Kille ogen, brandende blikken. Zoveel zever, zoveel moeten slikken. Wikken, wegen. Niet wagen om te wenen. Woede om wat in me woedt. Woede, want wie geen woorden spreekt is stom, dom en stil. Ik gil en ik krijs, maar ik wil geen bewijs. Geen lijst van de leegte die lustig aan me vreet. Want ik weet, dat ik steeds weer diegene vergeet. Maar lafheid lust ik wel, dus ik neem een grote beet. Beet na beet, krijg ik best wel genoeg van het beest dat me overmeesterd heeft. Huiverend haal ik de herinneringen op, huilend haat ik deze hersenloze kop. Stop. Ik krop niets meer op, ik laat het beest los.
Verwond en verbaasd, is helaas hoe ik je vond. Dit is ongezond, maar ik moet leven met de zonden. Leven met de wonden, die moeilijk terug te helen zijn. Maar elke seconde, zoek ik naar een medicijn. Om heel de hel te helen, en er weer voor u te zijn...