Buzz Aldrin, waar ben je gebleven? - Johan Harstad
16-08-2001
Een betere plek
Ik ben
terug op het eiland. Ik kon het niet aan om elke dag herinnerd te worden aan
Helle, mijn oude vrienden en mijn ouders die stuk voor stuk zo bezorgd geweest
waren. Ik miste mijn vrienden op het eiland. Toen ik aankwam, hoorde ik echter
dat de instelling van Havstein moest sluiten. Het nut ervan wordt door de
overheidsinstellingen in twijfel gebracht. Komt het door de dood van Ennen? Ik weet
het niet, maar ik weet dat het heel veel nut heeft voor mensen zoals ik. Hier heb
ik echte vrienden gemaakt die weten hoe ik mij voel als buitenbeentje. Ik moet onze
vriendschappen redden, en ik heb een plan. Vannacht klimmen we met z’n allen naar
de mooiste plek van de Faeröer, en vluchten we. We zullen het geluk ergens
anders vinden, op een plek die al lang in onze fantasie bestaat. Geluidloos,
ondramatisch zullen wij vannacht verdwijnen.
Het was
hier leuk, beter dan thuis. Ik heb echte vrienden gemaakt die weten hoe het is
om altijd de tweede te zijn. Ze hebben stuk voor stuk erge dingen meegemaakt maar
blijven er zijn voor elkaar. Maar toen ging Ennen dood. Overreden door een bus.
Ze hield van bussen, het had erger gekund. Maar ik kwam erachter dat niets was zoals
het lijkt. Ennen was niet eens haar echte naam, en zo gelukkig als ze leek zal
ze wel niet geweest zijn, als je voor een bus springt. Ik moet naar huis, voor
ik nog meer mensen van wie ik houd kwijt raak. Morgen neem ik de boot naar
Noorwegen en ga ik in het vakantiehuisje van mijn ouders wonen en ik mag werken bij kennissen van mijn ouders.
Nadat Helle
het uitgemaakt had en het bedrijf waarin ik werkte failliet ging, vonden mijn
vrienden het tijd voor mij om iets anders te gaan doen met mijn leven. Ze
vroegen of ik mee op tour wou met de band, en ik heb ja gezegd. Niet als
zanger, maar als mechanicus. Ik heb hier totaal geen ervaring mee, maar ik moest
hier gewoon weg. We zouden met de boot naar de Faeröereilanden gaan, ‘het land
waar geen boom groeit, het land dat op de maan lijkt’. Geef toe, het klinkt
mooi. Maar aan boord ging het vreselijk mis. We kregen ruzie, ik weet niet eens
meer waarover. Toen werd het zwart. Ik werd volledig nat en gewond wakker op
een verlaten weg. Het enige wat ik bij me had was een overal van het bedrijf
waar ik werkte en stapels met geld. Ik wachtte in een bushokje op een ingeving,
een herinnering. Een auto stopte en een man genaamd Havstein bood me een lift
aan. Hij bleek een psychiater te zijn en nam me mee naar zijn instelling voor
mensen die tussen kliniek en maatschappij instaan. Nu zit ik hier, net wakker
na dagen geslapen te hebben, in een kamertje en ik durf niet naar beneden te
gaan.
Ik weet dat
het lang geleden is dat je nog iets gehoord hebt van me, maar ik was druk. Druk
met Helle en met mijn job. Maar nu niet meer. We waren op vakantie met een
groep vrienden naar Florli. Jorn wou een foto van ons maken op een rotsblok dus
we klommen erop. We stonden daar, zo dicht bij elkaar en ik realiseerde me dat
ik van haar hou. Ik dacht niet na, fluisterde in haar oor ‘Ik vroeg me af of je
met mij zou willen trouwen’. Het was impulsief, maar ik was er zeker van dat ze
ja zou zeggen. Waarom zou ze geen ja zeggen? We zijn al 13 jaar bij elkaar,
natuurlijk zegt ze ja. Dacht ik. Ze zei nee. Ze zei: ‘Nee Mattias, ik ga bij je
weg’’. Blijkbaar is ze verliefd op iemand anders. Al anderhalf jaar, op een fietskoerier
van op kantoor. Ik liep naar de anderen en we hebben voor de rest van de dag niets
meer tegen elkaar gezegd. Ik weet niet wat ik nu moet doen met mijn leven.
Normaal
gezien haat ik vrijdagen, ze zijn zonder twijfel de grootste teleurstelling van
de week. Maar deze vrijdag was anders. Het was de avond van het schoolbal en we
moesten ons verkleden. Ik ging natuurlijk als Buzz Aldrin, ook al dacht
iedereen dat ik Neil Armstrong was. Met mijn astronautenhelm hoopte ik dat
niemand me zou herkennen, dat ik zou verdwijnen in de menigte terwijl ik zou
kijken naar Helle, zonder dat ze dit zou merken. Maar het was zo veel beter. De
band vroeg of iemand een verzoeknummertje had, en ik weet niet wat er mij overviel
maar ik klom op het podium, deed mijn helm af, fluisterde de naam van ons
liedje in het oor van de drummer en hij knikte. De muziek begon te spelen, het
werd stil in de zaal. Ik begon te zingen. Ik zong en mensen begonnen te lachen.
Niet gemeen, maar verwonderd, gechoqueerd bijna. Toen de laatste noot geklonken
had werd het opnieuw stil in de zaal. Voor zo’n 10 seconden, tot iedereen begon
te juichen en te klappen. Je moet begrijpen, ik heb nog nooit zoiets
meegemaakt. Ik was overdonderd en verbaasd want mijn enige doel die avond was
dar Helle mij zou opmerken, niet de hele school. Ik rende naar buiten maar ze
achtervolgde me, Helle. Zei zei dat ze me een beloning zou geven als ik een
sneeuwbal op het dak van de school kon gooien. Het was niet moeilijk, maar ik
denk dat ze dat wel wist. Ze kuste me.