Samuel Falkland
Inhoud blog
  • 'Toen zei hij krijg de kouwe koorts'
  • 'Vader is er aan gestorven, jong'
  • 'Een bloem sterft geluidloos'
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Falklandjes
    13-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Toen zei hij krijg de kouwe koorts'


    Huishouden

    Ik ben vandaag lang in bed gebleven. Wanneer je
    de wetenschap hebt, dat je nihil bezit, dat het onaan-
    genaam kletsregent, dan is het aan te bevelen om
    onder de dekens te blijven. Lou was naar de snijka-
    mer. Ik heb iedereen laten bellen, niet kunnend ver-
    onderstellen dat de een of ander geld kwam brengen.
    Een heeft er twee, drie, viermaal gebeld. En nijdig.
    Een nijdig, langdurend gebel is van een beertje. Maar
    onder de dekens heb ik meer geduld dan zij.
    Eerst om een uur schoot ik er uit. Na een ontbijt van
    brood, thee en een gepofte haring, ben ik aan het werk
    gegaan. Onaangenaam aan het werk. Er was geen
    tabak in de pot.
    Tegen vijf uur kwam Lou thuis van de snijkamer.
    ,Wat breng je daar mee?'
    ,Da's mijn geheim.'
    ,Toch geen preparaat ?'
    ,Nee, vis.'
    ,Vis ?'
    ,Ja, botjes .'
    ,Ben je bij La Fuente geweest ?'
    ,Nee. Er kwam een botboer voorbij . Toen heb
    ik er acht voor vijftig cent gekocht.'

    p.2

    ,Hoe kom jij aan vijftig cent?'
    Er lag enorme verbazing in mijn vraag.
    ,Da's mijn geheim. Hier is de vis.'
    Acht magere botten kleefden d'r bloederige lijfjes
    aaneen.
    ,Heb je niet afgedongen ?'
    ,Natuurlijk. Hij vroeg een pop. Toen zei ik voor
    een kwartje. Toen zei hij krijg de kouwe koorts.
    En toen heeft-ie ze voor 50 cent gelaten.'
    ,Nou d'r is nog brood in huis en rijst. Dan kun-
    nen we thuis dineren. Bak jij ze maar.'
    ,Nee bak jij ze. Ik weet niet hoe het gaat.'
    'Ik ook niet.'

    Ik ben tot de overtuiging gekomen dat koken
    een aparte wetenschap is. Wat maakt die juffrouw
    Drucker zich druk met emancipatie ! Mijn God,
    wat zou er van ons worden als er niet voor ons ge-
    kookt werd ? Want ik zal alleen maar de moeilijkheden
    vertellen van het prepareren van rijst. Je moet nemen
    een kopje rijst tegen vier kopjes water, en dan laat
    je maar koken. Maar nu is de moeilijkheid om op te
    letten of ze gaar is. Laat je te kort koken dan is
    iedere korrel hard en lam, kook je te lang dan brandt
    de boel aan of er komt een vla die veel op stijfsel lijkt.
    We hebben er ondervinding mee opgedaan, heel
    wat rauwe of aangebrande poespas moeten slikken
    voor het lukte. Nu doen we als met eieren. Gegeven
    onze pan, ons petroleumtoestel, onze kopjes, kunnen
    we met het horloge in de hand volstaan met zeven-
    tien en een halve minuut. Ik zou dus geen recept aan
    anderen kunnen geven en het telkens proeven, als de

    p. 3

    rijst op-gaar-af-worden is, is gevaarlijk: je brandt telkens
    het voorste tipje van je tong. Maar visbakken dat
    is iets afschuwelijks.
    We bezitten alleen een geemailleerde kleine omme-
    letpan. Die hebben we op het petroleumstel gezet
    en er een klein tikje slaolie in gegoten. Dat was het
    idee van Lou. Er kon maar een botje tegelijk in en
    dan nog stak de kop of de staart over de rand heen.
    Wat een eigenwijs, vervelend beest. Een ellendeling
    Zo lag-ie in de pan of hij krulde om als een halve
    maan. Wat we er aan deden was nutteloos. Lou hield
    zijn kop met een mes, ik zijn staart met een vork
    naar beneden, maar toen begon-ie middenin op te bollen,
    ,Je heb er te weinig olie in gedaan,' bromde ik.
    ,Je ben gek, er is nog te veel in.'
    ,Nou je ziet toch wat 't beest 'n grimassen maakt!'
    ,Dat ligt an de pan.'
    Het was om wanhopig te worden. Toen we weer
    allebei drukten, spleet het dier open en bobbelde het
    vlezig gedeelte naar alle kanten weg. Het leek een
    moes. De vinnen waren vastgebakken en de kop was
    nog net zo rauw als in het begin. Toen kwam de
    geweldige moeilijkheid om het gespleten dier om te
    keren. Door de verschillende fragmenten geduldig
    los te bikken lukte het. De kleine keuken stond vol
    walm. Eindelijk was het beest klaar, maar in plaats
    van een vis, kwamen er twaalf bleke of verbrande
    brokjes uit de pan.
    'Zo hoort het,' zei Lou: ,ik heb ze zo dikwijls
    gezien.'
    Het pannetje was nu zo aangebakken, dat we het
    eerst met water omspoelden, wat een onsmakelijke

    p. 4

    olieachtige brei gaf. Ik was besloten dat het tweede
    exemplaar zou gelukken. De halve pan deed ik vol
    olie en legde er het magere ding in. Het duurde een
    kwartier eer de boel aan de kook was.
    Nog een kwartier stond ik er geduldig bij.
    Het leek naar niets. De vis bolde niet, werd
    ook niet bruin. Bedaard lag-ie te dutten, te pruttelen
    en te stoven. Geen kwestie van bruin-worden.
    ,Je mot geduld hebben,' zei Lou.
    Goed, ik zou geduld hebben, nam Schopenhauer's Die
    beiden Grundprobleme der Ethik en bleef lezen. Na een
    half uur, kijkend, was de bot opgelost in de olie. De gra-
    ten dansten naast een bruine brei van olie en vlees.
    Het moest er met een lepel uitgevist worden.
    Schopenhauer heeft goed praten: ,Wenn ein Mensch
    will; so will er auch Etwas ; sein Willensakt ist alle-
    mal auf einen Gegenstand gerichtet and laszt sich nur
    in Beziehung auf einen solchen denken.' Malligheid
    Schopenhauer. Malligheid. Neem als Gegenstand een
    botje en wil het beest bakken: ik, Samuel Falkland,
    verzeker je dat het niet gaat. Je hebt er een vrouw
    voor nodig.
    De derde bot hebben we gesoigneerd als een juffers-
    hondje. Lou zei dat het petroleumstel niet fel genoeg
    brandde. Ik heb de pitten opgedraaid, weer weinig olie
    gebruikt en nog eens hetzelfde resultaat. Het botje
    deed allemaal pogingen om de pan uit te krommen.
    'Nee, niet drukken !' riep ik: ,Iaat 'm an zijn lot
    over. Wij knoeien d'r te veel mee. Hij zal wel weer
    recht gaan liggen.'
    Jawel. Van onderen was-ie helemaal verkoold
    toen we begonnen te ruiken dat er iets aanbrandde.

    p. 5

    Over zessen. Drie mislukte en vijf rauwe vissen.
    Prachtig diner.
    Nog een en dan voor het laatst. Het lag bepaald
    aan de olie.
    ,Nou zal ik het met boter proberen.'
    De pan werd weer schoongemaakt; een kluit boter
    lieten we raak bibberen tot ze bruin was en.... ,Let
    go!' De bot zakte in de boter. Er was een ogen-
    blik stilte. En toen, botjes zijn vervloekte beesten !
    gingen kop en staart weer omhoog en spartelde het
    beest zich los uit z'n vel en z'n vinnen.
    ,Es ist bestirnmt in Gottesrath.'
    We hebben het opgegeven. Met de vier resterende
    bloederige botten verder dit gedaan
    Begrijpende dat het mannen niet gegeven is vis
    te bakken en accepterend het fatum van man-zijn,
    hebben we de waterketel opgezet en de treiterende
    beesten in het spartelend water gedeponeerd. Dat kon
    niet mislopen. Na een zeker aantal minuten hebben
    wij de dieren er uitgepikt, hebben rijst gekookt en
    smakelijk gedineerd. De graten waren nog een beetje
    rood, maar dat overkomt je ook wel in een res-
    taurant.
    De poes heeft gesmuld aan de gebakken vis. De
    'treurige' overblijfselen heeft zij dankbaar en voldaan
    opgegeten.
    Lou bezat nog een toetje tabak. We hebben een
    pijp gestopt, ieder drie kop thee gedronken en ons
    zeer behagelijk gevoeld na de vermoeienissen van de
    vispartij.
    Dit zeg ik :er komt nooit geen ongebakken vis
    meer over den vloer, zolang ik ongetrouwd ben.

    p. 6

    Het napretje van dit alles bleef de omeletpan.
    Hoe krijgen vrouwen in 's hemelsnaam zo'n ding
    schoon, wanneer het vet er aangebakken is. De water-
    leiding loopt er een uur kletterend op. Het helpt
    niets. We hebben gewreven met oude kranten: enig
    gevolg dat de inkt aan het vet vastplakte. Nu is de
    pan zwart, vies, vet. Welke geemancipeerde vrouw
    geeft advies. Want morgen, morgen de eerste
    dag van de maand, morgen, de dag van rijkdom, salaris
    en weelde morgen moeten we eieren bakken.
    Ik wil alleen nog zeggen dat Strindberg minder
    vrouw-hatende drama's geschreven zou hebben, als hij
    ooit voor acht botjes had gestaan. In Vader roept hij
    ,En gij, mijn vrouw, gij waart mijne doodsvijandin,
    want ge liet me niet eerder los, voor ik voor dood
    bleef liggen.' Larie, Strindberg. Bak botjes.

    Samuel Falkland, Falklandjes

    13-04-2011, 21:18 Geschreven door Samuel Falkland  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Samuel Falkland, Falklandjes
    07-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Vader is er aan gestorven, jong'

    Verhaaltje

    ,Sam!'
    Een grom onder de dekens.
    ,Sam! He!'
    'n Kreun.
    ,Sam !'
    ,La-me met rust!'
    ,Ik ben 't! Leg je nou nog in je nest?'
    Weer 'n kreun.
    ,Sam, wor nou wakker. 't Is bij tweeen.'
    'n Slaperig, lelijk hoofd met verwarde steile haren
    en lichtdronken ogen steekt verschrikt boven 't dek.
    ,Bij tweeen ? Dat valt mee. Ben jij al op de
    vlakte ?'
    ,Kom d'r nou uit ! Ben je an de boemel geweest ?'
    ,Nee, 'k heb gewerkt tot half vijf vanmorgen.
    Laat me nog maar wat liggen. Ik ben gaar.'
    Maar m'n broer Lou begint in de keuken een aria te brullen
    en het daglicht plast- vrolijk door de alkoofdeuren.
    ,Wil je er uit komen, Sam. Ik wou je iets zeggen,
    iets ernstigs.'
    Wakker kijk ik nu op, om de serieuze toon. Rob is
    bleek en doet vreemd.

    p. 2

    ,lets te zeggen ? Hoe laat is het ?'
    ,Twee uur.' Hij lacht.
    ,Wil je voor wachten ?'
    ,Nee, 'k blijf wel hier.'
    ,Goed.'
    Ik steek mijn magere benen in mijn tricot.
    ,Is er iets thuis ?'
    ,Nee.'
    ,Wat scheelt er dan an? Je ziet zo wit.'
    ,Klee je eerst an.'
    Ik ga naar de keuken, neem mijn bad.
    Lou is naar de snijkamer.
    Terwijl praten we door.
    ,Studeer je druk ?' schreeuw ik. Het frisse water
    heeft me lekker gemaakt. Ik ben in een stemming
    van gemoedelijkheid.
    ,Nee!' roept hij uit de andere kamer.
    ,Hoe gaat het met Anna?'
    Hij antwoordt niet.
    ,Hoe gaat het met Anna?' roep ik harder.
    ,Goed.'
    'Je mot de katten Pieps en Poel eens zien ravotten in de
    tuin!' roep ik weer.
    Ik hoor hem naar het raam gaan.
    Op de grasplekjes in het tuintje rennen de katten,
    uitgelaten door de warmte der zon. Alles lijkt vriende-
    lijk en goed buiten. Het stukje zwarte grond ligt juist
    vanmorgen glunderig en gezellig. Het zonlicht maakt
    er een prachttuin van. Tegen de heining begint onkruid
    op te schieten. In de zwarte takken van de bladerloze

    p. 3

    bomen tsilpen vogels. In een tuintje verder spelen
    kinderen van een buurman om een withouten tafeltje
    en maken figuurtjes van zand. Uit een keukenraam
    boven klinkt het blije gebler van een meid.
    Ik hoor hoe Rob met zijn vingers tegen de ruiten
    trommelt. Ik zing een mop uit Carmen. Het is laat
    geweest vannacht. Maar de zon en het koude water
    maken alles weer goed.
    Eindelijk kom ik binnen. Rob staat met het hoofd
    tegen de ruit aangedrukt. Een brede ademplas is als
    een aureool van bleekheid om zijn hoofd.
    ,Hier ben ik.'
    Hij keert zich om en terwijl ik mijn kop cacao
    klaar maak, zit hij bij het raam. Hij heeft de krant opge-
    nomen. Ik kan zijn gezicht niet achter het papier zien.
    ,Je heb een hele lijn getrokken, vannacht,' zegt hij.
    ,Ja, 't is laat geworden.'
    lk eet. Hij leest. Wij zwijgen. Maar als ik toevallig
    even opsta om de waterketel op te nemen, zie ik, dat
    hij met de ogen dicht achter de krant zit en niet leest.
    Hij schrikt op. Ik vraag hem niets. Ik voel dat hij
    zeif spreken zal.
    ,Je kucht lelijk, jongen.'
    ,Ja, ja.'
    In de kamer het vrololijk gegiegel van de zon door
    de gordijnen, het rinkelen van 't lepeltje in de kop,
    het tikken van 't mes op het bord. Buiten het aardig
    gekakel, het gonzend leven van de spelende kinderen
    en het brutale getsilp van mussen.
    ,Wil je roken ?'
    ,Dank je.'
    ,Ben je nog niet klaar met de krant, ouwe jongen ?'

    p.4

    Slap kraakt bet papier neer op zijn knie. Hij kijkt
    door het raam naar buiten.
    ,Sam, het is gedaan.'
    ,God, kerel, wat ben je down! Wat meen je?'
    ,Ik heb, wat ze allemaal gehad hebben.'
    ,Wat? Wat dan?'
    ,Tering.'
    ,Inbeelding ! Malligheid ! Zet je toch die gekheid
    uit het hoofd!'
    Hij kijkt me aan met stille ogen.
    ,Ik geef bloed op, Sam.'
    ,Ben je naar een dokter geweest ?'
    ,Naar onze huisdokter.'
    ,Wat heeft-ie gezegd ?'
    ,Geosculteerd, en mis.'
    Nu speel ik zwijgend met mijn mes.
    ,Vader is er aan gestorven, jong. Door en Karel
    ook. Nou is 't mijn beurt.'
    ,Kom jongen, je ziet 't veel te zwart in.'
    ,Ach Sam, wij hebben elkaar toch niks wijs te
    maken.'
    Ik zwijg. Hij weet er meer van dan ik. Waarvoor
    dienen praatjes bij zo'n gelegenheid ?
    Rob heeft de krant weer opgenomen, kijkt naar de
    letters met strak gezicht.
    Ik denk aan Anna, het fris, vriendelijk kind,
    waarmee hij verloofd is.
    Het stilzwijgen duurt lang. Nu het eenmaal gezegd
    is, hoeft er niet verder gesproken to worden.
    Want de gedachten bewegen in eenzelfde sfeer.
    Het is alsof in de kamerstilte, met het vreemde geraas
    van de kinderen buiten in bet zonlicht, vragen en ant-

    p. 5

    woorden van de een tot de ander gaan in volkomen
    begrijpen. Woorden klinken hard. Zwijgen zegt.
    Maar zijn ogen raken vol tranen en hij kijkt star
    naar buiten om het te verbergen.
    ,Rob,' zeg ik zacht en in mijn zeggen ligt mijn
    allerinnigste overtuiging : ,Het lijkt me zo goed, om
    het leven te nemen zoals het komt. We hebben
    zo dikwijls ernstig gezegd tot elkaar, dat leven een
    fase tot dood is. En er niets in dat leven mag zijn
    dat ons zwak mag maken. Ik geloof, dat ik zo
    gerust zou sterven, als ik mijn werk gegeven had.'
    ,Ik ben niet zwak. Ik ben niet zwak. Maar moeder
    weet er nog niets van. En Anna...'
    Hij stokt en kijkt uit het raam. Ik voel dat hij huilt.
    0, filosofie over dood en leven is een onding, als
    de zekerheid van dood er is. Alleen gezonde mensen
    zijn sterk van voornemen.
    Ik probeer hem op te monteren, praat met hem.
    Hij blijft triestig. En ik lieg afschuwelijk.
    Er wordt gebeld. Het is een kennis, die luidruchtig
    binnenkomt. Hij heeft ons voor het raam gezien.
    ,Wat een heerlijk weer he? Rob, ik ben je meisje
    tegen gekomen in de Kalverstraat.'
    ,Zo, liep ze in de Kalverstraat ?'
    ,Met je mama.'
    ,Zo.'
    ,Wat zijn jullie stil. Heb je ruzie gehad ? Zeg jij
    bent ook vroeg bij de hand ! Koffiedrinken om half drie.
    Hoe kan je vanmiddag eten !'
    ,Is er nieuws in de stad ?'
    ,Ja een bulletin. Ooms heeft verloren.'

    p. 6

    ,Zo, heeft Ooms verloren.'
    ,Hij kreeg kramp in zijn handen.'
    ,Zo.'
    ,Ga je zover mee Rob? Ik ga de stad in.'
    ,Da's goed.'
    ,Wat scheelt er an?'
    ,Ik ben niet lekker.'
    ,Komt van 't lange vrijen.'
    Rob lacht flauwtjes. Ik wil hem nog houden. Maar
    hij gaat weg. Hij moet om drie uur Anna afhalen.
    Ik steek een pijp op en zit voor het raam. De kin-
    deren vullen blikken vormpjes met zand en keren
    die om op het withouten tafeltje. Maar het begint te
    regenen. De vogels vluchten onder de dakpannen. De
    kinderen worden binnengeroepen. Er komt een grote
    rustige stilte. Alleen het getik van de regendruppels op
    de keukentrap en het gezang van de meid boven. De
    katten zitten op het kozijn.
    Alles is zo goed om te dromen.

    Samuel Falkland, Falklandjes

    07-04-2011, 19:41 Geschreven door Samuel Falkland  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Samuel Falkland, Falklandjes
    05-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Een bloem sterft geluidloos'


    Narcis


    Toen ik heenging, gaf de gastvrouw mij drie bloemen,
    drie narcissen op lange, groene stengels.
    ,Zet ze thuis in water, dan blijven ze lang goed.'
    ,Dank je.'
    ,Kom je weer gauw terug?'
    ,Zeker.'
    ,Dag Samuel.'
    'Dag Marie.'
    We hadden gezellig saam gegeten, de gastvrouw,
    de moeder, de zuster en ik.
    Nu kwam ik buiten, uit de schemering in het huis,
    in de schemering buiten. Boven het Willemspark ging
    de zon onder. Purperen strepen achter en boven de
    bomen, die vormden een massale schaduw. De toppen 
    van de bomen in het groenige avondlicht stonden er bits
    tegen aan. Er was een grote rust over alles.
    Stil hield ik mijn hand vooruit. De drie narcissen
    trilden bij elke beweging. Bij het ondergaan van de zon
    blankten de kronen met zulk albasten witheid, zo
    statig en rein, dat ik langzamer ging, stap voor stap,
    dragend ze voor mij uit de juvenale bloemen, wier
    marmeren bladen stonden als witte flambouwen om de
    harten van goud.

    p. 2

    Voorbijgangers keken me aan, bekeken de bloemen.
    Het moet iets vreemds geweest zijn, ze keken allen.
    De narcissen knipten. De strakwitte kuiven bewogen
    als een stille groeten in de avondschemer. Ze leken
    groot op haar lange, groene stengels. Ze leken in
    marmer gehouwen, van wit koud marmer, broos en
    fluwelig, terwijl boven de onrustige toppen van de bomen
    het purperen rood gloeide en blonk als de kope-
    ren mond der schalmei, die tonen van juiching doet
    zweven.
    Maar aan het einde van de straat geelde in de scheme-
    ring het puntige lichtje der tram. Ik stond stil. De
    narcissen schenen te groeien, te schieten uit mijn witte
    hand. Het was wonderlijk. Het was alsof bloemen in
    vlees waren geplant. Het was wonderlijk en geheim-
    zinnig-mooi : het wit en goud van de narcis, het purper
    boven de bomen.
    Toen kwam de tram. Ik stapte in. Achterop stond
    alleen de conducteur. De wagen reed voort. Een hoek
    om. De zon was weg en huizen in grauwe nevel
    lijnden voorbij. Toen sprong een man op de wagen.
    Hij kwam vlak bij mij leunen. Zijn gezicht was rood
    en gezond. Een hoed leunde achterover op zijn kort-
    geschoren kop. Hij had veel zomersproeten en rookte
    een platte, plompe, gore sigaar.
    Stinkende dampen spiraalden en waaiden uit zijn
    mond, omwalmden mijn drie witte narcissen. Dat
    gaf een heftig gevoel van vijandschap voor die man.
    Hij was me vreemd en ik haatte hem dadelijk. Het
    was een korte, heftige haat, daar hij zo plomp
    mijn albasten bloemen bevuilde, mijn drie gouden harten.
    Ik ging staan verder op. De zuiging van de wind

    p. 3

    wuifde als een koele adem om de narcissen. Maar de
    tabakswalm, de bruine, vette, had ze bemorst. Dat
    denkbeeld kon ik niet van mij afzetten, niet dade-
    lijk. Het was gek. Anders toch had ik niet zulke
    ideeen.
    Hoe verder de wagen reed, hoe meer mensen er
    in kwamen. Op het Leidseplein, waar vuur brandde
    in alle huizen, verdrongen ze zich om een plaats te
    krijgen. Dicht tegen elkander stonden we op het
    perron. Ik hield de drie bloemen ver van mij af, ver
    van die mensen. Zo gleden we de straten door.
    De blaadjes bewogen als opgestoeide veren. En weer
    keken ze allen er naar. In de stoffige volte van de straten
    was het witte albast dromerig-vreemd. Er gingen
    mensen voorbij in zwart, met bleke gezichten en
    zwarte hoeden. Er liepen vrouwen met veel rokken en
    blonde haren. Er was licht, in alle winkelkasten en bij
    het voorbij rijden stonden er mensen in elke verlichte
    doos. Maar witte narcissen met gouden harten waren
    er nergens. Ze waren de drie enige blanke bloemen
    in de straat. Ze knipten op de lange stengels als witte
    tere bruiden, die niet begrijpen van leven en doen.
    Ze hielden haar gouden harten omvat, als een rij van
    maagden in witte kledij en, om een geurwalmend
    wierookvat. Maar niemand dacht zoals ik. De anderen
    keken er naar en dachten : ,Dat zijn mooie bloemen,'
    ,ofschoon er toch verwondering was over allen, hoe
    albasten bloemen zo stonden te groeien op mijn hand
    in de benauwende volte van de straat.
    Daarna ging ik werken. Op mijn tafel rankten de
    narcissen. Wie binnen kwam zei : ,Van wie heb je
    die bloemen? Van wie?' In het lamplicht glansden zij

    p. 4

    mat, als zwanendons. Enkele blaadjes kromden spich-
    tig, maar overigens was er geen leven in. Ze waren
    voorover gebogen en leken het gaan van de pen 
    te volgen, die zwarte draadjes uitkrabde. De afgesneden
    stengels rustten in water. Het was alsof ik zo goede
    zinnen moest schrijven. Een ruw woord zou niet ge-
    dacht kunnen worden, waar de narcissen sereen en
    wit stonden te kijken.
    Eindelijk was er de late nacht. Weer rustten de
    bloemen in mijn hand. De lange straten van asfalt
    lagen als eindeloze lanen. De voeten gingen bijna
    geluidloos en de hand recht-vooruit, hield de kronen
    omhoog, die zilverwit uitwitten in de stilte van nacht.
    Zijn in vroegere eeuwen mannen gegaan zo, om
    te offeren bloemen van gods vrucht ? Zijn er in alle
    tijden mensen geweest, die zo hebben geloopen
    met oneindige liefde en oneindig geluk, omdat zij in
    leven van dofheid bekeken een gouden hart met witte
    blaadjes ?
    Op de hoek van een straat, bij een fletse lantaarn
    stond een vrouw. Ze droeg een mantel van zwart en
    een hoed met veel linten. Haar gezicht was dik en
    verlept. Ze riep me toe. Ik stapte door. Toen zei ze
    hard, met een lach van brutaalheid
    'Geef mij die bloemen !'
    De hand hield de narcissen vaster. De ogen keken
    minachtend. De vraag was lelijk. Aan een vrouw,
    die 's nachts waakt op de hoeken van de straten, kan men
    geen witte bloemen met gouden harten geven. Het is
    hard, maar het kan niet. Ik zou niet kunnen zeggen
    waarom. Toch wil ik goede dingen doen, maar weg-
    schenken een narcis, 's nachts, in een straat, aan een
     
    p. 5

    vrouw die vreemd en onrein is, wegschenken een nar-
    cis, die me zacht werd gegeven, het zou even wreed
    zijn als haar te werpen in vuur.
    Verder ben ik gegaan. Ik liep alleen met de drie witte
    bloemen. De koppen schudden in dommelende rust. De
    hand werd moe van het dragen. De stengels gloeiden
    tesaam tegen de huid.
    Buiten de stad, waar de bomen suisden, waar de
    wind zachtjes waaide, bewogen de narcissen sterker.
    Het licht van de maan belichtte het goud. De blaad-
    jes waren roerloos. Ze konden zo witte rozen zijn,
    witte geluksbloemen. Ze gingen als witte dromen
    voor mij uit.

    Nu staan zij al dagen in mijn kamer op de ven-
    sterbank waar ook violen staan. Het is een bloemfes-
    tijn van Mei. De zon warmt er op neer. De violen,
    paars en geel, fluwelen mollig naast de narcissen.
    Als ik de witte kronen naar binnen keer om de gou-
    den harten te zien en de sulpen bladen, zijn zij onrus-
    tig. Na uren hebben zij zich gedraaid naar het Licht,
    daar zij sterven moeten in de donkere kamer. Zij schij-
    nen te leven in het water, maar de grootste, de blank-
    ste bladen van marmerwit worden bruin en verschrom-
    pelen stil. Een bloem klaagt niet, zodat mensen
    het verstaan. Een bloem sterft geluidloos.
    De ene narcis, de sterkste, is nog van ongerept
    wit. Zij heeft een krachtig leven.
    De tweede perst de bruinende bladen saam. Het gou-
    den hart schemert flauwtjes.
    De derde is wazig-doorzichtig. De kroon is verfrom-
    meld. De punten van de bladen zijn geel en verdord. Het

    p. 6

    hart is dood. Naast het glas liggen dode bloem--
    bladen. Een is er naast de vurige geelpaarse
    violen gewaaid.
    Morgen zullen de kronen sterker verflensen.

    Samuel Falkland, Falklandjes

    05-04-2011, 20:00 Geschreven door Samuel Falkland  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Samuel Falkland, Falklandjes
    Archief per week
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs