Fietsknooppunten:
42-43-39-70-65-64-62-89-32-87-33-42 = 35 kilometer.
Donderdag 5
mei 2016. Hemelvaartsdag. We vertrekken vanuit Ekeren bij een temperatuur van 15°
Celsius. Frank, onze weerman, sprak van frisse ochtenden, maar voor vanmiddag
worden toch temperaturen verwacht van 19° Celsius in de schaduw. Meer moet dat
niet zijn. Als het te warm is klagen we ook. Al even belangrijk is de wind.
Vandaag komt de wind uit het oosten met een kracht van 2 à 3 beaufort. Valt
reuze mee, dacht ik. Ondanks de feestdag komen we, voorbij de oprit van Meer,
in een file terecht. Sterk vertraagt verkeer tot aan de grensovergang,
veronderstel ik. Alle vrachtwagens staan soms stil op de eerste rijstrook. De
personenwagens rijden met een slakkengang bumper aan bumper op het tweede
rijvak. Een poos later verplaatsen de vrachtwagens zich naar de pechstrook. Zij
hebben vanuit hun cabine een weids uitzicht van wat er voor hen in de verte
reilt en zeilt. De truckchauffeurs hadden gezien dat er op de linkerrijstrook
een kettingbotsing was gebeurd. Alle wagens schuiven een rijstrook op. We
passeren de vier auto's die bij het ongeval betrokken zijn. Er is gelukkig
alleen materiële schade. Eens er voorbij rijden we weer vlot.
Een 124
kilometer verder of 1 uur en 15 minuten later parkeren we onze auto op de grote
parking van de Beusichemsedijk in Culemborg. Culemborg is een gemeente in de
Neder-Betuwe van de provincie Gelderland. We zijn speciaal naar hier toe
gereden om de bloesemroute te rijden. Het is eens wat anders dan de fruitbomen
in Haspengouw. De perenbloesem is uit gebloemd. De laatste appel- en
kersenbloesems kunnen nog gespot worden beloofd de bloesemsite. De exacte
bloesem-tijd is niet te voorspellen, maar in april en mei vertonen de
fruitbomen hun kleurige bloesemtooi. Het weer is natuurlijk een belangrijke
bepalende factor, en daarnaast bloeien niet alle bomen tegelijk.
We
vertrekken, met de fiets, vanaf knooppunt 42 naar ons volgende knooppunt, een
5,8 km verder. Eerst even slalommen over de Beusichemsedijk, die overgaat in de
Lekdijk-West tot knooppunt 43. Bovenop de dijk waait een stevige bries. Meer
dan de beloofde 2 à 3 beaufort. We rijden richting oost en dus wind op kop. Dat
maakt het nog koud ook. Een trui of fleece jasje is geen luxe vandaag. De wind
is eveneens gevaarlijk om te verbranden. Elke blote plek wordt ingesmeerd.
Sommigen fietsen toch in T-shirt en/of in korte broek. Ze zullen het morgen
voelen. Maar we blijven niet zeuren. De zon schijnt en dat is het voornaamste.
Het is druk van fietsers en wandelaars. Vandaag begint de 31ste Betuwse
fietsvierdaagse. De routes zijn gratis te downloaden en toevallig wordt vandaag
de Betuweroute gereden. Ondanks die drukte genieten we van de groene omgeving.
De dijk wordt hier en daar opnieuw versterkt met kleigrond. Uiteraard zijn deze
stukken nog bruin van de aarde. In de brochure staat geschreven: Wie gek is
van een mooie landelijke streek, kan in de Betuwe zijn hart ophalen. Of het nu
om te fietsen, te wandelen of op en rond het water bezig te zijn. Het kan hier
allemaal. Ook de dorpjes of steden met de verrassende winkels hebben hun
charme. Een mens moet nu eenmaal eten en drinken.
Links van
ons stroomt de rivier de 'Lek' door het groene landschap. De lengte bedraagt 62
kilometer en vormt de grens tussen Utrecht en Gelderland. De andere oever
bereik je uitsluitend via talrijke pontveren. Plezierboten en luxe jachten
varen op de rivier. Hier en daar zitten jonge koppeltjes met een picknickmand
aan het water. Of ze liggen te luieren terwijl ze toekomstplannen maken. Op de
linker- en de rechteroever, van de Lek, zijn nog grote waterplassen. Daar maken
de wilde watervogels dankbaar gebruik van. Het landschap vertoont nog steeds kale
bomen. Het heeft lang koud geweest en de boomknoppen blijven dicht. Toch
leveren deze bomen en struiken een extra bijdrage aan het traditionele
landschap van groene weiden, sloten en waterplassen. Rechts van ons worden we
geboeid door de rustieke boerderijen. In de tuintjes staat de Japanse kerselaar
in volle bloei. Af en toe
rukt de felle wind aan de takken. Duizenden bloemblaadjes waaien weg.
Voor de
landbouwer is het geen feestdag. Van dit mooie weer moeten ze profiteren en op
hun land werken. Afhankelijk van het weer kan eind april, begin mei voor de
eerste keer in het jaar het gras gemaaid worden. Verderop rijdt een andere
tractor over het afgemaaide gras en keert het om zodat de zon haar werk kan
doen. Na 4 à 5 dagen drogen wordt alles in balen geperst en opgeladen.
Ook de
veehouders kennen geen rustdag. Zelfs als hun dieren op de weide staan te
grazen hebben ze verzorging nodig. De koeien moeten gemolken en paarden moeten
bijgevoerd worden. In de verte zien we de eerste fruitplantages staan. Het is
te veraf om de bloesems te zien. We fietsen nog steeds boven op de dijk. Een
ware beproeving met nog steeds wind op kop. Toch genieten we van mooie
vergezichten. De grachten zijn afgeboord met knotwilgen. De bomen zijn
kenmerkend voor polder- en rivierlandschappen. Het zijn niet altijd knotwilgen.
Er kunnen ook populieren, essen of elzen zijn. Ze vormen aan grachten en sloten
een versteviging van de oevers. Vroeger werden de knotbomen meer gesnoeid dan
nu. De afgezaagde takken en twijgen waren uitstekend geschikt voor het vlechten
van manden en stoelen. Nostalgische momenten. De vele zwarte witte koeien zijn
de belangrijkste soort in Nederland. Ze zijn van Amerikaanse oorsprong, slank
en mager gebouwd.
De koeien
staan bekend voor hun hogere melkproductie. Ook pony's staan massaal in de
weide.
De kleine
paarden hebben een schofthoogte van 1,48 meter en worden gehouden om te kweken
en te verhuren bij maneges. Huizen worden afgewisseld met grote hoeves. Meestal
met rieten dak met onderaan nog enkele dakpannen. In Nederland komt deze
combinatie nog vrij vaak voor. Dat had vroeger een praktische achtergrond. Nu
heeft het te maken met uiterlijk en uitstraling. De meeste boerderijen worden
omgebouwd tot B&B s of kleine campings.
De rivier
kabbelt nog steeds door het landschap. Vanaf knooppunt 43 kan men van de charme
van een overtocht genieten met één van de 5 pontjes die de 'Lek' dwarsen. Wij
vervolgen onze weg rechtdoor over Lekdijk-Oost. Nu is het 6 kilometer tot ons
volgend knooppunt. Steeds naar het oosten met wind op kop. Schapen grazen de
dijkwand af. Kleine lammetjes huppelen naast hun moeder mee. Eentje staat wat
verderop te blaten. Het is dorstig en roept op zijn of haar moeder. Nog steeds
op de dijk rijden we de gemeente Ravenswaay door. Het dorpje heeft een klein
200 inwoners. De Sint-Nicolaaskerk is een protestantse gebedsplaats van 1644.
De torenspits van de kerk steekt hoog boven het kruin van de bomen uit. De
nationale driekleur wappert in de wind door een torenraam. Een horde,
lawaaierige motorclub vliegt ons in razende vaart voorbij. Links, op de andere
oever staat een windmolen. Op ons plan staat er niets over vermeld. Na
Lekbandijk slaan we rechtsaf en fietsen naast het Amsterdam-Rijnkanaal dat
uitmondt in de 'Waal'.
Bij
knooppunt 39 fietsen we rechtsaf, richting knooppunt 70. Vanaf nu zijn we
verlost van de hevige wind en de drukte op de dijk. Eensklaps bevinden we ons
tussen de fruitplantages. Niet elke plantage schittert van de bloesems. Na
weken van prachtige bloesems zijn de perenplantages uitgebloeid. In september
kunnen ze geplukt worden. Nu is het de tijd van de appelbloesem.
De bloei van
de kersen is haast voorbij. Ze zijn bijna zo groot als knikkers en ze zullen
uitgroeien tot heerlijke zoete donkerrode kersen. Al komt het slechts traag op
gang. In de karakteristieke fruitstalletjes, langs de weg, liggen heerlijke
producten uitgestald. Soms een zakje appelen en bij een ander kraam mag je zelf
een zakje vullen met walnoten. Betalen doe je in een mandje of in een kistje.
Er is geen toezicht. De verkopers vertrouwen op de eerlijkheid van de mensen.
We fietsen
menig boerderij voorbij met een typische hooiberg. Hooi heeft een goede droge
ruimte nodig met een goede verluchting rondom rond. Deze hooiberg heeft vier
roeden (je vindt er ook met drie roeden of palen). Het dak bestaat uit riet of
zink en kan omhoog gedraaid worden. Het
is een mooie en stijlvolle aankleding die bij het terrein past.
We naderen de stad Buren. Een infobord legt
uit: Frederik van Egmont, bijgenaamd Schele Gijs", kreeg in 1472 de
heerlijkheid Buren van zijn oom Arnold, hertog van Gelre, als vergoeding voor
gemaakte onkosten. Door zijn onvoorwaardelijke steun aan keizer Maximiliaan
van Oostenrijk verhief deze hem in 1498 tot graaf van Buren en Leerdam. Sinds
1551 is het graafschap Buren nauw verbonden met het Huis Oranje Nassau. Al van ver vallen ons de draaiende wieken op
van een molen. Aan de kerk wappert de driekleur aan de toren. Het dorp is
versiert met slingers en vlaggetjes in wit, rood en blauwe kleur. Het heeft een
aparte maar aangename sfeer. Over de straten hangen de feestelijke gekleurde
slingers voor de jaarmarkt van zaterdag 7 mei. We proberen onze fiets zo goed
mogelijk te parkeren tussen honderden andere fietsen. Een echt huzarenstukje.
Rechtover de fietsparking is restaurant De pannenkoekenbakker. Een
nostalgisch eethuis uit 1860 met maar liefst 230 verschillende pannenkoeken.
Buren is een gezellige oude stad waarvan de
geschiedenis nauw verbonden is met het koningshuis. De stad kreeg de naam 'Oranjestad'
na het huwelijk van Willem van Oranje en Anna van Egmont (Gravin van Buren) in
1551. Anna van Egmont was de schatrijke achterkleindochter van Frederik van
Egmont. Haar echtgenoot Willem werd daarmee automatisch graaf van Buren. Anna
stierf in 1558 op slechts 25 jarige leeftijd. De titel gravin van Buren ging
over naar haar dochter Maria. Tegenwoordig draagt de regerende koning
Willem-Alexander de titel Graaf van Buren.
We wagen ons tussen de gezellige drukte door
de monumentale stad waarvan we de historische gebouwen bezoeken die op
loopafstand van elkaar staan.
Aan het eind van de Voorstraat staat nog
steeds de oude stadspoort. Gebouwd rond 1400, nadat Buren in 1395 stadsrechten
kreeg.
Eerst wandelen we linksaf naar de noordwal
waar sinds mensenheugenis een molen staat. 'De prins van Oranje' is een ronde
stenen stellingmolen uit 1714 die een standaardmolen vervangt nadat deze
verwoest werd door een felle brand. In 1911 brandde ook de Prins van Oranje
uit, maar werd vakkundig herstelt en verhoogd. In 1947 koopt de gemeente de
molen om hem van verval te redden. Na een laatste restauratie in 1974 werd deze
opnieuw maalvaardig. In de molen is een klein winkeltje waar belangstellenden
gemalen meel en ambachtelijke lekkernijen kunnen kopen.
Op de Markt bevindt zich het voormalige
stadhuis waar sinds 1988 het museum 'Buren & Oranje' is gevestigd. Hier
vinden toeristen informatie over het vorstenhuis en de relatie met de stad
Buren. Het gebouw ernaast is het Toeristen Informatie Buren, opgericht na de
opheffing van de VVV.
De Sint-Lambertuskerk is een protestantse
kerk, gesticht in 1367 als kapel. In 1395 werd de kerk ingewijd als parochie.
In 1551 werd in deze kerk het huwelijk voltrokken van Prins van Oranje met Anna
van Egmond. Toen was het nog een katholieke kerk. Binnenin kan je de graftomben
vinden van de graven van Buren en van Maria van Oranje Nassau. Het gebedshuis
is heden ten dagen te huur voor concerten, evenementen en dergelijke meer. In
de schaduw van de toren staat een beeldengroep van Prins Willem van Oranje,
zijn vrouw Anna en hun twee kinderen Maria (1556-1616) en Philips-Willem
(1554-1618). De Julianaboom, links voor de kerk, is van 1909. Een vergulde
kroon met de letter J siert het gietijzeren hekwerk dat rond de boom werd
bevestigt.
Het museum der Koninklijke Marechaussee is
gehuisvest in het voormalige Koninklijk Weeshuis. Het Weeshuis werd gebouwd in
1612 door Maria van Nassau. In 1619 wordt het weeshuis in gebruik genomen.
Weeskinderen werden hier verzorgt tot 1953. Voorheen stond hier het
Sint-Barbaraklooster dat gesticht werd door Heer Willem van Buren in 1420. Het
klooster werd verwoest door een vernietigende brand en niet meer opgebouwd. Als
bezoeker van het museum kom je alles te weten over de geschiedenis van de Marechaussee
in Napoleontisch uniform uit 1814 tot de Marechaussee van nu. In de tuin staat
een levensgrote pop achter beschermglas of plastiek in een wachthuisje. De pop
is gekleed in het groene gevechtstenue. In de periode 1946-1996 zijn 34.000
dienstplichtigen bij de Koninklijke Marechaussee in dienst geweest. Ook hun
verschillende voertuigen worden tentoongesteld. Op 6 november 2013 bracht
prinses Beatrix nog een bezoek aan de tuin van het voormalige weeshuis om een
kunstwerk te onthullen.
Tegenover de ingang van het museum der
Koninklijke Marechaussee zijn nog intacte resten van de vroegere vesting rond
de stad. Via trappen kan de bezoeker de restanten bezoeken. Een infobord
verklaart: De vesting Buren ontstond rond 1395 toen de landsheer Allard van
Buren langs de noord- en westzijde een gracht liet graven. Deze gracht stond in
verbinding met de Korne die reeds de oost- en zuidzijde van Buren omsloot.
Aangenomen wordt dat rond dezelfde tijd muren en poorten gebouwd werden. De
Italiaanse vestingbouwer en architect Pasqualini liet omstreeks 1540 een aarden
wal opwerpen aan de stadskant van de muur. Bij deze gelegenheid is een
muurtoren in de aarden wal opgenomen. Tijdens de restauratie van de stadsmuur
in 2005-2006 werd een tegen de oostelijke muur liggende toren blootgelegd en
geconsolideerd. De fortificatie bestaat uit een rechthoekige ruimte met een
gemetseld koepelgewelf. Het midden gedeelte van de koepel is niet meer
aanwezig. De rivier 'Korne' is een zijtak van de 'Linge' en loopt voor een
groot gedeelte langs de zuidgrens van de stad. De rivier wordt momenteel nog
gebruikt om met pleziervaartuigen van en naar Buren te varen.
Een pand dat gebouwd was tegen de voormalige
stadsmuur werd in 1804 gekocht door de joodse gemeenschap en richtte er een
synagoge in. Het gebouw werd ingericht met een kerkelijke badplaats, een woning
voor de rabbi en een schoollokaal. Ruim 100 jaar geleden werd de joodse
gemeenschap opgeheven. Het gebouw werd vervolgens een woonhuis, stal en winkel.
Nu is het een facilitaire ruimte voor kunst en cultuur. Momenteel loopt er een
expositie van een jonge kunstenares met een voorliefde voor paarden.
Na ons bezoek aan de Oranjestad Buren
vervolgen we onze fietstocht over de Betuweroute. Het is ondertussen warm
geworden. De truien worden T-shirts en de armen en aangezicht worden ingesmeerd
met factor 50. De laatste kilometers voert ons dwars door de fruitplantages van
de streek. De Betuwe is de fruittuin van Nederland en de gemeente Buren heeft
de grootste fruitproductie van het land. In een grote weide lopen een aantal
grote varkens rond. Hun buik en snoet is bruin en nat. Ze komen recht uit een
modderpoel. Een reiger staat aan de rand van een sloot en kijkt neer op het
water. Geduldig wacht hij op een maaltijd. Op sommige plaatsen is de grachtkant
afgeboord met gele bloemen zoals koolzaad of raapzaad. Het zijn mooie plaatjes.
In een andere weide staan de koeien tegen de aluminium afsluiting te drummen.
Ze wachten op de boer die bijvoeding brengt. Verderop staan schapen in de weide
te grazen. Op zichzelf niets spectaculair, ware het niet dat deze schapen met
lammeren zwart wit gekleurd zijn. Van ver lijken het echt koeien. Ze zijn dan
ook bijna zo groot als een koe.
Terug in Culemborg ontdekken we al vlug de
rijke historie van de stad als we door de oude straatjes fietsen. De
geschiedenis van Culemborg begint al in 1281. In de 14e eeuw wordt
de stadsmuur en -gracht opgetrokken.
Het deel van de stadsmuur dat nog staat vormt de oudste nog bestaande originele
stadsmuur. Aan de laatste telg van het geslacht Van Culemborg heeft de stad
veel te danken. Vrouwe Elisabeth stichtte het Elisabeth-gasthuis, een hofje met
huizen voor oude mannen en vrouwen, en schoot het geld, voor de bouw van het
Stadhuis en de toren van de Sint-Janskerk voor. Uit haar erfenis werd het
Elisabeth-Weeshuis gebouwd. Het doet nu dienst als museum en bibliotheek.
Momenteel is het hier rustig. Daar zal het
late uur wel voor iets tussen zitten. Het is ondertussen 17:30u geworden. De
'Binnenpoort' is de enige van de zeven stadspoorten die bewaard is gebleven. Ze
werd gebouwd in de 14e eeuw. Het bovenste gedeelte werd in 1557
bijgebouwd. In de nis staat een beeld van de heilige Barbara.
Onze volgende halte is bij de katholieke
Sint-Barbarakerk en Antonius met haar hoge spitse toren. Ze werd gebouwd op de fundamenten van de oude
Sint-Janskerk die te klein werd. Op 4 december 1886 werd de nieuwe kerk
ingewijd. De Duitse bezetter eiste de klokken uit de toren op tijdens WOII.
Alleen de Elisabethklok is na de oorlog teruggevonden. De andere drie werden
omgesmolten.
Recht over de kerk, Varkensmarkt 9, staat het
statige herenhuis dat gebouwd werd in 1865 voor de sigarenfabrikant
Dresselhuijs. Achter het pand stond sigarenfabriek 'De Trio'.
Op de Varkensmarkt staat één van de vier nog
bestaande stadspompen uit 1718. Gekroond met het stadswapen.
Het stadhuis op de Markt dateert van 1534. De
kelder diende oorspronkelijk als vleeshuis, later als wijnkelder. Boven de
kelderdeur staan twee leeuwen met het wapen van de familie van Elisabeth van
Culemborg. Boven de hoofdingang staan de letters A en E (Antonius en Elisabeth)
en een Latijnse tekst waarvan de vertaling luidt: 'Het vuur zal alles
voltooien'. Het stadhuis wordt gebruikt als vergaderruimte van de gemeenteraad
en als trouwlocatie. Tussen 1939 en 1949 werden tijdens de noodzakelijke
restauraties de gebrandschilderde ramen geplaatst met daarop de geschiedenis
van Culemborg. De schandpaal staat nog steeds op de hoek van het stadhuis. De
tekst bovenaan is echter onleesbaar geworden. De tand des tijds.
We fietsen tot bij de stenen windmolen aan 't
Jach. Gebouwd in 1853 kreeg hij de naam 'De Hoop'. Bij het begin van de 20ste
eeuw werden de wieken verwijderd. De stoommachine nam het werk over. Later werd
de molen nog slechts gebruikt als opslagplaats. Rond 1980 kocht de stad de romp
en liet hem restaureren. In 1993 werd de molen weer maalvaardig.
Over de Schuttersbrug staan links en rechts
nog de oude stadswal uit 1318. Links bevindt zich nog de ronde uitkijktoren.
Rechts voor de oude stadswal een monument.
Om 18:00u zijn we terug bij de auto. We
hebben in totaal 36,7 kilometer gefietst. Tot schrijfs.
Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.






|