In 1992 publiceerde ik in Vlaamse Stam een beknopt overzicht van de familiegeschiedenis De Brabandere [1]. Het betrof toen de generaties uit de 15de 16de en 17de eeuw. Het blijkt nog steeds dat de meeste naamgenoten afstammen van Arent de Brabandere, rond 1420-30 geboren in Harelbeke. Van Arent uit kunnen we een zekere vader-zoon-relatie uit bouwen tot aan de huidige generaties. Alle latere De Brabanderes uit de Kortrijkse poorterij- of wezerijregisters stammen af van deze Arent. Ouder dan Arent vinden we in de kasselrij Kortrijk alleen de naam Gillis terug in de jaren 1440. Wellicht is dit de vader van Arent en misschien ook een spilfiguur naar de verdere generaties toe. In de 13de en 14de eeuw zijn zelfs helemaal geen naamgenoten terug te vinden in de streek.
De vraag stelt zich waar komt de familie de Brabandere voorheen van daan.
Vόόr de 14de eeuw wordt het archiefmateriaal steeds schaarser of onbruikbaar. De parochieregisters missen we reeds sinds de jaren 1600, de poorterij en wezerij neemt pas een aanvang begin de jaren 1400. Het wordt dus een kwestie van zeer diverse en soms toevallige bronnenstudies. Op verschillende lokaties worden naamgenoten aangetroffen. Oorspronkelijk staan we voor een niet in elkaar te passen puzzel. Toch lijken de meeste vondsten rechtstreeks of onrechtstreeks naar het (nu) franse Sint-Winoksbergen te verwijzen. Deze studie brengt een overzicht van en structuur in al die vindplaatsen en probeert ook de band met Harelbeke te maken.
De schrijfwijze voor de naam is soms een beetje verschillend: van de Brabandere, over de Brabantere in de vlaamse teksten, naar le of li Brabantere
in de franse teksten. In mijn eigen tekst behoud ik de gangbare naam de Brabandere, zoals hij tot aan de Franse Revolutie blijft voorkomen. In alle andere teksten wordt de schrijfwijze behouden zoals voorkomend in de bron.
DE GRAFELIJK BALJUWS IN DE FAMILIE DE BRABANDERE
EN DE LINK NAAR SINT-WINOKSBERGEN
Vlaanderen eind 13de eeuw
We kunnen dit verhaal starten in 1278, als graaf Gwij de Dampierre ( °1226 - +1305) het gezag over Vlaanderen van zijn moeder, gravin Margaretha van Constantinopel, over neemt. Margaretha was gehuwd met Burchard van Avesnes, huwelijk waaruit twee zonen worden geboren. Ze was als bruid nauwelijks 10 jaar en nadien werd dit huwelijk kerkrechterlijk ontbonden. Haar tweede man is Willem van Dampierre. Na een twist om de erfenis heeft Guy de Dampierre Vlaanderen weten te behouden. Guy of Gwij probeert in Vlaanderen de franse centralisatie in te voeren. Daarom gaat hij veel belang hechten aan zijn ambtenarij, vooral aan de grafelijke baljuws. Deze vertegenwoordigen hem, zowel administratief als gerechtelijk, in de grote steden, hoofdplaatsen van de kasselrijen. Via deze ambtenaren neemt hij ook de feodale burggraven de wind uit de zeilen. De kasselrij is een kleinere administratieve opsplitsing van het graafschap Vlaanderen. Onder het bewind van Guy kent Brugge zijn grote bloeiperiode. Vandaar ook de grote betekenis van de brugse baljuwstitel.
In deze periode heerst in Vlaanderen een dubbele machtstrijd. Deze is zowel politiek als sociaal getint. Enerzijds betreft het een strijd tussen de graaf en de grote steden. In die steden ziet het oude patriciaat zijn macht verschrompelen. Het ghemeyn, de handwerklieden verenigd in ambachten, vinden steun bij het nieuwe patriciaat, de nieuwe rijken, nieuwe adel. De ambachten doen bij problemen naar gewoonte beroep op de graaf, terwijl de steden hun steun zoeken bij de vorst, de franse koning. De burgemeesters en schepenen van de grote steden, afkomstig uit het oude patriciaat, zien de groeiende macht van de grafelijke ambtenaren, onder hen de baljuws, met lede ogen aan. De steden vormen voor de franse koning een grote troef in handen om de tweede machtstrijd, deze tussen leenheer en leenman, in zijn voordeel te laten uit draaien. Als leenman van de franse koning blijft Guy echter ook een instrument van de Franse expansiepolitiek.
Uit deze tijd stammen ook de begrippen leliaerts, het patriciaat, naar de lelie in het franse wapen, en klauwaerts, het ghemeyn, naar de klauwen van de leeuw in het vlaamse wapen.
De grafelijke baljuws de Brabandere
Binnen de familie de Brabandere zijn vier grafelijke baljuws bekend, min of meer in twee generaties op te splitsen: vader Karstiaen/Christiaan, en zijn drie zonen Diederik/Thierry, Jean en Pierre. Nowé vermeldt een lijst met namen uit de kasselrijhoofdplaatsen Brugge, Gent, Ieper, Veurne, Aalst, Kortrijk, Oudenaarde, Bergen, Cassel, Rijsel, Douai [2]. Hierin vinden we als naamgenoten terug:
Christiaan de Brabandere : 23ste baljuw van Brugge gestart tussen 5 en 8
januari / op 23 april
1292
Baljuw van Veurne- januari 1293 16 juli
1295
27ste baljuw van Brugge - vanaf 10 juli 1298
Thierry de Brabandere, chevalier/ridder : baljuw van Gent september 1304-januari 1306
Jean de Brabandere : baljuw van Veurne 14 september 1310
Pierre de Brabandere : baljuw van Oudenaarde 25 september -
11 december 1306
De diensten bij de graaf (prince) zijn in de13de en 14de eeuw een echte loopbaan geworden. Niet te verwonderen dus dat er families ontstonden die meerdere van hun leden leverden als functionarissen voor de grafelijke administratie: in de eerste helft van de 14de eeuw: de familie de Visch (li Pisson), de Menin, de Brabandere, de Vremdre, de Hemsrode; in de tweede helft van de 14deeuw: de Halewijn, de Wilde, Scaec, Machet, Slijp, Vander Zijpe [3]
Karstiaen de Brabandere
Het baljuwsambt wordt door twee constanten gekenmerkt.
Ten eerste de hiërarchie binnen het ambt. Deze blijkt duidelijk uit het bezoldigd karakter en geeft aanleiding tot carrièreopbouw. De baljuw van Brugge ontvangt het hoogste vaste salaris: 240 pond, in drie schijven uitbetaald. In de andere kasselrijen bedraagt het salaris 50 tot 160 pond.
Bij Karstiaen De Brabandere kunnen we echt praten over de opbouw van een carrière. Hij start in Brugge als schout, wat in de stad zoveel als hulpbaljuw betekent. Daarna wordt hij baljuw van Veurne. Hij wordt enkele keren heen en weer gestuurd maar eindigt terug als baljuw van Brugge en het Brugse Vrije. Dit laatste is de gebruikelijke naam voor de kasselrij Brugge. Hij is zeer graafgezind en de graaf houdt hem als vertrouweling duidelijk in functie. We vinden zijn naam vermeld zowel in administratieve als gerechtelijke akten, verbonden aan zijn functie.
Tweede kenmerk van de functie: de verplaatsbaarheid van de baljuw. Dit is nodig omwille van de geest van onpartijdigheid van de baljuw. Ook deze factor speelt goed in op carrièremogelijkheden. Een verplaatsing kan bevordering betekenen, maar ook een stap terug. Meestal werken ze ook een stuk van hun geboortestreek verwijderd. Op die manier hebben ze geen plaatselijke belangen die hun oordeel kunnen beïnvloeden. We zien dit bij Karstiaen de Brabandere, maar bij voorbeeld ook bij de familie Lauwaert: Simon Lauwaert grafelijke baljuw, zowel in Gent, Aalst en Cassel - Jean Lauwaert in Gent en Veurne.
1287 Start als schout van Brugge
------------------------------------------
De naam Karstiaen de Brabandere wordt voor het eerst vermeld in de brugse stadsrekeningen als schout van de stad.
1287-1288 item Christiano Brabantre, scultheto, nomine curialitis per scabinos 20 lib [4]
Januari 1292 baljuw van Veurne
-----------------------------------------
De eerste baljuwsfunctie vervult Karstiaen in Veurne. Zeker in 1292 is hij in functie:
Chrétien la Brabandre, bailli de Furnes, déclare que des vassaux du comte de Flandre, ont décidé, contrairement aux prétentions dArnoul Warnelin, de nieuport, que toute la pêcherie, de la Venepe jusquau lieu dit Garandeppe, doit appartenir à labbaye de Saint Nicolas, de Furnes. Faites et données en lan de grace mils deus cens quatre vins et douze, el mois en jenvier » [5]
Tussen 5 en 8 januari 1292 - gestart als 23te baljuw in Brugge
We vinden hem terug in de brugse stadrekeningen, ditmaal als baljuw van de stad:
1292 1293 - item feria iiia ante Mari evangeliste (=23 april) commodatum Christiano Brabandre, ballivo Brugensi unde burgimagistri habent litteras suas 200 lib [6]
Verder verschijnt de naam meerdere keren in diverse akten, samengaand met zijn functie:
« 17 mei 1292 - Schepenen van het Vrije oorkonden dat Riquard Standart en zijn vrouw Griele gaven aan Diederic die Vos, ten behoeve van de poort Ter Doest, de helft van een rente van 36 s gaande uit landerijen te Lissewege ende vanden welcken helscede vorseid carstiaen die brabandere bailliu van brucghe tien tiden, gaf riquarde vorseid wetteliche ghifte als van heren halven [7]
26 april 1292 schepenen van het Vrije oorkonden dat Carstiaen die Brabandre, baljuw van Brugge, namens de graaf de aan deze toegewezen helft van een door dezelfde schepenen verbeurdverklaarde rente van 36 s s jaars gaande uit landerijen te Lissewege gaf aan Riquard Standard Wie jan van utkerke, jan van poele, ridders, jan van blankenberghe, arnoud f heinemans, jan die brune,jan die weuel, hannoet casekin, jan aket, pieter tollin, jan van caedsand f willems, ende wouter die vos scepen vanden vrien doen te wetene alden goenen die dese letteren sullen sien jof horen lesen dat cam vor ons Carstiaen die brabandre bailliu van brucghe ambocht tien tiden ende gaf wettelicke ghifte riquarde standarde vander rechten helscede van sessende dartich ende dese vorseiden carstiaen die brabandere bailliu van brucghe tie tiden wedde den vorseiden riquarde standarde dese vorseide heltscede [8]
Eén akte is voorzien van een zegel. Op het einde van dit artikel volgt nog wat kommentaar rond het belang van dit zegel.
10 maart 1292 Carstiaen die brabantre, baljuw van Brugge, erkent Wouter Brusch als beheerder van de gronden binnen het Vrije horende bij de Lieve, verworden door de Stad Gent, alsmede van de huizen te Damme die aan Gent toebehoren Ic carstiaen die brabantre bailliu van brucghe te dien tiden dat dese lettren waren ghemaect. Doet teweten allen den goenen die dese lettren sullen sien ende horen lesen. Dat ic meester wouter brusche van gent doe jn al die erve die die van ghent cochten jof ghecreghen in orconscepen van desen lettren bezeghelt met minen zeghele uthanghende die waren ghemaect ende ygheven int jaer ons heeren als men screef sijn incarnatioen dusentich twehondert jaer ende een ende neghentich smaendaghes vor sinte gregoris daghe in die maend van maerte [9]
In januari 1293 en op 16 juli 1295 - terug baljuw van Veurne
Twee keer vinden we een vermelding bij het inventariseren van de verbeurde goederen van Simon Lauwaert. Simon was voorheen baljuw van Veurne (zie hoger).
Inventaris van de goederen gevonden ten sterfhuize van Simon Lauwaert te Veurne, opgemaakt door Christiaen de Brabandere, baljuw van Veurne, samen met de schepenen en de mannen van de Graaf van Vlaanderen 1295 [10]
de leenmannen, schepenen en keurheren van de kasselrij Bergen om de goederen die aan Simon Lauwaert (in de kasserij Bergen) hadden toebehoord terug te geven aan de graaf 9 mei 1295 « Che sont les biens ke Chrestiens le Brabantre, bailli de Furnes, avec eskevins et les hommes monsegneur de Flandres, trova en le maison de Symon Lauward à furnes » « Nous Jehans dou Poule, chevaliers, Kerstiens le Brabantre, Baudewins dou Gardin, Wautiers dou Poule, Jehans le Vos, de Aremboutscapple et Clais Druicivin, hommes monseigneur le conte de Flandres, li dis Jehans dou Poule, Kerstiens le Brabantre, Wautier dou Poule et Baudewins Puls et Wautiers le Pintries, eskevins et corier dou teroir de Berghes faisons savoir à tous ki pardevons nous à Berghes ki les biens Symons Lauwaert, gisans en le castelrie de Berghes « [11]
Bij deze laatste tekst staat in voetnoot vermeld:
Deze schepen Kerstiens en baljuw Chrestiens zijn vermoedelijk vader en zoon, daar de functies van schepen en baljuw niet terzelfdertijd door één persoon kunnen worden bezet. [12]
Karstiaen wordt nog meerdere malen vermeld in de brugse stadsrekeningen terwijl hij baljuw is in Veurne. Het betreft hier vermeldingen bij het uitbetalen van zijn wedde: 200 pond voor de baljuw van Brugge:
1292 1294 -item Christianus Brabantre, per litteras suas loquetes de 200 lib, 100 lib [14]
« 1294 1295 -item debet Christianus Brabantre per litteras suas loquentes de 200 lib, 100 lib » [15]
Nog enkele teksten waarin Karstiaen als baljuw van Veurne optreedt :
Guy, comte de Flandre, charge Chrétien li Brabandre, bailli de Furnes, de recevoir le transport de la dîme de Stavele, fait par Gilbert, châtelain de Bergues au profit de labbaye de Saint Nicolas, de Furnes. Faites et données en lan de grace mcc quatre vins et xiiii, le merkredi nuit de la Magdelene » [16]
« Guy, comte de Flandre, consent à ce que Chrétien li Brabantres, son bailli de Furnes, vende à labbaye de Saint Nicolas, de cette ville, trois mesures de terres, situées à Furnes. Faites et données à Winendale, en lan de grace mcc
quatre vins et quinze, le semmedi après le Division des aposteles » [17]
De baljuws voeren geregeld onderzoeken uit in opdracht van de graaf en het grafelijk hof. Hiervan wordt achteraf verslag uitgebracht.
Enquête tenue par Sohier de Bailleul et Chrétien le Brabantre, bailliu de Furnes, par suite de lappel fait en la cour du comte de Flandre, contre six hommes de Madame du Pont-Reward (Rousbrugghe) du chef de faux jugement. Quatorze témoins sont entendus 14 september 1294 » [18]
« Chrétien de Brabander, baljuw van Veurne, verklaart na een onderzoek verricht op aanvraag van de graaf en zijn raad : Jou recheutes et entendeies et miset en escript les demandes et responses et oyes et examinées diligaument les dispositions de lor tesmoins les reportai enclos en escript desous mon saiel à Bruges, as contes des bailius darrainement passés devant les foiaules gesn mon dit signour « [19]
Onder het regime van graafGwij van Dampierre groeit in Vlaanderen het ongenoegen van de bevolking omwille van de belastingsstijgingen en het ontnemen van een aantal voorechten aan de grote steden. Hierdoor stijgt de spanning tussen leenheer en leenman tot de top. In 1297 stelt de franse koning, Philips de Schone, toezichters aan in de steden Rijsel en Ieper. Hij verbeurt zelfs het graafschap en maakt van de situatie gebruik om Vlaanderen bij Frankrijk in te lijven. Daarbij zoekt hij steun in de kasselrijen Bailleul, Bergues, Bourbourg en Cassel. Vooral de kasselrijen Bailleul, Bergues en Veurne blijven de graaf steunen. Veurne met Karstiaen de Brabandere aan het hoofd. Bailleul en Cassel worden door de Fransen ingenomen. Vanuit Veurne gaan de Vlamingen de franse legers tegemoet. Bij het kasteel van Bulskamp wordt slag geleverd. Daarbij wordt het vlaamse leger verslagen. De steden geven zich over. Philips de Schone verbeurt na de strijd heel wat goederen van hen die de graaf hebben gesteund. De goederen worden geschonken aan zijn getrouwen.[20]
Enkele personen, graafgezinden, van wie de goederen worden verbeurd verklaard: Bauduin de Quadypre, zoon van de vroegere baljuw van Veurne -
Chretien de Brabant, in 1296 schout van Brugge (zie verder) -
Guillaume le Poisson, kapitein van Bergues - Ingelram de Bierne en Catherine, baljuw van Bergues allen dus verbonden met de kasselrijen Bergues en Veurne. Enkele personen, koningsgezinden, aan wie de goederen worden geschonken: Jan en Symon Lauwaert, beiden baljuws geweest in Cassel. Simon wordt daarna opnieuw baljuw van Veurne.
Een deel van de goederen van Karstiaen de Brabandere (57 mesures de terre et le manoir et molin de Quadypre bij Bergues) worden op 28 juli 1298 in Lille geschonken aan Boudewijn van Zegers-Kapelle. Belangrijk is dat Karstiaen, en ook de familie de Brabandere, hiermee voor het eerst aan de stad Sint-Winoksbergen kan worden gekoppeld :
Raoul de Clermont, lieutenant du Roi de France, donne à Boudouin de Sohier-Capiele ou Zegers-Capple, le manoir et les terres situés à Quaedypre, qui avaient été confisqués sur Chrétien le Brabantre. Donné à Lille en Flandre, lan de grâce mcciiixx xviii, le lundi après le Saint Jake et Saint Christophe » [21]
« Chrestien de Brabandere, voordien baljuw te Brugge, 1298, werd als klauwaard uit zijn functies uitgeschakeld en zijn goederen geconfiskeerd, toen Filips de Schone Vlaanderen bezette [22]
Eén keer wordt Karstiaen in deze context zelfs burggraaf van Veurne genoemd :
de burggraaf van Veurne steeds partijganger van de graaf is gebleven burggraaf van Veurne zou toen Christiaan de Brabantre geweest zijn wiens goederen aan Boudewijn van Zeggerscappel geschonken werden Christiaan de Brabantre, edelknaap [23]
De Vlaamse graaf houdt zijn getrouwen in dienst en zo zien we dat de graaf aan Karstiaen ook macht in Gent wil geven (hem daar als baljuw benoemen ?). De Franse koning zal dit natuurlijk niet laten gebeuren:
conséquement Philippe le Bel mana au comte de faire cesser les pouvoirs quil avait donnés à son bailli, un certain Chrétien, sans doute Chrétien de Brabander, pour administrer la ville de Gand ; mais le comte sy refusa et maintint son bailli en functions. Alors le Roi, sur la prière des bourgeois, se décida à rétablir le gardie quil avait rapellé, en janvier 1296 chevalier Aubert de Hangest devait destituer le bailli et les sergents établis à Gand par Gui de Dampierre, empêcher de les remplacer » [24]
En terug (27ste) baljuw van Brugge
------------------------------------------
Korte tijd daarna zien we Karstiaen alweer optreden als brugse baljuw.
De mannen van de Graaf van Vlaanderen oorkonden dat broeder Willem van Bonem, ridder, alle lenen horend bij het Goed van Bonem en gehouden van de graaf, verkocht heeft aan Bouden van Dudzele, en dat de leenoverdracht door Karstiaen de Brabandere, baljuw van Brugge, ten overstaan van hen wettelijk is geschied (Damme 2 februari 1297): [25]
Dat broeder Willem van Boneem ruddere cam vor ons ende vor Karstiaene den Brabandere tien tiden Bailliu van Brucghe. Als dien mijn Here Guyot Grave van vlaendren hadde gheset in sine stede wetteliche alle dinghen te doene die hier naer beschreven staen Daer so maende ons die karstiaen die brabandere tien tiden bailliu van brucghe jof hie so wettelike ghedaen ware in mijns heren sgraven stede van vlaenderen van dese dinghen dat hie macht hadde wet te doene van desen sticken wetteliche in handen, karstiane den brabandere baeliu van brucghe vorseid ende wetteliken maenre van desen dinghen [26]
De naam van Karstiaen komt ook alweer voor in de brugse stadsrekeningen:
1297 1298 item debet Christianus Brabantere litteras suas 50 lib [27]
1298 1299 -item Christianus Brabandre 50 lib [28]
Op 10 juli 1298 vinden we Karstiaen voor het laatst als baljuw van Brugge bij het uitvoeren van een onderzoek :
Anno 1298, 10 juillet - Enquête ouverte par Chrétien le Brabantre, bailli du Franc et Gillion, dit le Clerc, bailli de Gand, à ce commis par le comte de Flandre, sur le meurtre de Guillaume Kalewart, qui fut tué dans la ville dArdenbourg, au marché aux chevaux, meurtre que Wautier de Quikre, bailli dArdenbourg, était accusé davoir fait commettre par ses sergents cette enquête eut lieu en léglise de Notre-Dame, à Ardenbourg, en présence de ladverse partie » [29]
Of in originele versie:
« cest li enqueste fait par Chrestien le Brabandre, bailli dou Fran(c) et Gillion dit le clerc, baillu de Gant, et dou commant (mon)d signeur le conte de Flandres, dendroit de le mort Willaume Kalewart, kif u ochis en le viledArdenborch sour le markiet des chevaus, lecuel on mait sur Wautier le Quinkre, baillu dArdenborch » [30]
In 1992 publiceerde ik in Vlaamse Stam een beknopt overzicht van de familiegeschiedenis De Brabandere [1]. Het betrof toen de generaties uit de 15de 16de en 17de eeuw. Het blijkt nog steeds dat de meeste naamgenoten afstammen van Arent de Brabandere, rond 1420-30 geboren in Harelbeke. Van Arent uit kunnen we een zekere vader-zoon-relatie uit bouwen tot aan de huidige generaties. Alle latere De Brabanderes uit de Kortrijkse poorterij- of wezerijregisters stammen af van deze Arent. Ouder dan Arent vinden we in de kasselrij Kortrijk alleen de naam Gillis terug in de jaren 1440. Wellicht is dit de vader van Arent en misschien ook een spilfiguur naar de verdere generaties toe. In de 13de en 14de eeuw zijn zelfs helemaal geen naamgenoten terug te vinden in de streek.
De vraag stelt zich waar komt de familie de Brabandere voorheen van daan.
Vόόr de 14de eeuw wordt het archiefmateriaal steeds schaarser of onbruikbaar. De parochieregisters missen we reeds sinds de jaren 1600, de poorterij en wezerij neemt pas een aanvang begin de jaren 1400. Het wordt dus een kwestie van zeer diverse en soms toevallige bronnenstudies. Op verschillende lokaties worden naamgenoten aangetroffen. Oorspronkelijk staan we voor een niet in elkaar te passen puzzel. Toch lijken de meeste vondsten rechtstreeks of onrechtstreeks naar het (nu) franse Sint-Winoksbergen te verwijzen. Deze studie brengt een overzicht van en structuur in al die vindplaatsen en probeert ook de band met Harelbeke te maken.
De schrijfwijze voor de naam is soms een beetje verschillend: van de Brabandere, over de Brabantere in de vlaamse teksten, naar le of li Brabantere
in de franse teksten. In mijn eigen tekst behoud ik de gangbare naam de Brabandere, zoals hij tot aan de Franse Revolutie blijft voorkomen. In alle andere teksten wordt de schrijfwijze behouden zoals voorkomend in de bron.
DE GRAFELIJK BALJUWS IN DE FAMILIE DE BRABANDERE
EN DE LINK NAAR SINT-WINOKSBERGEN
Vlaanderen eind 13de eeuw
We kunnen dit verhaal starten in 1278, als graaf Gwij de Dampierre ( °1226 - +1305) het gezag over Vlaanderen van zijn moeder, gravin Margaretha van Constantinopel, over neemt. Margaretha was gehuwd met Burchard van Avesnes, huwelijk waaruit twee zonen worden geboren. Ze was als bruid nauwelijks 10 jaar en nadien werd dit huwelijk kerkrechterlijk ontbonden. Haar tweede man is Willem van Dampierre. Na een twist om de erfenis heeft Guy de Dampierre Vlaanderen weten te behouden. Guy of Gwij probeert in Vlaanderen de franse centralisatie in te voeren. Daarom gaat hij veel belang hechten aan zijn ambtenarij, vooral aan de grafelijke baljuws. Deze vertegenwoordigen hem, zowel administratief als gerechtelijk, in de grote steden, hoofdplaatsen van de kasselrijen. Via deze ambtenaren neemt hij ook de feodale burggraven de wind uit de zeilen. De kasselrij is een kleinere administratieve opsplitsing van het graafschap Vlaanderen. Onder het bewind van Guy kent Brugge zijn grote bloeiperiode. Vandaar ook de grote betekenis van de brugse baljuwstitel.
In deze periode heerst in Vlaanderen een dubbele machtstrijd. Deze is zowel politiek als sociaal getint. Enerzijds betreft het een strijd tussen de graaf en de grote steden. In die steden ziet het oude patriciaat zijn macht verschrompelen. Het ghemeyn, de handwerklieden verenigd in ambachten, vinden steun bij het nieuwe patriciaat, de nieuwe rijken, nieuwe adel. De ambachten doen bij problemen naar gewoonte beroep op de graaf, terwijl de steden hun steun zoeken bij de vorst, de franse koning. De burgemeesters en schepenen van de grote steden, afkomstig uit het oude patriciaat, zien de groeiende macht van de grafelijke ambtenaren, onder hen de baljuws, met lede ogen aan. De steden vormen voor de franse koning een grote troef in handen om de tweede machtstrijd, deze tussen leenheer en leenman, in zijn voordeel te laten uit draaien. Als leenman van de franse koning blijft Guy echter ook een instrument van de Franse expansiepolitiek.
Uit deze tijd stammen ook de begrippen leliaerts, het patriciaat, naar de lelie in het franse wapen, en klauwaerts, het ghemeyn, naar de klauwen van de leeuw in het vlaamse wapen.
De grafelijke baljuws de Brabandere
Binnen de familie de Brabandere zijn vier grafelijke baljuws bekend, min of meer in twee generaties op te splitsen: vader Karstiaen/Christiaan, en zijn drie zonen Diederik/Thierry, Jean en Pierre. Nowé vermeldt een lijst met namen uit de kasselrijhoofdplaatsen Brugge, Gent, Ieper, Veurne, Aalst, Kortrijk, Oudenaarde, Bergen, Cassel, Rijsel, Douai [2]. Hierin vinden we als naamgenoten terug:
Christiaan de Brabandere : 23ste baljuw van Brugge gestart tussen 5 en 8
januari / op 23 april 1292
Baljuw van Veurne- januari 1293 16 juli 1295
27ste baljuw van Brugge - vanaf 10 juli 1298
Thierry de Brabandere, chevalier/ridder : baljuw van Gent september 1304-januari 1306
Jean de Brabandere : baljuw van Veurne 14 september 1310
Pierre de Brabandere : baljuw van Oudenaarde 25 september - 11 december 1306
De diensten bij de graaf (prince) zijn in de13de en 14de eeuw een echte loopbaan geworden. Niet te verwonderen dus dat er families ontstonden die meerdere van hun leden leverden als functionarissen voor de grafelijke administratie: in de eerste helft van de 14de eeuw: de familie de Visch (li Pisson), de Menin, de Brabandere, de Vremdre, de Hemsrode; in de tweede helft van de 14deeuw: de Halewijn, de Wilde, Scaec, Machet, Slijp, Vander Zijpe [3]
Karstiaen de Brabandere
Het baljuwsambt wordt door twee constanten gekenmerkt.
Ten eerste de hiërarchie binnen het ambt. Deze blijkt duidelijk uit het bezoldigd karakter en geeft aanleiding tot carrièreopbouw. De baljuw van Brugge ontvangt het hoogste vaste salaris: 240 pond, in drie schijven uitbetaald. In de andere kasselrijen bedraagt het salaris 50 tot 160 pond.
Bij Karstiaen De Brabandere kunnen we echt praten over de opbouw van een carrière. Hij start in Brugge als schout, wat in de stad zoveel als hulpbaljuw betekent. Daarna wordt hij baljuw van Veurne. Hij wordt enkele keren heen en weer gestuurd maar eindigt terug als baljuw van Brugge en het Brugse Vrije. Dit laatste is de gebruikelijke naam voor de kasselrij Brugge. Hij is zeer graafgezind en de graaf houdt hem als vertrouweling duidelijk in functie. We vinden zijn naam vermeld zowel in administratieve als gerechtelijke akten, verbonden aan zijn functie.
Tweede kenmerk van de functie: de verplaatsbaarheid van de baljuw. Dit is nodig omwille van de geest van onpartijdigheid van de baljuw. Ook deze factor speelt goed in op carrièremogelijkheden. Een verplaatsing kan bevordering betekenen, maar ook een stap terug. Meestal werken ze ook een stuk van hun geboortestreek verwijderd. Op die manier hebben ze geen plaatselijke belangen die hun oordeel kunnen beïnvloeden. We zien dit bij Karstiaen de Brabandere, maar bij voorbeeld ook bij de familie Lauwaert: Simon Lauwaert grafelijke baljuw, zowel in Gent, Aalst en Cassel - Jean Lauwaert in Gent en Veurne.
1287 Start als schout van Brugge
------------------------------------------
De naam Karstiaen de Brabandere wordt voor het eerst vermeld in de brugse stadsrekeningen als schout van de stad.
1287-1288 item Christiano Brabantre, scultheto, nomine curialitis per scabinos 20 lib [4]
Januari 1292 baljuw van Veurne
-----------------------------------------
De eerste baljuwsfunctie vervult Karstiaen in Veurne. Zeker in 1292 is hij in functie:
Chrétien la Brabandre, bailli de Furnes, déclare que des vassaux du comte de Flandre, ont décidé, contrairement aux prétentions dArnoul Warnelin, de nieuport, que toute la pêcherie, de la Venepe jusquau lieu dit Garandeppe, doit appartenir à labbaye de Saint Nicolas, de Furnes. Faites et données en lan de grace mils deus cens quatre vins et douze, el mois en jenvier » [5]
Tussen 5 en 8 januari 1292 - gestart als 23te baljuw in Brugge
We vinden hem terug in de brugse stadrekeningen, ditmaal als baljuw van de stad:
1292 1293 - item feria iiia ante Mari evangeliste (=23 april) commodatum Christiano Brabandre, ballivo Brugensi unde burgimagistri habent litteras suas 200 lib [6]
Verder verschijnt de naam meerdere keren in diverse akten, samengaand met zijn functie:
« 17 mei 1292 - Schepenen van het Vrije oorkonden dat Riquard Standart en zijn vrouw Griele gaven aan Diederic die Vos, ten behoeve van de poort Ter Doest, de helft van een rente van 36 s gaande uit landerijen te Lissewege ende vanden welcken helscede vorseid carstiaen die brabandere bailliu van brucghe tien tiden, gaf riquarde vorseid wetteliche ghifte als van heren halven [7]
26 april 1292 schepenen van het Vrije oorkonden dat Carstiaen die Brabandre, baljuw van Brugge, namens de graaf de aan deze toegewezen helft van een door dezelfde schepenen verbeurdverklaarde rente van 36 s s jaars gaande uit landerijen te Lissewege gaf aan Riquard Standard Wie jan van utkerke, jan van poele, ridders, jan van blankenberghe, arnoud f heinemans, jan die brune,jan die weuel, hannoet casekin, jan aket, pieter tollin, jan van caedsand f willems, ende wouter die vos scepen vanden vrien doen te wetene alden goenen die dese letteren sullen sien jof horen lesen dat cam vor ons Carstiaen die brabandre bailliu van brucghe ambocht tien tiden ende gaf wettelicke ghifte riquarde standarde vander rechten helscede van sessende dartich ende dese vorseiden carstiaen die brabandere bailliu van brucghe tie tiden wedde den vorseiden riquarde standarde dese vorseide heltscede [8]
Eén akte is voorzien van een zegel. Op het einde van dit artikel volgt nog wat kommentaar rond het belang van dit zegel.
10 maart 1292 Carstiaen die brabantre, baljuw van Brugge, erkent Wouter Brusch als beheerder van de gronden binnen het Vrije horende bij de Lieve, verworden door de Stad Gent, alsmede van de huizen te Damme die aan Gent toebehoren Ic carstiaen die brabantre bailliu van brucghe te dien tiden dat dese lettren waren ghemaect. Doet teweten allen den goenen die dese lettren sullen sien ende horen lesen. Dat ic meester wouter brusche van gent doe jn al die erve die die van ghent cochten jof ghecreghen in orconscepen van desen lettren bezeghelt met minen zeghele uthanghende die waren ghemaect ende ygheven int jaer ons heeren als men screef sijn incarnatioen dusentich twehondert jaer ende een ende neghentich smaendaghes vor sinte gregoris daghe in die maend van maerte [9]
In januari 1293 en op 16 juli 1295 - terug baljuw van Veurne
Twee keer vinden we een vermelding bij het inventariseren van de verbeurde goederen van Simon Lauwaert. Simon was voorheen baljuw van Veurne (zie hoger).
Inventaris van de goederen gevonden ten sterfhuize van Simon Lauwaert te Veurne, opgemaakt door Christiaen de Brabandere, baljuw van Veurne, samen met de schepenen en de mannen van de Graaf van Vlaanderen 1295 [10]
de leenmannen, schepenen en keurheren van de kasselrij Bergen om de goederen die aan Simon Lauwaert (in de kasserij Bergen) hadden toebehoord terug te geven aan de graaf 9 mei 1295 « Che sont les biens ke Chrestiens le Brabantre, bailli de Furnes, avec eskevins et les hommes monsegneur de Flandres, trova en le maison de Symon Lauward à furnes » « Nous Jehans dou Poule, chevaliers, Kerstiens le Brabantre, Baudewins dou Gardin, Wautiers dou Poule, Jehans le Vos, de Aremboutscapple et Clais Druicivin, hommes monseigneur le conte de Flandres, li dis Jehans dou Poule, Kerstiens le Brabantre, Wautier dou Poule et Baudewins Puls et Wautiers le Pintries, eskevins et corier dou teroir de Berghes faisons savoir à tous ki pardevons nous à Berghes ki les biens Symons Lauwaert, gisans en le castelrie de Berghes « [11]
Bij deze laatste tekst staat in voetnoot vermeld:
Deze schepen Kerstiens en baljuw Chrestiens zijn vermoedelijk vader en zoon, daar de functies van schepen en baljuw niet terzelfdertijd door één persoon kunnen worden bezet. [12]
Karstiaen wordt nog meerdere malen vermeld in de brugse stadsrekeningen terwijl hij baljuw is in Veurne. Het betreft hier vermeldingen bij het uitbetalen van zijn wedde: 200 pond voor de baljuw van Brugge:
1292 1294 -item Christianus Brabantre, per litteras suas loquetes de 200 lib, 100 lib [14]
« 1294 1295 -item debet Christianus Brabantre per litteras suas loquentes de 200 lib, 100 lib » [15]
Nog enkele teksten waarin Karstiaen als baljuw van Veurne optreedt :
Guy, comte de Flandre, charge Chrétien li Brabandre, bailli de Furnes, de recevoir le transport de la dîme de Stavele, fait par Gilbert, châtelain de Bergues au profit de labbaye de Saint Nicolas, de Furnes. Faites et données en lan de grace mcc quatre vins et xiiii, le merkredi nuit de la Magdelene » [16]
« Guy, comte de Flandre, consent à ce que Chrétien li Brabantres, son bailli de Furnes, vende à labbaye de Saint Nicolas, de cette ville, trois mesures de terres, situées à Furnes. Faites et données à Winendale, en lan de grace mcc
quatre vins et quinze, le semmedi après le Division des aposteles » [17]
De baljuws voeren geregeld onderzoeken uit in opdracht van de graaf en het grafelijk hof. Hiervan wordt achteraf verslag uitgebracht.
Enquête tenue par Sohier de Bailleul et Chrétien le Brabantre, bailliu de Furnes, par suite de lappel fait en la cour du comte de Flandre, contre six hommes de Madame du Pont-Reward (Rousbrugghe) du chef de faux jugement. Quatorze témoins sont entendus 14 september 1294 » [18]
« Chrétien de Brabander, baljuw van Veurne, verklaart na een onderzoek verricht op aanvraag van de graaf en zijn raad : Jou recheutes et entendeies et miset en escript les demandes et responses et oyes et examinées diligaument les dispositions de lor tesmoins les reportai enclos en escript desous mon saiel à Bruges, as contes des bailius darrainement passés devant les foiaules gesn mon dit signour « [19]
Onder het regime van graafGwij van Dampierre groeit in Vlaanderen het ongenoegen van de bevolking omwille van de belastingsstijgingen en het ontnemen van een aantal voorechten aan de grote steden. Hierdoor stijgt de spanning tussen leenheer en leenman tot de top. In 1297 stelt de franse koning, Philips de Schone, toezichters aan in de steden Rijsel en Ieper. Hij verbeurt zelfs het graafschap en maakt van de situatie gebruik om Vlaanderen bij Frankrijk in te lijven. Daarbij zoekt hij steun in de kasselrijen Bailleul, Bergues, Bourbourg en Cassel. Vooral de kasselrijen Bailleul, Bergues en Veurne blijven de graaf steunen. Veurne met Karstiaen de Brabandere aan het hoofd. Bailleul en Cassel worden door de Fransen ingenomen. Vanuit Veurne gaan de Vlamingen de franse legers tegemoet. Bij het kasteel van Bulskamp wordt slag geleverd. Daarbij wordt het vlaamse leger verslagen. De steden geven zich over. Philips de Schone verbeurt na de strijd heel wat goederen van hen die de graaf hebben gesteund. De goederen worden geschonken aan zijn getrouwen.[20]
Enkele personen, graafgezinden, van wie de goederen worden verbeurd verklaard: Bauduin de Quadypre, zoon van de vroegere baljuw van Veurne -
Chretien de Brabant, in 1296 schout van Brugge (zie verder) -
Guillaume le Poisson, kapitein van Bergues - Ingelram de Bierne en Catherine, baljuw van Bergues allen dus verbonden met de kasselrijen Bergues en Veurne. Enkele personen, koningsgezinden, aan wie de goederen worden geschonken: Jan en Symon Lauwaert, beiden baljuws geweest in Cassel. Simon wordt daarna opnieuw baljuw van Veurne.
Een deel van de goederen van Karstiaen de Brabandere (57 mesures de terre et le manoir et molin de Quadypre bij Bergues) worden op 28 juli 1298 in Lille geschonken aan Boudewijn van Zegers-Kapelle. Belangrijk is dat Karstiaen, en ook de familie de Brabandere, hiermee voor het eerst aan de stad Sint-Winoksbergen kan worden gekoppeld :
Raoul de Clermont, lieutenant du Roi de France, donne à Boudouin de Sohier-Capiele ou Zegers-Capple, le manoir et les terres situés à Quaedypre, qui avaient été confisqués sur Chrétien le Brabantre. Donné à Lille en Flandre, lan de grâce mcciiixx xviii, le lundi après le Saint Jake et Saint Christophe » [21]
« Chrestien de Brabandere, voordien baljuw te Brugge, 1298, werd als klauwaard uit zijn functies uitgeschakeld en zijn goederen geconfiskeerd, toen Filips de Schone Vlaanderen bezette [22]
Eén keer wordt Karstiaen in deze context zelfs burggraaf van Veurne genoemd :
de burggraaf van Veurne steeds partijganger van de graaf is gebleven burggraaf van Veurne zou toen Christiaan de Brabantre geweest zijn wiens goederen aan Boudewijn van Zeggerscappel geschonken werden Christiaan de Brabantre, edelknaap [23]
De Vlaamse graaf houdt zijn getrouwen in dienst en zo zien we dat de graaf aan Karstiaen ook macht in Gent wil geven (hem daar als baljuw benoemen ?). De Franse koning zal dit natuurlijk niet laten gebeuren:
conséquement Philippe le Bel mana au comte de faire cesser les pouvoirs quil avait donnés à son bailli, un certain Chrétien, sans doute Chrétien de Brabander, pour administrer la ville de Gand ; mais le comte sy refusa et maintint son bailli en functions. Alors le Roi, sur la prière des bourgeois, se décida à rétablir le gardie quil avait rapellé, en janvier 1296 chevalier Aubert de Hangest devait destituer le bailli et les sergents établis à Gand par Gui de Dampierre, empêcher de les remplacer » [24]
En terug (27ste) baljuw van Brugge
------------------------------------------
Korte tijd daarna zien we Karstiaen alweer optreden als brugse baljuw.
De mannen van de Graaf van Vlaanderen oorkonden dat broeder Willem van Bonem, ridder, alle lenen horend bij het Goed van Bonem en gehouden van de graaf, verkocht heeft aan Bouden van Dudzele, en dat de leenoverdracht door Karstiaen de Brabandere, baljuw van Brugge, ten overstaan van hen wettelijk is geschied (Damme 2 februari 1297): [25]
Dat broeder Willem van Boneem ruddere cam vor ons ende vor Karstiaene den Brabandere tien tiden Bailliu van Brucghe. Als dien mijn Here Guyot Grave van vlaendren hadde gheset in sine stede wetteliche alle dinghen te doene die hier naer beschreven staen Daer so maende ons die karstiaen die brabandere tien tiden bailliu van brucghe jof hie so wettelike ghedaen ware in mijns heren sgraven stede van vlaenderen van dese dinghen dat hie macht hadde wet te doene van desen sticken wetteliche in handen, karstiane den brabandere baeliu van brucghe vorseid ende wetteliken maenre van desen dinghen [26]
De naam van Karstiaen komt ook alweer voor in de brugse stadsrekeningen:
1297 1298 item debet Christianus Brabantere litteras suas 50 lib [27]
1298 1299 -item Christianus Brabandre 50 lib [28]
Op 10 juli 1298 vinden we Karstiaen voor het laatst als baljuw van Brugge bij het uitvoeren van een onderzoek :
Anno 1298, 10 juillet - Enquête ouverte par Chrétien le Brabantre, bailli du Franc et Gillion, dit le Clerc, bailli de Gand, à ce commis par le comte de Flandre, sur le meurtre de Guillaume Kalewart, qui fut tué dans la ville dArdenbourg, au marché aux chevaux, meurtre que Wautier de Quikre, bailli dArdenbourg, était accusé davoir fait commettre par ses sergents cette enquête eut lieu en léglise de Notre-Dame, à Ardenbourg, en présence de ladverse partie » [29]
Of in originele versie:
« cest li enqueste fait par Chrestien le Brabandre, bailli dou Fran(c) et Gillion dit le clerc, baillu de Gant, et dou commant (mon)d signeur le conte de Flandres, dendroit de le mort Willaume Kalewart, kif u ochis en le viledArdenborch sour le markiet des chevaus, lecuel on mait sur Wautier le Quinkre, baillu dArdenborch » [30]
Diederik de Brabandere
Diederik de Brabandere is de eerste van de grafelijke baljuws uit de tweede generatie binnen de familie de Brabandere. Deze Diederik is ook alweer een typisch voorbeeld van hoe een grafelijk baljuw zijn carrière kon opbouwen. Hij start vanuit een hoge militaire functie, om van daaruit, na bewezen diensten het administratieve-gerechtelijke baljuwsambt te vervullen. Zoals vele grafelijke baljuws behoort hij tot de lage adel, met de titel ridder/chevalier.
In 1992 publiceerde ik in Vlaamse Stam een beknopt overzicht van de familiegeschiedenis De Brabandere [1]. Het betrof toen de generaties uit de 15de 16de en 17de eeuw. Het blijkt nog steeds dat de meeste naamgenoten afstammen van Arent de Brabandere, rond 1420-30 geboren in Harelbeke. Van Arent uit kunnen we een zekere vader-zoon-relatie uit bouwen tot aan de huidige generaties. Alle latere De Brabanderes uit de Kortrijkse poorterij- of wezerijregisters stammen af van deze Arent. Ouder dan Arent vinden we in de kasselrij Kortrijk alleen de naam Gillis terug in de jaren 1440. Wellicht is dit de vader van Arent en misschien ook een spilfiguur naar de verdere generaties toe. In de 13de en 14de eeuw zijn zelfs helemaal geen naamgenoten terug te vinden in de streek.
De vraag stelt zich waar komt de familie de Brabandere voorheen van daan.
Vόόr de 14de eeuw wordt het archiefmateriaal steeds schaarser of onbruikbaar. De parochieregisters missen we reeds sinds de jaren 1600, de poorterij en wezerij neemt pas een aanvang begin de jaren 1400. Het wordt dus een kwestie van zeer diverse en soms toevallige bronnenstudies. Op verschillende lokaties worden naamgenoten aangetroffen. Oorspronkelijk staan we voor een niet in elkaar te passen puzzel. Toch lijken de meeste vondsten rechtstreeks of onrechtstreeks naar het (nu) franse Sint-Winoksbergen te verwijzen. Deze studie brengt een overzicht van en structuur in al die vindplaatsen en probeert ook de band met Harelbeke te maken.
De schrijfwijze voor de naam is soms een beetje verschillend: van de Brabandere, over de Brabantere in de vlaamse teksten, naar le of li Brabantere
in de franse teksten. In mijn eigen tekst behoud ik de gangbare naam de Brabandere, zoals hij tot aan de Franse Revolutie blijft voorkomen. In alle andere teksten wordt de schrijfwijze behouden zoals voorkomend in de bron.
DE GRAFELIJK BALJUWS IN DE FAMILIE DE BRABANDERE
EN DE LINK NAAR SINT-WINOKSBERGEN
Vlaanderen eind 13de eeuw
We kunnen dit verhaal starten in 1278, als graaf Gwij de Dampierre ( °1226 - +1305) het gezag over Vlaanderen van zijn moeder, gravin Margaretha van Constantinopel, over neemt. Margaretha was gehuwd met Burchard van Avesnes, huwelijk waaruit twee zonen worden geboren. Ze was als bruid nauwelijks 10 jaar en nadien werd dit huwelijk kerkrechterlijk ontbonden. Haar tweede man is Willem van Dampierre. Na een twist om de erfenis heeft Guy de Dampierre Vlaanderen weten te behouden. Guy of Gwij probeert in Vlaanderen de franse centralisatie in te voeren. Daarom gaat hij veel belang hechten aan zijn ambtenarij, vooral aan de grafelijke baljuws. Deze vertegenwoordigen hem, zowel administratief als gerechtelijk, in de grote steden, hoofdplaatsen van de kasselrijen. Via deze ambtenaren neemt hij ook de feodale burggraven de wind uit de zeilen. De kasselrij is een kleinere administratieve opsplitsing van het graafschap Vlaanderen. Onder het bewind van Guy kent Brugge zijn grote bloeiperiode. Vandaar ook de grote betekenis van de brugse baljuwstitel.
In deze periode heerst in Vlaanderen een dubbele machtstrijd. Deze is zowel politiek als sociaal getint. Enerzijds betreft het een strijd tussen de graaf en de grote steden. In die steden ziet het oude patriciaat zijn macht verschrompelen. Het ghemeyn, de handwerklieden verenigd in ambachten, vinden steun bij het nieuwe patriciaat, de nieuwe rijken, nieuwe adel. De ambachten doen bij problemen naar gewoonte beroep op de graaf, terwijl de steden hun steun zoeken bij de vorst, de franse koning. De burgemeesters en schepenen van de grote steden, afkomstig uit het oude patriciaat, zien de groeiende macht van de grafelijke ambtenaren, onder hen de baljuws, met lede ogen aan. De steden vormen voor de franse koning een grote troef in handen om de tweede machtstrijd, deze tussen leenheer en leenman, in zijn voordeel te laten uit draaien. Als leenman van de franse koning blijft Guy echter ook een instrument van de Franse expansiepolitiek.
Uit deze tijd stammen ook de begrippen leliaerts, het patriciaat, naar de lelie in het franse wapen, en klauwaerts, het ghemeyn, naar de klauwen van de leeuw in het vlaamse wapen.
De grafelijke baljuws de Brabandere
Binnen de familie de Brabandere zijn vier grafelijke baljuws bekend, min of meer in twee generaties op te splitsen: vader Karstiaen/Christiaan, en zijn drie zonen Diederik/Thierry, Jean en Pierre. Nowé vermeldt een lijst met namen uit de kasselrijhoofdplaatsen Brugge, Gent, Ieper, Veurne, Aalst, Kortrijk, Oudenaarde, Bergen, Cassel, Rijsel, Douai [2]. Hierin vinden we als naamgenoten terug:
Christiaan de Brabandere : 23ste baljuw van Brugge gestart tussen 5 en 8
januari / op 23 april1292
Baljuw van Veurne- januari 1293 16 juli 1295
27ste baljuw van Brugge - vanaf 10 juli 1298
Thierry de Brabandere, chevalier/ridder : baljuw van Gent september 1304-januari 1306
Jean de Brabandere : baljuw van Veurne 14 september 1310
Pierre de Brabandere : baljuw van Oudenaarde 25 september - 11 december 1306
De diensten bij de graaf (prince) zijn in de13de en 14de eeuw een echte loopbaan geworden. Niet te verwonderen dus dat er families ontstonden die meerdere van hun leden leverden als functionarissen voor de grafelijke administratie: in de eerste helft van de 14de eeuw: de familie de Visch (li Pisson), de Menin, de Brabandere, de Vremdre, de Hemsrode; in de tweede helft van de 14deeuw: de Halewijn, de Wilde, Scaec, Machet, Slijp, Vander Zijpe [3]
Karstiaen de Brabandere
Het baljuwsambt wordt door twee constanten gekenmerkt.
Ten eerste de hiërarchie binnen het ambt. Deze blijkt duidelijk uit het bezoldigd karakter en geeft aanleiding tot carrièreopbouw. De baljuw van Brugge ontvangt het hoogste vaste salaris: 240 pond, in drie schijven uitbetaald. In de andere kasselrijen bedraagt het salaris 50 tot 160 pond.
Bij Karstiaen De Brabandere kunnen we echt praten over de opbouw van een carrière. Hij start in Brugge als schout, wat in de stad zoveel als hulpbaljuw betekent. Daarna wordt hij baljuw van Veurne. Hij wordt enkele keren heen en weer gestuurd maar eindigt terug als baljuw van Brugge en het Brugse Vrije. Dit laatste is de gebruikelijke naam voor de kasselrij Brugge. Hij is zeer graafgezind en de graaf houdt hem als vertrouweling duidelijk in functie. We vinden zijn naam vermeld zowel in administratieve als gerechtelijke akten, verbonden aan zijn functie.
Tweede kenmerk van de functie: de verplaatsbaarheid van de baljuw. Dit is nodig omwille van de geest van onpartijdigheid van de baljuw. Ook deze factor speelt goed in op carrièremogelijkheden. Een verplaatsing kan bevordering betekenen, maar ook een stap terug. Meestal werken ze ook een stuk van hun geboortestreek verwijderd. Op die manier hebben ze geen plaatselijke belangen die hun oordeel kunnen beïnvloeden. We zien dit bij Karstiaen de Brabandere, maar bij voorbeeld ook bij de familie Lauwaert: Simon Lauwaert grafelijke baljuw, zowel in Gent, Aalst en Cassel - Jean Lauwaert in Gent en Veurne.
1287 Start als schout van Brugge
------------------------------------------
De naam Karstiaen de Brabandere wordt voor het eerst vermeld in de brugse stadsrekeningen als schout van de stad.
1287-1288 item Christiano Brabantre, scultheto, nomine curialitis per scabinos 20 lib [4]
Januari 1292 baljuw van Veurne
-----------------------------------------
De eerste baljuwsfunctie vervult Karstiaen in Veurne. Zeker in 1292 is hij in functie:
Chrétien la Brabandre, bailli de Furnes, déclare que des vassaux du comte de Flandre, ont décidé, contrairement aux prétentions dArnoul Warnelin, de nieuport, que toute la pêcherie, de la Venepe jusquau lieu dit Garandeppe, doit appartenir à labbaye de Saint Nicolas, de Furnes. Faites et données en lan de grace mils deus cens quatre vins et douze, el mois en jenvier » [5]
Tussen 5 en 8 januari 1292 - gestart als 23te baljuw in Brugge
We vinden hem terug in de brugse stadrekeningen, ditmaal als baljuw van de stad:
1292 1293 - item feria iiia ante Mari evangeliste (=23 april) commodatum Christiano Brabandre, ballivo Brugensi unde burgimagistri habent litteras suas 200 lib [6]
Verder verschijnt de naam meerdere keren in diverse akten, samengaand met zijn functie:
« 17 mei 1292 - Schepenen van het Vrije oorkonden dat Riquard Standart en zijn vrouw Griele gaven aan Diederic die Vos, ten behoeve van de poort Ter Doest, de helft van een rente van 36 s gaande uit landerijen te Lissewege ende vanden welcken helscede vorseid carstiaen die brabandere bailliu van brucghe tien tiden, gaf riquarde vorseid wetteliche ghifte als van heren halven [7]
26 april 1292 schepenen van het Vrije oorkonden dat Carstiaen die Brabandre, baljuw van Brugge, namens de graaf de aan deze toegewezen helft van een door dezelfde schepenen verbeurdverklaarde rente van 36 s s jaars gaande uit landerijen te Lissewege gaf aan Riquard Standard Wie jan van utkerke, jan van poele, ridders, jan van blankenberghe, arnoud f heinemans, jan die brune,jan die weuel, hannoet casekin, jan aket, pieter tollin, jan van caedsand f willems, ende wouter die vos scepen vanden vrien doen te wetene alden goenen die dese letteren sullen sien jof horen lesen dat cam vor ons Carstiaen die brabandre bailliu van brucghe ambocht tien tiden ende gaf wettelicke ghifte riquarde standarde vander rechten helscede van sessende dartich ende dese vorseiden carstiaen die brabandere bailliu van brucghe tie tiden wedde den vorseiden riquarde standarde dese vorseide heltscede [8]
Eén akte is voorzien van een zegel. Op het einde van dit artikel volgt nog wat kommentaar rond het belang van dit zegel.
10 maart 1292 Carstiaen die brabantre, baljuw van Brugge, erkent Wouter Brusch als beheerder van de gronden binnen het Vrije horende bij de Lieve, verworden door de Stad Gent, alsmede van de huizen te Damme die aan Gent toebehoren Ic carstiaen die brabantre bailliu van brucghe te dien tiden dat dese lettren waren ghemaect. Doet teweten allen den goenen die dese lettren sullen sien ende horen lesen. Dat ic meester wouter brusche van gent doe jn al die erve die die van ghent cochten jof ghecreghen in orconscepen van desen lettren bezeghelt met minen zeghele uthanghende die waren ghemaect ende ygheven int jaer ons heeren als men screef sijn incarnatioen dusentich twehondert jaer ende een ende neghentich smaendaghes vor sinte gregoris daghe in die maend van maerte [9]
In januari 1293 en op 16 juli 1295 - terug baljuw van Veurne
Twee keer vinden we een vermelding bij het inventariseren van de verbeurde goederen van Simon Lauwaert. Simon was voorheen baljuw van Veurne (zie hoger).
Inventaris van de goederen gevonden ten sterfhuize van Simon Lauwaert te Veurne, opgemaakt door Christiaen de Brabandere, baljuw van Veurne, samen met de schepenen en de mannen van de Graaf van Vlaanderen 1295 [10]
de leenmannen, schepenen en keurheren van de kasselrij Bergen om de goederen die aan Simon Lauwaert (in de kasserij Bergen) hadden toebehoord terug te geven aan de graaf 9 mei 1295 « Che sont les biens ke Chrestiens le Brabantre, bailli de Furnes, avec eskevins et les hommes monsegneur de Flandres, trova en le maison de Symon Lauward à furnes » « Nous Jehans dou Poule, chevaliers, Kerstiens le Brabantre, Baudewins dou Gardin, Wautiers dou Poule, Jehans le Vos, de Aremboutscapple et Clais Druicivin, hommes monseigneur le conte de Flandres, li dis Jehans dou Poule, Kerstiens le Brabantre, Wautier dou Poule et Baudewins Puls et Wautiers le Pintries, eskevins et corier dou teroir de Berghes faisons savoir à tous ki pardevons nous à Berghes ki les biens Symons Lauwaert, gisans en le castelrie de Berghes « [11]
Bij deze laatste tekst staat in voetnoot vermeld:
Deze schepen Kerstiens en baljuw Chrestiens zijn vermoedelijk vader en zoon, daar de functies van schepen en baljuw niet terzelfdertijd door één persoon kunnen worden bezet. [12]
Karstiaen wordt nog meerdere malen vermeld in de brugse stadsrekeningen terwijl hij baljuw is in Veurne. Het betreft hier vermeldingen bij het uitbetalen van zijn wedde: 200 pond voor de baljuw van Brugge:
1292 1294 -item Christianus Brabantre, per litteras suas loquetes de 200 lib, 100 lib [14]
« 1294 1295 -item debet Christianus Brabantre per litteras suas loquentes de 200 lib, 100 lib » [15]
Nog enkele teksten waarin Karstiaen als baljuw van Veurne optreedt :
Guy, comte de Flandre, charge Chrétien li Brabandre, bailli de Furnes, de recevoir le transport de la dîme de Stavele, fait par Gilbert, châtelain de Bergues au profit de labbaye de Saint Nicolas, de Furnes. Faites et données en lan de grace mcc quatre vins et xiiii, le merkredi nuit de la Magdelene » [16]
« Guy, comte de Flandre, consent à ce que Chrétien li Brabantres, son bailli de Furnes, vende à labbaye de Saint Nicolas, de cette ville, trois mesures de terres, situées à Furnes. Faites et données à Winendale, en lan de grace mcc
quatre vins et quinze, le semmedi après le Division des aposteles » [17]
De baljuws voeren geregeld onderzoeken uit in opdracht van de graaf en het grafelijk hof. Hiervan wordt achteraf verslag uitgebracht.
Enquête tenue par Sohier de Bailleul et Chrétien le Brabantre, bailliu de Furnes, par suite de lappel fait en la cour du comte de Flandre, contre six hommes de Madame du Pont-Reward (Rousbrugghe) du chef de faux jugement. Quatorze témoins sont entendus 14 september 1294 » [18]
« Chrétien de Brabander, baljuw van Veurne, verklaart na een onderzoek verricht op aanvraag van de graaf en zijn raad : Jou recheutes et entendeies et miset en escript les demandes et responses et oyes et examinées diligaument les dispositions de lor tesmoins les reportai enclos en escript desous mon saiel à Bruges, as contes des bailius darrainement passés devant les foiaules gesn mon dit signour « [19]
Onder het regime van graafGwij van Dampierre groeit in Vlaanderen het ongenoegen van de bevolking omwille van de belastingsstijgingen en het ontnemen van een aantal voorechten aan de grote steden. Hierdoor stijgt de spanning tussen leenheer en leenman tot de top. In 1297 stelt de franse koning, Philips de Schone, toezichters aan in de steden Rijsel en Ieper. Hij verbeurt zelfs het graafschap en maakt van de situatie gebruik om Vlaanderen bij Frankrijk in te lijven. Daarbij zoekt hij steun in de kasselrijen Bailleul, Bergues, Bourbourg en Cassel. Vooral de kasselrijen Bailleul, Bergues en Veurne blijven de graaf steunen. Veurne met Karstiaen de Brabandere aan het hoofd. Bailleul en Cassel worden door de Fransen ingenomen. Vanuit Veurne gaan de Vlamingen de franse legers tegemoet. Bij het kasteel van Bulskamp wordt slag geleverd. Daarbij wordt het vlaamse leger verslagen. De steden geven zich over. Philips de Schone verbeurt na de strijd heel wat goederen van hen die de graaf hebben gesteund. De goederen worden geschonken aan zijn getrouwen.[20]
Enkele personen, graafgezinden, van wie de goederen worden verbeurd verklaard: Bauduin de Quadypre, zoon van de vroegere baljuw van Veurne -
Chretien de Brabant, in 1296 schout van Brugge (zie verder) -
Guillaume le Poisson, kapitein van Bergues - Ingelram de Bierne en Catherine, baljuw van Bergues allen dus verbonden met de kasselrijen Bergues en Veurne. Enkele personen, koningsgezinden, aan wie de goederen worden geschonken: Jan en Symon Lauwaert, beiden baljuws geweest in Cassel. Simon wordt daarna opnieuw baljuw van Veurne.
Een deel van de goederen van Karstiaen de Brabandere (57 mesures de terre et le manoir et molin de Quadypre bij Bergues) worden op 28 juli 1298 in Lille geschonken aan Boudewijn van Zegers-Kapelle. Belangrijk is dat Karstiaen, en ook de familie de Brabandere, hiermee voor het eerst aan de stad Sint-Winoksbergen kan worden gekoppeld :
Raoul de Clermont, lieutenant du Roi de France, donne à Boudouin de Sohier-Capiele ou Zegers-Capple, le manoir et les terres situés à Quaedypre, qui avaient été confisqués sur Chrétien le Brabantre. Donné à Lille en Flandre, lan de grâce mcciiixx xviii, le lundi après le Saint Jake et Saint Christophe » [21]
« Chrestien de Brabandere, voordien baljuw te Brugge, 1298, werd als klauwaard uit zijn functies uitgeschakeld en zijn goederen geconfiskeerd, toen Filips de Schone Vlaanderen bezette [22]
Eén keer wordt Karstiaen in deze context zelfs burggraaf van Veurne genoemd :
de burggraaf van Veurne steeds partijganger van de graaf is gebleven burggraaf van Veurne zou toen Christiaan de Brabantre geweest zijn wiens goederen aan Boudewijn van Zeggerscappel geschonken werden Christiaan de Brabantre, edelknaap [23]
De Vlaamse graaf houdt zijn getrouwen in dienst en zo zien we dat de graaf aan Karstiaen ook macht in Gent wil geven (hem daar als baljuw benoemen ?). De Franse koning zal dit natuurlijk niet laten gebeuren:
conséquement Philippe le Bel mana au comte de faire cesser les pouvoirs quil avait donnés à son bailli, un certain Chrétien, sans doute Chrétien de Brabander, pour administrer la ville de Gand ; mais le comte sy refusa et maintint son bailli en functions. Alors le Roi, sur la prière des bourgeois, se décida à rétablir le gardie quil avait rapellé, en janvier 1296 chevalier Aubert de Hangest devait destituer le bailli et les sergents établis à Gand par Gui de Dampierre, empêcher de les remplacer » [24]
En terug (27ste) baljuw van Brugge
------------------------------------------
Korte tijd daarna zien we Karstiaen alweer optreden als brugse baljuw.
De mannen van de Graaf van Vlaanderen oorkonden dat broeder Willem van Bonem, ridder, alle lenen horend bij het Goed van Bonem en gehouden van de graaf, verkocht heeft aan Bouden van Dudzele, en dat de leenoverdracht door Karstiaen de Brabandere, baljuw van Brugge, ten overstaan van hen wettelijk is geschied (Damme 2 februari 1297): [25]
Dat broeder Willem van Boneem ruddere cam vor ons ende vor Karstiaene den Brabandere tien tiden Bailliu van Brucghe. Als dien mijn Here Guyot Grave van vlaendren hadde gheset in sine stede wetteliche alle dinghen te doene die hier naer beschreven staen Daer so maende ons die karstiaen die brabandere tien tiden bailliu van brucghe jof hie so wettelike ghedaen ware in mijns heren sgraven stede van vlaenderen van dese dinghen dat hie macht hadde wet te doene van desen sticken wetteliche in handen, karstiane den brabandere baeliu van brucghe vorseid ende wetteliken maenre van desen dinghen [26]
De naam van Karstiaen komt ook alweer voor in de brugse stadsrekeningen:
1297 1298 item debet Christianus Brabantere litteras suas 50 lib [27]
1298 1299 -item Christianus Brabandre 50 lib [28]
Op 10 juli 1298 vinden we Karstiaen voor het laatst als baljuw van Brugge bij het uitvoeren van een onderzoek :
Anno 1298, 10 juillet - Enquête ouverte par Chrétien le Brabantre, bailli du Franc et Gillion, dit le Clerc, bailli de Gand, à ce commis par le comte de Flandre, sur le meurtre de Guillaume Kalewart, qui fut tué dans la ville dArdenbourg, au marché aux chevaux, meurtre que Wautier de Quikre, bailli dArdenbourg, était accusé davoir fait commettre par ses sergents cette enquête eut lieu en léglise de Notre-Dame, à Ardenbourg, en présence de ladverse partie » [29]
Of in originele versie:
« cest li enqueste fait par Chrestien le Brabandre, bailli dou Fran(c) et Gillion dit le clerc, baillu de Gant, et dou commant (mon)d signeur le conte de Flandres, dendroit de le mort Willaume Kalewart, kif u ochis en le viledArdenborch sour le markiet des chevaus, lecuel on mait sur Wautier le Quinkre, baillu dArdenborch » [30]
Diederik de Brabandere
Diederik de Brabandere is de eerste van de grafelijke baljuws uit de tweede generatie binnen de familie de Brabandere. Deze Diederik is ook alweer een typisch voorbeeld van hoe een grafelijk baljuw zijn carrière kon opbouwen. Hij start vanuit een hoge militaire functie, om van daaruit, na bewezen diensten het administratieve-gerechtelijke baljuwsambt te vervullen. Zoals vele grafelijke baljuws behoort hij tot de lage adel, met de titel ridder/chevalier.