Onderzoeksvragen
1. Wat
is het klooster ?
De naam klooster is afkomstig van het Latijnse Claustrum, wat afgesloten ruimte betekent. Het is een gebouw of een samenstel van gebouwen dat dient tot huisvestiging van een groep of gemeenschap van mannen of vrouwen die zich uit de wereld hebben teruggetrokken om een godsdienstig leven te leiden.
Een abdij is meer bepaald een mannen- of vrouwenklooster van een beschouwende kloosterorde, zoald de benedictijnen, kartuizers, cisterciënzers en norbertijnen. De kloosterlingen van deze orde leven volgens een kloosterregel. Dat wil zeggen dat ze leven naar leefregels en constituties. Het bevat de regelingen van de dagelijkse gang van zaken in een klooster. De constituties bestonden uit documenten die het vereiste gedrag, de houding en de spiritualiteit beschreven. (wikipedia)
De vrouwelijke leden worden zusters en bij de kloosterorden monialen of nonnen genoemd. De mannelijke leden heten broeders en bij de kloosterorden monniken. Tot priester gewijde leden van religieuze orden worden paters genoemd.(katholiek.org)
2. Welke
soorten kloosters zijn er?
Er zijn verschillende kloosters. Elk klooster heeft zijn eigen levenswijze. In België vind je onderstaande kloosterordes terug.
Benedictijnen De benedictijnen hebben met hun opdracht tot bidden, werken en lezen een zeer grote bijdrage geleverd aan de kerst- ening van Europa, aan de ontwikkeling van de landbouw en aan het behoud van het Antieke culturele erfgoed.
Karthuizers De Karthuizers zijn de strengst levende monniken van het Westerse kloos- terwezen, die als contemplatieve kluizenaars elke dag in afzondering en stil- te doorbrengen en alleen op zondag gemeenschappelijk samenkomen.
Ursulinen De Ursulinen zijn een vrouwelijke kloosterorde die zich wijdt aan de opvoeding en het onderwijs van meisjes. Trappisten De trappisten leiden een contemplatief leven in strenge afzondering (clau- suur). Naast het gebed houden zij zich onder meer bezig met het brouwen van bier, dat onder de naam Trappistenbier grote bekendheid heeft gekregen. Norbertijnen De Norbertijnen, of premonstatenzers, dragen een volledig wit habijt en werden om die reden ook wel witheren genoemd. De vrouwelijke leden werden Norbertinessen, Premonstratenzerinnen of Wittevrouwen genoemd. Augustijner koorheren De leden zijn priesters die zich wijden aan het koor- of getijdengebed en aan de zielzorg.
Geschoeide Karmelieten De karmelieten belijden in plaats van individuele de collectieve armoede, waardoor zij voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van eigen arbeid en andermans aalmoeze
Ongeschoeide Karmelieten De ongeschoeide karmelieten leven volgens de oorspronkelijke karmelie- tenregel uit 1247 met daarbij de nadruk op armoede, gebed en afzondering. Franciscanen De franciscanen proberen Christus radicaal na te volgen door te leven in volledige armoede, waartoe alle bezittingen aan de armen worden geschon- ken. Om die reden werden zij ook wel arme of minderbroeders genoemd. De franciscanen dragen een bruine pij met een wit koord. Clarissen De clarissen zijn een contemplatieve orde, waarin de leden zich in armoede toeleggen op het gebed. Naast de clarissen zijn er tegenwoordig ook congregaties van francisca- nessen die zich toeleggen op missie, verpleging en onderwijs. Dominicanen Doelstelling was het voorzien in zielzorg en prediking en speciaal voor dat laatste werden de leden naar universiteiten gestuurd. Dominicanen staan sindsdien bekend om hun intellectuele theologische aanpak en werden dan ook wel predikheren genoemd.
Augustijnen
Minderbroeders Conventualen De conventualen leefden gemeenschappelijk in huizen in de steden, waar zij zich bezighielden met zorg voor de armen, maar ook met de wetenschap zoals die in de nieuw opgerichte universiteiten beoefend werd. De conventualen dragen een zwarte pij met wit koord en worden om die reden ook wel zwarte franciscanen genoemd.
Minderbroeders Capucijnen De Capucijnen wilden weer terugkeren naar de oorspronkelijke eenvoud uit de begintijd van de Franciscanerorde en gingen daartoe weer de strenge regel volgen, alsmede een baard en een spitse kap, de capuccio, dragen. Hiervan zijn er 8 huizen in Vlaanderen.
3. Wie mag
intreden in het klooster?
Elk gedoopt persoon die zich geroepen voelt om in te treden, mag intreden in een klooster. Men spreekt als het ware over de 'roep van Jezus'.
4. Wat moet
je doen om te kunnen intreden in het klooster?
De voorwaarden of de manier waarop men kan intreden in een klooster hangt specifiek af van de kloosterorde en hun manier van leven.
In het algemeen spreekt men hierbij over het noviciaat. Een noviciaat is een door het kerkelijk wetboek voorgeschreven proeftijd voor kandidaat-religieuzen, novicen. Deze zijn als postulanten aan hun vorming tot kloosterling begonnen. Hierna volgt een proefperiode van één of twee jaar. Onderleiding van novicemeesters of meesteressen worden de kandidaten verzocht op hun geestelijke en lichamelijke geschiktheid.
Om bijvoorbeeld in te kunnen treden in de 'Abdij der trappisten van Westmalle' spreekt men over het volgende;
Om volgens de 4 geloften ( armoede, gehoorzaamheid, een monstieke levenswandel en stabiliteit) te leven, beantwoorden de monniken de roepstem van God om binnen te treden in de School voor de Dienst van de Heer. Na een proeftijd van vijf jaar, waarin hun roeping zich kan bevestigen en verdiepen, kunnen de toekomstige monniken zich door hun plechtige geloften voor goed aan de gemeenschap binden. (abdij der trappisten van Westmalle)
Voor een intrede in het 'Onze Lieve Vrouwe abdij' in Oosterhout spreekt men dan weer over het volgende:
Stap voor stap gaat de weg. Pas na een jaar is er de kleding en het ontvangen van een kloosternaam. Na nog twee jaar noviciaat volgen de tijdelijke geloften voor drie jaar. Pas dan de plechtige geloften: een definitieve keuze voor een monastiek leven in gehoorzaamheid aan God binnen deze gemeenschap. Een verbond voor het leven, bezegeld door Gods liefde en trouw. (olvabdijoosterhout)
5. Hoe ziet
een dagorde er in het klooster uit?
Een dagorde ziet er in elk klooster anders uit. Omdat ik op abdijweekend in Tongerlo ben geweest, geef ik hun dagorde weer.
- 06.45 u : begin van het morgengebed en de lezingendienst. Op zondag is het morgengebed om 07.00u
- 07.30 : ontbijt
- vanaf 08.30 gaan de kloosterlingen aan het werk of is er voor de jongen in opleiding les
- 11.00 u : Stille tijd in voorbereiding op de eucharistie
- 11.30 u : eucharistieviering (op zondag om 10.30 met een kort middaggebed om 12.00 u)
- 12.15 u : middagmaal en afwas
- 14.00 u : start van de werknamiddag. Ieder kloosterling begeeft zich aan de taak die hem is toevertrouwd
- 17.00 u : stil, persoonlijk gebed bij het tabernakel in de kerk
- 17.30 u : avondgebed
- 18.00 u : avondmaal en afwas
- 19.00 u : De kloosterlingen kijken samen naar het journaal. Aansluitend komende jongeren in opleiding samen met hun magister voor de afsluiting van de dag en de bespreking van de dag van morgen.
- De rest van de avond is er vrije tijd tenzij er nog andere bezigheden op het programma staan
- 20.30 : Dag wordt afgesloten met de dagsluiting. Daarna begeven de kloosterlingen zich naar hun eigen kamer.
6. Bestaat
er een hiërarchie in het klooster?
Een abt of abdis is de leider, het hoofd van een abdij. Hij/zij is de 'primus inter pares' onder de monniken of zusters. Dit wil zeggen dat hij/zij de 'eerste onder zijns gelijken' is. Dat betekent dat hij/zij binnen de gemeenschap dezelfde rechten heeft als anderen, maar toch een verhoogd aanzien heeft.
De abt wordt binnen de hiërarchie gevolgd door de prior.
In zijn werkzaamheden wordt de abt bijgestaan door de raad, een kleine groep monniken, waaronder de prior, die samen het dagelijks bestuur van de abdij regelen.
7. Hoe zijn
kloosters geëvolueerd doorheen de jaren? Wat is het verschil tussen vroeger en
nu?
8. Naar welke regels leven kloosterlingen?
De regels binnen bepaalde religieuze orden/kloosters verschilt vaak van orde tot orde. Toch zijn de specifieke regels per orde gebaseerd op de hoofdlijnen. Er bestaan 5 hoofdregels.
Regel van Pachomius Pachomius (ca. 287-346 of 347) was abt van een klooster in Tabenissi (Opper-Egypte), waarvoor hij een regel schreef. Dit was de eerste orderegel voor monniken die in een gemeenschap traden met gemeenschappelijke leef- en gebedsruimte en dezelfde kledij, voedsel, spiritualiteit en leiding hadden. Deze regel is van grote invloed geweest op het latere monnikenwezen, zowel in het Oosten als in het Westen.
Regel van Basilius Basilius (overl. 379) was bisschop van Caesarea in Cappadocië en schreef onder meer een regel voor het monnikenleven. Daarin legde hij de nadruk op het leven in gemeenschap, op het liturgisch gebed en op de handenarbeid. De regel voorzag echter ook in mogelijkheden voor armenzorg en verpleging in zieken- en gasthuizen. Een al te groot activisme werd voorkomen door de nadruk op contemplatie te leggen. De regel van Basilius wordt vooral in het Oosten nageleefd, maar ook door de katholieke gemeenschap Fraternité de Jérusalem van St.Gervais in Parijs.
Regel van Augustinus Augustinus (354-430) was bisschop van Hippo in Noord-Afrika en woonde met meerdere geestelijken samen in een soort kloostergemeenschap. Uit zijn geschriften is later een regel afgeleid die diende als richtlijn voor geestelijken die in een gemeenschap leefden, zoals bijv. de reguliere kanunniken. Ook enkele bedelorden, zoals de Augustijnen en de Dominicanen leven volgens de regel van Augustinus.
Regel van Benedictus Benedictus van Nurcia (ca. 480-547) was abt en stichter van de Benedictijnerorde waarvoor hij een regel schreef. Deze is, naast de Bijbel, waarschijnlijk mede gebaseerd op de anonieme Regula Magistri. In de regel wordt de monniken geleerd bij gebed, werk en studie steeds Gods tegenwoordigheid voor ogen te houden en Hem te ontmoeten zijn de abt en zijn medebroeders. Een belangrijk element is de verplichting om levenslang in hetzelfde klooster te blijven (de stabilitas loci). Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen priesters en lekenbroeders.
Regel van Franciscus Franciscus van Assisi (1181-1226) was de stichter van de Franciscanerorde waarvoor hij de regel schreef. In tegenstelling tot de plaatsgebondenheid van de kloostermonniken, stelde Franciscus dat de bedelmonniken zowel individueel als gemeenschappelijk de armoede en de ongebondenheid aan enig aards bezit moeten onderhouden.
9. Welke taken nemen de kloosterlingen op zich?
De kloosterlingen leggen zich toe op apostolisch of charitatief werk. Het gaat hier om missie, onderwijs, armenzorg en gezondheidszorg. Verder krijgt elke kloosterling elke dag een taak toebedeeld. Het gaat hier dan ook om huishoudelijke taken: de afwas...
10. Op welke manier krijgt een klooster zijn naam?
Op 3 manier kan je een klooster een naam geven.
Ten eerste kan het genoemd worden naar de orde. Dit is bij nieuwe kloosters niet meer van toepassing. Ten tweede kan het genoemd worden naar een heilige plaats en ten derde kan het gewijd worden aan een heilige.
30-03-2014 om 22:47
geschreven door Emma
|