Huishouden
Ik ben vandaag lang in bed gebleven. Wanneer je de wetenschap hebt, dat je nihil bezit, dat het onaan- genaam kletsregent, dan is het aan te bevelen om onder de dekens te blijven. Lou was naar de snijka- mer. Ik heb iedereen laten bellen, niet kunnend ver- onderstellen dat de een of ander geld kwam brengen. Een heeft er twee, drie, viermaal gebeld. En nijdig. Een nijdig, langdurend gebel is van een beertje. Maar onder de dekens heb ik meer geduld dan zij. Eerst om een uur schoot ik er uit. Na een ontbijt van brood, thee en een gepofte haring, ben ik aan het werk gegaan. Onaangenaam aan het werk. Er was geen tabak in de pot. Tegen vijf uur kwam Lou thuis van de snijkamer. ,Wat breng je daar mee?' ,Da's mijn geheim.' ,Toch geen preparaat ?' ,Nee, vis.' ,Vis ?' ,Ja, botjes .' ,Ben je bij La Fuente geweest ?' ,Nee. Er kwam een botboer voorbij . Toen heb ik er acht voor vijftig cent gekocht.'
p.2
,Hoe kom jij aan vijftig cent?' Er lag enorme verbazing in mijn vraag. ,Da's mijn geheim. Hier is de vis.' Acht magere botten kleefden d'r bloederige lijfjes aaneen. ,Heb je niet afgedongen ?' ,Natuurlijk. Hij vroeg een pop. Toen zei ik voor een kwartje. Toen zei hij krijg de kouwe koorts. En toen heeft-ie ze voor 50 cent gelaten.' ,Nou d'r is nog brood in huis en rijst. Dan kun- nen we thuis dineren. Bak jij ze maar.' ,Nee bak jij ze. Ik weet niet hoe het gaat.' 'Ik ook niet.'
Ik ben tot de overtuiging gekomen dat koken een aparte wetenschap is. Wat maakt die juffrouw Drucker zich druk met emancipatie ! Mijn God, wat zou er van ons worden als er niet voor ons ge- kookt werd ? Want ik zal alleen maar de moeilijkheden vertellen van het prepareren van rijst. Je moet nemen een kopje rijst tegen vier kopjes water, en dan laat je maar koken. Maar nu is de moeilijkheid om op te letten of ze gaar is. Laat je te kort koken dan is iedere korrel hard en lam, kook je te lang dan brandt de boel aan of er komt een vla die veel op stijfsel lijkt. We hebben er ondervinding mee opgedaan, heel wat rauwe of aangebrande poespas moeten slikken voor het lukte. Nu doen we als met eieren. Gegeven onze pan, ons petroleumtoestel, onze kopjes, kunnen we met het horloge in de hand volstaan met zeven- tien en een halve minuut. Ik zou dus geen recept aan anderen kunnen geven en het telkens proeven, als de
p. 3
rijst op-gaar-af-worden is, is gevaarlijk: je brandt telkens het voorste tipje van je tong. Maar visbakken dat is iets afschuwelijks. We bezitten alleen een geemailleerde kleine omme- letpan. Die hebben we op het petroleumstel gezet en er een klein tikje slaolie in gegoten. Dat was het idee van Lou. Er kon maar een botje tegelijk in en dan nog stak de kop of de staart over de rand heen. Wat een eigenwijs, vervelend beest. Een ellendeling Zo lag-ie in de pan of hij krulde om als een halve maan. Wat we er aan deden was nutteloos. Lou hield zijn kop met een mes, ik zijn staart met een vork naar beneden, maar toen begon-ie middenin op te bollen, ,Je heb er te weinig olie in gedaan,' bromde ik. ,Je ben gek, er is nog te veel in.' ,Nou je ziet toch wat 't beest 'n grimassen maakt!' ,Dat ligt an de pan.' Het was om wanhopig te worden. Toen we weer allebei drukten, spleet het dier open en bobbelde het vlezig gedeelte naar alle kanten weg. Het leek een moes. De vinnen waren vastgebakken en de kop was nog net zo rauw als in het begin. Toen kwam de geweldige moeilijkheid om het gespleten dier om te keren. Door de verschillende fragmenten geduldig los te bikken lukte het. De kleine keuken stond vol walm. Eindelijk was het beest klaar, maar in plaats van een vis, kwamen er twaalf bleke of verbrande brokjes uit de pan. 'Zo hoort het,' zei Lou: ,ik heb ze zo dikwijls gezien.' Het pannetje was nu zo aangebakken, dat we het eerst met water omspoelden, wat een onsmakelijke
p. 4
olieachtige brei gaf. Ik was besloten dat het tweede exemplaar zou gelukken. De halve pan deed ik vol olie en legde er het magere ding in. Het duurde een kwartier eer de boel aan de kook was. Nog een kwartier stond ik er geduldig bij. Het leek naar niets. De vis bolde niet, werd ook niet bruin. Bedaard lag-ie te dutten, te pruttelen en te stoven. Geen kwestie van bruin-worden. ,Je mot geduld hebben,' zei Lou. Goed, ik zou geduld hebben, nam Schopenhauer's Die beiden Grundprobleme der Ethik en bleef lezen. Na een half uur, kijkend, was de bot opgelost in de olie. De gra- ten dansten naast een bruine brei van olie en vlees. Het moest er met een lepel uitgevist worden. Schopenhauer heeft goed praten: ,Wenn ein Mensch will; so will er auch Etwas ; sein Willensakt ist alle- mal auf einen Gegenstand gerichtet and laszt sich nur in Beziehung auf einen solchen denken.' Malligheid Schopenhauer. Malligheid. Neem als Gegenstand een botje en wil het beest bakken: ik, Samuel Falkland, verzeker je dat het niet gaat. Je hebt er een vrouw voor nodig. De derde bot hebben we gesoigneerd als een juffers- hondje. Lou zei dat het petroleumstel niet fel genoeg brandde. Ik heb de pitten opgedraaid, weer weinig olie gebruikt en nog eens hetzelfde resultaat. Het botje deed allemaal pogingen om de pan uit te krommen. 'Nee, niet drukken !' riep ik: ,Iaat 'm an zijn lot over. Wij knoeien d'r te veel mee. Hij zal wel weer recht gaan liggen.' Jawel. Van onderen was-ie helemaal verkoold toen we begonnen te ruiken dat er iets aanbrandde.
p. 5
Over zessen. Drie mislukte en vijf rauwe vissen. Prachtig diner. Nog een en dan voor het laatst. Het lag bepaald aan de olie. ,Nou zal ik het met boter proberen.' De pan werd weer schoongemaakt; een kluit boter lieten we raak bibberen tot ze bruin was en.... ,Let go!' De bot zakte in de boter. Er was een ogen- blik stilte. En toen, botjes zijn vervloekte beesten ! gingen kop en staart weer omhoog en spartelde het beest zich los uit z'n vel en z'n vinnen. ,Es ist bestirnmt in Gottesrath.' We hebben het opgegeven. Met de vier resterende bloederige botten verder dit gedaan Begrijpende dat het mannen niet gegeven is vis te bakken en accepterend het fatum van man-zijn, hebben we de waterketel opgezet en de treiterende beesten in het spartelend water gedeponeerd. Dat kon niet mislopen. Na een zeker aantal minuten hebben wij de dieren er uitgepikt, hebben rijst gekookt en smakelijk gedineerd. De graten waren nog een beetje rood, maar dat overkomt je ook wel in een res- taurant. De poes heeft gesmuld aan de gebakken vis. De 'treurige' overblijfselen heeft zij dankbaar en voldaan opgegeten. Lou bezat nog een toetje tabak. We hebben een pijp gestopt, ieder drie kop thee gedronken en ons zeer behagelijk gevoeld na de vermoeienissen van de vispartij. Dit zeg ik :er komt nooit geen ongebakken vis meer over den vloer, zolang ik ongetrouwd ben.
p. 6
Het napretje van dit alles bleef de omeletpan. Hoe krijgen vrouwen in 's hemelsnaam zo'n ding schoon, wanneer het vet er aangebakken is. De water- leiding loopt er een uur kletterend op. Het helpt niets. We hebben gewreven met oude kranten: enig gevolg dat de inkt aan het vet vastplakte. Nu is de pan zwart, vies, vet. Welke geemancipeerde vrouw geeft advies. Want morgen, morgen de eerste dag van de maand, morgen, de dag van rijkdom, salaris en weelde morgen moeten we eieren bakken. Ik wil alleen nog zeggen dat Strindberg minder vrouw-hatende drama's geschreven zou hebben, als hij ooit voor acht botjes had gestaan. In Vader roept hij ,En gij, mijn vrouw, gij waart mijne doodsvijandin, want ge liet me niet eerder los, voor ik voor dood bleef liggen.' Larie, Strindberg. Bak botjes.
Samuel Falkland, Falklandjes
13-04-2011, 21:18
Geschreven door Samuel Falkland 
|