Deze titel had ik al lang in gedachten. Hij schoot door me heen toen ik enkele maanden geleden in Marokko aan het begin van een prachtige afdaling stond, en ik mijzelf beloofde hier terug te keren met de motor. Het draaide anders uit, maar de titel bleef bruikbaar zij het in een andere betekenis.
Vrijdagmorgen, 8 januari treffen we elkaar in de luchthaven van Fes. De motoren hebben op een aanhanger de reis gemaakt, wij zijn veel comfortabeler per vliegtuig overgevlogen. Op de parking worden de motoren afgeladen en kleden we ons om. De laatste dagen heeft het hier fel geregend, maar het ziet er naar uit dat we het even droog kunnen houden nu. In de verte hangen wel donkere wolken boven het Atlasgebergte. We besluiten de regenpakken nog niet aan te doen om de weergoden niet te provoceren.
Eerst nog voltanken, en als we daar net mee klaar zijn komt Werner langs om te zeggen dat we een andere route dan die we eerst hadden afgesproken moeten nemen, die is afgesloten wegens hevige sneeuwval. Nu gaan we dus via Sefrou over de Atlas. Even daar voor bij is de weg eveneens verspert, en de politie laat niemand door.
Na wat gepraat mogen wij met de motoren toch door, met de belofte dat we terugkeren als het niet lukt. Niks aan de hand eerst, van thuis zijn we ook wel wat sneeuw gewoon. Hoe hoger we rijden, hoe witter het echter wordt, tot uiteindelijk de baan volledig dichtgesneeuwd ligt. Vanaf hier wordt het echt uitkijken, want op de hoogvlakten heeft de wind de sneeuw op hopen van zon 20 cm geblazen. De wind blaast de sneeuw ook door de kieren van mijn helm binnen, zodat het vizier van binnen bevriest. Als de ondergrond dan ook nog bevroren is val ik de eerste keer om. Niks erg, de motor en ik zijn goed beschermd, en de snelheid is laag. We komen enkel nog autos tegen met sneeuwkettingen, de andere zitten vast in de berm. Verderop komt ons een sneeuwruimer ons tegemoet. In eerste instantie ben je daar blij om dat er nu minder sneeuw ligt, nadeel i s dat de bevroren ondergrond nu volledig bloot ligt met klompen sneeuw er bovenop. Weer onderuit. Zo gaat het nog een 20-tal kilometer verder tot we in een dorpje komen, Boulemane. Daar is de klimmende hoofdstraat spekglad, we zien de voetgangers voor ons uitglijden. Aan de kant een bordje route barré, maar dat kennen we al van de vorige post.
Hier is het menens, de slagbomen zijn op slot, en de wachter is niet om te praten. We moeten wachten tot er een
konvooi met sneeuwruimer passeert, misschien vanmiddag nog, of morgenvoormiddag. Terug is ook geen optie, want de pas achter ons is ook dichtgesneeuwd. Daar het al 16.00h is besluiten we maar wat te eten in het
lokale restaurant. Soep, kip met friet maar eerst thee natuurlijk. De dames zetten de kachel dicht bij ons en willen hun klanten duidelijk verwennen. Voor de jeugd buiten zijn de motoren en quad een attractie, en ze komen beleefd vragen of ze fotos mogen nemen. Het wordt nu duidelijk dat we hier vastzitten, dus moeten we een
onderkomen vinden. Er is geen hotel hier, enkel een vakantiepark met enkele logementen; kleine stenen gebouwtjes, 3 bedden er in, geen dekens, geen verwarming. We gaan nog even in het politiekantoor informeren, maar die weten ook niks. Wel kunnen ze ons aan gesmokkelde wodka helpen tegen 1 dollar per fles. Uiteindelijk komt de burgemeester met een oplossing, hij heeft plaats gevonden bij iemand thuis. De motoren kunnen in een schuurtje staan, wij worden via een klein stalletje en een betonnen trap in de woonkamer geleid.
We krijgen de keuze uit 2 onverwacht grote en rijk versierde kamers. Bescheiden als we zijn opteren we voor de
grootste. Rondom de kamer staan grote zitbanken waarop we comfortabel kunnen slapen. Maar natuurlijk niet vooraleer we thee gedronken hebben, en dan nog koffie met een schaal zelfgebakken koekjes, en nog thee. Dan word volgens ritueel de handen gewassen, en moeder en vrouw van gastheer Moustapha komen uit de keuken met de ene na de andere grote schotel met eten. De oude houtkachel wordt regelmatig bijgevuld met grote blokken, de koude weg is lang vergeten. We krijgen nog bezoek van een official die onze gegevens wil registreren op de achterkant van een oud papiertje, 2 politieagenten komen nog eens vragen of we die wodka echt niet willen, en ook de broer van Moustapha wil ons eens komen bekijken.
Zo wordt het gezellig laat, en de lange dag begint door te wegen. We worden in bed gestopt en om de nacht door te brengen krijgen we elk 4 dikke dekens die netjes ingepakt zijn. Het lijkt veel, maar zelfs met onze kleren aan liggen we nog niet te zweten in deze onverwarmde ruimte. Net als we in bed zitten valt de elektriciteit uit, maar de kaarsen staan klaar want dit zijn ze hier gewend. Voor ons maakt het niet meer uit, onze ogen zijn al toe.