Kotsmisselijk. Ik word ziek van u te missen. Maar toch mag et verleden niet mijn toekomst gaan beslissen. Het is enkel wat het was. Wij. Nu is het enkel jij en ik, ik alleen, jij samen. Amen, punt uit. Einde van de rit. Laat me, ik wordt ooit wel weer rustig vind gerust mijn evenwicht.
Maar op dit ogenblik, is elke blik in je ogen. Een messteek vol vragen, waarom heb ik toch gelogen.
Geloof mij, ik verdien echt geen respect. Maar wat gij hier nu doet is toch ook niet echt perfect.
Ge doet opgewekt, glimlach opengestrekt, maar vanbinnen, weet ge goed genoeg, is er iets defect.
En da ga ni weggaan, als ge mooi blijft geloven, in een bestaan, van een blinde en een dove.
Ge wilt me ni meer horen, en ni meer naar me luisteren Ik ben misschien verloren, maar gij bent aan 't verduisteren.
Aan 't fluisteren mè mensen, die ge vroeger ni eens afkon. Ge zei da ge me haatte, ik had nooit gedacht dat da kan.
Man toch, probeer toch te snappen wat ik zeggen wil. U ni bij me hebben, is een regelrechte foltering.
Eén ding weet ik zeker, ik wil dat ge gelukkig wordt. Maar et gaat ni lukken, als ge'r u zomaar in stort.
Ge schuift de dingen op, kropt ze op en fockt ze op. Maar lost ge ze echt op, door plots anders te leven?
Dit heeft echt geen zin, want het leven duurt ni even.
Dagen, maanden jaren en misschien nog vele langer. Is da wa g'er in ziet, of maakt die zin u enkel banger?
Ik laat het hierbij, Ik val u ni meer langer lastig.
Maar als ge te snel wilt vliegen, kunde wel is lastig vallen.
Kille ogen, brandende blikken. Zoveel zever, zoveel moeten slikken. Wikken, wegen. Niet wagen om te wenen. Woede om wat in me woedt. Woede, want wie geen woorden spreekt is stom, dom en stil. Ik gil en ik krijs, maar ik wil geen bewijs. Geen lijst van de leegte die lustig aan me vreet. Want ik weet, dat ik steeds weer diegene vergeet. Maar lafheid lust ik wel, dus ik neem een grote beet. Beet na beet, krijg ik best wel genoeg van het beest dat me overmeesterd heeft. Huiverend haal ik de herinneringen op, huilend haat ik deze hersenloze kop. Stop. Ik krop niets meer op, ik laat het beest los.
Verwond en verbaasd, is helaas hoe ik je vond. Dit is ongezond, maar ik moet leven met de zonden. Leven met de wonden, die moeilijk terug te helen zijn. Maar elke seconde, zoek ik naar een medicijn. Om heel de hel te helen, en er weer voor u te zijn...
De gedachtengang is lang, en toch loop ik in een doolhof.
Ik dool zonder doel, ik wil weg uit deze oorlog die diep vanbinnen brandt langs de wand van de waanzin. Maar ik breek vanbinnen, dus ge zult geen traan zien.