Pastoors rapporteren over de Eerste Wereldoorlog
Verslag van TREMELOO
Transcriptie René Lambrechts
Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) Gemeente Tremelo - deel 5
Bl. 43
Hoofdstuk X.
Geestelijken in de gebeurtenissen betrokken.
- Eerw. Heer Karel Van Winkel, pastoor; aangehouden den 28 augustus en gebracht in de Kerk van Aerschot; van daar weggevoerd naar Duitschland den 6 september 1914.
- Eerw. Heer Emiel Van Giel, onderpastoor: idem.
- Frater Edgard De Coster; frater Octaaf Igodt en broeder Julius Haegen bevonden zich in 1914 in het klooster te Ninde. Zij zijn op het einde van augustus gevlucht naar West Vlaanderen en van daar naar Holland, waar ze door de belgische militaire overheid opgeroepen. Zij hebben in het leger gediend als ziekenverzorgers.
Thans bevinden zich in het klooster der Picpussen te Ninde 10 brankardiers die tijdens den oorlog dienst gedaan hebben. Hier volgen hunne namen :
- Frater Pamphilus (Lodewijk) Verdeyen van Herent, was aug. 1914 leraar in het Damiaangesticht te Aerschot; werd den 6 september weggevoerd naar Duitschland. Hij heeft zijne eeuwige beloften uitgesproken en is thans leerling in de Godgeleerdheid. - Frater Edgard De Coster; hoger reeds genoemd, heeft tijdelijke geloften uitgesproken en is leerling in Godgeleerdheid. - Frater Leopold (Willem) Jeurissen van Vlijtingen, novice, leerling in de wijsbegeerte. - Frater Oswald (Joseph) Van Neste van Gulleghem, idem. - Frater Odilo (Antoon) Van Gestel van Borgerhout, idem. - René Muller van Antwerpen, postulant, leerling in de wijsbegeerte. - Matthijs Gielen van Vlijtingen, idem. - Jaak Bos van Turnhout, idem. - Lodewijk Van de Velde van Schoten, idem. - Frater Octaaf (Gaston) Igodt, hoger genoemd, van Watou, novice leerling in wijsbegeerte.
Parochianen onder de wapens.
In 1914 werden 55 parochianen onder de wapens geroepen. Onder dezen waren 27 gehuwden hebbende samen 70 kinderen. Van dezen zijn er drie geboren na het vertrek van vader.
Bl. 44
In het begin van den oorlog waren er geene vrijwilligers, doch naderhand hebben de volgende jongelingen als vrijwilligers het leger vervoegd : Feyaerts Joseph; Van den Notelaer Alfons; Storms Frans; De Keyzer Joseph en Van Vlasselaer Leo.
Tijdens den oorlog werden nog opgeroepen 32 parochianen die zich in het buitenland bevonden; zoodat in t geheel 92 parochianen in het leger hebben dienst genomen. Er zijn enkel vier parochianen gesneuveld, namelijk, Hendrik Verhaegen, vader van twee kinderen; Alfons Verbeeck; Alfons Claes en Alfons De Mees.
Een soldaat werd verminkt te Luik, namelijk Franciscus Van Eyken, vader van 4 kinderen. Hij is getroffen geweest in den schouder en kan van zijnen arm geen gebruik maken.
Geboorten en sterfgevallen. 1913 Geboorten : 95 sterfgevallen : 40 1914 58 26 1915 68 27 1916 57 22 1917 57 32 1918 58 42
In november 1918 zijn 16 personen gestorven ten gevolge van de Spaansche griep.
Hoofdstuk XI Huiszoekingen in kerken of kloosters. De opname der klokken.
Huiszoekingen in kerken of kloosters hebben alhier geene plaats gehad. Bij de opname der klokken ben ik niet tegenwoordig geweest. Voor zooveel ik mij herinner heeft deze opname plaats gehad in de maand juni 1918. Ziehier wat Lod. Dockx, koster, desaangaande getuigt.
Op zekeren dag kwamen er bij mij twee Duitschers welke vroegen om op den toren te gaan om de klokken te meten; na dit gedaan te hebben en al de opschriften en versiersels der klokken zorgvuldig aangeteekend te hebben, zijn ze naar het hoogzaal gekomen en hebben daar de groote orgelpijpen gemeten en nagezien uit welk metaal zij vervaardigd waren.
Bl. 45
Hoofdstuk XII
Feiten van verscheiden aard.
Bijzondere daden van vaderlandsliefde heb ik niet aan te stippen.
In het moeilijk Komiteit werk heb ik bij de leden van het Komiteit en ook bij anderen goede en bereidwillige helpers aangetroffen : aan hen allen mijnen innigsten dank. Eenmaal heb ik een gebrek aan offervaardigheid bevonden bij personen van dewelke ik nochtans eene gansch bijzondere offervaardigheid had mogen verwachten.
Onder de landbouwers zijn er zeker menschen geweest die niet naar woekerprijzen getracht hebben, en die hunnen evennaaste vooral de armen genadig behandelden. Ik persoonlijk heb bij brave menschen steeds waren bekomen aan fatsoenlijken prijs. Doch de menschen die liefdadig gehandeld hebben roemen hun eigenzelven niet, en degene die het voorwerp van hunne liefdadigheid geweest zijn zwijgen het ook. Om wille der waarheid moet ik nochtans bekennen dat de algemeenheid der landbouwers, enkele uitzonderingen daargelaten, voor hunne waren de hoogste prijzen eischten : velen waren bevreesd van te weinig te vragen. Er worden personen genoemd die brood vervalschten met gekookte aardappelschillen en raapkoolen, en dit mengsel verkochten aan 7.50 fr. en meer den kilogram.
Er is tijdens den oorlog veel gestolen bijzonder op de velden, doch niet zoozeer uit nood en voor eigen gebruik dan wel om het gestolene te verkoopen aan woekerprijzen. Het geld alzoo vergaard werd gebruikt voor spel en vermaak. Het is ongelooflijk hoe zeer de jonkheid tijdens den oorlog bedorven werd door zucht naar geld en vermaak.
Meermaals heb ik van op den predikstoel den parochianen herinnert dat het niet betaamd zich aan overdreven vermaken over te leveren, terwijl onze soldaten aan den IJzer hun bloed voor het vaderland veil hadden en den dood te gemoet liepen; ik beriep mij op hunne vaderlandsliefde; ik gewaagde zelfs van het genoegen dat zij den vijand verschaften met te juichen terwijl het vaderland treurt. Dit alles maakte geenen indruk : er was geld, gemakkelijk vergaard en de voorraad eens uitgeput kon spoedig vernieuwd worden, waartoe zou het dan dienen tenzij tot plezier en vermaak? Ook werd er op de kermissen tien, twintigmaal zooveel geld verkwist dan vroeger.
De Duitschers van den omtrek namen regelmatig aan de kermissen deel en keerden nooit dan wel beschonken naar huis. Daartoe hoefden zij geen geld op zak te hebben : van dieven en smokkelaars mochten zij drinken zooveel zij wilden. Er wordt van een dezer verhaald dat hij op een enkelen kermis vijf honderd mark met de Duitschers verteerde.
Bl. 46
Hoofdstuk XIII
De ontruiming.
Op donderdag 7 november ontvingen wij het eerste bezoek van vijandelijke troepen op weg naar Duitschland. Aangaande dezen niets bijzonders op te merken.
Vanaf dijnsdag 12 november tot maandag 18 november had de gemeente Tremeloo aanhoudend vijandelijke troepen te vernachten. De neerslachtigheid der officieren was merkbaar, en wat de soldaten betreft, het groot getal wapens door hen weggeworpen geeft genoeg hunne ware gevoelens te kennen.
Er valt niets op te merken aangaande de houding der vijandelijke legers ten opzichte van de inwoners. Op de pastorij waren de officieren zoowel als de eenvoudige soldaten die hen dienden zeer inschikkelijk en voorkomend.
Voor het overige heb ik veel klachten gehoord over schade die zij aan de inwoners veroorzaakt hebben door het gebruik van ongedorschen graan, van hooi en ander veevoeder dat de landbouwers zelf groot noodig hadden. In den nacht van donderdag tot vrijdag werden twee paarden opgeëischt. In de scholen werden verschillige banken aan stukken gekapt en opgestookt; de deuren der gemakken ondergingen hetzelfde lot.
Niettegenstaande mijn verzet werd de Kerk in den nacht van donderdag tot vrijdag door de Duitsche soldaten ingenomen. Vier wassen kaarsen, drie handdoeken en een paar pantoffels werden gestolen. De troepen trokken verder rond drie uur s morgens en lieten veel wapens en schietvoorraad achter.
Hoofdstuk XIV
De bevrijding.
Nauwelijks hadden de laatste vijanden het grondgebied van de gemeente verlaten, of de vaderlandsche werd op den kerktoren geheschen en met tallooze vreugdeschoten begroet.
Bl. 47
De inwoners maakten gebruik van de wapens door den vijand achtergelaten om de bevrijding te vieren. De vreugdeschoten hadden buitendien een heilzaam gevolg : zij ontnamen aan de dieven hunne stoutmoedigheid. Deze waren nu overtuigd dat er wapens in overvloed voorhanden waren, en zij twijfelden geenszins of die wapens zouden bij gelegenheid tegen hen gebruikt worden.
De eerste belgische troepen deden hunne intrede te Tremeloo op donderdag 21 november. Zij werden verwelkomt door het gelui der groote klok die hare vreugdetonen uitgalmde en de inwoners noodigden onze helden te gemoet te snellen. Dit gebeurde dan ook en eene vroolijke Brabançonne werd door eenige inwoners aangeheven.
Op dit ogenblik april 1919, zijn het meestendeel onzer uitwijkelingen uit hun ballingschap teruggekeerd. Degene die uit Engeland terugkeeren zijn ten uiterste tevreden over hun verblijf aldaar : zij hebben noch honger noch gebrek geleden. Zij hebben er gewerkt om hunnen kost te verdienen, doch geld verzameld hebben zij niet. Het eenige waar ze goed van voorzien zijn is kleergoed.
Degene die uit Holland wederkeeren zijn min tevreden : zij beweren veel honger geleden te hebben. Een geruimen tijd kregen zij niet meer dan twee honderd grammen brood en vier of vijf aardappelen per dag. Daarbij soep die weinig of geene voedzame bestanddeelen bevatte.
Eenen en anderen keerden blijgemoed naar het Vaderland weder, waar hen, helaas! eene droevige teleurstelling verwachtte. Geen woonst : enkel nog de puinen van hunne vroegere woningen; geen bed : sommige zijn genoodzaakt te slapen tegen den grond op wat strooi; geen land : het land dat zij vroeger bewerkten ging tijdens hunne afwezigheid over in de handen van andere huurders. Dus ook geen werk, geene kostwinning. Laat ons hopen dat het nationaal komiteit of het landbestuur dien toestand zal willen inzien en de noodige hulp verleenen.
Ik eindig. Ik heb alle feiten onpartijdig medegedeeld, en desgevallend mijn gevoelen uitgedrukt volgens ik in geweten oordeelde. Moge mijn werk eenig nut voor de geschiedenis opleveren.
Handtekeningen : K Van Winkel - pastoor Tremeloo Feyaerts - gemeentesecretaris Tremeloo F. Verhoeven - bakker Tremeloo
wordt vervolgd
|