Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
07-11-2022
Een sesquizygotische tweeling
Angèleke is een klein scharminkeltje op wie ik in mijn puberteitsjaren nog verliefd ben geweest en die ik na zovele jaren ontmoet heb, in het vaccinatiecentrum. Ik had haar
niet herkend, zij mij wél. Zij heeft er, op zijn zachts gezegd, een flink stuk van haar vroegere schoonheid bij ingeschoten. Vooropgesteld dat er bij mij ooit van schoonheid sprake is geweest, moet zij van mijn persoontje
iets dergelijks gedacht hebben. Ze is exact vier jaar jonger dan ik, amper vier jaar, en dus de pensioengerechtigde leeftijd ook al lang voorbij. Dat ze haar actieve loopbaan doorgebracht heeft als laborante in een fertiliteitskliniek
is mij niet onbekend. Ik nodigde haar uit om samen een koffie te gaan drinken. We hadden een aangenaam gesprek over hoe het ging met de gezondheid en hoe het ging met de eventuele kinderen en kleinkinderen en waar we woonden,
en ik moet toegeven dat er in de loop van het gesprek flarden naar boven kwamen van de fysieke aantrekkelijkheden van het prille maagdelijke Angèleke. Tot ik vond dat de tijd gekomen was voor een grap, een raadseltje,
eentje dat als geknipt was voor een gewezen laborante in een fertiliteitskliniek: kan jij, mijn beste Selleke - ik zei weer Selleke zoals ik dat vijfenzestig jaar geleden altijd al deed - verklaren hoe twee kinderen,
die op dezelfde dag geboren zijn en dezelfde natuurlijke vader en moeder hebben, toch geen tweeling zijn? Ze lachte fijntjes, ze hoefde er niet eens over na te denken: t zijn er twee van een drieling zei
ze. Ik stond perplex, nooit eerder had iemand mijn vraag correct beantwoord...
- Zal ík nu eens een vraag stellen? vroeg ze. Weet jij wat een anderhalf-eiige tweeling is?
Ik wist het niet, en ik liet het haar uitleggen.
- Zoals je weet is een één-eiige tweeling het resultaat van de bevruchting, door één spermacel, van één enkele eicel, dewelke zich daarna
in twee heeft gedeeld, met als resultaat een identieke tweeling, hetgeen dus onder andere inhoudt dat beiden, per definitie, van hetzelfde geslacht zijn. Een twee-eiige tweeling ontstaat als een vrouw bij een maandelijkse
eisprong niet één maar twee eieren produceert, dewelke door twee verschillende spermacellen worden bevrucht, dewelke daarenboven niet eens van dezelfde donor afkomstig hoeven te zijn. Het gaat hier om niet-identieke
tweelingen, die niet méér op elkaar lijken dan broer en zuster - of nog minder, in het zeer zeldzaam geval van twee verschillende vaders.
Tot hiertoe was Sellekes uitleg klaar en duidelijk geweest, met begrip voor mijn gevorderde leeftijd en wellicht minder voor het feit dat dit voor mij, gezien mijn medische studies
van weliswaar vijfenzestig jaar geleden, basiskennis diende te zijn. Maar, hoe zat het nu met de anderhalf-eiige tweeling?
- Men heeft steeds gedacht dat een eicel nooit meer dan één spermacel kan toelaten. En nochtans... In de medische wereldliteratuur zijn twee gevallen beschreven waarbij
bevruchting van één eicel door twee spermacellen geleid heeft tot een tweeling, een één-eiige - met één moederkoek dus - doch allesbehalve identiek en ook niet noodzakelijk van hetzelfde
geslacht. Twee bewezen gevallen. Omdat een één-eiige tweeling identiek hoort te zijn heeft men de naam anderhalf-eiige tweeling bedacht, een zonder meer slecht gekozen naam, die door
specialisten ter zake het liefst vermeden wordt: zij noemen het een sesquizygotische tweeling.
Een mooie naam dus voor iets wat uiterst zeldzaam is: amper twee keer voorgekomen in al die eeuwen dat het mensdom bestaat!? Maar... ís het wel zo zeldzaam? Zijn er niet een
aanzienlijk aantal gevallen onopgemerkt gebleven? Selleke vindt het een terechte opmerking van mijnentwege. Ze vindt mij een interessante gesprekspartner. We zullen elkaar nóg ontmoeten...
Zou Selleke beseffen wat een dienst ze mij heeft bewezen? Hoe ze mij in staat heeft gesteld te herstellen van een aantal slapeloze nachten? De zaak zit zo... Over enkele weken geef
ik een voordracht - aan de universiteit nog wel! - over een onderwerp dat het midden houdt tussen de geneeskunde en de Griekse mythologie. De zwangerschap van Leda, de koningin van Sparta, zal aan bod komen. Leda was zwanger
van de oppergod Zeus, die haar benaderd had in de gedaante van een zwaan - remember Leda en de Zwaan - en tegelijkertijd was ze zwanger van haar echtgenoot, koning Tyndareos. Toen haar tijd gekomen was baarde
zij twee eieren. Uit het ene ei kwamen twee - goddelijke - kinderen, van wie Zeus de vader was: ze waren van verschillend geslacht, namelijk Helena - dé Helena van Troje - en Pollux. Uit het andere ei kwamen de twee
kinderen van Tyndareos, eveneens van verschillend geslacht, zijnde Klytaimnestra - die de vrouw van Agamemnon zou worden - en Kastor. Twee één-eiige tweelingen dus, waarbij zowel de ene als de andere van verschillend
geslacht waren. Daarover zullen mij vragen gesteld worden tijdens het vragen-kwartiertje en ik zag mij niet in staat daar een plausibel antwoord op te geven. Ik zou alleen kunnen antwoorden hebben: goede vraag.
Het angstzweet brak mij al uit, telkens als ik er aan dacht. Maar nu is dat dus over. Het waren twee sesquizygotische of anderhalf-eiige tweelingen! Ik leef nu onbevreesd toe naar de dag van mijn optreden. Dank je duizend
keer, Selleke.
De Vlaamse gezinnen waar geen scheurkalender "De Druivelaar" aan de muur hangt zullen ongetwijfeld dun gezaaid zijn. De Druivelaar 2023 (nu reeds te koop) staat in het teken van Herakles, de grootste held uit de Griekse mythologie. Het blaadje aan het begin van elke maand brengt het verhaal van één van de twaalf werken van Herakles. Elk verhaal is fraai geïllustreerd. Het verhaal is van mijn hand. De illustratie is van Roger Tack, die de vader is van... Chris Tack. Dwars door Grijsloke heeft hier dus een stevige vinger in de pap.
De Druivelaar 2023: in het teken van Herakles.
Of is het een Griekse wijsgeer?
1994: Dwars door Grijsloke
Voor Grijsloke was 1994 het jaar van Herakles! U dient te weten dat van 1991 tot 1996 (de gouden jaren van Dwars door Grijsloke) onze loopkoers in het teken stond van de Panhelleense Spelen (waarvan
de Olympische er één van waren). Telkenjare was er voor alle deelnemers een medaille voorzien met de beeltenis van de Griekse god ter wiens ere de Spelen werden gehouden die dat jaar in de belangstelling stonden.
De Heraklesmedaille 1994
Bij elke medaille hoorde ook een brochure van 16 paginas met het mythologisch verhaal dat aan de basis lag van de desbetreffende Spelen. De vijf brochures werden ook opgenomen
in het boek Grijslokes Olympiade dat in 1997 werd uitgegeven en dat deze roemrijke periode behandelt, die zijn apotheose kent in 1996 met de deelname aan Dwars door Grijsloke van twee van de belangrijkste Griekse
goden in hoogsteigen persoon: Athena en Apollo. Hoe die het er van afgebracht hebben staat in geuren en kleuren verteld in het boek, en er is ook het verhaal van de 32 leden van onze club die in dat Herakles-jaar
1994 naar Griekenland togen om daar de Panhelleens Spelen te doen herleven in de oorspronkelijke stadions, evenals de klassieke dramas in de antieke theaters.
Het boek "Grijslokes Olympiade" (112 p., 1997)
Didier Libbrecht, in de rol van Herakles, richt een dodelijke pijl naar de kentaur Nessos (onzichtbaar op de foto). Het drama speelt zich af een de oevers van de woeste Evvinos-rivier, tijdens de voorbereidende Griekenlandreis in 1993.
In het Heraklesjaar (1994) was het Daniël Malfait die de rol van de grootste Griekse held op zich nam. We zien hem hier met de kenmerkende attributen: de knots en de leeuwenhuid met op zijn hoofd de kop van de leeuw die zo te zien een vreselijke tic van de knots moet geïncasseerd hebben...
Zaterdag 27 augustus 2022: Dwars door Grijsloke is uit zijn coronaslaap herrezen. Niet meer het kolossaal aantal deelnemers en niet meer de ronkende namen van dertig jaar geleden, maar een vlekkeloze
organisatie en nog steeds Vlaanderens mooiste.
Mijn geluk kan vandaag niet op: een kind van eigen bloed, dat twee jaar in coma heeft gelegen, is terug. Springlevend. Ik loop Jan Deseyn tegen het lijf, een dorpsgenoot. Op één of twee
uitzonderingen na heeft hij deelgenomen aan alle edities van Dwars door Grijsloke. Hij heeft honderd marathons gelopen. Of zouden het er honderd-en-één kunnen zijn? Die honderdste marathon bleek achteraf drie
kilometer te kort te zijn en ten einde met zichzelf in ´t reine te komen heeft Jan er dan nóg meer één bij gedaan. Jan Deseyn is... tweeëntachtig geworden in juli! Dit is één maand
jonger dan ik, en ik loop al minstens tien jaar niet meer. Vandaag neemt hij deel aan de wedstrijd over 6,7 km. Hij eindigt op de 169e plaats, er zijn er nog dertig achter hem. We drinken samen een pint na de wedstrijd. Zijn
dochter is in de 12,8 km als eerste dame geëindigd. Goede genen liegen niet...
Er waren in totaal, de kinderreeksen meegerekend, zes loopwedstrijden. Van elke wedstrijd kwamen de eerste drie van beide geslachten op het ereschavot. Dat maakt zesendertig gelauwerden in totaal.
De jongste kleuters stonden al even fier en gelukkig als de oudere atleten te pronken met hun zwaar bevochten trofee
r
Wie durft nu nog beweren dat de toekomst van Grijsloke niet verzekerd is?
Ik herinner mij niet dat in Grijsloke ooit groter meesterschap aan de dag werd gelegd dan door de winnaar van de 6,7km. Zijn voorsprong bedroeg ei zo na twee minuten, 1'58 om precies te
zijn. En óf de jongeman gelukkig was met zijn prestatie! Na de aankomst viel hij neer op de knieën en kustte het asfalt, minutenlang: een ontroerende en hartverwarmende scène. Zou hij beseffen hoe blij
hij ons allemaal gemaakt heeft?
Voor dié zou ik mijn eten laten staan zei mijn beste vriend, toen een jonge dame het podium beklom om gehuldigd te worden als de nummer drie in de 18,9 km. Een weergaloze schoonheid
van Afrikaanse origine. Hij bracht onder woorden hetgeen ik net aan het denken was: wij zijn vijftig jaar te vroeg op deze wereld beland...
En wie er ook is komen opdagen: Lucien Van Lancker! In de glorierijke beginjaren van de loopkoers waren wij beiden het boegbeeld van Dwars door Grijsloke. Hij is nog enkele jaren ouder dan ik. Waar
is de tijd, zeg ik, dat wij het voor het zeggen hadden in Grijsloke. Blij dat het niet meer hoeft, zegt hij. Tja, we zijn beiden een beetje uitgeblust, maar dat ons werk voortgezet wordt stemt ons blij te moede. De koers heeft
ons in ´t verleden een hoop stress bezorgd, maar ook intens genot, dat nog steeds nazindert. De nacht die volgde op de 4e Dwars door Grijsloke beletten de doorgestane emoties mij de slaap te vatten. Die nacht heb ik een
verhaaltje geschreven: Wondjes likken na Dwars door Grijsloke. Het is te lezen op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=321 .
Vijfenzestig jaar geleden! Jef Van Duyvenbode en ik, we zaten samen in dezelfde klas, het zesde middelbaar. Bij ons zat ook Vera Candaele, met voorsprong het mooiste meisje van de klas. Jef en ik
waren allebei smoorverliefd op Vera en we schreven gedichtjes voor haar: ik slechts één, Jef ongetwijfeld meerdere. Zij koos voor Jef en later heb ik vernomen dat Jef en Vera een getrouwd koppel geworden zijn.
Háár heb ik niet meer teruggezien. Jef een keer of vier, tijdens alumnivergaderingen van de universiteit. Ik heb nooit nagelaten te vragen hoe het met Vera ging en of hij haar mijn groeten wilde overbrengen.
Zij woonden in Mannekensvere, een deelgemeente van Middelkerke. Over Vera praatte hij met mij niet graag, dat was duidelijk. Ik had het gevoel dat hij in mij nog steeds een rivaal zag. Ik zocht en vond in de telefoongids het
adres van het echtpaar Van Duyvenbode-Candaele en ik heb meermaals een kaartje gestuurd met Nieuwjaar, en niet iedere keer eentje teruggekregen.
´t Is nu al een jaar of tien geleden dat ik Jef voor het laatst gezien heb. Uit goed ingelichte bron verneem ik dat hij en zijn vrouw nog steeds op hetzelfde adres wonen en in goede gezondheid
zijn. Bij een recente opruimactie heb ik een oud, vergeeld notitieboekje gevonden met geboortedata, ook die van Vera: vorige week is ze drieëntachtig geworden. Ik heb mij verstout haar aan kaartje te sturen met gelukwensen
en daarbij een gedichtje....
Vera Canipopoulos
(vrije bewerking van het gedicht Vera Janacopoulos van Jan Engelman)
Veralief, wat doet gij mij toch aan?
uw tepelveld is volle maan
mijn wangen gaan weer blozen
ik gaf u gaarn in davondstond
een zoentje op uw zwoele mond
met scheerschuim en met rozen
ik zie het met mijn ogen dicht
van binnen brandt bij u een licht
ik zit op hete kolen
laat nu maar de gitaren los
en alle vogels in het bos
k lap alles aan mijn zolen
Ik kreeg geen bedankje voor de verjaardagskaart, wel een reactie van Jef op mijn gedicht, in mijn mailbox:
Hoe ouder de bok hoe geiler... Vera beschouwt uw ontboezeming als ongewenste intimiteit. Ik sta verstomd dat zulke dingen in u opkomen.
Waar het hart van vol is loopt de mond van over. Ik weet niet meer hoe ik dit moet benaderen. Overigens moet ik u meedelen dat mijn relatie met Vera op een andere basis steunt, wars van alle heetgeblakerde kalverliefde, veel
schoner en waardevoller in een hoger geestelijk welzijn.
Hoe de eerste vier zinnen dienen geïnterpreteerd te worden laat ik over aan de aandachtige lezer en... staat het mij vrij te twijfelen of de 83-jarige Vera mijn gedicht heeft gelezen? Het gedicht
van Jan Engelman konden we anders wel smaken toen we op de schoolbanken zaten en onze leraar vertelde dat het behoorde tot het kruim van de Nederlandstalige poëzie. Wat de laatste zin betreft: Jef vertoont hier de tekenen
van iemand die zijn topniveau bereikt heeft, zegge zijn incompetentieniveau, of kortweg zijn niveau (cf. Laurence J. Peter, The Peter Principle, ). Hierbij vervangt de persoon de prestatie door
het imago. Zo kan een onbekwame werker voordrachten houden over de waarde en de adel van de arbeid, een onbekwame ruimtevaarder zou science-fiction-verhalen kunnen schrijven, een falende minnaar zou zich kunnen uitlaten in
lyrische ontboezemingen betreffende de platonische liefde.
Het is geen absolute noodzaak, maar toch... ik zou graag eens weten hoe Vera er nu uitziet. Oude liefde roest niet, placht men te zeggen.
Samen met in ´t bijzonder zijn dierbare echtgenote Rosette, die één van onze trouwste clubleden is, herdenkt Loopclub Grijsloke dit
jaar Johan Dhaene ...
Dwars door Grijsloke is terug, na een onderbreking van twee jaar (corona!): op 27 augustus, de 40e Dwars door Grijsloke. Exact vijf jaar geleden, op 27 augustus 2017, overleed één van
de voortreffelijkste leden van de Loopclub: Johan Dhaene. In het sept/okt nummer van dat jaar (nr 5, jg 36) heb ik toen een in memoriam geschreven voor mijn goede vriend onder de titel Vaarwel Daantje.
Het staat nog steeds te lezen op mijn blog: www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3016377.
Op haar facebookpagina brengt zus Trees een ode aan haar geliefde broer, naar wie haar gedachten nog iedere dag uitgaan (cf., www.bloggen.be/pierpont/archief/php?ID=3297465). Mijn broer mag niet vergeten worden, zegt Trees. Het was zijn grote vrees: vergeten worden...
Zijn foto prijkt op pag. 1 van mijn boek Vlaanderens mooiste, de geschiedenis van Dwars door Grijsloke vanaf het prilste begin tot het jaar 2016 (cf. www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3296028)
En ik heb nog een idee, Trees, dat er moet toe bijdragen om Johan nooit te vergeten: in de loopclub heb ik het weliswaar al meer dan twintig jaar niet meer voor het zeggen, maar ik kan wel nog een voorstel doen...
In de zomer van 1979 trok een huis in het Gentse Patershol de aandacht van Stefan Hertmans. De blauweregen hing bestoft neer, maar de geur trof hem diep en bracht hem terug naar
zijn kinderjaren. Hij kocht het pand in een opwelling. Verbijsterend was de ontdekking dat de vroegere bewoner een sser was geweest. Pas nadat Hertmans het huis twintig jaar later had verkocht ging hij op zoek naar
wat er zich tijdens de oorlog had afgespeeld. Het is onbegrijpelijk, schrijft hij, dat alles wat ik toen al had kunnen weten of tenminste toch vermoeden, zo gedachteloos aan mij voorbij had kunnen gaan"
Deze tekst staat achteraan op de cover van het boek De Opgang van Stefan Hertmans, één van onze meest geprezen eigentijdse Vlaamse schrijvers. Ik kreeg het boek voor mijn tweeëntachtigste verjaardag op 4 juni. De hoofdrol is weggelegd voor Willem Verhulst (de sser), maar een zeer grote rol speelt ook de plááts waar het verhaal zich afspeelt, in het noord-oostelijk gedeelte van het Patershol, waar de schrijver twintig jaar lang, zonder enig vermoeden, gewoond heeft: Drongenhof nummer 24. Ik moet bekennen dat dát stukje Gent mij helemaal onbekend was. Het belendend Sluizeken en Oudburg kende ik slechts van naam...
Ik kan niet wachten tot 18 augustus, de dag waarop ik na mijn stroke weer mag beginnen autorijden, om dit deel van Gent te verkennen. Gelukkig is er de trein en op 30 juni is er in de aula van de universiteit de viering van het emeritaat van professor Anne Depaepe, gewezen rector van de UGent. Ik behoor tot de genodigden en er valt best iets te combineren: Patershol in de vóórmiddag, Anne Depaepe in de námiddag.
Op de trein stapt een man mijn coupé binnen en stopt mij haastig een kaart in de handen. Op de kaart staat dat hij een arme sukkelaar is, die dakloos is, honger en dorst lijdt en kou in de winter, en dat hij straks weer langs komt en o zo dankbaar zal zijn als ik hem een centje zal toestoppen en dat God het mij zal lonen. Ook de andere reizigers krijgen zon kaart toegestopt. Geen vijf minuten later - ik ben met mezelf aan ´t overleggen of ik zal pogen de beloning van de Allerhoogste in de wacht te slepen - komt een corpulente maar vooral stevig uit de kluiten gewassen treinconductrice het coupé binnengestormd. Ze heeft de man bij de kraag met haar stevige knuisten. Met haar knieën bewerkt ze zijn onderrug en ze laat een krachtige Franse vocabulaire op haar prooi neerkomen: défendu, ramasser, quitter le train... Ze laat het slachtoffer haastig enkele van de uitgedeelde kaarten terugnemen, vooraleer de trein halt houdt in De Pinte. Als de trein weer vertrekt zie ik de sukkel op het perron staan, alsof er niets gebeurd is. Misschien waagt hij straks opnieuw zijn kans...
En dan komt dat beeld mij nog eens voor de geest van die conductrice van de nachttrein van Moskou naar Sint-Petersburg, anno 1985: een fort, ter grootte van een olifant. Ze maakte mij erop attent dat mijn valies de doorgang in de trein versperde en thuishoorde in het bagagerek. Maar het valies was te zwaar en ik kreeg het niet voor elkaar. Toen heeft ze zelf de klus voor mij geklaard. Met één hand...
Vanaf het Sint-Pietersstation is ´t Patershol vlot te bereiken met tram één. Afstappen aan ´t Gravensteen en dan de Kraanlei. Waar we gewoonlijk rechts afslaan om ons via de brug over de Leie naar het plein van de Dulle Griet te begeven en zo verder naar de Vrijdagmarkt waar Jacob van Artevelde nog steeds heer en meester lijkt te zijn, stappen we nu rechtdoor. We zijn in Oudburg. Hier zou eeuwen geleden een oude burg hebben gestaan, vooraleer de nieuwe gebouwd werd wat verderop: het Gravensteen. Wat een feestelijke omgeving: cafeetjes, snackbars, restaurants...! De Oudburg eindigt aan ´t Sluizeken en de Krommewal, die alle een rol toebedeeld krijgen in het boek van Hertmans, maar de belangrijkste rol is weggelegd voor het Drongenhof, de laatste zijstraat van den Oudburg, waar Willem Verhulst, de collaborateur heeft gewoond, in het nummer 24, met zijn vrouw Mientje, die hij niet trouw is gebleven en zijn drie kinderen Adriaan, Letta en Suzy. En waar later de schrijver Stefan Hertmans twintig jaar lang heeft gewoond, zonder te weten welke beruchte Vlaming hem daar was voorgegaan. En zonder te weten dat één van zijn professoren aan de Gentse universiteit - Adriaan Verhulst - de zoon was van Willem Verhulst, de flamingant wiens idealisme zo dramatisch uit de hand is gelopen.
Ook nu hangt aan het huis nummer 26 de blauweregen (bestoft) neer.
Een kwartiertje lopen is het van hier tot aan de aula. Maar ondertussen heb ik nog ruim de tijd voor een etentje in de Donkersteeg en voor een bezoek aan de Wapy, op de hoek van de Heilige Geeststraat en de Bennesteeg, op een steenworp van mijn eerste studentenkot. De Wapy was toen een huis van lichte zeden en recht ertegenover was nog een dergelijk huis, De Lantaarn - er waren er toen meerdere in die buurt. In de Wapy zat Mireille, vóór het raam, met blote borsten. Op een nacht werd ze vermoord, samen met haar collega uit de Lantaarn: De dubbele moord in de Bennesteeg, die voor zover mij bekend onopgelost is gebleven, en waarover ik schrijf in mijn boek Commilitones (pag. 180-182). De Wapy heeft sindsdien talrijke bestemmingen van andere aard gekregen en wellicht zullen maar weinigen zich herinneren dat het ooit De Wapy is geweest. Op de foto zit een man met zijn rug naar de vitrine gekeerd, waarachter sexy Mireille zat, met aan de muur boven haar hoofd een kruislieveheer...
In de aula is veel schoon volk aanwezig, ter ere van Anne Depaepe. En er staan voordrachten op het programma. Drie uur hebben de voordrachten geduurd. Als één van de laatste sprekers was Herman Decroo aan de beurt, gewezen kamervoorzitter en vice-premier, tevens papa van onze huidige eerste minister. Hij heeft de vader van de gevierde goed gekend: Placide Depaepe. Placide is nog burgemeester van Gent geweest en ook nog minister van Sociale Voorzorg. En even was die lieftallige Anne Depaepe mij iets minder sympathiek voorgekomen. Fille à papa? Volkomen onterecht overigens. De beloning voor die drie uur gedwee luisteren en minuten handgeklap was een puike receptie in het perystilium van de aula: een hapje en een drankje. Ik raakte in gesprek met een bescheiden dametje, dat daar net als ik, ook alléén was. Ik schatte haar vooraan in de veertig, maar achteraf gezien moet ze een flink stuk ouder geweest zijn. Ik had heel vaag de indruk dat ik haar al eerder ontmoet had. Ik vroeg of ze ook in de medische branche zat. Had ze maar gezegd dat ze de vrouw was van Paul Van Cauwenberghe die van 2005 tot 2013 rector is geweest van de universiteit, twee volle ambtstermijnen... Daar kwam Paul al opdagen. Is hij braaf geweest? vroeg hij, op mij doelend. En, ´t is zo´n deugniet, voegde hij er nog aan toe. We kennen elkaar al heel lang, Paul en ik, en ik denk dat we elkaar erg sympathiek vinden. En dan was er nog Denis Clement, professor emeritus in de cardiologie en gewezen deken van de medische faculteit. Hij was in het gezelschap van twee vriendelijke dames die mij allebei schenen te kennen. Eén van hen moet zijn echtgenote geweest zijn - waarom toch ben ik zo slecht in het herkennen van namen en gezichten? Denis en ik zijn allebei van de lichting 1965. Hij was één van de allerknapsten van dat jaar. Ieder jaar grote onderscheiding. Ik daarentegen ben nooit verder geraakt dan voldoening, zij het telkens in de eerste zittijd. Hij heeft het ver geschopt in de academische wereld, ik slechts tot bescheiden keel-neus-oorarts. En wie soms mocht denken dat Denis een droge wetenschapper is, heeft het verkeerd voor. Zijn muzikaal talent is onvolprezen. Hij is de stichter en de leider van het befaamde Denis Clement Quintet. Net als ik tweeëntachtig, maar met het einde nog lang niet in zicht.
De terugreis. Op de trein naar Oudenaarde komt in De Pinte een jongeman mijn coupé binnen. Hij kan vijftien geweest zijn, of twintig, of iets daartussenin. Hij neemt plaats schuin tegenover mij, zijn zwaar geschoeide voeten, de voetzolen met ijzers beslagen, op de met velours beklede zetels. Ik kijk hem vluchtig aan, zonder de minste zweem van afkeuring. Hij schijnt te willen zeggen: zeg daar nu eens wat van. Ik durf niet, zit de hele tijd mijn Metro-krantje te lezen, zonder hem aan te kijken, hoe hard hij ook zijn best doet om mijn aandacht te trekken. Hoe immers kijk je zo iemand aan: met een afkeurende blik of met een blik van verstandhouding? En alles wat daartussen ligt is vatbaar voor verschillende interpretaties en ik heb geen zin in een stuk staal tussen mijn ribben. De trein rijdt blijkbaar door tot Ronse, als ik uitstap in Oudenaarde blijft hij zitten, niet na eerst zijn been van de bank tot in de middengang te laten afglijden, waardoor ik lichtjes struikel. Ik zeg pardon...
Een fles wijn en een overheerlijke mokkataart, dat is wat mijn lieve attente vrouw had klaargezet op de salontafel. Voor mijn verjaardag, de tweeëntachtigste al !
- Dokter Bourgeois heeft mij de alkohol verboden, zei ik.
- Kom nou, één enkel glaasje op je verjaardag zal toch zeker geen kwaad kunnen. En daarenboven - dat weet ik wel zeker - heeft hij alleen maar het bier verboden.
- Omdat hij weet dat ik geen wijn lust. Zo goed kent hij me wel: we zijn jaren lang collegas geweest.
Paul Bougeois en ik, we hebben elkaar menigmaal ontmoet op recepties, waar ik dan de enige was die vroeg of ik in de plaats van een glas wijn misschien ook een biertje kon krijgen. Verzoek
dat altijd ingewilligd werd. Mijn ingewanden verdroegen geen wijn, ik kon de smaak niet appreciëren en het brandde in mijn maag als azijn. Uitzondering gemaakt voor een zoet Rijn- of Moezelwijntje. En ja, een glaasje
Liebfraumilch, dat ging er nog wel in. En toch, in mijn kelder staan behoorlijk wat wijnflessen, de meeste minstens tien jaar oud. Allemaal gekregen, gratis. Nu ja, gratis... U moet weten dat ik tijdens mijn actieve
jaren tientallen voordrachten heb gegeven voor verenigingen allerhande, het meest service-clubs. Ik heb er nooit een cent voor gekregen, en ook niet gevraagd, al zou ik nooit een attentie in de vorm van een geschenk
in natura geweigerd hebben, als vergoeding voor de uren voorbereidend werk en de verplaatsingskosten. Ik herinner mij niet dat het geschenk in natura ooit iets anders is geweest dan... een fles wijn. Ik heb nooit durven zeggen
dat ik geen wijn lusttte. Tact...
- Toch zal ik deze fles nu openmaken, zei ze.
Ik bekeek het etiket op de fles: een vin de Bourgogne van 2007. Was de houdbaarheidsdatum niet overschreden?
- Geen sprake van, zei ze. ´t Is een klassewijn, een premier cru, en die wordt alleen maar béter met ouder worden.
Ze schonk twee glaasjes uit. En ik... ik zette er één aan de lippen. ZUUUR ! Dit was erger dan pure azijn! Mijn mond stond in brand, mijn lippen ook. Gelukkig had ik maar
een heel klein slokje genomen, anders was het met mij wellicht nooit meer goed gekomen. Mijn vrouw nam ook een slokje. Ook zij vond de wijn wel erg zuur. Aan de wijn kon het niet liggen maar wel aan onze kelder die niet geschikt
was om een premier cru te bewaren. De godendrank werd doorgespoeld in het toilet. Even was ik bang dat de zure wijn het email van de WC-pot zou aanvreten. De lege fles werd in de wachtrij geplaatst voor de glascontainer.
In de wachtrij voor de glascontainer
Ik bekeek nogmaals het etiket: Nuits-Saint-Georges, 1er cru. Er begon mij iets duidelijk te worden. Had ik niet ooit een verhaaltje geschreven waarvan de titel luidde Nuits-Saint-Georges? Jazeker! Het is gedateerd 3 oktober 2012 en het prijkt op de pagina´s 83 t/m 86 van mijn Derde Blogboek (ondertitel: Zwanzerij) - kijk dat maar even na, u hebt het wellicht in uw boekenkast staan. Die fles was mijn beloning voor een voordracht voor de leden van een club die zich inzet voor het goede doel. Ik schroomde mij om die fles aan te nemen en ik beloofde, na bedankt te hebben, dat ik de fles zou schenken aan... het goede doel.
Op ´t einde van mijn verhaal schrijf ik: Ik zal de fles schenken aan een goed doel, das beloofd. En ´t komend jaar mogen ze mij zeker wéér vragen. Helaas, ik ben mijn belofte niet nagekomen. Tot mijn scha en schande. En, voor zover ik mij kan herinneren, ´t jaar erna hebben ze mij niet gevraagd.
Is het u, waarde lezer, ooit overkomen - wellicht wel - dat u niet op de naam kon komen van iets of iemand waarmee u nochtans goed vertrouwd bent? U zou het duizend keer zeggen
maar, hoe hard u ook uw best doet, het wil u maar niet te binnen schieten. En dat dit verschijnsel zich merkwaardigerwijze haarhaaldelijk voordoet bij één en dezelfde persoon of zaak? Wat u nodig hebt is een
geheugensteun, in de vorm van een mnemotechnisch middel. Ziehier... U maakt een associatie tussen de persoon (of het ding) waarvan de naam u bij herhaling niet te binnen schiet, en iets of iemand anders met een
gelijkluidende naam... Ik geef een voorbeeld... Stel dat ik de naam van de pastoor van ons dorp - pastoor Schollaert - bij herhaling moeilijk kan oproepen uit mijn geheugen. Heeft de pastoor een rode neus? Of heeft hij een
dikke buik? Of kan ik mij voorstellen dat hij met meer dan normale gretigheid aan zijn miswijn slurpt? De associatie is snel gemaakt. Zie ik onze pastoor, dan denk ik schol en dan komt ´s pastoors achternaam
er, binnen de seconde. Het mnemotechnisch middel heeft zijn werk gedaan. En hier past misschien een ethymologisch intermezzo...
Mneme is Grieks voor herinnering. Boeiend wordt het als ik u vertel dat Mnemosyne in de Griekse mythologie de godin was van het
geheugen, van de herinnering. Zij was één van de twaalf titanen-kinderen van het oergodenpaar Gaia (de aarde) en Ouranos (de hemel). Haar broer Kronos en haar zuster Rhea waren de ouders van de oppergod Zeus, met wie zij eens negen nachten achtereen het bed deelde. Uit die vereniging van Zeus met zijn tante Mnemosyne zijn de negen Muzen gesproten.
Ziedaar...
Maar waar het mij écht om te doen is: ik wil u mededeling doen van de vijf mnemotechnische middelen die mij in mijn leven van veel nut zijn geweest, of nog steeds zijn. Zij
zijn ten getale van vijf:
Toen ik, jaren geleden, nog niet écht oud was en nog iedere zondagmorgen ging joggen met de club, had ik een alleraangenaamst trainingsmaatje: Nathalie. En ofschoon ik
haar goed kende, ik slaagde er maar niet in haar naam te onthouden. En toen ik haar dat op een dag bekende zei ze dat Nathalie toch niet zo´n moeilijke naam is en dat Gilbert Bécaud een bekend liedje
over haar had gemaakt: mon guide Nathalie. Sinds die dag is het niet meer voorgekomen dat ik op haar naam niet kon komen, al duurde het soms wel een volle seconde, de tijd die nodig was om de omweg te maken via
Gilbert Bécaud en mon guide. De laatste jaren zien we elkaar helaas niet meer, maar haar naam vergeet ik nimmermeer: mon guide Nathalie.
Pampérigouste. In deze résidence (dorp?) woonde ten tijde van Alphonse Daudet ene notaris Honorat Grapazi. Hij was het die de verkoop geregeld heeft van de beroemde
molen van Daudet: de Gaspard Mitifio au sieur Alphonse Daudet. Pampérigouste, het dorp in de Provence, hoe idyllisch vond ik dát! Maar het was jammer genoeg één van de woorden waar
mijn brein geen affiniteit mee had. Met Honorat Grapazi en Gaspard Mitifio was er geen vuiltje aan de lucht, maar de residentie Pampérigouste wilde er maar niet in. Tot ik het mnemotechnisch middel gevonden had: pamper! Ik stelde mij Honorat Grapazi voor als een stokoude en lichtjes incontinente notaris. En zo kwam ik telkens uit bij pampers en ... Pampérigouste. Groot
was mijn teleurstelling toen ik vernam dat Pampérigouste niet echt bestaan heeft, dat het een résidence imaginaire was. Ik ben mij daarna zelfs gaan afvragen of die hele molen niet verzonnen was.
Ware het niet dat ik hem drie keer bezocht heb - met eigen ogen gezien - en dat er een foto van de molen hangt in mijn slaapkamer...
De pincode van mijn eerste bankkaart was 3824. Ik had die geleend van het telefoonnummer van mijn moeder zaliger. Ik belde haar bijna dagelijks en het nummer zat in mijn hersenen
gebeiteld: 293824. Telkens als ik mijn pincode ergens diende in te geven moest ik in mijn hoofd het telefoonnummer opdreunen. Anders zou het niet gelukt zijn. Mijn mnemotechnisch middel was hier dus29....
Firmin en Lieven Colardijn waren twee kunstschilders, afkomstig uit Kortrijk, die in het midden van de vorige eeuw naar Tiegem (een deelgemeente van Anzegem) zijn komen wonen.
Ze lieten er allebei een villa bouwen, bovenop de Tiegemberg: villa Maenemin (Firmin) en villa Zonnekracht (Lieven). Firmin ligt begraven op het kerkhof van Tiegem; op zijn graf staat een standbeeld door zijn broer gemaakt.
Over hen en over een tiental andere grote kunstenaars die Tiegem in die glorietijd bevolkt hebben, heb ik twee cursiefjes geschreven (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3179936 en www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3180129). Ik kon hun namen zo voor de vuist opdreunen: Huys, Stientjes, Vandewoestijne, Desaedeleer, Mulders, Moortgat... . De naam Colardijn wilde echter nooit lukken. Tot de berg waarop ze beiden woonden
te hulp kwam. De bergen in de Tour de France worden col genoemd. Mijn geheugensteuntje wás er: van col naar Colardijn was een poepsimpele stap.
En dan is er nog die Griekse boekhandel in Athene, niet ver van het Syntagmaplein. De grootste boekhandel van Griekenland, naar men zegt. De naam: Eleftheroudakis. Niet onoverkomelijk
moeilijk te onthouden. Zeker niet voor wie een beetje Grieks kent en weet dat eleftheria vrijheid betekent. Voor mij evenwel een onmogelijke opdracht. Tot ik enkele jaren na mijn eerste bezoek aan Athene en zijn
befaamde boekhandel een groep schoolkinderen zag ronddartelen in de Eleftheroudakis. Des élèves zei een Waalse vriend die mij vergezelde. Elève-Elefteroudakis: de associatie is mij altijd
bijgebleven...
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.