PREEK STOEL
Weblog Preek van de week
Laatste commentaren
  • op bezoek (steffi)
        op
  • Preken, ook vandaag nog! Bezoek onze forums. (Daniël Adams)
        op
  • aangesteld als acoliet (Frans Maseland)
        op
  • bezoekje (debaes nico)
        op
  • Pe (G van Tol)
        op
  • Verwanten
  • Preken
  • Uitwisseling preken
  • Reliflex
  • 24-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wakker schudden
    Een preek voor de eerste zondag van de advent

    Hoe dikwijls gebeurt het niet dat mensen wakker schieten als het te laat is, als het drama zich al voltrokken heeft?
    Daarom blijft het nodig dat wij elkaar waarschuwen: word eens wakker en doe je ogen toch open, kijk wat er zich rondom jou aan het afspelen is!
    Mensen wakker schudden voor wat op hen afkomt,
    dat is ongetwijfeld de bedoeling van de Schriftteksten die we vandaag lezen.

    Maar voor wat moeten wij wakker geschud worden? Waar moeten wij op letten en aandacht aan geven? In het evangelie is het heel duidelijk: we moeten wakker liggen voor 'de komst van de Heer'. Maar wie ligt daar nù wakker van?

    We zijn bezig met wat er zich afspeelt binnen de kleine kring van het gezin, de relatie en de kinderen, het werk of de werkloosheid en met onze gezondheid. Maar ook in de grotere wereld rondom ons zijn we betrokken: de toenemende stress en het geweld, het moordend verkeer, de luchtvervuiling, het gevoel van onveiligheid en van onverdraagzaamheid. De 'wederkomst van de Heer' en het 'einde der tijden', dat ligt toch ver af van al onze concrete zorgen.

    Het geestesklimaat waarin wij nu leven is zó verschillend van dat van de eerste christenen. Zij waren overtuigd dat de wederkomst van Christus en het einde der tijden spoedig gingen aanbreken. Toen de wederkomst uitbleef, gingen ze meer en meer de nadruk leggen op het waakzaam zijn. 'Wees waakzaam', dat is het knipperlicht dat telkens weer aanslaat in de adventstijd.

    ’Advent’, betekent ‘komst’. Spontaan denken we dan hierbij aan het komend kerstfeest. De adventsliturgie echter bekijkt het veel ruimer. Het gaat niet enkel om de komst van het kerstekind, maar ook om de terugkomst van de Heer, en zijn komst in ons eigen hart. ‘Komst’ is nauw verbonden met 'verwachten', met 'uitkijken naar'.

    De lezing uit Jesaja is daar een heel mooi voorbeeld van. Jesaja verwoordt de universele hunker van de mens naar vrede. De hunkering dat er ooit eens een tijd komt dat mensen de onderlinge twisten begraven, dat ze de wapens neerleggen, dat oorlog niet meer bestaat, omdat er harmonie is en samenhorigheid, omdat er een 'stad', een 'plaats' is waar Gods aanwezigheid afstraalt op allen.

    En op Kerstmis is dit visioen van vrede onder de mensen nog altijd prominent aanwezig. Het maakt nog altijd deel uit van de typische sfeer van de kerstdagen: het verlangen dat het toch ooit zou mogen lukken dat er vrede komt.

    Dàt visioen blijft na al die eeuwen in de mensen leven, en de adventstijd is bij uitstek de periode die ons aan dit visioen herinnert: de verwachting dat het ooit eens zal komen! Hierbij sluit dan ook het evangelie aan: verwachten is één ding, maar waakzaamheid een ander! Verwachten en wachten kan een passieve activiteit zijn, maar het evangelie roept eigenlijk op tot een actieve ingesteldheid: wees waakzaam en zorg dat je klaar bent als het einde komt!

    In de tekst klinkt een wat bedreigende en angstaanjagende ondertoon. Het loopt niet voor iedereen goed af, de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Houd u maar gereed, want de Heer komt als een dief in de nacht.

    Wij zouden die beelden ook wat kunnen loskoppelen van het perspectief op de eindtijd en in verband brengen met de eindigheid van ons bestaan. Het is niet God, maar de dood die komt als een dief in de nacht. Het is de dood die de ene wegrukt en de andere achterlaat. Niemand weet wanneer de dood ons treft. Wees daarom waakzaam. Probeer nú goed te doen. Het is niet op ons sterfbed dat we spijt moet hebben over wat we gedaan hebben. Neen, nu moeten we optimaal het goede behartigen. Stel het niet uit, leef nu volop, want morgen kan het te laat zijn. Niet de angst voor de dood moet hierbij vooropstaan, maar het besef dat wij hier en nu de tijd krijgen om gelukkig te zijn. Onze welvaartsmaatschappij biedt veel mogelijkheden om te genieten van het leven, en dat is positief. Maar er zit in de huidige mentaliteit iets krampachtigs. Mensen willen zoveel mogelijk profiteren, consumeren en genieten. Wat hen dan krampachtig bezig houdt is: hoeveel kan ik krijgen? Daartegenover staat dan de evangelische oproep: hoeveel kan ik geven?! Heel het evangelie is niets anders dan één getuigenis over de persoon die van daaruit heeft geleefd en zodoende op een unieke manier ons het gelaat van God heeft doen kennen.

    Wacht niet tot morgen om een plaats van God te zijn voor elkaar. Er zijn kansen die, eenmaal verkeken, nooit meer ingehaald worden.

    Dit wordt heel mooi verwoord in het volgende verhaal van Tagore:

    Ik was gaan bedelen van deur tot deur
    op de dorpsweg,
    toen uw gouden wagen als een prachtige droom
    in de verte verscheen,
    en ik verwonderd dacht
    wie wel die Koning der Koningen zou zijn…

    Hoog steeg mijn verwachting,
    ik dacht dat mijn kwade dagen nu ten einde waren,
    en ik zag uit naar giften
    die ongevraagd zouden gegeven worden,
    en naar rijkdommen,
    overal rondgestrooid in het stof.

    De wagen hield stil bij mij,
    uw blik trof mij
    en Gij daalde af met een glimlach…
    Nù was het geluk van mijn dagen
    eindelijk gekomen!

    Toen hield gij plots Uw rechterhand palm op en zei:
    "wat hebt gij mij te geven?"
    Ach, dat was een koninklijke grap,
    uw handpalm bedelend open te houden
    voor een bedelaar…
    Bedremmeld en besluiteloos stond ik
    en nam toen langzaam uit mijn bedelzak
    een klein, klein korreltje graan
    en gaf het u.

    Maar hoe groot was mijn verrassing toen ik,
    aan het einde van de dag
    mijn zak leegschudde op de vloer
    en een klein, klein korreltje goud vond
    in de armzalige hoop.
    Ik weende bitter
    en wenste
    dat ik het hart gehad had
    u mijn alles te geven…

    Gerard Braet o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (24 Stemmen)
    24-11-2007, 11:49 geschreven door dominik  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gekruisigde koning
    Een preek voor de vierendertigste zondag

    We kunnen niet zeggen dat Jezus zich koninklijke allures heeft aangemeten. Hij is zelfs een keer de bergen in gevlucht toen een enthousiaste menigte hem tot koning wilde uitroepen. Hij is wel koning genoemd. Al vóór zijn geboorte heeft een engel aan zijn toekomstige moeder aangekondigd dat haar zoon bestemd was om 'tot in eeuwigheid koning' te worden (Lucas 1,33). En toen hij aan het einde van zijn leven de hoofdstad Jeruzalem binnentrok, werd hij toegejuicht als de gezegende die kwam als koning in de naam van de Heer. Maar niet veel later hing hij als een misdadiger aan een kruis te sterven.
    Uitgerekend het evangelieverhaal van zijn kruisdood wordt gelezen op het liturgisch feest van
    Christus koning. Een verrassing die te denken geeft.

    Eén keer maar heeft Jezus gezegd dat hij koning was, en dan nog niet uit eigen beweging maar omdat Pilatus het hem vroeg. Misschien heeft Pilatus gedacht: nu heb ik hem! Maar hij vergiste zich. Jezus nuanceerde: koning, u zegt het, maar mijn koningschap hoort niet bij deze wereld (Johannes 18,36). Hij heeft wel zijn hele actieve leven lang over het 'koninkrijk van God' gesproken. Zijn koningschap stond in dienst van dit koninkrijk. Hij heeft er met geestdrift en vuur aan de mensen over verteld zodra hij begon te preken. "De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij. Bekeer u, geloof in dit goede nieuws!" (Marcus 1,15).

    In een beeldrijke taal heeft hij beschreven hoe het zou groeien als zaad dat in vruchtbare grond valt, als een mosterdzaadje dat uitgroeit tot een boom, als een stukje gist dat het deeg doet rijzen. Hij heeft het vergeleken met een bruiloftsfeest waarop de plaatsen van de genodigden die het laten afweten ingenomen worden door zwervers en bedelaars, door mensen die op straat of in de goot leven. Het koninkrijk dat hij voor God heeft verworven wordt vandaag in verheven termen beschreven aan het begin van het eucharistisch tafelgebed: een koninkrijk van waarheid, heiligheid en liefde, recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede. Jezus heeft er zijn leven voor gegeven.

    Het kruisbeeld is het symbool bij uitstek van alle christenen. Overal waar mensen ernaar kijken, zien ze een man die koning werd genoemd. Het stond boven zijn hoofd op een houten plankje geschreven in de drie talen van het kosmopolitische Jeruzalem. De hele wereld moest het weten. Koning, maar met een kroon van doornen en zijn naakte lichaam door geselslagen gestriemd. Het volk stond toe te kijken toen hij hing te sterven. Verbijsterd misschien, of belust op sensatie? De leiders hoonden hem. Red nu ook maar jezelf, je bent toch de messias? En de soldaten: als je koning bent, kun je toch jezelf redden van dat kruis! Misschien had hij dat gekund, maar hij wilde het niet. Hij heeft wel een van de bandieten die naast hem aan een kruis hingen te sterven gered. Hij beloofde hem: vandaag nog kom je met mij in het paradijs. 'Paradijs' is een Perzisch woord dat 'tuin' betekent en in zijn Griekse vertaling verwees naar de Tuin van Eden. Wij spreken van het 'aards paradijs', maar bij Lucas gaat het om de oorspronkelijke gelukzaligheid die in haar volle gaafheid hersteld is. In paradisum wordt er gezongen aan het einde van een uitvaart als het dode lichaam uit de kerk wordt weggedragen. Naar de definitieve verblijfplaats van de gelukzaligen.

    Het feest dat vandaag wordt gevierd is niet dat van Jezus koning, maar Christus koning. Eigenlijk moeten we eerst zeggen: Jezus de christus, d.i. de gezalfde, de messias. Hij was de lijdende messias die tot in zijn dood slachtoffer van macht en rechtsverkrachting is geweest, en daarom kan hij anderen uit dit lijden redden. Maar nu noemen we hem de verheerlijkte Christus die deelt in de koninklijke heerschappij van God.

    Wat vandaag wordt gevierd is het vooruitzicht dat eens volledig zal vervuld worden wat christenen bidden in het Onzevader: 'Laat uw koninkrijk komen en uw wil gebeuren op aarde als in de hemel.' Ze kijken we vooruit, ze geven uitdrukking aan de hoop dat de gerechtigheid van Gods rijk aan het komen is. Ze laten zich niet overmannen door pessimisme over alles wat verkeerd loopt in de wereld. Ze vieren de gelovige zekerheid dat het onder mensen aan het groeien is, het rijk van God, op veel plaatsen, onmerkbaar misschien maar onweerstaanbaar, als talrijke mosterdzaadjes, als stukjes gist die deeg doen rijzen. Het is aan het groeien overal waar mensen gerechtigheid doen, op welke bescheiden schaal ook, waar vrede wordt gesticht, hoe broos misschien ook, waar vergiffenis wordt gevraagd en gegeven, waar schuld wordt uitgewist en mensen zich met elkaar verzoenen. Ze worden niet ontmoedigd worden als het hen niet lukt. De macht van Gods vergevinsgezindheid is sterker dan alle kwaad.

    Inspiratie is geput uit H.J. van Ogtrop, In het leerhuis van Lucas, Tabor, 1991, p. 182-186.

    B.J. De Clercq o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    24-11-2007, 11:41 geschreven door dominik  
    08-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor kleine mensen bereikbaar
    Een preek voor de eenendertigste zondag
    (Wijsheid 11,23-12,2 - Lucas 19,1-10)

    Op de omslag van de Bijbel voor de jeugd, Nieuw Testament (Olav Van Outryve) staat een afbeelding van Zacheüs in de vijgenboom.
    Wat is er zo mooi en belangrijk aan dit verhaal dat het als een beeld van heel het Nieuwe Testament wordt voorgesteld? Misschien is het voor Van Outryve de laatste zin van het verhaal: "De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was."
    Redding was het huis van Zacheüs te beurt gevallen.
    Redding uit verlorenheid kan iedereen te beurt vallen. Hij moet zich wel laten vinden.

    Er zijn predikanten die hun preek beginnen met een bekend liedje van Jules de Corte.*

    "Ik zou wel eens willen weten:
    waarom zijn de bergen zo hoog,
    waarom zijn de zeeën zo diep,
    waarom zijn de mensen zo moe?
    We zijn al zo lang op de weg naar de vrede toe.
    Daarom zijn de mensen zo moe."

    Zacheüs wilde wel eens weten waarom Jezus zo veel mensen achter zich kreeg. Hij wilde hem ten allen koste zien. Hij moet wel zeer nieuwsgierig geweest zijn. Waarschijnlijk had hij het een en ander vernomen over die vreemde predikant: vreemd omdat hij van het platteland naar de stad kwam, vreemd ook omdat hij sprak over een God die hij zijn Vader noemde en die heel anders was dan de God van de zelfgenoegzame vrome lieden. Hij zal wel geweten hebben dat Jezus niet erg gewaardeerd werd door de mensen die er prat op gingen alles over God te weten. Over het schandaal dat Jezus verwekte door zijn vrijmoedige omgang met tollenaars en andere zondaars. En natuurlijk over zijn wonderen.

    Zacheüs was een rijk man, maar misschien was hij wel moe. Moe van de rijkdom die hem geen geluk bracht en hem de minachting van het volk op de hals haalde. Moe van zijn eenzaamheid. Volgens het evangelie had Jezus al uitgebreid laten horen dat het voor rijken uiterst moeilijk was in het koninkrijk van God binnen te geraken. Zo moeilijk als voor een kameel om door het oog van de naald - de lage en smalle poort in de stadsmuur van Jeruzalem - te kruipen. Voor een rijk man klinkt dat vreemd. Want is geld niet alles? Uiteindelijk gaat het toch altijd en overal om geld. Geld is macht. Voor geld is alles te koop. Waarom ook niet de hemel? Zacheüs wilde wel eens zien wat voor iemand het was die er zulke gedachten op nahield. Hij was klein van gestalte en moest zich grandioos belachelijk maken door in een boom te klimmen om Jezus te kunnen zien. Stel u voor: een rijke en chicque meneer als een kind in een vijgenboom gekropen om een rondtrekkende predikant te zien! Maar mogen we dit niet juist een houding van geloof noemen? Hij keek uit of er inderdaad niet echt nog iets anders bestaat dan wat hij met zijn rijkdom in handen had en dat hij naar zijn hand kon zetten.

    Maar het was Jezus die Zacheüs zag. Hij zei niet wat velen misschien hadden verwacht: jij daar, kleine tollenaar met je groot geld, kom hier, op je knieën, en eerst vergiffenis vragen! Nee, Zacheüs kreeg geen enkel verwijt te horen. Geen boete of penitentie. Jezus had zijn verlangen onderkend en ging er direct op in. 'Kom vlug uit die boom naar benden!' Hij wilde bij hem te gast zijn, hij liet zich ontvangen. In Jezus wordt God zelf ontvangen. God is hier niet de gastheer, maar de gast. God maakt zich ontvankelijk, afhankelijk van het menselijk verlangen. Behoeftigen schenkt hij overvloed.

    Natuurlijk begrepen de omstanders het niet. Ze namen het niet. Zie nu eens! Hij gaat daar bij die rijke stinkerd aan huis, en nog wel op zijn eigen vraag! Maar Jezus reageerde: vandaag is aan deze familie heil ten deel gevallen. Heil betekende voor Zacheüs ommekeer en vergiffenis. Jezus vroeg hem niets, hij stelde geen enkele eis. Uit eigen beweging besloot Zacheüs de helft van zijn vermogen aan de armen te geven. Plots hoefde het allemaal niet meer, de economie van altijd meer en nooit genoeg. Met het ontdekken van Jezus gaat de ontdekking van de armen gepaard. Door zich afhankelijk te maken van de gastvrijheid van Zacheüs, verwees Jezus naar allen die afhankelijk zijn. En er gebeurde nog meer. In het contact met Jezus ging Zacheüs ook zijn onrechtvaardigheid doorzien. Hij had zich gedragen als een afperser en wilde dit goedmaken, viervoudig. Gerechtigheid herstellen, in overvloed.

    Ik wil nog eens onderstrepen hoe Jezus hier heil deed geschieden. Hij stelde geen voorwaarden: eerst je fouten bekennen en goed maken, en dan vergiffenis. Het gebeurde net andersom: Jezus begon met bij deze zondaar aan huis te komen en de verandering bij Zacheüs was het gevolg van zijn ontmoeting met hem.

    Waarom zijn de mensen zo moe? Zijn wij allemaal niet zoals Zacheüs, moe van alles wat we bezitten, omdat aan onze drang naar altijd meer bezit geen einde komt en ons toch geen redding en heil ten deel vallen? Zacheüs geniet onze sympathie omdat hij klein was en niet beschaamd was daarvan gebruik te maken om Jezus te kunnen zien. We zijn allemaal klein, misschien niet letterlijk maar figuurlijk. Klein voor God. Voor wie klein wil zijn, maakt hij zich bereikbaar. Het is een aan te bevelen kerklied voor deze zondag:
    Voor kleine mensen is Hij bereikbaar.
    Hij geeft hoop aan rechtelozen,
    hun bloed is kostbaar in zijn ogen.

    (Herwerkte versie van een oudere preek: http://preken.atspace.com/c31zondag.htm)

    * Zie bv. F. De Maeseneer, Wie toont ons de weg? Halewijn, 2001, p. 123

    B.J. De Clercq o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    08-11-2007, 15:02 geschreven door dominik  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een God van levenden
    Een preek voor de tweeëndertigste zondag
    (2 Makkabeeën 7,1-14 - Lucas 20,2738)

    Stel dat ik zeven keer zou reïncarneren. U weet wel: je gaat aan de ene kant het leven uit en langs de andere kant verschijn je weer op het toneel. De ene keer als vogel, een andere keer als Chinese ridder, dan eens een keer als soepkip, de volgende keer als prinses, wat later als kikker, op dit ogenblik als ik en tenslotte als koe.
    Maar uiteindelijk ben je goed genoeg en word je niet meer terug in de visvijver geworpen, of het is je eindelijk gelukt de juiste uitgang te vinden en je komt in de hemel. Je schuift aan bij St-Pieter om je in te schrijven. Maar nu komt het probleem: onder welke naam schrijf ik me in? Ben ik een soepkip of een prinses? Wie of wat ben ik eigenlijk
    ?

    Het is met een soortgelijk verhaaltje dat de Sadduceeën Jezus belachelijk willen maken. Niet omdat Jezus in reïncarnatie gelooft, zoals in dit verhaaltje, maar wel omdat hij in de verrijzenis gelooft. En de Sadduceeën vinden dat dus belachelijk.
    Jezus niet. Integendeel. Een leven zonder verrijzenis, dat vindt Hij nu eens zinloos. Een leven dat op het einde gewoon wordt weggeworpen alsof het een kapotte radio is, dat kan toch niet! Zo’n leven is niets waard.

    En dat is volgens mij een verklaring waarom er nu zoveel mensen zijn die een einde maken aan hun leven, soms zelfs ook aan dat van hun gezin of hun bejaarde ouders. Ze vinden het leven niet meer de moeite waard. Dus weg ermee. Voor Jezus is het leven alles waard en juist omdat hij gelooft in de verrijzenis. Maar dat kunnen we niet verstaan zonder eerst iets over God te zeggen.

    Want voor Jezus is een godsdienst zonder verrijzenis al even absurd. Wat voor een godsdienst is dat? Wat voor een god is dat die mensen gewoon laat verdwijnen? Alsof die god met de mensen speelt zoals een kind met popjes. Uit verveling waarschijnlijk! Hij laat de mensjes eerst wat rondlopen op aarde en dan wanneer er sleet op komt, dan laat hij ze verrotten, hij kijkt er niet meer naar om, hij houdt zich alleen nog bezig met de nieuwe mensjes die er nog wat sportief en sterk uit zien!

    Zo is God niet! God is liefde. En liefde, als ze echt is, blijft duren. ‘Bloempjes verwelken, scheepjes vergaan, maar de liefde blijft eeuwig bestaan’. [een vrije vertaling van wat Paulus zegt over de liefde in 1 Korintiërs 13].

    God is liefde. Liefde die blijft duren.
    Dat maakt ons leven de moeite waard. Wat er ook gebeurt in ons leven: God laat ons niet vallen, want Hij is verliefd op ons. Wat er ook gebeurt in ons leven: er is iemand die verliefd is op ons en die ons door zijn woorden of zijn aanwezigheid kan blij maken en laten weten: "zelfs al kost het leven je nu wel wat moeite, het is de moeite waard." Je leven is waardevol en het blijft voortduren in Gods liefde. Daarom zegt Jezus als het ware verontwaardigd: ‘De Heer is toch geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen levend."

    Ook de mensen die gestorven zijn, zijn levend bij God. Wanneer een mens sterft, dan is alles onzeker, behalve één zekerheid: Gods liefde blijft voortduren. En die liefde is persoonlijk.

    Daarom kan ik ook niet geloven in reïncarnatie. Als Gods liefde voor mij persoonlijk is, dan werpt hij me niet een tweede keer in de vijver onder een andere identiteit.
    Daarom kan ik ook niet geloven in een Nirvana, in de grote leegte waar de eigenheid van elke mens is opgegaan in een grote smeltkroes tot er van de mens zelf niets meer overschiet. Nee, ik ben uniek en zo wordt ik ook door God bemind. En die liefde zal me nooit laten vallen, integendeel: die liefde zal me juist helemaal respecteren als van onvergelijkbare waarde. Ik ben alles waard, want zoals ik, zijn er geen twee.

    Dat geloof ik en vanuit die gelovige zekerheid haal ik de hoop om in dit leven voluit te leven en door te gaan, ook wanneer het moeilijk is.

    Ives De Mey

    Bron:
    http://users.skynet.be/hebgeloof/index.htm


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-11-2007, 14:19 geschreven door dominik  
    17-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De tiende man
    14 oktober- achtentwintigste zondag
    (2 Koningen 5,14-17 - Lucas 17,11-19)

    Mensen die besmettelijk ziek zijn, worden afgezonderd en opgesloten.
    We behandelen ze zoals in andere en vroegere samenlevingen de melaatsen.
    We kunnen niet anders.
    Maar het blijven mensen zoals u en ik. We mogen hen niet in de steek laten,
    achter gesloten muren, uit ieders oog en uit het hart.
    We moeten ervoor zorgen dat ze redenen hebben om ons dankbaar te zijn,
    omdat we alle mogelijke inspanningen doen om hen te genezen en te verlossen.
    Jezus heeft dat gedaan. Hij heeft melaatsen naar de overheden gestuurd,
    om te laten constateren dat ze gereinigd en genezen waren.

    Volgens de joodse wet moesten er minstens tien mannen in de synagoge aanwezig zijn om de sabbatdienst te vieren. Met tien vertegenwoordigden ze de hele gemeenschap. Tien melaatsen kwamen Jezus tegemoet en riepen vanop een afstand: 'ontferm u over ons!'. Tien moeten we hier symbolisch verstaan. Lucas wil zeggen: de hele gemeenschap is ziek, ze heeft genezing nodig.*

    Jezus stuurde de melaatsen naar de priesters in de hoofdstad om zich te laten zien. Wij zouden zeggen: ga naar het stadhuis een papier halen met de nodige handtekeningen en een officiële stempel erop. Onderweg werden ze gereinigd. Minder spectaculair kan een genezingswonder niet gebeuren. Beschreven in vier woorden. Dat was heel anders dan bij de Syrische legeroverste. Die moest naar het buitenland, naar de Jordaanrivier trekken en er zich zeven keer in onderdompelen om van zijn melaatsheid genezen te worden. Wij zouden zeggen: Naar Lourdes en zich wassen of onderdompelen in het Lourdes-water. Uit dankbaarheid nam de Syriër een karrenvracht aarde mee naar huis om op Joodse bodem de ware God te kunnen vereren.

    In het verhaal van het evangelie was er maar één van de tien die zich dankbaar toonde. Een Samaritaan nog wel. Hij zag dat hij genezen was, Hadden de negen andere het niet gezien, of vonden ze het te vanzelfsprekend om er aandacht aan te schenken? De Samaritaan ging niet naar de tempel, hij keerde op zijn stappen terug om op zijn knieën Jezus te danken en God te loven. De negen andere konden officieel genezen verklaard worden, maar verder konden ze in de tempel niets gaan doen. Ze waren maar met negen. De vreemdeling, de andersgelovige ontbrak. Ze waren wel genezen maar niet, zoals de Samaritaan, door hun geloof gered. Hun geloof bleef ziek. Ze hadden Jezus ontgoocheld. Hij zij het uitdrukkelijk: konden ook zij niet komen om God eer te bewijzen, waar zijn ze gebleven?

    De twee Schriftlezingen maken duidelijk dat God geen verschil maakt tussen de mensen. Hij trekt niet de lijnen en grenzen die mensen trekken. Dat hebben de Syriër en de Samaritaan aan den lijve mogen ondervinden. En ze hebben hem geëerd en met nadruk gedankt.

    Het evangelie doet ons vragen stellen over de grenzen die wij trekken. Tussen de mensen die aan onze kant staan en diegenen aan de andere kant. De verkeerde kant. Over de voorwaarden die we stellen om tot de mensen aan onze kant te kunnen behoren. We moeten ons afvragen wie bij ons 'de Samaritaan' is, de tiende man die we nodig hebben om God op de juiste manier te kunnen eren en danken.

    Over dankbaarheid gesproken. Dankbaarheid is de reactie van iemand als hij ondervindt dat iets hem wordt geschonken. We zeggen iedere dag vele keren 'dank u wel'; als iemand de deur voor ons openhoudt, als ons een kop koffie of een drankje wordt aangeboden, als we in de winkel pasmunt terugkrijgen, enzovoort. Dat is gewone beleefdheid. Maar iets anders is een dankbare levenshouding. Soms hoor je mensen zeggen: ik ben niemand dank verschuldigd. Alles wat ik heb, heb ik zelf verdiend. Ik heb ervoor gewerkt. Ik heb het met eigen centen gekocht. Maar dat is vreselijk kortzichtig. Op duizenden manieren zijn we aangewezen op de welwillendheid van medemensen. We zijn opgenomen in talloze netwerken van solidariteit. Wie ziek wordt, ondervindt de diensten van een doelmatige medische organisatie en de steun van de ziekteverzekering. Wie werkloos is, krijgt een uitkering, wie ergens in nood komt, kan de hulp van de politie inroepen. Als we iets te kort hebben, vinden we niet ver uit de buurt wel een winkel waar we het ons kunnen aanschaffen. U zal zeggen: natuurlijk, dat is omdat we dat allemaal zo georganiseerd hebben, en ik betaal ervoor. Inderdaad, ik betaal mee voor anderen en anderen betalen voor mij, en al die systemen werken maar omdat mensen hun werk doen. Voor eigen gewin zal u zeggen. Jawel, maar in dienst van hun medemensen.

    Het is goed dat we ons dat alles af en toe uitdrukkelijk realiseren. Dat we, zoals Paulus in een van zijn brieven schrijft, eigenlijk niets hebben dat we niet hebben gekregen. Het is goed dat we als gelovigen regelmatig samenkomen om God te danken, om zijn grote daden, om al die dingen die ons te beurt vallen, de dingen die ons goed doen doordat goede mensen ervoor zorgen dat wij ze ontvangen. Omdat wij ervoor mogen zorgen dat medemensen goed wordt gedaan. Wij doen dat in elke eucharistie. Vandaag is het een gelegenheid om daar extra attent voor te zijn.

    J. Andersen
    *
    H.J. van Ogtrop, In het leerhuis van Lucas, KBS/Tabor, 1991, p. 165 v.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    17-10-2007, 00:20 geschreven door dominik  
    25-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Met geld vrienden maken
    Een preek voor de
    vijfentwintigste zondag
    (Amos 8,4-7 - Lucas 16,1-13)

    Diefstal, omkoperij, valsheid in geschrifte: de parabel van de corrupte rentmeester heeft de mensen altijd geschandaliseerd. Ook reeds diegenen die hem door Jezus hoorden vertellen.
    De tekst zelf van Lucas laat dit zeer mooi zien. Hij toont hoe het verhaal is voortverteld en hoe de vertellers op verschillende manieren geprobeerd hebben aan het verhaal een aanvaardbare uitleg te geven door er een 'zedenles' aan te breien.
    Zo lezen we in dit evangelie vier verschillende toepassingen, toepassingen die altijd minder met het oorspronkelijke verhaal hebben te maken.

    De toepassing die helemààl niets meer met de parabel heeft te maken, zit in de uitspraak dat wie onrechtvaardig en onbetrouwbaar is het kleine, zeker niet te betrouwen is als het om grote dingen gaat. Dat is nogal evident. Als je ondervindt dat iemand knoeit met kleine geldsommen, ga je hem geen grote kapitalen toevertrouwen. Als iemand niet te vertrouwen is in het beheer van geld, kan je op hem zeker niet rekenen voor Gods koninkrijk.
    Maar in deze uitleg wordt de parabel de nek omgewrongen. Want de pointe van de parabel is dat de onrechtvaardige rentmeester juist wordt geprezen!

    Twee toepassingen geven aan hoe dat mogelijk is, dat nl. iemand door de Heer, door Jezus zelf, geprezen wordt omdat hij met geld heeft geknoeid.

    De oorspronkelijke uitleg, in de verrassende omkering die typisch is voor de meeste parabels, vraagt eigenlijk weinig commentaar. De onrechtvaardige rentmeester wordt niet veroordeeld, zoals je spontaan zou verwachten, maar de leerlingen en toehoorders van Jezus tot voorbeeld gesteld: niet omdat hij bedrog heeft gepleegd maar omdat hij met overleg heeft gehandeld. Hij heeft zich in een hachelijke situatie goed uit de slag weten te trekken. Zo doen het de kinderen van deze wereld. Waren de kinderen van het licht maar even schrander en vindingrijk!

    De tweede toepassing sluit daarbij aan, maar gaat in een heel andere richting. Ze zegt: geld - de onrechtvaardige mammon - wordt zo dikwijls onrechtvaardig aangewend, maar christenen mogen daar niet aan meedoen. Geld dient om goede vrienden mee te verwerven. Dat heeft de rentmeester gedaan. Maar de vrienden waar het echt op aankomt, zijn goede vrienden in de hemel. Ze "zullen je ontvangen in de eeuwige tenten" (16,9b). Het komt er we m.a.w. op aan dat we God tot vriend maken door onze omgang met geld.

    Over de derde 'zedenles' heb ik al gesproken: de onbetrouwbaarheid in geldzaken. Ze pleegt, zoals gezegd, verraad aan de parabel.

    De vierde toepassing staat volkomen los van de parabel. Maar ze bevat wel een zeer belangrijke boodschap. Men vindt ze ook, in een heel andere context, bij Matteüs (6,24). Niemand kan twee heren dienen. We kunnen niet God dienen en tegelijk dienstbaarheid bewijzen aan de mammon, de geld-afgod.

    Uit deze korte analyse blijkt hoe vruchtbaar de bezinning en discussie over de aanstoot gevende parabel van de rentmeester in de christelijke traditie heeft gewerkt. Niet minder dan vier verschillende toepassingen, die alle vier belangrijk zijn voor het christelijk leven, zijn uit de evangelietekst afgeleid.

    Maar mij treft het meest, en het moet - denk ik - iedereen treffen, hoe trefzeker het evangelie de vinger op de wonde legt door het geld te betitelen als mammon. 'Geldduivel', luidt de nieuwste Nederlandse vertaling. Maar we moeten ze lezen als 'Mammon', met een hoofdletter: het geld, het slijk der aarde, tot God verheven. Kerken bouwen wij niet meer; we bouwen ze om tot musea. De indrukwekkende bouwwerken die nu worden opgetrokken, zijn tempels van het geld. Kijk maar even rond, waar u ook woont of komt: in de binnensteden, langs de autowegen. Ze staan er gloednieuw te pronken, de miljardentempels van het geld.
    Versta dit niet verkeerd. Geld hebben we nodig. Het is een onmisbaar ruilmiddel, het belichaamt onze koopkracht, het is een noodzakelijk levensmiddel. Maar de afgoderij begint zodra we de verhoudingen gaan omkeren, als geld niet meer een middel voor iets anders is maar al het andere tot middel voor geld wordt gemaakt. In het geld zit de sterkste en verschrikkelijkste bekoring tot afgoderij. Wie het geld dient als zijn heer, kan God niet meer dienen. Hij heeft God verraden.

    Ik keer nog even terug naar de oorspronkelijke boodschap van de parabel. Die boodschap is een oproep tot vindingrijkheid en christelijke creativiteit. Christenen zouden moeten uitmunten door hun scheppende verbeeldingskracht. Hedendaagse christenen moeten nieuwe wegen en middelen bedenken en proberen om met de boodschap van het evangelie het hart van hun medemensen te raken.

    B.J. De Clercq o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    25-09-2007, 19:32 geschreven door dominik  
    04-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De eersten laatst, de laatsten eerst
    Een preek voor de tweeëntwintigste zondag
    (Jesus Sirach 3,17-29 - Lucas 14,1.7-15)

    Wijze raad van Jesus Sirach: Ben je rijk geworden, blijf dan bescheiden. Kijk niet vanuit de hoogte neer op minder fortuinlijke mensen, want je bent zelf ook maar een mens. Verlang niet dat ze naar je opkijken, want ze zijn evenzeer mens als jij. Bescheidenheid maakt je zelfs geliefder dan wanneer je iets van je rijkdom aan anderen meedeelt.
    Iets in dezelfde aard lezen we op het eerste gezicht in het evangelie voor deze zondag. Goede raad van Jezus aan mensen die op een sabbatfeest uit zijn op de ereplaatsen aan tafel. Je moet achteraan gaan zitten als je vooraan wil komen. Bescheidenheid loont. Maar zijn goede raad had een dubbele bodem. Hij gaf hem op de wijze van een gelijkenis, en gelijkenissen vertellen altijd iets over het koninkrijk van God.

    Als Jezus ergens kwam viel er altijd wel iets te beleven. Wat hij zei en deed bracht mensen in verrukking, of in verwarring. In het verhaal dat we vandaag lezen komt hij naar een sabbatmaal, uitgenodigd door een vooraanstaande Farizeeër. Ze houden hem scherp in de gaten. Wat zal hij nu weer zeggen of doen? Maar hij houdt zelf ook de genodigden in het oog. Hij ziet hen zorgvuldig uitkijken hoe ze op de beste en voornaamste plaatsen aan tafel kunnen geraken. En hij geeft er onbeleefd commentaar op. We kunnen ons indenken dat sommige gasten misschien geapplaudisseerd hebben, en andere nogal beduusd gereageerd. Het is niet plezierig als je te horen krijgt dat je eerzucht je dom maakt. Want dat lijkt Jezus te zeggen. Wie slim redeneert, doet zich bescheiden voor, dan maakt hij de meeste kans dat hem eer wordt bewezen.

    Maar natuurlijk is het Jezus niet om dit soort slimmigheid te doen. Als dit zo was, zou dit verhaal in het evangelie niet op zijn plaats zijn. Het gaat hem om iets heel anders. Wat hij duidelijk wil maken is hoe het er onder mensen aan toegaat waar Gods koninkrijk in de wereld heerst. Veel parabels en gelijkenissen in het evangelie beelden dit koninkrijk uit in een verhaal over een feestelijke maaltijd, dikwijls een bruiloftsfeest. Parabels zijn tegendraadse verhalen. De toehoorders worden erdoor van hun stuk gebracht. Wat ze vertellen staat haaks op wat mensen gewend zijn te doen.

    Jezus had bij zijn eerste volgelingen al gemerkt dat ze de kleinmenselijke hebbelijkheden niet hadden afgeleerd. Ze waren niet vies van ellebogenwerk. Naar de eerste rij kruipen en anderen wegduwen. Op een keer hoorde hij ze twisten over wie van hen de belangrijkste was. Hij tikte ze op de vingers door een kind bij zich te nemen en het te knuffelen. 'Wie een kind opneemt, neemt mij op en neemt de Vader op die mij gezonden heeft' (Lucas 9,46-48). Een andere keer vroegen er twee van hen, tot groot ongenoegen van de andere, om rechts en links van hem op de troon te mogen zitten. Weer een flinke tik op de vingers. 'Wie van jullie de eerste en de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen' (Marcus 10,35-44).

    De gelijkenis die we vandaag lezen beschrijft hoe de plaatsen aan tafel worden toegewezen op het feestmaal waar God het voor het zeggen heeft. In een samenleving waarvan dit feestmaal het beeld tekent wordt de gebruikelijke orde omgegooid. Wie zichzelf wil verhogen wordt vernederd en wie zich moet vernederen wordt verhoogd. De eersten komen het laatst en de laatsten het eerst. En waar mensen het voor het zeggen hebben, zullen ze het anders aan boord moeten leggen dan ze gewend zijn als ze iets van Gods koninkrijk terecht willen brengen. Aan armen, kreupelen en blinden de voorkeur geven boven vrienden en verwanten. Aan mensen die geen tegenprestatie kunnen leveren. Dat is de toetssteen van de juiste gezindheid: oog hebben voor de mensen die men niet meetelt als er getafeld wordt, dienstbaar zijn zonder op wederdienst te rekenen.

    Iedereen die zich door deze gelijkenis aangesproken weet, zal moeten bijdragen tot de opstelling van een tafelorde die ermee overeenstemt. Iedereen beseft ook dat er nog hard moet gewerkt worden aan de bestaande wereld-tafelorde die er op veel manieren mee in strijd is. Het is een verzuchting die onze hartenwens moet zijn: 'Gelukkig wie zal deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!'

    Inspiratie is geput uit de 'Proeve van een preek' van Ad Willems in Kerugma 1997-'98/5, p. 49-53.

    B.J. De Clercq o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    04-09-2007, 19:56 geschreven door dominik  
    24-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De steile weg
    Een preek voor de eenentwintigste zondag

    1.
    Haast elke dag beluister je vragen als "Komt er bij jullie nog veel volk naar de kerk?" of "Met hoevelen zijn jullie daar nog in het klooster?" En Jezus zelf wordt bestookt met vragen als "Wie wordt gered?" en "Zijn het er velen?" of "Hoe kan het dat mensen zouden verloren gaan als God toch eindeloos goed is!"
    Maar die Jezus lijkt niet geïnteresseerd in cijfers en statistieken en nog minder in allerhande speculaties omtrent Gods omgaan met mensen. Zijn enige reactie komt hierop neer: "Span je in tot het uiterste." Elk beaat optimisme wordt weggewuifd. Hem volgen is nu eenmaal niet goedkoop.

    2.
    'Span je in!'. Inspanning, is dat geen woord dat ons hindert? Zeker als we naar hier naar de Belgische kust gekomen zijn om ons te ontspannen, om - als het de weergoden belieft - op een balkon of in een strandzetel te genieten van de zon en van een koele zeebries. We zijn hier om, vrij van vele zorgen, te rusten. Dat is je ook van harte gegund. Maar toch. Er zijn ook andere opvattingen. Er zijn er die liever hun vrije tijd spenderen aan alpinisme, steile rotswanden beklimmen en zware fysieke inspanningen leveren. Voor hen liggen ‘ontspanning’ en ‘inspanning’ dicht bij elkaar. Je bent bijvoorbeeld gefascineerd door een bepaalde sport en je hebt er alles voor over. Zo kan je ook zeggen: je houdt van iemand en je wil je helemaal inzetten voor hem of haar. Ook hier zie ik mensen die steile hoogten beklimmen.
    Ik bedoel: ouders van ‘s morgens tot ‘s avonds bezorgd om hun kleine kinderen, jongeren die hier komen met bejaarde en minder bedeelde mensen, begeleiders met een groep gehandicapten. Kortom, mensen die begrepen hebben dat voluit ‘leven’ betekent dat je leven doorgeeft. Leven is leven geven. Charles de Foucauld formuleert het zo treffend in zijn zogenaamd Gebed van overgave: "God, ik leg mijn leven in uw handen omdat het voor mij een noodzaak van liefde is mij te geven".
    De weg van de mededeelzaamheid gaat steil opwaarts maar wie liefheeft, merkt het niet eens meer. Eenmaal als Jezus en zijn levensweg zoals die in de evangelies staat uitgetekend, je gaat boeien, heb je er alles voor over, precies zoals geliefden, gehuwden voor elkaar, ouders voor hun gezin.

    3.
    Maar waar is nu die God met zijn universeel project? Met die wereldwijde tafel waar plaats wordt gemaakt voor elkeen, voor volken uit alle windstreken. God is zo goed dat ook de allerlaatste nog een zitje krijgt. Het zal van hem niet afhangen als er ook nog maar één mens aan de deur blijft staan. Maar God respecteert ons edelste bezit, onze vrijheid. God houdt van ons maar ware liefde bruuskeert nooit. De toegangspoort tot God zwaait niet automatisch open zoals aan het grootwarenhuis. Eenmaal als je weet dat Jezus zelf dé Weg is, de enige toegang tot de Vader, ga je Hem vol vreugde achterna. De steile beklimming wordt nu een koninklijke weg, met de mooiste bloemen omzoomd.

    Peter D'haese o.p.
    Bron: http://users.skynet.be/hebgeloof/index.htm


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (8 Stemmen)
    24-08-2007, 00:21 geschreven door dominik  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De steile weg
    Een preek voor de eenentwintigste zondag

    1.
    Haast elke dag beluister je vragen als "Komt er bij jullie nog veel volk naar de kerk?" of "Met hoevelen zijn jullie daar nog in het klooster?" En Jezus zelf wordt bestookt met vragen als "Wie wordt gered?" en "Zijn het er velen?" of "Hoe kan het dat mensen zouden verloren gaan als God toch eindeloos goed is!"
    Maar die Jezus lijkt niet geïnteresseerd in cijfers en statistieken en nog minder in allerhande speculaties omtrent Gods omgaan met mensen. Zijn enige reactie komt hierop neer: "Span je in tot het uiterste." Elk beaat optimisme wordt weggewuifd. Hem volgen is nu eenmaal niet goedkoop.

    2.
    'Span je in!'. Inspanning, is dat geen woord dat ons hindert? Zeker als we naar hier naar de Belgische kust gekomen zijn om ons te ontspannen, om - als het de weergoden belieft - op een balkon of in een strandzetel te genieten van de zon en van een koele zeebries. We zijn hier om, vrij van vele zorgen, te rusten. Dat is je ook van harte gegund. Maar toch. Er zijn ook andere opvattingen. Er zijn er die liever hun vrije tijd spenderen aan alpinisme, steile rotswanden beklimmen en zware fysieke inspanningen leveren. Voor hen liggen ‘ontspanning’ en ‘inspanning’ dicht bij elkaar. Je bent bijvoorbeeld gefascineerd door een bepaalde sport en je hebt er alles voor over. Zo kan je ook zeggen: je houdt van iemand en je wil je helemaal inzetten voor hem of haar. Ook hier zie ik mensen die steile hoogten beklimmen.
    Ik bedoel: ouders van ‘s morgens tot ‘s avonds bezorgd om hun kleine kinderen, jongeren die hier komen met bejaarde en minder bedeelde mensen, begeleiders met een groep gehandicapten. Kortom, mensen die begrepen hebben dat voluit ‘leven’ betekent dat je leven doorgeeft. Leven is leven geven. Charles de Foucauld formuleert het zo treffend in zijn zogenaamd Gebed van overgave: "God, ik leg mijn leven in uw handen omdat het voor mij een noodzaak van liefde is mij te geven".
    De weg van de mededeelzaamheid gaat steil opwaarts maar wie liefheeft, merkt het niet eens meer. Eenmaal als Jezus en zijn levensweg zoals die in de evangelies staat uitgetekend, je gaat boeien, heb je er alles voor over, precies zoals geliefden, gehuwden voor elkaar, ouders voor hun gezin.

    3.
    Maar waar is nu die God met zijn universeel project? Met die wereldwijde tafel waar plaats wordt gemaakt voor elkeen, voor volken uit alle windstreken. God is zo goed dat ook de allerlaatste nog een zitje krijgt. Het zal van hem niet afhangen als er ook nog maar één mens aan de deur blijft staan. Maar God respecteert ons edelste bezit, onze vrijheid. God houdt van ons maar ware liefde bruuskeert nooit. De toegangspoort tot God zwaait niet automatisch open zoals aan het grootwarenhuis. Eenmaal als je weet dat Jezus zelf dé Weg is, de enige toegang tot de Vader, ga je Hem vol vreugde achterna. De steile beklimming wordt nu een koninklijke weg, met de mooiste bloemen omzoomd.

    Peter D'haese o.p.
    Bron: http://users.skynet.be/hebgeloof/index.htm


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    24-08-2007, 00:21 geschreven door dominik  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De steile weg
    Een preek voor de eenentwintigste zondag

    1.
    Haast elke dag beluister je vragen als "Komt er bij jullie nog veel volk naar de kerk?" of "Met hoevelen zijn jullie daar nog in het klooster?" En Jezus zelf wordt bestookt met vragen als "Wie wordt gered?" en "Zijn het er velen?" of "Hoe kan het dat mensen zouden verloren gaan als God toch eindeloos goed is!"
    Maar die Jezus lijkt niet geïnteresseerd in cijfers en statistieken en nog minder in allerhande speculaties omtrent Gods omgaan met mensen. Zijn enige reactie komt hierop neer: "Span je in tot het uiterste." Elk beaat optimisme wordt weggewuifd. Hem volgen is nu eenmaal niet goedkoop.

    2.
    'Span je in!'. Inspanning, is dat geen woord dat ons hindert? Zeker als we naar hier naar de Belgische kust gekomen zijn om ons te ontspannen, om - als het de weergoden belieft - op een balkon of in een strandzetel te genieten van de zon en van een koele zeebries. We zijn hier om, vrij van vele zorgen, te rusten. Dat is je ook van harte gegund. Maar toch. Er zijn ook andere opvattingen. Er zijn er die liever hun vrije tijd spenderen aan alpinisme, steile rotswanden beklimmen en zware fysieke inspanningen leveren. Voor hen liggen ‘ontspanning’ en ‘inspanning’ dicht bij elkaar. Je bent bijvoorbeeld gefascineerd door een bepaalde sport en je hebt er alles voor over. Zo kan je ook zeggen: je houdt van iemand en je wil je helemaal inzetten voor hem of haar. Ook hier zie ik mensen die steile hoogten beklimmen.
    Ik bedoel: ouders van ‘s morgens tot ‘s avonds bezorgd om hun kleine kinderen, jongeren die hier komen met bejaarde en minder bedeelde mensen, begeleiders met een groep gehandicapten. Kortom, mensen die begrepen hebben dat voluit ‘leven’ betekent dat je leven doorgeeft. Leven is leven geven. Charles de Foucauld formuleert het zo treffend in zijn zogenaamd Gebed van overgave: "God, ik leg mijn leven in uw handen omdat het voor mij een noodzaak van liefde is mij te geven".
    De weg van de mededeelzaamheid gaat steil opwaarts maar wie liefheeft, merkt het niet eens meer. Eenmaal als Jezus en zijn levensweg zoals die in de evangelies staat uitgetekend, je gaat boeien, heb je er alles voor over, precies zoals geliefden, gehuwden voor elkaar, ouders voor hun gezin.

    3.
    Maar waar is nu die God met zijn universeel project? Met die wereldwijde tafel waar plaats wordt gemaakt voor elkeen, voor volken uit alle windstreken. God is zo goed dat ook de allerlaatste nog een zitje krijgt. Het zal van hem niet afhangen als er ook nog maar één mens aan de deur blijft staan. Maar God respecteert ons edelste bezit, onze vrijheid. God houdt van ons maar ware liefde bruuskeert nooit. De toegangspoort tot God zwaait niet automatisch open zoals aan het grootwarenhuis. Eenmaal als je weet dat Jezus zelf dé Weg is, de enige toegang tot de Vader, ga je Hem vol vreugde achterna. De steile beklimming wordt nu een koninklijke weg, met de mooiste bloemen omzoomd.

    Peter D'haese o.p.
    Bron: http://users.skynet.be/hebgeloof/index.htm


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (28 Stemmen)
    24-08-2007, 00:20 geschreven door dominik  
    Foto
    Elke week een nieuwe preek
    Zoeken in blog

    Archief per week
  • 19/11-25/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs