Steenkool is een fossiele brandstof en bestaat uit afzettingen van plantenresten die in het geologisch verleden zijn gevormd. oorsprong :
De West-Europese steenkool ontstond in het Westfalien (313,0 tot 303,9 miljoen jaar geleden, een subperiode van het Carboon) na langdurig aan hoge druk en warmte te zijn blootgesteld, waarbij tamelijk zuivere koolstof en vluchtige verbindingen ontstonden, waarvan de laatste weer grotendeels zijn ontsnapt. De transformatie verloopt met toenemende blootstelling aan druk en temperatuur van veen via bruinkool naar steenkool en antraciet uiteindelijk naar grafiet. Bij verdere compressie van grafiet zou diamant kunnen ontstaan. Dat voor dit proces in principe geen lange tijd nodig is, is in diverse experimenten bewezen. Hierbij werd organisch materiaal aan sterke druk onderworpen waarbij zich binnen een paar dagen steenkool vormde. In steenkoolafzettingen zijn soms de afdrukken van de fossiele planten en bomen, waaruit het is ontstaan, nog herkenbaar.
Aardolie, ruwe olie of petroleum is een brandbare vloeistof bestaande uit een mengsel van koolwaterstoffen dat is ontstaan uit organische resten. Het is als meest verhandelde commodity van groot belang voor de wereldeconomie, evenals de producten die via raffinage en kraken uit de aardolie worden verkregen. Als belangrijkste energievorm is aardolie van groot strategisch belang, wat versterkt wordt door het beperkt aantal winplaatsen, waarvan een deel dan ook nog in politiek minder stabiele gebieden ligt.
Aardolie bevat de categorieën alkanen (paraffinen), cycloalkanen (naftenen), aromaten en bitumen. Door de verwerking in de petrochemische industrie worden deze gescheiden in fracties of producten als de lichtere benzine en smeerolie en de zwaardere diesel en stookolie. Naast brandstoffen worden er ook grondstoffen voor allerlei kunststoffen van gemaakt. Ook de fijnchemie gebruikt aardolie als grondstof, onder andere voor medicijnen. Bijna elke organische stof die gebruikt wordt in het dagelijks leven wordt gewonnen of gesynthetiseerd vanuit een verbinding uit aardolie.
Het verbruik van aardolie is vooral vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw enorm toegenomen en mede verantwoordelijk voor de sterke economische groei in die periode. Gaandeweg is echter ook het besef gegroeid dat dit gepaard gaat met milieuverontreiniging en klimaatveranderingen. Daarnaast is er de zorg dat de voorraad olie eindig is en dat de piek bereikt wordt.
Aardgas is een van de fossiele brandstoffen. Het ontstaat bij hetzelfde proces dat tot de vorming van aardolie leidt en vertegenwoordigt de lichtere fractie organische producten van dat proces. Aardgas wordt daarom vaak samen met aardolie gevonden, hoewel soms het gas kans ziet in andere aardlagen door te dringen dan de veel zwaardere olie en er zo een scheiding kan zijn ontstaan.
In Europa wordt aardgas vooral in en rond de Noordzee aangetroffen onder andere onder het noorden van Nederland (zie ook Aardgaswinning in Nederland). Aardgas uit het Groningse Slochteren bestaat voor 81,9% uit CH4 (methaan), voor 3,3% uit hogere gasvormige koolwaterstoffen, en voor de 14% uit stikstofgas en 0,8% kooldioxide. Aardgas van andere winplaatsen heeft vaak een andere samenstelling en bevat soms ook waterstofsulfide ("zuur gas").
In het verleden is aardgas vaak als een afvalproduct beschouwd van oliewinning en eenvoudigweg 'afgefakkeld'. Ook nu gebeurt dit nog wel als het erg ver van de bewoonde wereld aangetroffen wordt en het transport naar de consument te veel problemen oplevert. Dit is ecologisch gesproken erg jammer omdat van de fossiele brandstoffen aardgas de schoonste soort is. Affakkelen is echter wel beter dan het methaan simpelweg laten ontsnappen naar de atmosfeer omdat de bijdrage aan het broeikaseffect van methaan ca. 21 maal hoger is dan kooldioxide. Nog beter zou het zijn om het gas weer de bodem in te pompen. Dit is bijna altijd mogelijk maar vergt enige extra investering. In arme landen weigeren zowel regeringen als oliemaatschappijen vaak om deze investeringen te doen. Methaan levert bij verbranding dubbel zoveel water als kooldioxide terwijl steenkool voornamelijk naar kooldioxide omzet. Bovendien geeft aardgas vrijwel geen roet of as . Het is ook veel gemakkelijker dan steenkool of aardolie te ontdoen van onzuiverheden zoals zwavel met het Clausproces
De kleinst mogelijke elektrische lading wordt belichaamd in twee zogenaamde elementaire deeltjes , het "positieve" proton en het "negatieve" elektron. De lading tussen twee voorwerpen kan verschillen. Als men die met een geleider (bijvoorbeeld een stroomdraad) verbindt, ontlaadt zich de spanning (het potentiaalverschil) doordat er elektrische stroom optreedt van het ene voorwerp naar het andere.
Op die manier kunnen elektriciteitsleveranciers huishoudens van elektrische energie voorzien; wat geleverd wordt, is niet elektrische lading (want ieder voorwerp heeft al lading); op de stopcontacten wordt tussen twee polen een potentiaalverschil (elektrische spanning) in stand gehouden, zodat op elk gewenst moment een stroom van elektrische lading door een apparaat kan lopen. In de volksmond is dit vaak afgekort tot "stroom", en dit spraakgebruik is zelfs door elektriciteitsleveranciers overgenomen. Zo wordt gesproken van "groene stroom ". Het woord stroom is daardoor bij gebruikers wel opgevat in de zin van "elektriciteit". In feite is het slechts een eigenschap van elektriciteit, namelijk de mogelijkheid om te stromen, doordat er een potentiaalverschil is tussen enerzijds de "fase" en anderzijds de "nul". Ook tussen de fase van een stopcontact en de aarde is er een potentiaalverschil. In de atmosfeer kan een potentiaalverschil ontstaan tussen het aardoppervlak en een wolkenmassa. Wanneer de spanning zo groot wordt dat lucht wordt geïoniseerd, ontstaat er een ontlading onder de vorm van een bliksem.
Het is heel goed mogelijk van statische elektriciteit te spreken; die stroomt immers per definitie niet. Anderzijds kan gesproken worden van wisselstroom en van gelijkstroom, want in beide gevallen gaat het om de richting waarin de elektriciteit stroomt. We spreken ook van gelijkspanning (DC) en wisselspanning (AC). Gelijkspanning wordt onder andere gebruikt in auto's en schepen terwijl we wisselspanning kennen van thuis. Hoewel elektriciteit dus in het algemeen wel losweg als stroom wordt aangeduid, blijkt in sommige specifieke gevallen toch het verschil ook in de taal te worden gehanteerd.
Zonne-energie is energie van de zon in de vorm van warmte en licht . Deze energie, samen met secundaire vormen zoals windenergie , getijdenergie, waterkracht en biomassa vormt meer dan 99,9% van alle hernieuwbare energie op aarde .
De zon is een ster die zich gemiddeld op 150 miljoen kilometer afstand van de aarde bevindt. De energie die de zon uitstraalt ontstaat door kernfussie . De atmosfeer en de magnetosfeer (het magnetisch veld van de aarde) beschermen het leven op aarde tegen het grootste deel van de schadelijke straling die de zon naast licht en warmte eveneens uitstraalt. De hoeveelheid energie die de aarde bereikt, is ca. 9000 maal groter dan de energiebehoefte van alle 7 miljard aardbewoners samen. De energie bereikt de aarde als licht en warmtestraling , een mengsel van elektromagnetische straling van verschillende golflengten, voor 99% liggend tussen 300 en 3000 nm. (De golflengten van zichtbaar licht vallen tussen 390 en 780 nm).
Zeep & hygiëne Onderzoek heeft aangetoond dat een snelle handenwasbeurt nauwelijks een positief effect heeft in de strijd tegen schadelijke bacteriën. Het heeft vooral een psychologisch effect. Twintig seconden flink inzepen heeft wel effect. Maar bij de meeste mensen is de wasbeurt sneller voorbij en dus redelijk ineffectief. Zeep met antibacteriële eigenschappen mag dan snelwerkend zijn, maar doodt ook de goede bacteriën. Iemand die vaak zijn handen wast met dit soort (vloeibare) zeep, die vaak vol zit met synthetische chemicaliën, zal vroeg of laat last krijgen van huidproblemen.
Kwaliteitsverschil Vroeger verzeepte men vooral dierlijk vet, zoals varkensvet. Dit harde vet zorgt voor hele harde zeep. Palmolie geeft hetzelfde harde effect. Avocado-olie en olijfolie maken zeep juist zacht en minder schuimig. Deze oliën zijn goed voor de huid. Bij het verzepingsproces van plantaardige vetten en oliën, ontstaat er glycerine. Glycerine staat erom bekend de huid zacht te maken. Maar de ene olie is de andere niet. Niet-biologische olie kan residu van synthetische chemicaliën bevatten en dat kan weer reageren met de loog. Koudgeperste oliën bevatten veel goede stoffen, terwijl bij de niet koudgeperste oliën de goede stoffen grotendeels zijn verdwenen. Daarom gebruikt Evelien uitsluitend koudgeperste oliën. En ze gebruikt bewust meer olie dan er valt te verzepen, zodat er altijd een percentage olie in pure vorm in de zeep achterblijft. In combinatie met de glycerine droogt de huid hierdoor niet uit tijdens een wasbeurt. Goedkope fabriekszepen bestaan vaak uit resten van industrieel geproduceerde glycerine. Die vorm van zeep doet je huid niet veel goeds. Daarnaast wordt fabriekszeep met hele hoge temperaturen gemaakt, waardoor waardevolle stoffen verloren gaan. En vaak wordt er niet alleen olie gebruikt, maar ook vetzuren zoals stearinezuur (stearic acid). Dit zorgt voor veel schuim en maakt de zeep hard. Stearinezuur komt van nature in hoge mate voor in dierlijk vet en palmolie, en in mindere mate in andere oliën.
Echte zeep wordt gemaakt van dierlijke en
plantaardige vetten en kan mensen met een droge huid irriteren. Harde, witte
zepen dien men aanprijst als zuivere zepen, worden gemaakt van olijfolie.
Traditionele zepen zijn geschikt voor het gezicht en het lichaam.
Deodorant zepen
Deodorantzepen doden de bacterien die
voor de lichaamsgeur zorgen. De meeste deskundigen raden het gebruik van deze
bijtende zepen op het gezicht af. Zodra je een blijkbaar geschikt
reinigingsmiddel gekozen hebt voor je huidtype, test het dan om zeker te zijn
dat je op het juiste spoor zit. Als je huid langer dan een kwartier nadat je je
gewassen hebt gespannen aanvoelt, is je zeep te agressief. Probeer een milder
merk en ga na of je je niet te vaak vast.
antibacteriele zepen
Elke zeep doodt bacterien op de huid,
maar antibacteriele zepen verlagen het aantal bacterien nog een beetje meer.
Deze zepen doden bacterien en verwijderen vuil. Daarom zijn ze een goede keuze
als microbes aeen rol spelen, bijvoorbeeld nadat u met rauw vlees hebt gewerkt,
voor je contactlenzen aanraakt of als je contact hebt gehad met iemand die
verkouden is. Op het lichaam doden ze ook de bacterien die verantwoordelijk zijn
voor de lichaamsgeur. Je kunt de zepen gebruiken op het lichaam en het
gezicht.
Terug naar de tijden van schrobben met
een stuk zeep op de wasplank? Nou, zo ver hoeft niemand te gaan gelukkig. Maar
dat stuk zeep kunnen we zeker ook in onze moderne tijd nog steeds goed
gebruiken. Neem bijvoorbeeld de huishoud zeep die al sinds 1901 in ons land
verkocht wordt. Dit is echte onvervalste huishoudzeep die je voor de was maar
ook voor andere huishoudelijke schoonmaakklussen kunt gebruiken. En dat werkt
nog steeds prima. Maar ook middelen als azijn, soda en citroen kunnen allemaal
ingezet worden. Natuurlijk zijn ze niet in mooie verpakkingen te krijgen en ja,
inderdaad ruiken ze ook niet naar roosjes of lelietjes van dalen maar wat ze wel
doen is schoonmaken met het grote voordeel dat er geen chemische bestanddelen
aan zijn toegevoegd en dat is belangrijk als je naar alternatieven op zoek bent.
Bijkomend voordeel is dat deze simpele schoonmaakproducten heel weinig kosten.
Een zak soda heb je al voor een euro en een fles schoonmaakazijn kost iets van
49 cent.
Marseille zeep De Marius Fabre fabriek ligt in de Provence in Frankrijk en is de alleroudste Marseille zeepfabriek. In 1900 werd deze opgericht door Marius Fabre, zijn achterkleindochters runnen dit bedrijf nog steeds.
In de 19e eeuw was de 100% natuurlijke Marseille zeep een enorm succes. Waarom juist in de Provence deze zeep werd gemaakt? Omdat er een overschot was aan de grondstoffen: natuurlijke olie (olijfolie), soda en zout. Nog steeds wordt de zeep naar dit enorme oude recept gemaakt. Marseille zeep is geen Marseille zeep als er andere bestanddelen bij zitten.