Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    13-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Moabietische steen van koning Mesa – een buiten-Bijbelse getuige.

    2 Koningen 3:1 Joram nu, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria, in het achttiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaren. 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, doch niet gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dat opgerichte beeld van Baäl weg, hetwelk zijn vader gemaakt had. 3 Evenwel hing hij de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, aan, die Israël deed zondigen; hij week daarvan niet af. 4 Mesa nu, de koning der Moabieten, was een veehandelaar, en bracht op aan den koning van Israël honderd duizend lammeren, en honderd duizend rammen met de wol. 5 Maar het geschiedde, als Achab gestorven was, dat de koning der Moabieten van den koning van Israël afviel. 6 Zo toog de koning Joram ter zelfder tijd uit Samaria, en monsterde gans Israël. (Statenvertaling)

     

     

    Van de hierboven in de Bijbel vermelde koning Mesa van Moab, is een stele bewaard gebleven, waarin deze Moabietische koning naar Omri en zijn geslacht van het tienstammenrijk verwijst.

    Het is een zogenaamde buiten-Bijbelse verwijzing naar een koning van Israël en voor sommigen aldus van grote waarde. Chronologisch gezien echter leverde de berichtgeving op de steen aanvankelijk heel wat problemen op.

    De stele werd anno 1868 door de Duitse zendeling F.A. Klein, in Trans-Jordanië gevonden en bevind zich tegenwoordig in het Louvre. De steen is beschadigd en dit als gevolg van het feit dat lokale Arabieren na het bekendmaken van de vondst in 1868, de steen hebben laten springen door verhitting. De gedachte moet geweest zijn dat aangezien Europeanen er belang aan hechtten, er misschien een schat in verborgen was. Dank zij een eerder gemaakte gipsafdruk door F.A. Klein, konden later de stukken op de juiste plaats weer samengevoegd worden. Hierna volgt een gedeeltelijke vertaling (enkele letters zijn onleesbaar en de zin van enige woorden niet zeker):

     

    “Ik ben Mesa, zoon van Kamos-.., koning van Moab, uit Dibon afkomstig. Mijn vader is koning geweest over Moab dertig jaar en ik werd koning na mijn vader en ik maakte deze offerhoogte in Karko.. omdat hij mij gered heeft van alle koningen en mij heeft doen neerzien op al mijn haters. Omri, de koning van Israël, hij verdrukte Moab vele dagen, want Kamos was vertoornd op zijn land. En zijn zoon (Achab) volgde hem op en ook hij sprak: Ik ga Moab verdrukken. In mijn tijd sprak hij deze woorden, maar ik heb hem en zijn huis overwonnen…Omri had het land van Medeba bezet en Israël woonde daarin in zijn tijd en in de helft van de tijd van zijn zoon(Joram) veertig jaar….”

     

     

    Na de dood van Achab verhaalt het Bijbelboek 2 Koningen hoofdstuk 3, stopt de schatplichtige Mesa met zijn jaarlijkse betalingen aan Israël en geraakt alzo in conflict met Joram. Vanuit chronologisch oogpunt is het belangrijk de vermelding op de Moabietische steen van een periode van veertig jaar verdrukking, op de tijdsbalk in harmonie met de Bijbelse chronologische gegevens, te verankeren.

    Op het eerste gezicht namelijk lijkt een periode van veertig jaar Israëlitische verdrukking van Moab, niet met de Bijbelse chronologische gegevens te passen. De seculiere revisionist Dr. Immanuel Velikovsky wist met de veertigjarige vermelding geen raad en trok zelfs de Bijbelshistorische berichtgeving omtrent deze koningen in twijfel (Eeuwen in Chaos, 1952, hoofdstuk 6, Achab of Joram: twee versies in de Bijbel).

     

    De Moabietische steen vermeldt namelijk een periode van veertig jaar voor drie koningen van Israël. Wanneer we vanaf het eerste jaar van Omri in 920 v. Chr. tot aan de derde opvolger Ahazia hun regeerperioden samentellen, verkrijgen we slechts drieëndertig jaar. We kunnen er echter met zekerheid vanuit gaan dat koning Ahazia van Israël in Moab onbekend was. De berichtgeving in de Bijbel over hem is kort, drie verzen slechts, en dan nog zeer negatief. Hij stierf voortijdig na een ziekte ten gevolge van een val door het tralievertrek van zijn boven-verblijf te Samaria, na een regeerperiode van slechts twee jaar. Een andere zoon van Achab nam daarop de scepter in het tienstammenrijk over: Joram. Het is deze koning die tegen het afvallige Moab zou oprukken, en de kleinzoon van Omri is, waar de Moabietische steen naar verwijst.

    In mijn reconstructie zoals uiteengezet in TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: Kroniek van koning Josafat van Juda, blz. 237-241, zitten er exact veertig jaar tussen het einde van de regering van Josafat in 880 v.Chr. en het begin van de regering van Omri in 920 v.Chr.

    Op de bijgevoegde chronologische schema ’s in mijn boek op blz. 224, 230, 232 en 236 is de periode van veertig jaar via de regeerperiode van de Israëlitische koningen uitgetekend. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De ontdekker van de Moabietische steen F.A. Klein, was een Elzasser en een Protestants zendeling. Het jaar van de ontdekking was anno 1868. In 1868 maakte de Elzas, de provincie waar Klein geboren werd, deel uit van Frankrijk en dit sinds de zestiende eeuw, toen een zich naar het oosten en noorden uitbreidend Frankrijk, het gebied opslokte en annexeerde. Het was de Frans-Duitse oorlog van 1870/71 dat maakte dat dit Duitstalige gebied opnieuw deel ging uitmaken van de Duitse eenheidsstaat, door de legendarische Bismarck gevormd. Het gebied is lange tijd een twistappel tussen Duitsland en Frankrijk geweest. Vandaag maakt de Elzas deel uit van Frankrijk en heeft de Bondsrepubliek Duitsland alle gebiedsverlies als gevolg van de twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw, aanvaardt.

     

    In de geest van vele onderzoekers is dit echter geen vanzelfsprekendheid. In studies over de oudheid en met name de Moabietische steen, is de nationaliteit van F.A. Klein niet altijd onmiddellijk te achterhalen. Duitse onderzoekers noemen hem voornamelijk een Duitser of Elzasser. Andere onderzoekers vermelden eenvoudig weg de nationaliteit niet, of noemen hem een Europeaan.

    Klein was Duitssprekend, net zoals die andere beroemde Elzasser; Albert Schweitzer. Schweitzer was bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog als protestants zendeling en als arts werkzaam in Frans Kongo. Theoretisch was hij een Fransman, maar werd desalniettemin als ‘Duitser’ door de Franse autoriteiten in een concentratiekamp in Afrika, geïnterneerd. Ik haal dit als voorbeeld aan ter illustratie van de gevoeligheden die zich kunnen voordoen bij het bestuderen van het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid. En de geschiedenis van Schweitzer ligt slechts honderd jaar achter ons.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    13-10-2015 om 08:56 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pre-dynastieke periode van het oude Egypte in het licht van het Bijbelboek Genesis

    In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, breng ik in de eerste hoofdstukken een geschiedschrijving die op het Bijbelboek Genesis gebaseerd is en een verklaring geeft voor het ontstaan van de Egyptische beschaving. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    Het beginpunt van mijn werk is de zondvloed of grote vloed die in 2341/2340 v. Chr. gedateerd wordt, en dit op basis van het chronologisch werken met de Bijbelse sabbat- en jubeljaren (volgens de rekenwijze van William Whiston) in verbinding met de geslachtsregisters van Genesis. Vervolgens heb ik de datering van de spraakverwarring berekend en op de tijdsbalk geplaatst in het jaar 2239 v. Chr. Het is vanaf dit laatste jaartal dat de kolonisatie van Egypte door de nakomelingen van Noach een aanvang neemt. De nakomelingen van Noach en hun geschiedenis vinden we in het Bijbelboek Genesis opgetekend vanaf hoofdstuk 10:

    Genesis 10:1 Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham en Jafeth; hun werden namelijk zonen geboren na de vloed.

     

    Het Bijbelboek Psalmen heeft twee verwijzingen naar Egypte als het land van Cham.

    Psalm 105: 23 Daarna kwam Israël in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.

    Psalm 78:51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham.

     

    Het prille begin van de Egyptische beschaving heeft volgens de Bijbel haar oorsprong bij een van de drie zonen van Noach; Cham en diens nakomelingen. Zij zijn identiek met de door de moderne Egyptologie tot mythe verklaarde god-koningen die voor de eerste farao Menes, over Egypte heersten. De bekende Palermo-steen (zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz.73-75) verhaalt over een lijst van een honderdtal god-koningen, die start met de Egyptische god Horus. Volgens deze geschreven Egyptische primaire bron heeft de eerste farao Menes het bewind over Egypte, van deze god-koningen overgenomen. Toen de oudheidhistoricus Herodotos in de vijfde eeuw v. Chr. Egypte bezocht en met de priesters aldaar sprak, kreeg hij dezelfde geschiedenis te horen:

    “Toch is Egypte voor de tijd van die mannen door goden bestuurd die te midden van de mensen leefden. Nu eens had de een dan weer de ander de macht en de laatste van hen was Oros, de zoon van Osiris. Deze heette Apollo in het Grieks; hij heeft Tyfon ten val gebracht en daarna als laatste god de troon bestegen. Osiris kun je aan Dionysos gelijkstellen”. Herodotos Boek 2:144

     

    De Bijbelse Cham was een van de acht overlevenden van de grote vloed en was aldus nog tijdens de pre-zondvloedperiode van de aarde geboren. Wat vooral opvalt wanneer men de Genesis-geslachtsregisters bestudeerd, zijn de hoge leeftijden van de zogenaamde aartsvaders. Noach bijvoorbeeld, leefde nog tot 350 jaar na de grote vloed (Genesis 9:28). Van zijn zoon Sem, en broer van Cham, staat een leeftijd opgeschreven van zeshonderd jaar (Genesis 11:10-11), waarvan 502 jaar na de Vloed. We kunnen aannemen dat ook Cham en zijn onmiddellijke nakomelingen zulke lange leeftijden hadden. Deze mensen kwamen daarenboven uit een beschaving zonder weerga, met een tot dan toe bewaarde kennis die samen met hun hoge leeftijden, hen in de ogen van mensen wier leeftijd tot zeventig en tachtig jaar (Psalm 90:10) herleidt was, tot schijnbaar onsterfelijke goden maakten. Het is aldus logisch te concluderen dat de god-koningen van de Palermosteen stervelingen waren, en afstammelingen uit de lijn van Cham. Cham en zijn nakomelingen namen overigens zelf, in afwijzing van het verbond van de HERE God met Noach, de status van goden aan. Dat blijkt o.a. uit het Gilgamesj-epos dat leert dat Gilgamesj, de koning van Oeroek, twee-derde god was en een derde mens. Dit maakt deel uit van de in het Bijbelboek Genesis beschreven rebellie ten tijde van Nimrod, de kleinzoon van Cham.

     

     

    Het begin van hun beschaving plaatsen we volgens het Genesisbericht in het land Sinear, in het tweestromenland. Het was pas toen Peleg (in de lijn van Sem) geboren werd (Genesis 10:25) dat de aarde onder de nakomelingen van Noach verdeeld werd. De spraakverwarring was hier een belangrijke drijfveer. Wat hier aan voorafging was de bouw van de eerste stad en toren door Nimrod, de kleinzoon van Cham in afwijzing van het verbond van de HERE God met Noach na de Grote Vloed.

    Genesis 10:6 En de zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän. 7 En de zonen van Kus: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka; en de zonen van Rama waren Seba en Dedan. 8 En Kus verwekte Nimrod; deze was de eerste machthebber op de aarde; 9 hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN als Nimrod. 10 En het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kalne, in het land Sinear. 11 Uit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-Ir, Kalach 12 en Resen tussen Nineveh en Kalach; dat is de grote stad. (NBG Vertaling 1951)

     

    De steden Babel, Erek, Akkad en Kalne werden in de negentiende eeuw al door archeologen blootgelegd en onderzocht. Het Bijbelse Erek is het Uruk dat door archeologen werd blootgelegd, het verschil in schrijfwijze is een gevolg van het gebruik van verschillende klinkers. Duizenden kleitabletten werden in de vermelde steden opgegraven en vertaald. Het bekendste hiervan is het Gilgamesj-epos, dat een Babylonische versie van het Bijbelse zondvloedverhaal is. Maar er is meer, de oud-Soemerische koningslijst begint met een koning genaamd: Kisj. Het vraagt weinig verbeelding om in deze naam de Bijbelse naam Kus of Kusj te herkennen, de zoon van Cham, de zoon van Noach in Genesis 10:6. Een probleem is ook hier het conflict tussen de gebruikte dateringsmethoden. Conventioneel plaatst men de Soemerische Kisj in 2900 v. Chr. Vanuit het Genesismodel plaatsen we de eerste beschaving in het Tweestromenland rond 2300 v. Chr.

    Gilgamesj was koning van Uruk en sprak volgens het Gilgamesj-epos met een overlevende van de Grote Vloed: Oetnapisjtim. Dit zou de Bijbelse Noach geweest kunnen zijn of Cham, de grootvader van Nimrod. Er zijn namelijk onderzoekers die Gilgamesj met de Bijbelse Nimrod identificeren. De betekenis van het Hebreeuwse Nimrod is: ‘opstandeling’. Gilgamesj zou dan zijn werkelijke naam geweest zijn, en Nimrod zijn synoniem. En er zijn heel wat raakpunten tussen beide heersers. Zie link: http://davelivingston.com/nimrod.htm

     

    De geschiedenis van de eerste opstand na de Grote Vloed vinden we in het Bijbelboek Genesis hoofdstuk 11:

    Genesis 11:1 De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak. 2 Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden. 3 En zij zeiden tot elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. 4 Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden. 5 Toen daalde de HERE neder om de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien, 6 en de HERE zeide: Zie, het is één volk en zij allen hebben één taal. Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn. 7 Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. 8 Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. 9 Daarom noemt men haar Babel, omdat de HERE daar de taal der gehele aarde verward heeft en de HERE hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    Kus, de zoon van Cham, wordt in de Bijbel enkele malen in verband met Ethiopië gebracht. Dat is dan niet het Ethiopië dat vandaag de naam van de staat aan de hoorn van Afrika draagt, maar eerder het noorden van het huidige Soedan. Een andere zoon van Cham: Misraïm, trok naar Egypte. Op de getoonde kaart heb ik de vermoedelijke reisweg van Kus (groene kleur) vanuit de Arabische Golf, over de Indische Oceaan naar Ethiopië getekend, en zo verder lang de Nijl richting noorden. De grijze kleur toont de trekroute van Misraïm over land naar Egypte.

    Hierbij zij opgemerkt dat we de wereld van na de Grote Vloed moeten voorstellen als een wereld die nog na geteisterd werd door natuurrampen aller aard. Het waren ‘de dagen van Peleg’, de periode dat de wereld, volgens Genesis, ‘verdeeld’ werd. Volgens het Genesismodel moeten we ook de ‘continentale drift’ in deze periode plaatsen, maar dan versneld. Hierbij werden nieuwe bergmassieven gevormd en zochten stromen en rivieren een nieuwe weg naar de zeeën. Van de Arabische Golf bijvoorbeeld neemt men aan dat deze zich veel verder in land tot aan de stad Uruk bevond. Ook van de huidige Nijldelta neemt men aan dat de Middellandse Zee toen verder in land zat. Het was nog een groot moerasgebied toen Misraïm daar arriveerde. Over de eerste farao Menes schrijft Herodotos dat deze de Nijl vanaf Memfis kanaliseerde en zorgde voor het droogleggen van het land (Herodotos Boek 2, 99).

     

    De pre-dynastieke periode voor Egypte loopt van 2239 v. Chr., het jaartal van de spraakverwarring en begin van de grote trek, tot aan 2018 v. Chr., het jaartal dat Menes, de eerste farao, het bewind overneemt wat een totaal van 221 jaar geeft.

     

     

    Een korte tijd terug schafte ik via het internet het boek van Dr. Werner Papke aan: “Die Sterne von Babylon, Die geheime Botschaft des Gilgamesch – nach 4000 Jahren entschlüsselt”. Het werk dateert al van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De auteur brengt een Duitse vertaling van het Gilgamesj-epos en berekend de astronomische datum van de Babylonische versie van de zondvloed. Tot mijn verrassing kwam in zijn studie telkens weer het jaar 2340 v. Chr. tevoorschijn, voor het gebeuren. Het is hetzelfde jaartal waar ik bij arriveerde in mijn werk; TIJD en TIJDEN. En dit op basis van de sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van tellen volgens William Whiston en vervolgens via de juiste verbinding met het tijdstip van de roeping van Abraham, voorafgegaan met de Genesisgeslachtsregisters van de aartsvaders. Ik beschouw de verkregen astronomische datum van 2340 v. Chr. van Werner Papke voor het Gilgamesj-epos, als een kruispeiling dat mijn in de tijd terug navigeren via de sabbat- en jubeljaren, bevestigd. In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de datering van de spraakverwarring, blz. 13-21, wijs ik op afwijkende geslachtsregisters met hogere jaartallen dan de Masoretische getallen uit onze Bijbel, wat twijfel oproept, een twijfel die ongegrond bleek.

    Verbazend bij het lezen van het werk van Dr. Werner Papke, was ook de astronomische kennis van de Chaldeeërs. Zij waren blijkbaar Copernicus vierduizend jaar vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de planeten niet om de aarde, maar om de zon cirkelen en dat planeet aarde met haar maan op de vierde plaats na Saturnus komt. Het toont veel over de kennis van de nakomelingen van Noach in het derde millennium v. Chr. Navigeren op zee moet voor hen ook eenvoudig geweest zijn, en dit verklaart onder andere het ontstaan van de eerste beschavingen in Centraal-Amerika. Een continent dat vanuit Azië het eerst bereikt werd. Dit alles is een kennis die later verloren ging en in het Westen slechts vijfhonderd geleden opnieuw verkregen werd.

     

    De moderne Egyptologie negeert de geschiedenis uit het Bijbelboek Genesis en brengt een pre-dynastieke geschiedenis van Egypte op basis van de evolutietheorie. De tijd voor de eerste farao’s wordt over verschillende tijdperken uitgesmeerd en de aanvang in een ver niet meer verifieerbaar verleden, geplaatst. De bekende zogenaamde archaïsche tijd met de eerste en tweede dynastie, laat men rond 3150 v. Chr. met farao Menes, aanvangen. Maar voor die tijd is het gissen bij gebrek aan schriftelijke bronnen zijn. Te Naqada in Egypte werd een site door archeologen blootgelegd met een nederzetting die voor de Archaïsche tijd gedateerd werd, de zogenaamde Naqada-cultuur, verwijzend naar de mensen die tijdens de Kopertijd van circa 4400 tot 3150 v. Chr. het land daar bewerkten. De Naqada-cultuur werd onderverdeeld in drie fases van bewoning. De oudste veronderstelde fase is die van ‘Naqada I’ die bestond uit een lokale dorpscultuur. Maar ook voor de Naqada-cultuur laat men Egypte al bevolkt worden. Vanaf circa 10.000 tot 5000 v. Chr. rangschikken zogenaamde deskundigen het tijdperk van het Epipa-leolithicum op de tijdsbalk. Tijdens deze periode laat men volgens de theorie, bevolkingsgroepen vanuit de Sahara, de Boven-Nijl en Zuidwest-Azië in Egypte binnenkomen. Vanuit het Genesismodel gezien zijn dit de eerste kolonisten van de grote trek die in 2239 v. Chr. op gang kwam. De feiten op het terrein kloppen met elkaar met uitzondering van de dateringsmethode. En met de tijdsschijf die volgens de Egyptologie aan het Epipa-leolithicum voorafging: het Paleo-lithicum, gaan we helemaal de verdrukking in. Dit tijdperk laat men namelijk aanvangen rond 500.000 à 300.000 tot 10.000 v.Chr. Deze constructie is volledig op de evolutietheorie gebaseerd en blijft een theorie.

    Daar tegenover staat het Genesismodel dat een wereldwijde grote vloed brengt met het einde van de eerste beschaving sinds de Schepping, met een nieuw begin in 2340 v. Chr. De wereld die onderging was een beschaving zonder weerga, gelijk aan het Atlantis uit de Griekse mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen weg naar de ondergang ging.

     

    De wereld van de voortijd die onderging was een wereld zonder weerga geweest, en dit op alle gebied. Honderdtwintig jaar voor de grote vloed was de maat vol en was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven. Wat de maat vol maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der mensen, met als resultaat; de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald wordt met reuzen of geweldenaars.

    Genesis 6:1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, 2 zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3 En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. 4 De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

    5 Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6 berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. 7 En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEREN.

     

    Een periode van Gods handelen met de mens werd definitief afgesloten. Opmerkelijk vind ik dat er in het Bijbelboek Genesis staat geschreven dat de HERE God de deur van de ark sloot en niet Noach:

    Genesis 7:16 … en de HERE sloot de deur achter hem.

     

    Het was het afsluiten van een Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen, vier mannen en vier vrouwen, overleefden de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen daarna opnieuw, met een verbond van God en de belofte dat Hij nooit meer de aarde zou verderven (Genesis 9:9-11). Het ‘kwaad’ (Rom. 3:9-17) was echter mee de ark ingegaan en vooreerst in de lijn van Cham zou er dra een nieuwe opstand opkomen. Het was de Bijbelse Nimrod die zoals eerder vermeld, het verzet na de grote vloed leidde.

     

    Het antwoord van de HERE God hierop was de roeping van Abra(ha)m:

    Genesis 12:1 De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. 3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. 4 Toen ging Abram, zoals de HERE tot hem gesproken had, en Lot ging met hem; en Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran trok. 5 Abram nu nam zijn vrouw Sarai en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de lieden, die zij in Haran verkregen hadden, en zij trokken uit om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen in het land Kanaän. 6 En Abram trok het land door tot de plek bij Sichem, tot de terebint More; en de Kanaänieten waren toen in het land. (NBG Vertaling 1951)

     

    Deze nieuwe bedeling, de periode tussen de belofte aan Abraham en de Wet van Mozes, vangt aan in 1913 v. Chr. (zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de Assyriërs en Abraham, blz. 47-58). In de geslachtslijn van Abraham via Isaak zou uiteindelijke de beloofde Verlosser van de dood: Jezus Christus, geboren worden.

     

    God is liefde, schrijft Johannes in zijn eerste brief: 1 Johannes 4: 8 “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde”.

    De ‘Liefde’ is het hele Wezen van God. Zijn strijd is aldus gans anders dan die van de tegenstanders. De profeet Jesaja noemt Hem een God, die Zich verborgen houdt, maar uiteindelijk volgens Zijn plan tot Zijn doel komt, de verlossing van de dood voor de mens en het herstel van alle dingen.

    Jesaja 45:15 Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt, de God van Israël, een Verlosser. (NBG Vertaling 1951)

     

    Volgens de Seder Olam trok Abram nog hetzelfde jaar van de belofte en met de aankomst in Kanaän, door naar Egypte waar hij drie maanden als een gevolg van de hongersnood in Kanaän, verbleef (Genesis 12:10). In Egypte volgde onmiddellijk een verdrukking vanwege het feit dat de farao van Egypte de vrouw van Abram bij hun aankomst in Egypte begeerde, en in zijn harem liet opnemen. Dit is een voorbeeld van de ‘Cham-nietische’ cultuur. In de geest van Nimrod eigende farao zich de vrouw van Abraham, toe. Dit is een geschiedenis die in het Bijbelboek Genesis hoofdstuk twaalf van vers tien tot en met vers twintig beschreven staat. Na zijn verlossing uit deze penibele situatie door een tussenkomst van de HERE God, trok Abram met zijn vrouw Sarai terug naar Kanaän.

    Het Bijbelboek Genesis verwijst in hoofdstuk 12 uitsluitend naar ‘farao’, zonder een naam op te geven.

     

     

    Maar zoals uiteengezet in TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: het dateren van de eerste dynastie in Egypte, blz. 43-45, kunnen we de naam van de dan regerende farao invullen met farao Athotis van Manetho ’s tweede dynastie, de Teta van de Abydos-lijst. Athotis is dan de Griekse naam en Teta de Egyptische naam die heden in hiëroglyfen nog op de tempelmuur van Seti I te Abydos, gebeiteld staat. De pre-dynastieke periode van Egypte was aldus al geschiedenis toen Abraham in 1913 v. Chr. wegens een hongersnood in Kanaän naar Egypte trok.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    06-10-2015 om 10:23 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De uitzonderlijke lichaamslengte van farao Senwosret III

    Farao Sesostris III behoorde tot de Egyptische twaalfde dynastie. De twaalfde Egyptische dynastie van het Midden-Rijk, had al eerder mijn aandacht op dit blog en in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: het Egyptische Midden-rijk, blz. 89. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De twaalfde dynastie is volgens de revisie van de geschiedenis van de oudheid contemporain met de derde, vierde, vijfde en zesde dynastie van het Oude Rijk. En beide Rijken komen tegelijkertijd aan hun einde, als een gevolg van de Exodus en de invasie van de Hyksos/Amoe/Amalekieten, in 1483 v. Chr. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1432504800&stopdatum=1433109600

    De farao van de verdrukking in het gereviseerde model is Pepi II van de zesde dynastie. Zijn handlanger was farao Senwosret III

     

     

    Exodus 1:8 Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had. 9 Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten is groter en talrijker dan wij. 10 Welnu, laten wij met beleid tegen hen optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich – als wij in oorlog komen – bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken. 11 Daarom stelde men opzichters van herendiensten over hen aan om hen door de hun opgelegde dwangarbeid te onderdrukken: zij moesten voor Farao voorraadsteden bouwen, Pitom en Raämses. 12 Maar hoemeer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich en breidden zij zich uit, zodat men bevreesd werd voor de Israëlieten. 13 Toen lieten de Egyptenaren de Israëlieten onder mishandeling werken; 14 ja, zij maakten hun het leven bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid op het veld – alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven gebruikten.

     

     

    De afbeelding hierboven toont bouwwerken ten tijde van de twaalfde dynastie die uit leem en tichelstenen gemaakt zijn. Het zijn zulke gebouwen die de Israëlieten als slaven verplicht werden te bouwen.

     

    Farao Senwosret III zou hier de opzichter geweest kunnen zijn waar het Bijbelboek Exodus 1:11 naar verwijst.

    Een merkwaardigheid aan Senwosret III was zijn enorme lichaamslengte. Manetho vermeldt (wat niet zijn gewoonte was voor andere farao’s) over Senwosret een lengte van vier el, drie palmen en twee duimbreedten. De lengtematen in de Bijbel zijn aan het menselijk lichaam ontleend, zo ook was dit het geval in het oude Egypte. Een Bijbelse EL berekenen we vandaag naar 445 millimeter, alhoewel er afwijkende getallen mogelijk zijn. Zie het artikel op dit blog van 09-03-2015: Salomo ’s huis: Woud van de Libanon. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1425855600&stopdatum=1426460400

     

     

    Op basis van 445 millimeter voor een el, 76 millimeter voor een palm, en 19 millimeter voor een vingerbreedte, kunnen we de beschreven lichaamslengte van Senwosret III berekenen op 2,046 meter.

    Een tijdgenoot van Senwosret III (volgens mijn revisie van de geschiedenis van het oudheid-Egypte) was; farao Sesochris van Manetho 's tweede dynastie. Farao Sesochris had volgens Manetho ook een ongewone lichaamslengte van vijf el, drie palmen en twee vingers, of ongeveer 2,491 meter, een reus van een vent dus.

    Het vinden van de stoffelijke resten van deze farao’s zou opheldering kunnen geven maar tot op heden werden de mummies van deze heersers niet gevonden. Het vinden van reuzenmummies zou wel de ontdekking van de eeuw voor Egypte worden. Waren deze farao's afstammelingen van de Bijbelse Nefilim? Een vraag waar moeilijk op geantwoord kan worden.

     

    Met Senwosret III, als de farao-opzichter van de verdrukking, moeten de Israëlieten zich voor hem als sprinkhanen gevoeld hebben. Hetzelfde gevoel dat ze een generatie later met sommige bewoners van Kanaän zouden hebben. De Bijbelse Nefilim dateren voornamelijk van voor de Grote Vloed (Genesis 6:4). Maar het Schriftwoord vermeldt ook: ‘daarna’. En inderdaad wanneer de Israëlieten onder leiding van Jozua het beloofde land Kanaän in 1483 v. Chr. verspiedden en veertig jaar later effectief binnentrokken is er weer in de Bijbel sprake van Nefilim of reuzen:

    Numeri 13:33 Wij hebben ook daar (Kanaän) de reuzen gezien, de kinderen van Enak, van de reuzen; en wij waren als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij ook in hun ogen.

     

    Deuteronomium 3:11 Want Og, de koning van Bazan, was alleen van de overigen der reuzen overgebleven; ziet, zijn bedstede, zijnde een bedstede van ijzer, is zij niet te Rabba der kinderen Ammons? Negen ellen (4,7 meter) is haar lengte, en vier ellen haar breedte, naar eens mans elleboog. 12 Ditzelfde land nu namen wij te dier tijd in bezit; van Aroer af, dat aan de beek Arnon is, en de helft van het gebergte van Gilead, met de steden van hetzelve, gaf ik aan de Rubenieten en Gadieten. (Statenvertaling)

     

    Er zijn nog verwijzingen in de Bijbel te vinden die naar uitzonderlijk grote mensen verwijzen, waar menig Bijbelcriticus de schouders bij ophaalt.

    Maar nu blijkt dat ook Egyptische bronnen naar mensen van uitzonderlijke lengte verwijzen. En dit zijn farao’s die volgens de revisie van de geschiedenis van de oudheid, nu tijdgenoten van de in de Bijbel beschreven reuzen zijn.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet

    Robert De Telder

    29-09-2015 om 09:16 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chronologie van de Apocalyps

    “Het Amerikaanse ruimtevaartbureau NASA heeft met klem ontkend dat er tussen 15 en 28 september een asteroïde zou inslaan op onze planeet”. Dit blokletterden meerdere kranten online in augustus van dit jaar. En dit heeft alles te maken met de verwachte bloedmaan op 28 september, dat volgens bepaalde (vooral) Amerikaanse christenen het begin van de Apocalyps zal doen zien. De rage op het internet is zo omvangrijk dat zelfs NASA meende een weerwoord te moeten lanceren.

     

    De bloedmaan van 28 september 2015 is de laatste van vier bloed-manen sinds april 2014, en sluit een tetrade af. De vier bloed-manen vielen telkens tegelijkertijd met de Joodse feestdagen van Pesach en Sukkot. En vandaar ook de verwachting bij sommigen dat deze data het begin van de Apocalyps zou te zien geven, of iets heel bijzonder in ieder geval.

    Met dit artikel breng ik de chronologische volgorde van de te verwachten toekomstige gebeurtenissen. De beschreven oordeelstijd in het Bijbelboek Openbaring gaat over een periode van ongeveer zeven jaar plaatsvinden, dezelfde tijdsperiode waar de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël over handelt. Met dit verschil dat met het Bijbelboek Openbaring veel meer details ingevuld kunnen worden.

    Net zoals bij de zeventigste jaarweek van Daniël wordt de oordeelsperiode van Openbaring, ook in twee gelijke delen gedeeld. Maar eerste even hierna een inleiding.

    Openbaring 1:1 Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven. 2 Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. 3 Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het Boek Openbaring is het laatste boek van de Bijbel en leert de komst van de Koning der koningen naar de aarde. Het is het beloofde Godsrijk dat vanuit de hemel van God door de persoonlijke terugkeer van Jezus Christus, de opgestane Heer en Heiland, eens opgericht zal worden. De Apocalyps is ook een boek dat rampen voorspelt en de naam Armageddon alleen al roept met recht onheilsgedachten op.

    De exegese van de gevestigde kerken leert dat het Boek ongeveer rond het jaar 90 AD door (een) Johannes geschreven werd, met de bedoeling de christenen die dan door vervolgingen van de Romeinse keizers gingen, moed in te spreken door ze hoop op betere tijden te geven. De apostel deed dit, volgens de exegese, door te schrijven over de aanvallen van boze machten op de christenen, rampen die het naderende einde aankondigden en de komst van het Rijk Gods. Volgens deze exegese is het boek Openbaring al lang geschiedenis dat zich ten tijde van het Romeinse Rijk afspeelde. Geen profetie wordt door het gevestigde christendom gezocht noch verwacht.

    De bekende twaalf artikelen van het geloof leren nochtans de komst van Christus: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here; die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel; op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving van de zonden; opstanding van het vlees; …

    Ik meen dat artikel zeven de wederkomst van Christus leert. Een verwachting die de gevestigde kerken over de eeuwen heen, opgegeven hebben. Het boek Openbaring is een profetisch boek zoals ook het eerste hoofdstuk van de Openbaring onmiddellijk duidelijk maakt. Het boek Openbaring wordt uiteindelijk geschiedenis,(!) maar dan geschiedenis van tevoren geschreven. Het boek leert dat er een periode ‘komt’ dat Satan duizend jaar gebonden zal worden. Deze periode heet in het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, “chilia etè”, waarvan het woord chiliasme is afgeleid. En uit het Latijn heeft men Millennium afgeleid.

    Openbaring 11:1 En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen  lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden . 8 En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. (NBG Vertaling 1951)

     

    Dit Bijbelgedeelte spreekt over de oordeelstijd, chronologisch verdeeld over twee perioden met tijdens de eerste helft van twaalfhonderdzestig dagen, twee getuigen van de HERE God die te Jeruzalem optreden en die tegen de dan herstelde eredienst spreken. Zij worden in de helft van de eindtijdperiode door ‘het beest’ dat uit de afgrond opkomt, gedood. Dit ‘beest’ (een andere invulling voor de ‘goddeloze’, ‘wetteloze’ of ‘antichrist’) krijgt daarop tweeënveertig maanden de tijd om zijn ding te doen alvorens de Koning der koningen hem bij Zijn komst wegvaagt.

    De beschreven maanden worden aan dertig dagen per maand gerekend wat ongeveer in totaal zeven jaar in zonnejaren uitmaakt.

     

     

    De zeventigste jaarweek van de profeet Daniël (9:26) begint met dezelfde heerser als die beschreven in Openbaring, die de stad Jeruzalem en het heiligdom in het jaar 70 AD te gronde richtte: “het volk van een vorst zal komen, die de stad en het heiligdom te gronde zal richten”. Dit was de historische Titus die in 70 AD Jeruzalem en de Tempel met de grond gelijk maakte. Een toekomstige Titus zal vanaf de eerste helft van de laatste jaarweek; ‘het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden”. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 395. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    Dit sluit aan bij het Bijbelboek Openbaring waar het begin van de eindtijd wordt aangekondigd, vanaf de verbreking van het eerste zegel:

    Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier wezens zeggen met een stem als van een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.

     

    Beide zijn dezelfde persoon: de ‘hij’ van het Bijbelboek Daniël die in het jaar 70 AD Jeruzalem en de tempel vernietigde en de Joden in ballingschap wegvoerde, én de ruiter op het eerste paard die een kroon gegeven wordt en met een boog uitrijdt overwinnende en om te overwinnen. Hij is de in de Bijbel beschreven: ‘Assyriër’ van de eindtijd, een gereïncarneerde Nimrod, die op God ’s tijd opnieuw een kroon gegeven wordt. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1421017200&stopdatum=1421622000 en scrol naar beneden),

    De eerste ruiter van de Apocalyps brengt (schijn)vrede over de gehele wereld en zal daarom alleen al, als een Messias aanzien worden. Hoelang deze vrede zal aanhouden staat niet beschreven, maar we kunnen aannemen dat het voor een hele tijd zal zijn. Het resultaat zal voorspoed voor velen betekenen. Het huidige verscheurde Midden-Oosten zal zich politiek/economisch verenigen in een Unie van vijf staten die aansluiting zullen zoeken bij de Unie van het West-Romeinse Rijk en zodoende het Romeinse Rijk van weleer doen herrijzen. Tegen deze nieuwe wereldmacht in een unie van tien staten vanaf de Atlantische Oceaan tot aan de Indus in Azië, staan aanvankelijk in de rand nog tegenstanders die zich verzetten.

     

    Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier dieren zeggen met een stem als van een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen. 3 En toen Hij het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! 4 En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven.

     

    De tweede Ruiter, op een rossig paard ditmaal, die uitrijdt, neemt de vrede van de aarde weg en is verantwoordelijk voor een grote slachting onder de wereldbevolking. Ik meen dat de profetie van de Ezechiël hoofdstuk 38 met de beschreven invasie van Gog uit Magog in de tijdsperiode in het Bijbelboek Openbaring beschreven, hier inpast.

    Ezechiël 38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, – 11 gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten – 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. (NBG Vertaling 1951)

     

    De profeet Ezechiël schildert in dit hoofdstuk een beeld van een teruggekeerd Israël dat in het Beloofde Land in gerustheid woont. Zij hebben zich van hun vele verdedigingsoorlogen hersteld en leven dan in vrede met hun Arabische buren. Vers elf leert dat alle muren, grendels en poorten die momenteel het land ontsieren, dan verdwenen zullen zijn. Vanuit het Bijbelboek Openbaring weten we ook dat er in Jeruzalem een nieuwe eredienst op de Tempelberg is ingesteld, die door de twee getuigen van Openbaring 11, tegengesproken wordt. Tegelijkertijd is er een handlanger van ‘het beest’ in Jeruzalem werkzaam, die zelfs in staat is om vuur uit de hemel over de opnieuw ingestelde dierenoffers, te laten neerkomen. De misleiding zal geen grenzen kennen.

    De door de profeet Ezechiël beschreven rust, is echter niet de rust van het Beloofde Messiaanse Vrederijk, maar is de valse rust die de pseudo-Messias, de ruiter op het eerste Apocalyptische paard, gebracht heeft. De tweede Apocalyptische ruiter op het rossige paard van Openbaring 6:4, is dan Gog uit het land Magog, uit het verre noorden (ten opzichte van Israël), die met een geweldige legermacht plotseling richting Israël oprukt en hierbij ook het gebied van het nieuwe Oost-Romeinse Rijk binnentrekt. Op de bergen Israël ’s zal Gog van Magog en zijn bondgenoten echter door een ingrijpen van de HERE God verslagen worden. Het Schriftwoord spreekt over een zware aardbeving en over het merkwaardige feit dat het zwaard van de een tegen de ander zal zijn (Ez. 38:18-22). Hagelstenen, vuur en zwavel zal over het leger van Gog en zijn bondgenoten neerdalen. Het resultaat van dit alles is uiteindelijk het kennen van de HERE God door een gelovig overblijfsel van Israël (Ez. 39:22), van die dag af en voortaan. Zo dadelijk hierover meer.

    Ook het land Magog en de kustlanden delen in de vernietiging van de menigten van Gog op de bergen Israël ‘s:

    Ezechiël 39: 6 Ik zal vuur werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben.

     

     

    De kustlanden zijn in de Bijbel de landen aan de andere zijde van de Middellandse Zee, tegenover Israël. Zij hebben zich dan verenigd in een unie van vijf staten en hebben aldus het West-Romeinse Rijk hersteld. Zij worden ook in Ezechiël 38:13 vermeld maar als vragen stellend aan Gog in verband met diens onverwachte agressie:

    Ezechiël 38:13 Scheba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit te maken?

     

    De vrede en voorspoed die de eerste ruiter op het witte paard zoals beschreven in Openbaring 6:1 bracht wordt bruut verstoord met het uitrijden van het tweede rossige paard. Het is naar het onverwacht wegnemen van de universele vrede door de tweede ruiter die Gog voorstelt, dat Paulus in zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen verwijst.

    1 Thessalonicenzen 5:1 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: 2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. 3 Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.

     

    De uitdrukking ‘het is alles vrede en rust’ van Paulus, duidt op een harmonie zoals ze in de mensenwereld nog nooit voorgekomen is. Vanuit Openbaring hoofdstuk 17 weten we ook dat er tijdens de eerste helft van de zevenjarige oordeelstijd, één wereldreligie zal zijn. Alle religies zullen blijkbaar ooit in één religie samengaan en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel en Zijn Gezalfde, zijn. De zetel, de residentie van de eindtijd-religie zal in het oude Babylon gevestigd zijn. Na twaalfhonderdzestig dagen of drie en half jaar, zal de eenheidsreligie door de tien leiders van het herstelde Romeinse Rijk vernietigd worden (Openb. 17:16-17), en beginnen de laatste drie en half jaar van de oordeelstijd alvorens Jezus Christus, de Koning der koningen, komt.

     

    In de helft van de zevenjarige oordeelstijd worden de twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem door ‘het beest’ gedood. De herstelde religieuze eredienst in Jeruzalem waar de twee getuigen tegen predikten wordt ook tegelijkertijd door ‘het beest’ verwijderd.

    Het beest van Openbaring hoofdstuk 13 en 17 heeft in de Bijbel meerdere namen. De bekendste is de naam ‘antichrist’ die de apostel Johannes hem in zijn brieven geeft. In de rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus in de evangeliën opgeschreven, zwijgt Christus in 30 AD over de twee getuigen en vestigt de de aandacht uitsluitend op de profetie van Daniël:

    Matteüs 24:1 En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken. 3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst  en van de voleinding der wereld? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! 5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. 6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. 8 Doch dat alles is het begin der weeën. 9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijn ‘s naam ‘s wil. 10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. 12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. 13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. 14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.

     

    Het antwoord op de vraag van de discipelen naar het wanneer en het teken van de wederkomst met de voleinding van de wereld, beantwoordt de Heer Jezus met een opsomming van gebeurtenissen die we ook in het Bijbelboek Openbaring terugvinden. De verzen vier tot en met vijf vinden hun vervulling bij het uitrijden van de eerste ruiter op het witte paard. De verzen zes tot en met zeven vinden hun vervulling bij het uitrijden van het tweede rossige paard dat de vrede op de aarde wegneemt. De verzen acht tot en met dertien vinden hun vervulling in de eerste helft van de zevenjarige oordeelstijd wanneer de twee getuigen van God in Jeruzalem optreden en tegen de herstelde offerdienst spreken. En vers veertien met de voorzegging dat dan het evangelie van het Koninkrijk over de gehele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken waarna het einde volgt, vindt zijn vervulling in de twee getuigen te Jeruzalem en in de honderdvierenveertigduizend verzegelden uit de twaalf stammen van Israël die blijkbaar ‘het evangelie van het Koninkrijk’ over de gehele wereld zullen brengen. Het is het vervolg en eindvervulling van de uitnodiging tot het Koninklijke Bruiloftsmaal van Matteüs 22:1-14. Vervolgens lezen we vanaf Matteüs hoofdstuk 24 vers vijftien de beschrijving van wat er in de tweede helft van de zevenjarige oordeelstijd gebeurt:

    Matteüs 24:15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op – laten dan wie in Judea zijn, 16 vluchten naar de bergen. 17 Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen, en wie in het veld is, 18 kere niet terug om zijn kleed mede te nemen. 19 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen. 20 Bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat. 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. 22 En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.

     

    Na een periode van twaalfhonderdzestig dagen of drie en half jaar wanneer de twee getuigen van de Heer God door ‘het beest’ vermoord worden, ziet men naar de woorden van Jezus Christus van 30 AD, op de tempelberg, op de heilige plaats, een ‘gruwel der verwoesting’ staan. En dit is een teken voor degenen die dan in Judea zijn, haastig te vluchten naar de bergen.

    Wat de ‘de gruwel der verwoesting’ die op de heilige plaats zal staan, zijn zal, wordt niet onmiddellijk duidelijk gemaakt? De discipelen wisten echter wat ermee bedoelt was. Volgens mijn mening zal het een replica van de ark van het verbond zijn. De originele ark was door de soldaten van de Babyloniër Nebukadnezar in 586 v. Chr. vernietigd.

     

     

    In de herbouwde tempel ontbrak de ark van het verbond. Zie het artikel op dit blog van 07-04-2014: wat gebeurde er nu werkelijk met de ark van het verbond? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1396821600&stopdatum=1397426400 en scrol naar beneden. 

     

    In het artikel citeer ik Bijbelgedeelten die duidelijk maken dat de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. door de Babyloniërs met alle andere Tempelattributen, samen met de Tempel vernietigd werd. In de tempel die zeventig jaar later herbouwd was, was er geen ark meer ter plaatsing in het Heilige der Heiligen. En ook in de herbouwde tempel van Herodes de Grote bevond zich geen Ark van het Verbond. En volgens de profeet Jeremia zou de Ark niet weer gemaakt worden. Het moet dan ook duidelijk zijn dat het verhaal in het Apocrief boek 2 Makkabeeën gebracht, dat de Roomse kerk aan haar Bijbel heeft toegevoegd, een leugen is en gecatalogiseerd moet worden bij de andere vele legendes dienaangaande. Hierna het betreffende gedeelte:

    2 Makkabeeën 2:4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: ‘Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op grootse wijze geheiligd zou worden.’ 9 Ook werd erin verteld wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes’ gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. (Willibrord Vertaling 1995)

     

    Dat de apocriefe boeken 1 en 2 Makkabeeën naar de ark van het verbond verwijzen in relatie met het herstel van Israël bevestigd dat er toen al wilde verwachtingen betreffende de ark, de ronde deden. Het moet duidelijk zijn dat dit door Rome toegevoegd boek aan de Joodse Bijbel, in de toekomst een bron van misleiding zal worden, wanneer inderdaad ooit een replica van de Ark gevonden zal worden. Dit attribuut zal zijn rol spelen in de herstelde offerdienst. Wanneer bovendien de Israëlische handlanger van het ‘Beest uit de zee’, vuur uit de hemel op het dierenoffer laat neerregenen, zal menigeen overtuigd zijn van de juistheid van de nieuwe religie. Het toppunt van misleiding zal het plaatsnemen van ‘het beest’ op de Tempelberg zijn. Voor Paulus in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen is dit het begin van het einde van de eindtijd:

    2 Thessalonicenzen 2:3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs , 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. 5 Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb?

     

    Paulus spreekt over de afval die aan de komst van ‘de tegenstander’ voorafgaat. Uiteindelijk gaat het naar de aanbidding van ‘het beest’, in volledige afwijzing van de God van de Bijbel. Wanneer we verder de rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus naar het Matteüs-evangelie volgen, blijkt de chronologie overeen te stemmen met de overige Bijbelboeken:

    Matteüs 24:23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. 25 Zie, Ik heb het u voorzegd. 26 Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de (geheime) binnenkamer, gelooft het niet.

     

    Het zich tot een god verheffen door ‘het beest’ te Jeruzalem, is het startsein voor het gelovig overblijfsel van de Israël om naar de bergen te vluchten zoals we in Matteüs 24:15-16 gelezen hebben. De overige Israëli’s die het merkteken van ‘het beest’ aanvaard hebben, worden spreekwoordelijk uitgespuwd en dit naar de waarschuwing in Leviticus 18:2-28 en Openbaring 3:16.

    De vlucht naar de bergen, naar de woestijn, is een omgekeerde exodus die in meerdere Bijbelboeken beschreven staat:

    Openbaring 12:6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.

     

    De vermelde plaats naar waar in Openbaring 12:6 verwezen wordt, is volgens het Bijbelboek Daniël, het over-Jordaanse gebied, of het huidige Jordanië en het noordwesten van Saoedi-Arabië. Daniël beschrijft in het elfde hoofdstuk van het gelijknamige Bijbelboek de invasie van de koning van het Noorden, ook de Assyriër genaamd die vanuit zijn kernland, het herstelde Assyrië, de landen van het Midden-Oosten zal overrompelen en hierbij drie koningen ten val brengt. Maar dan staat er geschreven dat het gebied van Edom, Moab en de Ammonieten  aan zijn macht zullen ontkomen.

    Daniël 11:41 Ook het Sieraadland (=Israël) zal hij (=de koning van het noorden) binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten.

     

    Ook de profeet Jesaja verwijst naar de woestijn van het over-Jordaanse gebied:

    Jesaja 16:1 Heersers des lands, zendt de lammeren van de rotsen (Petra) de woestijn in naar de berg der dochter van Sion.

     

    Het is in deze woestijn dat zij veilig van de koning van het noorden alias ‘het beest’ drie en half jaar door de HERE God onderhouden zullen worden:

    Hosea 2:13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte.

     

    Jeremia 31:2 Zo zegt de HERE: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israël, op weg naar zijn rust.

     

    Openbaring 3:10 Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen. 11 Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.

     

     

    De vlucht van de getrouwe Israëli’s naar de bergen, als een gevolg van het zien van de gruwel der verwoesting op de Tempelberg, geschied in de helft van de zevenjarige oordeelsperiode. Gedurende tweeënveertig maanden zullen zij daarna onaangetast door ‘het beest’ in de woestijn verblijven, in wezen een derde ballingschap, waarna zij aan het einde van de eindtijd het Beloofde Land binnengeleid zullen worden. In de woestijn vindt ook de geprofeteerde bruiloft plaats waarbij Israël geestelijk hersteld wordt:

    Hosea 2:15 En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des HEREN, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl. 16 Ja, Ik zal de namen der Baäls verwijderen uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden. 17 Te dien dage zal Ik voor hen een verbond sluiten met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen. 18 Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; 19 Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de HERE kennen.

     

    Openbaring 19:9 En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal  des Lams.

     

    De genodigden tot de bruiloft zijn naar mijn mening de ‘vol’tallige Gemeente, de Ekklesia, die kort voor de tijd van ‘het herstel van het koningschap van Israël’ (Handelingen 1:6-11) hun opstanding kregen (1 Thessalonicenzen 4:13-17), en naar de Stad van God in de hemel werden opgetrokken. Vanuit die andere dimensie zijn zij vanuit hun transparante verblijfplaats, van Bovenuit getuige van het herstel van Israël in de woestijn.

    De Gemeente of Ekklesia vindt men in het boek Openbaring niet terug. Vanaf het eerste hoofdstuk van Openbaring wordt de draad met het oude verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen. Een draad die verbroken werd bij het verwerpen van Messias Jezus door de Joden bij zijn eerste komst, zoals beschreven tussen de gebeurtenissen van Matteüs 13:1 tot Handelingen 28: 17-29. Zie ook het artikel op dit blog van 30-06-2015:

    De Tijden der Heidenen. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1435528800&stopdatum=1436133600

     

    Gedurende de nog resterende tweeënveertig maanden gaan intussen de oordelen zoals beschreven in het Bijbelboek Openbaring, over de wereld. Eerst de ruiters, vervolgens de bazuinoordelen gevolgd door de schalen van gramschap. Tijdens deze oordelen gaat ‘het beest’ op aanraden van de valse profeet (Openbaring 13:16-18) over tot het registreren van alle mensen onder zijn controle, door middel van het aanbrengen van zijn merkteken, het getal van zijn naam, op de hand en/of het voorhoofd van ieder mens. Diegenen die alsnog weigeren worden gedood. Helemaal aan het einde met de slag bij Harmageddon komt de Koning der koningen, de Heer der heren, Jezus Christus naar Jeruzalem terug (Openbaring hoofdstuk 19). Wat weer aansluit bij de rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus, volgens het evangelie naar Matteüs 24:

    Matteüs 24:27 Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 28 Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen. 29 Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen. 30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.

     

    Het is aan het einde van de eindtijd zoals vermeld in Matteüs 24:29 dat er een bijzonder kosmisch fenomeen aan zon en maan geschied. Het is dezelfde gebeurtenis die de profeet Joël aankondigde:

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)

     

    Volgens de Bijbelexegese van het gevestigde christendom werd de profetie van Joël 2:28-32, met Pinksteren bij het begin van de Kerk of Gemeente, volledig vervuld. Voor hen leert de Schrift geen derde herstel van Israël als volk, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen. De kerk is volgens deze leer in de plaats van het Jodenvolk of Israël gesteld. Wanneer we de profetie van Joël echter vrij van alle tradities willen lezen en innemen, moet het duidelijk zijn dat in 30 AD met de uitstorting van de Heilige Geest over honderdtwintig mannen en vrouwen te Jeruzalem, niet de volledige vervulling van het betreffende Bijbelcitaat, geschiedde.

    Ook is het chronologisch gezien, pas aan het einde van de eindtijd dat de zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed. De tetrade van bloed-manen van 2014/2015, die vier maal gelijk vielen met de Joodse feestdagen van Pesach en Sukkot, en nu in september 2015 voor de laatste keer met Sukkot gezien zal worden, is aldus ook niet de vervulling van de profetie van Joël. Op God ‘s tijd echter en op een dag door een astronoom niet te berekenen, zal deze profetie pas uitkomen. Zie ook het artikel op dit blog van 20-05-2014: de profeet Joël en de tetrade van bloedrode maansverduisteringen in 2014/2015. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1400450400&stopdatum=1401055200

    En meer recent schreef ik op dit blog op 18-06-2015 een artikel over het Egypte van de eindtijdperiode en haar lot daarin. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1434319200&stopdatum=1434924000

     

    Het hier beschreven scenario is niet voor morgen en ook niet voor overmorgen, maar vergt nog een geruime tijd alvorens alle stukken voor de opvoering klaar staan. De Verenigde Staten van Amerika komen in de Apocalyps niet voor. Zij hebben zich tegen die tijd op hun continent tussen twee oceanen teruggetrokken, een terugkeer naar de politiek van het isolationisme van vijfenzeventig jaar geleden. Hun huidige rol van politieman van de wereld is dan ook opgegeven. De redenen hiertoe kunnen vele zijn en het vandaag proberen invullen van deze redenen, alleen maar speculatie zijn.

    Ik hoop dat ik met mijn bijdrage niet toevoeg aan de verwarring die er over dit thema bestaat, maar dat het een aanvulling mag zijn. Ik studeer en schrijf alleen maar naar ‘de mate van de genade’ die mij gegeven is (Efeze 4:7)

     

    Wordt vervolgd..

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    23-09-2015 om 09:01 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gelijk ‘Salman’ Bet-Arbel verwoestte…

    Hosea 10:12 Zaait in gerechtigheid, oogst in liefde, ontgint u nieuw land. Dan is het tijd om de HERE te vragen, totdat Hij komt en voor u gerechtigheid laat regenen. 13 Gij hebt goddeloosheid geploegd, misdaad geoogst; de vrucht van leugen hebt gij gegeten, omdat gij hebt vertrouwd op uw eigen weg, op uw vele helden. 14 Daarom zal krijgsrumoer zich tegen uw volk verheffen, en al uw vestingen zullen worden verwoest, gelijk Salman Bet-Arbel verwoestte, ten dage van de strijd, toen moeder en kinderen werden verpletterd. 15 Zulks heeft Betel u aangedaan, vanwege uw diepe verdorvenheid. In de morgenstond wordt de koning van Israël voorgoed verdelgd. (NBG Vertaling 1951)

     

    De profeet Hosea verwijst in dit Bijbelgedeelte in zijn oordeelsaankondiging over Israël, naar een zekere ‘Salman’. Een krijgsheer die in loop van de geschiedenis van Israël, verantwoordelijk was voor de meedogenloze verwoesting van de plaats Bet-Arbel. Alle andere versterkte plaatsen in het gebied van het tienstammenrijk zouden volgens het Profetische Woord van Hosea op gelijkaardige wijze verwoest worden.

     

    Over de identiteit van Salman bestaan er echter onder Bijbelvorsers meerdere meningen. De meest voorkomende mening is dat Salman een verkorting van de naam Salmaneser, is. De naam namelijk van de Assyrische koning Salmaneser V die in 717 v. Chr. Samaria innam, de versterkte steden van het tienstammenrijk ontmantelde, en de tien stammen van Israël in ballingschap wegvoerde. Tegen deze identificatie kan men stellen dat ‘Salman’ met de beschreven verwoesting van Beth-Arbel, voorafging aan de geprofeteerde verwoesting.

    De Bijbelvorser E.W. Büllinger verwijst in zijn commentaar op dit Bijbelgedeelte, dat met Salman ‘misschien’ Salamanoe de koning van Moab bedoelt is, die ten tijde van de regeerperiode van de Assyriër Tiglath Pileser III leefde, en dus een tijdgenoot van Hosea was. En de Hebreeuwse Septuagintvertalers in de derde eeuw voor Christus in Egypte, hebben in het Grieks ‘Salman’ dan weer weergegeven als een Prins Salomo uit het huis van Jerobeam? Vraagteken op vraagteken roept de studie ter identificatie van ‘Salman’ op.

     

    De profeet Hosea trad op ten tijde van koning Jerobeam II van het tienstammenrijk en ten tijde van de koningen Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia van het tweestammenrijk Juda.

    Hosea 1:1 Het woord des HEREN, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Jechizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël.

    De regeerperioden van de vermelde koningen zijn de volgende:

    Jerobeam II        816/776 v. Chr.

    Uzzia                   803/750

    Jotam                  755/739

    Achaz                  739/722

    Hizkia                  724/697

     

    Van af het begin van de regeerperiode van Jerobeam II tot het einde van de regeerperiode van Hizkia geeft dit een totaal van honderdnegentien jaar. We weten echter niet wanneer juist ten tijde van Jerobeam II, de profeet Hosea zijn bediening begon. Met zekerheid kunnen we aannemen dat de profeet Hosea zijn bediening had tot aan de val van Samaria, in het zesde regeringsjaar van koning Hizkia van Juda in 717 v. Chr. Het begin van zijn bediening zou ook aan het einde van de regeerperiode van Jerobeam II geplaatst kunnen worden, zoals bijvoorbeeld in het jaar 776 v. Chr., het jaar dat ook de profeet Jesaja zijn bediening begon, of in het jaar 778 v. Chr. aan het einde van de bediening van de profeet Amos. Indien deze jaartallen in aanmerking komen hebben we een totaal van zestig plus jaren voor de bedieningsperiode van de profeet Hosea. Wat maakt dat indien Hosea vanaf zijn dertigste jaar geroepen werd, hij een leeftijd van meer dan negentig plus jaar, bereikt heeft. Het blijft echter bij gissen aangezien in het betreffende Bijbelgedeelte alleen de namen van de koningen opgegeven worden en geen jaartallen. Voor wat de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda betreft schreef ik eerder op dit blog een artikel op 06-02-2014: de chronologie van de koningen van Israël en Juda. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1391382000&stopdatum=1391986800

     

    De bedoeling van dit artikel is een alternatieve identificatie voor Salman aan te bieden en het plaatsen van Bet-Arbel op de landkaart. Want dit laatste blijft tot op heden ook onduidelijk. Zie hierna het commentaar van de Bijbelse Encyclopedie, Uitgever J. H. KOK, Kampen, tweede geheel herziene druk:

    “Bet-Arbel: De profeet Hosea stelt aan het Tienstammenrijk Bet Arbel ten voorbeeld, dat door Salman is verwoest, Hos. 10 14. Het is niet bekend op welke gebeurtenis Hosea zinspeelt, wie Salman is (verkorte vorm voor Salmanassar?) en welke plaats met Bet Arbel is bedoeld. Volgens het onomasticon ligt Bet Arbel “aan gene zijde van de Jordaan in de landstreek van Pella”, het Arbela der Makkabeeën, thans Irbid. Maar er is ook een Khirbet Irbid ten westen van het meer Gennésaret; ook dit zou Bet Arbel kunnen wezen en eveneens het Arbela van 1 Mk. 9,2. “

    Alhoewel de encyclopedie het antwoord niet heeft, krijgen we wel een aantal belangrijke aanwijzingen over de mogelijke ligging van Bet-Arbel, wat ‘huis van God ’s hinderlaag’, betekent.

     

     

    Het is de mogelijke identificatie van Bet-Arbel met de over-Jordaanse landstreek Pella dat mijn aandacht trok. En het is vanuit het revisionisme van de geschiedenis van het oude Egypte, dat een andere kandidaat voor Salman in aanmerking komt: namelijk farao Sjosjenq I van de tweeëntwintigste dynastie. De mogelijke identificatie van Salman met een Assyrische koning met de naam Salmaneser III, IV en/of V wijs ik af. De naam Salmaneser is in de Bijbel bewaard gebleven als degene die Samaria in 717 v. Chr. veroverde, en het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de profeet Hosea deze schrijfwijze niet gevolgd zou hebben.

     

     

    In 1993 bracht ik een boek uit met de titel: Kroniek van het oude Israël. Het was een oplage van tweeduizend stuks die inmiddels al lang weg zijn. Het boek is vandaag alleen nog in bepaalde antiquariaten verkrijgbaar. In hoofdstuk 9 van het boek, beschreef ik toen al hoe de Egyptische tweeëntwintigste dynastie met als toonaangevende farao Sjosjenq I, in de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk thuishoort en niet in de tiende eeuw v. Chr., waar de conventionele egyptologie de dynastie geplaatst heeft. En in het twintigste regeringsjaar van farao Sjosjenq I rukte deze met zijn leger het gebied van het tienstammenrijk binnen. Van deze veldtocht is in Egypte een verslag bewaard gebleven. De veldtocht van Sjosjenq kan zodoende op kaart uitgetekend worden, wat de voortreffelijke MacMillan Bible Atlas ook gedaan heeft.

     

     

    En het is op zulke wijze mogelijk om Bet-Arbel op de landkaart te plaatsen en te identificeren met het over-Jordaanse Penuël. In mijn boek Genesis versus Egyptologie (2009), hoofdstuk 22, ging ik nog verder in op het beschrijven van de algemene geschiedenis van deze epoque. Hierna een citaat:

    De Libische tweeëntwintigste dynastie begint met Sjosjenq I in deze periode. In een vorig werk toonde ik aan dat het twintigste jaar van Sjosjenq I te verankeren is met het jaar dat Zacharia in Israël de troon besteeg en dat het Sjosjenq I was die Zacharia op de troon zette. Dit was het begin van een alliantie tussen de Libiërs en het tienstammenrijk. Het is interessant om de marsroute van het leger van Sheshonk I te bestuderen. Te Karnak in Egypte is een muurreliëf met een lijst van veroverde steden bewaard gebleven. Door de rangschikking van deze steden is het mogelijk om de veldtocht van Sjosjenq I in kaart te brengen. Eén en ander blijft weliswaar moeilijk vanwege beschadigingen aan het tempelreliëf en als een gevolg van het moeilijk te identificeren van sommige Egyptische plaatsnamen. Het reliëf bevat honderdvijfenvijftig namen van steden. Enkel zeventien hiervan kunnen met zekerheid op de kaart geplaatst worden. Veertien hiervan in Israël, in het tienstammenrijk. Ik ben er van overtuigd dat het Sjosjenq I’ bedoeling was om orde op zaken te stellen in het tienstammenrijk. Sinds de dood van Jerobeam II in 775 v. Chr. had het land geen koning en was het in anarchie ondergedompeld. Vermoedelijk zaten in steden zoals Shechem, Tirza en Penuël in het Over-Jordaanse gebied, usurpators  op de troon. Deze drie steden vinden we op de lijst van Sjosjenq I terug en zijn alle drie ooit hoofdsteden van het noordelijke rijk geweest. Eén van deze plaatsen zou met het Beth-Arbel van de profeet Hosea kunnen geïdentificeerd worden.

    Einde citaat.

    Mijn bronnenmateriaal van toen waren de geleerden Velikovsky en Courville. In zijn werk ‘Eeuwen in chaos’, 1952 (1977 naar het Nederlands vertaald), hoofdstuk IV, blz. 196, maakt Velikovsky duidelijk dat de conventionele egyptologie fout zit met haar identificatie van de Bijbelse farao Sisak met Sjosjenq I van de tweeëntwintigste dynastie.

    Het tempelreliëf te Karnak van Sjosjenq I bevat honderdvijfenvijftig namen van steden in Palestina. Enkel zeventien hiervan kunnen echter met zekerheid op de kaart geplaatst worden. Veertien hiervan in Israël, in het tienstammenrijk. En wat belangrijk is; de stad Jeruzalem staat niet op de lijst vermeld, wat een anachronisme is indien men Sjosjenq I met de Bijbelse Sisak wil identificeren. Velikovsky toont aan dat de Libische dynastie op de tijdsbalk, te verankeren is met de periode rond de val van Samaria. De Bijbelse farao So op wie de laatste koning van het tienstammenrijk Hosea vertrouwde, behoorde volgens Velikovsky tot de tweeëntwintigste Libische dynastie.

    Ook de onderzoeker Dr. Donovan Courville in zijn boek: ‘The Exodus Problem and its Ramifications, 1971, Chapter XVI’, wijst de identificatie van de Bijbelse Sisak met Sjosjenq I door de orthodoxe egyptologie af, en biedt dan weer een alternatief via de Assyrische overheersing van Egypte, aan.

     

    Het is slordig werk van de conventionele egyptologie geweest, de tweeëntwintigste dynastie via farao Sjosjenq I op de tijdsbalk te verankeren met de Bijbelse farao Sisak, die in het vijfde regeringsjaar van koning Rehabeam van Juda, Jeruzalem en de Tempel plunderde. Op het tempelreliëf te Karnak van farao Sjosjenq I ontbreekt namelijk Jeruzalem, dat het hoofddoel van de Bijbelse farao Sisak alias Thothmosis III was. Zie het artikel van 02-04-2015 op dit blog: Kadesh is Jeruzalem. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1427666400&stopdatum=1428271200 en scrol naar beneden.

    De eerste link van de egyptologie was de veronderstelde fonetische schrijfwijze van Sjosjenq met het Hebreeuwse ‘Sisak’. Hun tweede link was het tempelreliëf te Karnak met Sjosjenq I’ veldtocht naar Klein-Azië uitgestippeld. Hier had men echter moeten inzien dat Jeruzalem niet vermeld wordt. Wat echter wél van het Tempelreliëf te Karnak afgeleid kan worden is dat de veldtocht van Sjosjenq I naar het gebied van het tienstammenrijk ging. Dat was zijn hoofddoel en niet een, volgens de conventionele egyptologie, veronderstelde veldtocht naar Judea, het gebied van het tweestammenrijk. Het was de veldtocht naar het noorden die Sjosjenq I naar plaatsen zoals het Bijbelse Bet-Arbel leidde (zie de eerder getoonde bewerkte kaart uit de MacMillan Bible Atlas).

     

    Bet-Arbel was volgens deze reconstructie een plaats waar een van de usurpators van de kroon van het tienstammenrijk zijn hoofdplaats van gemaakt had. Farao Sjosjenq I ging hier blijkbaar meedogenloos te werk zodat de profeet Hosea in zijn oordeelsaankondiging aan het adres van het tienstammenrijk hier naar verwees. De val van Samaria die de profeet in 10:15 aankondigde zou gelijkaardig zijn aan de verwoesting van Bet-Arbel. In mijn opus magnum TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de wegvoering van de tien stammen, blz. 312, beschrijf ik de chronologie betreffende de val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen in Assyrische ballingschap. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Zoals we in de aanhef van het Bijbelboek Hosea gelezen hebben begon de profeet zijn bediening ten tijde van koning Jerobeam II van Israël. De opvolgers van Jerobeam vermeldt Hosea echter niet: namelijk de koningen Zacharia, Sallum, Menahem, Pekahia, Pekah en als laatste koning Hosea. Wel vermeldt Hosea een periode van anarchie zonder koning op de troon van Samaria:

    Hosea 3:4 Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim.

     

    Op mijn tijdsbalken, zoals gepubliceerd in TIJD en TIJDEN, heb ik dit aanschouwelijk uitgewerkt op blz. 282-286-288-298 en 316. Tussen het jaar 775 v. Chr. met de dood van Jerobeam II en het jaar 764 v. Chr. wanneer Zacharia gekroond werd, zit een hiaat van elf jaar. Een periode van elf jaar van anarchie in het gebied van het tienstammenrijk, waaraan farao Sjosjenq I een einde maakte en dat tevens het begin was van een alliantie tussen Egypte en het tienstammenrijk. Zie mijn boek TIJD en TIJDEN, blz. 307 met het hoofdstuk: wie was So, farao van Egypte ten tijde van de val van Samaria?

    Dat er meerdere usurpators tijdens de elfjarige periode naar de troon dongen kan men in Hosea 8:1 lezen:

    Hosea 8:1 De bazuin aan uw mond! Als een arend (komt het) tegen het huis des HEREN! Omdat zij mijn verbond hebben overtreden en tegen mijn wet gerebelleerd. 2 Tot Mij roepen zij: Mijn God! Wij, Israël, kennen U! 3 Doch Israël verfoeit het goede – de vijand achtervolgt hem. 4 Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist.

     

    Het feit ook dat buiten Jerobeam II, de profeet Hosea geen enkele andere koning als opvolger van Jerobeam II vermeldt, laat mij vermoeden dat de profeet vanuit het gebied van Juda zijn oordeelsaankondigingen tegen het tienstammenrijk richtte.

     

    Wat de identificatie en de plaatsing van Salman op de tijdsbalk betreft volg ik in mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid dezelfde werkmethode als die van Velikovsky toe. Hierna een citaat uit ‘Eeuwen in Chaos’, 1952, blz.255:

    … in de zaal van de historie, waar mensenmenigten uit vele eeuwen elkaar verdringen, wijs ik rechtstreeks bepaalde figuren aan, die geheel andere namen dragen dan de door ons gezochte personen, men zegt zelfs, dat ze thuishoren in een eeuw, die wel zes eeuwen gescheiden is van de tijd van de personen die wij zoeken. Zelfs nog eer ik onderzoek doe naar de op deze wijze schijnbaar zonder recht van spreken uitgekozen personen, verklaar ik de identificatie als juist. Het kompas in mijn hand is het kompas van de tijdmeting; ik bekort met zes eeuwen de tijd van Thebe en el-Amarna en tref koning Josafat te Jeruzalem, Achab te Samaria en Benhadad te Damascus aan. Indien mijn kompas van de tijdmeting me niet bedriegt, zijn zij de koningen, die in de el-Amarna periode regeerden in Jeruzalem, Samaria en Damascus. Einde citaat.

     

    Hetzelfde principe pas ik toe met de Bijbelse Salman, die Beth Arbel verwoestte. Met het verankeren van het derde regeringsjaar van farao Osorkon II, een regeringsjaar waar een uitzonderlijk overstromen van de Nijl opgeschreven staat, met het meganatuurcatastrofe-jaar van 722 v. Chr. krijgt deze farao de regeerperiode 724/696 v. Chr. Zie het artikel op dit blog van 01-09-2015: de Libiërs in Egypt: dynastie XXII. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1440972000&stopdatum=1441576800

     

    En over de meganatuurcatastrofe die in het stervensjaar van koning Achaz van Juda, de oude wereld trof schreef ik een hoofdstuk in TIJD en TJDEN, 2015, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus, blz. 331.

     

    De voorgangers van farao Osorkon met de regeerperiode 724/696 v. Chr. krijgen aldus de volgende regeerperiode:

    Takelot I             23     747/724 v. Chr.

    Osorkon I            15      762/747 v. Chr.

    Sjosjenq I            21      783/762 v. Chr.

     

    En deze reconstructie plaatst farao Sjosjenq I op de tijdsbalk ten tijde van de verwoesting van Beth-Arbel, en maakt van hem een betere kandidaat voor de identificatie van de Bijbelse Salman dan de Assyrische koning Salmaneser III, IV of V. Salmaneser V die in 717 v. Chr. Samaria innam, hebben we al eerder als mogelijke kandidaat uitgesloten. De Assyrische koning Salmaneser III is echter ook uitgesloten en dit op basis van de bewaard gebleven informatie in de Eponiemlijsten en op basis van de jaar voor jaar vermelding van al zijn veldtochten op de bekende Salmaneser III-Obelisk, die in het British Museum bewaard wordt. Zie mijn boek ‘De Assyriologie herzien’, 2012. Nergens is er een vermelding van een veldtocht in het gebied van het tienstammenrijk. En ook van Salmaneser IV staan al diens veldtochten in de Eponiemlijsten vermeld, met nergens een verwijzing naar Israël.

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder



     

    14-09-2015 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee

    Psalm 136:13 Dien, Die de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. 14 En voerde Israël door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. 15 Hij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid….(Statenvertaling)

    Ik heb in het hierboven geciteerde Bijbelgedeelte het woordje ‘met’ cursief geschreven om de nadruk te leggen op het feit dat de Bijbel leert dat Farao ‘met’ zijn leger is omgekomen tijdens het achtervolgen van de Israëlieten in de droge bedding van de Schelfzee, waarvan de muurwanden na de uitredding van de Israëlieten, op farao en zijn leger neerkwamen en hen vernietigden.

    Ook de Joodse Septuagint vertalers van de derde eeuw v. Chr. in Egypte vertaalden het Hebreeuws naar het Grieks op gelijke wijze. Zie hierna de Engelse vertaling die online te raadplegen is:

    LXX Psalm 136:13 To him who divided the Red Sea into parts: for his mercy endures for ever: 14 and brought Israel through the midst of it: for his mercy endures for ever: 15 and overthrew Pharao and his host in the Red Sea: for his mercy endures for ever.

    Een veldslag in het oude Egypte was ook nooit zo maar alleen een oorlog tussen twee volken maar eerder een conflict tussen twee goden (Margaret A. Murray, The Splendour that was EGYPT, 1949, Chapter IV Religion, Burial customs). Farao reed hierbij altijd met de standaard van zijn god, op kop van zijn leger, de vijand tegemoet. Gelijkaardig ging het er aan toe bij de achtervolging van de Israëlieten door Farao en zijn legermacht. We kunnen ons aldus voorstellen dat wanneer de Egyptenaren de Israëlieten in de droge bedding van de Schelfzee achtervolgden, dat dit gebeurde met Farao met de standaard van zijn god Sobek, op kop. En Sobek, de krokodillen-god werd aanzien als de incarnatie van de god Amon, een belangrijke godheid aldus.

     

     

    Men kan dit vandaag klasseren onder mythologie, Bijbels-historisch gezien was het echter een reële strijd van de HERE God van de Bijbel tegen de goden van Egypte. De Bijbel is hier duidelijk over:

    Exodus 12:12 Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de HERE.

     

    Er bestaat een geestelijke bovennatuurlijke wereld met interactiemogelijkheid naar de natuurlijke wereld. De Bijbel is ook hier heel duidelijk over:

    Paulus aan 1 Korintiërs 8:5 Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde – en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte – 6 voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn , en wij door Hem.

     

    Paulus aan Efeze 3: 8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen, 9 en in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, 10 opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, 11 naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd, 12 in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem. (NBG Vertaling 1951)

     

    De profeet Daniël vermeldt in hoofdstuk 11:13 en 20, van het gelijknamige Bijbelboek, bovennatuurlijke geestelijke vorsten die in zijn tijd, over Perzië en Griekenland stonden.

    In Nederland hadden we de theoloog en filosoof Dr. F. De Graaff, (1918/1993), die met zijn publicaties dit fenomeen uitgediept heeft. Zie de volgende link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Frank_de_Graaff

     

    Maar nu verder met de farao van de Exodus.

    Exodus 14:21 Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de HERE deed de zee de gehele nacht door een sterke oostenwind wegvloeien, maakte haar droog, en de wateren werden gespleten. 22 Zo gingen de Israëlieten in het midden der zee op het droge; terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als een muur. 23 En de Egyptenaren vervolgden hen en kwamen achter hen aan – alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn ruiters – midden in de zee. 24 Toen dan, in de morgenwake, schouwde de HERE in vuurkolom en wolk naar het leger der Egyptenaren en bracht het leger der Egyptenaren in verwarring. 25 Hij deed de wielen van hun wagens wegglijden en met moeite voortrijden, zodat de Egyptenaren zeiden: Laten wij vluchten voor de Israëlieten, want de HERE strijdt voor hen tegen Egypte. 26 Toen zeide de HERE tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, opdat de wateren terugvloeien over de Egyptenaren, over hun wagens en ruiters. 27 En Mozes strekte zijn hand uit over de zee en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug in haar bedding, terwijl de Egyptenaren haar tegemoet vluchtten; zo dreef de HERE de Egyptenaren midden in de zee. 28 De wateren vloeiden terug en bedekten de wagens en de ruiters van de gehele legermacht van Farao, die hen in de zee achterna getrokken waren; er bleef van hen niet één over.  (NBG Vertaling 1951)

     

     

    Wanneer we de kracht van het door de HERE God ontketende natuurgeweld voor de geest halen (zoals bijvoorbeeld de kunstenaar John Martin het ‘gezien’ heeft), mogen we zelfs twijfelen of de stoffelijke resten van farao later gevonden konden worden? Niet één van hen bleef over, staat er in het hiervoor geciteerde Bijbelgedeelte.

     

    Zoals de gevestigde Egyptologie de koningslijsten van Egypte op de tijdsbalk foutief gerangschikt heeft is men gedwongen om een kandidaat-farao voor de exodus in de achttiende en/of de negentiende dynastie te zoeken. Meerdere kandidaten zoals o.a. Thothmosis III, Amonhotep II, Ramses II, Merneptah e.a. zijn al voorgesteld. In de verschillende Hollywoodproducties sinds de Tien Geboden van Cecil B. De mille en meesterlijk vertolkt door Charlton Heston als Mozes, meent men farao Seti I en diens zoon Ramses II als de farao van de verdrukking en de farao van de exodus te kunnen identificeren. Bij de vernietiging van het leger van farao in de Schelfzee laat men dan wel farao aan de oever halt houden en getuige zijn van de vernietiging van zijn leger. Deze in beeld brenging is logisch, aangezien de stoffelijke resten van alle kandidaat-farao’s intact gevonden zijn. De foutieve conclusie, wanneer men de conventionele egyptologie volgt, is dat het beschreven geweld in de Bijbel, waarmee farao en zijn leger in de Schelfzee getroffen werden, dan ook wel niet zo erg was als beschreven,.

     

    Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft aangetoond dat de exodus gepaard gaande met de tien plagen en de vernietiging van farao en zijn leger in de Schelfzee, het einde betekende van zowel het Egyptische Oude- als het Midden-Rijk, rijken die naar het einde toe contemporain waren. De exodus loopt op de tijdsbalk dan ook als een breuklijn door de verschillende Egyptische Rijken. Eerst het oude en midden-rijk, die aan hun einde kwamen bij de Exodus, gevolgd door de Hyksos-periode, gevolgd door het nieuwe rijk, enz.

     

    Dr. I. Velikovsky (Eeuwen in Chaos, 1952, hoofdstuk I) identificeerde de farao van de Exodus als Thom of Thoem, naar een inscriptie op een schrijn gevonden te El Arisj, een stad op de oude grens tussen Egypte en Kanaän. Het is een zwarte monoliet beschreven met hiëroglyfen waarop koningen, residenties, geografische plaatsen en de invasie van Egypte door vreemdelingen worden beschreven. De inscriptie beschrijft een periode van volslagen duisternis over Egypte voor een periode van negen dagen, wat een bevestiging is van het relaas in het Bijbelboek Exodus 10:22-23 waar een van de plagen beschreven staat met dikke duisternis gedurende drie dagen. Dit was trouwens het eerste dat bij Velikovsky de aandacht trok, toen hij de inscriptie in het licht van de Bijbel bestudeerde. Daarnaast verwijst de inscriptie naar Pi-Charoti waar farao aan zijn einde komt. Dit Pi-Charoti uit Egyptische bron was voor Velikovsky overduidelijk te identificeren met het Bijbelse Pi-ha-Chiroth aan de Schelfzee. De inscriptie op het schrijn verhaalt verder dat een zoon van farao, ‘zijne majesteit Geb’ op onderzoek uitgaat en naar de plaats Pi-Charoti trekt en daar bij de lokale bevolking navraag doet naar de ramp die farao Thoem en zijn leger getroffen heeft. Velikovsky merkt op dat de naam Thoem of Thom in de plaatsnaam Pi-Thom zit, een voorraadplaats die de Israëlieten in slavernij moesten bouwen. En de naam Thom, stelt Velikovsky, is ook identiek met het Griekse Timaios of Toetimaeus zoals Manetho via Flavius Josephus, hem heeft doorgegeven. Farao Timaios/Timaus is bij Manetho de farao die de invasie van de Hyksos of Amalekieten onderging. Zie ook het artikel op dit blog van 01-06-2015: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1433109600&stopdatum=1433714400

     

    Velikovsky (1895/1979) zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1419202800&stopdatum=1419807600) was een seculiere Jood die in zijn studies de Bijbel als historisch betrouwbaar behandelde, wat overigens positief is. De wonderen van de Bijbel wees hij echter af en hij probeerde alle beschreven tekenen gepaard gaande bij de exodus, wetenschappelijk te verklaren, wat hem overigens ook aardig lukte. Zijn enige probleem was de vermelding in de Bijbel van de specifieke dood van al het eerstgeborene in Egypte door de verderfengel, in de Pesachnacht. Daar had hij moeite mee en had de Bijbel voor hem geen gezag (zie Eeuwen in Chaos, blz. 56-59). De oorzaak van de vele sterfgevallen in de Pesachnacht verklaarde hij vanuit een bijzondere aardbeving die Egypte die nacht trof. Dat hierbij specifiek alleen de eerstgeborenen getroffen werden was voor hem ongeloofwaardig.

     

    Dat de HERE God als een verderfengel in de Pesachnacht door het land trok en de huizen van de Israëlieten met het bloed van het geslachte lam aan de deurposten passeerde, maar in alle andere huizen de eerstgeborene doodde, was voor Velikovsky (en vele anderen) een brug te ver en werd weggeredeneerd. De beschreven gebeurtenissen van de Pesachnacht zijn dan ook een toetssteen voor velen: heeft de Bijbel gezag of alleen de rede. Ook de bekende revisionist van de geschiedenis van de oudheid David Rohl sluit zich bij Velikovsky aan, voor wat het afwijzen van het uitselecteren van de eerstgeborene, betreft (A Test of Time, 1995, Chapter 13, blz.283: I too have difficulty with this).

     

    Hierna de betreffende Bijbelgedeelten die de dood van de eerstgeborenen in Egypte beschrijven:

    Exodus 11:4 En Mozes zeide: Zó zegt de HERE: te middernacht ga Ik door het midden van Egypte. 5 Dan zal iedere eerstgeborene in het land Egypte sterven, van de eerstgeborene van Farao, die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de slavin achter de handmolen, ook alle eerstgeborenen van het vee. 6 En er zal een luid gejammer zijn in het gehele land Egypte, zoals er nooit is geweest en zoals er nooit meer zal zijn.

     

    Exodus 12:12 Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de HERE. 13 En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla. 14 En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de HERE; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren…..

     

    ….29 En te middernacht sloeg de HERE iedere eerstgeborene in het land Egypte, van de eerstgeborene van Farao, die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de gevangene, die in de kerker was, benevens alle eerstgeborenen van het vee. 30 En Farao stond des nachts op, hij en al zijn dienaren en alle Egyptenaren; en er was een luid gejammer in Egypte; want er was geen huis, waarin geen dode was. 31 Toen ontbood hij des nachts Mozes en Aäron en zeide: Maakt u gereed, gaat weg uit het midden van mijn volk, zowel gij als de Israëlieten; gaat, dient de HERE, zoals gij gezegd hebt. 32 Neemt ook uw kleinvee en uw runderen mee, zoals gij gezegd hebt; maar gaat! En wilt ook mij zegenen. 33 De Egyptenaren drongen eveneens sterk bij het volk aan, om het snel uit het land te laten gaan, want, zeiden zij, wij sterven allen.

     

    Psalm 78:51 Hij doodde in Egypte elke oudste zoon, de eerstgeboren mannen in de tenten van Cham.

     

    Wanneer we deze Bijbelgedeelten doorgenomen hebben blijkt dat Mozes in zijn tweede Bijbelboek Exodus, wel heel erg nauwkeurig de dood van specifiek alle eerstgeborenen beschrijft. Men aanvaardt deze geschiedschrijving of men aanvaardt (gelooft) dit niet. Alleen, en uitsluitend door het geloof, dat een gave van God is, aanvaardt men alle details van het Bijbelverhaal. Bij on-geloof, bij-geloof, en/of anders-gelovig zijnde, aanvaardt men dit niet en is het dwaasheid zoals Paulus overigens leert:

    1 Korintiërs 2: 14 Doch een on-geestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.

     

    De beschreven gebeurtenissen van de Pesachnacht van donderdag op vrijdag de vijftiende nisan, van het jaar 1483 v. Chr. waren al een beeld van het Pesach van 30 AD in ‘de volheid der tijden’, wanneer Jezus Christus, het Lam van God, Zichzelf offerde voor de zonde van de wereld.

     

    Johannes 1:29 De volgende dag zag hij (Johannes de Doper) Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water. (NBG Vertaling)

     

    En ook hier is het in het Nieuwe Testament, net zoals in de eerste Pesachnacht in Egypte, een persoonlijke zaak, een persoonlijke keuze; men kiest voor ‘het leven’ en gehoorzaamd (spreekwoordelijk) in het aanbrengen van het Bloed van het Lam aan de deurposten van je woning, zodat de verderfengel de komende nacht, voorbijgaat.

     

    Johannes 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. 17 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. (NBG Vertaling)

     

    Nu blijf ik iedere onderzoeker zoals Velikovsky, Rohl e.a. erkentelijk in het uitpluizen van de geschiedenis van de oudheid door hen, met de Bijbel als gids. Er vallen trouwens in hun studies heel wat goudklompjes te rapen. En Paulus, de apostel voor de niet-Joden, schrijft het volgende dienaangaande:

    1 Thessalonicenzen 5: 19 Dooft de Geest niet uit, 20 veracht de profetieën  niet, 21 maar toetst alles en behoudt het goede.

     

     

    Een onderzoeker/revisionist van de geschiedenis van de oudheid voor wie de historische boeken van de Bijbel gezag hadden, was Dr. Donovan A. Courville (1901/1996). Zijn opus magnum: ‘The Exodus Problem and its Ramifications, 1971’, brengt een volledige herziening van alle Egyptische dynastieën op de tijdsbalk. In Volume I, Chapter IX, Who was the Pharaoh of the Exodus?, levert ook hij zijn bijdrage tot het identificeren van de farao van de exodus.

    Courville hechtte veel belang aan de Egyptische koningslijst bekend onder de naam; Sothis-lijst. Deze lijst geeft (o.a.) vijfentwintig faraonamen (in de Griekse taal) vanaf de eerste farao Menes tot aan Salatis. Deze laatste naam is de eerste Hyksos-farao. En aan de Hyksos-invasie van Egypte ging de Exodus vooraf. De vierentwintigste naam is die van Koncharis, wat volgens Courville een Griekse versie is van het Egyptische ‘Ka-ankh-ra’ van de Karnak-koningslijst, een naam die dan weer volgens Courville overeenkomt met Sobekhotep VI van de Turijn-koningslijst. En volgens de Turijn-koningslijst regeerde Sobekhotep VI voor een periode van twee jaar, twee maanden en negen dagen. Farao Koncharis/Ka-ankh-ra/Sobekhotep VI is volgens Courville de farao die de Hyksos-invasie onderging.

     

     

    In het model van Courville waren het Oude Rijk en het Midden-Rijk voor een belangrijke periode contemporain. De farao van de verdrukking is in Courville ’s model Senwosret III van de twaalfde dynastie. De dertiende dynastie was gedurende een periode contemporain met de twaalfde dynastie en won na de dood van de farao van de verdrukking, aan macht. De tachtigjarige Mozes stond aldus bij zijn terugkeer in Egypte voor (een) Sobekhotep van de dertiende dynastie.

     

     

    Courville wijst in zijn studie op nog een bijzonderheid van de Sothis-koningslijst. De voorgangers van naam nummer 24.Koncharis hadden namelijk allen tot aan nummer 18. de naam Ramesse in hun faraonamen verweven. Hierna het betreffende gedeelte van de koningslijst:

    Faraonaam:                           regeerduur:        regeerperiode:

    18.     Rameses                       29                       1673/1644 v. Chr.

    19.     Ramesomenes              15                        1644/1629

    20.    Usimare                        31                        1629/1598

    21.     Ramessesseos              23                       1598/1575

    22.    Ramessameno              19                        1575/1556

    23     Ramesse Iubassz          39                       1556/1517

    23.    Ramesse Uaphru         29                       1517/1488

    24.    Koncharis                       5                        1488/1483

    25.    Salatis                         190 jaar

     

    Het is naar deze naam dat het Bijbelse Pi-Ramesse of Raämses, een voorraadstad die de Israëlieten onder dwang moesten bouwen, genoemd werd. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk Pitom en Raämses, blz. 89-98, diep ik dit verder uit. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    In het aangehaalde hoofdstuk; Pitom en Raämses, leg ik de link tussen het Bijbelse Raämses en de tot nu toe niet gevonden tweede hoofdstad van het Egyptische Midden-rijk; It-taoey. De dertiende dynastie’ farao’s hadden hier ook hun residenties. Van de eerste farao’s van de dertiende dynastie; Hor, Sobekhotep II en Chendjer werden te Dahsjoer hun laatste rustplaatsen teruggevonden. Vanaf Sobekhotep III en diens opvolgers ontbreekt tot nu toe elk spoor naar een laatste rustplaats, of mummie.

     

     

    In het variant dat de Egyptoloog David Rohl brengt (A Test of Time, 1995, Chapters 12 en 13) is de vermoedelijke farao van de exodus; Sobekhotep IV. Rohl haalt de christelijke oudheidhistoricus Eusebius aan die verwijst naar een nog oudere bron, de Joodse historicus Artapanus, en deze laatste vermeldt dat de farao ten tijde van Mozes, de naam ‘Khe-neph-res’ had. Vanuit deze naam distilleerde Rohl de naam ‘Kha-nefer-re’ van de Egyptische koningslijsten. En de naam ‘Kha-nefer-re’ stemt overeen met de Koninklijke naam die alleen farao Sobekhotep IV Kha-nefer-re, van de dertiende dynastie droeg. Het is boeiend studiewerk van David Rohl, iets dat zijn boek als een detectiveverhaal laat lezen.

     

    Ter conclusie kunnen we opmerken dat de farao waar Mozes in het jaar 1483 v. Chr. tegenover stond, farao Sobekhotep IV van de dertiende dynastie was. Het is deze farao die meende de Israëlieten te kunnen achterhalen in de wildernis, en als een gevolg zijn einde vond in de Schelfzee. Het is deze farao wiens troonopvolger in de Pesachnacht door de HERE God gedood werd.

     

     

    Het is farao Sobekhotep VI die de opvolger werd van Sobekhotep IV, de farao die niet terugkeerde van de Schelfzee en bovendien het Egyptische leger naar de ondergang gevoerd had. Als resultaat lag het Egypte van Sobekhotep VI wagenwijd open voor de kort daarop binnentrekkende Hyksos of Amalekieten. Over de het Hyksos-tijdperk voor Egypte schreef ik in juli op dit blog een artikel. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1437343200&stopdatum=1437948000

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    07-09-2015 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Libiërs in Egypte: dynastie XXII


    De tweeëntwintigste dynastie van Manetho was van Libische oorsprong en hun hoofdstad was Boebastis in de Nijldelta. De orthodoxie identificeert de eerste farao van deze dynastie Sjosjenq I, met de Bijbelse koning van Egypte; Sisak. (TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de Bijbelse farao met de naam SISAK, blz. 220. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    De Bijbelse farao SISAK rukte in het vijfde regeringsjaar van koning Rehabeam, de zoon en troonopvolger van Salomo, Juda binnen en plunderde de Tempel te Jeruzalem. De conventionele Egyptologie heeft aldus Sjosjenq I met de periode van Salomo en Rehabeam verankerd en laat de regeerperiode van de eerste farao Sjosjenq I in het jaar 945 v. Chr. aanvangen.

    Als een gevolg van de (foutieve) identificatie van Sjosjenq I met Sisak door de Egyptologie werd de gehele dynastie op de tijdsbalk in de tiende en negende eeuw voor Christus, geplaatst en niet in de achtste eeuw v. Chr. waar ze feitelijk thuishoort. Een betere studie honderd jaar geleden, van de historische gegevens die we hebben over farao Sjosjenq I en zijn beschreven veldtocht in zijn twintigste regeringsjaar naar Klein-Azië op een tempelmuurreliëf te Karnak, had duidelijk gemaakt dat de opgegeven veroverde steden, haast allen binnen het gebied van het tienstammenrijk te traceren zijn, en het allerbelangrijkst: dat Jeruzalem (het hoofddoel van Sisak) op deze lijst niet voor komt.

    De manier van werken door de gevestigde Egyptologie verraad een zekere nonchalance in hun studie en een snel tevreden zijn met povere ankerpunten op de tijdsbalk.

     

     

    In een studie van tweeëntwintig jaar geleden (1993, Kroniek van het oude Israël, hoofdstuk 9, ISBN 9073739071) toonde ik al aan dat het twintigste regeringsjaar van farao Sjosjenq I en zijn veldtocht naar Klein-Azië te verankeren is met het jaar dat koning Zacharia van Israël in 764 v. Chr. de troon besteeg, en dat het Sjosjenq I was die Zacharia op de troon installeerde. In het tienstammenrijk hadden we toen al sinds het jaar 776 v. Chr., het jaar van de meganatuurcatastrofe gevolgd met de dood van Jerobeam II, een periode van anarchie, zonder koning op de troon. (zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: kroniek van koning UZZIA van Juda, blz. 279)

    De interventie van Sjosjenq I in Israël betekende ook het begin van een alliantie tussen de Libiërs en het tienstammenrijk.

    Het is interessant om de marsroute van het leger van Sjosjenq I te bestuderen. Te Karnak in Egypte is een muurreliëf met een lijst van veroverde steden door Sjosjenq I bewaard gebleven. Door de rangschikking van deze steden is het mogelijk om de campagne van Sjosjenq I in kaart te brengen. Eén en ander blijft onduidelijk vanwege beschadigingen aan het tempelreliëf en het moeilijk identificeren van bepaalde Egyptische plaatsnamen. Het reliëf bevat honderdvijfenvijftig namen van steden. Enkel zeventien hiervan kunnen met zekerheid op de kaart geplaatst worden. Veertien hiervan in het gebied van het tienstammenrijk.

     

     

    Zoals vermeldt ben ik er van overtuigd dat het Sjosjenq I’ bedoeling was om orde op zaken te stellen in het tienstammenrijk. Sinds de dood van Jerobeam II in 775 v. Chr. had het land geen koning en was het in anarchie ondergedompeld. Vermoedelijk zaten in steden zoals Shechem, Tirza en Penuel in het over-Jordaanse gebied, usurpators (Hosea 8:4) op de troon. Deze drie steden vinden we op de lijst van Sjosjenq I ook terug en zijn alle drie ooit hoofdsteden van het noordelijke rijk geweest. Eén van deze plaatsen zou mogelijk met het Beth-Arvel van de profeet Hosea (10:14) kunnen geïdentificeerd worden.

     

    De Egyptische oudheidhistoricus Manetho geeft voor zijn tweeëntwintigste dynastie via de kroniekschrijver Africanus, negen farao’s op, met een regeerperiode van in totaal honderdtwintig jaar. De eerste farao was Sjosjenq I die eenentwintig jaren regeringstijd meekrijgt, gevolgd door farao Osorkon met vijftien jaar. Daarna volgt volgens de gegevens op de monumenten, Takelot met vijfentwintig jaar. Diens opvolger was Osorkon II met blijkbaar een coregentschap van drie jaar. In het derde regeringsjaar (C. Verburg, Farao nagerekend, 34a) van Osorkon II overstroomde het tempelcomplex in Karnak. Het Nijlwater stond zestig centimeter hoog boven de tempelvloer en het omringende land was een moeras. Deze ongewone waterstand van de Nijl viel in de maand december, terwijl de hoogste waterstand normaal al in augustus bereikt werd. De oorzaak zal dan ook geen grote of late regenval geweest zijn, verder zuidwaarts, maar moeten we veeleer denken aan een stremming van de afvoer in de Nijldelta. In de achtste eeuw voor Christus past dit natuurfenomeen volkomen in de cyclus van de meganatuurcatastrofes die toen de oude wereld getroffen hebben.

    Ten tijde van de regering van Sjosjenq I is men overigens begonnen met het noteren van het wassen van de Nijl (Bob de Gryse, KARNAK, 1984). En dit zou vanuit de Velikovskyaanse meganatuurcatastrofes van de achtste eeuw voor Christus verklaard kunnen worden.

    De genoteerde ongewone overstroming van de Nijl in het derde regeringsjaar van Osorkon II wordt in de revisie, een ankerpunt op de tijdsbalk. Het is de meganatuurcatastrofe van 722 v. Chr. die verantwoordelijk voor de overstroming was. (zie TIJD en TJDEN, 2015, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus, blz. 331) Wanneer we nu het derde regeringsjaar van Osorkon II met het jaar aug722/jul721 v. Chr. verankeren krijgen we het volgend resultaat voor Osorkon II op de tijdsbalk: 724/696 v. Chr.

    En het twintigste regeringsjaar (aug764/jul763 v. Chr.) van Sjosjenq I met zijn veldtocht naar het tienstammenrijk verankeren we met het eerste regeringsjaar van Zacharia: 764 v. Chr. Het resultaat voor Sheshonk I op de tijdsbalk is: 783/762 v. Chr.

    Met deze twee ankerpunten vullen we de regeerperiode van de opvolgers van Sjosjenq I; Osorkon I en Takelot I in.

    Hierna eerst de opgave van de Libische koningslijsten volgens Africanus en Eusebius die Manetho kopieerden:

    Africanus:                                                 Eusebius :

    1.       Sesonchis            21                        Sesonchis 21 (Sheshonk)

    2.      Osorthon            15                         Osorthon 15

    3/5.  drie andere                   25

    6.      Takelothis           13                        Takelothis 13

    7/9. drie andere                   42

    Totaal: 9 koningen in 120 (?)jaar           drie koningen in 49 jaar

     

    Naast deze gegevens hebben we ook de informatie van op de monumenten in Egypte, waarvan we de verschillende namen van de Libische vorsten en hun regeerperioden kunnen aflezen en vergelijken met die van Manetho. Het resultaat is het volgende:

    Monumenten:              regeringsjaren:

    1.      Sjosjenq I            21

    2.    Osorkon I           36

    3.    Takelot I             7 of 23?

    4.    Osorkon II          29

    5.     Takelot II            25

    6.    Sjosjenq III         39

    7.     Pamay                 6

    8 .Sjosjenq IV        37

     

    De regeerperiode van eenentwintig jaar voor Sjosjenq I wordt bevestigd door de twee kopieerders van Manetho én door de Egyptische monumenten. Voor de opvolger van Sjosjenq I: Osorkon I, is er een afwijking tussen Manetho en de gegevens van de monumenten van zesendertig tot vijftien jaar. De link die we met de historische gegevens via de Bijbel gemaakt hebben, maakt evenwel duidelijk dat een periode van vijftien jaar het correcte getal is. De regeerperiode van Osorkon I loopt aldus van 762 tot 747 v. Chr. De regeerperiode van Takelot I loopt van 747 tot 724 v. Chr. het jaar waarin Osorkon II zoals we al gezien hebben, de scepter overneemt: of een totaal van drieëntwintig jaar zoals de monumenten leren.

    Een overzicht geeft het volgende weer:

    Sjosjenq I            21      783/762 v. Chr.

    Osorkon I            15      762/747 v. Chr.

    Takelot I             23     747/724 v. Chr.

    Osorkon II                    28     724/696 v. Chr.

     

    Daarna vullen we de opvolgers volgens de informatie van de monumenten zo goed mogelijk in:

    Takelot II            25     ca. 701/676 (co-regent met Osorkon II)

    Sjosjenq III         39     ca. 676/637

    Pamay                   6     ca. 637/631

    Sjosjenq IV                  37     ca. 631/594

     

    De regeerperioden van de acht koningen samen geven hier een totaal van ruim honderdtachtig jaar, daar waar Manetho via de kopieerder Africanus, de volledige dynastie honderdtwintig jaar geeft. De verwarring is troef wanneer we de zogenaamde Oude Kroniek er ook bijnemen en vaststellen dat deze bron een totaal van achtenveertig jaar en slechts drie koningen voor dynastie XXII, opgeeft. Het vermelden van ‘circa ‘s’ is aldus op zijn plaats wat de laatste opgegeven farao ’s van de tweeëntwintigste dynastie betreft. U merkt dat het ook bij deze dynastie een puzzel is, die in elkaar gezet moet worden. Het is via het Bijbelse plaatje dat de eerste vier farao ’s redelijk goed op de tijdsbalk geplaatst kunnen worden. Daarna blijven vraagtekens bestaan.

    Zoals eerder vermeld heeft de gevestigde Egyptologie de Libische dynastie foutief met de Bijbelse Sisak en het vijfde regeringsjaar van koning Rehabeam van Juda, verankerd. Dit is het overigens het enige ankerpunt op de tijdsbalk dat zij hebben en de opvolgers van Sjosjenq I worden zo goed als mogelijk aan de hand van de verschillende (en met elkaar afwijkende) regeerperioden achter elkaar op de tijdsbalk gerangschikt. Ten tijde van de Assyriër Salmaneser III en de slag bij Karkar plaatst de conventionele Egyptologie de Libiër Takelot II met een klein contigent van duizend soldaten aan de zijde van Achab van het tienstammenrijk, tegen de Assyriërs. Dat dit louter gissen is geeft de Egyptologie dan ook zelf toe (J.H.Breasted, Geschichte Ägyptens, 1954, Buch 7, hoofdstuk 24). Wie dan werkelijk aan de slag bij Karkar tegen de Assyriërs deelnam, heb ik in TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk; Wie zijn de ‘Kur mus us ra a a’ op de Karkar-stele van Salmaneser III?, blz. 247, geïdentificeerd.

     

    Over een andere Libische farao Osorkon I schreef ik ook een hoofdstuk in TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk; een anomalie, blz. 354, in verband met een bijzonder borstbeeld van deze farao dat te Byblos dat in de vorige eeuw ontdekt werd en vandaag in het Louvre bewaard.

    Het moet duidelijk zijn dat de Libische tweeëntwintigste dynastie op de tijdsbalk in de achtste en zevende eeuw voor Christus, op haar historische plaats zit.

    Er is nog een merkwaardigheid die men vindt wanneer men orthodoxe Egyptologen bestudeerd. De orthodoxie noemt Sjosjenq I bijvoorbeeld als de opperbevelhebber van alle Egyptische legers! In de Thebaanse verslagen heet hij ‘Grote leider van de Mesjwesj’, die oorspronkelijk uit Libische stammen als een interne politiemacht, gerekruteerd waren. (Kroniek van de farao ‘s, Peter A. Clayton, de derde tussentijd). En dit past eveneens in mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid. De Nijldelta was een lapdeken toen van naast elkaar regerende dynastieën zoals de vierentwintigste en de drieëntwintigste. In Boven-Egypte te Thebe zat de achttiende dynastie met Amonhotep III, en opgevolgd door Amonhotep IV. In mijn studie ‘Genesis versus Egyptologie’ zijn de Libiërs een soort aanvalshonden of een politiemacht onder Amonhotep III, net zoals de Egyptoloog Peter A. Clayton ze beschreef. Een puzzelstukje dat past in het nieuwe plaatje.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    01-09-2015 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.23 augustus: een alternatieve Kerstdatum?

    De Kerstdatum had al eerder op dit blog onze aandacht. Het is duidelijk dat door middel van de priesterbeurtrol in de tempel te Jeruzalem, men aan de hand van de beurtrol van Zacharias, de vader van Johannes de Doper, de verwekking van Jezus kan berekenen. De geboorte van de Heiland negen maanden later, situeert zich aldus in de vijfde maand Ab van de Hebreeuwse kalender of juli/augustus van de westerse maandtelling. Zeven dagen later op de achtste dag werd baby Jezus volgens de Wet besneden en drieëndertig dagen daaropvolgend werd Hij door zijn ouders in Jeruzalem in de Tempel opgedragen. Deze beschreven verordening vindt men in het Bijbelboek Leviticus 12:1-4.

    Leviticus 12:1 De HERE sprak tot Mozes: 2 Spreek tot de Israëlieten: Wanneer een vrouw moeder wordt en een kind van het mannelijk geslacht baart, dan zal zij zeven dagen onrein zijn; als in de tijd van haar maandelijkse afzondering zal zij onrein zijn. 3 En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden. 4 Drieëndertig dagen zal zij blijven in het reinigingsbloed; niets heiligs zal zij aanraken, naar het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen van haar reiniging vervuld zijn.

     

    De evangelist Lucas heeft deze geschiedenis uitvoerig in zijn evangelie gebracht. Hierna het Bijbelgedeelte:

    Lucas 2:21 En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen. 22 En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23 gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.

    25 En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:

    29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: 32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. 33 En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 – en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan –, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.

     

     

    36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten39 En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazareth. (NBG Vertaling 1951)

     

    Wanneer we vanaf de vijfde maand Ab veertig dagen op de kalender rekenen, arriveren we ongeveer naar het einde toe van de zesde Hebreeuwse maand Eloel of aan het begin van de zevende maand Tisjri, naar gelang het vertrekpunt van ons rekenen. Met de woorden van Simeon in gedachten stel ik me echter voor dat baby Jezus met Rosj Hasjanah, in de Tempel te Jeruzalem aan God opgedragen werd.

     

     

    Rosj Hasjanah betekent: ‘Hoofd van het Jaar’ en is van oudsher het Joodse Nieuwjaar dat ingaat op 1 en 2 Tisjri. In de Joodse overlevering is het een tijd van oordeel. Gedurende dertig dagen tijdens de voorafgaande Hebreeuwse maand bereidden de Joden zich voor op deze heilige dagen. Het was/is een tijd om in gebed na te denken over al het kwaad dat men zijn vrienden of kennissen mogelijk had aangedaan. Het was een tijd om vergeving te vragen en te krijgen. Iedere morgen tijdens deze periode werd op de Sjofar of ramshoorn geblazen ter voorbereiding van Rosj Hasjanah met tien dagen later de Grote Verzoendag of Jom Kippoer. Het is aldus niet onlogisch om het opdragen van de Christus des HEREN, de Heiland, verondersteld met Rosj Hasjanah in de Tempel te laten plaatsvinden.

     

    Wanneer we vanaf deze datum: 1 Tisjri, veertig dagen op de kalender terugrekenen arriveren we op de twintigste dag van de maand Ab als de geboortedag van de Heiland Jezus Christus. Via het internet vindt men site ’s die de astronomische omrekening naar de Romeinse kalender terug de tijd in naar o.a. het jaar vijf voor Christus, maken. Zie link: http://www.cgsf.org/dbeattie/calendar/?roman=5

    Op deze manier berekenen we de geboortedag van Jezus Christus voor 23 augustus van het jaar vijf voor Christus. Dit alles klopt uiteraard pas, indien de Christus inderdaad met Rosj Hasjanah opgedragen werd. Dat de Christus in het jaar vijf v. Chr. geboren werd heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2005, behandelt in de hoofdstukken: Herodes de Grote, blz. 437 en 27/28 AD, een navigatiepunt in de tijd, blz. 443. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    24-08-2015 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (1)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs