In Niemandsland waait de wind IJzige ogen staren staalhard naar de overkant Rotte voeten ploegen diepe littekens in wat eens akker was, thuis was
En weer een laatste keer schrijft een soldaat Zijn vrouw, zijn ongeboren kind, zijn wanhoop, weg
spoelt alle hoop Wind vecht onpartijdig
Een sluipend groen dekt het vermoeide staren
De wind strijdt zijn eigen strijd en wint
Het is stil in Passendaele
Maar de wind waait verwijten
Altijd iemands vader, altijd iemands zoon Nooit te vergeten
In de stilte dwalen zij die niet willen vergeten Tussen de eindeloze rijen wit aan wit
De zon streelt haar laatste glans over de dood, nog een laatste keer Raakt mijn hand de stille graven Raakt mijn hart het stille vragen
Grauwe nagels klauwen in de draad Niets tussen hem en zijn vrouw Tenzij andermans haat
Als alle hoop donker wordt en
Van ontbering half te mogen sterven Maar net niet
Om toch leeg te bloeden in Het krijsen van je vrouw De doffe ogen van je kind
En het is daar dat je vindt Hoe een mens een mens haat
Grauwe nagels klauwen in de draad
Ik bijt mij vast in de aarde Zoek kracht waar enkel modder ligt
Mijn vaders akker, versneden en vertrapt Mijn geboortegrond
Verkracht Speelplein van Dood en miserie
Desolaatheid en leegheid van leven Ik kan het niets voelen Het sluipt in de graven Van wat nu nog heet
Thuis
Het staren uit de ogen
Door het verste eind
De angst kruipt langs
Dichte aders als vaders zicht verdwijnt
Op verste verten
Paniek in je vecht
Klampt en hoop
Verdampt
Als adem in een barre winter
Want ginder, ten strijde
Loopt wie nooit had Mogen gaan Naar wat nooit had
Mogen zijn
Hem rest pijn
En lengten van tijden
Een hand in de aarde
Het zoeken van zo weinig meer
Want wat blijft na het gaan der seizoenen
De papaver en dan de maden
Hier viel meer dan enkel de zaden
En hoe nu verder raken
En waar naar toe
Het verdriet wordt moe
Te wegen op de lege plek
Aan tafel
Koortsig te knagen
Aan de ziel De reisgezel die niet
beviel
Een oude traan rolt gekerfd
Langs welgekende wegen
Uit het leven te zijn vergeten
Enkel het stille beven
Is gebleven En kwade dromen
Ik kom vaak ongelegen
Het wit van zijn ogen zeilt
En wikkelt zich in zee
Ik hijs zijn laatste adem
Een witte vlag
Hier mag
Maar ik moet
Op kousenvoet
Droomt hij in
Mijn slaap
Ik ontwaak in wat ik zie
Ik keer
Wil kijken naar wat was
Maar ik voel niet meer
Dan de gloed van zee
Ik ben te weinig
Te leeg
herinnering
Een fout vertrouwen
Een gezicht in golven
Het wrede wachten
Weet geen tijd
Tenzij altijd
10-10-2007 om 00:00
geschreven door bart pilate 
|