Volgen Eveline Tonkens zou de marktwerking in de
welzijnssector ons vijf eigenschappen hebben beloofd. Aan de hand van vier
zorginstellingen, uit België, ga ik proberen te onderzoeken of deze
eigenschappen inderdaad voorkomen en een positief of negatief effect hebben.
Laten we beginnen met het OCMW, het Openbaar Centra voor
Maatschappelijk Welzijn, een gemeentelijk openbare instantie in België. Ze
verlenen hulp aan minder bedeelde, kansarmen en
ouderen. Per gemeente is er een kantoor van het OCMW. Dus ook in
Wallonië en het Duitstalige deel van België beschik je over deze hulp. De
websites zijn lichtjes verschillend over de verschillende
provincies/gemeenstens. Het aanbod is wel hetzelfde enkel wordt deze soms op
een andere manier toegereikt, bijvoorbeeld door het gebruik van andere
organisaties om de hulp praktisch te verlenen.
Keuzevrijheid
vergroten en Transparantie:
Als je de site van het OCMW Antwerpen opent, zie je
verschillende takken die je kunnen verder helpen met het beantwoorden van je
vraag of zorg. Er zijn vele verschillende takken die je kan aanklikken. Het
OCMW geeft op deze manier een breed aanbod van hulpverlening. Het OCMW moet
vaak doorverwijzen naar andere instellingen en geeft daar relatief vele opties
weer. Zo proberen ze met verschillende tools, zoals een kaart aan te geven waar
de dichtstbijzijnde huisartsen gelegen zijn.
Het maakt een duidelijk overzicht, waardoor de cliënt meer
keuzevrijheid heeft omdat hij al zijn opties voor zich ziet. Deze transparantie is goed voor kansarmen en
ouderen die vaak minder makkelijk de nodige informatie over hulpverlening
kunnen ontdekken.
De tweede welzijnsorganisatie die we bepreken is het CAW
ofwel het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk. Deze verschaffen vakkundige
hulpverlening aan de inwoners van Vlaanderen met vragen of moeilijke situaties.
De hulpverlening is kosteloos en eerstelijns hulp, hierdoor laagdrempelig en
zou makkelijk bereikbaar moeten zijn. Omdat de cliënt zelf om hulp vraagt is
deze dus ook vrijwillig en kan men met de hulpverlening stoppen wanneer de
cliënt dat wil. Hierdoor vertrekt het CAW de klantvriendelijkheid. De vragen die mensen stellen, zijn voor het
CAW de eerste zorg volgens de website van het CAW. Ze gaan enkel uit van de vraag van de cliënt
wat de vraag hierdoor leidend maakt en dus hun aanbod aanpassen aan de vraag.
Dit komt helemaal overeen met het eerste eigenschap van de marktwerking.
Als derde bespreken we de grootste mutualiteit of
ziekenfonds in België, de Christelijke Mutualiteit. In België zijn er enkele
grote mutualiteiten die allemaal subsidies krijgen van de overheid. De
subsidies nemen toe als er meer cliënten bij de mutualiteit zijn aangesloten. Dit
zorgt voor een soort concurrentie tussen de mutualiteiten. De christelijke
Mutualiteit geeft ook in haar tien troeven aan dat ze voor de beste prestatie
leveren voor de beste prijs. Dit geeft aan dat de kwaliteit wordt verhoogd en dat men het efficiënter of goedkoper kan
aanbieden. Het tweede en laatste
eigenschap dat Tonkens beschrijft van marktwerking. Wat niet abnormaal is want
hoe meer aansluitingen, hoe meer subsidies, dus hoe meer zorg, risicos en
acties dat de mutualiteit zijn cliënten kan aanbieden. Dit is voor de grootste
speler in het spel van welzijn een goede positie. Of dit ook zo is voor een
kleine speler, dat is een andere kwestie.
And last but not least, de vierde organisatie, het
straathoekwerk. Het straathoekwerk kan je vergelijken met outreachend werk van
Nederland. De sociaal werkers gaan letterlijk op straat om in contact te komen
met de cliënten. Men biedt niet enkel hulp als er een vraag is maar doet ook
aan bemoeizorg, door het vertrouwen te winnen van de cliënten en na een tijdje
de problemen aan te pakken op hun tempo. Deze werkwijze is totaal niet
markgericht. Het kost veel geld en tijd, iets waar de markt niet zo van houd
maar de resultaten zijn op lange termijn zeer positief. Het straathoekwerk
staat los van ongeveer alle vijf de eigenschappen van de marktwerking. De enige
die naar voor komt is klantvriendelijkheid.
Maar dan niet om profijt te maken, maar enkel om de cliënt te helpen bij het
terug op het spoor krijgen van zijn leven. Men gaat niet uit van winst, zoals
bij de marktwerking maar vanuit het welzijn van de mens.
Uiteindelijk kunnen we concluderen dat sommige
zaken een deel van de marktwerking in hun organisatie hebben. Dit is vaak niet
het beste voor de cliënt maar uit opdracht van de overheid om de kosten te
drukken. Men mag echter niet vergeten dat welzijnssector moet uitgaan van de
welzijn van de inwoners van hun land, provincie, stad of dorp en niet van het
welzijn van de overheid.