Ik ben Ria Coeckelberghs, en gebruik soms ook wel de schuilnaam RiCo.
Ik ben een vrouw en woon in Houthalen-Helchteren (België) en mijn beroep is Freelancejournalist.
Ik ben geboren op 05/11/1956 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen, schrijven, fotograferen, decoreren, koken.
In de zomer van
1965 kwamen we aan in het Belgische garnizoen Brakel, dichtbij de
voormalige Oost-Duitse grens. Als achtjarige had ik al vijf
verhuizingen meegemaakt. Dit zou mijn zesde verblijfplaats worden. De
Belgische militairen woonden samen in een wijk van 26
appartementsgebouwen genaamd de 'Lange Wanne'. Er waren vier hoge
blokken waarvan de nummers 1 en 2 bestemd waren voor de officieren. Blok 25 en 26 en
de lagere gebouwen werden bewoond door de onderofficieren en andere
graden. Pal achter onze wijk lag de kazerne en de CMC, de Belgische
winkel waar wij vanaf ons balkon op uit keken. Het onderscheid in
rangorde werd al vanaf het begin gemaakt. Zoals het eigen is aan
kleine gemeenschappen was er ook hier een grote sociale controle.
Mijn moeder was één van de weinige vrouwen die uit werken ging. Zij
was verkoopster van beroep en vond al gauw een job bij het
grootwarenhuis van Günther.
Om aan de sociale
controle te ontsnappen hielden mijn broer en ik ons liever op in het
dorp met onze Duitse vrienden. We leerden de taal snel en ze lieten
ons de mooiste plekjes van Brakel zien. Op de boerderij van de
familie Brinkmann waren we kind aan huis. Die lag langs de dreef op
de route naar school. We speelden op de hooizolder met zoon Franz en
de vrienden Peter en Rainer. Soms mochten we
met hun dochter Elisabeth in het steegje paard rijden. Op een dag
werd ik zelfs op school afgehaald met een paard ! In de zomer gingen
we zwemmen in de rivier de Nethe die door de landerijen van de
boerenfamilie liep. In de grote vakantie lagen we van 's morgens tot
's avonds in het zwembad. 's Winters
trokken we de ski's aan en slalomden tussen de molshopen door op de
weilanden achter de kazerne. Daar stonden in de zomer de koeien van
boer Brinkmann.
Voor de jeugd was
er in de wijk niet zo veel te doen. Voor de kleintjes was er een zandbak en enkele speeltoestellen. De jongens voetbalden op het grasveld achter de lage
appartementen. Het jeugdhuis lag in een nabij gelegen wijk maar wij
gingen liever naar de Beatkelder van onze Duitse vriend Hellmut. Soms gingen we
naar de cinema in de kazerne. Niet ver van de lagere school lag de
atletiekvereniging waar ik op veertienjarige leeftijd lid van werd. Veel
gezinnen hadden een volkstuintje en daar werden dan ook contacten
gelegd met de plaatselijke bevolking. Elke twee jaar
streek in het eerste weekend van augustus de grootste kermis van
Nordrhein- Westfalen neer in het dorp, ter ere van Annentag. De
miliciens zorgden voor leven in de brouwerij want die gingen graag op
stap in de enige discotheek die Brakel rijk was naast enkele cafés
en een speelhal.
Na de lagere
school besloten mijn ouders dat ik op internaat moest in Bensberg. Daar had ik
helemaal geen zin in want het betekende dat ik mijn vrienden moest
missen. Met lood in de schoenen vertrok ik met een volle koffer in
de bus richting Keulen. De eerste
weken waren een hel. We sliepen met 86 meisjes op een grote
slaapzaal. Aaneensluitend stonden er een bed, een kast en een stoel.
De opvoedsters waren streng en snauwden ons vaak af. Ik werd
overmand door heimwee en kon me niet concentreren op de lessen. Wat
mij ook enorm stoorde was dat de leraren de graad van je vader wilden
weten. Na twee weken
hield ik het voor gezien en eenmaal thuis wilde ik niet meer terug.
Ik stelde voor om mijn middelbare school in Brakel te doen want ik
beheerste de Duitse taal perfect maar daar wilden mijn ouders niets
van horen. Ik moest terug. Gelukkig vond ik steun bij mijn
schoolvriendinnen en dank zij hun heb ik mijn middelbare school
kunnen af maken. In 1975 verhuisde ik tegen mijn zin terug naar België.