ALS IK DE HANDDOEKEN NIET PLOOI DAN IS MAMA BOOS ALS IK IETS KAPOT MAAK DAN IS PAPA BOOS ALS IK BOOS BEN DAN IS OPA/OMABOOS ALS IK LAWAAI MAAK DAN ZIJN MIJN BUREN BOOS ALS IK M'N HUISWERK NIET HEB GEMAAKT DAN IS MIJN LEERKRACHT BOOS ALS IK BOOS BEN OP M'N VRIEND DAN IS HIJ BOOS ALS IK DE KORRELS VAN MIJN HOND PAK DAN IS MIJN HOND BOOS ALS IK KWAAD BEN DAN BEN IK BOOS OP MEZELF
Als ik ruzie maak met mijn zus is mama boos Als ik de computer laat crashen is papa boos Als ik veel lawaai maak is oma/opa boos Als ik tennis en de bal valt bij de buren zijn mijn buren boos Als ik niet meewerk in de klas dan is mijn leerkracht boos Als ik stom doe dan is mijn vriend(in) boos Als ik mijn kat streel dan is mijn hond boos Als ik iets doms zeg dat ik niet meen dan ben ik boos op mezelf
Als ik HELP dan is mama BLIJ Als ik LIEF BEN dan is papa BLIJ Als ik BRAAF BEN dan zijn oma en opa BLIJ Als ik VRIENDELIJK BEN dan zijn de buren BLIJ ALS ik GOED WERK dan is mijn leerkracht BLIJ Als ik VEEL VRIENDINNEN HEB dan ben ik BLIJ op mezelf
Als ik niet luister dan is papa boos Als ik niet werk dan is oma/opa boos Als ik teveel roep dan zijn mijn buren boos Als ik veel praat dan is mijn leerkracht boos Als ik het uitmaak dan is mijn vriend boos Als ik mijn kat nooit streel dan is mijn kat boos As ik iedereen boos maak dan ben ik boos op mezelf
Als ik stout ben dan is mama boos. Als ik tegenspreek dan is papa boos. Als ik niet luister dan is oma/opa boos. Als ik belletje trek doe dan zijn mijn buren boos. Als ik babbel dan is mijn leerkracht boos. Als ik het uitmaak dan is mijn vriend(in) boos. Als ik mijn poes buitenzet dan is mijn poes/hond boos. Als ik ruzie heb met iemand dan ben ik boos op mezelf.
Als ik mijn broer pijn doe dan is mama boos. Als ik niet luister dan is papa boos. Als ik tegenspreek dan is opa boos. Als ik een bloem pluk dan zijn m'n buren boos. Als ik niet oplet dan is m'n leerkracht boos. Als ik even niet wil spelen dan is m'n vriend boos. Als ik iets verloren ben dan ben ik boos op mezelf.
Als ik blij ben dan is mama ook blij Als ik verliefd ben dan is papa ook blij Als ik in de wolken ben dan is oma/opa ook bij Als ik goedgezind ben dan is mijn leerkracht ook blij als ik eten geef dan is mijn kat/hond blij als ik iets goeds heb gedaan dan ben ik trots op mezelf.
Als ik werk in huis dan is m'n mama blij. Als ik meega op reis dan is m'n papa blij. Als ik werk in de tuin dan is opa blij. Als ik snel werk in de klas dan is m'n leerkracht blij. Als ik grappen maak dan is m'n vriend blij. Als ik m'n poes streel dan is ze blij. Als ik geen fouten maak op een proef dan ben ik trots op mezelf.
