Het eerste seizoen van de Belgische nationale competitie werd door de UBSSA ingericht in 1895/96. De competitie bestond slechts uit zeven clubs, waarvan er vier uit het Brusselse kwamen. De eerste landstitel ging naar FC Liégeois. De volgende jaren kwamen en verdwenen enkele clubs; er bestond echter geen echt systeem van promotie of degradatie naar de nieuwe lagere reeks, waar ook de reserveteams van de clubs uit de hoogste reeks speelden. In 1898/99 werd een nieuwe reeks gecreëerd met enkele clubs uit Oost- en West-Vlaanderen, zodat deze Vlaamse clubs hun verplaatsingskosten naar het binnenland konden vermijden en toch deelnemen aan de nationale competitie van de UBSSA. De winnaar van de Vlaamse reeks speelde tegen de winnaar van de normale reeks om de landstitel. Na twee jaar werd in 1900 weer gespeeld in een reeks met clubs van over het hele land, men sprak ondertussen van de "Ere Afdeling". Het aantal clubs bleef echter jaar na jaar groeien, zodat men in 1901/02 de competitie weer opsplitste, maar nu in twee evenwaardige gemengde reeksen. In 1904 keerde men dan definitief terug naar het systeem met één reeks. Vanaf 1905 hield men dan het aantal clubs vast op 10, de laatste in de rangschikking degradeerde op het eind van het seizoen naar de Eerste Afdeling. In 1908 werd het aantal ploegen opgetrokken tot 12 en vanaf 1911/12 degradeerde ook de voorlaatste in de rangschikking.
FC Liégeois had na de eerste vier seizoenen van de competitie reeds drie landstitels behaald. Het eerste decennium van de 20ste eeuw werd echter gedomineerd door clubs uit de hoofdstad, en Union Saint-Gilloise en Racing Club de Bruxelles verdeelden de titels onder elkaar. Bij het begin van de jaren 10 slaagde Cercle Brugge er als eerste Vlaamse club in kampioen te worden. Daarna trad met Daring Club de Bruxelles nog een andere Brusselse club op de voorgrond. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd geen competitie meer ingericht. Pas vijf seizoenen later, in 1919/20, werd weer een officiële competitie gespeeld. Dat seizoen behaalde Club Brugge zijn eerste landstitel. Het zou nog een halve eeuw duren eer deze club een volgende titel haalde en één van de nationale topclubs werd.
In 1921 werd de competitie nogmaals uitgebreid, ditmaal tot 14 clubs. Waar in de aanvangsjaren het Luikse en daarna het Brusselse voetbal succesvol waren, trad in de jaren 20 eindelijk ook het Antwerpse voetbal op de voorgrond. Beerschot AC haalde vijf landstitels, en ook Antwerp FC en Liersche SK slaagden er rond 1930 in te zegevieren. Met nog twee nieuwe landstitels voor Cercle Brugge, wonnen gedurende die periode slechts twee clubs uit de hoofdstad een titel. Halverwege de jaren 30 traden de Brusselse clubs Union en Daring nog eens op de voorgrond. Vooral Union werd in die periode legendarisch. De ploeg slaagde er in om van 1933 tot 1935 gedurende 60 competitiematchen op rij ongeslagen te blijven; een record waar de ploeg toen de bijnaam Union 60 aan overhield. Op het eind van de jaren 30 won Beerschot nog twee titels, maar toen brak de Tweede Wereldoorlog los.
Ondanks de oorlog werd er toch gevoetbald en de Antwerpse clubs bleven succesvol. Niet alle competities verliepen echter vlekkeloos. In 1939/40 en 1944/45 werd de competitie niet volledig afgewerkt. In 1940/41 werd er een officieuze competitie gehouden, die door Lierse werd gewonnen. Het seizoen erop werd een volwaardige competitie gespeeld, waarin Lierse ditmaal een officiële titel pakte. Ook de volgende twee seizoenen werd een officiële competitie gespeeld. In 1943 won een andere club uit de provincie Antwerpen zijn allereerste titel, namelijk KV Mechelen. Kort na de oorlog werd deze club nog twee maal kampioen. Ook Antwerp pakte tijdens de oorlog nog een landstitel. In 1942 had men de competitie opnieuw uitgebreid met twee clubs, zodat er nu 16 ploegen in de hoogste afdeling speelden. In het eerste seizoen na de oorlog werden de clubs die tijdens de oorlog gedegradeerd waren toegelaten tot de Ere Afdeling, zodat de competitie 19 clubs telde, maar na twee seizoenen werd dit weer naar 16 afgeslankt.
Na de oorlog veranderde het voetballandschap verder. De vele traditionele oude Brusselse topclubs zakten weg; een jongere Brusselse club kwam op de voorgrond treden, en zou zijn stempel drukken op het Belgische voetbal, namelijk RSC Anderlecht. Die club pakte in 1947 zijn eerste titel, er zouden er vele volgen. In 1950/51 eindigden twee clubs bovenaan met evenveel punten. De club met het minst nederlagen werd echter hoogst gerangschikt, en zo werd Anderlecht dat seizoen kampioen ten voordele van Berchem Sport. Anderlecht domineerde verder het voetbal in de jaren 50, maar desondanks slaagden nog heel wat andere clubs er in de landstitel met de landstitel te gaan lopen. RFC Liégeois won na een halve eeuw nog eens twee landstitels en ook Antwerp en Lierse pikten nog een kampioenschap mee. Tegen het eind van de jaren 60 ging een nieuwe topclub de concurrentie aan met Anderlecht, de Luikse club Standard Luik. De club had een lange geschiedenis in de hoogste afdeling, maar werd pas in 1958 voor het eerst landskampioen.
In de jaren 60 verdeelden Anderlecht en Standard de titels onder elkaar. Van 1964 tot en met 1968 werd Anderlecht vijf maal op rij kampioen. In de jaren 70 waren de grootste successen in de Eerste Klasse voor Club Brugge. Na een halve eeuw pakte de club in 1973 zijn tweede landstitel, er volgden er nog 4 dat decennium. In 1975 ging het kampioenschap na vele jaren nog eens naar een andere Brusselse club: RWDM. De club was een fusieclub waarin onder andere oude glorieën Racing Club en Daring Club waren opgenomen. In 1974 had men de competitie fors uitgebreid van 16 naar 20 clubs. Na twee seizoen had men dit echter herleid tot 18 clubs.
Rond 1980 kende het relatief kleine SK Beveren een glorieperiode, toen de club in 1979 en 1984 kampioen werd. Standard en Anderlecht voegden nog enkele titels toe aan hun palmares. Op het eind van de jaren 80 had KV Mechelen een sterke ploeg en kende kortstondig succes gedurende enkele seizoenen. De club slaagde er na 40 jaar nog eens in kampioen te worden en ook in Europa zegevierde men.
Vanaf de jaren 90 werden Club Brugge en RSC Anderlecht de absolute top in de Eerste Klasse. Jaarlijks ging één van beide clubs met de titel lopen. Enkel Lierse slaagde in 1997 te verrassen en met een titel te gaan lopen, en ook KRC Genk kende zijn eerste successen. Genk was pas in de jaren 80 uit een fusie ontstaan en pakte rond de millenniumwissel twee maal de titel. In 1995/96 werd ook in de Eerste Klasse het driepuntensysteem ingevoerd.
In maart 2008 bereikten de eersteklassers een akkoord om een competitiehervorming door te voeren. Deze hervorming zou vanaf het seizoen 2009-2010 ingevoerd worden. Door de nieuwe hervorming zullen er maar zestien clubs meer actief zijn in de hoogste afdeling. Na 30 speeldagen zullen er op basis van de eindrangschikking play-offs worden gespeeld, waardoor er tien extra speeldagen zullen zijn. De eerste zes ploegen spelen play-offs met als inzet de titel. De winnaar van de play-offs tussen de nummers zeven en veertien zal een barragematch spelen tegen de vierde of de vijfde uit de eindstand, met inzet een ticket voor de UEFA Cup. Dat hangt af van wie er bekerwinnaar werd. Hoe de Europese tickets precies verdeeld zullen worden, valt nog af te wachten van hoeveel België er zal krijgen. Het is nog onzeker over de manier waarop de hervorming van achttien naar zestien clubs zal verlopen. Daarover zou later worden overlegd met de tweedeklassers.
|