet anders dan positief antwoorden op die vraag. En door dat antwoord was de stem opgewonden geraakt, opgetogen om weer eens aan het werk te gaan en te spelen. Beidde helften van het lichaam samen vormden een bijzondere collage, een echt kunstwerk. Hij was intussen goed bedreven in het moorden. Hij kwam er tenslotte al dertig jaar mee weg. Het was pas sinds de stem dat hij kunstwerken wilde maken. Als hij al tot spijt in staat was dan zou dat geen spijt zijn dat hij het meisje had vermoord. Ook niet dat hij haar zo tentoonstelde. Kunst moet nu eenmaal tentoongesteld worden voor een vakkundig publiek. Nee, de spijt die hij zou voelen zou zijn omdat hij niet wat langer met haar had kunnen spelen. Hij sloot zijn ogen. In het donker kun je je maar beter op je oren verlaten dan op je ogen. Ergens heel ver weg hoorde hij een trein, waarschijnlijk één van de eerste van die dag. Leeg op een sporadische vroege vogel na die Joost mag weten waar naartoe onderweg was op dit heel vroege uur. Hij hoorde voor de rest niets wat op de aanwezigheid van een ander mens in zijn buurt kon wijzen:

    “ Mooi, niets om dit te verpesten...”

    Dacht hij grimmig. Met een peperdure nieuwe Iphone nam hij nog vlug enkele foto's. Hij had die nodig voor de volgende stap. Nadat hij de foto's op een splinternieuwe laptop had gezet en had bewerkt zouden zowel de Iphone als de laptop verdwijnen. Hij wist uit zijn ervaring dat de technische speurders wonderen konden verrichten bij het natrekken van data. Iedere GSM en iedere computer laat piepkleine vingerafdrukken na op ieder bestand dat het te verwerken krijgt. Jezelf verbergen achter een stel proxyservers is een goede eerste stap maar bijlange na niet voldoende om veilig te zijn voor die nerds. Daarom dat hij nooit een risico nam met elektronica. Daarom dat hij in de loop van de jaren al een halve winkel vol aan gsm's en laptops had gekocht, eenmalig gebruikt en daarna gedumpt. Hij draaide zich om en beende weg van de plek waar hij net het lijk van een jong meisje had achtergelaten.

    “ Eens zien hoe vlug ze komen spelen. Eens zien of ik hem zoals de dokter het noemt in de abyss kan duwen...”

    Met een gezicht vertrokken van het keihard de tanden op elkaar te bijten en een kwaadaardige grijs op zijn gezicht maakte hij zich uit de voeten. Hij sprak maar één woord hardop uit:

    “ Okidoki...”




    01-05-2016, 03:14 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 1: alles begint met een lijk...

    Ze lag halvelings in het hoge riet verscholen aan het jaagpad naast de Dijle. Het was een al wat oudere man, die zijn hengeltje had willen uitwerpen op een onchristelijk vroeg uur, die haar lichaam had gevonden. De man zou voer genoeg hebben om de komende weken het centrum van de aandacht te zijn op de kaartclub, biljartclub, de koffiekransjes of wat het ook moge zijn wat bejaarden tegenwoordig doen. Commissaris Debruin, diensthoofd van de afdeling geweldsdelicten van de Leuvense politie stond vanop een meter of vijftig op een kleine opkant gelaten de bedrijvigheid op de plaats delict gade te slaan. Hij had zijn handen tot vuisten gebald en diep in zijn zakken geplant alsof hij absoluut wilde voorkomen om met deze geweldsdaad in aanraking te komen. Een stel politiewagens, sommige nog met de blauwe zwaailichten aan, het mobiele lab van de forensische dienst, de antieke Mercedes van de wetsdokter, de auto's van de mannen van de forensische en de auto's van zijn eigen mannen stonden als een kluwen door elkaar dicht bij de plek waar het jaagpad met een politielint was afgesloten. Aan dat lint hadden de eerste persfotografen en ramptoeristen met hun mobieltjes in de aanslag verzamelen geblazen. Het zou niet lang meer duren voor de geschreven pers zou opdagen en de satellietwagen van de lokale Tv-zender op het toneel zou verschijnen. Tussen het moment dat de oude man het lichaam had ontdekt en de aankomst van de eerste politiewagen had hij het gezelschap gekregen van nog twee loze vissertjes. Dus hadden zijn mannen nu drie getuigen om te verhoren. Jules Goddard, hoofd van de forensische dienst en zijn mannetjes in het wit waren druk in de weer op en rond de vindplaats. De gerechtsdokter en zijn assistent zaten geknield naast het lichaam. De natuur leek zich helemaal niets aan te trekken van al dat gedoe. Een groep eenden en waterhoentjes liet zich meedrijven op de Dijle druk in de weer met hun eigen dagdagelijkse rompslomp. Het was 22 maart en de lente had dit jaar beslist niet één dag op zich te laten wachten. Een helderblauwe hemel met temperaturen, tenminste als men Frank Deboosere mocht geloven, die in het binnenland wel eens de twintig graden zouden kunnen halen. Daar waar de mannetjes in het wit zo druk doende waren lag een vrouwelijk slachtoffer. Nauwelijks twintig had Debruin haar geschat. In haar dood leek ze enigszins jonger nog, onschuldiger, meer meisje dan vrouw. Alleen had diegene die haar daar had achtergelaten minder oog gehad voor haar onschuld. Ze lag half verborgen tussen het riet. Het eerste wat je van haar zag waren haar opengesperde benen en haar dus niet te missen vrouwelijkheid. Rond de nek had ze een keurig gestrikt zwart stukje stof. Haar lange blonde haren waren langs haar linkerschouder gedrapeerd. Ter hoogte van haar nek was een zacht blauwgrijs haarlint zichtbaar dat een paar keer rond het haar was gedraaid. Haar rechterhand lag zedig op haar rechterborst. Haar linkerhand op haar onderbuik, de vingertoppen net boven haar venusheuvel. De plek waar het lichaam was gevonden had een nachtmerrie kunnen zijn voor Goddard en de zijnen. Hoog riet en een half oerwoud aan stug gras en onkruid. Gelukkig voor hen was de begroeiing onder en rond het lichaam zoveel mogelijk gevrijwaard gebleven. Goddard gaf regelmatig lezingen aan de politieschool maar ook binnen het Leuvense politiekorps. Volgens hem was de grootste vervuiler van een plaats delict de politie zelf. Meer specifiek de geüniformeerde die als eersten op een PD aankwamen. Wat ze deden was meestal goed bedoeld maar het allerbeste wat ze konden doen en daar hamerde Goddard keer op keer op was de plaats delict afzetten en zorgen dat die gevrijwaard bleef tot de mensen van de forensische dienst aankwamen. Wat deze PD betreft hadden ze geluk met diegene die als eerst ter plekke was gekomen, die agente had schijnbaar niet liggen slapen tijdens de lezingen van Goddard. Een jonge inspecteur, Merel nog iets, had in een oogopslag het delicate van de plek gezien. Alles zo hermetisch mogelijk afgesloten en niemand meer toegelaten tot Debruin en het circus was neergestreken. Ook Debruins mannen die eerder waren geweest dan Jules Goddard had ze niet toegelaten. Een vreemde beslissing voor iemand die zo laag in rang was maar eentje die Debruin best kon pruimen. Ze had de plek veilig weten te stellen door afwisselen autoritair, diplomatisch of zelfs onderdanig te zijn afhankelijk van wie ze de toegang tot het lichaam moest ontzeggen. Debruin zelf had het lijk niet zolang bekeken. Zijn aandacht werd teveel afgeleid door haar zo overduidelijk tentoongestelde onderlichaam.

    “ Was het de bedoeling dat we zo zouden worden afgeleid? En zo ja van wat moeten we wegkijken, wat mogen we niet zien?”

    Had Debruin zich bijna onmiddellijk afgevraagd. Voor hij zich had losgerukt van de scene had hij Goddard gevraagd om niet op een paar dozijn foto's of extra minuten beeldmateriaal te kijken. De commissaris had als verklaring gegeven dat hij het aan zijn eksterogen, die hij niet had, kon voelen dat deze zaak wel eens heel erg foute boel zou kunnen zijn. Jules Goddard een struise beer van een vent met wat warrig rood haar bromde iets onverstaanbaars als antwoord wat erop neerkwam dat hij voor de extra opnames zou zorgen. Op de opkant haalde Debruin zijn pakje drum roltabak tevoorschijn. Diep in gedachten verzonken rolde hij een sigaret, stak die in zijn mond en met een vloeiende beweging knipte hij zijn ouwe zippo aan. Hij schrok op uit zijn gedachten toen hij plots werd aangesproken met zijn voornaam:

    “ Goedemorgen Alex.”

    Naast hem stond opeens de corpulente figuur van zijn directe baas. Een vreemd zicht om hem zo te zien in een trainingspak. Debruin was eraan gewend om zijn directeur in uniform te zien of toch minstens in één van zijn keurige donkerkleurige pakken voorzien van messcherpe vouwen waarmee hij zich vermoedelijk kon scheren.

    “ Een slecht geweten Alex dat je zo schrikt?”

    “ Goedemorgen Paul, een heel slecht maar dat weet je”

    Gromde Debruin. Meteorologisch beloofde het inderdaad een mooie morgen te worden. De gedachten in zijn hoofd stonden echter op onweer en het was kil als de winter in zijn hart. Een kilte voor de moordenaar van dit veel te jonge slachtoffer.

    “ Niet jou gewoonte om naar een PD af te zakken Paul. Is er soms iets wat ik niet weet en zou moeten weten?”

    Directeur Picot maakt een wegwuivend gebaar met zijn vlezige hand en zei:

    “ Was ik ook niet van plan maar Marie zag vanuit het keukenraam al die zwaailichten en heeft me uit bed gezet.”

    Opeens schoot het Debruin te binnen dat zijn baas zowat letterlijk op een steenworp afstand woonde. Hij was er zelfs eens geweest en had de man met zichtbare trots laten vertellen over zijn tuin en het onbelemmerde zicht op de natuur en de Dijle.

    “ Wat zijn je eerste indrukken Alex?”

    Debruin trok zijn schouders op en kreeg een beetje zurige trek om de mond;

    “ Ik heb niet lang bij het lichaam gestaan. Dat wat ik ervan gezien heb en op basis van Jules allereerste vaststellingen ziet het er niet goed uit.”

    “ Is dat het beroemde buikgevoel van Debruin dat praat of is het op iets tastbaars gestoeld?”

    “ Het hele gebeuren met het lichaam lijkt met één of ander doel in scene gezet. Als een moordenaar, ook al is het midden in de nacht, zijn tijd neemt om een plaats delict in scene te zetten kan dat eigenlijk maar twee dingen betekenen. Of er is een heel nauwe band tussen hem en het slachtoffer. Of er is een erg nauwe band tussen hem en de daad en is het slachtoffer een bijkomstigheid waar de dader geen band mee hoeft te hebben.”

    De directeur zuchtte en knikte:

    “ Laat ons dan maar voor iedereen hopen dat het eerste scenario hier van toepassing is en deze zaak vlug opgelost raakt.”

    Debruin had een bloedhekel aan openstaande zaken. In de iets meer dan twintig jaar dat hij aan moordzaken werkte had hij maar twee onopgeloste moorden. Twee dossiers die in een lade van zijn bureau lagen. Twee foto's van slachtoffers die hij op een bord had hangen zodat hij hun gezichten iedere morgen zou zien. Twee mappen die hij op regelmatige tijdstippen opnieuw doorlas, keer op keer. Intussen kwam Goddard op hen afgelopen. Onderweg deed hij de witte kap van zijn hoofd, trok zijn latex handschoenen uit en deed zijn mondkapje omlaag. Hij gaf de directeur een hand terwijl Debruin een nieuwe sigaret opstak.

    “Hoe ziet het er daar uit?”

    “ Er zijn drie duidelijke sporen naar het lichaam toe. Waarschijnlijk van de dader, van diegene die het lichaam ontdekte en van inspecteur Merel Verhaege.”

    “Verhaege, juist ja zo was haar naam”,

    klonk het in het hoofd van Debruin

    “die moet ik zeker onthouden.”

    Intussen sprak Goddard verder:

    “ Het lichaam is naakt op een dik zwart lint rond de hals na en op het eerst zicht geen sporen van seksueel geweld maar dat is het vakgebied van de goede dokter. In de hals zijn er wel heel duidelijke sporen van wurging. Het lichaam is geposeerd en er liggen wat losse bloemen in de buurt. Het zijn rozen maar op het moment kan ik nog niet met zekerheid zeggen of het massakweek is of dat het een zeldzame soort is. Al bij al om kort te gaan dat arme kind werd hier niet vermoord maar de dader heeft hier wel zijn tijd genomen. Een koele kikker als je het mij vraagt!”

    En daar had je de woorden die Alex Debruin liever niet had gehoord. Hij had liever slordige emotionele moordenaars. Nu ja, hij liever helemaal geen moordenaars. Maar als er dan toch eentje moest zijn liever een slordige want dat stond gelijk aan een snelle oplossing en gerechtigheid voor het slachtoffer. Debruin had een gloeiende hekel aan slimme koele kikkers want die durfden wel eens door de mazen van het gerechtelijke net te glippen. Vanuit zijn ooghoek zag Debruin de peperdure rode Porsche van onderzoeksrechter Ester Verbeek aankomen. Een cadeau van haar minnaar werd hier en daar gefluisterd. De vrouw stapte resoluut op hen af, haar blonde paardenstaart hopte op en neer. Ze was voor een keer niet in één van haar zakelijke mantelpakjes gekleed maar in haar paard-rij-outfit. Dure zwarte lederen laarzen, een beige rijbroek, een witte trui met rolkraag en een met schaapwol gevoerde jeansvest. Debruin wist uit ervaring dat de onderzoeksrechter op zaterdag al heel vroeg te vinden was in een manage. Enerzijds voor haar eigen rijplezier, anderzijds omdat ze rijles gaf aan kinderen met autisme of kinderen uit een kansarmmilieu.

    “ Goedemorgen heren.”

    Na hun obligatoire antwoorden en handenschuddend viel ze onmiddellijk met de deur in huis. Ze was een no-nonsense vrouw en absoluut geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Ten minste niet in haar werkomgeving.

    “ Wat hebben we aan de hand?”

    Debruin knipte de peuk van zijn sigaret weg en wees stilzwijgend naar Goddard. Die deed voor de onderzoeksrechter in telegramstijl zijn bevindingen uit de doeken. Daarna hulde het groepje zich in stilzwijgen tot de gerechtsdokter bij hen kwam staan. Ieder er op zijn manier van doordrongen dat dit de stilte was voor de storm van het onderzoek zou gaan losbarsten. De dokter liep enigszins mank, hij moest zijn rechterbeen ondersteunen met een wandelstok als gevolg van een motorongeval in zijn wilde jeugdjaren. Zijn voorkeur voor zwart als kledij, het brilletje met ijzeren montuur en zijn mond met de fijne wat rozige lippen deden Debruin denken aan een personage uit de komische Britse Tv-serie Alo Alo, Herr Flick. Enkel de lange lederen Gestapo jas en de vilthoed ontbraken. Dokter Francis Dekeyser was echter het compleet tegenovergestelde van Herr Flick. Hij was joviaal, goedlachs en extravert. Hij deed geen moeite te groeten of handjes te schudden:

    “ Ach ik zie dat FC Vrouwe Justitia compleet is. Goed, ik heb slecht nieuws, heel slecht nieuws en nog veel slechter nieuws. Wat wil je eerst Debruin?”

    De commissaris kon maar met moeite een lachje onderdrukken. Dit was onderdeel van een amicaal verbaal gevecht die ze al jaren voerden:

    “ Waarom begint u niet met het slechte nieuws dokter dan werken we er ons wel systematisch doorheen.”

    Dekeyser knikte een paar keer alsof hij de keuze van de speurder ten zeerste op prijs kon stellen:

    “ Het slechte nieuws is dat jullie slachtoffer dood is.”

    Debruin keek de dokter strak in de ogen:

    “ Jeez Sherlock, gelukkig dat u al die jaren unief hebt gelopen om ons dat te kunnen vertellen. Hopelijk heeft u ook nog wat specialisatie gevolgd om ons toch iets meer te kunnen zeggen.”

    “ Ja Debruin, sommigen onder ons hebben iets nuttigs gestudeerd. Je slachtoffer is door wurging om het leven gekomen. Tenminste dat is mijn huidige conclusie maar alle uiterlijke tekenen wijzen daarop. O, ja je dader weet precies hoe hij het moet doen. Twee duimen op precies de juiste plek. Geen aarzeling en geen meerdere pogingen. Van de eerste keer de juiste plek.”

    “ Ik neem aan dat dat het slechtere nieuws was. Wat is de overtreffende trap dan?”

    “ Het volledige lichaam ruikt vers gewassen, Lavendel en ik meende ook een vleugje chloor opgevangen te hebben.”

    “ Godverdomme...”

    Liet Debruin zich ontvallen waarop de onderzoeksrechter hem een vragende blik toewierp. Met een zuur gezicht beantwoorde hij haar onuitgesproken vraag:

    “ Chloor kan erop wijzen dat de dader als het ware het lichaam heeft ontsmet. Als dat het geval is dan kunnen we DNA wel vergeten, alle mogelijke biologische sporen wat dat betreft.”

    Hij richtte zich weer tot de dokter:

    “ Tijdstip van overlijden doc?”

    “ Een eerste indicatie volgens de levertemperatuur is dat ze ergens tussen middernacht en twee uur is overleden.”

    Instinctief keek Debruin op zijn polshorloge. Het was bijna kwart na acht. De visser had om ongeveer zeven uur de alarmcentrale gebeld. Het lichaam kan er hooguit een paar uur gelegen hebben. Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. Was het de bedoeling van de dader dat ze zo snel gevonden zou worden? Of had het donker hem parten gespeeld zodat hij niet doorhad dat ze niet volledig aan het zicht was onttrokken? Hij zou later de condities van afgelopen nacht moeten bekijken en hij zou waarschijnlijk terug komen als alles weer verlaten was om te kunnen zien wat de dader zag. Debruin kon zich niet aan het gevoel onttrekken dat deze moordenaar geen fout gemaakt zou hebben van dat kaliber. Maar als het al zijn bedoeling was dat ze snel gevonden zou worden waarom was dat dan zo? Een discreet schrapen van een keel deed Debruin opschrikken uit zijn duistere gedachten:

    “ Tenzij je haar hier nog nodig hebt Debruin zou ik haar graag laten overbrengen naar het UZ.”

    “ Kan Jules eerst de strik en dat lint in haar haren verwijderen?”

    “ Ja dat kan best.”

    “ Goed om hoe laat spreken we af?”

    “ Laat ons zeggen om twee uur tegen dan moet ik alles min of meer in orde hebben.”

    De dokter stak een hand op:

    “ Dame, heren het gaat jullie goed.”

    en weg was hij richting de lijkenwagen die net was aangekomen.

    “ Is het nodig dat ik het lichaam eerst nog zie?”

    Vroeg de onderzoeksrechter zachtjes. Debruin die wist dat ze zich altijd wat onwennig voelde in de nabijheid van een lijk omdat ze onder dat zakelijke voorkomen stiekem helemaal geen harde tante was antwoordde resoluut:

    “ Nee, we hebben foto's en video genoeg. Laat deze kelk maar aan je voorbij gaan.”

    Zichtbaar opgelucht stelde ze haar volgende vraag:

    “ Weten we wie het slachtoffer is?”

    “ Volgens Jules hier weten we bitter weinig omdat er weinig of niets is. Geen kleren, geen juwelen, geen mobieltje, geen handtas, niets. Al wat we op dit moment weten is dat het een jonge blanke vrouw is van om en nabij de twintig jaar oud. Behalve een kleine tatoeage zijn er ook niet echt zichtbare lichaamskenmerken.”

    De onderzoeksrechter overwoog alles even in haar hoofd en zei toen kordaat:

    “ Okay, jij en je mannen weten wat doen dit weekend. Ik zie je maandag om 10 uur op mijn kantoor voor een voortgangsrapport tenzij de zaak voordien in een stroomversnelling raakt natuurlijk. Laat ons hopen dat we vlug weten wie ze is.”

    Alles wat de drie mannen konden doen was stilzwijgend knikken. Ze nam afscheid met een nieuw rondje handjesschudden en spoedde zich naar haar wagen. De baas stond ook op het punt af te druipen:

    “ Is er iets bijzonders wat je nodig hebt of wat ik kan regelen?”

    “Ja!”

    antwoordde Debruin resoluut:

    “ Ik weet dat er weinig kans is dat er op een zaterdagmorgen iemand aanwezig is op personeelszaken maar ik heb haar dossier nodig. De ruwe versie, niet de ingeblikte soep die ik in de computer kan terug vinden.”

    Met een vinger wees hij naar de jonge vrouwelijke inspecteur die zo efficiënt had gewerkt. Ze had het groepje gadegeslagen vanaf de geïmproviseerde afsluiting die ze zelf had gespannen. Toen ze Debruin in haar richting zag wijzen maakte haar hart plots een sprong en voelde ze de adrenaline in haar lijf pompen.


    01-05-2016, 03:20 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 2: Het begin van het einde...

    De wijzers van de grote klok aan de muur wezen erop dat het iets voorbij elf uur was. Inspecteur Merel Verhaege zat al bijna drie kwartier te wachten aan het bureau van commissaris Debruin. Net voor hij de plaats delict had verlaten had hij haar gezegd tegen half elf op zijn kantoor te verschijnen. Hijzelf zat in wat ze een bubbel noemden. Een met glazen wanden afgesloten ruimte waar de rest van de drukte of het lawaai niet of nauwelijks kon binnen dringen. Ze had vluchtig gezien dat de ruimte een kleine vergadertafel had met acht stoelen eromheen, dat er een gigantische flatscreen tegen de muur ging en dat er in de hoek een hangmat stond opgesteld. Ze had zich heel even de bedenking gemaakt dat dit een wel heel vreemd stukje meubilair was om aan te treffen op een politiekantoor. Ze schoof die gedachte vlug opzij. Want had ze gedacht, als maar tien percent van de wilde verhalen die de ronde deden over Debruin waar waren dan was een hangmat in zijn kantoor niet het vreemdste. Ze zag dat Debruin zich langzaam door de inhoud van een ringmap aan het werken was en van tijd tot tijd een telefoontje pleegde of een telefoon aannam. Ze was hier om haar relaas te doen van wat ze had aangetroffen deze morgen. Het zou een soort van verhoor worden en eindigen met het opstellen van een officieel proces verbaal wat dan aan het dossier zou toegevoegd worden. Ze wist dat het voor de speurders van belang was dat de informatie die opgeslagen lag in het hoofd van de politieagenten die als eersten ter plekke waren gekomen in de ruwe vorm uit dat hoofd werd gehaald. Kleine pietluttige dingen die burgergetuigen volkomen konden ontgaan hadden een grotere kans wel opgemerkt te worden door het oog van een getraind agent. Maar ook een politieagent kon onbewust zaken negeren. Daarom was een gesprek nodig ook al neigde dat soms naar de vorm van een verhoor. Verhaege had de scene keer op keer overlopen in haar hoofd en wist dat ze de commissaris zou moeten gaan teleurstellen omdat er niets bijzonders was dat ze had opgemerkt. Debruin kwam uit de bubbel, gooide de ringmap op zijn bureau en ging met een plof zitten in een bureaustoel die zeker en vast niet betaald was door het Leuvense politiekorps want daar was het ding veel te duur voor. Binnen handbereik van zijn stoel stond een kleine koelkast. Hij haalde voor zichzelf een energiedrankje tevoorschijn, wees met zijn vinger naar de inhoud:

    “ Iets fris of liever koffie of thee?”

    “ Een cola-light graag.”

    Debruin haalde een blikje voor haar tevoorschijn en schoof het over het bureau naar haar toe. Toen ze voorover leunde om het blikje te pakken zag ze plots dat de ringmap haar personeelsdossier was. Ze vond het direct vreemd dat de commissaris eerst haar dossier gelezen moest hebben vooraleer hij een PV kon opstellen en dat hij daar zoveel tijd voor had genomen. En wat hadden die telefoontjes dan te betekenen? Hij trok zijn blikje open, nam een paar grote slokken en keek haar aan met zijn doordringende heldergroene ogen. Ze had het gevoel dat hij recht in haar ziel keek. Alsof geen enkel van haar kleine of grotere geheimpjes veilig waren voor hem. Ze begon zich wat ongemakkelijk te voelen onder die blik. De lichte irritatie die ze voelde omdat hij haar een halfuur had laten wachten speelde weer op zeker nu bleek dat er nog geen minuscuul excuus vanaf zou kunnen. Alsof hij haar gedachten kon lezen zei hij plots tot haar schrik:

    “ Om te beginnen mijn excuses dat ik u heb laten wachten inspecteur. Het begin van een moordzaak verloopt soms nogal rommelig.”

    Ze knikte en zei:

    “ Dat is niet erg commissaris, ik ben blij van dienst te kunnen zijn.”

    Maar een piepklein stemmetje in haar hoofd gilde:

    “ Jezus hij kan gedachten lezen...”

    Uit een lade diepte hij een digitale dictafoon op. Debruin haalde een vulpen uit zijn binnenzak en speelde er een beetje mee. Ze zag dat het een Montblanc pen was en vermoede dat die wel eens heel duur zou kunnen zijn omdat de ontwerper ervan er schijnbaar veel moeite voor had gedaan de pen er niet duur uit te laten zien. En bij dat soort merken is het vaak dat het prijskaartje dan omgekeerd evenredig is met de bedoeling van de ontwerper. De commissaris wees met zijn pen naar haar:

    “ Ik weet zeker dat ik je gezicht ergens van ken maar ik kan het nog even niet helemaal thuisbrengen.”

    Merel wilde iets gaan zeggen want ze wist donders goed waar hij haar van kende maar een handgebaar legde haar zacht het zwijgen op:

    “ Nee, laat maar. Laat mijn hersenen maar even kraken, ik kom er wel op.”

    Hij keek over haar schouder naar de enige andere speurder in dit riante deel van de afdeling geweld:

    “Koen jong, pak eens je boekje en kom erbij zitten.”

    Hoofdinspecteur Koen Debrouwer schoof aan de zijkant van het bureau bij met een notitieblok en een grote mok koffie die hij achteloos op het bureaublad neerzette. Er verscheen een frons op het voorhoofd van Debruin en hij hoefde maar één woord uit te spreken:

    “ Echt?”

    Dat was genoeg om Debrouwer vliegensvlug zijn koffiemok op te laten pakken en een kurken onderzetter te laten grijpen vanop de vensterbank achter Debruin. De commissaris had gezien dat Merel het schouwspel had gadegeslagen en ook vlug haar blikje van het bureau had gepakt:

    “ Blikjes vind ik niet erg op mijn bureau Die laten doorgaans maar een ring van water achter. Koffiebekers hebben de kwalijke gewoonte om ringen van koffie achter te laten waardoor ik de hele tijd tegen bruine vlekken aan zit te kijken.”

    In de tijd dat Merel op Debruin had zitten wachten had ze haar ogen de kost gegeven. Ze vermoede dat een hekel aan koffievlekken de lading niet helemaal dekte bij de commissaris. Alles op en rond zijn bureau had een keurig plekje en stond zelfs min of meer symmetrisch ingedeeld. Haar instinkt vertelde haar dat hij wel eens een lichte vorm van een dwangneurose zou kunnen hebben. Debruin nam zijn dictafoon vast en startte de opname:

    “ Zaterdag 22 maart, het is nu precies elf uur en negen minuten. Dit is het interview met inspecteur Merel Verhaege gevoerd door commissaris Debruin in aanwezigheid van hoofdinspecteur Debrouwer.”

    Hij zette het toestel in het midden van het bureau

    “ Merel, is het goed dat ik je Merel noem?”

    Vroeg Debruin met een zachte glimlach om de mond.

    “ Euch, ja hoor dat mag best.”

    “ Mooi, okay Merel dan noem je mij maar Alex en doe gerust je best om onze Koen hier te negeren, God weet dat we dat allemaal proberen. Is dit je eerste keer dat je wordt opgetrommeld om je verhaal te doen over een plaats delict?”

    “ Ja. Ik heb hiervoor al wel een paar keer een rapport moeten schrijven maar ik was nog nooit als eerste op de plek van een geweldsmisdrijf als een moord. Dus heb ik ook nog nooit een gesprek als dit moeten voeren.”

    Debruin dronk met een grote teug de rest van zijn blikje leeg en kieperde dat in een vuilnisbakje waar een kaartje boven ging met het woord “BLIKJES”.

    “ Goed, laat me dan eerst even kort schetsen wat de bedoeling is. Je zult het ongetwijfeld nog wel weten van je opleiding maar een beetje opfrissen kan nooit kwaad hé. De agenten die als eerste op een plaats delict aankomen zijn in principe de eerste mensen die de plek of het slachtoffer zien sinds de dader de plek verliet. Behalve dan misschien een burger die een slachtoffer vond. Maar zoals iedere flik weet of zou moeten weten zijn ooggetuigen eigenlijk hopeloos onbetrouwbaar in hun verhaal. De ogen zien iets gebeuren maar het zijn de hersenen die de gebeurtenis inkleuren op basis van de eigen ervaringen of op basis van de eigen verwachtingen. Zo kan het gebeuren dat twee mensen precies hetzelfde zien gebeuren maar twee verschillende versies van dat gebeuren beschrijven. Versies die loodrecht op elkaar kunnen staan zonder dat er sprake moet zijn van moedwillig kwaad opzet. Beidden geven hun versie van hun waarheid. Zo heb ik het eens meegemaakt dat twee getuigen een dader van een tasjesroof zagen en een volledig andere beschrijving gaven van de dader. Volgens de ene getuige was de dader blank volgens de andere van Noord-Afrikaanse afkomst. Bleek het toch een blanke dader te zijn en bleek later dat de tweede getuige die een Arabische dader had beschreven eigenlijk een verdoken racist was. En toch had hij zijn beschrijving van een Noord-Afrikaan gegeven zonder te liegen, volgens zijn hersenen zijn daders van straatroven altijd gekleurde medemensen en dus gaf hij ons zijn waarheid. Politieagenten zijn getraind. Hun observatie van een gebeurtenis zou dus in principe objectief moeten zijn. Jij was als eerste ter plekke, jij hebt een plaats delict en omgeving gezien die min of meer onbesmet was. Ik wil een beetje in jou hersenen gaan peuteren opzoek naar mogelijke aanwijzingen of indrukken die verdwenen kunnen zijn met het neerstrijken van het circus. Okay?”

    “ Absoluut”

    “ Maar vertel me om te beginnen eerst eens waarom je alleen op pad was deze morgen?”

    “ O dat, ik heb van dienst gewisseld met inspecteur Caluwé. Hij had normaal dienst als wijkagent maar heeft een familiefeest. We zijn vrienden en hij had me gevraagd of ik kon overnemen.”

    “ En waar was je zo vroeg naar toe onderweg?”

    “ Richting de visclub. Die ligt een kleine kilometer van de plaats waar het slachtoffer is gevonden. Die mannen zijn vaak al voor dag en dauw op om hun hengeltje uit te werpen. De club heeft de laatste tijd wat last van kleine criminaliteit. Volgens inspecteur Caluwé is het niet meer dan wat balorige jeugd die in de avond of tijdens de nacht het terrein opgaan om wat te drinken of te roken. Er wordt niets gestolen en geen vernielingen aangericht. Ik was op weg om een praatje te maken met de voorzitter, hem een beetje af te koelen en te zeggen dat we extra zouden controleren. De voorzitter kent de burgemeester en die op zijn beurt liet onze directeur weten dat we het maar moesten oplossen.”

    “ Wanneer kreeg je de oproep binnen?”

    “ Iets na zeven want het nieuws was nog maar net begonnen op de radio.”

    Het maken van dat soort connecties was iets wat Debruin graag tegenkwam bij getuigen. Een feit koppelen aan een ander feit zorgde ervoor dat het eerste feit verankerd werd en niet langer voor discussie vatbaar was. Ik heb X dan en daar gezien want ik heb de bus van halfzeven zien voorbijrijden.

    “ Welk bericht kreeg je van de centrale?”

    “ Dat er een lichaam was gevonden aan de Dijle. Een man had het slachtoffer zien liggen in het voorbijgaan, had melding gemaakt via het noodnummer en uitgelegd waar het lichaam zich ongeveer bevond. De getuige zou ter plaatse blijven wachten op ons.”

    “ Wat verteld je dat over de getuige Merel?”

    Een fractie van een seconde was ze van haar stuk gebracht. Ze was hier dacht ze om een feitelijk relaas te geven van haar vaststellingen. Nu werd haar op de man af gevraagd haar mening te geven over een getuige. Debruin tikte met zijn pen op haar dossier:

    “ Kom op, je hebt criminologie gestudeerd en dus zou je alle statistieken wel moeten kennen en alle daarmee gepaard gaande clichés.”

    “ De statistieken zeggen dat het overgrote deel van de mensen die melding maken van een lijk zelfs iets te maken hebben met de dood van die persoon. Het alibi van de getuige moet gecontroleerd worden aangevuld met een zacht antecedenten onderzoek. Maar ook al heeft deze getuige geen sluitend alibi, omdat hij misschien alleen thuis was en sliep, dan nog zou ik deze man niet al te hoog op de agenda zetten.”

    Debruin haalde een nieuw energiedrankje uit zijn koelkast en keek vragend naar de inspecteur:

    “ Nee dank je , ik heb nog.”

    “ Waarom staat onze getuige zo laag op je agenda Merel. Een buikgevoel of is het ergens op gebaseerd?”

    Weer zo'n rare vraag die niets vandoen had met de plaats delict. Opeens begon het haar te dagen. Dit was niet zomaar een routine verhoor. Dit was een test. Commissaris Debruin was haar tussen het verhoor door aan het testen. Maar waarom?

    “ Ja een zekere intuïtie denk ik.”

    “ Ben je niet wat jong en heb je niet wat gebrek aan dienstjaren om nu al een politie- intuïtie te hebben ontwikkeld?”

    Hij keek de andere agent die aan het bureau naarstig aantekeningen zat te maken:

    “ Wat jij Koen. Had jij na twee jaar dienst al een onfeilbaar buikgevoel ontwikkeld?”

    De hoofdinspecteur schudde langzaam van nee:

    Nee chef, nog altijd niet. Maar misschien is inspecteur Verhaege speciaal en heeft ze een zesde zintuig of zo.”

    Ze voelde dat ze haar opzettelijk wat aan het stangen waren maar de nadruk van Debrouwer had iets teveel op het woord speciaal gelegen en dus kon ze de angel niet helemaal uit haar woorden houden toen ze antwoordde:

    “ Niets speciaal of zesde zintuig hoofdinspecteur, gewoon deductie.”

    “ Verklaar je nader Verhaege.”

    Bromde de hoofdinspecteur.

    “ Wel toen ik op de plek aankwam en de getuige vroeg wat verderop te gaan staan zag ik dat hij enigszins moeite had om zijn viskoffer op te pakken. Als hij al moeite heeft om zijn koffer op te pakken van hooguit tien of vijftien kilo dan zie ik hem niet direct met een lijk zeulen. Bovendien is onze getuige op het eerste zicht een netjes verzorgde zeventiger. Niet direct het type dat men verbind aan een moord met een lustaspect.”

    Debruin maakte mentaal een aantekening dar Merel een opmerking had gemaakt dewelke tegen daderprofilering aanleunde. Daar zou hij straks nog even op terug komen:

    “ Waarom denk je dat er een lustaspect aan deze moord zit?”

    Merel Verhaege dacht even diep na en zocht haar woorden voorzichtig. Toen ze geen diplomatische bewoordingen vond zei ze simpelweg:

    “ Als dit geen lustmoord is dan eet ik mijn pet op. Ik kan geen enkele manier verzinnen hoe de dader het lichaam in deze pose heeft achtergelaten zonder dat het aspect lust een rol speelt.”

    “ Goed, je krijgt de oproep en gaat eropaf. Had je je zwaailicht en sirene op?”

    “ Geen sirene wel lichten.”

    “ Waarom?”

    “ Zo vroeg morgens is er in die buurt maar bitter weinig verkeer. En ik maak in het weekend liever geen kleine kindjes of ouwe-van-dagen wakker door met een sirene door hun straat te scheuren.”

    “ Je komt aan op de plek en wat dan?”

    “ Ik heb de wagen dwars over het jaagpad gezet om die kant alvast af te sluiten. Heb de rol lint genomen uit de koffer, tot bij de visser en het lichaam gelopen, even snel gekeken, de getuigen gevraagd om bij de auto te gaan staan en daarna heb ik de andere kant van het jaagpad afgesloten.”

    “ Heb je het lichaam aangeraakt?”

    “ Ja, ik heb tegen beter weten in gevoeld of er een pols was.”

    “ Tegen beter weten in, omdat je wist dat je het lichaam niet had moeten aanraken of?”

    “ Ik heb een jaar medicijnen gestudeerd, ben al jaren vrijwilliger bij het rode kruis en al sinds het eerste middelbaar heb ik een diploma EHBO. Het wordt instinkt om een pols te zoeken. Maar nee dat was het niet waarom ik het tegen beter weten in heb gedaan. De eerste uiterlijke tekenen van overlijden waren al ingetreden. De verkleuring van de huid bijvoorbeeld.”

    “ En hoe weet je dat? Het rode Kruis?”

    “ Tijdens het jaar dat ik medicijnen heb gestudeerd heb ik als vrijwilliger geholpen bij professor Dekeyser in het mortuarium.”

    “ Waarom ben je ermee gestopt. Ik bedoel een dokter verdient toch beter zijn brood dan een criminoloog in dienst van de politie. Kon je niet tegen het bloed of ben je te dom?”

    De laatste opmerking van Debruin was duidelijk bedoeld als provocatie en tot zijn tevredenheid beet ze niet in het aas.”

    “ Ik kan tegen bloed en ben niet te dom voor de studie. Tegen het einde van mijn eerste jaar had ik door dat medicijnen niet mijn ding waren, niet mijn roeping.”

    En weer maakte Debruin een aantekening in zijn hoofd. Roeping vreemd dat ze dat woord gebruikte.

    “ Okay en verder?”

    “ Intussen waren er verschillende collega's opgedaagd. Die hebben de versperring voor hun rekening genomen. Ondertussen had ik via de centrale om jou afdeling, de forensische dienst, de gerechtsdokter en het parket gevraagd.”

    “ Het parket? Het kon op dat moment toch nog niet echt duidelijk zijn dat het om een niet natuurlijke dood ging. Waarom op dat moment al het parket vorderen? En is dat eigenlijk niet de taak van de agent die het hoogst in rang is om dat te doen. Ik bedoel dat jij een groentje bent en je bijlange na niet de hoogste in rang geweest kunt zijn. Waarom hebben ze jou min of meer de leiding laten namen op de plaats delict? Simpelweg omdat je als eerste op de PD was of vanwege je mooie blauwe ogen?”

    Daar had Merel Verhaeghe niet bij stil gestaan. Ze had gewoon gedaan wat ze dacht te moeten doen. Had de situatie overschouwt, had controle genomen over de PD, het lichaam en de getuigen. Toen haar collega's ter plekke kwamen had ze op een professionele manier duidelijk gemaakt wat er moest gebeuren. Ze had er niet bij stil gestaan waarom ze zonder problemen te maken hadden gedaan wat ze zei of waarom iemand die hoger in rang was in uniform de leiding niet had overgenomen. Had ze daarmee ongewild iemand tegen de zere schenen getrapt en was die iemand zijn beklag gaan doen bij Debruin? Stelde hij daarom die vraag. Toen ze stil bleef herhaalde Debruin zijn eerste vraag:

    “Waarom in die fase al de onderzoeksrechter vorderen terwijl er nog niemand van mijn afdeling of de forensische was op de PD?”

    “ Een gecalculeerde conclusie.”

    “ Leg me dat eens uit.”

    Merel had al een tijdje het gevoel dat ze een mondeling examen aan het afleggen was en ze was er zich van bewust dat Debruin haar nauwlettend in de gaten hield. Ieder van haar antwoorden wikte en woog. Wat wilde de commissaris van haar? Ze wist van zijn eigenzinnige aanpak af. Dat iedereen binnen het korps hem met rust liet omdat hij resultaten haalde. Zijn zware politieke connecties via zijn vader zorgde ervoor dat politici in een grote boog om hem heen liepen want geen enkele politicus die gehecht was aan zijn politieke loopbaan wilde of beter durfde in conflict gaan met de oude Debruin. Het parket over het algemeen een politieke broeihaard en vergeven van politieke benoemingen en machtsspelletjes behandelde Debruin met zijden handschoentjes. Het verhaal van de parketmagistraat die zich ooit eens laatdunkend had uitgelaten over Debruin in de pers deed nog steeds de ronde in het gerechtsgebouw als een boeman verhaaltje voor het slapen gaan. Wat er ook van waar moge wezen feit is wel dat die parketmagistraat heel snel heeft ingezien dat zijn gerechtelijke carrière op een ijskoud spoor was beland en er geen politieke loopbaan meer voor hem was weggelegd. Een telefoontje van papa Debruin was schijnbaar genoeg om een loopbaan te torpederen. Merel probeerde het gevoel te verdringen dat ze onder een microscoop lag en probeerde kalm en logisch te antwoordden op zijn vraag. De conclusie die ze op de plaats delict had getrokken lag voor de hand. Maar als Debruin het haarfijn uitgelegd wilde hebben dan zou ze het hem haarfijn uitleggen ook:

    “ Een jonge vrouw wordt om zeven uur in de ochtend poedelnaakt en in een vreemde pose dood aangetroffen in het riet naast het jaagpad aan de Dijle. Voor ieder element in deze zin afzonderlijk kan er een logische verklaring gegeven worden die op zich onschuldig is waardoor deze zaak geen misdrijf hoeft te zijn. Het kan een studente zijn met zorgen om haar studies of een vriendje die tijdens de nacht even wilde gaan wandelen om haar gedachten te verzetten en dood is neergevallen. Een aangeboren defect aan het hart of een aneurisme in het hoofd. Als ze dicht bij de plek woonde waar ze werd gevonden zou dat de afwezigheid kunnen verklaren van een GSM of sleutels en handtas. Niet waarom ze geen kleren aanheeft of in die pose ligt. Misschien is het een exhibioniste die erop kickt om tijdens de nacht in haar blootje rond te lopen in de natuur. Weer is de vraag waarom die pose en waar zijn haar kleren en andere spullen? Iemand die in acute lichaamsnood verkeert waaraan ze snel lijkt te zijn overleden gaat er niet zo bijliggen. Misschien is het een studente die als onderdeel van een of andere verknipte doop van punt A naar punt B in der blootje moest lopen. Maar waarom zouden haar medestudenten haar zo achter gelaten hebben als ze plots dood in elkaar was gezakt? Trouwens het is ongeveer zes maanden te laat of te vroeg voor dit soort stunts met studenten. Ook al zou het zoiets zijn en is haar dood een natuurlijke dan nog zouden diegenen die haar zo achterlieten vervolgd moeten worden. Minstens voor het niet bieden van hulp aan een persoon in nood en om ze in de rechtbank letterlijk met het wetboek om de oren te kunnen slaan wegens lijkenschennis en idioterie al is dat laatste helaas niet strafbaar.”

    Debruin gromde instemmend.

    “ Wat vind je van het loze vissertje die de melding maakte?”

    Merel trok maar een heel klein beetje haar schouders op maar het was voldoende voor Debruin om het op te merken:

    “ Ik denk dat de man is wie hij zegt te zijn en wat hij op het eerste zicht lijkt te zijn. Een onschuldige voorbijganger die een lijk ontdekte. Dat zijn verhaal klopt. Maar dat is natuurlijk aan jullie om uit te vissen.”

    Debruin zag de pretlichtjes in haar ogen toen ze de woordspeling maakte:

    “ Op mij kwam de man op een gepaste manier geschokt over. Geen sensatiezoeker want ik heb zijn GSM met een smoesje in handen gehad. Er stonden geen selfies met het lichaam in het geheugen. Er stonden hoegenaamd helemaal geen foto's in de GSM en ik twijfel of de man wel weet hoe hij met dat ding een foto moet maken.”

    “ Is er jou iets bijzonders opgevallen op of rond het lichaam? Iets waarvan je dacht of aanvoelde dat het niet helemaal klopte?”

    Debruin zag dat ze een lichte blos kreeg op de wangen. Hij vroeg zich af of ze het zelf op tafel zou gooien of dat hij het eruit zou moeten trekken. Als ze er zelf mee zou komen zou hij haar vandaag nog een aanbod doen. Moest hij het eruit sleuren dan zou ze weer voor een tijdje in de coulissen van de geüniformeerde dienst verdwijnen en dat zou hij jammer vinden.

    “ Ja en nee.”

    Antwoordde Merel enigszins onzeker.

    “ Wat bedoel je? Is het nu ja of is het nee?”

    “ Allebei eigenlijk.”

    “ verklaar jezelf.”

    “ Wel er was een duidelijke geur van lavendel bij het lichaam. Het deed me denken aan de wasverzachter die mijn moeder gebruikt. En er waren rozen in de buurt van het slachtoffer. Bloemen die daar door iemand moeten zijn achtergelaten. Dat is wat ik bedoelde met ja.”

    “ En wat bedoel je dan met nee?”

    De blos op haar wangen kwam terug en was deze keer dieper van kleur.

    “ Het klinkt misschien vreemd maar ik heb ooit je lezing op de politieschool over seriemoordenaars bijgewoond. In die lezing had je het onder meer over moordenaars die een plaats delict of een lichaam in scene zetten. Als voorbeeld gebruikte je onder meer foto's van de slachtoffers van The Boston Strangler. Het lichaam, de pose en de strik rond haar hals deden me denken aan één van zijn slachtoffers.”

    Met geveinsde verbazing zei Debruin:

    “ Dit doet jou denken aan Albert DeSalvo?”

    “ Nee!”

    Zei ze zeer resoluut, misschien iets harder dan ze zelf had gewild:

    “ Ik zei The Boston Strangler. U weet maar al te goed dat er steeds meer twijfel bestaat aan de schuld van DeSalvo zeker nu DNA testen hem van minstens één van die moorden lijken vrij te spreken. Dat zei u drie jaar geleden al op de politieschool nog voor die nieuwe DNA-testen werden gedaan. En als ik me niet vergis heeft uw goede vriend professor Brussels dat jaren daarvoor al verkondigd.”

    Ze wist dat ze zich niet vergiste want Markus Brussels had er een boek over geschreven en dat boek stond in haar boekenkast op een prominente plek. Zo het was eruit dacht ze. Ze was tegen het hoofd van de Leuvense afdeling geweldsdelicten begonnen over een seriemoordenaar uit de jaren zestig van de vorige eeuw. En ze had het persoonlijk gemaakt door de commissaris te verbeteren en zijn vriendschap met één van de grootste autoriteiten op het gebied van seriemoord aan te kaarten. Debruin zat haar met licht samen geknepen ogen aan te kijken. Hij haalde zijn roltabak tevoorschijn, rolde traag een sigaret en stak die op tegen alle regels van het roken in openbare gebouwen in. Alsof hij haar wilde demonstreren dat de regels voor hem niet van toepassing waren. Dat hij op deze afdeling de absolute monarch was die regeerde bij de gratie Gods. Met enig plezier had hij vastgesteld dat ze had willen terugslaan nadat ze in het DeSalvo valletje was getrapt. Debruin stopte de bandopname. Tegen hoofdinspecteur Debrouwer moest hij niets zeggen. Die stond op nam zijn notitieblok, zijn koffiemok en de dictafoon en liep terug naar zijn eigen plek. Terwijl Debruin langzaam aan zijn sigaret lurkte overliep hij in zijn hoofd heel snel wat hij over inspecteur Merel Verhaege wist of meende te weten:

    “ Ze heeft leiderskwaliteiten dat was deze morgen wel gebleken. De politieschool voltooid met zowat de hoogste cijfers. Hij had gezien dat haar cijfers maar een fractie onder die van hemzelf hadden gelegen. Voor wat dat waard was tenminste. Er zaten zowat twintig jaar tussen zijn afstuderen en dat van haar. De vakken, de inhoud en de toetsing laggen intussen heel anders. Het was de instructeurs niet ontgaan dat ze in haar klas als vanzelf naar boven kwam drijven als één van de leiders. Altijd gemotiveerd, een echte teamspeler die het opnam voor de zwakkere schakels. Op technische vakken scoorde ze zonder uitzondering heel hoog. Maar het was niet dat ze zich die kennis eigen maakte door alleen maar te blokken. Ze begreep de leerstof, voelde die als het ware aan. Voor de politieschool was ze magna cum laude, weer net als hijzelf, afgestudeerd in de richting criminologie aan de universiteit van Leuven en op dit moment was ze naast haar baan opnieuw begonnen met studeren. Forensische psychologie, een zijtak van de psychologie die nog min of meer in de kinderschoenen stond. Ze was nog jong bedacht hij zich, net geen vijfentwintig. Te jong om door hem weggeplukt te worden uit de gewone dienst en onder zijn vleugels te nemen? Hoe oud was hijzelf geweest toen zijn eigen mentor hem had opgevist? Zelfde leeftijd ongeveer. Ze was niet bang om de waarheid of iets gevoeligs op tafel te leggen tegenover iemand die hoger in rang was ook al zou dat niet goed kunnen aankomen. The Boston Strangler potverdikke. Precies waar hij ook aan had gedacht toen hij de strik rond de hals van het slachtoffer had gezien.”

    Debruin drukte zijn sigaret hard uit in wat eruit zag als een asbak gemaakt door een kind op school. Wat hem in feite het besluit al had doen nemen was het feit dat ze hem zonder verpinken had verbeterd. Dat het bijlange na niet meer duidelijk was dat Albert DeSalvo en The Boston Strangler één en dezelfde persoon waren. Debruin zag twee dingen. Hij zag dat Merel Verhaege zich ongemakkelijk begon te voelen onder zijn stilzwijgen. En hij zag Tuur Wendels de vaste partner van Debrouwer binnen komen. Een kleine hoofdbeweging was genoeg om hem te vragen of het alibi en het verhaal van de visser klopten. Wendels hoefde alleen maar terug te knikken om dat te bevestigen. Merel had deze woordeloze conversatie gadegeslagen. De mannen die hier werkten waren het levende bewijs van Darwins evolutietheorie. De moderne mens was afkomstig van een oermens die geen taal had. Sommige mannen stonden schijnbaar nog heel dicht tegen deze oermens aan gelet op hun voorkeur om taalloos met elkaar te communiceren. Ze wist echter ook dat dit het gevolg was van mensen die al langere tijd heel nauw met elkaar samenwerkten, waarbij de groepsdynamiek en structuur heel duidelijk waren en die elkaar volkomen vertrouwden.

    “ De strik? Is dat het wat je aan The Strangler deed denken?”

    Weer kreeg ze een blos op der wangen maar antwoordde ze zonder aarzelen:

    “ Nee. De strik viel me eerst niet op. Het waren haar opengesperde benen. Het feit dat het eerste waar je tegen aan keek haar geslachtsdeel was. The Strangler heeft een aantal van zijn slachtoffer zo neergelegd zodat het eerste wat de speurders zouden zien het geslacht van een vrouw was. Toen hij actief was zag je niet zomaar blote geslachtsorganen zeker niet in puriteins Amerika. Dus de mentale schok zal er ook naar geweest zijn voor de speurders. In onze moderne tijd waar de meest schokkende porno bereikbaar is met een paar muisklikken zou dat minder moeten zijn. Ik heb best al wat gezien en ik zou mezelf niet als preuts omschrijven maar toch was ik geschokt en afgeleid van het hele plaatje. Volgens mij is de pose zijn manier om de politie duidelijk te maken dat hij meester is van de situatie. Alsof hij wil zeggen kijk eens wat ik durf pak me dan als je kan.”

    Debruin ging achteroverleunen in zijn bureaustoel, sloot zijn ogen en liet zijn vulpen heen en weer gaan tussen zijn vingers alsof het een miniatuur batonstokje was.

    “ En wat verteld jou dat over de moordenaar?”

    Ze deed er een paar seconden het zwijgen toe en zei toen zacht alsof ze niet wilde dat iemand anders ook haar woorden zou horen:

    “ Het verteld me dat deze vent zal doorgaan met moorden als we hem niet kunnen stoppen en dat dit naar alle waarschijnlijkheid niet zijn eerste moord is.”

    Debruin gromde iets wat in de verte op instemming met haar woorden leek en weer flitste het beeld van een oermens in een grot door haar hoofd. Hij ging rechtop zitten en keek haar strak in de ogen:

    “ Inspecteur Verhaege, ik wil u een officieel voorstel doen.”

    Ergens had ze dit in de loop van het gesprek wel zien aankomen maar toch schrok ze er nog een beetje van.

    “ Ik heb een vacature op deze afdeling en zou graag willen dat je een tijdje proef draait. Het is heel simpel tenminste als je tegen een stootje kunt.”

    Dat laatste had hij met een gespeeld gemeen lachje om de mond gezegd en nu peilde hij haar reactie.

    “ Ik denk wel tegen een stootje te kunnen commissaris.”

    “ Daar twijfel ik geen seconde aan Merel. Je zorgt dat je hier terug bent op dertien uur precies, das de militaire klok en militaire stiptheid vanaf nu! Waar ik ga daar volg je. Je bent mijn chauffeur, mijn secretaresse, mijn loopjongen, mijn persoonlijke lijfeigene. Je bent het manusje-van-alles voor de dienst. De grootste en meest vervelende routine klussen zullen zonder uitzondering op jou schouders vallen omdat je de nieuwe aanwinst bent, omdat je het vak moet leren en omdat je het klappen van de zweep moet leren kennen. Maar bovenal wil ik dat je luistert en leert, dat je mijn tweede paar ogen bent, dat je me op zaken attent maakt als ik iets dreig te vergeten of uit het oog te verliezen. Wat zeg je ervan?”

    “ Houdt dat ook in dat ik uw kleren moet ophalen bij de droogkuis?”

    Debruin stak zijn hand uit over het bureaublad:

    “ Absoluut!”

    Ze nam zijn hand en schudde die

    “ In dat geval zal het me een eer zijn je hemden op te halen.”

    Zei ze met een glimlach. Debruin wuifde haar weg:

    “ Straks dertien uur in burger voor je eerste teambespreking.”

    Merel Verhaege stond recht met een warm gevoel in haar buik en rubberen knieën van opwinding over de baan die ze net aangeboden had gekregen. Toen ze bijna bij de deur was hoorde ze de zware stem van haar nieuwe baas:

    “Verhaege, heeft je mama je nooit geleerd dat het soms okay is om in een hoekje te gaan zitten en je wonden te likken?”

    Hij herinnerde zich dus weer waar ze elkaar vandaan kenden. Zonder zich om te draaien antwoordde ze:

    Jawel, maar mijn papa heeft me geleerd dat er geen schande is om telkens opnieuw te proberen tot je slaagt.”

    “ Schande niet nee. Blauwe plekken en spierpijn des te meer Verhaege...”


    02-05-2016, 19:48 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOFDSTUK 3: Hoe stroopt men het vel van een wilde kat?

    Het was 12.57u toen Debruin uit de lift stapte en de afdeling geweldsdelicten binnen liep. Behalve zijn twee vaste speurders Koen Debrouwer en Tuur Wendels zaten Jules Goddard, diens rechterhand de computer whizzkid van de forensische dienst Filip Goethals en de directeur al te wachten. Ook Merel Verhaege was er in een burger kleren. Een strakke blauwe jeans en een bijpassend strak groen truitje. Ze zag er jonger uit dan ze in uniform had geleken, bijna studentikoos. Heel even vroeg Debruin zich weer af of hij haar niet te snel uit haar uniform had geplukt. Zonder iets te zeggen liep hij naar zijn bureau. Terwijl hij zijn jasje netjes aan de kapstok ging en nog met zijn rug naar zijn toehoorders stond vroeg hij:

    “Wat is het verschil tussen een psychiater en een psycholoog?”

    Merel wilde al gaan antwoorden maar een gebaar van de directeur maakte dat ze snel haar mond terug dicht deed. Blijkbaar was dit bedoeld als een retorische vraag die Debruin zelf zou gaan beantwoorden. Die liep naar de rechter muur van het kantoor en bleef voor een gigantisch whiteboard staan alsof hij wilde gaan lesgeven. Hij pakte een A4 formaat foto van het gezicht van het slachtoffer en bevestigde dat met een harde plof precies bovenaan het midden van het bord:

    “ Een psychiater gaat in een donkere kamer op zoek naar een zwarte kat. Een psycholoog gaat in een donkere kamer opzoek naar een zwarte kat die er misschien niet is.”

    Dit was op zijn zachts gezegd niet het antwoord dat Merel had willen geven. Ze was dan ook blij dat de directeur haar had tegen gehouden. Intussen sprak Debruin verder:

    “ Het is op zijn minst bij twee van ons opgevallen dat het lichaam, of beter de toestand waarin het lichaam werd aangetroffen, doet denken aan de slachtoffers van een Amerikaanse seriemoordenaar, The Boston Strangler; Een lichaam geposeerd om te schokken en een strik netjes rond de hals geknoopt. Daar waar de slachtoffers van The Strangler werden gewurgd met een kledingstuk of een stuk textiel uit de woning van het slachtoffer werd ons meisje met de blote hand gewurgd.”

    Debruin wees naar de foto op het bord:

    “ En hier komt mijn vraag weer op de proppen. Hebben we te maken met een doorsnee huis-tuin-en-keuken-moord? Een moord uit passie dewelke achteraf zo in scene is gezet om ons te doen denken dat we hier te maken hebben met een seriemoordenaar? De moorden en de signatuur van The Boston Strangler zijn intussen zowat cultureel erfgoed geworden. Er zijn honderden zo niet duizenden websites aan de moordenaar en zijn moorden gewijd. Er zijn tientallen boeken over geschreven, films en Tv-series waarin de zaak aanbod komt zijn er ook bij de vleet. Als dit het geval is dan zou een klassiek politie-onderzoek duidelijkheid moeten brengen. Aan de andere kant als dit niet in scene is gezet om ons op het verkeerde been te proberen te zetten, als dit zo gedaan is om ons precies te laten zien wie of wat hij is, met welk beestje hebben we dan te maken? Hebben we te maken met een strikte copycat die dweept met The Strangler? Of hebben we te maken met iets wat potentieel veel erger zou kunnen zijn? Een killer die ons zonet zijn visitekaartje heeft gestuurd en ons daarmee uitnodigt om te komen spelen.”

    Het bleef even stil in de grote kamer nadat Debruin was uitgepraat? Iedereen die daar stond realiseerde zich maar al te goed wat hij zonet had gezegd. Het was uiteindelijk de directeur die zei:

    “ In het eerste geval moeten we ons niet al te veel zorgen maken en niet al te veel extra vragen stellen. De vragen die we hierbij hebben worden dan wel automatisch beantwoord naarmate het onderzoek vordert. In het tweede geval dringt er zich onmiddellijk één vraag op. Is het toeval dat we haar hier bij wijze van spreken aan onze achterdeur vonden? Of is het een niet mis te verstane boodschap voor jou commissaris Debruin? Ik bedoel maar, als de flikken in België een lijstje zouden maken van collega’s die het meeste weten over hoe seriemoordenaars in elkaar zitten dan zit je gegarandeerd bij allemaal in de top drie zo niet helemaal bovenaan. Moet ons slachtoffer op een of andere verknipte manier een cadeautje voor jou voorstellen? Is dit zijn manier van communiceren?”

    Debruin keek zijn directeur aan met zijn heldergroene ogen:

    “ Op dit moment heb ik echt nog geen flauw idee. Mogelijk zijn we al veel te ver aan het denken en wordt het over een paar uur duidelijk dat dit niet meer is dan een simpele passiemoord anders aangekleed. Aan de andere kant..."

    Opeens stak Merel Verhaege haar hand op alsof ze het woord wilde vragen.

    “ Merel we zitten hier niet meer op school je hoeft dus je hand niet op te steken. Wat is er?”

    Weer kreeg ze een blos op de wangen en het feit dat er een zacht gegniffel hoorbaar was bij de rest vanwege Debruins school-opmerking droeg er niet toe bij dat de situatie iets makkelijker werd:

    “ Hebben we ooit al zo’n moordenaar gehad in België? Ik bedoel voor beidde scenario’s?”

    “ Door de jaren heen hebben we tientallen moorden gehad waarbij de moordenaar de moord er anders wilde laten uitzien dan dat wat er in werkelijkheid had gespeeld. Gelukkig voor ons vallen die gasten vrij snel door de mand. Een gebrek aan sofisticatie waardoor de forensische of de dokter een stok in de wielen steekt van de moordenaar. Een verhaal of alibi dat niet helemaal klopt waardoor de moordenaar door de mand valt. Of simpelweg de verhoorkamer. Je moest eens weten hoeveel er zeer snel door de knieën gaan eens ze in dat kamertje zitten. Maar bij mijn weten hebben we nog niet één moordenaar gehad die heeft geprobeerd om zijn daad op die van een bekende seriemoordenaar te laten lijken. En we hebben ook nog nooit te maken gehad met een echte copycat.”

    Het was Goethals die plots sprak:

    “ Hoe weten we dat chef? Heeft u dat nu al opgezocht?”

    Debruin keek hem strak aan en Goethals wilde dat hij op zijn tong had gebeten. Natuurlijk wist de chef dat en natuurlijk moest de chef dat niet extra gaan opzoeken. De man had zowat een fotografisch geheugen voor psychopaten en seriemoordenaars. Hij had een jaar in de VS gezeten om een opleiding te volgen bij het FBI. Alle dossiers in Vlaanderen waarvan men vermoede dat er wel eens sprake kon zijn van een seriemisdadiger kwamen vroeg of laat op zijn bureau terecht.

    “ Nee Flipke, ik heb dat niet opgezocht. Maar dat is een perfect klusje voor jou terwijl Merel me naar Dekeyser brengt. En vergeet niet er een mooi rapportje van te maken voor de onderzoeksrechter. Als we terug zijn van Gasthuisberg dan kun je Merel de Europese databank laten zien en dan snuffel je ook maar wat rond in VICAP.”

    Merel had gehoord van VICAP en spitste haar oren. De beroemde databank van het FBI en daar zou ze straks in mogen graven.

    “ Hoe ga je dit aanpakken Alex?”

    Vroeg de directeur zacht.

    “ Net als iedere andere moord baas tot het tegendeel bewezen is.”

    “ Okay succes, je houdt me op de hoogte?”

    “ Zelfde tijd zelfde plaats baas.”

    Debruin keek de directeur na terwijl die de afdeling verliet.

    “ Jules ik neem aan dat we intussen geen beestachtig geluk hebben gehad en dat de vingerafdrukken van ons meisje in het systeem zitten?”

    Het hoofd van de forensische dienst schudde van nee:

    “ Nope, zoveel geluk hebben we niet.”

    Debruin keek Filip Goethals aan en vroeg:

    “ Wat met Elise?”

    De jonge computer whizzkid vermeed het om Debruin in de ogen te kijken, zijn blik vestigde zich op Debruin lippen. De commissaris kende de uiterlijke kenmerken van autisme maar al te goed. De jongeman had er in lichte mate mee te kampen, hij functioneerde in de maatschappij tot op zekere hoogte maar voelde zich meer op zijn gemak tussen zijn computers.

    “ Wat met mevrouw Verhaege chef?”

    Goethals had schijnbaar bezwaren om over Elise te praten in het bijzijn van de nieuwe kracht.

    “ Merel is een volwaardig lid van het team Filip. Ze weet ook dat alles wat hier gezegd wordt vertrouwelijk is. Merel gaat heus niet direct de krant bellen en Elise aan de grote klok hangen.”

    De jongeman knikte naarstig. Daarna draaide hij zich naar Merel en richtte zijn blik op haar lippen:

    “ Elise is een computer of beter gezegd een reeks servers ergens diep onder de grond in Limburg. Ze is een cadeautje van de NSA en ik heb een beetje met haar programma mogen spelen. Het komt erop neer dat Elise een hoop informatie heeft over identiteitskaarten, rijbewijzen en paspoorten. Ook de foto’s die daarop staan. Elise haar databank is in twee opgedeeld. Het eerste deel zijn de identiteitsbewijzen die in België zijn verstrekt. Het tweede deel beslaat identiteits-controles op de luchthavens en bepaalde politiecontroles. Iedereen die zijn paspoort moet overhandigen zit in die databank. De machine bij onder meer de douane waarmee een eerste vluchtige blik wordt geworpen op het document om de echtheid ervan te controleren is eigenlijk een scanner die een kopie van het document doorstuurt naar Elise. Het probleem is dat Elise nu al over dik dertig miljoen foto’s beschikt en dat er daar iedere dag nog meer bijkomen. Elise kan maximum honderdduizend analyses per uur aan. Ik heb een foto van het gezicht van ons slachtoffer ingevoerd maar het kan uren duren, op volle rekensnelheid tot tweeëndertig uur voor Elise heel haar databank heeft afgezocht. Eigenlijk is dat zestien uur omdat de databank ook nog eens onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. Helaas komt het maar zelden voor dat we de volle rekensnelheid van Elise krijgen omdat anderen ook van haar gebruik maken. Over het algemeen rekenen we op ongeveer achtenveertig uur om te weten of iemand al dan niet in de databank zit.”

    Merel overdacht de informatie die ze zonet had gekregen aan bliksemsnelheid en zei:

    “ Is dit wel helemaal legaal? Ik bedoel wat met de wet op privacy en zo?”

    “ Elise heeft een apart statuut, ze staat daarboven.”

    “ Hoe kan iets boven de wet staan?”

    Debruin nam het even over van de jonge technicus en antwoordde:

    “ Als het kernkabinet samenkomt, de premier en de ministers van justitie, defensie, binnenlandse zaken en buitenlandse zaken dan kunnen ze samen unaniem beslissen om iets staatsgeheim te maken en te houden. Elise is officieel onofficieel onder gebracht bij defensie en kreeg de stempel top geheim met zich mee en daarmee is ze onttrokken aan al te veel toezicht of te nieuwsgierige parlementariërs.”

    “ Ze is een cadeau van de NSA zei je. Bestaat het risico dan niet dat Big Brother toegang heeft tot Elise en ze daar in Amerika alles weten wat Elise weet.”

    Er verscheen een kwajongens lachje om de mond van de computernerd en een twinkel in zijn ogen:

    “ Ja das zeker dat. Elise is een Trojaan maar dan in hardware vorm. Maar wat de meeste mensen niet weten is dat een Trojaans-virus geen éénrichtingsverkeer is. Diegene die zo’n virus heeft gemaakt kan als hij geluk heeft in jou computer kijken maar om die informatie te kunnen zien moet de Trojaan eerst info terug zenden naar diegene die het virus heeft verzonden. Het kan evengoed tegen hem gebruikt worden omdat er bij de communicatie van computer naar computer ook een poort bij hem openstaat. Wij zijn hiervan op de hoogte en de NSA ook. Maar dat is een oud spionnenspelletje. Ik weet dat jij weet dat ik weet dat jij weet. Als ik jou iets geef wat mij toelaat mijn job te doen maar waarvan ik weet dat jij er ook gebruik van kunt maken om bij mij naar binnen te kijken ben ik dan bereid jou die toegang te geven. Ben ik uiteindelijk beter af door jou de hardware te geven en oogluikend toe te staan dat je bij mij komt rommelen?”

    Met een knipoog voegde Goethals er aan toe:

    “ Zoveel schokkend is er nu ook weer niet te vinden hoor bij de NSA. Niet de ware toedracht voor de moord op Kennedy en ook niets over die UFO in Roswell.”

    Debruin maakte een eind aan het gesprek tussen Goethals en Verhaege:

    “ Jullie kunnen in je eigen vrije tijd filosoferen over spionnen en samenzweringstheorieën. Wat we weten is dat ons meisje tussen middernacht en twee uur is vermoord. Dit is Leuven een studentenstad met pakweg veertigduizend studenten waarvan er honderden zo niet een paar duizend niet iedere weekend naar moeders terug keren met hun vuile was. We weten niet of dit een studente is of niet maar ze voldoet wel aan de leeftijdsgroep. Misschien is ze wel een gewone Leuvense of komt ze voor mijn part uit Timboektoe. Om de situatie nog erger te maken is het dus weekend. Het is al lang en breed geen scha en schande meer als een jonge meid ergens een nachtje of zo blijft slapen na het stappen waardoor papa en mama niet direct aan de alarmbel hangen. Koen, ik verwacht er voorlopig niet teveel van maar ik wil dat je even de cel vermiste personen en child focus belt, misschien hebben die toch al iets binnen gekregen. Tuur wil je even door alle oproepen heen gaan die de alarmcentrale vannacht heeft gekregen van pakweg tien uur gisterenavond tot een uur of vijf deze morgen. Zoek naar meldingen over huiselijk geweld of gewoon oproepen van mensen die iets vreemds meenden te hebben gezien en waarvoor we een auto ter plekke hebben gestuurd.”

    Debruin viste nog maar eens een blikje energiedrank uit zijn koelkast:

    “ Tot het tegendeel bewezen is wil ik dat we deze zaak behandelen alsof we weten dat de plaats delict in scene is gezet om een passiemoord te verdoezelen. De Sherlock Holmes methode mijn beste Watsons. Als we alles schrappen wat onmogelijk is zal uiteindelijk dat overblijven wat gebeurd is hoe onmogelijk dat ook mag lijken.”

    Met een paar slokken dronk hij hij blikje leeg en kieperde het in het vuilnisbalkje bij de rest van de lege blikjes:

    “ Wurging is een heel persoonlijke vorm van moorden. Je kijkt als het ware in de ogen van je slachtoffer terwijl langzaam het licht uitgaat. Het spreekt over vuur, passie, liefde en haat. Koen om zeker te zijn dat we niets missen en al is het maar om onze onderzoeksrechter geen zure oprispingen te bezorgen wil ik dat je de verklaringen van onze drie loze vissertjes nog eens doorneemt met een luizenkam. Als ze facebook hebben, wat voor zaken worden erop gepost en wat posten ze zelf.”

    Hij pakte zijn jasje van zijn kapstok en vroeg daarna:

    “Jules is er van jullie kant al iets meer te zeggen?”

    “ Nee niet veel, tenzij je zoekt naar een zandstrand in een woestijn. We hebben bloemen gevonden in haar haar en in de buurt van haar hoofd. Rozen meer bepaald maar van een variatie zoals er dertien in een dozijn zijn. De meeste bloemenwinkels hebben die wel. Helaas zijn ze ook te vinden in van die goedkope boeketjes die je in de supermarkt of bij een benzinestation vindt. De strik is niet doorsnee. Honderd percent natuurlijke zijde met een stickertje van Chanel. Aan de ene kant goed nieuws aan de andere kant minder goed. Volgens één van mijn vrouwelijke medewerkers is de stof vintage, eind jaren zestig begin jaren zeventig. Ze heeft straks een afspraak met een Chanel expert om te zien of we wat extra informatie kunnen puren. Ook het haarlint is niet nieuw. Ook pure zijde maar het is met de hand geweven en is oud mogelijk zelfs zeer oud.”

    Debruin luisterde aandachtig naar wat Goddard allemaal te vertellen had. Naarmate de opsomming vorderde van wat ze wisten en veeleer van wat ze nog niet wisten kon hij zich steeds meer in Goddards woorden vinden. Het leek alsof de dader zijn zandstrand in een woestijn had verborgen.

    “ Voor het fysieke moet je bij Dekeyser zijn Alex. Maar wat ik je kan vertellen op het eerste zicht is dat er niets onder de nagels leek te zitten en dat ze ook geen zichtbare verwondingen had, geen afwerende verwondingen maar ook geen aanvallende wonden. We zijn zoals gebruikelijk met een fijne kam door de plaats delict gegaan zonder veel resultaat. Wat we hebben zet ik wel in ons eerste rapport dat tegen achttien uur op je bureau zal liggen. Op dit moment heb ik er nog vier mannetjes rondlopen die de oever van de Dijle en het jaagpad tot op honderd meter links en rechts van het lichaam, inclusief dat kleine parkeerplekje, zijn aan het afwerken. Behalve wat zwerfvuil verwacht ik niets te zullen vinden wat van belang is. Deze kerel lijkt me veel te slim om zijn paske te verliezen in de buurt van het lichaam dat hij net heeft gedumpt.”

    Nors maar tegen niemand in het bijzonder zei Debruin:

    “ We moeten dat arme kind zo snel mogelijk haar naam terug geven!”


    10-05-2016, 11:42 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 4: Tot de dood ons scheidt...

    Hij had enkele uren geslapen zonder vervelende intensieve dromen. Hij had zelfs niets moeten nemen uit zijn rijke verzameling medicatie. Aan zijn beddengoed was te zien dat hij niet al te veel had liggen woelen. Hij sliep altijd lekker en werd wakker met een warm buikgevoel nadat hij een moord had gepleegd. Hij wist al jaren dat hij ervoor moest waken niet te zeer naar dat knusse gevoel te gaan verlangen. Twee of drie keer per jaar was genoeg om zijn zucht te temperen. In het begin was het bijna misgelopen, dreigde hij verslaafd te raken. Het moorden liep te snel uit de hand. En wat doet een zichzelf respecterende verslaafde eens hij aanvaard heeft dat hij een probleem heeft. Juist die gaat naar de AA. Het liegen is hem altijd makkelijk afgegaan. Al wat hij moest doen was zijn drang naar het moorden projecteren op een fles sterke drank en zijn verhalen waren precies hetzelfde als die van de andere bezoekers van de meetings. Hij had het uiteindelijk een sociaal experiment gevonden maar was na zes maanden toch gestopt met vergaderingen bij te wonen. Hij had een ijzeren wil en hij had zijn verslaving onder controle hij had geen verdere hulp meer nodig. Nu stond hij volledig naakt voor het grote raam dat uitzicht gaf op de op het Zuiden gerichte tuin. De lentezon deed haar best en het was aangenaam warm achter het glas. Geen mens die hem zo kon zien. De woning was gekozen voor het comfort maar nog meer voor de bijna extreme privacy die het bood. Dat het esthetische van het huis en de tuin hem aansprak was mooi meegenomen. Het voornaamste was dat hij gespaard bleef van pottenkijkers. Hij had in het verleden andere, moeilijkere dingen tijdelijk aanvaard om voor de buitenwereld volkomen normaal te lijken. Drie ex-vrouwen konden daarvan getuigen en hij betaalde met plezier alimentatie, het was onderdeel van zijn imago. Hoewel hij liever van hun hoofden een staande lamp had gemaakt. Als dit spel zou verlopen zoals gepland dan was het nog altijd niet te laat om lampenmaker te worden en zijn verzameling te beginnen met zijn exen. “Disposeble Teens” in de snoeiharde versie van Manson knalde door de dure speakers het huis in.

    “ Belachelijke randdebielen”

    Klonk het streng in zijn hoofd:

    “ Waar halen die zogenaamde experts het vandaan. Ze moeten kunnen verklaren waarom sommigen moorden maar kunnen zich voor geen millimeter inleven in een moordenaar. En als ze dan toch al eens een blink is gegund op dat prachtige duistere wereldbeeld dan trekken ze bang hun staart in.”

    Hoe vaak had hij nu al niet gehoord of ergens gelezen dat muziek als die van Manson, Metalica of Judas Priest mee aan de basis zou liggen van moorddadige neigingen of hadden bijgedragen aan de motieven van moordenaars. Misschien was dit ergens van toepassing op voordien toch al labiele geesten of tieners die nog geen complex zelfbeeld hebben. Maar toch zeker niet op mensen van zijn kaliber. Killers als Edmund Kemper of The Iceman. Toch niet op kunstenaars, op meesters van de dood. Op hen had Manson evenveel invloed als Bach of Chopin. Hij hoorde de misprijzende stem van de maestro alles meersterkillers. Hij hoorde de zachte stem van Hannibal Lecter in zijn hoofd. De dokter legde uit waarom alle psychiaters in wezen idioten waren. Dat hun pogingen om in het hoofd van seriemoordenaars te graven niet meer zijn dan de klungelende pogingen van een geile puber om onder het rokje van een vriendinnetje te graaien. En dat ze dan net als die puber geen flauw idee hebben wat te doen als dat vriendinnetje plots de benen spreidt. De man strekte zich nog eens goed uit waarbij iedere spier in zijn getrainde lichaam zich opspande. Hij had een indrukwekkende tatoeage die zijn hele rug in beslag nam. Vanop de schouders, net onder de boord van de hemden die hij in het publiek deel van zijn leven droeg, tot net boven zijn billen was er een enorme tatoeage aangebracht. Het was een knipoog naar de Amerikaanse auteur Tom Harris, de man die leven in Hannibal Lecter had geblazen. Maar het was vooral een hommage aan dokter Lecter zelf. Hij had de filmaffiche van de film Red Dragon in Japan laten zetten. Door een echte meester die vooral leden van de Japanse maffia, de Yakuza, tot zijn klantenbestand rekende. Niet met zo'n modern apparaat met gemechaniseerde naalden waar je bijna niets van voelt. Nee, zijn inkt was aangebracht op de eeuwenoude manier met tot naalden gescherpte bamboestokjes. Het zetten van de inkt had op bepaalde momenten zo verschrikkelijk veel pijn gedaan dat hij tussen bewustzijn en bewusteloosheid zweefde. Tegen het advies in had hij zeven urenlange sessies over zeven dagen gespreid ondergaan. Lange uren gevuld met pijn die sensueel, erotisch en bevrijdend waren, zodanig dat hij met momenten euforisch was. Hij had het gevoeld dat dokter Lecter in hem was komen wonen naarmate de tatoeage vorderde. Hij was niet van plan geweest te moorden in Japan. Zinloze moorden zitten niet in de Japanse cultuur. Dat is iets Westers, iets barbaarser. Een zinloze lustmoord op een hoertje zou onmiddellijk de aandacht van de politie trekken en daar had hij geen behoefte aan. Daarbij kwam dat de sessies teveel van hem eisten, dat hij niet zeker was van zichzelf of hij wel helder genoeg zou zijn om al zijn sporen van het hoertje te verwijderen. Een lid van de Yakuza, die hij bij de tatoemeester had leren kennen en waarmee hij de bloemetjes had buitengezet in een paar zogenaamde herenclubs, had daar verandering in gebracht. Hij had simpelweg een jong Chinees meisje gekocht. Met haar mocht hij doen en laten wat hij wilde. Voor een paar duizend dollar extra kreeg hij een maagdje en werd die na afloop netjes weggehaald. Haar witte slipje met de roze hartjes had hij bijgehouden. Dat waren dan ook de enige trofees die hij hield. Daarom ook dat de profilers die al zolang achter zijn alter ego aanholden over sommige van zijn moorden heen keken. Zijn slachtoffers beperkten zich niet tot meisjes, jonge vrouwen of jongere jongens. Ja van hen hield hij een trofee bij. Maar hij had in het verleden ook mannen en oudere vrouwen vermoord zonder een trofee mee te nemen. Hij had met diverse methodes gedood. Grof geweld, een mes, een pistool, een baseball knuppel. Zelfs een industriële gehaktmolen had hij eens gebruikt. Hij had het slachtoffer er levend ingedaan met de voeten eerst zodat die kon zien dat zijn voeten en onderbenen werden vermaalt tot gehakt. Met een infuus, behoorlijk wat pijnmedicatie en een tourniquet was hij erin geslaagd om de man tot drie keer toe getuige te laten zijn van het feit dat een deel van zijn lichaam verdween. Een opmerkelijk geslaagd experiment vond hij zelf. De politie was ervan overtuigd geweest dat het een afrekening betrof in het criminele milieu. Dat een of andere misdadiger de pech had gehad om onder handen genomen te worden door de Russische maffia want die stonden bekend om hun soms wrede praktijken. Geen mens die vermoede dat een seriemoordenaar het slachtoffer had vermoord. En zo waren er veel van zijn moorden onopgemerkt gebleven. Hij was een uitzondering op de regel. Hij had niet echt een vaste Modus Operandi omdat hij graag experimenteerde. En hij lette er bijzonder goed op om te vermijden dat er in zijn moorden een signatuur sloop. In Japan echter was hij onder de indruk geraakt. Hij was getuige en hoofdrolspeler geweest in een sociocultureel verschijnsel. Als er een teveel van een soort is zakt de prijs in elkaar, kwestie van vraag en aanbod. Dat was ook het geval voor arme Chinese meisjes die het platteland met tienduizenden tegelijkertijd probeerden te ontsnappen. Hun leven is in de ogen van de Yakuza dan ook niet bitter veel waard en ze worden al lang niet meer gezien als mensen. Misschien als beesten een klein stukje boven een ding. Hij had het meisje een paar keer brutaal genomen en daarna gewurgd terwijl hij haar anaal verkrachte en climaxte. Op het afgesproken tijdstip waren ze haar lichaam komen halen als een efficiënte vuilnisophaaldienst. Heel even had hij zich afgevraagd hoeveel van die jongens en meisjes er op die manier in één van de grote verbrandingsovens van Tokio waren verdwenen. Heel even had hij overwogen om in Tokio te blijven. Hij was rijk genoeg om wanneer hij er nood aan had van de diensten van de Yakuza gebruik te maken. Het was echter de dokter die tegen de zesde dag van het pijnlijke proces zijn stem had gevonden. De dokter vertelde hem dat moorden op die manier geen kunst was omdat niemand van zijn werk kon genieten. De dokter wilde ook reizen naar al die plekken die Tom Harris aan hem had verbonden in de boeken. Hij wilde grote kunst zien, horen, voelen en proeven. Ze waren op wereldtournee gegaan. Hij gaf de dokter wat de dokter wilde via zijn eigen lichaam. De dokter gaf hem wat hij wilde. Hij ging in therapie bij de dokter. In zijn hoofd lag hij op de sofa van dokter Lecter en biechtte hij al zijn donkerste geheimen op. Hij had vaak gehuild tijdens zijn therapie omdat het voor het eerst was dat hij zijn demonen kon delen met een ander. Avonden lang deden ze soms niets anders dan praten en van elkaars gezelschap genieten. Hij was de dokter dankbaar om dat hij stap per stap helemaal werd bevrijd van alle maatschappelijke regels, wetten en taboes. Dokter Lecter was hem dankbaar omdat hij hem uit de gevangenis had bevrijd die de boeken toch wel waren. En samen hadden ze gemoord, gekookt en plannen gemaakt voor een ultiem meesterwerk. Lecter had hem dingen laten zien, laten voelen, laten ruiken, laten smaken tijdens het moorden. Hem op een goddelijke manier van inspiratie voorzien om kunst te creëren. En daar had hij vannacht een begin mee gemaakt. Nooit zou iets nog zijn zoals het voorheen was.

     

    Hij draaide zich met een ruk om en liep naar een antieken schrijftafel die hij vrij centraal had opgesteld in de woonkamer. Antiek was niet zo zijn ding. Het was een cadeau voor dokter Lecter. Hij nam een sigaret dun sigaartje, stak die op en inhaleerde diep. Op de tafel stond een pakje die hij zorgvuldig had ingepakt. De idee dat het slipje van zijn laatste slachtoffer in dat pakje zat maakte dat hij zich uiterst moest inspannen om het pakje niet aan te raken met zijn blote handen. De film van wat er gebeurd was afgelopen nacht voltrok zich weer voor zijn geest. Hij zag opnieuw iedere centimeter van haar jonge mooie lijf. Hoe hij haar zacht uit haar slipje hielp, haar strakke kont, haar kleine stevige borsten, haar gebronsdde lijf met de dunne witte strepen die een piepkleine bikini had achtergelaten. Hij kon opnieuw haar warmte voelen, haar zweet ruiken en haar vochtigheid van opwinding proeven. Zijn penis werd weer hard toen hij in gedachten weer bij haar binnendrong. Maar bovenal kwam zijn opwinding van het moment dat hij de blink in haar ogen zag veranderen. Van de extase van de seks naar de pure naakte angst van het besef dat hij geen genoegen zou nemen met het lichaam dat ze hem had gegeven. Hij had haar langzaam gewurgd terwijl ze onder hem lag met hem in haar. Langzaam had hij het leven uit haar weg zien vloeien tot opeens het licht helemaal uitging.

    “ Er is geen grotere extase”

    dacht hij

    “dan klaarkomen op het moment dat het licht voorgoed uitgaat. Het moment waarop ik tegelijkertijd gever en nemer van leven ben.”

    Hij schudde de beelden van zich af. Hij had eerst andere zaken te doen, belangrijk werk. Hadden ze er goed aan gedaan om commissaris Debruin bij hun kunstwerk te betrekken? Natuurlijk want Debruin had iets wat hij en Lecter om uiteenlopende redenen wilden hebben. Natuurlijk zou de voldoening exponentieel stijgen naarmate het kunstwerk vorderde. Maar hij wist iets uit ervaring wat de dokter niet wist. Hij wist hoe gevaarlijk Debruin kon zijn. Dat er achter die meestal zachte groene ogen de killersblik van een bloedhond schuilging. Dat eens Debruin een prooi had geroken hij nooit of te nimmer zou afgeven. Als ze met Debruin wilden spelen dan moest dat langzaam stap voor stap en lang van te voren bedacht zijn. Het was niet simpelweg hun vrijheid die op het spel stond. Hij was niet bang om de rest van zijn leven in een cel door te brengen. Hij had de dokter als gezelschap. Hij had in zijn leven genoeg gezien om jarenlang in zijn hoofd te kunnen reizen, zwerven en keer op keer opnieuw te moorden.


    11-05-2016, 22:16 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Foto

    Archief per week
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs