De volgende dag toen ik wakker werd, probeerde ik te luisteren of ik haar matras hoorde bewegen in de kamer hier naast.
Ik kon niet achterhalen of ze nu snurkte of ze in haar slaap praatte.
Even later achter het ontbijt zat Steen mijn glazen af te kuisen.
Ze zei dat ik een nieuwe ijskast nodig had en dat ik ook eens de sofa moest af stoffen.
Ik zei niets, keek naar haar en zag hoe ze de glazen beter rangschikte in de kast dan mij.
Het maakte mij blij, die kleine handelingen die Steen voor mij deed.
Ik was ook blij dat er eens werk werd gemaakt van het op orde brengen van mijn pannen.
Ik begon te huilen en kreeg een schouderklop van een goede vriend.
Ze zei of alles wel met mij goed ging.
Ik zei dat alles perfect ging, dat alles wat ze deed mij gelukkig maakte.
|