In deze nieuwe reeks van berichten gaan we op zoek naar de gebeurtenissen, de oude documenten en foto's om enig inzicht te krijgen in de geschiedenis van deze historisch interessante plaats. De titel verraadt het reeds. Grootlo is niet zomaar een gehucht zoals we er tientallen kennen. Het is een plaats met een eigen historische achtergrond, waarover het laatste woord nog niet is verteld en waarvan we het laatste nieuws nog niet hebben teruggevonden.
24-03-2010, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
21-03-2010
Grootlo-2
SCHENKING VAN WOUTER III BERTHOUT IN 1220 door René Lambrechts
Waltherus Bertholdus, nobilis de Brabantia et Dominus de Machlinya, Domino Egidio, fratri suo Dilicti et filiis suis W. et H.Karissimus neenon universis sancte ecclesiae fidelibus omnibus que suis presentum paginam perspecturis salutem in auctore salutis. Quoniam ab humana facilius alabuntur memoria que nec scripto nec voce testium eternantur, ideo notum facimus presentibus et futuris Christi fidelibus quod cum in exercitu christiano apud Danyetham infirmi quidem corpore sani autem mente essermus, Divina consulente gratia, Hospitali sancte Marie Domus theutonicorum in Hierosolyma XXIIII bonuaria pratorum in Rama contulimus et VI bonuaria dure terre in Grutlo, ubi curtim sont facturi, et tantam libertatem super lignis incidendis in nemore nostro Wawir sicut III milites nostri incidere solent, candem quoque libertatem in pascendis porcis in predicta silva, qua III milites beneficiati a nobis ibidem utuntur. Hec autem omnia pro salute omnium progenitorum nostrorum animarum, prenotate domus religioni donavimus, utque Deus in novissima tuba nostri dignetur cum fidelibus misereri. Ut ituque hoc rationabile factum in posterum permaneat ratum et inconvulsum sigili nostri impressione et testium subscriptione hane litteram confirmavimus. Huius rei testes sont Dominus Gisilbertus de Sittenheim, Willelmus capellanus de Calmunt, Franco de Arkania, et Duo filii eins F. et W., Arnoldus de Ryminam, Egydius et Arnoldus filii nostri, Henricus de Dufele, Willelmus clericus noster de Belivort, Basilius famulus noster, ac alii plures. Acta sunt haec apud Damietham anno Dominicæ Incarnationis M.CC.XX.VI. Kal. Feb (ruary).» Rijksarchief Antwerpen
Deze oorkonde, waarin Wouter III Berthout een gift doet aan het Maria hospitaal van de Teutonische Ridders van Jeruzalem, heeft al menig historicus kopzorgen gegeven. Zo waren er meningsverschillen over de datering, de aanwezigheid van de vermelde personen en de plaatsaanduidingen in dit document. Ik ga trachten om enige klaarheid te scheppen in de vele verschillende publicaties omtrent deze oorkonde.
De tijdsaanduiding : M.CC.XX.VI. Kal. Feb
In de brochure Grootlo ook uw parochie van de Grootlose Vriendenkring lezen we : Het eerste tot nu toe gevonden, geschreven stuk, waarin de naam Grootlo voorkomt, is de akte van 1226, waar op de keerzijde Groetloe vermeld is, een tekst opgemaakt in oud Nederlands. De achterzijde is opgesteld in het Latijn en daar schrijft men Grutlo.
Bij Verellen in zijn Parochiegeschiedenis van Sint-Jan Baptist te Schriek en de H; Naam Jezus te Grootlo lezen we :
SCHENKING VAN WOUTER BERTHOUT TE GROOTLO, 1221
Van Grootlo is er voor het eerst spraak in een akte van 27 januari 1221 (n. s.). Wouter Berthout, Brabantse edele en heer van Mechelen, laat weten aan zijn broeder Gillis en aan zijn eigen zonen Wouter en Hendrik. dat hij, in het leger der Kruisvaarders bij Damiette liggend, ziek van lichaam doch helder van geest, aan het Ste-Maria-hospitaal der Teutonische Ridderorde te Jeruzalem geschonken beeft, 24 bunder beemden in « Rama » en 6 bunder harde grond in « Grutlo », tot zielerust van zijn voorouders en opdat God zich over hem in het laatste oordeel moge erbarmen. Onder de getuigen bevinden zich zijn zonen Gillis en Arnout, zijn broeder Hendrik van Duffel en zijn eigen dienaar Baziel.
Het gebeurde tijdens de vijfde kruistocht. Zij waren vertrokken in 1217; Damiette werd belegerd in 1218, ingenomen en bezet in 1219, en nadien weder ontruimd. De Berthouts waren vurige kruisvaarders, sedert hun stamvader, Wouter Berthout van Grimbergen, in 1096 met Godfried van Bouillon aan de eerste kruistocht had deelgenomen.
In de vijfde kruistocht nu waren er, de oudste, Wouter IV van Grimbergen (of I van Mechelen), met twee van zijn zonen, Gillis en Arnout; zijn jongste broeder Hendrik van Geel, Walem en Duffel; en zijn ander broeder Gillis I van Keerbergen, Berlaar, enz., met zijn vrouw, die beide reeds voor de akte van 27 januari 1221 terug naar huis keerden. Deze Gillis begon rond 1220 aan de abdij Rozendaal onder Walem, die zijn twee dochters nadien als abdis bestuurden, en hij trad zelf rond 1228 in de Teutonische Ridderorde van Pitsemburg te Mechelen.
In 1190 hadden Duitse ridders tijdens de derde Kruisvaart hun legertenten omgevormd in een hospitaal voor zieken te Jeruzalem, en sedert lang hadden de Berthouts hen leren kennen en waarderen. Zo schonk Wouter Berthout, heer van Mechelen, de 24 bunder beemden in Rama en de 6 bunder grond in Grootlo (nu nog is er de Raambeek onder Grootlo), aan de Duitse ridders, die intussen tot broederschap en Ridderorde erkend en verheven werden; en volgens de akte, moesten zij daar, in Grootlo, een van die grote hoven maken, en kregen zij meteen de vergunning om in het uitgestrekte woud van Waver, zoveel hout te kappen en zwijnen te hoeden, als drie begunstigde ridders gewoon zijn.
Grootlo kreeg zijn oudste vermelding in 1221, op grond van de kristelijke weldadigheid der Berthouts, die toen reeds optraden als de bijzonderste beschermers van kerken en kloosters, vooral der Cisterciënsers en Premonstratensers.
Karel Lemmens citeert uit de oorkonden van Pitsemburg deel I p. 16 ook op datum van 27 januari 1221.
Rik Van den Broeck in Zwaantje XII p 102 houdt het op 26 januari 1221.
Bij Miraeus-Foppens, die de tekst foutief overschreven als MCCXXVI VI Kal. Feb komen we zo op 27 januari 1226. Deze fout heeft lang bestaan tot o.a. Wauters, Th. De Raedt en M.J. Vannerus hun bedenkingen hadden bij de datering en ze de foute vermelding bij Miraeus-Foppens ontdekten. Zij konden moeilijk aannemen dat alle cijfers tot het jaartal behoorden, ook al omdat er in dat jaar te Damietta niets speciaals te beleven was.
Hoe moeten we deze datum nu ontleden?
Eerst even kort vooraf de gebeurtenissen schetsen.
Omstreeks mei-juni 1217 vertrokken de kruisvaarders onder leiding van Willem I, graaf van Vlaanderen, naar het Heilig Land. In juli bereikte hun vloot de stad Lissabon, waar de aartsbisschop hun hulp inriep om het Alcazar te bevrijden van de Moren. Iets wat hen lukte na een belegering van ruim drie maanden. Daardoor was het reeds mei 1218 voor ze nabij Damietta ontscheepten. Na een strijd van enkele maanden werd Damietta op 6 november 1219 ingenomen en geplunderd door de kruisvaarders. Tijdens deze belegering en inname werd Wouter Berthout III zwaar gewond. Hij werd er verpleegd in een hospitaal van de Ridderorde van Pitsemburg. Op zijn sterfbed deed hij een gift aan deze orde, welke akte we bovenaan kunnen lezen.
1° MCCXXVI kalendas februarii = 1 februari 1226 We zien alle Romeinse cijfers als een deel van het jaartal. Deze datum lijkt gezien de gebeurtenissen welke hierboven zijn geschetst onmogelijk; dit is ruim zes jaar na de feiten.
2° MCCXX VI Kal. Feb = 6 februari 1220 (de zesde der kalenden van februari)
Bij deze stelling welke meer aanvaardbaar is als de eerste komt er een nieuw probleem om de hoek kijken, nl. welke stijl van kalender is gebruikt door de schrijver van het document.
a) de kerststijl : het jaartal verandert met Kerstmis (deze stijl was in gebruik tot omstreeks 1200)
b) de paasstijl : het jaartal verandert met Pasen (deze stijl komt na de kerststijl). Deze stijl heeft één groot nadeel : omdat Pasen steeds op een andere datum valt, kan je het ene jaar twee dezelfde datums tegenkomen, en het andere jaar bepaalde dagen missen.
c) de nieuwjaarstijl : het jaar begint telkens op 1 januari (vanaf 1 januari 1576 voor Vlaanderen)
Blijft nu de vraag : gebruikte men de kerstmistijd of de paastijd?
Aangezien alle oude data worden omgezet naar de nieuwjaarstijl is dit hier van groot belang.
De val van de stad Damietta situeerde zich begin november 1919. Daar is Wouter Berthout gewond geraakt, en bij de datum 6 februari 1220 (27.01.1220 kerststijl omgezet in nieuwjaarstijl) zou deze schenking dus ongeveer twee à drie maanden later zijn gebeurd. Een heel aannemelijke mogelijkheid. Bij de datum 6 februari 1220 (27.01.1221 paasstijl omgezet in nieuwjaarstijl) verlopen ruim 15 maanden na zijn verwonding. Dit is ook niet mogelijk omdat we weten dat sommige personen vermeld op de akte in 1220 reeds terug waren in Vlaanderen.
Besluit : De meest logische en aanvaardbare optie is 27.01.1220 (n.s.)
De genoemde en de aanwezige personen : Om dit beter te begrijpen ga ik eerst even hun stamboom tonen.
WOUTER II BERTHOUT Vermeld tussen 1178 en 1202, zoon van Wouter I Berthout en Margareta van Grimbergen Huwt met Guda van Loon (1169-1202), dochter van graaf Lodewijk I van Loon (1141-1171) en Agnes van Metz Kinderen : 1. Wouter III Berthout 2. Gillis I heer van Berlaar (1195-1241) huwt met Catharina van Belle en is de stamvader van de Berlaarse Berthouts 3. misschien ook een Guda vermoedelijk op 05.11.1202 en begraven in de St.-Romboutskerk te Mechelen
WOUTER III BERTHOUT Vermeld tussen 1195 en 1220, zoon van Wouter II Berthout en Guda van Loon Huwt Sofie (1200-1220), waarschijnlijk de dochter van graaf Floris III van Holland Kinderen : 1. Wouter IV Berthout 2. Hendrik I (stamvader van de tak van Duffel en Geel) 3. Gillis 4. Dirk 5. Arnold 6. Maria waarschijnlijk te Damiette (Egypte) tijdens de 5de Kruistocht, kort nadat hij de schenking had gedaan aan de Ridders van Pitsenburg op 27.01.1220.
Waltherus Bertholdus, nobilis de Brabantia et Dominus de Machlinya, Domino Egidio, fratri suo Dilicti et filiis suis W. et H.
We lezen hier: Wouter (III) Berthout, Brabants edelman en Heer van Mechelen, laat weten aan zijn broer Egidius (=Gillis I Berthout, heer van Berlaar), en zijn zonen W(outer IV Berthout, heer van Mechelen) en H(endrik I Berthout, heer van Duffel en Geel)*
De getuigen :
Dominus Gisilbertus de Sittenheim, Willelmus capellanus de Calmunt, Franco de Arkania, et Duo filii eins F. et W., Arnoldus de Ryminam, Egydius et Arnoldus filii nostri, Henricus de Dufele, Willelmus clericus noster de Belivort, Basilius famulus noster,
Heer Gisilbertus van Sittenheim (= waarschijnlijk een Ridder van de Teutonische Ridderorde), kapelaan Willem van Calmunt (= waarschijnlijk Chaumont), Franciscus van Arkania (= waarschijnlijk Archennes), en twee zonen F. en W., Arnold van Ryminam (=Rijmenam, en hoogst waarschijnlijk een leenman van Wouter III Berthout), Gillis en Arnold zijn zonen, Hendrik van Dufele (Duffel), Willem zijn klerk van Belivort (= waarschijnlijk Belmont)*, Basiel zijn schildknaap. * gegevens tussen haakjes verduidelijken om welke personen het juist gaat.
Hendrik van Duffel wordt door sommigen gezien als een broer van Wouter III. Waarom zou dit dan niet genoteerd zijn in de akte als voor zijn broer Gillis I van Berlaar? Vrij ongewoon toch!
Volgens de stamboom zou het een broer kunnen zijn van Gillis en Arnold, maar dat lijkt mij even onwaarschijnlijk, omdat hij afzonderlijk (tussen kommas) wordt vermeld en niet bij de twee andere zonen. Komt daarbij nog dat hij bovenaan vermeld is onder H. en dus niet meer aanwezig te Damietta op dat moment.
Het meest doorslaggevend is wellicht dit. Voor het eerst in de geschiedenis wordt een lid van de Berthout dynastie genoemd als, heer van Mechelen. Iets wat heel eigenaardig is aangezien het Berthout imperium pas na zijn dood zal verdeeld worden. Gebruikte hij deze titel puur uit ijdelheid of waren er reeds plannen binnen de familie Berthout om over te gaan tot een opdeling van de eigendommen, en wist hij reeds over welke gebieden hij de titel kon voeren? We zullen het wellicht nooit te weten komen.
Blijft natuurlijk de vraag : wie is dan die Hendrik van Duffel?
Zoals voor Arnold van Rijmenam denk ik hier te maken te hebben met hun leenman, omdat leenmannen ook meestal hun heer volgden op kruistocht.
De geschonken goederen. XXIIII bonuaria pratorum in Rama contulimus et VI bonuaria dure terre in Grutlo, 24 bunder beemden in Rama en 6 bunder harde grond in Grutlo (=Grootlo)
Het eerste deel is tot op heden steeds verklaard als beemden gelegen aan de Raambeek te Grootlo. Dit is volgens mijn bescheiden mening volledig fout, en wel om de volgende redenen : 1. In 1309 bij de oprichting van de parochie Schriek wordt deze beek de grens van onze parochie en men noemt ze : walgracht 2. De Raambeek bestond wel maar niet met deze naam die wordt een eerste maal teruggevonden omstreeks 1700 3. Op alle oude kaarten van 1550 en later vinden we als namen : Boeimeer fluvius, Bolsterbeek, Dolsterbeek 4. Ook de omschrijving van de grond als zijnde beemden lijkt mij niet kunnen op de droge of natte heide- en veengronden van weleer ! 5. Van deze beemden is te Grootlo geen enkel spoor meer terug te vinden, noch in oude leenboeken, noch in oude cijnsboeken, noch als oude herenhoeve of dergerlijke. 6. de Latijnse versie in Rama betekent eigenlijk dat Rama een geografische streeknaam is en geen waterloop. 7. Waar ligt Rama dan wel : Rama is het latijn voor terhameiden later omgevormd tot Ramijen = Gestel ; hameide = afsluiting bv. een hof werd afgesloten met vlechtwerk van takken Rama = vertaald uit het Latijn : takkenbos Rama is ook genoteerd op de kaart van de Amsterdammer Willem Blaeu (1571-1635) later vermeld men Ramay (zie detail van de kaart)
Te Gestel zijn er wel een kasteel en oude hoeven terug te vinden omstreeks 1300. Ook op die alluviale gronden bij de Nete, past beter het woord beemd, dan op de zandgronden of veengronden van Grootlo.
Waar bevinden zich die 6 bunder harde grond te Grootlo ?
Om te beginnen gaan we eerst even kennismaken met de situatie in de XIIIe eeuw. De plaatsnamen in het blauw, rood en groen zijn allemaal nederzettingen met vermeldingen voor 1300. De grenzen zijn verre van duidelijk, maar in die tijd werden ze meestal gevormd door waterlopen en voor die tijd belangrijke wegen. Schriek (in het geel) maakte destijds deel uit van Beerzel, zoals Booischot van Heist en Baal van Aarschot. Veldonk en Ninde waren dan weer kleine nederzettingen onder Werchter.
De grenzen van Schriek werden gevormd door: In het zuiden de huidige Raambeek, destijds walgracht, Boeimeer fluvius, Bolsterbeek, Dolsterbeek. In het noorden de oude baan naar Mechelen, komende van Booischot. In het oosten een doorsteek tussen het moerasgebied Grootlo en dat van de meren en moerassen van Pijpelheide en Begijnendijk. In het westen een verkorte doorsteek tussen enerzijds de oude Mechelbaan en de brug over de Raambeek op de weg (Leuvensebaan) van Putte naar Haacht (Hansbrug). Dat is de huidige meester Van der Borchtstraat.
Welk deel van Schriek was nu Grootlo?
Wel het grote moerassige gedeelte in het oosten van Schriek noemde men Grootlo (zie later ook de naamsverklaring van enkele oude toponiemen). De grens werd zowat gevormd door de huidige Leo Kempenaersstraat en de Leuvensebaan. Het gebied dat onder of juist boven de hoogtelijn van 10 meter ligt was destijds volledig onontgonnen, zeer nat, moeilijk toegankelijk en onbewoond. Alleen op de droge heidegronden aan de rand van het gebied waren er sporadische nederzettingen, zoals de Goorschrans op de Goorheide in het uiterste noordoosten.
Op de kaart zie je 3 mogelijke locaties die in aanmerking komen : de Goorschrans, de Grootloschrans en de Steyne hoeve.
De Goorschrans: in den beginne Schrieks grondgebied om volgende redenen : 1° Goor of Goorheide is niet terug te vinden in de gehuchten van Oud-Heist, ook aerdtgangen genoemd. 2° In Schriek loopt er een oude kerkweg met de naam Goorvoetweg : een verbinding tussen de Goorschrans en de huidige kerk. 3° Bij de oprichting van onze parochie in aanwezigheid van de voornaamste inwoners van het dorp vinden we een zekere Walter van Goor terug. Maar deze locatie valt af omwille van de naam : het is een oude toponiem en de ligging : nl in het GOOR of Goorheide en niet in Grootloo
De Grootlooschrans : die past volledig qua naamgeving maar niet qua ligging, nl; binnen de 10 meter grenslijn en dus met de pootjes midden in het veen, misschien zelfs in het water. Ook qua leeftijd klopt het niet, er zijn geen sporen voor 1500 terug te vinden van deze nederzetting.
De steyne hoeve : Oudste vermelding in het oudste cynsboek van Schriek als de steyne hoeve van Ranst omstreeks 1450. De vermelding van Ranst verwijst ontegensprekelijk op de eigenaars van weleer. De ridders van Ranst waren bloedverwanten van de Berthouten zodat dit een logische zet was van de Berthouten bij het ontginnen van nieuwe gronden in het Waverwoud.
In 1237 bij de oprichting van het klooster te Vremde (ook in handen van de Berthouten) vinden we reeds een Arnoldus Schrieck terug als molenaar bij de lekenbroeders. Waar had hij dat geleerd ? Ranst en Vremde liggen ook weer niet zo ver uit elkaar ! Ook bewijst dit dat de ontginning of de ontwikkeling van het gebied Grootlo volop bezig was.
De naam steyne hoeve wijst duidelijk op het feit dat dit het eerste stenen gebouw was in het dorp, en een stenen gebouw overleeft vanzelf die 200 jaren verlopen tussen het ontstaan en de eerste vermelding in het cijnsboek.
De ligging van het goed, nl. onder Grootlo. Mocht men het stuk grond situeren onder het oude Schriek, dat deel uit maakte van Beerzel, dan was het de pastoor van Beerzel die zijn heerlijke rechten op een deel van de tienden zou komen opeisen. Door onontgonnen gronden te cultiveren in het deel Grootlo, konden de Berthouten de volle buit binnenhalen, dachten ze. Later zal blijken dat ze hiervoor op het matje worden geroepen door de bisschop van Kamerijk, maar Wouter V Berthout weet het probleem in der minne op te lossen.
In de omschrijving van het stuk grond in de akte van 1220 spreekt men terecht van harde grond. Grootlo was een groot veengebied dat zich uitstrekte tot het huidige Begijnendijk, slecht toegankelijk met hier en daar enkele hoger gelegen stukken heide als daar zijn : Kwade Heide, de Hoge Heide, de Donken, de Hazebergen, tegenover de laaggelegen delen als : Puttebeemden, het Rot, Paddepoelen, Brakkenvelden.
De oudste kaart van Schriek dateert van 1651 en handelt over de bezittingen van de Steyne hoef, toen reeds uitgegroeid tot een prachtig herenhuis met alle luxe voor die tijd en ongeveer 32 ha ontgonnen landbouwgrond. Ook de eigenaars waren niet van de minsten. Zo vinden wij duidelijke aanwijzingen over meester Van der Laen, de vermoedelijke bouwer van het hof zoals afgebeeld op deze kaart, J.F. Van de Steenhuysen, heer van Poederlee en de familie Van der Stegen, heren van Schriek.
De inplanting van de nieuwe kerk is duidelijk gekozen in samenhang met het leenhof Hovel of Uylenborch, en de Steyne hoeve, en niet in de omgeving van de kapel van Grootlo, waar zich de eerste kapel moet hebben bevonden. Zoals de kaart duidelijk maakt, kan men een prachtige rechte dreef tekenen tussen Uylenborch en de kerk, de huidige Hoogstraat met een stukje Grensstraat, en langs de andere kant de rechte dreef die men Drayboomstraet heette, de huidige Leo Kempenaersstraat met in zijn verlengde de Bredestraat. Ook de afstanden van beide belangrijke plaatsen passen perfect in dit concept. De verkregen gunsten: De ridders van Pitsemburg kregen het recht tot het kappen van hout en het hoeden van varkens in het Waverwoud, zoals het drie ridders toekomt.
Dit betekende dat het Waverwoud eigendom was van de Berthouts (of zij beschouwden zich als de eigenaars) en in de naaste omgeving van de geschonken grond moest te vinden zijn. We weten uit oude geschriften dat er tussen de oude Mechelbaan en de huidige Schriekstraat zich een bos bevond, dus op luttele afstand van de locatie van de steyne hoeve. De weg tussen steyne hoeve en oude Mechelbaan heette draaiboom, wat betekende dat deze weg door het bos (de huidige Bredestraat) werd afgesloten met een boomstam, dus niet toegankelijk was voor vreemden, maar wel kon gebruikt worden door hen die van deze gunsten konden genieten. Weer een reden temeer om de locatie van de steyne hoeve als de 6 bunder harde grond in Grutlo aan te wijzen.
21-03-2010, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
20-03-2010
Grootlo-3
Grootlo Wat betekent deze toponiem?
Etymologie : Taalwetenschap op zoek naar oorsprong en geschiedenis van een woord of naam. Reeds eeuwen wordt de mens gefascineerd door de studie naar de herkomst van namen of woorden, omdat wij juist door deze woorden een duidelijker beeld van ons verleden willen verkrijgen. We willen ook weten wat ze juist betekenden. Bij deze zoektocht stuiten we op tal van problemen. 1° Waar en wanneer werd het woord voor het eerst gebruikt ? 2° Kan ik beschikken over betrouwbare bronnen ? Op de eerste vraag kan men enkel met benaderende veronderstellingen antwoorden. Ook de 2e vraag bezorgt elke taalvorser kopzorgen. a) Uit het Oudgermaans Oudnoors of Oudnederfrankisch bezitten we zeer weinig geschriften. b) Daar er in die tijd en ook nog vele eeuwen later geen woordenboeken of spellingsregels bestonden, schreef ieder zijn eigen taaltje op eigen wijze neer (= dus dialect). c) Gelet op ons historisch verleden, wonen wij in een gebied waar vele volkeren, culturen en talen zich met elkaar hebben vermengd. ( het Latijn van de Romeinen, het Germaans van de Franken, het Noors van de Noormannen ) d) Voor 1100 vinden we hooguit plaatsnamen en persoonsnamen uit onze streken terug in oorkonden of andere archiefstukken, meestal in een Latijnse versie. Pas in het begin van de XIIe eeuw verschijnen de eerste teksten in onze taal : het Middelnederlands. Onze huidige taal : het Nieuwnederlands begint met de onafhankelijkheid van Nederland omstreeks 1550.
*De topografie is de wetenschap die zich bezig houdt met het zojuist mogelijk beschrijven van een plaats op onze aarde. Naast de omschrijvingen met alle mogelijke termen van natuurlijke elementen als meer, ven, rivier, en beschrijvingen qua begroeiing als : moeras, heide, bos, kende men vanouds ook namen toe aan grote of kleine gebieden. Deze toponiemen zijn op hun beurt de bronnen voor een nieuwe studie : Van waar komen die namen? Hoe oud is deze naam? Wat is hun betekenis? ? Zo noemde Caesar onze streken destijds Belgica wat later zal gebruikt worden om ons land de naam België te geven. Zo zal ook GRUTLO de naam geven aan dit gehucht en honderden jaren later zal EMELOO aan de basis liggen van het huidige Tremelo.
Oude toponiemen blijven soms eeuwen bestaan, zijn zelfs terug te vinden in tal van achternamen van weleer, terwijl anderen slechts tijdelijk in gebruik zijn geweest om nadien in alle anonimiteit te verdwijnen of te worden vervangen door een nieuwe, misschien modernere naam. Vele oude benamingen komen op zeer veel verschillende plaatsen voor zoals het woord broek dat men terugvindt van de kust tot in Limburg. Maar wie kent in Schriek nog de Springstokvoetweg van 1856 of de onderbanken te Grootlo van 1440 ? Namen die helaas soms volledig zijn verdwenen.
Groot-loo We mogen hier het opzoekingswerk van de Grootlose Vriendenkring zeker niet vergeten, temeer dat het enkele merkwaardige uitspraken bevat welke om een woordje uitleg vragen.
NAAM BETEKENIS
De ontleding van de plaatsnaam geeft zeer dikwijls bepaalde aanwijzingen in verband met de geschiedenis en de oorsprong van die plaats. Daarom gaan wij in dit hoofdstuk enkele bedenkingen wijden aan de naam Grootlo. Deze benaming vinden wij in oude geschriften op diverse wijzen geschreven, in vele gevallen neergepend zoals het blijkbaar werd uitgesproken. Het eerste tot nu toe gevonden, geschreven stuk, waarin de naam Grootlo voorkomt, is de akte van 1226, waar op de keerzijde Groetloe vermeld is, een tekst opgemaakt in oud Nederlands. De achterzijde is opgesteld in het latijn en daar schrijft men "Grutlo".(*1) In een schepenakte van 30 november 1481 vinden we terug de schrijfwijze Groetloe, (dit zou wel kunnen voortkomen van de gesproken taal, in ons huidig dialect klinkt het nog zo). In het inventaris van 1898 nr 162 schrijft men "de verhuring van het cappelgoed van Grootloo". Omstreeks het einde van de 17e eeuw treffen we op een vaantje "Den Soeten naem Iesus tot Groteloo". (*2) Behoudens enkele zeldzame schrijfwijzen als Grootte, Grootloy, wordt de betiteling Grootlo behouden tot omstreeks 1950, bij een nieuwe spelling werden alle plaatsnamen eindigend op Loo ingekort tot Lo. Welke schrijfwijze wij ook onder de loepe nemen, steeds vinden wij twee woorden: groot en lo(o) terug, uitgezonderd in de tekst der Berthouden.
Wat het eerste gedeelte van het woord betreft, zijn er spraakkundig gezien weinig moeilijkheden te zoeken: groot betekent in onze taal: wijds, uitgestrekt.
HET ACHTERVOEGSEL LO Wat Lo(o) betreft is het heel wat anders. In vele plaatsbenamingen, vooral in de oudst gekende, vinden wij dit achtervoegsel terug, o.a. Westerlo, Tessenderlo, Tongerlo, enz... (Deze twee laatste dorpen bestonden reeds ten tijde van de romeinen.) Aangaande de betekenis van dit woord zijn de meningen van de geschiedschrijvers nogal verdeeld. Sommige beweren dat het afgeleid is van het latijnse woord "locus", wat plaats betekent. Zo wordt beweerd dat de oorspronkelijke benaming van Tessenderlo "Taxandria Locus" zou geweest zijn. De Kempen werd inderdaad ten tijde van de romeinen Taxandria genoemd, zodat Tessenderlo een plaats in Taxandria betekent. Het is zeer goed mogelijk dat Lo het latijnse woord locus vertegenwoordigd, wat echter niet wil zeggen dat het er werd van afgeleid. Immers in de streken, ten noorden van onze huidige taalgrens, waar de romeinse kultuur praktisch niet is doorgedrongen, vinden we evenzeer "Lo" terug op diverse plaatsbenamingen. Volgens Smits, in zijn schatkamer van de Nederlandse oudheden, afgeleid van het friesche woord "loeg", wat niets anders betekent als dorp. Alting daarentegen beweert dat het komt van het keltische woord "loog", wat betekent een dorp bij of op een hoogte. Willems en Schayes laten uitschijnen dat het een bos is, terwijl De Smet en Warnkoenig er een beboste hoogte mee aanduiden. Bij Becanus vinden we een hoogte naast een moeras of vliet, Kannegieter vertaalt Loo door een vochtige, moerassige streek, Kreglinger door een dorre zandige plaats maar voegt er tevens aan toe dat het een plaats of streek kan betekenen. Vele van deze betekenissen zijn wat Grootlo betreft aanneembaar. Immers ten tijde van de Berthouden, was het gelegen aan een rand van een groot moeras (het Berthoutmeer), waarvan de meren te Pijpelheide een de moer in Grootlo een overblijfsel zijn. Anderzijds lag het aan de rand van het Waverwoud, dat zich uitstrekte van Mechelen tot aan het Graafschap Aarschot.
Hieruit mogen we besluiten, dat Grootlo betekent: een grote plaats of dorp in het woud, gelegen aan een moeras.
Het achtervoegsel LO geeft ons tevens een groot vermoeden dat de benaming zeer oud is.
VOLGENS DE LEGENDE Volgens de legende zou het woord voortkomen van "Groot Loon". Op de plaats waar de kapel thans staat, was er vroeger een groot bos. Op een bepaalde dag was een boer er stronken aan het rooien en vond er een schat, welke hij zonder veel plichtplegingen op zijn zolder verborg, als een appel voor de dorst, maar sinds zijn vondst had hij geen rust meer en besloot met het gevonden geld een.kapel te bouwen. Om zo gauw mogelijk van zijn onrechtmatige eigendom verlost te zijn, betaalde hij zeer hoge lonen, vandaar "Groot Loon".(*3) Er wordt zelfs beweerd dat dit gebeurde tijdens de bouw van de kerk van Aarschot, rond 1100.
EEN ANDERE MOGELIJKHEID Wanneer wij de benaming,uit de akte van W. Berthout, nader bezien en i.p.v. groot, grut (Grutlo) bestuderen kunnen wij het volgende besluiten. Grutte is een plant of beter gezegd en kruid dat in de middeleeuwen gebruikt werd om een bepaald aroma aan bier te geven. Zoals de geschiedenis ons leert, kende onze voorouders iets van dit brouwsel. Pratisch elke "oude belg" brouwde zijn eigen bier. Welnu dit kruid groeide uitsluitend in moerasgebied. En aangezien Grootlo gelegen was aan een groot moeras en lo in woordverklaring plaats kan betekenen, zou het kunnen zijn!!! dat de benaming van ons dorpje komt van "een plaats waar men grutte vond".(blz 37-39) *1 In het vorige bericht heb ik het uitgebreid gehad over deze akte van 1220. De Nederlandse tekst op de rugzijde is een notitie welke is aangebracht door een onbekende archivaris of historicus op een onbepaald tijdstip, misschien slechts tweehonderd jaar geleden. Het tot op heden oudste nederslandstalige document heb ik teruggevonden in het RA Arnhem. Het bevat de rekening van de inkomsten voor het land van Mechelen van 18 november 1331 tot 30 januari 1333 en daar is te lezen: Dits op Grote Loe te meye 107 lb.8s. tor., valent Dits op Groetloe ten selven tide: . En dit in hetzelfde document.
*2 Voor de beschrijving van het bedevaartvaantje verwijs ik naar het bericht met die naam. Ondertussen weten we dat de tekening van het vaantje beduidend ouder is.
*3 Wie beweert dat legenden verhaaltjes zijn zonder waarheden, doet de geschiedenis oneer aan. Zie wat ik vond op de eerste blz van het oudste doopregister van de parochie St.-Jan Baptist te Schriek anno 1604.
in ecclesiæ nostra St Jois Schriek et Hoogeloon co tompore quo suit Pastore Henricus Bellenus Lovaniensis Kwam dit verhaal misschien van de pastoor en was het wellicht in oorsprong Leuven in plaats van Aarschot. Wie zal het ons nog kunnen vertellen? Maar één zaak staat vast, deze legende was destijds sterk in de omgang, zelfs zo erg dat de pastoor de naam van de legende gebruikte om de gemeenschap van Grootlo aan te duiden in zijn doopregister.
Wat zeggen taalkundigen nu over de betekenis van LOO? D. Buddingh heeft in zijn Verhandeling over het Westland ter opheldering der LOO-EN, WOERDEN en HOVEN IN 1844 een stukje neergeschreven met de verschillende betekenissen van het achtervoegsel -loo in vele plaatsnamen.
Kiliaan, Alting, Piccart en Smids, en anderen, verklaren dit woord door: een verheven hoek lands en trachten dit door voorbeelden te bewijzen. De Hoogl. Ypey , Mr. Bilderdyk en Hoeufft , omhelzen dit gevoelen (11); de Franschman Rocquefort stemt daarmede vrijwel overeen (12) ; doch Ds. Heldring zegt: Loo is ligt het heilig bosch, waar de Batavier zijnen Wodan diende. (13) Geene dier verklaringen kunnen wij als de onze omhelzen: wij zien in Loo en in al die Loo-en, waarvan ons vaderland nog vol is, niet anders dan de eenvoudige beteekenis van water, en denken daarbij aan de bron der Germanen, waarvan Tacitus gewaagt; aan de waterdienst der Germaansche volksstammen, aan de heilige bron des voortijds, waaraan wij thans vertoeven, de Urdr-bron der Scandinaviërs. (blz 11) Becanus verklaarde wellicht als eerste dat loo komt van het Latijnse locus, wat plaats betekent. Hij voegde er aan toe: plaats aan een moer, of aan een veen. Velen volgden zijn zienswijze, maar de meeste plaatsen op lo komen voor in Vlaanderen en Nederland, dus boven de taalgrens, waar de invloed van de Romeinen zeer gering was. Picart haalt er zelfs het Hebreeuws bij waar het hoek land zou betekenen. Smids ziet Friese verbanden met loeg wat dorp betekent.
In Vlaanderen worden bijna alle dorpsnamen op lo omschreven als bos (open plek in het bos), in navolging van de grote Van Dale en zijn etymologisch woordenboek. Geldt dit nu ook voor Grootlo = groot bos of grote open ruimte in het bos? Alle oude kaarten van onze streek situeren ten oosten van de kerk van Schriek een vrij groot moerassig gebied, dus geen bos of geen open ruimte. Belangrijk in de schenkingsakte van 1220 is ook dat het gaat om 6 bunder HARDE grond, dus niet gelegen in het moeras. Ook de verklaring voor Bollo = rond bos in veen- en moerasgebied of Tremelo = bos aan of in de weide lijken mij moeilijk te kunnen. Daarentegen kan ik het volledig vinden bij een verklaring lo = water, geen stromend water, maar vrij grote ondiepe waterplassen met enige specifieke begroeiing van struiken en waterplanten. Ooit las ik als verklaring : buitendijks water, wat we nu zouden kunnen omschrijven als overstromingsgebied bij beken en rivieren.
Zo betekent Grootlo dus een groot buitendijks water (zie de kaart in het vorige bericht met de 10 meter hoogtelijn en het adjectief groot is hier niet overdreven); Bollo als rond buitendijks water en Tremelo wordt dan buitendijks water in de beemden. Nu nog zijn deze stellingen met oude, en nu nog aanwezige bewijzen te staven.
Ouderen zullen zich zeker nog herinneren hoe de beemden tussen Tuindijk en Tramlei s winters onder water kwamen te staan. Daar hebben velen van ons nog leren schofferdanen rijden = schaatsen. Ook in de omgeving van het Schrieks kerkhof zien we zowel links als rechts van de Tuindijk de lager gelegen delen welke in onze jonge jaren dikwijls onder water stonden. Voor de Bollo, vinden we nu nog grote vijvers van camping De Meren en Tremeland. Ook ten westen van de kerk van Tremelo zijn nog vijvers of poelen terug te vinden. En bij de grensbepaling van de parochie Schriek in 1309 lezen we: We hebben de afbakening bepaald de loop van de walgracht die heel het gebied omsluit. Toch hoort tot dit gebied ook een stuk grond dat buiten de dijk ligt, genoemd het Berthoutmoer. Dat Berthoutmoer waren de vroegere moerputten gelegen ten zuiden de Raambeek met een gedeelte heide tot Tremelo-kruis en de grenzen van Aarschot (Baal), een gebied dat we nu kennen als de Bollo. Ook op de vrij gedetailleerde Ferrariskaarten van 1777 zijn de historische restanten van deze poelen nog duidelijk zichtbaar.
Ook de toponiemen van de kleinere deeltjes van Grootlo verwijzen naar de vochtige moerassige ofwel de droge heideachtige delen binnen Grootlo. Hier een opsomming van deze oude namen. Natte delen: 1. Berthoutmoer 2. Puttebeemden 3. de Koudhalzen 4-5. de Voorste en Achterste Brakkenvelden 6. de Schanshoek 7. de killige landen 8. het Rot 9. Zwalperland 10. de Verdronken ves(=vors) 11. het Goor Droge delen: 12. de Donken 13. de Hazebergen 14. de Hoge Heide 15. de Kwade heide 16. de Capelle heide
20-03-2010, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
19-03-2010
Grootlo-4
Grootlo in beeld!
1.DE KAPEL
Tekening van de oude kapel omstreeks 1560 op het bedevaartvaantje van Schriek.
Schets naar een prent uit de XVII eeuw in het RA Brussel. Wat opvalt is de omheining rond de kapel.
Schets naar een prent uit de XVII eeuw in het RA Brussel. Let op de waterput links boven!
Schets van de kapel op het plan van Schriek uit 1742 (detail) RA Brussel. Deze kapel lijkt heel erg op die van het bedevaartvaantje, nl. met een kleiner voorportaal en de toren middenin. Let ook op het grote huis of was het een huizenrij op het kerkplein.
Grondplan van de kapel (76) op het stratenplan van 1837. N° 53 zijn de huizenrij welke zichtbaar zijn op de oude postkaart met zicht op het kerkplein.
Oude postkaart met een beeld van de nieuwe vergrote kapel. Rechts het huis van de burgemeester, later omgevormd tot pastorij.
Een zelfde beeld vanuit een iets veranderende hoek.
Beeld op de kapel vanaf de grote baan naar Tremelo met links weer de woning van Engelbert Goossens.
Zicht op het driehoekig kerkplein, met links die oude huizenrij, achter de kerk de woning van de burgemeester en rechts het klooster van de zusters.
Zelfde beeld als hierboven iets meer naar rechts genomen met de school uiterst rechts. Met dank aan Eric Ceuppens die de beelden van zijn verzameling oude postkaarten ter beschikking stelde. vervolgd
19-03-2010, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
Je kan de radar instellen volgens je postcode en zo tevens de verwachtingen van de komende uren raadplegen. Klik daarvoor op het beeld en volg de instructies.
28-02-2010, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
28-02-2009
Ooit gelezen...
Onder deze hoofding zullen regelmatig oude publicaties zoals krantenknipsels, affiches, herinneringsprentjes en andere druksels verschijnen zoals ik ze terugvond. U mag steeds reageren want u zal merken dat het niet altijd 'historisch' juist is wat er ooit is geschreven.
Een zicht uit het Schriekse kinderkarnaval.
Schriek heeft nu ook een karnavalviering
Op woensdag 7 maart organiseerde de gemeenteschool van Schriek voor de eerste maal een kinderkarnaval. Vanzelfsprekend dat het wellukken van zulk een initiatief valt of staat met de belangstelling die het van het jeugdig publiek mag ontvangen. Deze belangstelling was er niet alleen doch overtrof in hoge mate alle verwachtingen. Juist geteld 235 verklede jongens en meisjes uit het «Schriekse lager onderwijs » (al of niet vergezeld van hun moeder) boden zich om 14 u. aan in de turnzaal van de gemeenteschool.
Gedurende bijna twee uur werd er door een bonte bende harlekijntjes, klowns, cowboy's, indianen, zeerovers, chinezen, schotten, filmsterren, danseresjes, elfjes, feeën, heksen enz. gedanst en gezongen dat horen en zien verging. Ondertussen werd alles overvloedig gegarnierd met kilos confetti en serpentines.
Toen werd overgegaan tot de trekking van de eerste prins en princes karnaval, steeg de spanning ten top. Uit de bus kwamen Ria Van den Acker (6e leerjaar) en Patrick Verschueren (5e leerjaar). Door prins Hedwig I (Prins Karnaval 72 der Aarschotse Kasseistampers) werden zij gekroond. Zij kregen tevens een sierlijk gegraveerd plakket om de hals.
De joelende en feestvierende jeugd begaf zich dan naar buiten en trok in stoet door de voornaamste straten van het dorp. Op een praalwagen werden Prinses Ria I en Prins Patrick I meegevoerd en op hun beurt konden ze nogmaals zowel het toekijkend publiek, als de straten en de riolering van felgekleurde confetti voorzien. Waarlijk een dag die uitgroeide tot een feestdag voor de Schriekse jeugd en wellicht de eerste stap naar een jaarlijkse traditie.
Uit ons nieuws jaargang 83 nummer 11 vrijdag 16 maart 1973
Commentaar : Dit was niet de eerste, maar de tweede carnavalviering te Schriek. De eerste had plaats gevonden op woensdag 16 februari 1972 vanaf 14.00 u in de turnzaal van de gemeentelijke jongensschool. Wie bezit daarvan nog fotomateriaal? In 1973 was de school reeds met een wagen, verklede kinderen en 'bloedpensen' te bewonderen in de internationale carnavalstoet van Aarschot met als thema: "Tijl en Nele uit vrolijk Schriek".
WIE BEZIT ER NOG EEN FOTO VAN DEZE GROEP IN DIE CARNAVALSTOET ??? Ik zou deze heel graag hier willen bijplaatsen als uniek bewijs!
Op de foto bovenaan: op de wagen : Alex Verschoren en Jan Schoovaerts trekkers : Jan Verlinden en Jan Mees drager van het bord "SRT" (Schriekse Radio en Televisie) Danny Maes
Dit zijn de eerste foto's mij bezorgd door Alex Verschoren, waarvoor dank! Wie herkent zichzelf nog op deze foto's en kan het zich nog levendig herinneren? Laat het mij weten aub.
Enkele sfeerbeelden van de carnavalstoet van 11 maart 1989 mij bezorgd door Jos Daans.
28-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
27-02-2009
Ooit gelezen (2)
Ooit gelezen ...(2)
DE HOUTEN WONING VAN SCHRIEK
Hoe attentievol onze lezers zijn wordt hier nog eens bewezen. Énkele tijd geleden verscheen reeds op deze bladzijde onderstaande foto, voorstellend een houten woning te Schriek, in de Hoogstraat. De vraag was : welke lezer kan ons vertellen wanneer en door wie ze gebouwd werd en wanneer ze verdwenen is ? Het heeft wel een paar maand geduurd eer we antwoord ontvingen maar dit antwoord is er dan toch gekomen. Onder vorm van een vriendelijk briefje uit Berlaar.
De heer J. Kempenaers, Stationsstraat, 188, te Berlaar, schrijft ons wat volgt : «In uw informatieblad van vrijdag 20 oktober - blz. 16 . zie ik bij toeval een foto staan van mijn ouderlijke woonst, met daarvoor mijn persoonlijke foto. Welnu, deze houten woning werd door ondergetekende, met medehulp van mijn vader bekend onder de naam de Kemp gebouwd in de zomermaanden van het jaar 1919. Enkele jaren nadien werd er langs de noordelijke kant een schrijnwerkerij tegenaan gebouwd. In 1935 als ik me goed herinner in de maand juli is deze schrijnwerkerij in de vlammen opgegaan en werd die woning, een gemakkelijke prooi, door het vuur totaal verwoest, hetgeen me thans nog leed doet. Met gans bijzondere hoogachting...»
Veel dank aan de heer Kempenaers, wiens antwoord vooral aan onze talrijke Schriekse lezers, zeker veel plezier zal doen. Als algemene oproep aan al onze lezers kunnen we eraan toevoegen : wie bezit nog een foto van vroeger die interessant zou zijn om in ons blad eens te publiceren : een verdwenen landschap, een bekende figuur van vroeger, een mooie groepsfoto enz. ?
Uit ons nieuws jaargang 51 nummer 3 vrijdag 19 januari 1973
Commentaar :
27-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
26-02-2009
Ooit gelezen (3)
Ooit gelezen ...(3)
MILITIEKANTON HEYST-OP-DEN-BERG
UITSLAG DER LOTING
Uit privé verzameling
van MAANDAG, 3 FEBRUARI 1908 Laag getal : 33 Hoog getal : 224 Eene r voor het nummer beteekent dat de loteling gereklameerd heeft.
Beersel. 1. Aerts, Jan Frans 2. Augustynen, Jan Frans 3. Badts, Jozef 4. Crokaert, Alfons Louis 5. De Haes, Frans Alfons 6. Lambaerts Jan Baptist 7. Lambrechts, Jozef Felix 8. Leers, Frans Lodewijk 9. Marien, Jan Augustijn 10. Maris, Frans 11. Peeters, Emiel 12. Swiggers, Jan Gommaar 13. Truyts, Ernest 14. Verreth, Lodewijk 15. Van Dessel, Frans Valentijn 16. Van Genechten, Frans Camiel 17. Van Kelst, Lodewijk 18. Verbiest, Jules 19. Verschoren, Constantijn 20. Vertommen, Jozef Boisschot. 1. Claes, Pieter 2. De Cock, Pieter Leonard 3. De Roover, Florentijn 4. Goossens, Alfons 5. Goris, Frans 6. Houtmeyers, Frans Jozef Juliaan 7. Lambrechts, Lodewijk 8. Lambrechts, Lodewijk Emiel 9. Leys, Alfons 10. Liekens, Philip Frans 11. Meulenbergs, Jan Jozef Karel 12. Peeters, Alfons 13. Peeters, Pieter Frans 14. Peeters, Pieter Frans 15. Rosiers, Lodewijk 16. Salien, Jaak Corneel 17. Steurs, Jozef 18. Van Calster, Edmond Sebast. 19. Van den Bosch, Gustaaf Adolf 20. Van den Broeck, Frans 21. Van den broeck, Jozef Alfons 22. Van den Eynde, Julius 23. Van Egdom, Frans 24. Van Herck, Jan Baptist 25. Van Rompaey, Hendrik 26. Van Rompuy, Jan 27. Van Roosendael, Hendrik 28. Vekemans, Maria August Jaak 29. Vermeulen, Alfons Frans 30. Vincx, Jozef 31. Vlemings, Frans 32. Wouters. Frans Aloïs Hallaer 1. Bellekens, Jan Frans Louis 2. Compagnie, Jozef Alfons 3. Docx, Constantinus Ludovicus 4. Hermans, Jos. Maria Florentinus 5. Moris, Franciscus 6. Spits, Felix 7. Van Hout, Louis Frans 8. Van Loo, Louis Emiel 9. Van Roy, Jan Emiel 10. Verscuren, Leopold Heyst-op-den-Berg 1. Bastaens, Petrus Alphonsus 2. Bellekens, Theofiel 3. Bogaerts, Franciscus Alphonsus 4. Bruyndonckx, Julius Franciscus 5. Ceulemans, Joannes Alphonsus 6. De Lat, Petrus Ludovicus 7. De Vries, Eugenius 8. Geens, Henricus Amandus 9. Geens, Josephus Silverius Aloys 10. Geens, Petrus Alphonsus 11. Goris, Eduardus 12. Goyvaerts, Felix Alphonsus 13. Goyvaerts, Franciscus Alphons 14. Harlet, Joannes Franciscus 15. Helsen, Franciscus Xaverius 16. Lambrechts, Franciscus 17. Lambrechts, Franciscus 18. Lambrechts, Ludovicus Egidius 19. Leys, Petrus Franciscus 20. Liekens, Cornelius Dionisius 21. Mans, Josephus Henricus 22. Milo, Emiel 23. Naulaerts, Amandus Julianus 24. Ooms, Joannes Baptista r 79 25. Paermentier, Firminus Carolus 26. Panken, Adolphus 27. Panken, Ludovicus 28. Pauwels, Julius Reneirus 29. Quaeyhaeghen, Julius Ludovic 30. Salien, Amandus 31. Scheirs, Franciscus
122 r 33 136 131 140 57 123 157 150 182 91 211 74 r 197 219 43 59 81 114 218 r 204 189 48 220 r 105 111 187 124 104 169 193 67
210 103 r 202 61 113 41 r 42 214 38 95
117 158 83 63 44 216 78 223 222 r 207 98 93 46 84 73 174 221 178 97 34 208 r 196 r 60 r 79 r 49 88 118 52 145 163 130
32. Tielemans, Franciscus Florentius 33. Truyts, Franciscus Joan. Arm. 34. T'Seyen, Petrus Julius 35. Vaes, Franciscus 36. Van Beethoven, Franciscus 37. Van de Meuter, Ludov. August. 38. Van den Bosch, Joannes Joseph 39. Van den broeck, Emilius Carolus 40. Van den Eynde, Josephus 41. Van Dessel, Egidius Victor 42. Van Herck, Julius 43. Van Hoof, Aloysius Franciscus 44. Van hoof, Alphonsus 45. Van Overstraeten, Alfons 46. Van Roosbroeck, Jan.M.Jos. Alb. 47. Van Vooren, Cyrillus Franciscus 48. Van Woensel, Jan Baptist 49. Verbist, Josephus Leonardus M. 50. Verelst, Franciscus Josephus 51. Verhaert, Joannes Ludovicus 52. Vermaelen, Guilielmus Alphonsus 53. Verschueren, Julius Ludovicus 54. Verschuren, Julianus 55. Vets, Jan Lodewijk 56. Wellens, Joannes Leo 57. Weyns, Franciscus Ludovicus 58. Wuyts, Amandus 59. Wuyts, Leopoldus 60. Wyns, Franciscus 61. Wyns, Ludovicus Julius Putte 1. Boeckxstaens, Jan Baptist 2. Bogaerts, Jules Emiel 3. Bogaerts, Victor 4. Boschmans, Jan Baptist Florimond 5. Bydekerke, Frans Aloys 6. Cartuyvels, Jan Baptist 7. Ceulemans, Lodewijk Frans 8. Coudré, Frans 9. Crauwels, Jozef 10. Déaspé, Jan Frans 11. De Haes, Petrus Alfons 12. De Preter, Ernest Jozef 13. De Preter, Theophiel 14. De Wachter, Egied 15. Dirix, Jozef 16. Frans, Amand Alfons 17. Geens, Jan Baptist 18. Goossens, Hendrik Jozef 19. Goovaerts, Jan Frans 20. Goyvaerts, Jan Baptist 21. Gullentops, Jan Baptist 22. Gullentops, Martin Karel 23. Haecx, Emiel Frans 24. Jacobs, Petrus Francis 25. Lambrechts, Julius 26. Lens, Jozef Constant 27. Meuris, Jozef Leopold 28. Meurs, Livinus 29. Nestor, Jozef Aloys 30. Op de Beeck, Jozef 31. Provinciael, Norbert Gustaaf 32. Roggemans, Victor Theodoor 33. Rousseau, Ernest 34. Serneels, Pieter Aloys 35. Thys, Alfons 36. Thys, Jan Frans 37. Van Camp, Frans 38. Van Camp, Jozef Corneel 39. Van den Eynde, Firmin Frans L. 40. Van den Wyngaert, Jan Baptist 41. Van der Auwera, Amand 42. Van der Auwermeulen, Karel B. 43. Van Dessel, Jan Renaat 44. Van de Wouwer, Egied Leopold 45. Van Joenerboey, Petrus Joseph 46. Van Roy, Jan Marcel 47. Vermeulen, Lodewijk Frans 48. Vervloet, Lodewijk Frans 49. Vervoort, Petrus 50. Volckaerts, Frans 51. Wittocx, Frans Alfons 52. Wittocx, Jan Baptist Alfons Schrieck 1. Claes, Jan Baptist 2. De Ryck, Jozef 3. Goris, Pieter Frans 4. Lambrechts, Amand 5. Op de Beeck, Gisbert Jozef 6. Van Camp, Willem 7. Van den Put, Frans Alfons 8. Van den Put, Jan Baptist 9. Van der Auwermeulen, Jozef Gust. 10. Van Nuffelen, Emiel 11. Verbeeck, Willem Alfons 12. Vercammen, Jozef 13. Verhaegen, Edward
r 37 139 151 147 101 76 209 r 62 192 66 190 89 133 45 119 86 r 125 135 121 224 r 99 126 154 72 r 80 96 177 87 r 175 134
r 108 198 199 194 179 r 170 144 r 191 r 65 36 115 r 176 188 155 51 146 r 168 r 205 167 r 212 159 165 r 116 161 92 152 148 217 160 149 94 171 206 39 47 127 50 180 r 132 142 r 90 r 173 120 75 107 156 r 183 r 53 203 r 71 164 58
215 181 138 r 100 r 162 200 141 129 r 185 186 54 56 35
Commentaar :
26-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
25-02-2009
Ooit gelezen (4)
Ooit gelezen ...(4)
Uit kerkarchief Schriek" Vollen aflaet ter eeren van den gelukzaligen Franciscus de Hieronymo
Voor eeuwig vergunt door onzen H.Vader Pius 7 Paus Van Roomen en alle Christene geloovigen, die met een waer leetweezen gebiecht en gecommuniceert hebbende zullen koomen bezoeken de kerke van Werchter, en aldaer zullen bidden tot intentie van onze Moeder de H.Kerk. De plegtige hoogmisse op vrijdag 11 mey enzeven volgende dagen zal geschieden ten 10 ueren, nae dewelke zal gezegent worden met de Reliquie van den gelukzaligen Franciscus de Hieronymo. Nota Vollen aflaet op den zondag enzeven volgende dagen naet octaef van alle heyligen, ter eeren van den gelukzaligen Franciscus de Hieronymo
Commentaar :
Ook bekend als : Francis di Girolamo Francis de Geronimo Francis de Hieronymo Franciscus de Hieronymo Francis Jerome
Herdenkingsdag 11 mei
Levensbeschrijving: Geboren op 17 december 1642 op Grottaglie, Apulië, in de buurt van Taranto, Italië Studeerde letteren en filosofie aan het Jezuïetencollege van Taranto, Italië op de leeftijd van 16 jaar, nadien theologie en canoniek recht aan het college van Gesù Vecchio. Priester gewijd in Napels, Italië op 18 maart 1666. Jezuïet geworden op 1 juli 1670. Landelijke missionaris in en rond Napels voor ongeveer 40 jaar.
Succesvol en effectief predikant, zelfs in gevangenissen, voor bordelen of bij de galeislaven. Hielp bij de uitwisseling van Moorse en Turkse oorlogsgevangenen. Redde kinderen uit gevaarlijke en vernederende situaties.
Enkele van zijn brieven zijn gekend, maar geen preken.
Overleden 11 mei 1716 te Napels, Italië natuurlijke dood
Zalig verklaard 2 mei 1806 door Paus Pius VII Heilig verklaard 26 mei 1839 door Paus Gregorius XVI
25-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
24-02-2009
Ooit gelezen (5)
Ooit gelezen ...(5)
De «Uyle» krijst te Schriek
In oude archiefstukken komt de naam van Schriek voor onder verschillende schrijfvormen : Schrick, Schriecke, Schrieck, Schriek. In een bekende, zeer belangrijke oorkonde, staat Schriecke. Naar de bewering van sommige geschiedkundigen zou de naam Schriecke afgeleid zijn van «schriecken» wat niets anders betekend als schrijden. In vroegere eeuwen moet de streek zeer drassig geweest zijn. Om er droogvoets door te geraken moest men dikwijls schrijden. Aldus zou Schriekstraat «schrijdstraat» kunnen betekenen, hetgeen wil zeggen, dat men meermaals moest schrijden om langs die straat in of uit de dorpskom te komen. Schriekenaar zou in dit geval «schrijdenaar», schrijder betekenen ; iemand die met wijd uitgezette benen, met schrijdbenen loopt !
In andere oudere stukken staat Schriek vermeld als «Schrick». De geschiedschrijvers verklaren dat dit de verfranste naam is voor Schriecke, terwijl «Verschuerens verklarend woordenboek» Schriecke opgeeft als hoek, bocht of kronkel. Alle voorgaande beweringen worden evenwel met klem tegengesproken door een oud Schriekenaar die zich met de heemkunde en de studie van onze foklore heeft bezig gehouden. Volgens hem betekent Schriek niets anders dan schrik of angst. Hij bejaat zijn verklaring als zou het hier, in dit hoekje van het Waverwoud, vroeger onveilig zijn geweest. Een roversbende, die zich in deze streek schuil hield en er heel eigenaardige roversmethoden op nahield, joeg de SCHRIK op het lijf van sommige personen. Zo zou Schriekenaar, schrikkenaar, een schrik betekenen ; iemand die bij sommige mensen zekere angstgevoelens, gewoonlijk vergezeld met onwillekeurige bewegingen, verwekt !
De «Uylehoeve».
De roversbende die indertijd de streek onveilig maakte, dreef haar stoutmoedigheid zo ver door dat ze, als zinnebeeld van haar nachtelijke tochten, een uit eik gekapte uil boven op de puntgevel van haar schuiloord liet zetten. Die verblijfplaats was een zeer oude hofstede, een schrans, omgeven door een brede gracht. Een gedeelte van de woonst bestond uit overblijfselen van een oude Karolingse hoeve. In de loop van de 19e eeuw werd dit «bolwerk» afgebroken. Een meer moderne, stenen hoeve, die heden nog de naam draagt van Uyle-hoeve, herrees op dezelfde plaats. Deze hofstade is gelegen een kilometer westwaarts van de dorpskerk, op het grondgebied van de gemeente Putte. Ondertussen is de oude Uylehoeve echter eigendom geworden van een stadsbewoner die het gebouw vernieuwde en het omliggende omvormde tot bouwgrond. Vóór 1850 had de toenmalige bewoner van de hoeve de «Uyle», het symbool van de roversbende, op de puntgevel laten bedekken met een aarden pot, waarop een zware ijzeren plaat. De «moderne» Uyle-hoeve staat er nog ; een gedeelte van de oude omwatering is nog te zien, doch... de Uyle is verdwenen, zoek geraakt bij verbouwingswerken uit voorgaande eeuw.
Ten voordele der armen
Naar de bewering van onze folklorist trokken de «schrik aanjagende bewoners van de Uyle» regelmatig op rooftocht. Evenals de echte uilen het gemunt hebben op schadelijk gedierte, zouden onze rovers hun plunderingen hebben gepleegd bij en op personen die «schadelijk» waren voor een gezond maatschappelijk leven ; die hun onderdanen, hun hovigen of hun lijfeigenen, onmenselijk behandelden en voor gepresteerde arbeid meer stokslagen dan voedsel en kleren vergoedden, Telkens, een hovige uit de streek in nood verkeerde, vergaderde de bende om te beraadslagen op welke manier men het best die arme zou kunnen helpen ; om te bespreken en te beramen hoe en waar een roofoverval met het meeste sukses van slagen zou kunnen plaats hebben. Ze bedachten de meest angstaanjagende middelen om hun slachtoffers de SCHRIK op het lijf te jagen. De bevreesde en verschrikte benadeelden vertelden dan ook de luguberste verhalen over de rovers en over de streek, zodat men ze weldra de SCHRIK ging noemen.
Na een gelukte nachtelijke tocht, en zo waren er verschillende, nodigden de rovers de streekhovigen.uit op een of andere plaats. De bijeenkomsten verliepen meestal in een sfeer van vreugde en jolijt, van plezier en spel. De hoofdman van de bende verdeelde dan de buit onder de aanwezige armen, het grootste deel aan de meest behoeftige.
Dergelijke bijeenkomsten of feestelijkheden hadden regelmatig plaats. Later, wanneer de rovers uitgestorven of gevangen waren genomen en de streek weer veilig was, kwamen de Schrikkenaren af en toe samen op een feestje om, naar het voorbeeld der ridderlijke Uylen, het een en ander bijeen te brengen voor een behoeftige uit het dorp, voor een ongelukkige uit.de streek. Met dit droegen zij dan hun partje bij tot het verwezenlijken van een goede zaak. Die feesten noemde men dan de «UYLE-FEESTEN».
Naar het voorbeeld van hun voorvaderen houden de Schriekenaren nu ook «UYLE-FEESTEN» ; een verbroederingsfeest tussen de bewoners en de verenigingen van Schriek, Deze Uylefeesten. gaan door op zaterdag 13, zondag 14 en maandag 15 mei 1967. De «be hoeftige» is E. H. Broeckx die op zo'n prachtige wijze voor de verbeteringswerken van de parochiezaal instond. De feesten gaan door op de speelplaats van de zusterschool en het programma vermeldt heel wat attrakties met onder andere een handelsbeurs, een reuze kaartwedstrijd, een vlaamse kermis, een kinderfeest en verschillende dansavonden.
Het programma zal met datum en uur ten gepaste tijde in ons blad verschijnen
.
De «Uyle-hoeve» zoals zij er thans uitziet. De oorspronkelijke bouw bleef behouden, doch zoals dat in het kader van de dennenbossen past (?) werd zij omgevormd tot «fermette». Uit Ons Puts Weekblad van Zaterdag 8 april 1967 blz 3
24-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
23-02-2009
Ooit gelezen (6)
Ooit gelezen ...(6)
EEN "VLIEGENDE BOM" VOOR GROOTLO
Pastoor Louis Vermeerbeeck (*) trok die zondagmorgen de misgewaden van over het hoofd. De vroegmis was ten einde en de gelovigen spoedden zich naar huis. Het was een morgen zoals al die andere morgenden van 1944. De zon stond helder en al wees de kalender 30 oktober aan dan was de weermaker toch eerder gunstig gestemd. Voor een najaarsdag was het weder zelfs buitengewoon en de menigvuldige vogelvangers, die het dorpje Grootlo bevolkten, konden niet beter wensen. Voor hen liep het seizoen ten einde en men was reeds aan het bedenken wat men na de vogelvangst als hobby zou kiezen. De oorlog bood niet veel bezigheden. Eten was er weinig, doch voor de inwoners van Grootlo was dat nog niet zo erg. Ieder huisgezin bebouwde immers wat land en af en toe kwam er wel eens een haasje of konijntje in de pot na een nachtelijke strooptocht.
Jef Van Neef zoals iedereen hem te Grootlo kent : de pet scheef op het hoofd en de sjaal stevig aangeknoopt.
Vanuit dé vroegmis stapten die morgen van 30 oktober verschillende jonge mannen de bossen in, op zoek naar de vogelhut die zij s morgens hadden verlaten om de mis bij te wonen. Sommigen trokken in de richting Schriek, anderen naar de «Hazebergen» of «Putte bossen», nog anderen naar de omgeving van «den Eikenbos». Den Eikenbos was voor de vogelvangers een echt paradijs. Het gesjirp was er nooit uit de lucht en vooral de «sijsjesvangers» vonden er hun gading. Zo trok die morgen ook Jef Wouters (Jef van Neef) naar zijn vogelhut in «den Èikenbos».
Jef was 22 jaar en het vogelvangen zat hem in het bloed van toen hij nog school liep. Jef's lievelingsvogel was het sijsje en hij had zijn hut dan ook opgeslagen te midden van elsenstruiken of «katjes», zoals men dat in de omgeving noemt. De vriend van Jef van Neef, Frans Gijsemans (Frans van de Poenne) keerde huiswaarts. Hij had samen met Jef de mis bijgewoond en zijn maag «gromde van de honger». Zo trokken beide jonge mensen in een andere richting. Frans zou Jef wel vervoegen wanneer hij een zwarte boterham door t keelgat had en met een tas «malt» de laatste stukjes doorgespoeld !
Jef van Neef vergrootte zijn stap want het was ondertussen reeds kwart na acht geworden. Toen de Eikenbos voor hem opdoemde was de grote wijzer nog vijf minuten verder gezakt en konden de netten opnieuw opengeworpen worden. Jef kroop achter de uitgekapte takken die zijn hut uitmaakten en pas trok hij zijn roervogeltje een beetje omhoog of daar hoorde hij een eigenaardig geschuifel. Een grote zwarte schaduw schoof bijna geluidloos langs hem heen. Instinktief liet de schrikkende vogelvanger zijn roerkoordje los en dook vanuit zijn hut in de naastliggende gracht ! Toen volgde een eksplosie...
Een «Vliegende bom»
Eén minuut voor de duiksprong van Jef van Neef stond Jules Van Craen, herberghouder en varkenskoopman te Grootlo, in zijn buitendeur. Jules stond zo maar te kijken... eenvoudig de lucht in, speurend naar die eigenaardige tuigen welke sinds een paar weken boven de Zuiderkempen pruttelden. «Allemaal voor Antwerpen», zegden de mensen. De vliegende bommen, Duitslands laatste stuiptrekking, zaaiden overal dood en vernieling. De eerste lanceerbasis stond in de omgeving van Antwerpen. Vandaar stuurde men de V1 naar Engeland waar vooral Londen het zwaar te verduren kreeg. De Engelse hoofdstad was weken een spektakel van dood en ellende. Toen vonden de Britten het welletjes. De Duitse afvuurbasis werd gebombardeerd door de Engelse vliegtuigen doch, toen de Duitsers terug achter hun grenzen trokken, begon de vliegende bommenregen opnieuw. Ditmaal met eindpunt Antwerpen.
«Langs ginder ging de bom», zegt Jules Van Craen. Van in «de doelen» wijst hij de plaats vanwaar de V1 kwam aandrijven toen hij door het steegje naast zijn huis in de richting van de Oude Kapel vluchtte.
Jules Van Craen stond dus zo maar in de lucht te turen. De gecensureerde dagbladen brachten geregeld verslagen van de verwoestingen te Antwerpen. De Zuiderkempen lag niet zover af en... men kon nooit weten. Geregeld trokken de vliegende bommen over Grootlo. Er waren er in de omgeving reeds enkele gevallen doch heel erg was dat tot dan toe niet geweest. Jules' gedachten aan de vliegende bommen en al wat de oorlog met zich bracht kregen plots een lelijke deuk toen hij vanuit de richting Schriek plots een groot tuig pruttelend zag komen aandrijven. Jules schrok zo hevig dat hij zich vliegensvlug uit de voeten maakte. Hij vluchtte door «de doelen», het smal steegje naast zijn woning, in de richting van de Oude Kapel. Achteruitkijkend zag Jules de bom in de richting van de toren drijven. Wiegend van links naar rechts kon zij alle ogenblikken tegen de toren terechtkomen of het dak van de kerk raken. Het angstzweet brak Jules uit en roepend «allemaal de kelder in» drong hij steeds verder achteruit. Jules zag nog juist hoe de vliegende bom plots naar links zwaaide en zo van een niet toren en kerk miste. Steeds dalend en wiegend zakte de bom over Jan Wouters' bos in de richting van de Bollo. Achter het toen nog kleine dennenbos van Jan Wouters zaten de gebroeders Gustaaf en Louis De Weerdt vogels te vangen. Met hun grote netten konden zij de bom, die rakelings over hun hoofden scheerde, gemakkelijk trekken. Gustaaf en Louis trokken echter de koppen in en ondertussen had Jules Van Craen zich te Grootlo plat op de grond geworpen. Enkele seconden later daverde de hele omgeving. Ruiten vlogen aan stukken. De gevelankers van het huis Jan Geens braken over en in sommige woningen werden de raamkozijnen overgerukt... De vliegende bom was gevallen ; bijna 1 km. ten zuid-oosten van Grootlo, op 250 meter van het broederpaar De Weerdt en slechts op 30 meter van Jef van Neef die onder een hoop bladeren versuft in een gracht lag.
Schade
Enkele tientallen meter van de ontploffing stond het lemen huisje van het echtpaar De Winter-Goossens. Stef en Trees, zoals men hen te Grootlo noemt, woonden er sinds vele jaren. In het hartje van «den Èikenbos» lag hun woning er in een droomkader, omgeven door een eupenhaag, dennenbossen, loofbomen en heide. Stef en Trees verbleven er sinds hun trouwdag en hun zeven kinderen werden er allemaal geboren. In 1944 waren er daarvan echter vier getrouwd, zodat nog drie jongens deel uitmaakten van dat een zo grote gezin.
Stef De Winter en zijn vrouw Trees voor de puinen van hun verwoeste woning
Trees was die morgen vroeg opgestaan en stond aan de bornput water te schelpen. Plots zag zij de bom langzaam naderbij komen. Tergend langzaam zakte het tuig weg tussen de dennenbomen, 50 meter vóór haar afgelegen woning. Toen ging de knal. Gans het huis daverde; het dak brak in twee en zakte als een kaartenhuisje in mekaar. Pannen en balken vlogen in het rond en toen Trees opnieuw recht wou komen zat zij bedolven onder de hoop puin die haar tegen de bornput klemde. Wonder boven wonder liep zij geen letsel op. Zelfs Stef, die naar de schuilkelder vluchtte toen de bom grond raakte liep geen schram op. Stef was juist de eerste trap genaderd toen de knal ging. Met een ruk vloog hij tot achter in het hol en ... «mij zelfs nog niet zeer gedaan», zegde hij later ! Als bij mirakel ontsnapten vele mensen aan de dood of aan zware verwondingen. De schade was beperkt, uitgenomen het huis van Stef en Trees dat tot op heden toe nog steeds in dezelfde staat ligt. Stef bouwde later een soort blokhut waarin hij nu samen met Trees zijn oude dag slijt.
Het verwoeste huis van Stef De Winter werd nog steeds niet heropgebouwd.
De «vliegende bom» bracht voor Grootlo dus geluk en ongeluk. Wanneer de bom iets meer naar rechts was afgeweken, wanneer zij de toren passeerde had Grootlo er thans misschien heel anders uitgezien. Dan hadden vele mensen er het leven gelaten en was er van de heden bestaande huizen misschien niet veel meer recht gebleven. Thans blijft het, bij herinneringen. «Als de bom dit en als de bom dat !» Het heeft in feite allemaal geen betekenis. De mensen zijn de vliegende bommen bijna vergeten; Jef van Neef, Trees, Stef en al die andere personen die kort bij de eksplosie zaten komen op winteravonden, bij de kachel, of op zomeravonden, in de schaduw van een lindeboom, op de tong der vertellers ! Zij gaven kleur aan de ontploffing van een vliegende bom die geen mensenlevens eiste. Was het tijdens de oorlog maar altijd zo geweest ! D.V.
Uit Ons Puts Weekblad van zaterdag 17 juni 1967
Commentaar (*) De pastoor heette niet Frans Vermeerbeeck maar Frans Vermeerbergen. Dit is duidelijk een fout van de drukker want ik vermoed dat DV staat voor Dré Verhoeven, een Grootlonaar die zeker de naam van de toenmalige pastoor kende.
Oproep ! Kan iemand mij de juiste plaats waar de bom insloeg laten weten. Dit zou mij heelwat opzoekwerk besparen. Je kan daarvoor de google maps gebruiken of een zo juist mogelijke omschrijving geven.
Op aanwijzingen van Tom Stroobants zou dit de hoeve van Stef De Winter en zijn vrouw Trees geweest zijn. (In het rode cirkeltje)
23-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (2)
22-02-2009
Ooit gelezen (7)
Ooit gelezen 7
'De Vluchtelingen' Burgers Vluchten voor den Oorlog
Te Schrieck, den 13n September 1914, na twee dagen vechten te Wackerzeele. Een Zondagmorgen.
Alhoewel wij uitgeput waren door het lange gevecht en nog doornat van den regen, kon geen enkel van ons slapen, dien morgen. Want de slag duurde voort ginder verder. De geweldige Krupp's dreunden in de ochtendlucht. Wij hadden het pijnlijk gevoel dat weldra alles zou gedaan zijn en wij terug naar Antwerpen zouden moeten gaan. De officieren hadden ons gezegd dat het doel bereikt was: Duitsche troepen, op weg naar Frankrijk, werden verplicht terug te komen. Het was dus enkel een uitval van wege ons klein leger. Wij hadden nochtans zoo gehoopt naar Brussel te kunnen gaan; dat zou echter voor een andere maal zijn, werd er troostgewijze gezegd.
Wij gingen wandelen in het dorp. Plots zagen wij, langs den steenweg die naar Schrieck leidt, een langen onregelmatigen, armzaligen stoet: De vluchtelingen! Zij naderden traag, gebogen onder hun smart en hun last. Zwijgend gingen zij voorbij, in de pijnlijke stilte.
Vrouwen van te lande, met kleine, moezaam beenen - de kinderen die rondom krioelden of aan hun rok hingen en braaf en onbegrijpend verder trokken. Enkele vrouwen droegen hun zuigeling. Dan mannen met kruiwagens, steek-karretjes of, hier en daar, een bespannen paard. En al de arme, arme inboedel van die lieden, gepakt lijk het kon, in dubbele haast.
Hier kwamen twee oudjes, hand aan hand en gebogen; kinderen weer, gedrukt door lijden en vrees. Een man voerde een zieke vrouw op een ratelenden, schokkenden kruiwagen; de vrouw hield haar hoofd verdoken en weende zacht, zonder geluid en immer aan. Dan weer vrouwen met hun pakjes van goed en de kinderen, en dan weer mannen, norsch en gesloten met een sombere vlam in de ogen. Nu en dan werd een koe met koorstige haast voortgedreven. Honden liepen naast hun meester en wilden niet teruggaan.
En de ellendige stoet stapte zwijgend verder, steeds verder van de hutjes en hoeven welke - voor hoelang? - moesten verlaten worden en waar het leven zoo stil en goed was. Waarheen gingen zij? Zij wisten niets; zij vluchtten. Zij ontvluchtten de akelige bedreiging van moord en brand, met de vage hoop ergens langs een der verre banen de goede haven te kunnen vinden waar rust zou zijn.
Wat achter hun rug lag was dood en vernieling en met hun vreedzame dorpjes zou gebeuren wat zij misschien gezien hadden langs hun weg, in het verkoolde Tremeloo.
En 't schoot ons te binnen, met diepe pijn en schrijnend medelijden, hoe wij zelf die verbrande woningen hadden gezien die hun zwart geraamte opspookten langs de verlaten wegen en zoo hartverscheurend dood waren, voor altijd, te midden der groene, rijke velden en door de zon beschenen boomen. Ik had in de puinen van een dier huizen verkoolde overblijfsels gezien van alle blijdschap, van alle fierheid, van alle werk; kromgewrongen stukken van een rijwiel en een naaimachien, en dan vooral de zwartgebrande tarwe van den laatsten oogst... En onder allerlei plaaster en scherven en verbrand hout zag ik een hoofd van een Kristus-beeld; gesmolten glas lag in een band rond den mond gekleefd, als ware sedert deze sombere tijden die groote, schoone stem die tot de wereld sprak, thans voor eeuwen tot zwijgen gebracht.
De stoet van wanhoop en ellende was voorbij, 't Was Zondag; de lucht was blauw, met prachtige wolken en de zon scheen feestelijk. En de losbarstingen der geweldige Krupp's donderden steeds een klein uur verder.
Maar wie ooit zulk een schouwspel van ongeluk en rampzaligheid zag en daarbij zijn onmacht voelde en die zijn land en zijn volk lief heeft, die herinnert zich voor zijn gansche leven hoe hij in woede de vuisten balde en hoe zijn keel kropte en zijn oog vol tranen schoot...
En die weet dat zulks nooit meer gebeuren mag noch zal en dat ons land gereed zal zijn, altijd nu gereed moet zijn voor zijne zelfverdediging.
D. uit het tijdschrift 'De Legerbode' No. 720, 19 september 1920
22-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
21-02-2009
Ooit gelezen-8
Ooit gelezen 8
'En waar de ster bleef stille staan' opvoering te Schriek in februari 1930 In de bijlage vind je een afdruk van het voorblad en een afdruk met alle gegevens van de opvoeringen, de tekst van de volgende twee blz vind je hier onderaan
BEKNOPTE. INHOUD. VAN: EN WAAR DE STER BLEEF STILLE STAAN.
ZE KOMEN !!! PITJE VOGEL, SCHROBBERBEECK en SUSKEWIET
Het zijn de straatloopers; van overal en de dingen die ze vertellen en beleven liggen in den mond van het volk en gebeuren in elke streek.
Het zijn de schooiers, die nooit eens een heete stoof hebben om zich te warmen en dag-in, dag-uit rondloopen met een gelapte broek en een vest waarbij hen de lodderen achterna zwieren.
Zij bezitten geen rooden duit, leven van den hemelschen dauw en van wat ze dagelijks per abuus kunnen meenemen.
Hun neus gloeit als een nachtlichtje: van de vele borrels die ze naar binnen klinken en hun ziel is zoo zwart als hun voeten; van de vele kiekens die ze 's nachts bij de boeren den nek. omwringen.
Hun ideaal is een kruik genever, zoo groot dat z' er recht op kunnen instaan en eenen ronden buik vol eten dat z er een vlooiken kunnen op kraken. Het is de oude historie van een man die zijn ziel aan den duivel verkoopt.
Het is het legendespel van Felix Timmermans. Een spel dat méér dan honderd maal door het Vlaamsche Volkstooneel werd opgevoerd in Vlaanderen en in het buitenland.
Een internationaal succes.
Het is een verbeelding die als een drieluik drie Kerstmissen omvat. De eerste vangt aan in de staminee van Polien Pap " In 't Zeemeerminneke ,, Tusschen de drinkende en tierende boeren zijn drie trouwe kamaraden vergaderd : de palingvisscher Pitje Vogel, de herder Suskewiet en de bedelaar Schrobberbeeck, drie wilde vogels langs de wegen. Met een lei vol schuld bij Polien, een zak vol lucht, een leegen buik en een on-verzadigden dorst, is 't drietal er ellendig aan toe. De bijtende Winter is ook voor Schrobberbeeck, den bedelaar, een ernstige ambtsbelemmering.
Zoo gaat het niet langer. Suskewiet krijgt een " blinkend gedacht,,, ze zullen op Kerstmis met de ster rond gaan. en de Drie Koningen spelen. Het zal een geweldig winstgevend bedrijf worden. Opgewonden als kinderen voor een feest verdringen de kerels zich met elkaars plannen. Suskewiet kent een gepast liedje. Hij zal het voordoen, maar Pitje Vogel moet het leeren zingen. Suskewiet zal ook de ster ineenkleuteren. Schrobberbeeck van zijn kant zal het wit van zijn oogen laten zien, en paternosters lezen. Uitgedost als hansworsten, trekken zij er op af. Bij hun terugkomst bemerken ze opeens aan een root droomende knotwilgen een kreupel foorwagentje. En als ze zien dat Jozef en Maria en Jezus want 't is die heilige Familie die in den foorwagen zit geen eten hebben en geen vuur, geven en geven ze van hun opgeborgde schatten. En dan na die overrompelende edelmoedigheid, hun bevreemding over het wonderlijke, even een ontdaanheid dat de glorie van den buit plotseling is verdwenen.
Als er een haakje los is, heeft de duivel houvast. De tweede Kerstmis bewijst het. Van de drie trawanten is alleen Suskewiet standvastig gebleven. Hij is van het Kerst-miswonder doodernstig geworden, hij predikt van ijdelheid der ijdelheden tegen wie hooren of niet hooren wil. Hij deelt het lot der profeten en de burgemeester dreigt hem in een zottenhuis op te sluiten.
Pitje Vogel en Schrobberbeeck slijpen nog altijd de straten af, met spijt om hun dwaze goedgeefschheid. Pitje Vogel droomt altijd van " een ronden buik waar ge de wereld op teekenen kunt" en Schrobberbeeck die maar één holleke had willen vullen, kan zich maar niet vergeven, dat hij eens twee kiekens ongemoeid heeft laten loopen.
Die twee komen den vromen Suskewiet wat treiteren, maar ze hebben hem weer spoedig noodig als den derden koning met de ster. Suskewiet wil wel meedoen met zijn ster, maar dan moet 't profijt voor arme menschen zijn. Schrobberbeeck en Pitje Vogel willen heel de opbrengst omzetten in tabak en genever. Met mijn ster geen zonde " houdt Suskewiet vol, en van armoe gaan de twee begeerige koningen dan maar alleen op stap. Hun oogst is schraal: slechts drie centen en een onbelegde boterham! De duivel ziet zijn kans en verschijnt in de gedaante van de Zwarte Madam: Pitje Vogel verkoopt zijn ziel.
Suskewiet is aan 't sterven in denzelfden nacht. Hij was zoo graag opnieuw met de ster het.Goddelijk Kind gaan aanbidden, maar het Kindje Jezus komt zelf: " Omdat gij niet naar mij kunt komen, kom ik naar u. Dan is de tweede Kerstmis om. Het derde deel "geeft Pitje Vogel als slaaf van den duivel. Hij heeft overvloed van geld ; genever een vat vol, maar het smaakt hem als zeepwater. Hij leeft in doodsangst voor den duivel. Schrobberbeeck, aan wien hij zijn ellende klaagt, voelt zich veilig met zijn schapulier. Pitje Vogel zal door den duivel naar den Heksensabbath gebracht worden, doch hij vlucht, met. Satan op de hielen, den nacht in, waar juist het witte wonder van Kerstmis is begonnen; de lievenvrouwenbeelden van Vlaanderen worden levend, om 't Goddelijk kind te gaan aanbidden.
Pitje .Vogel valt radeloos en berouwvol neer aan den voet van de Moeder der Smarten en wordt gered. Hij sterft met het Wees Gegroet op de lippen. Schrobberbeeck is zijn armzalig zondaarsleven aan het bepeinzen: "Och.... mijn handen zijn rapper dan mijn gedachten en de kiekens loopen zoo bekoorlijk tegen mijn voeten. ,,
Een fijne stem klinkt tot hem op: Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten, verlaat door de redding van Pitje Vogel, is bang niet tijdig bij de Kerstmis te zijn en vraagt Schrobberbeeck met zijn groote beenen er haar heen te dragen.
" Ach klaagt hij " ik durf u niet dragen, Lieve Vrouwke! Mijn ziel is zoo zwart als mijn voeten. Maar Maria zal zijn ziel beschijnen tot ze blinkt en zuiver is als parlemoer.
In een visioen verschijnt Jezus, stralend aan het kruis Schrobberbeeck, met een gebaar of hij een ster in zijn hand laat draaien, zingt.
De Kerstmis is om. Alle drie de Koningen zijn binnengegaan.
uit de uitnodigingen welke vroeger werden verstuurd.
21-02-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (1)
30-01-2009
Schriek in beeld (1)
SCHRIEK IN BEELD
Maak even kennis met Schriek aan de hand van oude landkaarten, prentkaarten, oude foto's en filmopnamen.
(uit privé verzameling)
Detail van de kaart Brabantiae Germaniae inferioris nobilissimae provinciae descriptio 1570 Jacobus van Deventer Scrieck omringt door Bersel - Gestel - Itegem - Heist - Boesch(ot) - Balem - Veldonck - Werchten -Neyde - Kierbergen De huidige Raambeek noemde Boymer fluvius
(uit privé verzameling)
Detail van de kaart Brabantiae descriptio 1591 van de Antwerpenaar Abraham Ortelius Scriek omringt door Bersel - Ghestel - Hallar - Heyst - Boesschot - Balem - Veldonck - Werchten- Neinde - Keerbergen De huidige Raambeek noemde Boeymeer fluvius
(uit de verzameling van Erik Ceuppens)
Zijaanzicht van de kerk omstreeks 1900. Op de plaats van het houten kruis uiterst links tegen de kerkhofmuur hing vroeger een triomfkruis met een gebeeldhouwde Christus. Dit kruisbeeld met de gekruisigde Jezus van ongeveer 2 meter, volgens bouwmeester Careels van grote kunstwaarde, werd gerestaureerd door Jan Gerrits, beeldhouwer te Antwerpen en in 1902 in de kerk opgehangen, waar het nu nog altijd te bewonderen is. Het gebouw voor de toren is de brouwerij Vermylen afgebroken omstreeks 1956. Uiterst rechts een klein fragment van het toenmalige gemeentehuis met enkele klassen van het lager onderwijs. Het stukje muur rond het kerkhof bakende ook de speelplaats van weleer af.
(uit de verzameling van Erik Ceuppens)
Vooraanzicht van de kerk omstreeks 1930. Bemerk de smeedijzeren afsluiting van het kerkhof, een werk van August Van Aerschot uit Herentals van 1870. Met het verdwijnen van het kerkhof is ook dit prachtige smeedwerk gesloopt. Alleen de ankerpunten in de kerkmuur herinneren ons aan deze machtige omheining. Rechts zie je het beeld van het H.Hart, een werk van het Antwerpse huis Sartini, dat in 1920 plechtig werd ingewijd. Links op de foto het herdenkingsmonument voor de slachtoffers van W.O. I en opgericht door de gemeente.
30-01-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
29-01-2009
Schriek in beeld (2)
SCHRIEK IN BEELD-2
Maak even kennis met Schriek aan de hand van oude landkaarten, prentkaarten, oude foto's en filmopnamen.
(uit privé verzameling)
Oudste detailkaart van Schriek
Caerte ende metinghe van sekere partye bosschen bempden ende landen gelegen onder Schrieck, Grootloen, Put, Keerberghen ende Wachter toebehoorende Nots. Anthoni Viersh woonachtich tot Mechelen gedaen by my Martinus Van der Poorten gesworen landtmeter van den Raede van Brabant, residerende tot Antwerpen opden 12 juni anno 1651 ende andere naer volgende ...eghen ende syn de selve bevonden soo volght
Landen onder Schrieck ende Grootloen
(uit privé verzameling)
Detail van de kaart : de Steynehoef
(uit de verzameling van Erik Ceuppens)
Kerk en pastorij omstreeks 1900.
(uit de verzameling van Erik Ceuppens)
De pastorij. Deze prachtige pastoorswoning was het werk van E.H.Adrianus Snoeckx. Met eigen middelen liet hij het optrekken in 1776 en twee jaar later en 5854 gulden armer, was zijn nieuwe woonst een feit. Helaas heeft men dit gebouw met de aanleg van het kerkplein in 1967-68 gesloopt, maar het was wijlen Dr. Jozef Weyns, conservator van het openluchtmuseum te Bokrijk, die het gebouw van de totale vernietiging wist te redden door het over te brengen naar Bokrijk, waar het nu nog steeds in gedeeltelijke glorie kan bewonderd worden. Mocht u nog eens in het openluchtmuseum komen, vergeet dan zeker niet even in de pastorij binnen te wippen, en te kijken naar de twee gebeeldhouwde snoeken onder aan de trappaal !
29-01-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
28-01-2009
Schriek in beeld (3)
SCHRIEK IN BEELD-3
Maak even kennis met Schriek aan de hand van oude landkaarten, prentkaarten, oude foto's en filmopnamen.
(uit privé verzameling)
Oude detailkaart van Schriek-dorp Dit is een deel van de eerste kadasterkaart van P.C.Popp - 1858 Développement du Village
(uit privé verzameling)
Het onderwijzend personeel van de gemeenteschool begin de jaren dertig (1931-1933). vlnr. Verschaeren Corneel, Lemmens Alfons, Wijns Louis, Pelgrims Jules zittend : Moris Theofiel en Op de Beeck Laura
(uit de verzameling van Erik Ceuppens)
Zicht op het dorp vanaf de Hoogstraat. Rechts het huis en café van "Ware Jeron" en links het houten huis van "de Kemp". Achteraan de brouwerij, de feestzaal "De Ton" en het brouwershuis Vermeylen, later omgebouwd tot restaurant "Brouwershof" en nu tot Italiaans restaurant "Il Parma Antica".
(uit de verzameling van Erik Ceuppens)
Het kasteel van de graven Van der Stegen de Schrieck. Het centrale gebouw werd opgericht door Karel Lodewijk Van der Stegen, heer van Schriek en Grootlo, omstreeks 1731, met rechts van het woonhuis de huiskapel. De twee gebouwen links en rechts van het kasteel zijn de 100 jaar oudere gebouwen van een herenhoeve, welke nu nog altijd hun functie hebben behouden. Het kasteel met kapel werd juist na W.O.II gesloopt.
28-01-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (1)
20-01-2009
Beeldbank 1
KLOOSTER - MEISJESSCHOOL - PAROCHIEZAAL
20-01-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
09-01-2009
Oude filmpjes uit Schriek
FILMPJES UIT DE OUDE DOOS.
Plechtige inhuldiging van burgemeester Frans Verbeeck op zondag 3 mei 1953
Deze filmbeelden werden gedraaid door Louis Verhaegen, lid van de Smalfilmclub van Heist, en omgezet door Ludi Verhaegen.
Van deze volksstoet bezitten we nog de aankondigingsaffiche, welke we kortelings ook op dit blog zullen plaatsen. Mocht u andere informatie over deze filmpjes kennen, laat het mij weten, zo kan iedereen ervan genieten !
"De Grote Bels" enkele maanden voor zijn definitieve verdwijning uit het straatbeeld anno 1966
Deze filmbeelden werden gedraaid door Louis Verhaegen, lid van de Smalfilmclub van Heist, en omgezet door Ludi Verhaegen.
De Grote Bels, de molen op het kruispunt van de Puttestraat met de Bosstraat, nu Roggeveldenstraat is een ander verhaal. In 1845 te Schriek toegekomen vanuit het Antwerpse, zal hij in 1967, totaal verwaarloosd en afgetakeld, worden afgebroken bij gebrek aan de nodige subsiedies voor restauratie van dit monument. Een van Schrieks laatste monumenten verdween voorgoed uit het straatbeeld.
Fakkeltocht van Oudstrijders uit beide wereldoorlogen in het jaar 1960 ??
Deze filmbeelden werden gedraaid door Louis Verhaegen, lid van de Smalfilmclub van Heist, en omgezet door Ludi Verhaegen.
De fakkel is Schriek binnengebracht vanuit Putte of Beerzel, via de Schriekstraat - St-Bernarduskapelletje, en heeft Schriek verlaten via de Kapelstraat en de grens met Tremelo. Weet u iets meer over deze fakkeltocht, laat het ons weten.
Jaarmarkt te Schriek op 24 juni in 1951
Deze filmbeelden werden gedraaid door Louis Verhaegen, lid van de Smalfilmclub van Heist, en omgezet door Ludi Verhaegen.
Sint-Jansprocessie te Schriek op 22 juni in het jaar 1969
Deze filmbeelden werden gedraaid door Louis Verhaegen, lid van de Smalfilmclub van Heist, en omgezet door Ludi Verhaegen.
09-01-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (0)
04-01-2009
Schriek in beeld
04-01-2009, 00:00 geschreven door renic Reacties (2)
18-11-2008
Van der Stegen-10
10. Goswinus Van der Stegen Licentiaat in de rechten, raadslid 's Hertogenbosch -Geboren te ... in ... -Gestorven te ... 15.10.1577
Ouders
- Jan Van der Stegen (...-...) Þ 12 - Margriet Kemp ( -...) Þ 13
Huwelijk
Gehuwd te ... op .... met Anna Van Kessel dit Van Lothem(...-...)
Kinderen :
- Nicolaas Van der Stegen (...-...)Þ 8 - Jan Van der Stegen (...-...)Þ 8-b - Gilbert Van der Stegen (...-...)Þ 8-c - Helwige Van der Stegen (...-...)Þ 8-d
Stamboom
Ambrosius de Bye (-1230-1248-) & ?
-Jan Brustensone de Bye (-1270-)(Heer van Weelde) & Jenne van Herlaer
--Jan de Bye (Heer van de Voort-Schout van Breda en Heusden) & Catharina Monicx
---Hendrick de Bye (Ridder) (-1350-1381-) & Anna de Roover alias Dickbier
----Herman de Bye (schepen hoogen gerichte van Driel -1430-) & Catharina van den Wyngaerde
-----Hendrik de Bye (Stichter van het Koor in de kerk van Driel) (° -1486) & Geertruyt Heym
------Geeraerd de Bye alias Van Kessel (° -1470) & Bernt Van Littem
-------Jan Van Kessel (drost tot Boxtel Hoogschout tot s Hertogenbosch) & Liesbeth Van der Pol
--------Anna Van Kessel dit Van Lothem ( - )
18-11-2008, 00:00 geschreven door renic Reacties (1)